ll~ lll~
f4,lJ tunnel engineering eens
.ult ant s
SPECIFICATIE BRANDBLUSINSTALLATIE VeOR AUTOTUNNELS OP DRUKGEHOODEN SYSTEEM
'rEG v.o.f.
Tunnel Engineering Consulta!
SPECIFICATIE ELEKTRO-MECHANISCHE INSTALLATIES BRANDBLUSINSTALLATIE Nieuwegein, 1 juli 1992
lts
Aandachtspunten: -
keuze materialen leidingen vorstbeveiliging/isolatie naderingsachakelaar, poederblusser beveiligingen installatie test vulsnelheid reservoir max 24 uur noodbedrijf definitief bedrijf
blz blz b1z blz blz blz blz
1-50-4/9/10 1-50-4-16 1-50-518
1-50-12 1-50-15 1-50-2
1-50-16/17
I.~
Il~
I - 50 - 1
51
BRANDBLUSINSTALLATIE
51.1
Tekeningen
11~
Tek. nr 14.002 14.002 14.002 14.002 51.2
[Ill~l
Omschriiving RA RA RA RA
blad blad blad blad
1 2 3 4
Principe schema Brandblusinstallatie Drukniveaus m.b.t. Storzaansluitingen Drukniveaus m.b.t. Brandslanghaspels Detailtekeningen hulppoederbluspost
Doel van de installatie Ten behoeve van brandbestrijding in autotunnels wordt een centrale brandblusinstallatie gelnstallaeerd, waarop de brandblushulpposten van de beide tunnelbuizen zijn aangesloten. De brandblushulpposten zijn geschikt voor brandbestrijding door zowel de weggebruikers als door deskundigen. Voor de brandbestrijding met name door de weggebruikers, worden de hulpposten uitgerust met een brandslaghaspel voorzien van een mengsysteem voor schuimvorming, waarmee ook branden van op water drijvende vloeistoffen te bestrijden zijn. Voor de brandbestrijding door de brandweer worden de hulpposten uitgerust met een Storz-koppeling voor aansluiting van het brandweermaterieel. In de hulpposten zijn verder een poederblusser en een intercom aangebracht.
51.3
Ontwerpcriteria
51. 3.1
Algemeen
en uitgangspunten
De brandblusinstallatie functioneert onafhankelijk van de waterleidingdruk en -aansluiting en moet aan de volgende eisen voldoen: - bluswaterlevering via brandslanghaspels, 3 stuks gelijktijdig, capaciteit 3 à 6 m3/h bluswaterlevering via de Storz-koppelingen capaciteit : 120 m3/h maximum druk (op een Storz-koppeling) : 800 kPa minimum druk (op een Storzkoppeling bij, totaal 120 m3fh afname) : 450 kPa 14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
II
I - 50 - 2
de capaciteit van 120 m3/h kan gedurende 1 uur met eigen pompen en vanuit het waterreservoir geleverd worden - de gehele brandblusinstallatie" met alle daarin opgenomen componenten moet ten aanzien van mogelijke waterslagverschijnselen optredend bij critische situaties, onderbouwd worden met een door de directie goed te keuren berekeningsmodel.
Reservoir - netto inhoud waterreservoir
120 m3
- watervuldebiet naar waterreservoir door waterleverend bedrijf - maximum vultijd van het reservoir
51. 3.3
24 uur
Brandbluspompinstallatie - aantal brandbluspompen
2
- maximum pompcapaciteit bij 2 pompen in parallelbedrijf
120m3/h
- maximum persdruk pompen (bij gesloten persleiding)
900 kPa
- pompen uitgevoerd als horizontale centrifugaalnormpomp volgens DIN 24256
51. 3.4
Drukhoudsysteem - aantal drukvaten
1
- drukvat is voorzien van scheidingsmembraan
volgens KIWA-keur
- nuttige inhoud vat
30 dm3
- bruto inhoud vat
300 dm3
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
I - 50 - 3
T
- ontwerpdruk
: ~16
- het brandblusleidingsysteem wordt m.b.v. het membraanvat en de beide brandbluspompen onder druk gehouden - motor-afsluiter voor het testen van de brandpompen doorlaat
DN 25
- ontwerpdruk : DN 16 de klep in combinatie met smoorplaat t.b.v. capaciteitsbegrenzing te monteren.
51. 3.5
Brandblushulppost - onderlinge plaatsingsafstanden hulpposten, respectievelijk poederblusposten
ca. 50 m
- bluscapaciteit per slanghaspel bij een voordruk van 650 kPA (druk in het mondstuk) - minimum worpafstand bij 3 Beaufort tegenwind (bij gebonden straal en volgens NEN 3211) - maximum reactiekracht op spuitstuk bij het openen tijdens spuiten
14 m
nON 85 N
- lengte brandslang
55 m
- inhoud "lightwater"-tank - blus tijd slanghaspel met watervoorzien van 1% "lightwater"
25 min.
- verhouding
1 : 100
"lightwater"/bluswater
de hulppost met watervoerende delen is beschermd tegen vorst, d.m.v. electrische verwarming; 14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
1 - 50 - 4
- ontwerpbuitentemperatuur winter, met betrekking tot bevriezingsgevaar 51. 3. 6
Leidingnet - het leidingnet uitvoeren in roestvaststaal, gecementeerd nodulair gietijzer of G.V.K. - drukklasse persleidingnet
PN 16
- drukklasse overige leidingen
PN 10
- leidingen zijn beschermd tegen vorst, tot een buitenluchttemperatuur van - 15° C
51. 3.7
Externe brandweeraansluitpunten (per brandweeraansluitpunt) - aantal Storz-aansluitingen - diameter aansluiting - nokafstand watertoevoer capaciteit door brandweer op systeem - max. druk brandweer op systeem - overdrukbeveiliging op
51.4
Beschrijving van de installatie
51.4.1
Algemeen
bij de gebouwen
3
2,5" 81 mm .."'
