Special Activiteitenbesluit november 2007, jaargang 12
48
2 Interview: Minister Cramer: "Terugdringen van administratieve lasten blijft prioriteit" Reacties op het Activiteitenbesluit 4 Vragen aan de helpdesk 6 ICT helpt bij invoering Activiteitenbesluit 7 Vervoermanagement: Puntensysteem personenvervoer (voorlopig) van de baan 8 Het Activiteitenbesluit in vogelvlucht 10 Lucht: Eisen lucht geüniformeerd 11 Bodem: NRB ingebed in bodemmaatregelen Geluid: Meer dan oude wijn in nieuwe zakken
12 Water: Logische lozingsregels 13 Externe veiligheid: Externe veiligheid beter geregeld 14 Energie: Extra aandacht voor biobrandstoffen Handhaving: Zwaarder accent op handhaving 15 VROM en Metaalunie enthousiast, "maar we zijn er nog niet." 16 Meer informatie over het Activiteitenbesluit
Met inlegvel: hoe zit het Activiteitenbesluit in elkaar?
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
i n terview
Minister Cramer: “Terugdringen van administratieve lasten blijft prioriteit” Velen bij de overheid, en zeker in het bedrijfsleven, hebben uitgezien naar de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit. Het besluit zou de administratieve lasten gaan verlichten, en leiden tot minder en beter op elkaar afgestemde regels. En dat alles zonder het niveau van de milieubescherming aan te tasten. Zijn deze doelstellingen ook gehaald? We vroegen het aan Jacqueline Cramer, minister van VROM, en peilden de mening van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, werkgevers en uitvoerende overheden. Jan van den Broek van VNO-NCW noemde het Activiteitenbesluit en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht eens de kroonjuwelen van VROM. Wat vindt u van die kwalificatie?
foto vrom
Cramer: “Het geeft aan hoeveel belang het bedrijfsleven hecht aan de modernisering van VROM-regelgeving, en dat de verwachtingen hoog gespannen waren. Het Activiteitenbesluit en de Wabo zijn twee grote VROM-projecten die voor een aanzienlijke administratieve lastenverlaging zorgen voor het bedrijfsleven. Door het afstemmen en harmoniseren van twaalf 8.40-amvb’s in het Activiteitenbesluit zullen minder bedrijven een vergunning nodig hebben of een
melding hoeven doen. Elk voorschrift is tegen het licht gehouden, waarbij opnieuw de afweging is gemaakt of deze regels echt noodzakelijk zijn. Dit heeft onder meer geresulteerd in het ophogen van grenzen en het afschaffen van een aantal onderzoeksverplichtingen. Het werd door het bedrijfsleven als grote ergernis ervaren dat dezelfde onderwerpen in verschillende soorten regelgeving werden geregeld. Ook daar is wat aan gedaan. Voorschriften die niet de bescherming van het milieu dienen en al in andere wetgeving zijn opgenomen, zijn vervallen. Regels ten aanzien van brandveiligheid, die in de bouwregelgeving zijn verwerkt, vormen hier een voorbeeld van. Ik denk dat we hiermee grotendeels aan de wensen van het bedrijfsleven tegemoet gekomen zijn. Al zullen er altijd milieuregels overblijven die het bedrijfsleven als last zal ervaren. Met het Activiteitenbesluit hebben we ook rekening gehouden met de consequenties voor omwonenden
Reacties van betrokken organisaties uit de overheid en het bedrijfsleven Staatssecretaris Huizinga (VenW)
“Oplossingen over departementsgrenzen heen” "Het Activiteitenbesluit is een goed voorbeeld van moderne regelgeving, waarbij oplossingen zijn gezocht over de departementsgrenzen heen. Nog niet eerder zijn op zo’n grote schaal algemene regels opgesteld voor alle milieucompartimenten, inclusief water. Het bedrijfsleven weet vooraf precies waar het aan toe is en kan de bedrijfsvoering en milieumaatregelen daarop afstemmen. En dat betekent niet alleen minder lasten voor het bedrijfsleven, maar ook voor de overheid. Voor waterbeheerders zijn vooral de regels voor de op- en overslag van bulkgoederen een stap vooruit. Ook hebben wij duidelijkheid geschapen over het lozen van relatief schone afvalwaterstromen, zoals hemelwater, dat nu nog vaak gedoogd wordt. Met het onderscheid tussen regels voor lozingen op grote en op kleine wateren
verwacht ik dat er weinig maatwerk meer nodig zal zijn. Kortom, een besluit waar veel mensen voordeel bij hebben." J.C. Huizinga-Heringa staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat VNO-NCW-voorzitter Wientjes
“Besluit gaat uit van vertrouwen” “Het Activiteitenbesluit is een goede zaak. Het gaat uit van vertrouwen door voor pakweg 280.000 bedrijven niet langer vooraf een milieuvergunning te verlangen, maar algemene milieuregels te stellen met controle achteraf. Als gevolg van het Activiteitenbesluit zijn twaalf branchespecifieke sets van algemene milieuregels overbodig geworden. Dat is niet louter een cosmetische operatie. Doordat het Activiteitenbesluit zich richt op activiteiten, hebben 37.000 bedrijven niet langer een milieuvergunning nodig en kunnen 1.300 bedrijven zonder lozingsvergunning. Het is bovendien relatief eenvou-
dig om meer bedrijven onder de algemene regels te laten vallen totdat uiteindelijk alleen de zwaardere IPPCbedrijven vergunningplichtig zijn. De weinig milieurelevante type Ainrichtingen hoeven hun vestiging niet langer te melden. Voor een aantal bedrijven gelden helemaal geen specifieke voorschriften meer, doch slechts een vangnet van algemene zorgplichtregels. Flexibiliteit is er ook door doelvoorschriften, ter vervanging van de vele middelvoorschriften. Dat betekent wel onzekerheid voor kleinere bedrijven, die niet altijd zelf kunnen bedenken hoe zij moeten voldoen aan die doelvoorschriften. Voor hen is er een ministeriële regeling, met erkende en verplichte maatregelen. Wie aan een erkende maatregel voldoet, voldoet aan het doelvoorschrift.” Bernard Wientjes voorzitter VNO-NCW
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
van bedrijven en de belangen van lagere overheden. Die belangen liggen echter niet altijd in elkaars verlengde.” De doelstellingen van deze modernisering zijn onder meer minder lasten en minder regels, terwijl de milieubescherming gelijk blijft en de wetgevingskwaliteit verbeterd wordt. Waar heeft volgens u in de eerste fase de nadruk op gelegen? Cramer: “Het uitgangspunt is altijd geweest een verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, zonder een teruggang in milieubeschermingsniveau. Bij het terugdringen van die lasten heeft in deze fase dan ook de nadruk gelegen. Zoals ik al zei, hebben we het aantal regels verminderd door ons af te vragen of ze echt noodzakelijk zijn om het milieubeschermingsniveau op peil te houden. Het bleek dat we minder regels hebben kunnen afschaffen dan wellicht door het bedrijfsleven
UvW-directeur Kraaij
“Invloed behouden op zware lozingen bedrijven” “Het Activiteitenbesluit is een belangrijk onderdeel van een grootschalige wetgevingsoperatie die moet leiden tot modernisering, stroomlijning en vereenvoudiging van regelgeving, en tot vermindering van administratieve lasten. De waterschappen zijn hierbij nauw betrokken, door de samenhang met de Wvo en de Wm en binnenkort ook de Waterwet en de Wabo. De Unie van Waterschappen onderschrijft de uitgangspunten van de hele operatie. Wij zijn een voorstander van één loket met daarachter slagvaardig, creatief en modern ingerichte back offices. De regulering van afvalwaterlozingen zal onder het Activiteitenbesluit verantwoord moeten verlopen, ook vanwege grote maatschappelijke belangen. De aandacht van waterschappen ligt bij de verbetering van het beschermingsniveau van de oppervlak-
gewenst was. We hebben onderzocht welke voorschriften veel administratieve lasten opleverden en in hoeverre die voorschriften feitelijk resulteerden in een hoger milieubeschermingsniveau. Dit heeft ertoe geleid dat we de meldingsplicht hebben afgeschaft voor bedrijven die weinig milieurelevantie hebben – denk daarbij bijvoorbeeld aan een klein kantoor of een kledingzaak. Voor deze bedrijven is afgewogen dat de lasten die een melding voor dit soort bedrijven met zich mee brengt, niet opwegen tegen de milieuwinst die zo’n melding zou kunnen opleveren.” Het Activiteitenbesluit wordt in de toekomst nog uitgebreid met meer bedrijfstakken. Waarop ligt in die fase volgens u de nadruk? Cramer: “Ook in de tweede fase komt de nadruk te liggen op het verminderen van administratieve lasten. Het onderbrengen van nog meer branches onder
tewateren, op grond van de Kaderrichtlijn Water, en bij adequate bescherming van de rioolwaterzuiveringsinrichtingen. Waterschappen willen daarom, met inachtneming van de administratieve vereenvoudigingen die de Wabo/ Waterwet biedt, hun invloed behouden op zware lozingen die bedrijven op het riool doen en in afvalwaterzuiveringsinstallaties terechtkomen.” Erik Kraaij directeur Unie van Waterschappen VNG-projectleider De Jonge
“Zijn jullie er klaar voor, gemeenten?”
"Met de komst van het Activiteitenbesluit krijgt de herijking van milieuregels die in 2002 is gestart een gezicht. Gemeenten staan positief tegenover deze ontwikkeling; herziening van de verouderde besluiten was ook hard nodig. Met de komst van het Activiteitenbesluit zijn milieunormen niet
algemene regels zal leiden tot een lastenverlichting. Ook deze bedrijven hoeven geen milieuvergunningprocedure meer te doorlopen en alleen te voldoen aan de milieumaatregelen die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen.” Ooit is de doelstelling geweest dat IPPC-bedrijven vergunningplichtig blijven en dus niet onder het Activiteitenbesluit vallen. Onderschrijft u deze visie? Cramer: “Ja, voor de eerste fase van het Activiteitenbesluit onderschrijf ik deze visie. Het is nu wettelijk geregeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dat IPPC-inrichtingen altijd een vergunning nodig zullen hebben. In de tweede fase wordt nader onderzocht in hoeverre dit principe nog gehanteerd blijft worden.”
