Snel en adequaat signaleren? Zo VLIK je dat! Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten
Studenten: Els Bosma, 100834 Tamar de Graaf, 100645 Jacoline van Hoef, 101462 Anja van de Ridder, 100668 HBO Verpleegkunde Leerjaar 4 Christelijke Hogeschool Ede Instelling: GGD regio Utrecht Begeleider instelling: Emma Struis Afstudeer begeleider: Auke Bos Beoordelaar: Tineke de Groot Afstudeerperiode: 3 februari 2014-19 juni 2014
0
Colofon Snel en adequaat signaleren? Zo VLIK je dat! Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten
Onderzoekers:
Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder
Opleiding:
HBO-Verpleegkunde Leerjaar 4, voltijd Christelijke Hogeschool Ede
Begeleider vanuit school:
Auke Bos
Beoordelaar vanuit school:
Tineke de Groot
Opdrachtgever:
Emma Struis Casemanager en verpleegkundig specialist GGZ
Met medewerking van
Ellen Tromp Epidemioloog GGZ
Instelling:
GGD regio Utrecht Zeist
Datum:
3 februari – 19 juni 2014
© juni 2014 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van de auteurs. All rights reserved. No portion of this thesis may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews without prior permission of the author.
2
Voorwoord Voor u ligt het afstudeeronderzoek van Els Bosma, Tamar de Graaf, Jacoline van Hoef en Anja van de Ridder. Wij zijn vier studenten van de opleiding Verpleegkunde aan de Christelijke Hogeschool in Ede. Door de GGD regio Utrecht (GGD rU) is gevraagd of wij de validiteit, bruikbaarheid en betrouwbaarheid wilden onderzoeken van de ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ en de bijbehorende handleiding. Vanuit de GGD rU is er onderzoek gedaan naar het signaleren van lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders. Deze mensen behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) en hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten. Vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep komen deze klachten niet makkelijk boven tafel en blijven dus onbehandeld. Er was door de GGD rU een instrument ontwikkeld die hulpverleners helpt bij het vroegtijdig signaleren van lichamelijke klachten en bij het inschakelen van de huisarts. Door ons onderzoek konden wij een bijdrage leveren aan het verbeteren van dit instrument en de handleiding en hopelijk een bijdrage te leveren aan het vroegtijdig signaleren van klachten bij deze zorgwekkende zorgmijders zodat waar nodig de huisarts wordt ingeschakeld en zij de benodigde zorg krijgen. Dit verslag is geschreven voor de hulpverleners binnen de OGGZ. Daardoor zullen er wellicht termen gebruikt worden die niet helder zijn voor mensen buiten deze vakgroep. In dit verslag wordt beschreven hoe dit onderzoek is uitgevoerd door middel van methodebeschrijving. Verder worden de resultaten weergegeven die antwoord geven op de hoofdvraag en vindt u de conclusie en aanbevelingen. Tot slot zijn in de bijlage documenten toegevoegd die betrekking hebben tot ons onderzoek. Dit onderzoeksverslag ligt hier mede dankzij de hulp van onze begeleiders: Emma Struis van de GGD rU en Auke Bos, begeleider vanuit de CHE. Daarnaast gaat onze dank uit naar Ellen Tromp, epidemioloog bij GGD rU, voor haar begeleiding en kritische blik tijdens ons onderzoek. Via deze weg willen wij ook alle medewerkers van de volgende instellingen bedanken: o Abrona Ketenpartner Zorg en overlast, Maarssen, Utrecht o Afdeling Volksgezondheid Verpleegkundigen, Regio Utrecht o Careyn Thuisbegeleiding, Regio Utrecht o Kwintes Bemoeizorg, Zeist o Leger des Heils Maatschappelijk werk, Utrecht o Vitras CMD Woonbegeleiding, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Zeist En de volgende experts die een kritische blik hebben geworpen op de vragenlijst: o Dr. A.H.A. ten Asbroek, senior opleider/adviseur, coördinator onderzoeksscholing o Dr. I. van Laere, straatdokter Amsterdam o Dr. M. Slockers, huisarts bij gezondheidscentrum DWL-de Esch, straatdokter bij tehuis voor daklozen Havenzicht Ook willen we alle docenten van de CHE bedanken die ons in de afgelopen jaren hebben opgeleid tot HBOwaardige verpleegkundigen. We bedanken Marjan Immerzeel, onderzoeksbegeleidster bij de Gereformeerde Hogeschool, voor het kritisch nalezen van het verslag en het controleren van de spelling en grammatica.
Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder Ede, mei 2014
3
Inhoud Colofon .............................................................................................................................................................. 2 Voorwoord......................................................................................................................................................... 3 Samenvatting ..................................................................................................................................................... 6 1.
Inleiding ..................................................................................................................................................... 7 1.1 Aanleiding ................................................................................................................................................ 7 1.2 Probleemverheldering ............................................................................................................................. 8 1.3 Begrippenlijst ........................................................................................................................................... 9
2.
Methode .................................................................................................................................................. 11 2.1 Literatuurstudie ..................................................................................................................................... 11 2.2 Expertraadpleging.................................................................................................................................. 11 2.3 Pilot ........................................................................................................................................................ 12 2.4 Validiteit en betrouwbaarheid .............................................................................................................. 13 2.5 Ethische overwegingen.......................................................................................................................... 14
3.
Resultaten uit het onderzoek .................................................................................................................. 15 3.1 Literatuurstudie ..................................................................................................................................... 15 3.2 Expertraadpleging fase één ................................................................................................................... 17 3.3 Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 1 ....................................................................... 19 3.4 Pilot ........................................................................................................................................................ 20 3.4.1 Uitkomsten evaluatievragen .......................................................................................................... 20 3.4.2 Uitkomsten enquête ....................................................................................................................... 22 3.4.3 Uitkomsten analyse signaleringsinstrumenten .............................................................................. 25 3.5 Expertraadpleging fase twee ................................................................................................................. 25 3.6 Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 2 ....................................................................... 26
4.
Discussie .................................................................................................................................................. 28
5.
Conclusie.................................................................................................................................................. 29 5.1 Deelvraag 1 ............................................................................................................................................ 29 5.2 Deelvraag 2 ............................................................................................................................................ 30 5.3 Deelvraag 3 ............................................................................................................................................ 30 5.4 Deelvraag 4 ............................................................................................................................................ 31 5.5 Hoofdvraag ............................................................................................................................................ 31
6.
Aanbevelingen ......................................................................................................................................... 32 6.1 Aanbevelingen voor het signaleringsinstrument .................................................................................. 32 6.2 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.......................................................................................... 32
Literatuurlijst ................................................................................................................................................... 33 Bijlagen ............................................................................................................................................................ 35 1.
Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 1 ............................................................. 36
2.
Handleiding, versie 1 ........................................................................................................................... 40
4
3.
Brief experts, fase één ......................................................................................................................... 43
4.
Evaluatievragen experts, fase één....................................................................................................... 44
5.
Resultaten expertraadpleging, fase één.............................................................................................. 45
6.
Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 1 ..................................................................... 48
7.
Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 2 ............................................................. 51
8.
Handleiding, versie 2 ........................................................................................................................... 55
9.
Brief instellingen pilot.......................................................................................................................... 65
10.
Evaluatievragen bij ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ ...................................... 66
11.
Brief experts, fase twee ................................................................................................................... 67
12.
Evaluatievragen experts, fase twee................................................................................................. 68
13.
Herinneringsmail experts, fase twee ............................................................................................... 69
14.
Enquête............................................................................................................................................ 70
15.
Mail respondenten, einde pilot ....................................................................................................... 75
16.
Herinneringsmail respondenten, einde pilot .................................................................................. 76
17.
Resultaten evaluatievragen pilot..................................................................................................... 77
18.
Resultaten enquêtevragen pilot ...................................................................................................... 80
19.
Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 2 ................................................................. 89
20.
Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 3 ......................................................... 91
21.
