Snelheid zegt niets, je moet op tijd vertrekken
De Leerstraf 49cc voor jeugdige bromfietsovertreders in Almelo, Wierden en Enschede onderzocht in opdracht van Het Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Overijssel
Harm Damen
Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en is gelieerd aan de bijzondere leeropdracht Speciale Kinder- en jeugdzorg, die vanwege deze stichting is verbonden aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Praktikon Postbus 9104 6500 HE Nijmegen www.praktikon.nl
[email protected]
tel: fax.
024-3611150 024-3611152
De titel van dit rapport is ontleend aan een uitspraak van W. van Hanegem. © April 2007 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktikon. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
Hoofdstuk 2
Achtergronden Leerstraf 49cc 2.1 Aanleiding 2.2 Opzet cursus
7 7 7
Hoofdstuk 3
Achtergronden onderzoek
11
Hoofdstuk 4
Resultaten 4.1 Kenmerken jongeren 4.2 Reden deelname, belang en leerverwachtingen 4.3 Zelfbewustzijn 4.4 Zelfcontrole 4.5 Branieschoppen 4.6 Overige stellingen 4.7 Zelfbewustzijn, zelfcontrole en branieschoppen: samenhang 4.8 Belang cursus bij afsluiting, leereffect en gemaakte afspraken
13 15 17 19 21 23 25 27 29
Hoofdstuk 5
Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies 5.2 Aanbevelingen
31 31 35
Literatuur Bijlagen
1.
Inleiding
Dit rapport beschrijft het onderzoek naar de pilot Leerstraf 49cc in de gemeenten Almelo, Wierden en Enschede. De Leerstraf 49cc is een cursus van vijf dagdelen voor jeugdige bromfietsers, snorfietsers en scooterrijders (in het vervolg kortweg bromfietsers genoemd) die zijn geverbaliseerd omdat ze een verkeersovertreding hebben begaan die valt onder het strafrecht. Om verdere strafvervolging en daarmee een boete van minimaal € 226,-- te voorkomen, biedt de Officier van Justitie de geverbaliseerde jongeren aan de cursus te volgen. Primair doel van de Leerstraf 49cc is er voor te zorgen dat de jongeren op een verantwoorde manier deel gaan nemen aan het verkeer. Dit door de attitude, de competenties en daarmee het gedrag van de jongeren in het verkeer positief te beïnvloeden. De beoogde veranderingen moeten uiteindelijk bijdragen aan een reductie van de ongevalbetrokkenheid, het aantal verkeersovertredingen en van de overlast van jeugdige bromfietsers in de drie genoemde gemeenten. De pilot is een initiatief van het Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Overijssel (ROVO). Het ROVO heeft het projectbureau Trajecten Advies Begeleiding (TAB) in Hengelo gevraagd de Leerstraf 49cc voor te bereiden en uit te voeren. In opdracht van het ROVO heeft Praktikon de leerstraf geëvalueerd. Praktikon is een onderzoeksorganisatie voor de jeugdzorg en gelieerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek is verricht in de pilotperiode september 2005 – oktober 2006. De informatie is verzameld met de Vragenlijst Leerstraf 49cc die voor het onderzoek is ontwikkeld. Deze vragenlijst is bij aanvang en afsluiting van de cursus door de 56 jongeren die hebben deelgenomen aan de cursus ingevuld. In dit rapport staan de resultaten van deze gegevensverzameling centraal. We merken op dat in de oorspronkelijke opzet van de pilot er is uitgegaan van 100 jongeren die de cursus zouden volgen. Dit aantal was gebaseerd op een onderzoek naar het aantal zaken dat binnen het Arrondissement gemiddeld per jaar werd behandeld die aan de voorwaarden voor deelname voldeden. Naar aanleiding van dit onderzoek is binnen de groep van 100 een verdere onderverdeling gemaakt naar 50 deelnemers uit de gemeente Enschede, 40 uit Almelo en 10 uit Wierden die aan de cursus deel zouden nemen. Uiteindelijk hebben er 44 jongeren uit Enschede, 7 jongeren uit Almelo en 5 jongeren uit Wierden aan de cursus deelgenomen. Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 beschrijven we de achtergronden van de pilot Leerstraf 49cc. In hoofdstuk 3 zijn de achtergronden van het onderzoek gegeven. Hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeksresultaten. Op basis van deze resultaten worden in hoofdstuk 5 conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
5
6
2.
Achtergronden Leerstraf 49cc
2.1
Aanleiding
Het rijden op een bromfiets is één van de gevaarlijkste manieren om aan het verkeer deel te nemen. Jaarlijks vallen er zo’n 100 verkeersdoden door een bromfietsongeluk en zijn er ongeveer 3.000 bromfietsers die door een verkeersongeval in het ziekenhuis terecht komen (Kennisbank SWOV, 2006). Bromfietsers hebben daarmee gemiddeld een aandeel van 15% in de ongevalstatistieken. Vooral jeugdige bromfietsers lopen het risico om slachtoffer te worden van een verkeersongeval. De kans dat een bromfietser slachtoffer wordt van een verkeersongeval is 50 keer groter dan die van andere groepen weggebruikers (Wigbers, 2006). Jeugdige bromfietsers vormen niet alleen voor zichzelf, maar ook voor andere verkeersdeelnemers een risico. Bovendien zorgt deze groep bromfietsers voor veel irritaties en overlast. In de verschillende wijkscans komt de groep als één van de grootste probleemgroepen naar voren (Wigbers, 2006). De genoemde problematiek is voor de politie aanleiding geweest om de afgelopen jaren extra aandacht te besteden aan controles en andere handhavingactiviteiten gericht op de groep jeugdige bromfietsers. Steeds meer is de overtuiging echter dat het uitschrijven van een bekeuring met een geldboete niet voldoende is om de probleemgroep aan te pakken (Wigbers, 2006). Een geldboete, zo is de gedachte, is voor de jeugdige verkeersovertreders vaak geen reden om hun gedrag te veranderen. Waar de probleemgroep wel gevoelig voor zal zijn, is wanneer er beslag wordt gelegd op hun tijd. Dit zullen ze eerder ervaren als een sanctie. Als deze tijd bovendien aan een leerstraf moet worden besteed dan schept dit een gerichte mogelijkheid om aandacht te besteden aan gerichte attitude- en gedragsveranderingen van de probleemgroep. Naar aanleiding van het bovenstaande is in Twente het idee ontstaan voor de pilot Leerstraf 49cc. Op verzoek van de Verkeersofficier van Justitie van het arrondissement Almelo en de Regiopolitie Twente heeft het ROVO initiatief voor de pilot genomen. Het ROVO heeft vervolgens het projectbureau TAB de opdracht gegeven de cursus Leerstraf 49cc voor te bereiden en uit te voeren. De gemeenten Almelo, Wierden en Enschede hebben vanuit hun verantwoordelijkheid voor de verkeerveiligheid en de leefbaarheid besloten om zich bij de pilot aan te sluiten. De pilot is gehouden in de periode september 2005 – oktober 2006.