.... -: .>,::~
:::~~_3.,_3._Jttf.!?)(120 m3/ h ) 1400 kPa : 1500 kPa
De hulpposten situeren op onderlinge afstanden van ca. 50 m in de middenwanden van de tunnelbuizen en aansluiten op de in het middentunnelkanaal aan te brengen centrale brandblusleiding. In iedere hulppost bevindt zich een brandslanghaspel en een Storzbrandkraan, aangesloten op de centrale brandblusleiding. De centrale brandblusleiding aanbrengen onder de roostervloer van het middentunnelkanaal.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
111 7' •.•
I - 50 - 5
Het benodigde bluswater wordt in eerste instantie verzorgd door de pompinstallatie met een waterreservoir en in tweede instantie het voeden met buitenwater op de, blusleiding door middel van externe brandbluspompen aangesloten op één van de Storz-aansluitpunten bij de toegangen van de beide gebouwen. 51.4.2
Hulpposten In elke hulppostka'stéén'brandslanghaspel monteren voorzien van een uitkantelbare stoel. Bij het uitkantelen van de slanghaspel uit de hulppost wordt door een afsluitbare koppeling gelijktijdig de watertoevoer open gedraaid. Door een tussenmenger wordt tijdens het spuiten een schuimvormend middel (lightwaterconcentraat AFFF) aan het bluswater toegevoegd. De voorraad is voor ca. 25 minuten blussen met lightwater
~~l i!I!!!lll\l~ ~~et:=:::t~~eu.t&
:...::Jweu,l.eÁA. eh
br
::::::::: ·C~ ~
Bij het gebruik van alleen de Storz-brandbluskraan worden de brandbluspompen eveneens door middel van het signaal van de lage
::'::::::l:::e:::'::l:~ederblusser
~~~~d. ::,::.li\
'.
~t:tM ~
1
::::~
-,,J.
A \
.
en dekastdeurnadebij
ringsschakelaars aanbrengen die toestandsveranderingen centrale bediening signaleren.
bij de
De hulppostkasten vervaardigen uit thermisch verzinkte staalplaat en voorzien van een isolatiemantel. In de kast een kastverwarming, intercom, wandcontactdoos 16A en verlichtingsarmatuur aanbrengen. Bij de uitvoering van de kasten rekening houden met de bevestiging van het deurkozijn in de betonsparing.
51. 4.3
Brandbluspompen De pompenkamer voor opstelling van de brandbluspompen bevindt zich naast het reservoir in het bedieningsgebouw. De pompinstallatie bestaat uit twee identieke pompen die het water uit het reservoir betrekken en dit via de centrale blusleiding naar de hulpposten pompen. De pompen starten op basis van het signaal "lage systeemdruk" en/of vanuit de bedieningskamer. Ongeacht de grootte van de afname, de pompen onbeperkt in bedrijf houden.
14002.RA/AB/LG/B92515/CONCEPT
1 juli 1992
I!~ I - 50 - 6
~.!I Om het warmlopen van de pompen te vermijden op de per$leiding voor de keerkleppen overstortleidingen aansluiten. die door middel van een smoorplaat een minimale stroming over de pompen in stand houden.
Drukhoudsysteem Het membraandrukvat in combinatie met de brandbluspompen houdt het brandblusleidingsysteem onder druk. Het brandblusleidingnet met de daarin opgenomen appendages waarborgen een nagenoeg volledig waterdichtsysteem waaruit slechts in geringe mate enig water kan verdwijnen. De nuttige inhoud van het vat. tussen inschakeldruk pompen en maximum sluit drukpomp bedraagt ca. 30 liter. Bij het wekelijks (automatisch) testen van de brandbluspompen wordt het vat steeds maximaal gevuld. Bij een lek in het systeem van ca. 30 liter wordt het schakelpunt bereikt waarbij de pompen inschakelen. Indien de pompen buiten de testperiode worden ingeschakeld en geen van de hulpposten is geopend. wordt naast de melding "brandpompen in bedrijf" de melding "lekkage brandblussysteem" gegeven.
51. 4.5
Leidingen Het leidingsysteem van de pompinstallatie voorzien van de nodige terugslagkleppen en afsluiters, die bij handhaving van een (beperkte) brandblusfunctie het uit bedrijf nemen en het werken aan één van de pompen mogelijk maken. Het water vanuit de warmloopbeveiliging terug voeren naar het reservoir. Het lekwater van pompasafdichting afvoeren naar de vuilwaterkelder. Het brandblussysteem is altijd onder druk en gevuld met water. Het systeem is beschermd tegen bevriezingsgevaar. alsmede tegen condensafzetting. Alle watervoerende leidingdelen. appendages en flensverbindingen op plaatsen van vorstgevaar daarom te voorzien van een zelfregelend elektrisch verwarmingslint en isolatie. De isolatie afwerken met aluminium beplating. Ten behoeve van aansluiting van een externe brandweerpomp op het brandblusleidingnet de installatie voorzien van aansluitpunten met elk 3 storz-koppelingen en een overdrukbeveiliging, die zich aan de buitenzijden van de gebouwen bevinden.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
IJlltlli·
I - 50 - 7
51. 4.6
Waterreservoir Het benodigde bluswater wordt betrokken uit het waterreservoir, dat is ondergebracht in het bediÈmingsgebouw. De inhoud van het waterreservoir met tussenplaatsing van een gemotoriseerde tweewegafsluiter, vanuit het drinkwaterleidingnet, op het vereiste niveau houden. Het reservoir met de bijbehorende aansluitingen conform de AVWI (NEN 1006), werkblad W.B. 4.2. uitvoeren. De aftap van het reservoir naast de afsluiter ook van een blindflens voorzien. Buiten de genoemde voorzieningen en aansluitingen, het reservoir voorzien van een overloopleiding, inspectieluik met een in het reservoir gemonteerde klimladder en leuning. Al het leidingwerk en onderdelen aan en in het reservoir uitvoeren in roestvaststaal.