Handleiding, versie 3 ....................................................................................................................... 96
5
Samenvatting Dit is een verslag van het onderzoek naar het valideren van een instrument om lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders adequaat en snel te signaleren. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van de Christelijke Hogeschool Ede en de GGD regio Utrecht en volgt op een eerder onderzoek uit 2012 onder de hulpverleners van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) naar de signalering van lichamelijke klachten. Hieruit bleek dat dit onder de maat was en dat met name niet-medisch geschoolde hulpverleners dit lastig vinden. Er is toen een instrument ontwikkeld als hulpmiddel voor OGGZ-hulpverleners om lichamelijke klachten en aandoeningen in kaart te brengen. In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende hoofdvraag: “Is het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ valide en betrouwbaar en de bijbehorende handleiding bruikbaar, zodat deze in gebruik genomen kunnen worden door OGGZ-hulpverleners om lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders adequaat en sneller te signaleren?”. Het doel van het verslag is inzichtelijk maken hoe de onderzoekers het onderzoek hebben uitgevoerd, waardoor de betrouwbaarheid van de aanbevelingen vergroot wordt. Door middel van literatuuronderzoek is gekeken naar de kwaliteitseisen wat betreft inhoud en vormgeving van het instrument met bijbehorende handleiding. Op basis hiervan zijn indicatoren opgesteld met betrekking tot validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Ook is het instrument voorgelegd aan experts om deze te laten beoordelen. De punten vanuit de expertraadpleging zijn naast de indicatoren gelegd. Aan de hand van deze expertraadpleging en literatuurstudie zijn aanpassingen gedaan aan het instrument en de handleiding. Daarna is het instrument in een pilot door OGGZ-hulpverleners gebruikt. Zij hebben het instrument bij één of meerdere cliënten gebruikt en geëvalueerd aan de hand van evaluatievragen en een enquête. Vervolgens is het instrument wederom aangepast. In dit onderzoek zijn de grootste aanpassingen aan het instrument: de titel, tijdsaanduiding in vragen, de volgorde van de vragen, toevoegen en wijzigen van antwoordmogelijkheden, de conclusie en het bijbehorende notitieblad. De handleiding is in zijn geheel vernieuwd, een voorblad is toegevoegd en het doel, voor wie, wanneer en hoe het instrument te gebruiken is, is duidelijk uitgelegd. Verder zijn begrippen en aandoeningen vanuit het instrument verhelderd. Uit dit onderzoek blijkt dat door de toegepaste aanpassingen het instrument en de handleiding zijn verbeterd. Op basis van de verzamelde gegevens kan echter niet geconcludeerd worden dat het instrument valide en betrouwbaar is en deze kan dus nog niet in gebruik genomen worden. GGD rU zal daarom doorgaan met de pilot om meer gegevens te verzamelen wat meer betrouwbare resultaten geeft om te kunnen concluderen of het instrument valide en betrouwbaar is en de handleiding bruikbaar of dat er nog aanpassingen nodig zijn. Er zijn aanbevelingen opgesteld die sturend zijn in toekomstig onderzoek. Gegeven aanbevelingen zijn: gebruik van het laatst aangepaste instrument, bij introductie van het instrument de privacy van de cliënt benadrukken, de flexibele omgang met verschillende cliënten (achterdocht, weerstand) bespreken en meer uitleg geven over wanneer welke vervolgstap wordt genomen. Verder wordt aangeraden de handleiding minimaal één keer door te nemen voor het gebruik van het instrument, om struikelblokken die gedurende dit onderzoek naar voren kwamen in vervolgonderzoek te voorkomen en bespreekbaar te maken. Daarbij is een langere pilotduur belangrijk, zodat er meer tijd is vertrouwd te raken met het instrument en te ervaren hoe deze is in gebruik, zodat de hulpverleners beter een mening kunnen vormen. Hierdoor kan het instrument opnieuw aangepast worden aan de hand van aangegeven verbeterpunten. Daarnaast is het van belang meer betrouwbare en waardevolle gegevens te verzamelen over het instrument en de handleiding in toekomstig onderzoek. Dit kan door een grotere groep hulpverleners, bijvoorbeeld door heel Nederland, het instrument te laten gebruiken. In dit onderzoek kan meer nadruk gelegd worden op verschillen tussen de disciplines en kunnen de experts uit fase twee nogmaals benaderd worden.