.
gewijzigd. Wel zijn de voorschriften gedeeltelijk aangepast omdat ze verouderd waren. Het milieu gaat er dus niet op vooruit of achteruit. Voor de VNG is dit een hard punt geweest. Wij hebben alle voorstellen van VROM hieraan getoetst. Nu staat de implementatie voor de deur. Gemeenten staan daarbij voor een grote uitdaging. In het Rijnmondgebied valt bijvoorbeeld 95% van alle bedrijven onder het Activiteitenbesluit. Brieven moeten aangepast worden, vergunningen vervangen door maatwerkvoorschriften en medewerkers opgeleid. Door vertraging bij de totstandkoming van de regelgeving en de ICT-tool is er helaas weinig tijd om alles op tijd klaar te krijgen, en voldoende 'droog' te oefenen. De vraag blijft dus: “Zijn jullie er klaar voor, gemeenten?” Magriet de Jonge projectleider VNG
InfoMil Nieuws 45, november 2007 Special Activiteitenbesluit
Vragen aan de helpdesk
WETGEVING > Type A-inrichtingen Wat zijn type A-inrichtingen? Hoe weet ik als handhaver dat ze er zijn? Om de druk van de administratieve lasten te beperken, is ervoor gekozen om inrichtingen die weinig milieurelevant zijn apart te regelen. Het gaat hier om type A-inrichtingen, die ook wel ‘licht regime’inrichtingen worden genoemd. Voorbeelden zijn kantoren, banken, scholen, bejaardentehuizen, kinderopvanggebouwen en bibliotheken. Meer en specifiekere voorbeelden vindt u op de InfoMil website. Deze inrichtingen vallen wel onder de regels van het Activiteitenbesluit, maar hoeven geen melding te doen bij oprichting of wijziging. Deze inrichtingen vielen voorheen onder een 8.40-amvb en waren destijds wel meldingplichtig, maar in de praktijk bleken deze inrichtingen zich toen ook al vaak niet te melden. Onder een inrichting type A wordt over het algemeen verstaan die inrichting waar geen (deel)activiteiten worden verricht die genoemd zijn in de hoofdstukken 3 en 4 van het Activiteitenbesluit of de ministeriële regeling. Op deze hoofdregel worden tien uitzonderingen gemaakt voor activiteiten die wel genoemd zijn in de hoofdstukken 3 en 4, maar waarbij de inrichting toch een type A-inrichting blijft. Op die activiteiten zijn de voorschriften van
hoofdstuk 3 en 4 van het Activiteitenbesluit wel van toepassing, maar er hoeft niet gemeld te worden. Om een type A-inrichting te zijn, moet er natuurlijk wel sprake zijn van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Daarnaast geldt altijd het voorbehoud dat er ook voldaan moet zijn aan de criteria die u vindt bij de definitie van “inrichting type A” in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit. Omdat type A-inrichtingen zich niet hoeven te melden, is het mogelijk dat het bevoegd gezag geen zicht heeft op (nieuw)vestiging van deze inrichtingen. Het bevoegd gezag kan echter wel handhaven op de geldende voorschriften uit het Activiteitenbesluit. In de meeste gevallen beschikt het bevoegd gezag op grond van andere verplichtingen over informatie over type A-inrichtingen. In het kader van gemeentelijke belastingen, bouwvergunningen, erfpacht en dergelijke weet het bevoegd gezag vaak al van de vestiging van nieuwe inrichtingen. Daarnaast kunnen klachten, gevelcontroles en bestanden van de Kamer van Koophandel meer inzicht geven. Om de type A-inrichtingen goed in beeld te krijgen, zult u dus gebruik moeten maken van verschillende informatiebronnen. Slim omgaan met de beschikbare gegevens is een vereiste. Het bevoegd gezag bepaalt of en met welke regelmaat de inrichtingen worden bezocht in het kader van handhavingscontroles.
Hollandse hoogte
LANDBOUW > Nieuwe landbouwregelgeving Hoe verhouden de Besluiten landbouw, glastuinbouw en mestbassins zich tot het Activiteitenbesluit? Het Besluit landbouw milieubeheer, het Besluit glastuinbouwbedrijven milieubeheer en het Besluit mestbassins milieubeheer zijn niet opgegaan in het Activiteitenbesluit. Ze blijven op 1 januari in de huidige vorm bestaan. Agrarische bedrijven zijn vergunningplichtig of vallen onder het Besluit landbouw, glastuinbouw of mestbassins milieubeheer. Alleen de grond waarop een agrarisch bedrijf vergunningplichtig is, verandert. Alle agrarische bedrijven, dus zowel vergunningplichtige bedrijven als bedrijven die onder de agrarische besluiten vallen, zijn type C-inrichtingen op basis van de definitie in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit. Voor type C-inrichtingen geldt dat de voorschriften uit hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing kunnen zijn. Als een type C-inrichting een activiteit uitvoert, zoals opgenomen in hoofdstuk 3, zijn deze voorschriften van toepassing naast de vergunning of naast de voorschriften uit de genoemde agrarische besluiten. Welke agrarische bedrijven zijn vergunningplichtig? De belangrijkste (en meest complexe) categorie is genoemd in categorie c van bijlage 1 van het Activiteitenbesluit. Vergunningplichtig is “een ‘landbouwinrichting’ waarop het Besluit landbouw milieubeheer op grond van artikel 3 of artikel 4 van het Besluit landbouw niet van
toepassing is” (bijlage 1, aanhef en onder c van het Activiteitenbesluit). Daarnaast zijn er nog vijf andere categorieën in bijlage 1 bijzonder relevant voor agrarische bedrijven; zie daarvoor de nieuwslink bij dit artikel. Op dit moment gelden lang niet alle agrarische bedrijven als landbouwinrichting. De inrichtingen die dat wel zijn, vindt u in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer. Ook dit wordt in de nieuwslink nader gespecificeerd. Een intensieve veehouderij is bijvoorbeeld geen landbouwinrichting. Dit verandert waarschijnlijk als de wijziging van het Besluit landbouw in werking treedt. In artikel 2 worden de begrippen melkrundveehouderij, paardenhouderij en kleinschalige veehouderij vervangen door ‘veehouderij’. Dan vallen dus ook de intensieve veehouderijen onder het begrip ‘landbouwinrichting’. Een horecagelegenheid of een andersoortige inrichting die geen landbouwinrichting is, maar waar ook nog landbouwhuisdieren worden gehouden, wordt niet vergunningplichtig voor zover het aantal dieren beperkt blijft tot respectievelijk: 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen of 10 overige landbouwhuisdieren. > www.infomil.nl/nieuwslinks
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
WETGEVING > Opnieuw melden? Moeten bestaande bedrijven zich bij de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit opnieuw melden? Als het Activiteitenbesluit in werking treedt, hoeven bestaande bedrijven zich niet opnieuw te melden. Voorwaarde is wel dat ze op het moment van inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit al
een melding hebben gedaan op basis van een 'oude' 8.40-amvb, of al over een milieuvergunning beschikken of die hebben aangevraagd. Bepalingen over de melding vindt u in afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit. Een melding is alleen vereist bij oprichting of verandering van de inrichting. Normaal gesproken moet vier weken voor oprichting van een inrichting melding worden gedaan bij het bevoegd gezag. Ook bij verandering van een inrichting of van de werking
WETGEVING > Erkende en verplichte maatregelen Hoe herken ik het verschil tussen een erkende en een verplichte maatregel en hoe ga ik daar als handhaver mee om? Erkende maatregel Een erkende maatregel kunt u herkennen aan de manier waarop die is geformuleerd: “Aan (artikel uit besluit) wordt in ieder geval voldaan indien...”. Bij erkende maatregelen gaat het om concrete, vaak technische voorschriften in de ministeriële regeling. Daarmee wordt voldaan aan een gekwantificeerd doelvoorschrift in het besluit. Dit doelvoorschrift is dan ook de basis voor de handhaving. Wanneer een inrichtinghouder met een andere technische maatregel dan die is aangegeven in de ministeriële regeling kan voldoen aan het doelvoorschrift uit het besluit, dan staat het hem vrij om die andere maatregel toe te passen. Hij hoeft het bevoegd gezag daarvoor vooraf geen toestemming te vragen. De handhaver moet onderzoeken of de inrichtinghouder aan het doelvoorschrift voldoet. Gaat het om een maatregel ter reductie van luchtemissies, dan kan de handhaver de inrichtinghouder vragen om eenmalig aan te tonen dat hij met het toegepaste alternatief voldoet aan het doelvoorschrift. Wanneer een inrichtinghouder de
InfoMil-helpdesk maandag t/m vrijdag 9.00 - 12.00 uur www.infomil.nl > helpdesk T (070) 373 55 75
erkende maatregel onjuist uitvoert, dan moet de handhaver nagaan of alsnog aan de erkende maatregel kan worden voldaan. Als de inrichtinghouder een erkende maatregel op het gebied van luchtemissies niet op de juiste manier wil uitvoeren, dan kan de handhaver dus ook in dit geval één keer eisen dat de inrichtinghouder aantoont dat hij toch voldoet aan het doelvoorschrift. Verplichte maatregel Net als bij erkende maatregelen hebben de artikelen met verplichte maatregelen een vaste opbouw. De artikelen beginnen met het beoogde doel van de maatregel. Daarna volgt de verplichte maatregel. Een
daarvan moet een melding bij het bevoegd gezag worden gedaan. Bij verandering is een melding alleen vereist als een afwijking ontstaat van eerder verstrekte gegevens, of als volgens de artikelen 1.12 (akoestisch rapport), 1.13 (lozingen vanuit bodemsanering of proefbronnering) of artikel 1.14 (lozing van grondwater) anderszins gegevens moeten worden verstrekt. Voor type A-inrichtingen geldt een uitzondering: die zijn niet verplicht
voorbeeld: “Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico vindt het zeefdrukken plaats boven een bodembeschermende voorziening.” Maatregelen zijn verplicht gesteld in gevallen waarin het niet mogelijk was om een gekwantificeerd doelvoorschrift te formuleren, of wanneer het onderwerp van de bepaling dermate belangrijk is dat een verplichting nodig is bevonden. Deze maatregelen zijn veelal gekoppeld aan de zorgplicht. Bij de controle gaat de handhaver na of de verplichte maatregel is getroffen. In het voorbeeld is dat dus de bodembeschermende voorziening. Wanneer de bodembeschermende voorziening ontbreekt, handhaaft hij op het ontbreken van de maatregel. Het is bij een verplichte maatregel niet nodig om aan te tonen dat niet aan het doelvoor-
Erkende maatregel Formulering “Aan (artikel uit Besluit) wordt in ieder geval voldaan indien...” Doelvoorschrift Gekoppeld aan een gekwantificeerd doelvoorschrift. Handhaving Afhankelijk van de situatie handhaven op erkende maatregel of op doelvoorschrift. Andere maatregel Vrij om andere maatregel toe te passen, zonder toestemming vooraf. Bij reductie van luchtemissies: eenmalige aantoonplicht.