51.5
Specificatie watervoerende
installatiedelen
Deze bestaan in hoofdzaak uit de volgende onderdelen: - hulpposten; pompen; leidingen; bijkomende leveringen; onderverdeelinrichtingen; schakel- en verdeelinrichting; bekabeling.
51. 5.1
W(Jl..~ ••
~~f'S\~
Hulpposten Hulpposten bestaan uit: 1 kantelstoel, voorzien van een slanghaspel met lengte brandslang diameter slang diameter spuitmond . waterdebiet spuitmond (bij een spuitmonddruk van 650 kPa 1 "lightwatern-tank medium inhoud dosering naar waterblusdebiet
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
55,0
m
In
8mm
1,67 dm/s AFFF FC-185 25 dm3
1% van het waterblusdebiet 1 juli 1992
Ifl
I - 50 - 8
1 doseerventiel 1.9 mm . doseerplaatje diameter 1 poederblusser, inclusief ondersteuningsvoet en voetcontact type PG 9 de poederblusser voorzien van een verzegeling en de tekst "RIJKSWATERSTAAT" door middel van slagletters, 10 mm letterhoogte 1 brandafsluiter, voorzien van een ·Storz"-aansluitstuk, fabrikaat Econosto type Fig. 912 diameter 2 1/2" . met parabolische klep voorzien van rubber dichtingsvlak 1 electrisch verwarmingselement 1 intercomtoestel 1 verlichtingsarmatuur wandcontactdoos 230 V - 16A 1 deurcontact 1 voetcontact poederblusser 1 plaatstalen omkasting 51.5.2
Brandbluspompen 2 brandbluspompen uitvoering
met elektromotoren horizontaal, centrifugaal-normpomp volgens DIN 24256 16,7 dm3/s (60m3/h) 900 kPa (bij 0 m3/h) 48,3 s-1(2900 omw/min)
debiet max. c.q. sluitdruk omwentelingsfrequentie asvermogen 26 kW aandrijfvermogen 37 kW aansluitspanning 3 x 400 V, 50 Hz beschermingsklasse IP54 bouwvorm B3 de pompwaaier moet in overeenstemming met het te berekenen werkpunt worden afgedraaid de electromotoren voorzien van thermistors
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
":.
ii.i]
I - 50 - 9
51.5.3
Drukhoudsysteem 1 drukvat bruto inhoud netto inhoud drukklasse na~ in-en uitwendige conservering membraan
300 dm3 30 dm3
PN 16 staal HII epox.y coating rubber voorzien van KIWA-keur
voorzien van stikstofvulling boven membraan
51.5.4
J..eidingsysteem Vulleiding naar het reservoir De vulleiding naar het reservoir uitvoeren in koperen leiding en te voorzien van een op basis van het gemeten reservoirniveau gestuurde magneetklep. - Brandblusleidingsystemen De overige zuig-pers en overloopleidingen van het brandblussysteem uitvoeren uitgevoerd in een van de drie volgende systemen: roestvaststalen leidingsysteem glasvezel versterkt polyester leidingsysteem (GVK) nodulair gietijzer leidingsysteem met gecementeerd c.q. epoxy-coating lining. A Roestvaststalen
leidingsysteem
Een roestvaststalen leidingsysteem moet zijn opgebouwd uit pijpen van een roestvaststaal kwaliteit volgens ten minste warkstofnr. 1.4435. De tot stand te brengen montageverbindingen in het werk zijn flensverbindingen met overschuifflenzen met een roestvaststaal kwaliteit ten minste overeenkomstig het werkstofnu. 1.4301 de hierbij toe te passen laskragen met een roestvaststaal kwaliteit ten minste overeenkomstig het werkstofnr. 1.4435. De toe te passen lasmethode. de wijze van passiveren, beitsen en de ondersteuningsconstructies moeten een zo lang mogelijke levensduur garanderen.
14002.RA!AB!LG!B92575!CONCEPT
1 juli 1992
I - 50 - 10
Toe te passen appendages en leidinghulpstukken die niet vervaardigd kunnen zijn van roestvaststaal, zijn van een zodanige coating en galvanische scheiding voorzien dat zij de roestvaststalen delen niet nadelig kunnen beïnvloeden. B Glasvezel versterkte polyester leidingsysteem
-----------------------------------------------
Het toe te passen faOrikaat GVK leiding moet door de kwaliteit van de samenstellende materialen en produktiemethode de vereiste levensduur en de sterkte eigenschappen garanderen. Kwaliteit en garanties van het leidingsysteem moet in daarvoor geldende normen zijn vastgelegd. De montageverbindingen in het werk voor het GVK-systeem kunnen terplaatse volgens de voorschriften van de leverancier als vast "lasverbindingen" worden gemaakt. De in het systeem opgenomen benodigde rubberbalg compensatoren zijn evenals de appendages tussen flenzen geplaatst. De muurdoorvoerstukken in het systeem zijn vervaardigd uit nodulair gietijzer of roestvaststaal (werkstofnr. 1.4355). C Nodulair gietijzeren
leidingsysteem
Het nodulair of ductile gietijzeren leidingsysteem is voor de rechte pijplengte voorzien van een fabrieksmatig gecementeerde beschermlaag. De hulpstukken waarbij deze methode niet mogelijk is, zijn van een gelijkwaardige epoxy coating voorzien.