2.2
Opzet cursus
Doel Primair doel van de Leerstraf 49cc is er voor te zorgen dat jongeren die een verkeersovertreding hebben begaan, na het volgen van de cursus op een verantwoorde manier deel gaan nemen aan het verkeer. Dit door de attitude, de competenties en daarmee het gedrag van de jongeren in het verkeer positief te beïnvloeden. De beoogde veranderingen moeten uiteindelijk bijdragen aan een reductie van de ongevalbetrokkenheid, het aantal verkeersovertredingen en van de overlast van jeugdige brom- en snorfietsers in de drie deelnemende gemeenten (Almelo, Wierden en Enschede). Uitgangspunten De verkeersovertreding van de jongeren wordt bezien vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief. Ze is een ‘uitvloeisel van een disfunctioneren in de ontwikkelingsfase van de jongere’ (Kroes, 2005, p11). Voor een positieve attitude- en gedragsverandering van de jongeren is het nodig dat ze inzicht krijgen in de oorzaken en gevolgen van hun gedrag, hun competenties verbeteren en zicht krijgen op gedragsalternatieven. Dit gebeurt op
7
een niet-moraliserende manier. Als theoretische basis voor de ontwikkeling van de leerstraf is uitgegaan van de operante- en sociale leertheorie (Orlemans, 1985) en de zelfbepalingtheorie (Kanfer, 1979), theorieën die vaak worden gebruikt binnen sociale vaardigheidstrainingen (Bartels, 1988). In de cursus wordt gebruik gemaakt van visuele middelen zoals krantenartikelen en video’s over (on)veilig verkeersgedrag. Dit materiaal wordt zowel individueel als gezamenlijk geëvalueerd om de jongeren een reëel beeld te geven van de risico’s in het verkeer (mentale risicoperceptie). Daarnaast leren de jongeren door oefeningen op de bromfiets onder leiding van een instructeur de grenzen van hun eigen rijvaardigheid kennen (fysieke risicoperceptie). Doelgroep De leerstraf is bedoeld voor jongeren uit de gemeenten Almelo, Wierden en Enschede die voor één van de volgende overtredingen zijn geverbaliseerd: - Een motorvermogen van meer dan 1.4 kW bij een bromfiets en 0.6 kW bij een snorfiets. - Een snelheidovertreding van meer dan 15 km. - Het gebruik van een snelheidbegrenzer. - Een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, met uitzondering van zwaar letsel. Het gaat hierbij om onveilig verkeersgedrag waardoor gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, of waardoor het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Procedure Omdat de genoemde overtredingen onder het strafrecht vallen kan de Officier van Justitie in principe tot vervolging kan overgaan. In de pilot heeft de Officier van Justitie echter ook de mogelijkheid de overtreder een transactie aan te bieden om verdere strafvervolging (de gang naar de rechter met een boete van minimaal €226,-- te voorkomen. Dit door deel te nemen aan de leerstraf. Het voorstel voor deze transactie wordt tijdens een thuisbezoek door een politieagent van het betreffende wijkteam aan de jongere en zijn/haar ouders voorgelegd. De jongere kan direct op het voorstel ingaan of binnen 2 dagen een door hem of haar ondertekende akkoordverklaring op het politiebureau inleveren. Beslist de jongere om deel te nemen aan de leerstraf dan ontvangt hij/zij een oproep voor de cursus. Heeft de jongere naar het oordeel van de Officier van Justitie (op advies van de trainer op de door de Officier van Justitie geformuleerde criteria betreffende deelname) succesvol aan de cursus deelgenomen dan is de zaak daarmee afgedaan en wordt het dossier gesloten. Is dit niet het geval dan gaat het Openbaar Ministerie alsnog tot strafvervolging over. Inhoud van de leerstraf De leerstraf bestaat uit vijf bijeenkomsten van ongeveer 3 uur, steeds voor maximaal 8 geverbaliseerde jongeren. De bijeenkomsten vinden plaats in de avonduren van een doordeweekse dag en worden zo dicht mogelijk in de woonomgeving van de jongere aangeboden. In de eerste bijeenkomst staat kennismaking centraal en wordt ingegaan op de verkeersovertredingen van de jongeren en hun reacties hierop. De tweede bijeenkomst is bedoeld om inzicht te krijgen in het ontstaan van het (verkeers)gedrag van de jongeren in relatie tot hun omgeving: wat is de aard van dit gedrag en hoe wordt dit beïnvloed door anderen? In de derde bijeenkomst wordt jongeren inzicht gegeven in hun actuele verkeersvaardigheden en de risico’s die verkeersdeelname in het verkeer met zich meebrengt. Hiervoor moeten de jongeren onder begeleiding van een motorrijschool instructeur een aantal rijvaardigheidstests afleggen en worden zij gewezen op ontbrekende rijvaardigheid en verkeersinzicht. In de vierde bijeenkomst wordt aandacht besteed aan de consequenties van (risicovol) gedrag voor de jongeren zelf en voor andere verkeersdeelnemers. De vijfde bijeenkomst staat in het teken van de afsluiting en de verkeersdeelname in de toekomst. Tijdens deze bijeenkomst wordt ingegaan op het
8
belang van de scooter als vervoersmiddel en als statussymbool en wordt in het kort teruggekeken naar de behandelde onderwerpen. Er wordt een intentieplan opgesteld, waarin de deelnemers hun voornemens voor verkeersgedrag in de toekomst vastleggen. In deze laatste bijeenkomst vindt de formele eindbeoordeling plaats en worden deelnamebewijzen uitgereikt.
9
Tabel 3.1 Schaal 1: Gevoel van zelfbewustzijn Factorscore 1
Ik denk twee keer na voordat ik iets doe dat mijn vrienden willen.
.75
2
Ik houd meestal rekening met de regels in het verkeer.
.63
3
Ik denk vaak na over de gevolgen van mijn gedrag in het verkeer.
.57
4
Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil.
.69
5
Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen.
.68
6
Ik weet heel goed waarom ik me in het verkeer gedraag zoals ik nu doe.
.45
7
Ik ken mijn eigen grenzen goed in het verkeer.
.63
Betrouwbaarheid schaal 1 (Cronbach’s alpha)
.75
Tabel 3.2 Schaal 2: Gevoel van zelfcontrole Factorscore .69 1
Ik heb mezelf altijd goed onder controle.
2
Ik beheers mijn bromfiets/scooter heel goed.
.74
3
Ik vind niet dat ik mijn rijgedrag hoef te veranderen.
.62
4
Ik weet wanneer het goed gaat met mezelf.
.68
Betrouwbaarheid schaal 2 (Cronbach’s alpha)
.70
Tabel 3.3 Schaal 3: Mate van branieschoppen Factorscore 1
Ik schep vaak op over mijn rijgedrag.
.45
2
Iemand die zich aan de verkeersregels houdt is een watje.
.60
3
Ik gedraag me vaak agressief in het verkeer.
.70
4
Je hoeft geen voorrang te geven als de situatie het toelaat.
.76
5
Te hard rijden is niet erg als je de situatie onder controle hebt.
.68
Betrouwbaarheid schaal 3 (Cronbach’s alpha)
.65
Tabel 3.4 Stellingen die niet in een schaal kunnen worden opgenomen 1
Ik pas me goed aan situaties aan in het verkeer.
2
Ik ben vaak degene die bepaalt wat we met mijn vrienden gaan doen.
3
Ik begrijp goed waarom anderen zich zo gedragen.
4
Als ik overzicht heb in het verkeer dan gebeuren er zeker geen ongelukken.
5
Niemand kan mij iets leren over het rijden op een bromfiets/scooter.
6
Bij mijn vrienden kan ik mijn eigen gang gaan.
7
Mijn bromfiets/scooter is voor mij heel belangrijk.
8
In het verkeer heb je zelf in de hand of er ongelukken gebeuren.
9
Ik begrijp mijn eigen rijgedrag heel goed.
10
Onder invloed rijden is helemaal niet erg. Je wordt er zelfs rustiger van.
10
3
Achtergronden onderzoek
Doel van het onderzoek is om vast te stellen in hoeverre er in de cursusperiode Leerstraf 49cc sprake is geweest van positieve attitudeveranderingen bij de geverbaliseerde jongeren ten opzichte van hun gedrag, met name in het verkeer. Hiervoor heeft Praktikon in samenwerking met het projectbureau TAB de Vragenlijst Cursus Leerstraf 49cc ontwikkeld (Delicat & Damen, 2005). De vragenlijst is zowel bij aanvang als afsluiting van de cursus door de deelnemende jongeren ingevuld. In totaal hebben 56 jongeren de vragenlijst op beide meetmomenten ingevuld. Dit aantal is nagenoeg gelijk aan het aantal jongeren dat de cursus heeft gevolgd (57: één jongere heeft de cursus niet afgemaakt). De 56 jongeren die de cursus volledig hebben doorlopen, hebben dit overigens (in termen van de door de Officier van Justitie gestelde criteria) allemaal succesvol gedaan. Dit betekent dat de Officier van Justitie niet tot strafvervolging is overgegaan. De kern van de vragenlijst wordt gevormd door 26 stellingen over de houding van de jongere in het verkeer (‘Ik vind niet dat ik mijn eigen rijgedrag hoef te veranderen’, of ‘Iemand die zich aan de verkeersregels houdt is een watje’) en de houding in het algemeen (‘Ik weet wanneer het goed gaat met mezelf’, of ‘Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil’). Aan de jongere is bij elke stelling gevraagd aan te geven in welke mate hij/zij met de betreffende stelling eens is. De jongere had daarbij de mogelijkheid te kiezen uit vijf mogelijke antwoorden (helemaal mee oneens, mee oneens, niet mee eens/niet mee oneens, mee eens en helemaal mee eens). Bij aanvang en afsluiting van de cursus zijn dezelfde 26 stellingen voorgelegd. In de vragenlijst die bij aanvang is afgenomen zijn daarnaast enkele vragen gesteld over de belangrijkste reden voor deelname aan de cursus, hoe belangrijk de cursus voor de jongere is en wat de jongere met de cursus wil leren. Ook is gevraagd of de jongere een opgevoerde bromfiets bezit. In de vragenlijst bij afsluiting zijn, naast de 26 stellingen, enkele algemene vragen gesteld over hoe belangrijk de cursus voor de jongere is geweest, wat de jongere heeft geleerd, welke afspraken er zijn gemaakt en in welke mate de jongere denkt deze afspraken na te kunnen komen. Omdat de vragenlijst voor het onderzoek is ontwikkeld, is met de gegevens die bij aanvang zijn verzameld (N=56) achteraf nagegaan welke specifieke houdingsconcepten er met de stellingen gemeten kunnen worden. Hiervoor is gebruik gemaakt van Principale Componenten Analyse (PCA: Varimax rotatie) waarin de 26 stellingen tegelijkertijd zijn opgenomen.1 Op basis van de uitkomsten zijn vervolgens betrouwbaarheidsanalyses gedaan. Uit de analyses blijkt dat er drie verschillende schalen geconstrueerd kunnen worden. De eerste schaal hebben we Gevoel van zelfbewustzijn genoemd en bestaat uit zeven stellingen (Tabel 3.1). Vier van deze stellingen hebben een directe relatie met het bewustzijn in het verkeer (bijvoorbeeld de stelling ‘Ik houd meestal rekening met de regels in het verkeer’). De andere drie gaan over het algemene bewustzijn van de jongere (bijvoorbeeld de stelling ‘Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen’). De betrouwbaarheid van deze schaal (Cronbach’s alpha) bedraagt .75 (redelijk). De tweede schaal noemen we Gevoel van zelfcontrole en kent vier stellingen (Tabel 3.2). Twee van deze stellingen hebben een directe relatie met het verkeer (bijvoorbeeld de stelling ‘Ik beheers mijn bromfiets/scooter heel goed’). De andere twee stellingen gaan over het algemene gevoel van controle (bijvoorbeeld de stelling ‘Ik heb mezelf altijd goed 1
We merken op dat het aantal respondenten (56) in principe te laag is voor een adequate factoranalyse. Vanwege het ontwikkelingskarakter van de lijst en om enige ordening aan te brengen in de verzamelde informatie en rapportage hebben we hier desondanks voor gekozen.