6
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Uit onderzoek van de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) blijkt dat lichamelijke zorg in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) onder de maat is. Lichamelijke aandoeningen worden binnen deze doelgroep vaak laat of onvoldoende gesignaleerd. GGZ instellingen hebben verbetertrajecten ontwikkeld, maar praktijkervaring en onderzoek stelt vast dat de gestelde kritiek nog steeds geldt (Vink, Cetintürk, Kilbasanli, Huberts & Kobaa, 2009). Deze gestelde kritiek is voor de GGD regio Utrecht (GGD rU) aanleiding voor onderzoek onder de medewerkers van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) naar de signalering van lichamelijke klachten (Struis, Tromp & Bos, 2012). De OGGZ regelt zorg voor mensen die te maken hebben met een opeenstapeling van problemen op het gebied van bijvoorbeeld financiën, wonen, werken, psychische en lichamelijke gezondheid, sociale contacten, opvoeding en verslaving. Zij zijn niet meer voldoende in staat te functioneren in de samenleving, in hun eigen behoeften te voorzien, contact te leggen en/of te onderhouden met hulpverleners en stellen zelf geen hulpvraag. Deze groep mensen worden ‘zorgwekkende zorgmijders’ genoemd. Het is vaak de omgeving die aan de bel trekt, omdat ze zich zorgen maken of overlast ervaren (GGD Nederland, GGZ Nederland & KNMG, 2007). De OGGZ biedt voor deze mensen een vangnetfunctie met als doel benodigde zorg te organiseren. Bij de GGD rU komt via Meldpunt Zorg en Overlast (MZO) een melding binnen, die wordt doorverwezen naar een geschikte hulpverleningsinstantie die vervolgens start met bemoeizorg (GGD regio Utrecht, z.j.). GGZ Nederland (2004) definieert bemoeizorg als: “Het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders met een (vaak) complexe problematiek, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als uitgangspunten dienen. Deze ‘zorg op maat’ hulpverlening maakt gebruik van verschillende, op elkaar afgestemde methodieken en strategieën. De hulpverlening heeft een actief, outreachend en laagdrempelig karakter. De samenwerking tussen verschillende personen en organisaties (kern- of schilpartners) is van wezenlijk belang om deze groep cliënten met de hulpverlening in contact te brengen.” Bemoeizorg vindt plaats in de voorfase van een regulier hulpverleningstraject en wordt uitgevoerd door OGGZ -hulpverleners zoals verpleegkundigen, woon- en/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers (GGD Nederland, GGZ Nederland & KNMG, 2007). Uit het onderzoek van de GGD rU blijkt dat de aandacht voor lichamelijke aandoeningen een ondergeschikte rol speelt bij de hulpverlening van OGGZ-cliënten (Struis, Tromp & Bos, 2012). OGGZ-hulpverleners gaven aan lichamelijke zorg belangrijk te vinden, echter veel niet-medisch geschoolde OGGZ-hulpverleners vinden het moeilijk om lichamelijke klachten te signaleren en de ernst van de klacht in te schatten. Verder blijkt uit ditzelfde onderzoek dat ongeveer 70% van de gemelde cliënten last heeft van milde of ernstige vormen van psychiatrische problematiek, zoals depressies, verslavingen, bipolaire stoornissen en angststoornissen. Mensen met psychiatrische problemen hebben, in vergelijking met de gemiddelde bevolking, meer kans op lichamelijke aandoeningen. Door de psychiatrische aandoeningen en het ontbreken van ziekte-inzicht zoeken deze mensen zelf geen hulp en zijn zij minder veeleisend ten opzichte van de medische zorg. Het gevolg hiervan is dat deze mensen de weg naar de huisarts zelf niet vinden en binnen deze groep de kwaliteit van leven verminderd is en het sterftecijfer hoger ligt. In hetzelfde onderzoek komt naar voren dat de OGGZ-hulpverleners behoefte hebben aan een instrument dat hen helpt bij het signaleren van lichamelijke klachten en hen ondersteunt bij de beslissing om de cliënt wel of niet door te verwijzen naar de huisarts. Binnen de gezondheidszorg wordt veel gebruik gemaakt van signaleringsinstrumenten om lichamelijke klachten in kaart te brengen. Zo is er in Engeland de ‘Physical Health Check’ (PHC) (Phelan et al., 2007). Dit instrument inventariseert de lichamelijke klachten en zorgbehoeften bij cliënten met diverse psychiatrische