mnl
De verbindingen zijn hoofdzakelijk uitgevoerd in trekvaste spie verbindingen. Bij de muurdoorvoeringen en voor montage"~ de appendages en compensatoren worden flensverbindignen toegepast. De montage verbindingen in het werk, het inkorten van de mofeinden en het herstellen van de conserveringslaag moeten volgens de voorschriften van de leverancier worden uitgevoerd. De kwaliteit van het materiaal van de buizen, de conservering en de verbindingen zijn in de daarvoor geldende normen vastgelegd en door de fabrikant gegarandeerd. De benodigde hulpleidingen van kleine diameter zijn uitgevoerd in roestvaststaal met een kwaliteit ten minste volgens werkstofnr. 1.4435.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
I - 50 - 11
51. 5.5
Bijkomende leveringen Voor het reservoir de benodigde toebehoren zoals inspectieluik, roestvaststalen trap, leuningen met grijpbeugels uitvoeren in roestvaststaal. De watervoerende leidingdelen in niet gegarandeerd vorstvrij gehouden ruimten te voorzien van verwarmingslint en isolatie. Het verwarmingslint is zelfregelend, de toe te passen isolatie bestaat uit een vlamdovende PUR-schalen die zijn afgewerkt met Aluminium Stuco beplating.
51.5.6
Schakel- en verdeelinrichting De apparatuur voor de besturing, schakelingen signalering voor de pompen en verwarmingslint van de brandblusleiding inbouwen in schakel- en verdeelinrichting in het bedieningsgebouw. In de schakelkast op te nemen een krachtgroep voor iedere brandbluspomp en de nodige relais, hulprelais, installatie automaten met maximaal beveiliging, thermistorrelais enz. De krachtgroepen voor het verwarmingslint van de vorstbeveiliging van de watervoerende leidingdelen bestaan uit de nodige relais en installatie automaten en met thermische- en maximaalbeveiliging. Voor de niveaumeting zijn twee separate systemen gekozen, het hydrostatische- en het vlottersysteem. Beide systemen voorzien van signaalapparatuur en hulprelais. Voor het aansluiten van de over het leidingnet verdeelde verwarmingslint de nodige onderverdeel inrichtingen aanbrengen. De installatieautomaten voorzien van hulpcontacten ten behoeve van het signaleren van een lokale storing op de schakel- en verdeelinrichtingen en voor doorsignalering.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
•• '11
!,~,
1 - 50 - 12
Regel- schakel- en beveiligingsapparatuur De benodigde regel-, schakel- en,beveiligingsapparatuur monteren en elektrisch aansluiten, bestaan uit: - hydrostatische
leveren
niveaumeting
- niveauschakelaars voorzien vankW.ikkont.akl - Kunststof schakelkast geplaatst in de pompenruimte met op het front gemonteerd: • niveaumeter · ampèremeters · drukknoppen "pomptest" In
de kast gemonteerd: benodigde thermistorrelais benodigde klemmen benodigde kabelinvoeringen
- werkschakelaars met hulpkontakt
3-polig
- temperatuuropnemer
51.6
Werking
51.6.1
Beveiligingen De volgende beveiliging hardware-matig uitvoeren buiten de PLC ~CJ om: - de drukschakelrelais ten behoeve van het inschakelen brandbluspompen; - vlotterschakelaars ten behoeve van het waterreservoir laaghoog en hoog-hoog niveau. De brandpompen niet uitschakelen bij het aanspreken van het thermistorrelais. Het aanspreken alleen melden. Bij het aanspreken van de maximaalbeveiliging in de voedingskabel, de betreffende brandpomp "hard" uitschakelen.
14002.RA/AB/LG/B9Z575/CONCEPT
1 juli 1992
ffM.f~:· ~.:..., ::::~4
IIJ~. lt
I - 50 - 13
51. 6.2
Bedrijf Algemeen Vanaf de volgende plaatsen is de installatie in een andere bedrijfstoestand te schakelen: - schakel- en verdeelinrichting; - het centraal signalerings-en noodbedieningspaneel; - de draagbare bedieningsterminal; - het beeldschermsysteem (centraal opgesteld}. De bedieningsprioriteiten
zijn:
le bp a -
Lokaal op de schakel- en verdeelinrichting via een schakelaar met de standen in-aut-reset. De stand reset is een terugkerend contact.
le bp b -
op het lokale bedieningspaneel (in de pompruimte) met de drukknoppen "test" en "reset" (3).
2e bp
Na bediening van de drukknop "omschakeling nood PLC/lokale PLC" naar de stand "nood PLC" op het signalerings- en noodbedieningspaneel (centraal-regionaal of centraal-lokaal): a} bediening met de draagbare bedieningsterminal aangesloten op de nood PLC: door de uitgangen "in" of "reset" (3) naar een ged~ongen stand te schakelen ("harde" forced IlO); b) Parallel bedrijf (2) van: bediening door middel van drukknoppen "in" en "reset" op het signaleringsen noodbedieningspaneel (centraal regionaal of centraal-lokaal); bediening van de calamiteiten drukknoppen. In de stand "lokale PLC" wordt de bedrijfstoestand, elders (1) bepaald.