11
onder controle’). De betrouwbaarheid van deze schaal (Cronbach’s alpha) is .70 (redelijk). De derde schaal heet Mate van Branieschoppen en bestaat uit vijf stellingen (Tabel 3.3). Al deze stellingen hebben een relatie met de houding ten opzichte van het verkeer. De betrouwbaarheid van deze schaal (Cronbach’s alpha) is .65 (matig). Uit de factoranalyse blijkt dat de overige 10 stellingen (Tabel 3.4) niet in een schaal kunnen worden samengenomen. Deze stellingen worden afzonderlijk geïnterpreteerd.
12
4
Resultaten
In dit hoofdstuk bespreken we de onderzoeksresultaten. Paragraaf 4.1 beschrijft enkele algemene kenmerken van de jongeren bij aanvang van de cursus. Paragraaf 4.2 gaat in op de belangrijkste reden voor jongeren om aan de cursus deel te nemen, het belang dat ze aan de cursus hechten en wat ze in de cursus willen leren. In paragraaf 4.3 tot en met 4.7 staan de stellingen centraal. Eerst gaan we in op het zelfbewustzijn van de jongere bij aanvang en afsluiting van de cursus en op de vraag in hoeverre op dit gebied sprake is van veranderingen (paragraaf 4.3). Ditzelfde doen we in paragraaf 4.4 voor de zelfcontrole van jongeren en in paragraaf 4.5 voor de mate van branieschoppen. In paragraaf 4.6 worden op dezelfde wijze de resultaten op stellingen besproken die niet in een schaal zijn opgenomen. In paragraaf 4.7 gaan we na welke relaties er tussen (veranderingen op) de drie gebieden (zelfvertrouwen, zelfcontrole en branieschoppen) bestaan. Paragraaf 4.8 beschrijft de antwoorden op enkele algemene vragen die de jongeren bij afsluiting van de cursus zijn gesteld. Het gaat daarbij over wat jongeren aangeven te hebben geleerd, de afspraken die ze hebben gemaakt, de mate waarin ze zeggen deze afspraken ook na te komen en over hoe belangrijk de cursus voor ze is geweest.
13
Tabel 4.1 Geslacht en gemiddelde leeftijd jongeren (Aanvang: N=59) Aantal
Percentage
Gemiddelde leeftijd
53
95%
17 jaar
Vrouw
3
5%
17 jaar
Totaal
56
100%
17 jaar
Man
Tabel 4.2 Opleiding jongeren (Aanvang: N=59) Totaal
Man
Vrouw
Aantal
Percentage
Aantal
Percentage
Aantal
Percentage
ZMOK
1
2%
1
2%
VMBO
13
23%
12
23%
1
33%
MBO
28
50%
26
49%
2
67%
HAVO
9
16%
9
17%
VWO
3
5%
3
6%
MTS
1
2%
1
2%
HBO
1
2%
1
2%
56
100%
53
100%
3
100%
Totaal
Tabel 4.3 Het bezit van een opgevoerde bromfiets onder jongeren (Aanvang: N=59) Totaal
Man
Vrouw
Aantal
Percentage
Percentage
Percentage
Aantal
Percentage
Ja
40
71%
39
74%
1
33%
Nee
16
29%
14
26%
2
67%
Totaal
56
100%
53
100%
3
100%
14
4.1
Kenmerken jongeren
In totaal hebben 56 jongeren de cursus Leerstraf 49cc volledig gevolgd (Tabel 4.1). Van de 56 jongeren zijn er 53 mannelijke (95%) en 3 vrouwelijke (5%) deelnemers. De gemiddelde leeftijd is 17 jaar. Figuur 4.1 laat zien dat de jongeren zich bevinden in de leeftijd van 16 tot en met 22 jaar en dat de jongeren in de leeftijd van 16, 17 of 18 jaar zijn oververtegenwoordigd. Figuur 4.1 Leeftijdopbouw jongeren bij aanvang cursus (N=59) 50%
45%
40% 36%
36%
35%
30%
25%
20% 16% 15%
10% 5% 5%
4% 2%
2%
21 jaar (N=1)
22 jaar (N=1)
0% 16 jaar (N=20)
17 jaar (N=20)
18 jaar (N=9)
19 jaar (N=3)
20 jaar (N=2)
Uit Tabel 4.2 blijkt dat het merendeel van de deelnemers (41 van de 56 jongeren: 73%) op het MBO (28: 50%), of op het VMBO (13: 23%) zit. De overige 15 jongeren volgen onderwijs op ZMOK, HAVO, VWO, MTS of HBO-niveau. De meeste jongeren (40 van de 56: 71%) bezitten bij aanvang van de cursus een opgevoerde bromfiets (Tabel 4.3).
15
Tabel 4.4 Belangrijkste reden voor deelname aan de cursus (N=56) Aantal
Percentage
Ik heb met een opgevoerde brommer/scooter gereden
25
45%
Anders moet ik een boete betalen
19
34%
Ik wil wat leren
12
21%
Totaal
56
100%
Aantal
Percentage
9
16%
Belangrijk
32
57%
Onbelangrijk
12
21%
3
5%
56
100%
Aantal
Percentage
Meer leren over de gevaren van een opgevoerde scooter/bromfiets
23
48%
Meer leren over veilig gedrag in het verkeer
18
38%
7
14%
48
100%
Tabel 4.5 Belang van de cursus bij aanvang (N=56)
Zeer belangrijk
Zeer onbelangrijk Totaal
Tabel 4.6 Leerverwachting (N=48)
Niet veel/weet niet Totaal
16
4.2
Reden deelname, belang en leerverwachtingen
Bijna de helft van de jongeren (25: 45%) zegt dat ze deelnemen omdat ze met een opgevoerde bromfiets hebben gereden (Tabel 4.4). Een ander deel (19: 34%) doet aan de cursus mee om een geldelijke boete te voorkomen. Door 12 jongeren (21%) wordt expliciet aangegeven dat ze deelnemen om er wat van te kunnen leren. Uit Tabel 5.5 blijkt dat het merendeel van de jongeren de cursus vooraf belangrijk (32: 57%) of zeer belangrijk (9: 16%) vindt. De andere jongeren vinden de cursus onbelangrijk (12: 21%) of zeer onbelangrijk (3: 5%). Wanneer naar de leerverwachtingen van de jongeren wordt gevraagd dan geven zij aan meer te willen leren over de gevaren van een opgevoerde bromfiets (23 van de 48: 48%) of over veilig gedrag in het verkeer (18: 38%). Sommige jongeren geven aan niets te kunnen/willen leren of weten niet wat ze kunnen of willen leren (7: 14%).
17
Tabel 4.7 Zelfbewustzijn bij aanvang en afsluiting cursus (N=56) 1,2 Aanvang cursus
Afsluiting cursus
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
1.
Ik denk twee keer na voordat ik iets doe dat mijn vrienden willen.
3.7
1.2
3.7
1.1
2.