7
aandoeningen. Ook in het Nederlands zijn er meerdere signaleringsinstrumenten, zoals ‘Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie’ (MATE) (Schippers, Broekman & Buchholz, 2011). Deze instrumenten sluiten echter niet aan bij de doelgroep van de OGGZ, de zorgwekkende zorgmijders. De instrumenten zijn voor andere doelgroepen, bijvoorbeeld de verslavingszorg, zijn te lang in gebruik of bevatten verpleegkundige handelingen zoals het meten van de bloeddruk. Om binnen deze doelgroep de lichamelijke klachten in kaart te brengen, is de GGD rU in 2012 een nieuw signaleringsinstrument gaan ontwikkelen, namelijk de ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ met een bijbehorende handleiding (zie bijlage 1 en 2). Wanneer dit instrument gevalideerd is, kan het OGGZ-hulpverleners helpen bij het adequaat signaleren van verborgen lichamelijke problemen bij zorgwekkende zorgmijdende cliënten. Het signaleringsinstrument kan naast het signaleren van lichamelijke klachten, deel uitmaken van een zorgproces dat begint met het in beeld krijgen van de klachten van de cliënt tot aan de behandeling van de lichamelijke kwaal, maar ook inzoomen op preventieve activiteiten, zorgoverleg en in zorg brengen van de cliënt als dit nodig is (Struis, Tromp & Bos, 2012).
1.2 Probleemverheldering In 2012 is de GGD rU een signaleringsinstrument gaan ontwikkelen om lichamelijke klachten bij OGGZcliënten in kaart te brengen. Dit instrument met bijbehorende handleiding is echter nog niet gevalideerd. Om het instrument in de praktijk toe te kunnen passen is onderzoek naar validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid noodzakelijk. Wordt hier geen onderzoek naar gedaan, dan bestaat de kans dat het doel van het instrument niet of niet volledig bereikt wordt: het instrument meet niet wat het beoogt te meten of is afwijkend in de meting en het instrument en de handleiding blijken niet bruikbaar te zijn. Daardoor kan het zijn dat belangrijke lichamelijke klachten niet (volledig) gesignaleerd worden, dat het voor OGGZ-hulpverleners niet duidelijk is wanneer ze welke vervolgstappen moeten ondernemen en dat het instrument niet of nauwelijks gebruikt wordt omdat het niet als een hulpmiddel ervaren wordt. Als het instrument meet wat het beoogt te meten en werkbaar is in de praktijk, kan het instrument bijdragen aan het adequaat opsporen en in kaart brengen van lichamelijke klachten bij zorgmijdende cliënten, waardoor passende interventies toegepast kunnen worden, met als doel verhoging van de kwaliteit van leven en een lager sterftecijfer binnen deze doelgroep. Binnen dit onderzoek wordt getoetst in hoeverre het instrument hier aan voldoet, in hoeverre de handleiding bruikbaar is en welke aanpassingen er nodig zijn. Hoofdvraag Is het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ valide en betrouwbaar en de bijbehorende handleiding bruikbaar, zodat deze in gebruik genomen kunnen worden door OGGZhulpverleners om lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders adequaat en sneller te signaleren? Deelvragen 1. Aan welke validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren moet het signaleringsinstrument voldoen? 2. Is het signaleringsinstrument bruikbaar voor de verschillende instanties (Kwintes, Careyn, Vitras, Abrona en GGD) en disciplines (verpleegkundigen, woon- en/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers) en voor de cliënten? 3. Zijn er aanpassingen nodig wat betreft de inhoud en vormgeving van het signaleringsinstrument? Zo ja, welke? 4. Zijn er aanpassingen nodig wat betreft de handleiding van het signaleringsinstrument zodat deze in gebruik genomen kan worden? Zo ja, welke?