3e bp
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
op draagbare bedieningsterminal aangesloten op de lokale PLC: door de uitgangen "in" of "reset" (3}naar een gedwongen stand schakelen ("harde" forced I/O);
1 juli 1992
II~ I - 50 - 14
I parallel bedrijf (2) van: bediening yia het beeldschermsysteem (cena) traal-regionaal of centraal-lokaal) met de bedienfuncties hand/automatisch (per installatie) en "in"l"reset" (per installatieonderdeel); via het signalerings- en noodbedieningspaneel; bediening van de calamiteiten drukknoppen; bediening via de draagbare bedieningsterminal aangesloten op de dataselector: door de uitgangen "in"- of "reset" te schakelen ("zachte" forced IlO); automatische besturing via het programma b) van de lokale PLC.
4e bp
~1~11
111111,
(1) (2) (3)
51. 6.3.
de bedrijfstoestand wordt bepaald door een lokatie/niveau met een lagere bedrijfs-/bedieningsprioriteit. de installatie neemt de laatstgekozen bedrijfstoestand aan. de installatie wordt bij voldoende druk (drukschakelaars PSl en,PS2 niet aangesproken) uitgeschakeld. Is de druk op het tijdstip van de reset onvoldoende dan blijven de brandpompen ingeschakeld.
Normaalbedrijf
(lokale PLC)
De twee brandpompen direct via de drukschakelaars PSl (druk lager dan 7 bar) en PS2 (druk lager dan 6 bar) inschakelen (buiten de PLC om), tevens dient een alarm "brandpompen in bedrijf" te worden gegeven via het beeldschermsysteem in de centrale bedieningsruimte. Bij niet correct functioneren van drukschakelaar PSl (PS2 aangesproken en PSl niet aangesproken) dient tevens een alarm "drukschakelaar PSl defect" te worden gegeven via het beeldschermsysteem in de centrale bedieningsruimte. De twee pompen uitschakelen afhankelijk van: a. b.
het bereiken van het naal van laag niveau het bereiken van het naal van laag niveau
14002.RA/AB/LG/B925751CONCEPT
laagniveau in vlotter, hard laagniveau in hydrostatische
het waterreservoir buiten de PLC om) het waterreservoir niveaumeting)
(sig(sig-
1 juli 1992
I - 50 - 15
c.
de uitschakeling algemeen
via het beeldschermsysteem
ca. zie bedrijf
De pompen schakelen in volgorde in en uit met een tijdvertraging van 15 sec. (voorlopige instelling). Bij storing van de eerste pomp. de tweede pomp zonder tijdsvertraging inschakelen. De tweede pomp na herstel van de eerste pomp niet eerst uitschakelen. Bij kortsluitin.gTn:-eêiidrukschakelaar of de bekabeling of een onderbreking in de bekabeling dienen beide pompen in te schakelen (faU-safe uitvoering; hulprelais valt af). Indien de pompen langer dan 2 uur (softwarematig instelbaar tussen 0 en 3 uur) in bedrijf zijn in de bedieningsruimte centraal- lokaal en centraal-regionaal een draaitijdalarm geven. Installatie test 1 x per week de brandblusinstallatie automatisch testen door de druk in de brandblusleiding tot 6 bar (PS2) te laten dalen door de magneetafsluiter A2 tussen brandblusleiding en waterreservoir open te sturen. Indien de brandpompen zijn ingeschakeld dient een signaal "brandpompen in testbedrijf" te worden gegeven via het beeldschermsysteem in de centrale bedieningsruimte. Tijdens deze periode tevens de werking van de drukschakelaars controleren PS1 d.m.v. PS2 en PS2 a.d.h.v. het niet binnen 10 minuten inschakelen van de pompen. Vervolgens dient de bedieningsman in de bedieningsruimte de brandpompen uit te schakelen via het beeldschermsysteem. Lekindicatie waterreservoir Lekkage van het waterreservoir indien:
melden via urgente storingsmelding
- 15 uur na het stoppen van de brandbluspompen de vulafsluiter van het waterreservoir nog openstaat of opnieuw opent. Niveauregeling
waterreservoir
De vulafsluiter afhankelijk van het vloeistofniveau in het waterreservoir open respectievelijk dichtsturen. Het vloeistofniveau in het waterreservoir ten behoeve van de brandbluspompen meten met behulp van een hydrostatische niveaumeting.