Ik houd meestal rekening met de regels in het verkeer.
3.7
0.9
3.9
0.8
3.
Ik denk vaak na over de gevolgen van mijn gedrag in het verkeer.
3.1
1.2
3.4
1.0
4.
Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil.
4.4
0.9
4.4
0.8
5.
Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen.
4.4
0.6
4.3
0.6
6.
Ik weet heel goed waarom ik me in het verkeer gedraag zoals ik nu doe.
3.9
0.8
4.1
0.7
7.
Ik ken mijn eigen grenzen goed in het verkeer.
4.1
0.6
4.0
0.7
1
2
3.8 0.6 4.0 Schaalscore zelfbewustzijn 1= helemaal mee oneens 2= mee oneens 3= niet mee eens, niet mee oneens 4=mee eens 5=helemaal mee eens Vetgedrukt: verschillen tussen aanvang cursus en afsluiting cursus zijn significant (éénzijdig p < .05)
0.4
Figuur 4.2 Zelfbewustzijn bij aanvang en afsluiting cursus (N=56) 5,0 4,4 4,4
4,5
4,4
4,3 4,1
3,9
4,0 3,7 3,7
3,9
4,1
4,0
4,0 3,8
3,7 3,4
3,5 3,1
Aanvang
3,0
Afsluiting
2,5 2,0 1,5 1,0 Mate van zelfbewustzijn (SCHAALSCORE)
Kennen van grenzen
Weten waarom je je zo in het verkeer gedraagt
In staat om voor jezelf op te komen
Makkelijk nee zeggen
Nadenken over de gevolgen van verkeersgedrag
Rekening houden met verkeersregels
Nadenken voordat je iets doet
18
4.3
Zelfbewustzijn
Bij aanvang en afsluiting die te maken met het afzonderlijke stellingen standaarddeviaties (SD) gevisualiseerd.
van de cursus zijn aan de jongeren zeven stellingen voorgelegd gevoel van zelfbewustzijn. In Tabel 4.7 zijn voor zowel de als voor de schaal als geheel de gemiddelde scores en gegeven. De resultaten uit deze Tabel zijn in Figuur 4.2
De gemiddelde score op de afzonderlijke stellingen kan uiteenlopen van minimaal ‘1’ (gemiddeld helemaal mee oneens) tot maximaal ‘5’ (gemiddeld helemaal mee eens). De gemiddelde scores op de afzonderlijke stellingen zijn berekend aan de hand van de ruwe scores die in de bijlagen (Tabel B1.1 en B1.2) zijn gegeven. Ook de gemiddelde schaalscore (voor de zeven stellingen gezamenlijk) kan minimaal ‘1’ en maximaal ‘5’ zijn. De interpretatie van deze schaalscore loopt uiteen van zeer weinig zelfbewustzijn (indien de gemiddelde score ‘1’ is) tot zeer veel zelfbewustzijn (bij een gemiddelde score van ‘5’). De schaalscore is een overall gemiddelde van de scores op de afzonderlijke stellingen. Indien de gemiddelde scores bij aanvang en afsluiting vetgedrukt zijn betekent dit dat er een statistisch significante verandering heeft plaatsgevonden. Of dit het geval is, is berekend met een T-toets (éénzijdig, p < 0.05). Tabel 4.7 en Figuur 4.2 laten zien dat de jongeren bij aanvang van de cursus gemiddeld redelijk zelfbewust zijn (de gemiddelde totale schaalscore is 3.8). Het zelfbewustzijn uit zich, in vergelijking tot de andere stellingen, vooral met name op de stellingen ‘Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil’ en ‘Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen’ (beide hebben een gemiddelde aanvangsscore van 4.4). Bij aanvang van de cursus wordt relatief minder goed gescoord op de stelling ‘Ik denk vaak na over de gevolgen van mijn gedrag in het verkeer’ (3.1). Gedurende de cursus is het zelfbewustzijn gemiddeld toegenomen (gemiddelde schaalscore bij afsluiting is 4.0, in vergelijking tot 3.8 bij aanvang). De toename wordt verklaard doordat jongeren aangeven meer rekening te houden met de regels in het verkeer (stelling 2: een statistisch significante toename van 3.7 naar 3.9), vaker na te denken over de gevolgen van hun gedrag in het verkeer (stelling 4: van 3.1 naar 3.4) en beter weten waarom ze zich in het verkeer gedragen zoals ze doen (stelling 6: van 3.9 naar 4.1). Op de overige stellingen zijn geen significante veranderingen waargenomen.
19
Tabel 4.8 Zelfcontrole bij aanvang en afsluiting cursus (N=56) 1,2 Aanvang cursus
Afsluiting cursus
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
1
Ik heb mezelf altijd goed onder controle.
4.0
0.9
3.8
0.7
2
Ik beheers mijn bromfiets/scooter heel goed.
4.2
0,7
4.0
0.7
3
Ik vind niet dat ik mijn rijgedrag hoef te veranderen.
3.4
1.0
3.2
1.0
4
Ik weet wanneer het goed gaat met mezelf.
4.0
0,9
4.1
0.7
1
2
Schaalscore zelfcontrole 4.0 0.7 3.8 1= helemaal mee oneens 2= mee oneens 3= niet mee eens, niet mee oneens 4=mee eens 5=helemaal mee eens Vetgedrukt: Verschillen tussen aanvang cursus en afsluiting cursus zijn significant (éénzijdig p < .05)
0.6
Figuur 4.3 Zelfcontrole bij aanvang en afsluiting cursus (N=56) 5,0
4,5 4,2 4,0 4,0
4,0
4,0
4,1
3,8
4,0 3,8
3,4
3,5
3,2 Aanvang
3,0
Afsluiting
2,5
2,0
1,5
1,0 Jezelf onder controle hebben
Bromfiets beheersen
Rijgedrag veranderen
20
Weten wanneer het goed gaat me jezelf
Gevoel van zelfcontrole (SCHAALSCORE)
4.4
Zelfcontrole
Bij aanvang en afsluiting van de cursus zijn aan de jongeren zeven stellingen voorgelegd over het gevoel van zelfcontrole. In Tabel 4.8 voor zowel de afzonderlijke stellingen als voor de schaal als geheel de gemiddelde scores en standaarddeviaties (SD) gegeven. In Figuur 4.3 zijn de resultaten gevisualiseerd. De ruwe scores zijn in de bijlagen (Tabel B1.3 en B1.4) gegeven. Wederom kunnen de gemiddelde scores liggen tussen ‘1’ en ‘5’. Voor de afzonderlijke stellingen betekent de score 1 ‘Helemaal mee eens’ en 5 ‘helemaal mee oneens’. Voor de gemiddelde schaalscore (berekend op basis van de gemiddelde scores op de afzonderlijke stellingen) kan een score van ‘1’ worden gezien als zeer weinig zelfcontrole en een score van ‘5’ als zeer veel zelfcontrole. Een vetgedrukte score bij aanvang en afsluiting betekent een statistisch significante verandering. Uit de resultaten in Tabel 4.8 (en Figuur 4.3) blijkt dat de jongeren bij aanvang van de cursus gemiddeld redelijk veel zelfcontrole hebben (de gemiddelde schaalscore is 4.0). In vergelijking tot de andere stellingen is er bij aanvang vooral veel zelfcontrole voor wat betreft de beheersing van de bromfiets (stelling 2: gemiddelde score van 4.2). Minder gevoel van controle is er bij aanvang op het gebied van het eigen rijgedrag. De jongeren zijn er namelijk meer van overtuigd dat ze hun rijgedrag moeten veranderen (stelling 3: gemiddelde score van 3.4). Gedurende de cursus is de zelfcontrole gemiddeld afgenomen (gemiddelde schaalscore bij afsluiting is 3.8, in vergelijking tot 4.0 bij aanvang). De jongeren zijn minder zeker geworden over hun beheersing van de bromfiets (stelling 2: een significante afname van 4.2 naar 4.0) en over de mate waarin ze hun rijgedrag moeten veranderen (stelling 3: een afname van 3.4 naar 3.2). Op de overige stellingen kunnen geen significante veranderingen worden waargenomen.
21
Tabel 4.9 Branieschoppen bij aanvang en einde cursus (N=56) 1,2 Aanvang cursus
Afsluiting cursus
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
1
Ik schep vaak op over mijn rijgedrag.
2.0
1.1
1.9
1.0
2
Iemand die zich aan de verkeersregels houdt is een watje.
1.6
0.7
1.6
0.8
3
Ik gedraag me vaak agressief in het verkeer.
2.3
1.0
2.2
0.9
4
Je hoeft geen voorrang te geven als de situatie het toelaat.
2.8
1.1
3.2
1.0
5
Te hard rijden is niet erg als je de situatie onder controle hebt.