8
Doelstelling Eind juni worden er aanbevelingen gepresenteerd aan GGD rU om het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ meer valide en betrouwbaar te maken en de bijbehorende handleiding bruikbaar.
1.3 Begrippenlijst Bemoeizorg: Het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders met een (vaak) complexe problematiek, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als uitgangspunten dienen. Deze ‘zorg op maat’ hulpverlening maakt gebruik van verschillende, op elkaar afgestemde methodieken en strategieën. De hulpverlening heeft een actief, outreachend en laagdrempelig karakter. De samenwerking tussen verschillende personen en organisaties (kern– of schilpartners) is van wezenlijk belang om deze groep cliënten met de hulpverlening in contact te brengen (GGD Nederland, GGZ Nederland & KNMG, 2007). Betrouwbaarheid: Juistheid, volledigheid, tijdigheid en controleerbaarheid (Nederlandse encyclopedie, 2013). Bruikbaarheid: Mate waarin een systeem/gebruikersgereedschap aan de gebruikersbehoeften voldoet (Nederlandse encyclopedie, 2013). GGD: De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) is een dienst van de gemeente voor het uitvoeren van (wettelijke) taken op het gebied van volksgezondheid, zoals allerlei vormen van bevolkingsonderzoek, gezondheidsvoorlichting, hygiënezorg, infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg en hulpverlening bij ongevallen en rampen (Boudewijnse et al., 2005). GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) is zorg die behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen en preventie ter voorkoming van psychische problemen (GGZ Nederland, 2004). Indicator: Een indicator is een meetbaar aspect dat een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit (Zijlstra, 2012). OGGZ: De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) omvat alle activiteiten op het terrein van de geestelijke gezondheid die niet vooraf worden gegaan door een vrijwillige, individuele hulpvraag van een cliënt (GGZ Nederland, 2004). Pilot: Klein project of onderzoek dat bedoeld is om iets uit te proberen, een proefuitvoering (Nederlandse encyclopedie, 2013). Signaleringsinstrument: Een instrument, bijvoorbeeld een vragenlijst en/of scoreformulier, waarmee informatie verzameld kan worden over een bepaald onderwerp / punten wat betreft het onderwerp gesignaleerd kunnen worden / voor screening, diagnostiek en/of het bepalen van de ernst van het onderwerp van het signaleringsinstrument (Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie, 2012).
9
Straatdokters: Huisartsen voor dak- en thuislozen (Poel, Krol & Jong, 2005). Validiteit: Geldigheid, de mate waarin een meetinstrument aan zijn doel beantwoordt, meten wat het beoogt te meten (Nederlandse encyclopedie, 2013). Zorgwekkende zorgmijders: Mensen die te maken hebben met een opeenstapeling van problemen op het gebied van bijvoorbeeld financiën, wonen, werken, psychische en lichamelijke gezondheid, sociale contacten, opvoeding en verslaving. Zij zijn niet voldoende meer in staat te functioneren in de samenleving, in hun eigen behoeften te voorzien, slecht contact leggen en/of onderhouden met hulpverleners en zelf geen hulpvraag (kunnen) stellen (GGD Nederland, GGZ Nederland & KNMG, 2007).
10
2. Methode In dit hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden beschreven die gebruikt zijn in dit onderzoek. Door middel van literatuurstudie, expertraadpleging en een pilot zijn gegevens verzameld.