Heeft u een vraag voor de helpdesk? Kijk voor u belt eerst op www.infomil.nl. Onder aandachtsgebieden vindt u veel gestelde vragen, het laatste nieuws, actuele ontwikkelingen en veel achtergrondinformatie.
Op de site staan ook veel vragen en antwoorden. Wilt u uw vraag toch voorleggen aan een van onze des kundigen? Bel dan op werkdagen, tussen 9 en 12 uur.
om een melding te doen bij oprichting of wijziging. Bij de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt een melding op basis van een Wm 8.40-besluit een indieningsvereiste voor de aanvraag van een omgevingsvergunning. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een inrichting waarop het Activiteitenbesluit van toepassing is, moet dan de melding in het kader van het Activiteitenbesluit worden gevoegd.
schrift wordt voldaan. De handhaver hoeft in dit geval dus niet aan te tonen dat er geen sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico ofwel dat de bodem door de betreffende activiteit ook echt vervuild wordt. Wanneer de inrichtinghouder een andere maatregel wil toepassen dan de verplichte, moet het bevoegd gezag daarvoor vooraf toestemming geven. De inrichtinghouder moet aantonen dat hij met de voorgestelde maatregel een gelijkwaardig niveau van milieubescherming bereikt. Op het verzoek om een andere maatregel te mogen toepassen, moet het bevoegd gezag een besluit nemen waartegen bezwaar en beroep openstaat. De benodigde toestemming en aantoonplicht vooraf is ook een verschil tussen een verplichte en een erkende maat regel.
Verplichte maatregel Beginnen met het beoogde doel, daarna volgt de verplichte maatregel. Bijvoorbeeld: “Ten behoeve van het realiseren van…”. Veelal gekoppeld aan zorgplicht (gekwalificeerd doelvoorschrift). Handhaven op het ontbreken van de maatregel. Voorafgaande toestemming nodig van bevoegd gezag voor het toepassen van een andere maatregel.
U kunt uw vraag ook digitaal stellen: gebruik het registratieformulier op onze site. We doen ons best om uw vraag binnen twee werkdagen te beantwoorden.
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
ICT helpt bij invoering Activiteitenbesluit Vermindering van de administratieve lasten is een belangrijk uitgangspunt bij de invoering van het Activiteitenbesluit. De regels worden eenvoudiger, maar het gaat wel om een totaal nieuwe aanpak, waarin zowel ondernemers als ambtenaren zich moeten verdiepen. Om dat te vergemakkelijken, gaat de informatie- en communicatietechnologie helpen, met de Activiteitenbesluit-internetmodule.
Harry Booltink (InfoMil): “Onder het Activiteitenbesluit vallen twaalf besluiten – daar word je niet zomaar wijs uit. Vanaf het begin bestond het besef dat ICT daarbij een belangrijke rol moest gaan spelen. Dat past ook helemaal in het idee van de verlichting van de administratieve lasten. De ontwikkelde ICT-tool kun je zien als de wegwijzers in het bos van het Activiteitenbesluit. Die applicatie is een soort drietrapsraket: 1. wegwijs maken in het besluit 2. een voorschriften- en maatregelpakket op maat maken 3. digitaal melding doen. Je hoeft daardoor niet het hele pakket van tweehonderd pagina’s op je bureau te leggen en door te worstelen.”
ningplicht kunnen leiden – lassen valt onder de amvb, ijzer gieten is vergunningplichtig. Gemeenten zijn niet verplicht om gebruik te maken van de ICT-modules; het is een service. Maar ik denk dat ze veel informatie missen als ze niet meedoen. We hebben dan ook geprobeerd de aansluiting voor gemeenten zo simpel mogelijk te houden. Gemeenten moeten een e-mailpostbus aanmaken waar de meldingen binnen komen en ze moeten een linkje naar ICT-module op hun website plaatsen. Hiermee is de aansluiting voltooid; alle meldingen voor hun gemeenten komen dan automatisch op de goede plek aan.”
Tests en voorlichting
Pilotgemeente Enschede
“Er is veel tijd en energie gestoken in de ontwikkeling van de ICT-tool. Er zijn pilotprojecten opgezet en voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Voorlopergemeenten testen de modules sinds juni. Op basis van hun bevindingen zijn ze steeds bijgesteld. De ervaringen hebben tot ingrijpende veranderingen geleid. Zo kom je nu sneller uit bij de activiteiten van de verschillende soorten bedrijven. We zijn uitgegaan van profielen, groepen van bedrijfsmatige activiteiten die direct herkenbaar zijn. Dieren houden bijvoorbeeld, of metaal bewerken. Dat kunnen activiteiten zijn die tot vergun-
Frank Herik, adviseur kwaliteit en informatie bij de gemeente Enschede, was betrokken bij de test van de module. “Enschede hoort bij de top van Nederland als het gaat om digitale dienstverlening, dus het lag voor de hand dat we zouden meewerken aan het pilotproject. We hebben de module intern getest (snappen wij het, doet hij wat hij moet doen) en daarna een bestaande aanvraag ingevoerd. Die tests hebben geleid tot flinke aanpassingen in het prototype. De gedachtenlijn is helemaal veranderd, vooral omdat we de module sterk hebben bekeken vanuit het perspectief van de klant.
Heel gebruiksvriendelijk is de vraagboomstructuur: door antwoord te geven op de vragen op het scherm kom je uit waar je moet zijn. Het was lastig om de juiste structuur te vinden. We zijn er nog niet en de tijd dringt, maar het ziet er veelbelovend uit.”
Stap vooruit Herik is ervan overtuigd dat het Activiteitenbesluit en de digitale manier van melden een stap vooruit betekenen. “Je moet die zaken wel scheiden. Inhoudelijk is er een nieuwe regelgeving, en het is altijd ingewikkeld om die te implementeren en in je vingers te krijgen. Daarnaast is de vorm van indienen een prettige bijkomstigheid: die gaat zowel bedrijven als ambtenaren voordeel opleveren. Gemeenten kunnen echt winst boeken als het lukt het aantal conversies (van papier naar digitaal, en dan weer naar een systeem om de gegevens op te slaan) kunnen beperken. Die conversies leiden altijd tot interpretatieproblemen en slordigheidjes. Om vast een idee te krijgen van de module kan iedereen vanaf 1 december op het kennisplein van de omgevingsvergunning de nieuwe versie inkijken.” (Zie daarvoor www.omgevingsvergunning. vrom.nl/aim.) En tenslotte de cruciale vraag voor veel betrokkenen: lukt het om de module te laten werken voor de deadline van 1 januari 2008? “Ja”, zegt Herik beslist. “We hopen het niet alleen, we gaan het gewoon doen.”
.
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
vervoerma n ageme n t
Puntensysteem personenvervoer (voorlopig) van de baan Verkeer van en naar inrichtingen kan belastender zijn voor het milieu dan nodig is. Om de nadelige gevolgen te beperken, is in een ministeriële regeling een puntensysteem voor personenvervoer voorgesteld. De regeling verplicht bedrijven een keuze te maken uit een lijst met maatregelen waaraan punten toegekend zijn; zij moeten een minimaal aantal punten scoren door maatregelen uit te voeren. Het was de bedoeling dat de regeling op 1 januari 2008 in werking zou treden, maar door overleg met werkgevers is dat nog even uitgesteld; mogelijk komt er een alternatief. Tot het zover is, geldt de zorgplicht. In september is tijdens overleg met de minister van VROM en vertegenwoor digers van de werkgevers besloten dat zij nog tot september 2008 de tijd krijgen om met alternatieven te komen voor het voorgestelde puntensysteem voor personenvervoer. De Taskforce Mobiliteitsmanagement gaat zich hierover buigen. Door deze afspraak treden de artikelen in de ministeriële regeling voor het personenverkeer nog niet in werking. In de (oude) 8.40-amvb's viel verkeer van personen, goederen en bezoekers onder het zorgplichtartikel. Dat blijft voorlopig zo. Lukt het de Taskforce niet een adequaat alternatief op te stellen, dan treden de
artikelen in de ministeriële regeling op 1 januari 2009 alsnog in werking.