3.8
0.9
3.5
1.0
1
2
Schaalscore branieschoppen 2.5 0.6 2.5 1= helemaal mee oneens 2= mee oneens 3= niet mee eens, niet mee oneens 4=mee eens 5=helemaal mee eens Vetgedrukt: verschillen tussen aanvang cursus en einde cursus zijn significant (éénzijdig p < .05)
0.5
Figuur 4.4 Branieschoppen bij aanvang en afsluiting cursus (N=56) 5,0
4,5 4,0
3,8 3,5
3,5 3,2 3,0
Aanvang
2,8
Afsluiting 2,5
2,5
2,3 2,0
2,0
2,5
2,2
1,9 1,6
1,6
1,5
1,0 Mate van branieschoppen (SCHAALSCORE)
Te hard rijden is niet erg
Je hoeft geen voorrang te geven
Aggresief verkeersgedrag
Watje als je je aan de verkeersregels houdt
Opscheppen over rijgedrag
22
4.5
Branieschoppen
Bij aanvang en afsluiting van de cursus zijn aan de jongeren vijf stellingen voorgelegd die te maken hebben met de mate van branieschoppen. In Tabel 4.9 is voor zowel de afzonderlijke stellingen als voor de schaal als geheel de gemiddelde scores en standaarddeviaties (SD) gegeven. In Figuur 4.4 zijn de resultaten gevisualiseerd. In de bijlagen (B1.5 en B1.6) zijn de ruwe scores gegeven waarop de resultaten zijn gebaseerd. Uit Tabel 4.9 (en Figuur 4.4) blijkt dat de jongeren bij aanvang van de cursus gemiddeld genomen niet zo’n branieschopper zijn (de gemiddelde schaalscore is 2.5). Als uitschieter vinden ze bij aanvang wel dat te hard rijden niet erg is als je de situatie onder controle hebt (stelling 5: gemiddelde score is 3.8). Gedurende de cursus is het branieschoppen in vergelijking tot de aanvangssituatie niet veranderd (gemiddelde schaalscore bij afsluiting is wederom 2.5). Wel zijn er veranderingen op twee gebieden. Het gaat daarbij om de stelling dat te hard rijden niet erg is als je de situatie onder controle hebt (stelling 5). De mate waarin jongeren dit vinden is afgenomen van 3.8 naar 3.5 (vetgedrukt). Daartegenover staat dat ze bij afsluiting van de cursus het meer eens zijn met de stelling dat je geen voorrang hoeft te verlenen als de situatie het toelaat (gemiddelde score is toegenomen van 2.8 naar 3.2). Op de andere 3 stellingen zijn er geen significante veranderingen.
23
Tabel 4.10 Overige stellingen bij aanvang en einde cursus (N=56) Aanvang cursus
1,2
Einde cursus
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
1
Ik pas me goed aan situaties aan in het verkeer.
4.1
0.7
4.0
0.7
2
Ik ben vaak degene die bepaalt wat we met mijn vrienden gaan doen.
2.8
1.0
2.9
1.1
3
Ik begrijp goed waarom anderen zich zo gedragen.
3.4
1.0
3.2
0.8
4
Als ik overzicht heb in het verkeer dan gebeuren er zeker geen ongelukken.
3.0
1.0
2.9
1.0
5
Niemand kan mij iets leren over het rijden op een bromfiets/scooter.
2.7
1.1
2.4
0.8
6
Bij mijn vrienden kan ik mijn eigen gang gaan.
4.1
0.9
4.0
1.0
7
Mijn bromfiets/scooter is voor mij heel belangrijk.
3.9
1.2
3.7
1.1
8
In het verkeer heb je zelf in de hand of er ongelukken gebeuren.
2.7
1.1
2.5
1.1
9
Ik begrijp mijn eigen rijgedrag heel goed.
3.9
0.8
3.9
0.7
10
1
2
Onder invloed rijden is 1.6 1.0 1.5 helemaal niet erg. Je wordt er zelfs rustiger van. 1= helemaal mee oneens 2= mee oneens 3= niet mee eens, niet mee oneens 4=mee eens 5=helemaal mee eens Vetgedrukt: verschillen tussen aanvang cursus en einde cursus zijn significant (éénzijdig p < .05)
24
0.8
4.6
Overige stellingen
In hoofdstuk 3 is geconcludeerd dat op basis van factoranalyse 10 van de 26 stellingen niet in een schaal konden worden samengevat. De resultaten dienen derhalve apart te worden besproken. Dit doen we in deze paragraaf. In Tabel 4.10 zijn de gemiddelde scores en standaarddeviaties (SD) op deze 10 stellingen gegeven bij aanvang en afsluiting van de cursus. De ruwe scores waarop de resultaten zijn gebaseerd zijn in de bijlagen gegeven (B1.7 en B1.8). De interpretatie van de gemiddelde scores in Tabel 4.10 komen overeen met die in de eerdere paragrafen: de gemiddelde score kan minimaal ‘1’ (helemaal mee oneens) en maximaal ‘5’ (helemaal mee eens). Indien er statistisch significante veranderingen tussen aanvang en afsluiting van de cursus zijn, dan zijn de gemiddelde scores op een stelling vetgedrukt. Uit Tabel 4.10 valt op dat jongeren zowel bij aanvang als afsluiting van de cursus het gemiddeld (helemaal) niet eens zijn met de stelling ‘Onder invloed rijden is niet erg. Je wordt er zelfs rustiger van’ (stelling 10: gemiddelde score 1.6) en met de stelling ‘In het verkeer heb je zelf in de hand of er ongelukken gebeuren’ (stelling 8: gemiddelde score 2.7). Over de stelling ‘Ik pas me goed aan in situaties in het verkeer’ (stelling 1: 4.1) en de stelling ‘Bij mijn vrienden kan ik me eigen gang gaan’ (stelling 6: 4.1) zijn ze het gemiddeld mee eens. Gedurende de cursus zijn de jongeren niet van mening veranderd over de stellingen. Er is echter één uitzondering. In vergelijking tot hun mening bij aanvang zijn jongeren minder van mening dat niemand hen meer iets kan leren over het rijden op een bromfiets (stelling 5: de gemiddelde score is afgenomen van 2.7 naar 2.4).
25
Tabel 4.11 Samenhangen tussen de schalen bij aanvang cursus (N=56)1
Zelfbewustzijn
Zelfbewustzijn
Zelfcontrole
Branieschoppen
1.00
ns
-.22
1.00
ns
Zelfcontrole
Branieschoppen 1 correlatiecoëfficiënten. Vetgedrukt significante samenhangen (p < .05). ns = niet significant
1.00
Tabel 4.12 Veranderingen tijdens de cursus in samenhang met de situatie bij aanvang (N=56)1
Zelfbewustzijn aanvang Zelfcontrole aanvang
Verandering in zelfbewustzijn
Verandering in zelfcontrole
Verandering in branieschoppen
-.66
ns
ns
ns
-.53
ns
Branieschoppen aanvang .25 ns 1 correlatiecoëfficiënten. Vetgedrukt significante samenhangen (p < .05). ns = niet significant
-.55
Tabel 4.13 Samenhangen tussen de schalen bij afsluiting cursus (N=56)1
Zelfbewustzijn
Zelfbewustzijn
Zelfcontrole
Branieschoppen
1.00
.33
ns
1.00
ns
Zelfcontrole
Branieschoppen 1 correlatiecoëfficiënten. Vetgedrukt significante samenhangen (p < .05). ns = niet significant
26
1.00
4.7
Zelfbewustzijn, zelfcontrole en branieschoppen: samenhang
In Tabel 4.11 is de samenhang gegeven tussen het gevoel van zelfbewustzijn, het gevoel van zelfcontrole en de mate van branieschoppen bij aanvang van de cursus.2 Tussen de schalen bestaat één statistisch significante samenhang: zelfbewustzijn hangt negatief samen met branieschoppen (correlatiecoëfficiënt is -.22). Deze samenhang betekent dat branieschoppers bij aanvang van de cursus minder zelfbewust zijn of dat jongeren die minder zelfbewust zijn, meer branieschoppen. Tabel 4.12 geeft de samenhang tussen de veranderingen gedurende de cursus en de situatie bij aanvang van de cursus. De veranderingen op de drie schalen (zelfbewustzijn, zelfcontrole en branieschoppen) zijn berekend door de gemiddelde schaalscore van een jongere bij afsluiting van de cursus af te trekken van de gemiddelde schaalscore bij aanvang. Op het gebied van zelfbewustzijn en zelfcontrole stellen we dat naarmate deze berekening een hogere score geeft, er meer vooruitgang is geboekt. Op het gebied van branieschoppen stellen we het omgekeerde: een hogere score betekent minder vooruitgang. De resultaten in de Tabel 4.12 laten vier significante samenhangen zien. Allereerst is er een negatieve samenhang tussen het zelfbewustzijn bij aanvang en de veranderingen op dit gebied gedurende de cursus (correlatiecoëfficiënt is -.66): minder zelfbewustzijn bij aanvang van de cursus gaat gepaard met meer vooruitgang op dit vlak. Daarnaast is er een negatieve samenhang tussen de zelfcontrole bij aanvang en de veranderingen op dit gebied gedurende de cursus (correlatiecoëfficiënt is -.53): minder zelfcontrole bij aanvang van de cursus gaat gepaard met meer vooruitgang op dit vlak. Verder bestaat er een negatieve samenhang tussen de mate van branieschoppen bij aanvang en de veranderingen op dit gebied gedurende de cursus (correlatiecoëfficiënt is -.55): meer branieschoppen bij aanvang van de cursus gaat gepaard met achteruitgang op dit vlak. Jongeren die bij aanvang meer branieschoppen gaan met andere woorden bij afsluiting nog meer branieschoppen. Of dit erg is valt te betwisten omdat jongeren die bij aanvang meer branieschoppen gedurende de cursus wel zelfbewuster worden (correlatiecoëfficiënt is .25). In Tabel 4.13 is de samenhang gegeven tussen de drie schalen bij afsluiting van de cursus. Daaruit blijkt dat de samenhang tussen zelfbewustzijn en branieschoppen die er bij aanvang bestond, er bij afsluiting niet meer is. Een ander verschil ten opzichte van Tabel 4.11 is dat er bij afsluiting wel een significante samenhang bestaat tussen het gevoel van zelfbewustzijn en zelfcontrole (.33): bij afsluiting van de cursus zijn jongeren met meer zelfcontrole ook zelfbewuster en andersom.