14002.RA/AB/LG/B92575!CONCEPT
1 juli 1992
I1
I
1 - 50 - 16
De schakelpeilen van deze meting softwar ema tig als volgt in stellen: hoog-hoog water; dichtsturen g~motoriseerde vulafsluiter. en een urgente storingsmelding (instelling 100 mm onder de rand van de overlooptrechter) hoog water; dichtsturen gemotoriseerde vulafsluiter (instelling 200 mm onder de rand van de overlooptrechter) - ie niveau laagwater; opensturen gemotoriseerde vulafsluiter en een niet-urgente storingsmelding (instelling 300 mm onder de rand van de overlooptrechter) 2e niveau laagwater; blokkeren c.q. uitschakelen van de brandbluspompen. opensturen gemotoriseerde vulafsluiter. en een urgente storingsmelding (instelling 400 mm boven de bodem van het reservoir) In het waterreservoir drie vlotters aanbrengen. De in-/uitslagpeilen van de vlotters liggen buiten die van de hydrostatische niveaumeting. De· vlotters nemen de niveauregeling over bij storing van de hydrostatische niveaumeting en/of het niet functioneren van de PLC. Storing van de hydrostatische niveaumeting treedt op bij het onder-/overschrijden van de meetwaarde van de meetomvormer « 4 mA of > 20 mA). van de vlotters zijn: urgente storingsmelding en dichtsturen vulafsluiter. buiten de PLC om. - hoog water dichtsturen vulafsluiter. buiten de PLC om. - 2e niveau laagwater blokkeren c.q. uitschakelen van de brandbluspompen, opensturen gemotoriseerde vulafsluiter en een urgente storingsmelding buiten de PLC om. (instelling 300 mm boven de bodem van het reservoir)
De in-/uitslagpeilen - hoog-hoog water
51.6.4
Noodbedrijf
( Nood-PLC )
Noodbedrijf is van toepassing wanneer één of meer onderdelen van de besturingsinstallatie door storing of onderhoudswerkzaamheden buiten bedrijf zijn.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli
1992
11
I - 50 - 17
Tijdens Noodbedrijf dienen de brandpompen indien uit bedrijf te worden ingeschakeld.
51. 6.5 1111...
Cala.miteitenbedrijf Per tunnelbuis is één drukknop achter doorzichtig beschermdeksel, op de lessenaar aangebracht. De calamiteitendrukknoppen rechtstreeks aansluiten op de betreffende lokale PLC's en de nood PLC (dus niet via de dataselector).
IIIII~:
~II
Na bediening van een calamiteitendrukknop(pen) pompen in te schakelen. 51. 6.6
dienen de brand-
Noodstroombedrijf De bedrijfsomstandigheden zJ.Jn: net- en noodstroombedrijf. Bij noodstroombedrijf de brandbluspompen inschakelen afhankelijk van vraag en beschikbare elektrische vermogen.
111111.1
III~ 51. 6.7
Bescherming
brandblusleiding
(tegen bevriezing)
Om de brandblusleiding een zelfregelend verwarmingslint aanbrengen. In vluchtgang en richting Bedieningsgebouw en Dienstengebouw temperatuuropnemers aanbrengen. Bij een temperatuur in één van de vluchtgangen lager dan ZOC en gedurende 60 minuten (tijd softwarematig instelbaar) het zelfregelende verwarmingslint inschakelen. Bij een temperatuur hoger dan 3°C in beide vluchtgangen het zelfregelende verwarmingslint uitschakelen. Voor de temperatuurmeting meting een functie blok in de PLC opnemen.
51.6.8
Bediening en signalering Voor de bediening en signalering van de brandblusinstallatie verschillende lokaties bedienings- en signaleringsmiddelen opnemen, volgens onderstaande tabel:
14002.RA/ABILG/B92575/CONCEPT
op
1 juli 1992
::f;:
~il~·:
!1~I,l
I - 50 - 18
BSS
L
SNP
SVI
I
LO I
I I I I
I
IBedieningsfunkties: ICalamiteiten drukknoppen ILokale PLC/nood PLC IReset noodbedrijf IPompen in/reset (per pomp) lïn-bep.elders-reset (per pomp) IHand-automatisch I·in-reset I (per pomp) l'lest (per pomp) Il.n-bep.elders-uit (leidingverwarming) IHand-automatisch I·in-uit I (leidingverwarming ) IHand-automatisch I . open-dicht I (suppletie water reservoir) IHand-automatisch l·open-dicht I (test afsluiter A2)
1
IB5S
IL
ILO I
•••Beeldscherm •.•Lessenaar •.•lokaal (bij luidspreker)
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
X
X
X X X X
X X
I I i I
X
I
X
X
I I
I I I
I
I
X
I I I I
X X
X
SNP
Sign. en noodbedieningspaneeli SVI •.•Schakel- en Verdeelinrichtingl
1 juli 1992
I II
i~!,i.
i!i!,~
I - 50 - 19
I I
BSS
L
SNP
SVI
LO
i
lt;tlg,nalering en Illetlngen:
IStoring PLC 51-1/2 1lP. bedrijf (per pOIllp) l:tnstoring (per pomp) l~erIllistor bev. (per pomp) IWaterreservoir: ISydrostatische-niveau meting II@agwater(vlotter ) Illoogwater(vlotter) IHoog-hoog water (vlotter) IVulatsluiter Al 1 open I dicht I . (waterreservoir) 11'estafsluiter A2 I open I dicht lI>rukSchakelaar PS1 en PS2 l~torstrooIll (perpoIllp) ITemperatuurmeting (vluchtgang Zuid) l'lEmiperatuurmeting (vluchtgang Noord) IStoringsmelding (installatieautomaten londerverdeelinrichting) IV'erzamelstoringpompinstallatie
I
IB8S = BeeldscherIllsysteem Lessenaar IL = lokaal ILO
X X
X
X*
X
X X X X
X
X X
X X
X
X
X X
X X X X
51.6.9
II 1
I I I X
X X
SNP = Sign. en noodbedieningspaneell SVI = Schakel- en Verdeelinrichtingl
I I 1
I I I I
Storingsmelding per brandpomp is een verzamelmelding van werkschakelaar en installatieautomaten in het voedings- en stuurstroomcircuit.
Besturing De software van de besturingsinstallatie zodanig opbouwen dat is voldaan aan voornoemde werldngsbeschrijving en de commando's en de meldingen uit de matrix "bediening en signalering" worden gerealiseerd.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
I I I I I I
I
X
I
*
X
X
X
X X X
X X
I I
II
X
X*
I
1 juli 1992
I - 50 - 20
Beproeving
w.