Aanpak per 1 januari 2008 Het zorgplichtartikel verplicht een inrichting de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting zo veel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. Het besluit biedt de mogelijkheid deze zorgplicht met maatwerkvoorschriften nader in te vullen, nu de artikelen in de ministeriële regeling rond verkeer en vervoer nog niet in werking treden. De aanpak zoals omschreven in de handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (InfoMil,
PDO 09) blijft hiermee voorlopig gehandhaafd. In de handreiking staat dat vervoermanagement zinvol is als een bedrijf uitkomt boven een of meer van de volgende grenzen: • 100 werknemers • 500 bezoekers per dag • 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers en uitbesteed vervoer • 1 miljoen eigen transportkilometers per jaar voor eigen vervoerders. Het bevoegd gezag kan bedrijven die boven deze grenzen uitkomen vragen wat ze op het gebied van vervoer management al aan maatregelen getroffen hebben en wat de volgende stappen zijn. Het recent uitgebrachte informatieblad Vervoermanagement met bedrijven en de praktijkbladen Vervoermanagement bij ziekenhuizen en Vervoermanagement bij publiekstrekkers, die de komende maanden zullen verschijnen, helpen het bevoegd gezag vast te stellen of er voldoende besparingspotentieel is om maatwerkvoorschriften te rechtvaardigen. Een belangrijk aandachtspunt voor het bevoegd gezag is dat het de noodzaak van maatwerkvoorschriften goed onderbouwt. Gemeentelijk vervoerbeleid kan de aanpak van het bevoegd gezag wezenlijk ondersteunen.
Taskforce In de kabinetsreactie op het SER-advies over mobiliteitsmanagement is de oprichting van een Taskforce Mobiliteitsmanagement voorgesteld. Aanvankelijk was die bedoeld om de bekendheid van mobiliteitsmanagement te vergroten, nu is daar een opdracht bijgekomen: het ontwikkelen van concrete voorstellen als alternatief voor het puntensysteem. In de Taskforce nemen werkgevers, werknemers, overheden en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zitting. Het initiatief voor het maken van de afspraken ligt bij VNO-NCW. De VNG wordt hierbij betrokken.
Meer informatie De genoemde publicaties, trainingen over hoe om te gaan met deze regel geving en verdere informatie over vervoermanagement vindt u op onze website.
.
Hollandse hoogte
> www.infomil.nl/nieuwslinks
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit in vogelvlucht Hoofdstuk, afdeling, paragraaf
Milieuaspect
1
Algemeen
1.1
Alle begripsbepalingen, reikwijdte en procedurele bepalingen
1.1.1
Begripsbepalingen
alle
1.1.2
Reikwijdte en procedurele bepalingen
alle
1.2
Melding
alle
2
Algemene regels ten aanzien van alle activiteiten
2.1
Zorgplicht
2.2
Lozingen
2.3
Lucht
2.4
Bodem
2.5
Afvalbeheer
2.6
Energiebesparing
2.7
Verkeer en vervoer
2.8
Geluidhinder
2.9
Trillinghinder
2.10
Financiële zekerheid
3
Bepalingen met betrekking tot activiteiten in inrichtingen (geldt ook voor type-C inrichtingen)
3.1
Afvalwaterbeheer
lozingen
3.1.1
Lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering
lozingen
3.1.2
Lozen van grondwater bij ontwatering
lozingen
3.1.3
Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening
lozingen
3.1.4
Lozen van huishoudelijk afvalwater
lozingen
3.1.5
Lozen van koelwater
lozingen
3.2
Installaties
3.2.1
In werking hebben van een warmtekrachtinstallatie
lucht, veiligheid, bodem
3.2.2.
In werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveelheid of aardgaskwaliteit
veiligheid
3.2.3
In werking hebben van een windturbine
veiligheid, licht, geluid
3.2.4
In werking hebben van een installatie voor het doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater
geur
3.3
Voorzieningen
3.3.1
Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer
veiligheid, bodem, lucht, lozingen
3.3.2
Het wassen van motorvoertuigen
bodem, lozingen
3.3.3
Tandheelkunde
lozingen
3.3.4
Opslaan van propaan
veiligheid
3.3.5
Opslaan van vloeibare brandstof en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks
bodem
4
Bepalingen overige activiteiten in inrichtingen
4.1
Bepalingen met betrekking tot overige activiteiten in inrichtingen; niet geldend voor inrichtingen type C met uitzondering van de in artikel 1.4, 3e lid onderdeel B t/m E
4.1.1
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, vaste kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen
bodem, veiligheid
4.1.2
Opslaan van vuurwerk en andere ontplofbare stoffen
veiligheid
4.1.3
Opslaan van stoffen in opslagtanks
bodem, veiligheid
4.1.4
Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen
veiligheid
4.1.5
Opslaan en overslaan van bulkgoederen en stukgoederen
lucht, lozingen, bodem
4.1.6
Het vullen van gasflessen met propaan en/of butaan
veiligheid
4.1.7
Opslaan van nitraathoudende kunstmeststoffen
bodem, veiligheid
4.2
Installaties
4.2.1
In werking hebben van een stookinstallatie
veiligheid, energie, lozingen
4.2.2
In werking hebben van een koelinstallatie
veiligheid
4.3
Activiteiten met betrekking tot hout en kurk
4.3.1
Mechanische bewerkingen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen
lucht
4.3.2
Reinigen, coaten en lijmen van hout of kurk dan wel houten, kurken of houtachtige voorwerpen
lucht, geur, bodem, lozingen
4.4
Activiteiten met betrekking tot kunststof
4.4.1
Mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten
lucht
4.4.2
Reinigen, coaten en lijmen van kunststof of kunststofproducten
lucht, geur, bodem
4.5
Activiteiten met betrekking tot metaal
4.5.1
Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen
lucht, bodem
4.5.2
Lassen van metalen
lucht
4.5.3
Solderen van metalen
lucht
4.5.4
Stralen van metalen
lucht, bodem
4.5.5
Reinigen, lijmen en coaten van metalen
lucht, bodem
4.5.6
Aanbrengen anorganische deklagen op metalen
lucht, bodem
4.5.7
Beitsen en etsen van metalen
lucht, bodem
InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
Hoofdstuk, afdeling, paragraaf
Milieuaspect
4.5.8
Elektrolytisch en stroomloos aanbrengen van metaallagen op metalen
lucht, bodem
4.5.9
Drogen van metalen
lucht
4.5.10
Aanbrengen van conversielagen op metalen
lucht
4.5.11
Thermisch aanbrengen van metaallagen op metalen
lucht, bodem
4.5.12
Lozen van afvalwater afkomstig van activiteiten in § 4.5.1 tot en met 4.5.11
lozingen
4.6
Activiteiten met betrekking tot motoren, motorvoer- en vaartuigen en andere gemotoriseerde apparaten
4.6.1
Lozen van afvalwater (algemeen)
lozingen
4.6.2
Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage
lucht
4.6.3
Afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen
veiligheid, oppervlaktewater, bodem
4.6.4
Afleveren van vloeibare brandstoffen en aardgas voor eigen gebruik en niet-openbare verkoop aan derden voor motorvoertuigen voor het wegverkeer
lucht, veiligheid, lozingen, veiligheid
4.6.5
Onderhouden en repareren van motoren, motorvoertuigen en andere gemotoriseerde apparaten en proefdraaien van motoren
afval, bodem, veiligheid
4.6.6
Onderhouden en repareren en afspuiten van pleziervaartuigen
oppervlaktewater, bodem, veiligheid
4.7
Activiteiten met betrekking tot papier en textiel
4.7.1
Ontwikkelen en afdrukken van fotografisch materiaal
lozingen
4.7.2
Zeefdrukken
lozingen, lucht
4.7.3
Overige druktechnieken
lozingen
4.7.4
Reinigen en wassen van textiel
lucht, lozingen, bodem
4.8
Overige activiteiten
4.8.1
Inwendig reinigen van tanks en tankwagens
lozingen
4.8.2
Bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen
lozingen, afval
4.8.3
Bereiden van voedingsmiddelen
lozingen, geur
4.8.4
Slachten van dieren
lucht, lozingen
4.8.5
Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport
licht
4.8.6
In werking hebben acculader
bodem
4.8.7
In werking hebben van een noodstroomaggregaat
bodem
5
Wijziging van besluiten
6
Overgangs- en slotbepalingen
6.1
Algemeen overgangsrecht
6.2
Overgangsrecht energiebesparing
6.3
Overgangsrecht verkeer en vervoer
6.4
Overgangsrecht bodem
6.5
Overgangsrecht geluidhinder
6.6
Overgangsrecht met betrekking tot slibvangputten en olieafscheiders
6.7
Overgangsrecht met betrekking tot het lozen van afvloeiend hemelwater
6.8
Overgangsrecht met betrekking tot het lozen van huishoudelijk afvalwater
6.9
Overgangsrecht met betrekking tot het in werking hebben van een warmtekrachtinstallatie
6.10
Overgangsrecht met betrekking tot het in werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveelheid of aardgaskwaliteit
6.11
Overgangsrecht met betrekking tot het afleveren van vloeibare brandstoffen, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer
6.12
Overgangsrecht tandheelkunde
6.13
Overgangsrecht met betrekking tot de opslag van propaan
6.14
Overgangsrecht met betrekking tot het opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking, niet zijnde vuurwerk, vaste kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen
6.15
Overgangsrecht met betrekking tot het opslaan en overslaan van bulkgoederen en stukgoederen
6.16
Overgangsrecht met betrekking tot het in werking hebben van een stookinstallatie
6.17
Overgangsrecht met betrekking tot het in werking hebben van een koelinstallatie
6.18
Overgangsrecht met betrekking tot de mechanische bewerkingen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen
6.19
Overgangsrecht met betrekking tot het reinigen, coaten en lijmen van hout of kurk dan wel op houten, kurken of houtachtige voorwerpen
6.20