2
Voor het meten van de samenhangen zijn correlatiecoëfficiënten berekend (p < 0.5).
27
Tabel 4.14 Belang van de cursus bij afsluiting (N=56) Aantal
Percentage
Heel belangrijk
13
23%
Belangrijk
37
66%
6
11%
56
100%
Aantal
Percentage
3
6%
Gevaren te snel rijden
20
39%
Veilig gedrag in het verkeer
23
45%
5
10%
51
100%
Aantal
Percentage
Geen opgevoerde brommer meer en rustig rijden
29
65%
Beter opletten in het verkeer
13
30%
2
5%
44
100%
Onbelangrijk Totaal
Tabel 4.15 Leereffect cursus (N=51)
Beheersen scooter/bromfiets
Niet veel Totaal
Tabel 4.16 Gemaakte afspraken bij afsluiting cursus (N=44)
Aan de verkeersregels houden Totaal
Tabel 4.17 Mate waarin jongeren denken de gemaakte afspraken na te komen (N=56) Aantal
Percentage
Zeker
22
39%
Bijna zeker
32
57%
2
4%
56
100%
Waarschijnlijk niet Totaal
28
4.8
Belang cursus bij afsluiting, leereffect en gemaakte afspraken
Bij afsluiting van de cursus zijn naast de stellingen enkele algemene vragen aan de jongere voorgelegd over de mate waarin jongeren de cursus belangrijk hebben gevonden, wat ze hebben geleerd, welke afspraken ze voor zichzelf hebben gemaakt en of ze denken deze afspraken na te komen. In totaal hebben 50 jongeren (89%) de cursus heel belangrijk (13: 23%) of belangrijk (37: 66%) gevonden. De andere 6 jongeren (11%) geven aan dat de cursus voor hen onbelangrijk is geweest (Tabel 4.14). Op de vraag wat ze hebben geleerd geven de jongeren met name aan meer inzicht te hebben gekregen in veilig gedrag in het verkeer (23 jongeren: 45%) en in de gevaren van te snel rijden (20 jongeren: 39%). Drie jongeren zeggen dat ze de bromfiets beter hebben leren te beheersen en 5 jongeren (10%) zeggen niet veel geleerd te hebben (Tabel 4.15). De afspraak die de meeste jongeren met zichzelf hebben gemaakt is om niet meer met een opgevoerde bromfiets, en ook rustig te rijden (29 jongeren: 65%). Andere jongeren zeggen dat ze beter op zullen letten in het verkeer (13 jongeren: 30%) of dat ze zich aan de verkeersregels zullen houden (2 jongere: 5%) (Tabel 4.16). Van de 56 jongeren zeggen bijna alle jongeren (54 jongeren: 96%) dat ze zich zeker (22: 39%) of bijna zeker (32: 57%) aan de gemaakte afspraak zullen houden. Twee jongeren (4%) hebben hierin zelf geen vertrouwen (Tabel 4.17).
29
30
5
Conclusies en aanbevelingen
5.1
Conclusies
Voordat we ingaan op de conclusies van het onderzoek, geven we in Box 5.1 een algemene beschrijving van de jongeren die aan de cursus Leerstraf 49cc hebben deelgenomen. Box 5.1 Kenmerken jongeren en algemene situatie bij aanvang en afsluiting Leerstraf 49cc De cursus Leerstraf 49cc is door 56 jongeren volledig doorlopen. Aan de cursus is vrijwel alleen door jongens deelgenomen (95%). De leeftijd van de deelnemers ligt tussen de 16 en 22 jaar, waarbij het merendeel (82%) 16, 17 of 18 jaar is en op het MBO of VMBO (73%) zit. Bij aanvang van de cursus bezitten 40 jongeren (71%) een opgevoerde bromfiets. Bijna de helft van de jongeren (aantal: 45%) geeft aan dat de belangrijkste reden voor deelname aan de cursus is dat ze met een opgevoerde bromfiets hebben gereden. Een ander deel (34%) zegt dat ze deelnemen om een geldelijke boete te voorkomen. Sommigen (21%) geven expliciet aan dat ze deelnemen om er wat van te kunnen leren. De cursus wordt vooraf door de meeste jongeren (73%) belangrijk of zeer belangrijk gevonden. Het resterende deel (17%) vindt de cursus onbelangrijk of zeer onbelangrijk. Als leerverwachting geven de jongeren aan dat ze meer willen leren over de gevaren van een opgevoerde bromfiets (48%) of over veilig gedrag in het verkeer (38%). Een kleiner deel (14%) zegt niets te kunnen of willen leren of ze weten niet wat. Bij afsluiting van de cursus geven de meeste jongeren (89%) aan dat de cursus (heel) belangrijk is geweest. Als belangrijkste leerpunten geven ze aan meer inzicht te hebben gekregen in veilig gedrag in het verkeer (45%), in de gevaren van te snel rijden (11%) of in de beheersing van hun bromfiets (10%). De belangrijkste afspraken die de jongeren met zichzelf hebben gemaakt zijn om niet meer met een opgevoerde bromfiets en rustig te rijden (65%), beter op te letten in het verkeer (30%) of zich meer aan de verkeersregels te houden (5%). De meeste jongeren (96%) denken dat ze zich (bijna) zeker aan de gemaakte afspraak zullen houden. De 56 jongeren die de cursus hebben doorlopen hebben dit, in termen van de door de Officier van Justitie gestelde criteria, allemaal succesvol gedaan. Dit betekent dat de Officier van Justitie niet tot strafvervolging is overgegaan.
Doel van het onderzoek was om vast te stellen in hoeverre er in de cursusperiode Leerstraf 49cc sprake is geweest van positieve attitudeveranderingen bij de geverbaliseerde jongeren ten opzichte van hun gedrag, met name in het verkeer. In het onderzoek is met name gekeken naar de attitude op drie gebieden: zelfbewustzijn, zelfcontrole en branieschoppen. Op basis van de onderzoeksresultaten kan de volgende, algehele conclusie worden getrokken: Tijdens de cursus Leerstraf 49cc is er gemiddeld genomen sprake geweest van significante, positieve attitudeveranderingen bij de jongeren op het gebied van zelfbewustzijn en zelfcontrole. Voor wat betreft branieschoppen zijn er geen veranderingen waargenomen. Bovenstaande conclusie is gebaseerd op de volgende specifieke conclusies. Zelfbewustzijn 1a. Hoewel de jongeren bij aanvang van de cursus weliswaar over een redelijk groot gevoel van zelfbewustzijn beschikken, geldt dit met name voor het algemene zelfbewustzijn (zoals makkelijk ‘nee’ kunnen zeggen als vrienden iets willen dat ze niet willen) en minder voor het zelfbewustzijn in het verkeer. 1b.
Gedurende de cursus is het zelfbewustzijn van de jongeren toegenomen, met name op het gebied van hun verkeersdeelname.