2.1 Literatuurstudie In de literatuur is onderzoek gedaan naar de inhoud en de vormgeving van het signaleringsinstrument, in vergelijking met andere bestaande screeningsinstrumenten. Er zijn indicatoren opgesteld waar een valide, betrouwbaar en bruikbaar signaleringsinstrument aan voldoet. Het doel is dat uit het signaleringsinstrument de meest betrouwbare en volledige gegevens verzameld kunnen worden, zodat OGGZ-hulpverleners en huisartsen een beter beeld krijgen van de lichamelijke klachten van een OGGZcliënt en er actie ondernomen kan worden. Er is onderzocht wat de meest voorkomende aandoeningen en gezondheidsklachten zijn binnen deze doelgroep en in hoeverre deze overeenkomen met de aandoeningen die door het instrument gevraagd worden. Op deze manier is er gecontroleerd of in het instrument naar de juiste gezondheidsklachten gevraagd wordt. Ook is er kritisch gekeken naar de vormgeving van het instrument. Door middel van literatuurstudie is er onderzoek gedaan naar het gebruik van de kleuren, de wijze van vraagstelling en de opmaak. De handleiding is met behulp van literatuuronderzoek aangepast zodat feiten en begrippen worden verhelderd. De volgende databases zijn gebruikt: Narcis, Meetinstrumentenzorg, Trimbos, Google Scholar, NCBI, Pubmed en Cochrane Library. Hierbij zijn de volgende zoektermen gebruikt of een combinatie hiervan: Signaleringsinstrument, screeningsinstrument, meetinstrument, vragenlijst, somatische/lichamelijke klachten, zorgwekkende zorgmijders, OGGZ (cliënten), psychiatrische patiënten, comorbiditeit, criteria handleiding, bemoeizorg, voorwaarden validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid, gebruiksvriendelijk(heid), voorbeelden onderzoek validiteit, interventies, begripsvaliditeit, indicatoren, ontwerponderzoek, psychiatric/medical comorbidity, public mental health, severe mental illness, physical health, screening, community, mental outreach services, interventions.
2.2 Expertraadpleging In dit onderzoek hebben experts een belangrijke rol gespeeld. De expertraadpleging is verlopen in twee fases. In fase één is het signaleringsinstrument voorafgaand aan de pilot aan drie experts voorgelegd, met als doel dat zij kritisch kijken naar de inhoud en vormgeving van het instrument. Deze drie experts, die ervaring hebben met OGGZ-cliënten, zijn eerder geraadpleegd tijdens het onderzoek van de GGD rU over het signaleren van lichamelijke klachten en hebben aanbevelingen gedaan voor het instrument. Met behulp van deze aanbevelingen is het instrument ontwikkeld (Struis, Tromp & Bos, 2012). Voor het valideren van het instrument zijn deze experts nogmaals benaderd. Nadat zij hebben aangegeven dat zij mee wilden werken, hebben zij het instrument met handleiding en evaluatievragen per mail toegestuurd gekregen (zie bijlage 1, 2, 3 en 4). Deze evaluatievragen zijn opgesteld op basis van de indicatoren waar het instrument aan moet voldoen. Via mail en telefonisch contact hebben de onderzoekers het instrument en de handleiding geëvalueerd aan de hand van de evaluatievragen. De feedback vanuit de experts is gecodeerd aan de hand van de opgestelde indicatoren. Er is een overzicht gemaakt per expert, waarna de onderzoekers hebben vergeleken welke overeenkomsten en verschillen er zijn. Vervolgens is alleen de feedback die voldeed aan de indicatoren meegenomen in de aanpassingen.