Overgangsrecht met betrekking tot mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten
6.21
Overgangsrecht met betrekking tot het reinigen, coaten en lijmen van kunststof of kunststofproducten
6.22
Overgangsrecht met betrekking tot het lozen van afvalwater afkomstig van activiteiten in § 4.5.1 tot en met 4.5.11
6.23
Overgangsrecht met betrekking tot het afleveren van vloeibare brandstoffen en aardgas voor eigen gebruik en niet- openbare verkoop aan derden voor motorvoertuigen voor het wegverkeer
6.24
Overgangsrecht met betrekking tot het bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen
6.25
Overgangsrecht met betrekking tot het vervaardigen en bereiden van voedingsmiddelen
6.26
Overgangsrecht met betrekking tot het slachten van dieren
6.27
Overgangsrecht met betrekking tot het opslaan van brandbare stoffen
6.28
Overgangsrecht betreffende gevaarlijke afvalstoffen
6.29
Slotbepalingen
10 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
lucht
Eisen lucht geüniformeerd In dit artikel vindt u een beknopt overzicht van de luchtvoorschriften in het Activiteitenbesluit en de belangrijkste verschillen met de 'oude' 8.40-amvb’s. De basis voor de luchtvoorschriften vormen de eisen voor stookinstallaties, geur, VOS enzovoort uit de huidige 8.40amvb’s. De eisen zijn geüniformeerd; sommige zijn daardoor versoepeld, andere aangescherpt. Waar eisen zijn aangescherpt, is daarmee rekening gehouden in het overgangsrecht. Hieronder vindt u de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige 8.40-amvb's. Stookinstallaties Alle kleine stookinstallaties (nominaal vermogen van maximaal 20 kW) binnen inrichtingen gaan onder het Activiteitenbesluit vallen. De aanwezigheid van kleine houtkachels of kolengestookte installaties leidt straks dus niet meer tot vergunningplicht. Het stoken van biodiesel die voldoet aan Vermogen stook- installatie (kW) < 20 < 100 ≥ 100
Keuringsfrequentie Gasgestookt Niet gasgestookt geen geen geen eens per 4 jaar eens per 4 jaar eens per 2 jaar
Keuring en onderhoud: wijzigingen in frequentie en regime
NEN-EN-14214 (ongeacht het nominaal vermogen van de stookinstallatie) leidt ook niet meer tot vergunningplicht. Vluchtige organische stoffen Maatregelen, anders dan het bijhouden van een eenvoudige boekhouding, zijn pas nodig bij overschrijding van een drempel voor het jaarlijks VOS-verbruik uit het Activiteitenbesluit. Bij het overschrijden van de drempel van het Oplosmiddelenbesluit gelden de eisen van het Oplosmiddelenbesluit en niet
langer die van het Activiteitenbesluit (tenzij deze gericht zijn op het voor komen van geuroverlast). Geur Maatregelen ter voorkoming van geuroverlast zijn geüniformeerd, zoals de situering van emissiepunten bij het bereiden van voeding of het gebruik van VOS. Nieuwe maatregelen gelden alleen voor nieuwe situaties. Voor bestaande situaties blijven huidige eisen gelden. Maatregelen zijn alleen nodig als er (volgens de definitie van het besluit) gevoelige objecten zijn nabij de inrichting. Als uitgangspunt voor eventueel maatwerk kan het begrip ‘acceptabel hinderniveau’ van de NeR dienen. Procesemissies Met de inpassing van onder meer metaalbedrijven komen veel nieuwe luchtemissies onder algemene regels. In vergunningen worden dergelijke
emissies beoordeeld met behulp van de NeR. Om dezelfde milieubescherming en flexibiliteit te behouden is de NeRsystematiek in het Activiteitenbesluit overgenomen (zie het kader hieronder). Met het oog op de handhaafbaarheid geldt de volgende aanpak. Voor relevante activiteiten bevat het besluit emissie-eisen (doelvoorschriften); in de ministeriële regeling staan maatregelen waarmee een bedrijf aan het besluit kan (of soms moet) voldoen. Pas als zo’n maatregel niet, of maar voor een deel is getroffen (of als dat nog onduidelijk is) is inzicht nodig in de emissie. Het bedrijf moet dan door meting of berekening conform de NeR-systematiek duidelijkheid geven. Nieuw ten opzichte van de amvb’s is dat in het besluit niet alleen emissie-eisen staan, maar ook eisen aan het toepassen van bronafzuiging. Die eisen zijn gekoppeld aan drempels zoals in de NeR en het Werkboek milieumaatregelen metalektro.
.
> www.infomil.nl/nieuwslinks
“ E m i s s i e s k u n n e n n u u n i f o r m w o r d e n a a n g e pa k t ” Over de opname van de NeR-systematiek in het besluit spraken we met twee vertegenwoordigers van het bevoegd gezag: Hans van Brouwershaven van de gemeente Almelo en Hans de Lange van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid. De NeR-systematiek is dus in het besluit verwerkt. Wat is daarvan het effect? De Lange: “Met de opname van de NeR-systematiek kunnen emissies uniform worden aangepakt, met de bewegingsvrijheid die er in de vergunning ook is. De eerste kennismaking met de luchtvoorschriften in hoofdstuk 2 van het besluit nodigt trouwens bepaald niet uit tot gebruik. Na het lezen van de toelichtingen en het bijwonen van workshops is mij duidelijk geworden dat je uit moet gaan van de maatregelen uit de regeling. Alleen als die niet getroffen zijn, moet het bedrijf met behulp van hoofdstuk 2 zaken aantonen.” Van Brouwershaven: “De NeR-systematiek krijgt zo een meer wettelijke status, en dat verhoogt de drempel voor het afwijken van grenswaarden en maatregelen. We zijn in onze gemeente nog bezig met het interpreteren van de consequenties. Enerzijds willen we in het licht van deregulering terughoudend zijn met het opleggen van maatwerkvoorschriften, anderzijds vraagt de ruimte in het besluit om het toepassen van maatwerk.” Wie gaat binnen uw organisatie deze NeR-gerelateerde voorschriften handhaven? De Lange: “Handhavers moeten net als nu generalistische kennis hebben van het besluit, en waar nodig gebruik maken van specialisten. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn als voorgeschreven maatregelen niet zijn getroffen en de NeR-systematiek om de hoek komt kijken. Deze kennis is bij ons voor een deel aanwezig, en mogelijk gaan we die ook betrekken uit een gezamenlijke kennispool met bijvoorbeeld de DCMR.” Van Brouwershaven: “Het is nog niet duidelijk wie de NeR-gerelateerde voorschriften gaat controleren, wie de meldingen gaan beoordelen en wie eventuele maatwerkvoorschriften gaat formuleren. Wel geldt ook voor ons dat degenen die gaan handhaven een bepaalde basiskennis van het besluit moeten hebben.”
Hollandse hoogte
11 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
bodem
NRB ingebed in bodemmaatregelen In het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling zijn preventieve bodembeschermende maatregelen opgenomen voor bodembedreigende bedrijfsactiviteiten. Nieuw in vergelijking met de oude amvb’s is dat bij het opstellen van bodembeschermende voorschriften rekening is gehouden met de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Uitgangspunt is beperking van bodembedreigende bedrijfsactiviteiten tot een verwaarloosbaar bodemrisico. De bodembeschermende voorschriften die daarbij horen zijn niet alleen gericht op voorzieningen, zoals vloeren, maar ook op beheermaatregelen.
Beheer en voorzieningen De beheermaatregelen en voorzieningen moeten op elkaar zijn afgestemd. Minder effectieve voorzieningen vergen zwaardere maatregelen en omgekeerd. De beheermaatregelen zijn gericht op regelmatige inspectie en waar nodig reparatie van voorzieningen, gecombineerd met good housekeeping. Zeker bij vloeistofkerende voorzieningen is toezicht en frequente inspectie belangrijk. De voorzieningen en maatregelen
moeten goed functioneren, controleerbaar zijn en bodemverontreining kunnen signaleren, conform de eisen uit de ministeriële regeling. De regeling stelt algemene eisen aan het treffen van beheermaatregelen, zoals het keuren van voorzieningen, het bewaren van documenten en het verrichten van bodemonderzoek. Het voorzieningenniveau – bijvoorbeeld de aanleg van bodembeschermende voorzieningen en lekbakken – staat in de regeling per activiteit beschreven.
Bodemrisico Het besluit biedt een inrichting de mogelijkheid om in bestaande situaties waarin een verwaarloosbaar bodem risico niet haalbaar is een verzoek in te dienen om een aanvaardbaar bodemrisico te mogen hanteren. Het is verplicht bij de aanvraag een plan van aanpak in te dienen dat inzichtelijk maakt waarom een verwaarloosbaar risico niet haalbaar is en met welke
risicobeperkende maatregelen het risico aanvaardbaar gemaakt kan worden.
Voorzieningen Waar in de regeling is voorgeschreven dat een activiteit boven een bodem beschermende voorziening moet plaatsvinden, wil dat niet zeggen dat altijd een vloeistofkerende voorziening is toegestaan. Voorop staat dat de combinatie van bodembeschermende voorzieningen en maatregelen moet leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Dit volgt uit het doelvoorschrift in het besluit. Als bij een bepaalde bedrijfsactiviteit alleen een vloeistofdichte vloer kan leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico, zal dus die voorziening moeten worden getroffen. Naar voorbeeld van de NRB moet dus per bedrijfsactiviteit bekeken worden welke combinatie van voorzieningen en maatregelen zal leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Dit kan zijn een vloeistofdichte vloer of verharding, of een vloeistofkerende voorziening in combinatie met beheermaatregelen. Per bedrijfsactiviteit is dit dus een vorm van maatwerk.