Boe1ens te Hippo1ytushoef 10_'89
Beproeving verschillende drosselplaten. Venturie ep12, straalpijp ep8. Gebruikt medium water/water .. 1 6 8 10 12 6 8 10 12 6
8 10 12
2
3
4
11,6 12,4 14,4 17,4 17,2 17,2 20,8 23,6 18,4 20,6 23 25,6
5 1,16 1,24 1,44 1,74 1,72 1,72 2,08 2,36 1,84 2,06 2,3 2,56
6 3,16 5,1 6,5 8 3,6 5,1 6,5 8 3,6 5,1 6,5 8
7 74,4 84,6 97,2 107,1 74,4 84,6 97,2 107,1 74,4 84,6 97,2 107,1
8 1,56 1,47 1,48 1,63 2,32 2,03 2,14 2,21 2,49 2,45 2,37 2,39
Verklaring kolommen: 1 '" ingangsdruk voor de mengers in BAR 2 aantal hg. water wat in 10 min. gedoseerd is, drossel epI 3 '" aantal hg_ water wat in 10 min. gedoseerd is, drossel ep2 4 '" aantal hg. water wat in 10 min. gedoseerd is, drossel ep2~ 5 '" dosering in liters/min. 6 '" straalpijpdruk in BAR 7 '" Q straalpijp 8 %SVM bij menging Conclusie: gezien de viscositeit de keuze bepalen op epI.
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
1 juli 1992
;;:i::;:;:;:;:;:;:: . ~~tt:i:i:i:i:~:~: 1~:~:~:~{{:::~:~: 1~~~~~itttt;
I - 50 - 21
beproeving mengel.' t.b.v. tunnelbeveiliging
ingaande druk
druk na. de mengel.'
drukval over de mengel.'
druk aan het mondst'\1k
drukverliu na. de mengel.'
Q water + svm Vilt gemeten
Q svm vat gemetan
bar
bar
bar
bar
bllr
ltr/min.
ltr/min.
venturie drossel straalpijp
ol>12 geen
8
6 8 10
5,7 7,5 9,3
0,3 0,5 0,7
3,8 5,2 6,5
1,9 2,3 2,8
76,26 85,44 97,20
1,42 1,64 2,06
venturie drossel straalpijp
4> 12 geen ol>8
6 8 10
5,7 7,5 9,3
0,3 0,5 0,7
3,8 5,2 6,5
1,9 2,3 2,8
76,26 85,44 97,20
1,7 2,1 2,43
venturie drossel straalpijp
12 4 8
6 8 10
5,8 7,5 9,4
0,2 0,5 0,6
3,8 5,2 6,5
2 2,3 2,9
76,26 85,44 97,20
venturie drossel straalpijp
ol>12 cf>3 8
6 8 10
5,8 7,6 9,4
0,2 0,4 0,6
3,6 5,1 6,5
2,2 2,5 2,9
vent'\1rie drossel straalpijp
cf!12 4 7
6 8 10
6 7,9 9,6
0,1 0,4
4,9 6,5 8,6
1,1 1,4 1
-
opmerking
o
voedingsslllng ol>6 x 4
0,23 2,46 2,5
1,78 1,97 2,00
voedingsslang
9 x 6
1,7 2,06 2,4
2,23 2,41 2,47
1,78 1,93 1,98
voedingsslang
+
74,40 84,55 97,20
1,4 1,78 2,12
1,88 2,11 2,18
1,5 . 1,69 1,74
voedingsslang
9 x 6
52,6 61,5 69,5
0,62 1,06 1,36
1,18 1,72 1,96
0,94 1,38 1,57
voedingsslang
9 x 6
~~:fJ~ '~::~"'::::::~:>
lilA
IJl
% mengverhouding voeding 6 x 4
1,86 1,92 2,12
~t~l$~~
14002.RA/AB/LG/B92575/CONCEPT
% mengverhouding voeding • 9 x 6
1 juli 1992
9 x 6
E~~~~i~iiitiiii~im ~~ttttt~m~;~~~:i:it:~:~:~:i\~:~:~:i:i:i:i:~:i:i:i:;
DWL
-..:---:..----:.. ----ï- - ---------,
:
II I I I I
M1AI
:rr--------------..:---------..:-
$
II
•
I A
0J VI
04 LS
I I
I
WA TERRESERVOIR I I I I I I I I I I
@J
;t
dtur-rontod
I I I I I I I I I
~
?.
;:: N
STORZ BRAND
I
~
I I
I I I I I I I I I
BEDlENINGSGEBOUW
W
tee
é
Graaf 4n •• lmde:lc: 2A
v.o.f.
3434 DS Nieuwegem
tunnel engineermg. eon.ultant.
rijkswaterstaat SPECIFICATIE
rJ
tel.0340a .••6733a
hoofdatdeUng drol. mfrutructuur afdeling tunnelbouw
bouwdien.t r.w••.
I
BRANDBLUSINSTALLATIE
PR1NCIPE5CHEMABRANDBLUS1NS1ALLAT1E
OP DRUK GEHOUDEN SYSTEEM gelek.nd
RoL!)
geêót\lt.
Al!l
~
eeeeore
ge ••111lgd
14DD2RA 1.DWG
V>
~.
I
I
cr: o •....
111 111 111
I I I I I I I I
N
b.s.h,
---@d
111 111
I
I
I I I
111 111 111 111 111 111 111
==--, -
r
..:-;,.,.-;,.,.-..:-
III
--l:
~ 1-
HULPPOST
111 111 111 111
LC
:I
(M)A2
I
dd. I )lfl 1111la dd. l)JU 11192 dd.