31
gemiddeld
Ze houden meer rekening met de regels in het verkeer, denken vaker na over de gevolgen van hun gedrag in het verkeer en weten beter waarom ze zich in het verkeer gedragen zoals ze dat doen. Een grotere vooruitgang wordt geboekt als jongeren bij aanvang minder zelfbewust zijn.
Zelfcontrole 2a. De jongeren hebben bij aanvang van de cursus een redelijk groot gevoel van zelfcontrole. Ze geven met name aan hun bromfiets goed te beheersen. Minder gevoel van controle is er bij aanvang op het gebied van het eigen rijgedrag. De jongeren vinden namelijk gemiddeld vaak dat ze hun rijgedrag moeten veranderen. 2b.
Gedurende de cursus is de zelfcontrole van de jongeren gemiddeld afgenomen. Jongeren zijn minder zeker geworden van de beheersing van hun bromfiets en zijn, meer dan bij aanvang, ervan overtuigd dat ze hun rijgedrag moeten veranderen. Wel blijkt dat jongeren die bij aanvang minder zelfcontrole hebben, meer vooruitgang boeken. Deze constatering en de conclusie dat de gemiddelde mate van zelfcontrole is afgenomen betekent dat er zowel sprake is van vooruitgang bij jongeren die bij aanvang minder zelfcontrole hebben als van achteruitgang bij jongeren die bij aanvang meer zelfcontrole hebben. Waarschijnlijk is hier sprake van twee leereffecten: (1) jongeren die bij aanvang minder zelfcontrole hebben verbeteren zich doordat ze feitelijk meer zelfcontrole krijgen en (2) jongeren die bij aanvang meer zelfcontrole hebben verbeteren zich doordat ze een reëler beeld krijgen van hun zelfcontrole. Ze overschatten zich minder en scoren daardoor op dit vlak bij afsluiting van de cursus lager dan bij aanvang.
Branieschoppen 3a. De jongeren zijn bij aanvang van de cursus gemiddeld genomen niet zo’n branieschopper. Als er al sprake is van branieschoppen dat gaat het over dat te hard rijden niet erg is als je de situatie onder controle hebt. 3b.
Gedurende de cursus is het branieschoppen onder de jongeren gemiddeld niet veranderd. Wel zijn er veranderingen op twee specifieke gebieden van verkeersdeelname. Jongeren vinden bij afsluiting minder vaak dat te hard rijden niet erg is als je de situatie onder controle hebt. Ze zijn het daarentegen wel meer eens met de stelling dat je geen voorrang hoeft te verlenen als de situatie het toelaat. Jongeren die bij aanvang meer branieschoppen boeken gedurende de cursus meer achteruitgang op dit gebied. Jongeren die bij aanvang branieschoppen gaan met andere woorden bij afsluiting nog meer branieschoppen. Of dit erg is valt te betwisten gezien de volgende conclusie.
32
Zelfbewustzijn, zelfcontrole en branieschoppen 4. Jongeren die bij aanvang meer branieschoppen zijn gedurende de cursus zelfbewuster worden. Het verdwijnen van de samenhang tussen branieschoppen en zelfbewustzijn (die bij aanvang wel, maar bij afsluiting niet meer bestaat) is hiervoor een ondersteuning. 5.
Bij afsluiting bestaat er wel en bij aanvang bestaat er geen significante samenhang tussen het gevoel van zelfbewustzijn van jongeren en het gevoel van zelfcontrole. Waarschijnlijk zorgen elementen van de cursus ervoor dat er een koppeling wordt gemaakt tussen het zelfbewustzijn en de zelfcontrole van jongeren. De elementen die hierbij mogelijk een rol spelen zijn de mentale risicoperceptie en de fysieke risicoperceptie waarop in de cursus het accent ligt. Door zowel met de jongeren de oorzaken, gevolgen en gevaren van rijgedrag aan de hand van krantenartikelen en video’s te bespreken (mentaal) als door de jongeren met een rijtest dit zelf te laten ervaren (fysiek) wordt het zelfbewustzijn en de zelfcontrole van jongeren ten opzichte van hun verkeersdeelname met elkaar verbonden. Daarbij krijgen zowel jongeren die de zelfcontrole onderschatten als jongeren die deze overschatten een reëler beeld van de zelfcontrole die in het verkeer nodig is waardoor ze, mede door het toenemend zelfbewustzijn, na de cursus op een verantwoorde manier deel kunnen gaan nemen aan het verkeer.
33
34
5.2
Aanbevelingen
De evaluatie van de Leerstraf 49cc laat zien dat er gedurende de cursus sprake is geweest van significante, positieve attitudeveranderingen bij de jongeren. Voor een gedetailleerder inzicht in de mechanismen die hierbij een rol spelen is het wenselijk dat de cursus theoretisch verder wordt onderbouwd en dat op basis hiervan gericht onderzoek wordt gedaan. Aanknopingspunten voor een verdere theoretische onderbouwing liggen op het vlak van de relatie tussen zelfbewustzijn (mentale risicoperceptie) en zelfcontrole (fysieke risicoperceptie). Het onderzoek laat zien dat gedurende de cursus deze twee componenten met elkaar gaan samenhangen, waarbij het interessant is dat daarin het uiterlijk vertoon van jongeren (branieschoppen) van ondergeschikt belang is, ofschoon de jongeren die relatief meer branieschopper wel zelfbewuster worden dan jongeren die minder branieschoppen. Op welke mechanismen hierbij een rol spelen is nog weinig zicht. Een verdere theoretische uitwerking hiervan is wenselijk. Met een verdere theoretische onderbouwing wordt ook gerichter onderzoek mogelijk. Wanneer er een adequate theorie is over de relatie tussen kenmerken van de doelgroep (geverbaliseerde jongeren), interventies (elementen uit de cursus) en gewenste uitkomsten (specifieke doelgebieden van de cursus) dan is het makkelijker om specifieke hypothesen op te stellen, aan de hand hiervan variabelen af te leiden, deze te operationaliseren en vervolgens bijhorende meetinstrumenten (liefst genormeerde) in te zetten. Daarbij is het onder andere aan te bevelen om in de onderzoeksopzet (1) een controlegroep mee te nemen van geverbaliseerde jongeren die de cursus niet volgen, (2) niet alleen attitudeveranderingen, maar ook het feitelijk gedrag van jongeren te onderzoeken en (3) om jongeren ook na afsluiting van de cursus met onderzoek te blijven volgen (Vervallen de jongeren in recidive?: Rijden ze met een opgevoerde bromfiets. Worden ze bekeurd voor verkeersovertredingen? Zijn ze betrokken bij verkeersongevallen?). Tot slot is het interessant na te gaan of een aanpak als de Leerstraf 49cc ook voor andere groepen verkeersovertreders als adequaat instrument ingezet kan worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de groep jongeren die net in het bezit zijn van een auto- of motorrijbewijs en die een zware verkeersovertreding hebben begaan. Omdat deze groep jongeren qua leeftijd en verkeersonveilig gedrag vergelijkbaar is met de deelnemers aan de Leerstraf 49cc lijkt het aannemelijk dat ook bij hen een dergelijke cursus tot positieve attitudeveranderingen ten opzichte van hun verkeersdeelname zal leiden en dat dit uiteindelijk de verkeersveiligheid van henzelf en dat van andere weggebruikers ten goede komt.
35
36
Literatuur Delicat, J.W., & Damen, H.R. (2005). Vragenlijst Leerstraf 49cc. Praktikon: Nijmegen. Bartels, A.A.J. (1988). Sociale vaardigheidstherapie voor jeugdige delinquenten en jongeren met ernstige gedragsprobemen. Handboek gedragstherapie. Van Gorcum: Assen. Orlemans, J.W.G. (1985). Inleiding tot de gedragstherapie. Van Loghum Slaterus: Deventer. Kanfer, F.H. ( 1979). Self-management methods. Pergamon Press: New York. SWOV Kennisbank Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. (2006). Aantal slachtoffers naar verschillende kenmerken. Opgehaald 16 december 2006, van http://www.swov.nl/nl/research/kennisbank/inhoud/00_trend/01_monitor/aantal_slachto ffers_naar_verschillende_kenmerken.htm#_Slachtoffers_naar_verkeersdeelname Wigbers, M. (2006). Notitie Leerstraf 49cc. Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Overijssel (ROVO): Zwolle. Kroes, H.K. (2004) Pilot leerstraf 49 CC. Een experimentele leerstraf voor overtreders op scooters en bromfietsen. Trajecten Advies Begeleiding: Hengelo.
Bijlage 1
Antwoorden op de stellingen
Tabel B1.1 Mate van zelfbewustzijn bij aanvang cursus (N=56) Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
1
Ik denk twee keer na voordat ik iets doe dat mijn vrienden willen.