.
G eluid
Meer dan oude wijn in nieuwe zakken Wie in het Activiteitenbesluit het aspect geluid bekijkt, komt een hoop bekende zaken tegen. Toch blijft niet alles bij het oude. Een beknopt overzicht. Tussen de ‘oude’ 8.40-amvb’s bestonden nogal wat verschillen in begripsbepalingen. Die zijn nu verdwenen: voor de begripsbepalingen is aangesloten bij de Wet geluidhinder (Wgh). Even wennen is dat wordt gesproken over ‘gevoelige objecten’ in plaats van geluidgevoelige objecten. De introductie van de term ‘dove gevel’ is een ander punt waarbij aansluiting is gezocht bij de Wgh. Vooral bij handhaving wordt dit een punt van aandacht. Niet elke gevel hoeft in de toekomst aan de voorschriften te voldoen.
Melding
In een beperkt aantal gevallen is het verplicht om een akoestisch onderzoek bij de melding te voegen. Ook in gevallen waarin aannemelijk is dat de normen overschreden zullen worden, heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om binnen vier weken na ontvangst van de melding een akoestisch
onderzoek te verlangen. Het bevoegd gezag moet hiertoe wel een gemotiveerd besluit nemen. Bevoegde gezagen zullen dus snel en alert op meldingen moeten reageren, anders moeten zij aantonen dat de inrichting niet aan de grenswaarden kan voldoen.
Doelvoorschriften In Afdeling 2.8 van hoofdstuk 2 van het Activiteitenbesluit staan de voorschriften die betrekking hebben op geluid bij elkaar. Veel voorschriften zijn niet veranderd; zo is het beschermingsniveau op de gevel van een gevoelig object gehandhaafd op 50 dB(A) etmaalwaarde. Ook de beschermingsniveaus voor piekgeluiden en binnen woningen veranderen niet. Nieuw is wel dat de twaalfdagenregeling voor alle inrichtingen gaat gelden, en niet alleen voor de horeca. Een ander nieuw punt is dat
voor woningen op een bedrijventerrein een lager beschermingsniveau gaat gelden (55 dB(A) etmaalwaarde).
Overgangsrecht Het overgangsrecht met betrekking tot geluid staat niet bij de geluidsvoorschriften, maar in een apart hoofdstuk 6. Voor bestaande inrichtingen die vielen onder de besluiten voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen, detailhandel en ambachtsbedrijven, en woon- en verblijfsgebouwen blijft gelden dat bedrijfswoningen (van derden) geen bescherming geboden wordt. Bij nieuwe inrichtingen is dat wel het geval.
.
12 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
W ater
Logische lozingsregels Het Activiteitenbesluit bundelt niet alleen de algemene regels, ook het woud aan lozingsregels krijgt te maken met snoei en onderhoud. Zo worden veel individuele beschikkingen vervangen door algemene regels. Die regels zijn geordend vanuit het gezichtspunt van het bedrijf, en niet meer vanuit dat van de overheid. Ook het beleid voor afstromend hemelwater voor bedrijven is in het besluit geregeld. De wijzigingen vergen wel een goede samenwerking tussen gemeenten en de waterschappen. Alle lozingen van bedrijven in oppervlaktewater, bodem en rioolstelsels worden met het Activiteitenbesluit geregeld. Het besluit is gebaseerd op zowel de Wm als de Wvo (die vervangen gaat worden door de Waterwet). Bodemlozingen worden gereguleerd op grond van de Wm en niet meer op grond van de Wet bodembescherming. Bovendien is het hemelwaterbeleid wettelijk verankerd, zoals de Tweede Kamer dat in 2004 heeft vastgesteld.1 Het Activiteitenbesluit brengt lozingen van Wm-vergunningplichtige bedrijven (zoals de metalektro) en een groot aantal Wvo-vergunningplichtige lozingen onder algemene regels. Dat laatste past bij de intentie van het ministerie van VenW, dat een groot aantal kort durende en voor het milieu minder relevante lozingen via algemene regels wil reguleren.2
Inhoudelijke veranderingen Inhoudelijk verschillen de voorschriften in het Activiteitenbesluit niet zo veel van die in de oude 8.40-amvb’s, met uitzondering van de regels voor vethoudend
afvalwater. Op grond van de 8.40amvb’s moest het bevoegd gezag nog aantonen dat de doelmatige werking van de riolering belemmerd werd voordat het een vetafscheider kon eisen. Met het Activiteitenbesluit is een vetafscheider overal verplicht waar voedsel bereid wordt. Met een maatwerkvoorschrift kan van die vetafscheider worden afgezien, als de inrichting houder aantoont dat die in zijn situatie niet nodig is.
Verdeling bevoegd gezag De huidige verdeling van bevoegdheid tussen Wm- en Wvo-bevoegd gezag verandert niet door het Activiteiten besluit. Voor lozingen die eerst onder de Wvo vielen en nu onder het Activiteitenbesluit blijft de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegd gezag. Het zal regel matig voorkomen dat op grond van het Activiteitenbesluit zowel de water kwaliteitsbeheerder als het Wm-gezag bevoegd is. Vaak zal de een dan specifieke expertise hebben, die bij de ander ontbreekt of in mindere mate aanwezig is. In het besluit wordt niet expliciet
aangegeven wie op welk aspect bevoegd is, en dat is in veel gevallen ook niet op voorhand duidelijk. Denk bijvoorbeeld aan verwaaiing van stuifgevoelige stoffen die zowel een luchtprobleem (Wm) kunnen veroorzaken als de kwaliteit van het oppervlaktewater (Wvo) kunnen aantasten. Dit vraagt van de bevoegde gezagen een goede samenwerking, zodat ze bij het bedrijf overkomen als één bevoegd gezag. De melding zal vaak al bij één loket worden gedaan, maar ook achter het loket moet de samenwerking vorm krijgen.
Hemelwaterbeleid In de regels van het Activiteitenbesluit is ook een deel van het hemelwaterbeleid opgenomen. Wie het hemelwater ontvangt, brengt het ook weer terug in het milieu en moet ervoor zorgen dat het niet onnodig vervuild raakt. Lozing van afstromend hemelwater op een vuilwaterriool is in nieuwe situaties alleen toegestaan als een directe lozing of een lozing in een schoonwaterriool niet mogelijk is. Wat hier niet onder valt, is het afstromend hemelwater van bodembeschermende voorzieningen. Dit wordt geregeld bij de activiteit waar die bodembeschermende voorziening voor bedoeld is. Verontreiniging van dit hemelwater is niet onwaarschijnlijk – anders zou immers geen bodem beschermende voorziening vereist zijn.
Verordeningsbevoegdheid Met de wetswijziging heeft de gemeente er een aantal taken bij gekregen, maar zij heeft nu ook de wettelijke instrumenten om het gemeentelijke waterbeleid te realiseren. Een van die instrumenten is de verordeningsbevoegdheid. Daarmee kan de gemeente aanvullende regels stellen aan het lozen van (afstromend) hemelwater en overtollig grondwater. Deze verordeningsbevoegdheid geldt voor alle lozingen in een gemeentelijk gebied en is dus geen individuele beschikking. Het kan dan ook voorkomen dat er naast de regels in het Activiteitenbesluit voorschriften gelden op grond van een gemeentelijke verordening.
.
1
Brief van de Staatssecretaris van VROM aan de Tweede Kamer over onder meer de herijking van het hemelwaterbeleid (Kamerstukken II 2003/04, 28 966, nr. 2). 2 Kleine en kortdurende lozingen Wvo, CIW juni 2001. ???????
hollandse hoogte
13 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
E x ter n e veiligheid
Externe veiligheid beter geregeld tank meer dan vijf keer per jaar wordt gevuld. Kwetsbare objecten waar grote groepen mensen verblijven of waar mensen verblijven die zichzelf moeilijk kunnen redden, worden extra beschermd. Ten opzichte van die objecten geldt een minimumafstand van 25 meter. De afstanden worden gerekend ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten in plaats van objecten cate gorie I en II, zoals voorheen. Ook moet de tank voldoen aan de voorschriften uit hoofdstuk 8 van de PGS 20.
hollandse hoogte
In het Activiteitenbesluit is op het gebied van externe veiligheid een flinke stap vooruit gemaakt. Om dubbelingen met andere wet- en regelgeving te ondervangen, nieuw beleid te implementeren en knelpunten op te lossen is er nogal wat veranderd. Met drie voorbeelden illustreren we een paar van die veranderingen. Een vollediger overzicht vindt u op onze website. Een eerste belangrijke verandering ligt in de definitie van de term ‘gevaarlijke stof’: de basis om stoffen op gevarenklasse in te delen is in het Activiteiten besluit de vervoerswetgeving (ADR), en dus niet langer de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms). Daardoor zijn de bepa lingen uit PGS 15 beter inpasbaar in het logistieke management van inrichtingen. Inhoudelijk betekent het dat bepaalde stoffen in verpakking op grond van de Wms voorheen wel als gevaarlijk worden beschouwd en op grond van de ADR niet (zoals irriterende en schadelijke stoffen), en andersom (zoals cosmetica en accu’s).
Gasflessen Een gasfles van onder de 150 liter geldt als een verpakking, en niet als opslagtank. De opslag van gasflessen valt dan ook onder de activiteit ‘opslag van gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen in verpakking’. In het besluit staat een afstandeis voor een opslagvoorziening van gasflessen met brandbare gassen in de buitenlucht. In de bijbehorende ministeriële regeling staat dat de opslag van gasflessen moet voldoen aan de betreffende paragrafen
van de hoofdstukken 3 en 6 van de PGS 15. Deze hoofdstukken zijn, in tegen stelling tot de CPR 15-1, specifiek geschreven voor gasflessen; koolzuurflessen met drukontlasting hoeven niet aan de eisen van de PGS 15 te voldoen. De PGS 15 stelt bouwkundige eisen aan opslagvoorzieningen, zoals die voor gasflessen. Als voorheen duidelijk minder strenge bouwkundige eisen golden in een vergunning of amvb, kan via een maatwerkvoorschrift (gemotiveerd) van deze eisen worden afgeweken. In de voorschriften voor de opslag van gasflessen komen geen eisen meer terug met betrekking tot explosieveiligheid of de aanwezigheid en keuring van brandblusmiddelen. Die eisen staan al in de Arbo- en in de bouwregelgeving.