PHo
l).lll
111\1%
~îïi"ilii2
AB
"
!l
c
I
0
,che.f
doolbutol<
!lOO2~2-0J dienel 1992-1996 lep.code
-
In 4 I>I<>d..... Wod ••••
A3 I 14.002RA
i;:~:::;:;:;:;:::::
~;;;;;;trtm; ~~~~~iitiii~it~~;
l~:~:::::::::::::::::~:' !~:~:~:~:~:~:~:::~:~:~~
90 80 70 60
SO
.,
1,0
i5 C>
§;
'"
:;)1
:;)..,
'~~ "~ '"
20 10
I
~ ., !!~
ll!
~ ~."O
I
~ ~
IX
30
'"
!!i
!!i
.
"'Ji bi", W""
'"
5~
"
I
c~
J
~
~A
.8
P -20 10
20
30
40
SO
60
70
80
90
100
110
120
130
140
-
lSO
m3/h
A~Leidjngkorokteristiek ~ afnamepunt A B~LeldlngkG.rokterlstiek = ofnllmepunt B C=Leldingkllrllkteristiek = llfnnmepunt C Volgens de IJensen van de brolldwur moet de voordruk op de Sforz-oonsluiting tussen 4 en 7 bar zijn.
tee
v.o.t.
tu~~el enlineerin, eo~llUltant.
rijkswaterstaat ~ol1.dien.t 1'•••,.
SPECIFICATIE
Graaf A:nlelmdek 2A 34.34 ns NieuWelIJm tel. . 03402-67333
hooida1deUnc
droge infrutructuur
afdelingtunnel~ou.
... ...
~ """\
BRANDBLUSINSTALLATIE
IlOD25~-03 1992-1995
DRUKNIVEAUS ••••B.T. STORZ-MNSLUITPUNTEN
~i.n.\
IW·Ccd.
9"\.~."~
~'Ilo
'il'!eOllI'.
$IJ
'il'!%1..,
GW Idl
""coo,~ .,. ••IJllg~
14002RA2.DWG
~.
~. dd.
À
.eh4el 111
+
blod.....
bI<>d nr.
A3 I 14.002RA
2
~::::::::;:;:;:;:::::;::
~;~;mt:t~:m:l :
[[fff:tti
E:[:[:[:[:[:[:[:[:[:[:[
90
11 se 70 60 50_
:i
.!l
40
5
t, >i
30
~~
!:1A. ~;.
20
~,
!'"
i
~~
1
~
5
L ~i
i
ll! ",,'i'•
r~ llî!
ïi·~
It
"'-
~~
10
00
p
-10
-20 10
20
30
40
50
60
70
ee
90
100
110
120
130
140 lil
150
-
m)
Voor de wateropbrengst van 75-1001lmin. via een Ooeschot-brandslang is een minimale voordruk op de stonghaspt!l van 6 II 8 bar nodig
tee
v.o.f.
tu:n.:n.ele:n.Jl:l:n.enl:n.. oo:n.tultan t.
GT~af .A,îl_elmdllk 2A 11.4. 3.4. DS. N. hlUWC'. llin
tel. O;'W02•.•••'13Sll
betotiSat4eUng
droge Infrastruotuur
.tdeHng tunnelbouw
SPECIFICATIE BRANDBLUSINSTALLATIE
dell_tol\
BOD2n-03 di••• t 1ge2-lIiee
DRUKNIVEAUS M.B.T. BRANDSLANGHASPELS
lop .• _ ~d
~r. 9t;d\!l'l
ëYi
cecOor-d
A8
90wljllgd
14002RA3.DWG
"","0 .:PJ
dd. I ",,111\>1)2 dd. 1 pil 1\>92 dd. 1 ",," 111112 dd. I )lIl '992
"
B
cl
0
.çllool In 4 blod....blad.....
A3l
14.002RA
3
t:::::}}:{{
ii{{{ {}
i(('i'}}i,
i,i{{{{,i,i, ~}i,i{{{,', t','""""""",;;;;,
t;;;;;;,;,;,;,;,;;;;:;:;
!;:;:;:;:,:,:,:,:;:;:;:,
!:;:;:::::::::::::::::::
,::::::::::::::::::::::.
TL
TL
I
I
LIGHT WATER
TANK
I
CD I
POEDER
BLUSSER
INTERCOM
WeD
CD I
I I I
I
POEDER
BLUSSER
'L !b._
VQORAANZICHT
POEDERBLUSPOST
ISOLATIE 19mm
~
tee .
v.o.f. tunuel englneerln,cQnnU
rijkswaterstaat bouwdlen.t
VOORAANZICHT
boofclafdeUng droge Infrastructuur afdeling tunnelbouw
t.W...
SPECIFICATIE BRANDBLUSINSTALLATIE
HULPPOSTKAST
d •• lbHlok BOO 252-03
DETAILTEKENING
HULPqetoltend
R..t.o
gaçontt.
gO%liIl accoord gOWIJllgd
14002RA4.DWG
Graaf Anselmdek 2A 34-34- ns Nieuwegein tel. 05402-81333
.•.ntl
dienol 1992-1996
EN POEDERBLUSPOST
..
top.code
dd.
1 ).til 1992
.Pol
dd.
1 jIlI 111112
GW AB
dd.
1 pil 111112 1 ).111 111112 I In 4 b1od.n. bfod nr.
dd. A
I I
B
C
I
o
""'"
-
A3 I 14.002RA
4
:.:.:.:.:.:.: •.•.