4 ( 7%)
5 ( 9%)
10 (18%)
19 (34%)
18 (32%)
2
Ik houd meestal rekening met de regels in het verkeer.
1 ( 2%)
3 ( 6%)
17 (31%)
23 (42%)
11 (20%)
3
Ik denk vaak na over de gevolgen van mijn gedrag in het verkeer.
7 (13%)
14 (25%)
10 (18%)
19 (34%)
6 (11%)
4
Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil.
2 ( 4%)
1 ( 2%)
3 (11%)
19 (34%)
31 (55%)
5
Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen.
4 ( 7%)
26 (46%)
26 (46%)
6
Ik weet heel goed waarom ik me in het verkeer gedraag zoals ik nu doe.
16 (29%)
26 (46%)
12 (21%)
7
Ik ken mijn eigen grenzen goed in het verkeer.
10 (18%)
32 (57%)
14 (25%)
2 ( 4%)
Tabel B1.2 Mate van zelfbewustzijn bij afsluiting cursus (N=56) Helemaal mee oneens
1
Ik denk twee keer na voordat ik iets doe dat mijn vrienden willen.
3 ( 5%)
2
Ik houd meestal rekening met de regels in het verkeer.
3
Ik denk vaak na over de gevolgen van mijn gedrag in het verkeer.
1 ( 2%)
4
Ik kan gemakkelijk nee zeggen als mijn vrienden iets willen dat ik niet wil.
1 ( 2%)
5
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
3 ( 5%)
15 (27%)
21 (27%)
14 (25%)
2 ( 4%)
14 (25%)
28 (50%)
12 (21%)
9 (16%)
17 (30%)
22 (39%)
7 (13%)
6 (11%)
18 (33%)
30 (55%)
Ik ben goed in staat om voor mezelf op te komen.
4 ( 7%)
29 (53%)
22 (40%)
6
Ik weet heel goed waarom ik me in het verkeer gedraag zoals ik nu doe.
10 (18%)
33 (59%)
13 (23%)
7
Ik ken mijn eigen grenzen goed in het verkeer.
13 (23%)
30 (54%)
13 (23%)
Tabel B1.3 Gevoel van zelfcontrole bij aanvang cursus (N=56) Helemaal mee oneens
1
Ik heb mezelf altijd goed onder controle.
1 ( 2%)
2
Ik beheers mijn bromfiets/scooter heel goed.
3
Ik vind niet dat ik mijn rijgedrag hoef te veranderen.
1 ( 2%)
4
Ik weet wanneer het goed gaat met mezelf.
1 ( 2%)
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
3 ( 5%)
Mee eens
Helemaal mee eens
9 (16%)
26 (46%)
17 (30%)
10 (18%)
25 (45%)
21 (38%)
10 (18%)
18 (32%)
17 (30%)
10 (18%)
3 ( 5%)
6 (11%)
28 (50%)
18 (32%)
Tabel B1.4 Gevoel van zelfcontrole bij afsluiting cursus (N=56) Helemaal mee oneens
1
Ik heb mezelf altijd goed onder controle.
2
Ik beheers mijn bromfiets/scooter heel goed.
3
Ik vind niet dat ik mijn rijgedrag hoef te veranderen.
4
Ik weet wanneer het goed gaat met mezelf.
Mee oneens
1 ( 2%)
1 ( 2%)
13 (23%)
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
17 (30%)
28 (50%)
10 (18%)
12 (21%)
31 (55%)
13 (23%)
22 (39%)
12 (21%)
8 (14%)
10 (18%)
32 (57%)
14 (25%)
Tabel B1.5 Branieschoppen bij aanvang cursus (N=56) Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
1
Ik schep vaak op over mijn rijgedrag.
22 (39%)
16 (29%)
14 (25%)
2 ( 4%)
2 ( 4%)
2
Iemand die zich aan de verkeersregels houdt is een watje.
31 (55%)
20 (36%)
4 ( 7%)
1 ( 2%)
3
Ik gedraag me vaak agressief in het verkeer.
12 (21%)
24 (43%)
15 (27%)
3 ( 5%)
2 ( 4%)
4
Je hoeft geen voorrang te geven als de situatie het toelaat.
6 (11%)
16 (29%)
19 (34%)
11 (20%)
4 ( 7%)
5
Te hard rijden is niet erg als je de situatie onder controle hebt.
3 ( 5%)
20 (36%)
21 (38%)
12 (21%)
Tabel B1.6 Branieschoppen bij afsluiting cursus (N=56) Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
1
Ik schep vaak op over mijn rijgedrag.
22 (39%)
21 (38%)
9 (16%)
3 ( 5%)
2 ( 2%)
2
Iemand die zich aan de verkeersregels houdt is een watje.
32 (57%)
16 (29%)
7 (13%)
2 ( 2%)
3
Ik gedraag me vaak agressief in het verkeer.
14 (25%)
19 (34%)
21 (38%)
2 ( 4%)
4
Je hoeft geen voorrang te geven als de situatie het toelaat.
2 ( 4%)
13 (23%)
20 (36%)
16 (29%)
5 ( 9%)
5
Te hard rijden is niet erg als je de situatie onder controle hebt.
2 ( 4%)
5 ( 9%)
22 (39%)
19 (34%)
8 (14%)
Tabel B1.7 Overige stellingen bij aanvang cursus (N=56) Helemaal mee oneens
1
Ik pas me goed aan situaties aan in het verkeer.
2
Ik ben vaak degene die bepaalt wat we met mijn vrienden gaan doen.
6 (11%)
3
Ik begrijp goed waarom anderen zich zo gedragen.
4
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
11 (20%)
28 (50%)
17 (30%)
13 (23%)
25 (45%)
10 (18%)
2 ( 4%)
2 ( 4%)
7 ( 13%)
22 (39%)
16 (29%)
9 (16%)
Als ik overzicht heb in het verkeer dan gebeuren er zeker geen ongelukken.
2 ( 4%)
16 (29%)
21 (38%)
12 (21%)
5 ( 9%)
5
Niemand kan mij iets leren over het rijden op een bromfiets/scooter.
5 ( 9%)
24 (43%)
17 (30%)
3 ( 5%)
7 (13%)
6
Bij mijn vrienden kan ik mijn eigen gang gaan.
1 ( 2%)
2 ( 4%)
8 (14%)
26 (46%)
19 (34%)
7
Mijn bromfiets/scooter is voor mij heel belangrijk.
2 ( 4%)
8 (14%)
7 (13%)
14 (25%)
25 (45%)
8
In het verkeer heb je zelf in de hand of er ongelukken gebeuren.
10 (18%)
14 (26%)
20 (36%)
7 (13%)
4 ( 7%)
9
Ik begrijp mijn eigen rijgedrag heel goed.
2 ( 4%)
14 (25%)
27 (48%)
13 (23%)
10
Onder invloed rijden is helemaal niet erg. Je wordt er zelfs rustiger van.
14 (25%)
4 ( 7%)
2 ( 4%)
2 ( 4%)
34 (61%)
Tabel B1.8 Overige stellingen bij afsluiting cursus (N=56) Helemaal mee oneens
1
Ik pas me goed aan situaties aan in het verkeer.
2
Ik ben vaak degene die bepaalt wat we met mijn vrienden gaan doen.
3
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
2 ( 4%)
8 (14%)
33 (59%)
13 (23%)
8 (14%)
8 (14%)
26 (46%)
9 (16%)
5 ( 9%)
Ik begrijp goed waarom anderen zich zo gedragen.
1 ( 2%)
8 (14%)
27 (48%)
18 (32%)
2 ( 4%)
4
Als ik overzicht heb in het verkeer dan gebeuren er zeker geen ongelukken.
4 ( 7%)
16 (29%)
24 (43%)
8 (14%)
4 ( 7%)
5
Niemand kan mij iets leren over het rijden op een bromfiets/scooter.
5 ( 9%)
32 (57%)
14 (25%)
4 ( 7%)
1 ( 2%)
6
Bij mijn vrienden kan ik mijn eigen gang gaan.
2 ( 4%)
1 ( 2%)
10 (18%)
23 (41%)
20 (36%)
7
Mijn bromfiets/scooter is voor mij heel belangrijk.
2 ( 4%)
7 (13%)
12 (21%)
19 (34%)
16 (29%)
8
In het verkeer heb je zelf in de hand of er ongelukken gebeuren.
14 (25%)
9 (16%)
25 (45%)
7 (13%)
1 ( 2%)
9
Ik begrijp mijn eigen rijgedrag heel goed.
15 (27%)
31 (55%)
10 (18%)
10
Onder invloed rijden is helemaal niet erg. Je wordt er zelfs rustiger van.
4 ( 7%)
1 ( 2%)
35 (63%)
16 (29%)