Propaan De opslag van propaan in een opslagtank van maximaal 5 m3 valt onder de activiteit ‘Opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks’. De tank met propaan moet op een afstand van tenminste 10 meter van (beperkt) kwetsbare objecten liggen, en op een afstand van tenminste 20 meter als de
De minimumafstanden voor alle stationaire opslagtanks met propaan die onder het Activiteitenbesluit vallen zijn als gevolg van nieuwe inzichten kleiner dan de afstanden uit het Besluit voor zieningen en installaties. Voor enkele bestaande situaties kunnen deze nieuwe afstanden een verzwaring betekenen; hiervoor geldt een overgangsrecht van drie jaar. Het Warenwetbesluit druk apparatuur stelt eisen aan de keuring van onder meer gasflessen en tanks onder druk. Het Activiteitenbesluit stelt hieraan geen eisen.
Afgewerkte olie De opslag van afgewerkte olie in een tank valt onder de activiteit ‘opslag van vloeibare brandstoffen, afgewerkte olie, stoffen van de ADR klasse 8 en 5.1 en PER in bovengrondse stationaire en mobiele opslagtanks’. Afgewerkte olie (die met naam wordt genoemd in de artikelen die hierop van toepassing zijn) moet altijd aan de eisen voldoen die horen bij deze activiteit. De opslagtank met afgewerkte olie moet voldoen aan de betreffende voorschriften in PGS 30. Bestaande tanks met afgewerkte olie die voor 1 januari 2000 zijn geïnstalleerd, hoeven pas vanaf 1 januari 2015 te worden gekeurd volgens de norm KC 111. Een opslagvoorziening voor vloeistoffen met meer dan 300 liter geldt als een opslagtank. De enige uitzondering hierop is de Intermediate Bulk Container (IBC), die voldoet aan de eisen van het Europese vervoersverdrag ADR.
.
14 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
E n ergie
Extra aandacht voor biobrandstoffen Zuinig omgaan met energie is een speerpunt voor het huidige kabinet. Ook het gebruik van biomassa als energiebron is van groot belang voor de reductie van CO2-emissies. In het Activiteitenbesluit komen deze onderwerpen dan ook expliciet aan de orde. Inrichtinghouders hebben de verplichting om rendabele energiebesparende maatregelen te treffen; dat is ongewijzigd in het Activiteitenbesluit overge nomen. Wie een inrichting drijft met een energieverbruik van meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgasequivalenten, moet alle bekende energiebesparende maatregelen nemen die een terugverdientijd hebben van vijf jaar of minder. De mogelijkheid die het bevoegd gezag heeft om een energiebesparingsonderzoek te laten uitvoeren, is vergeleken Hollandse hoogte
met de huidige amvb’s beperkt. Als een inrichtinghouder naar de mening van het bevoegd gezag niet alle rendabele maatregelen heeft getroffen, en het jaarlijks energieverbruik bedraagt meer dan 200.000 kWh of 75.000 m3 aardgas equivalenten, dan is het mogelijk een onderzoek voor te schrijven. Rendabele maatregelen die moeten worden getroffen zijn onder meer de maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar die op het energieprestatiecertificaat (op te stellen op basis van het Besluit energieprestatie gebouwen) staan vermeld. Daarnaast draagt VROM met informatiebladen zorg voor een actueel overzicht van rendabele maatregelen. In de artikelen van het Activiteiten besluit over het keuren van onder meer verwarmings- en stookinstallaties wordt de energiezuinigheid genoemd als een van de criteria van de keuring.
Biomassa als brandstof In de huidige 8.40-amvb’s is het gebruik van biobrandstoffen een uitsluitcriterium. Dat betekent dat gebruik van biobrandstoffen nu altijd leidt tot vergunningplicht voor de betreffende inrichting. Om de toepassing van biobrandstoffen te stimuleren, is het wenselijk om het gebruik op grotere schaal onder een amvb te laten vallen. Een knelpunt is echter de onzekerheid over kwaliteit en samenstelling van de biobrandstof; die bepalen namelijk de emissies. Dat leidt weer tot onzekerheid over emissies en dus over de gevolgen voor het milieu. Een biobrandstof waarvan kwaliteit en samenstelling voldoende zekerheid bieden, is biodiesel die voldoet aan de NEN-EN 14.214. Deze biobrandstof kan daarom onder het Activiteitenbesluit in stookinstallaties worden toegepast. Voor andere biobrandstoffen is het wachten op een certificeringsysteem dat bevoegd gezag en gebruiker zekerheid biedt over kwaliteit en samenstelling.
.
ha n dhavi n g
Zwaarder accent op handhaving Met de invoering van het Activiteitenbesluit komt een zwaarder accent te liggen op de handhaving. Meer bedrijven gaan onder algemene regels vallen, een flink aantal bedrijven is niet (meer) meldingplichtig. Het is bij niet-meldingplichtige bedrijven nog wel mogelijk om handhavend op te treden, bijvoorbeeld wanneer er klachten zijn. Zo rijzen er aan de vooravond van de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit verschillende vragen rondom praktische handhavingsonderwerpen. Hieronder behandelen we er twee. Van vergunningplichtig naar melding plichtig, van couture naar confectie – hoe moet je daarmee omgaan? Een vergunning vervalt op het moment dat er een amvb voor de inrichting van kracht wordt. Deze vergunning hoeft niet meer actief ingetrokken te worden (ABRvS 28 februari 2000, nr. E03.98.0508). De houder van de inrichting kan niet kiezen voor een vergunning. Wel kunnen voorschriften uit een vergunning
die in werking en onherroepelijk was op het tijdstip van inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit als maatwerkvoorschrift blijven gelden voor een termijn van maximaal drie jaar. Na die termijn vervallen deze voorschriften van rechtswege, tenzij het bevoegd gezag deze voorschriften expliciet als maatwerkvoorschrift heeft vastgelegd. Let wel: dit geldt alleen voor de voorschriften die betrekking hebben op één van de aspecten die zijn genoemd in artikel 2.1 lid 2 van het besluit en voor zover het aspect waar het om gaat bij of krachtens het besluit niet uitputtend is geregeld. Wat doen we met lopende dwangsomprocedures en al verbeurde dwangsommen? In het overgangsrecht en in de toelichting wordt geen aandacht besteed aan
lopende handhavingszaken en aanschrijvingen. Het is duidelijk dat bij een doorlopende dwangsom de rechtsgrond van de overtredingen zal veranderen na inwerkingtreding van het Activiteiten besluit; aan de overtreding komt dan namelijk een voorschriftnummer van het Activiteitenbesluit te hangen. Dit houdt in dat er bij een voortdurende over treding na inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit vaak een nieuw besluit moet worden genomen. Bij de besluitvorming kunnen de redelijke termijnen bekort worden omdat rechtsbeschermingsmogelijkheden al geboden zijn. De bevoegdheid tot invordering van al verbeurde bedragen blijft bestaan. Die verjaart zes maanden na de dag waarop deze zijn verbeurd (Awb 5.35 lid 1).
.
15 InfoMil Nieuws 48, november 2007 Special Activiteitenbesluit
VROM en Metaalunie enthousiast, “maar we zijn er nog niet” Het Activiteitenbesluit en de onderliggende ministeriële regeling zijn tot stand gekomen dankzij de inzet van de betrokken partijen. Nu de praktijk nog; ongetwijfeld zal die vragen om aanpassingen. Pieter Roos van VROM en Gerard Wyfker van de Metaalunie waren bij het proces betrokken.
De kant van VROM
Technische ontwikkelingen
Pieter Roos: “Met het Activititenbesluit zijn de milieuregels voor het overgrote deel van de bedrijven en de betrokken overheden aanzienlijk eenvoudiger geworden, maar een goede uitvoering bepaalt uiteindelijk of we de beoogde milieubescherming en reductie van administratieve lasten realiseren. We hebben met z’n allen ons best gedaan er een uitvoerbaar besluit van te maken, maar toch verwachten we dat de praktijk fouten en knelpunten aan het licht zal brengen. Daarom hebben we InfoMil de opdracht gegeven om voor het beheer van het Activiteitenbesluit een organisatie op te zetten. InfoMil gaat signalen over de uitvoerbaarheid van het besluit verzamelen en voorstellen doen voor verbetering. Die signalen kunnen komen van het bevoegd gezag (bijvoorbeeld via de helpdesk) en van het bedrijfsleven (bijvoorbeeld via het overleg tussen VROM en de branches). VROM besluit vervolgens over aanpassingen, na raadpleging van het bevoegd gezag en het bedrijfsleven.”
“Het Activiteitenbesluit is een belangrijk instrument om milieudoelen te halen op allerlei gebied, zoals geluid, externe veiligheid en luchtemissies. Als op die terreinen nieuwe milieudoelen worden vastgesteld of als de milieuresultaten van de gekozen aanpak tegenvallen, vragen we InfoMil te toetsen of het besluit en de regeling kunnen worden aangepast aan de technische ontwikkelingen. Ik verwacht dat we daarbij voor een groot deel kunnen meeliften met de actualisatie van bijvoorbeeld de Nederlandse emissierichtlijn lucht, de Nederlandse richtlijn bodembescherming en de Europese referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken. Het Werkboek milieumaatregelen metalektro, dat in het kader van het doelgroepbeleid wordt gebruikt, levert ook een bijdrage, maar naarmate meer bedrijven onder algemene regels gaan vallen en er meer Europese regels gaan gelden, neemt het belang daarvan af.”
De kant van het bedrijfsleven
er nog bedrijven vergunningplichtig blijven (zoals IPPC-bedrijven en scheepswerven) speelt het werkboek tijdens de convenantperiode zeker nog een rol. Het is inhoudelijk een belangrijk kader. Het werkboek is steeds geactualiseerd. Als de regeling net zo dynamisch wordt, vind ik dat prima.”
Gerard Wyfker van de Metaalunie was eerst betrokken bij het Werkboek milieumaatregelen metalektro en daarna bij de het opstellen van het Activiteitenbesluit en de regeling. “Het was een zware bevalling, maar wij zijn gelukkig met het resultaat. De operatie is er immers voor bedoeld de administratieve lasten te verminderen, zowel inhoudelijk als in de uitvoering. Als dat daarnaast ambtenaren tijd scheelt, is dat mooi meegenomen. Veel ondernemers hoeven geen vergunning meer aan te vragen – dat scheelt nogal! Ze kunnen volstaan met melden, waarna de overheid het bedrijf doorloopt, kijkt of de doelen gehaald worden en maatregelen bespreekt. Dat er door het hele land uniforme voorschriften gaan gelden, is ook winst. Of de rol van het werkboek is uitgespeeld, weet ik zo net nog niet. Zolang
Gelijkwaardige voorzieningen “Bedrijven kunnen voorzieningen treffen die gelijkwaardig zijn aan de erkende en verplichte maatregelen in de regeling. Hierin verandert trouwens weinig; bedrijven konden vroeger ook andere maatregelen voorstellen. FME en Metaalunie, de branches in de metaal, gaan een belangrijke rol spelen: wij beoordelen vooraf al veel van die voorzieningen, begeleiden het proces en houden onze leden op de hoogte.”
Drie punten van zorg “We zijn blij met besluit en regeling, maar we zijn er nog niet. Drie punten zijn nu
Commissie gelijkwaardige voorzieningen “Bedrijven mogen maatregelen kiezen die een vergelijkbare milieubescherming geven, maar niet in de regeling zijn opgenomen. Daarover zullen ze het bevoegd gezag vragen gaan voorleggen. Om die efficiënt te verwerken en om te stimuleren dat de verschillende overheden in dezelfde gevallen dezelfde besluiten nemen, richten we de commissie gelijkwaardige voorzieningen op. Over de precieze invulling overleggen we nog met IPO, VNG en bedrijfsleven. De commissie moet inhoudelijk deskundig zijn, de verschillende partijen vertegenwoordigen en snel kunnen adviseren (want het bevoegd gezag moet wettelijk binnen acht weken een besluit nemen). Het bevoegd gezag beslist over gelijkwaardige maatregelen en kan maatregelen voorleggen aan de commissie. Het bedrijfsleven zit in de commissie, maar kan zelf geen maatregelen voorleggen. Bedrijven kunnen wel bezwaar maken tegen een besluit van het bevoegd gezag en in beroep gaan. InfoMil zet de adviezen van de commissie op internet, zodat ook andere overheden en bedrijven ervan gebruik kunnen maken. Als een maatregel vaker wordt toegepast als gelijkwaardige maatregel, neemt VROM die maatregel op in de regeling.” heel belangrijk voor het succes: communicatie, ICT en de aanpassingen in de tweede tranche. Een goede communicatie moet bedrijven ondersteunen bij het werken met het Activiteitenbesluit; 1 januari is heel dichtbij. Dat geldt ook voor de ICT-voorzieningen: werken die wel als het Activiteitenbesluit ingaat? En tenslotte zijn we ook nog wat huiverig voor de tweede fase: de fouten moeten uit het systeem worden gehaald en meer bedrijven moeten onder het besluit gaan vallen. Als het gaat om de voortgang, mag het wel wat transparanter. Het is me nu iets te lang stil.”
.
Special Activiteitenbesluit
Meer informatie over het Activiteitenbesluit De teksten van het Activiteitenbesluit en de ministeriële regeling zijn definitief en treden al snel in werking. Maar hoe kunt u snel en nauwkeurig achterhalen welke regels er voor een concrete situatie gelden? Hoe moet dat ene voorschrift uitgelegd worden? Hoe kunt u ondernemers het beste voorlichten over de nieuwe regelgeving? Hier vindt u een overzicht van de informatie- en hulpbronnen van de overheid die u kunt raadplegen bij de uitvoering van het Activiteitenbesluit.
Internetpagina’s • In het dossier Activiteitenbesluit op de website van het ministerie van VROM vindt u een overzicht van de wet- en regelgeving, Kamerstukken, vragen en antwoorden over het herijkingsproject ‘Modernisering algemene regels’, publicaties, nieuwsberichten en relevante links. www.vrom.nl/activiteitenbesluit • Via het ICT-programma de ‘Activiteiten Internet Module’ kunnen bedrijven en gemeenten gemakkelijk achterhalen welke voorschriften in een specifieke situatie gelden. Ook kan de houder van de inrichting het programma doorlopen om zo de melding te kunnen doen. www.omgevingsvergunning.vrom.nl/aim • Op het Kennisplein Omgevingsvergunning vindt u alle ontwikkelingen op het gebied van de toekomstige Wet algemene bepalingen omgevings recht en natuurlijk de relatie met het Activiteitenbesluit en de Activiteiten Internet Module. www.omgevingsvergunning.vrom.nl • Uiteraard kunt u terecht op de website van InfoMil, hét informatiecentrum over milieuregelgeving. Naast de teksten van het Activiteitenbesluit en verwijzingen naar nuttige hulpmiddelen van het ministerie van VROM, vindt u hier uitleg over de systematiek van het Activiteitenbesluit, veel juridische en technisch-inhoudelijke vragen en antwoorden. U kunt er ook terecht voor de presentaties en casussen van de bijeenkomsten van het afgelopen jaar over het Activiteitenbesluit. www.infomil.nl • U kunt ook zelf een bijdrage leveren aan de kennisuitwisseling over het Activiteitenbesluit. In de rubriek Overheden voor overheden op de website van InfoMil kunnen milieuambtenaren producten plaatsen die
ze zelf ontwikkeld hebben en die handig en nuttig kunnen zijn voor andere overheden. www.infomil.nl
Digitale brieven • Digitale brieven geven u alle informatie rond het Activiteitenbesluit, en attenderen u op activiteiten. Meld u aan via de website van InfoMil.
Publicaties • Het ministerie van VROM heeft factsheets opgesteld over uiteenlopende milieuthema’s in relatie tot het Activiteitenbesluit. De factsheets kunt u zelf gebruiken, maar ook aan ondernemers geven ter informatie over de nieuwe regelgeving. Er wordt nog gewerkt aan branchebladen voor het bedrijfsleven met aandacht voor de verschillen tussen de huidige amvb’s en het Activiteitenbesluit. • Verschillende informatiebladen van InfoMil zijn al of worden nog aan gepast aan de nieuwe regelgeving. Bijzondere aandacht verdienen de publicaties over rendabele energie besparende maatregelen. In de toekomst vindt u een overzicht van de rendabele maatregelen op een electronische database op de website van InfoMil. Dit overzicht wordt up to date gehouden.
Helpdesk Dit jaar heeft InfoMil ruim duizend vragen over het Activiteitenbesluit beantwoord (stand eind november). Ook in 2008 kunt u bij de helpdesk terecht met al uw juridische, technische en hand havingsvragen. InfoMil houdt u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Aandachtsgebieden Gezondheid & Milieu Asbest Stoffenbeleid Elektromagnetische velden
Bodem
Beschermen
Duurzame ontwikkeling Afvalpreventie en -scheiding Energie Biomassa Vervoermanagement
Leefomgeving
Geluid Ruimtelijke ordening Luchtkwaliteit
Externe veiligheid
CPR/PGS Vuurwerk BRZO Besluit externe veiligheid inrichtingen Overige veiligheid
Water
Afvalwater Zwemwater
Lucht
VOS NeR Geur Koudemiddelen Stookinstallaties en afvalverbranding E-PRTR en meten Technische informatie Emissiehandel Fijn stof
Wetgeving en handhaving Wet milieubeheer MER Handhaving Aarhus 8.40-amvb’s/Activiteitenbesluit Omgevingsvergunning/Wabo Woonwagencentra en vrijplaatsen
Agrarische wetgeving Landbouw Glastuinbouw
Technologie & Internationaal BBT (Wm/IPPC) Stand der techniek/BBT Colofon InfoMil Nieuws verschijnt vier maal per jaar. Het abonnement is gratis. Aanvragen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk. De volgende InfoMil Nieuws verschijnt in maart 2008. Overnemen met bronvermelding is toegestaan. Redactieadres: SenterNovem, InfoMil, postbus 93144, 2509 AC Den Haag, fax (070) 373 56 00, e-mail
[email protected], www.infomil.nl Redactie: Frans Brand, Dick van Teylingen (: Netwerk voor communicatie, Rotterdam) Vormgeving: Haagsblauw, Den Haag
Loopt u aan tegen foutjes of onduidelijkheden in de regelgeving of het ICTprogramma? Geef die dan door aan de helpdesk. InfoMil verzamelt knelpunten en bespreekt ze met het ministerie van VROM.
.
Coördinatie voor InfoMil: Tanja Swillens, Juliëtte VandeWeijer Oplage: 5.800 exemplaren. ISSN 1570-4319. SenterNovem • is ontstaan uit een fusie tussen Senter en Novem • voert beleid uit voor verschillende overheden op het gebied van innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving en draagt zo bij aan innovatie en duurzaamheid • meer informatie: www.senternovem.nl In opdracht van