11
Drie experts waren in eerste instantie voldoende om de meest opvallende fouten er uit halen. Naar aanleiding van deze expertraadpleging en de bevindingen vanuit de literatuurstudie is het instrument aangepast en verbeterd, voordat met de pilot is gestart. Met fase twee van de expertraadpleging is begonnen nadat het instrument en de handleiding aangepast waren en de pilot gestart was. Om het instrument en de handleiding verder te valideren en bruikbaar te maken zijn een aantal andere experts (huisartsen) benaderd om kritisch te kijken naar het instrument en de handleiding. Ook voor deze experts zijn evaluatievragen opgesteld op basis van de indicatoren waar het instrument aan moet voldoen (zie bijlage 11 en 12). Door middel van een telefonische afspraak zou door de onderzoekers het instrument en de handleiding met de experts geëvalueerd worden. Populatie De experts in fase één zijn geraadpleegd vanwege hun medewerking aan het vooronderzoek van de GGD rU: o Dr. A.H.A. ten Asbroek, senior opleider/adviseur, coördinator onderzoeksscholing o Dr. I. van Laere, straatdokter Amsterdam o Dr. M. Slockers, huisarts bij gezondheidscentrum DWL-de Esch, straatdokter bij tehuis voor daklozen Havenzicht De experts in fase twee zijn geselecteerd op basis van de volgende eigenschappen: o Werkzaam als huisarts o Expertise op het gebied van vroegsignalering o Werkzaam binnen regio Utrecht De volgende experts zijn benaderd: o Huisartsenpraktijk Mondriaanlaan, Nieuwegein: zes huisartsen o Huisartsen Zorgplein Zuid, Franke & Werkhoven, Nieuwegein: twee huisartsen o Huisartsenpraktijk Homeruslaan, Utrecht-oost: vier huisartsen o Huisartsenpraktijk Medisch Centrum Molenzoom, Utrecht: elf huisartsen o Huisartsen Gezondheidscentrum Maarssenbroek, Maarssen: zes huisartsen
2.3 Pilot Om te onderzoeken of het signaleringsinstrument valide en betrouwbaar is en de handleiding bruikbaar voor OGGZ-hulpverleners, is er een pilot uitgevoerd. Het doel van de pilot was om eventuele fouten uit het instrument en de handleiding te halen, aanpassingen waar nodig op te sporen en de bruikbaarheid voor verschillende disciplines te testen. Verschillende instellingen zijn door middel van een brief gevraagd mee te werken aan de pilot (zie bijlage 9). Daarna is er persoonlijk contact opgenomen om afspraken te maken om het instrument te introduceren. Voorafgaand aan de pilot is door een presentatie het instrument geïntroduceerd aan de respondenten: verpleegkundigen, woon- en/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers. Tijdens deze presentatie is de aanleiding van het gebruik van het instrument toegelicht, uitleg gegeven over het gebruik en hoe het instrument geëvalueerd wordt. Aan het instrument is een korte evaluatie toegevoegd waarin gevraagd is hoe het gebruik ervaren is en hoe de cliënt op het instrument heeft gereageerd (zie bijlage 10). De respondenten hebben aan het eind van de presentatie het instrument samen met twee antwoordenveloppen gekregen. De respondenten is gevraagd de ingevulde instrumenten en evaluatievragen halverwege en aan het eind van de pilot te retourneren. Aan het eind van deze periode is het instrument bij de respondenten ook nog uitgebreid geëvalueerd door middel van een digitale enquête. Daarin is gevraagd naar de bruikbaarheid, de inhoud, de begrippen en de lay-out van het instrument en de handleiding (zie bijlage 14).
12
De pilot had een tijdsduur van vier tot vijf weken. De gegevens van de enquêtes zijn geanalyseerd met een data-analyse programma. De conclusies zijn getrokken op basis van de resultaten en naar aanleiding hiervan zijn aanbevelingen geformuleerd. Populatie In het onderzoek gaat het om het valideren van het instrument. Er is een pilot uitgezet onder degenen die met het instrument gaan werken. Om een betrouwbaar onderzoek te doen is het van belang een representatieve populatie te kiezen voor de pilot. De respondenten zijn geselecteerd op basis van de volgende eigenschappen: Inclusiecriteria: o Werkzaam binnen de OGGZ met zorgwekkende zorgmijders o Werkzaam binnen regio Utrecht o Werkzaam als verpleegkundige, woon- en/of thuisbegeleider, casemanager of maatschappelijk werker. o Fulltimers en parttimers Er is gestreefd naar een zo groot mogelijke groep respondenten zodat de resultaten en mogelijke aanpassingen worden gebaseerd op de reacties van een zo groot mogelijke groep respondenten. De instellingen waar de respondenten uit geselecteerd zijn: o Abrona Ketenpartner Zorg en overlast, Maarssen o Abrona Ketenpartner Zorg en overlast, Utrecht o Afdeling Volksgezondheid Verpleegkundigen, Regio Utrecht o Careyn Thuisbegeleiding, Regio Utrecht o Kwintes Bemoeizorg, Zeist o Leger des Heils Maatschappelijk werk, Utrecht o Vitras CMD Woonbegeleiding, Houten o Vitras CMD Woonbegeleiding, IJsselstein o Vitras CMD Woonbegeleiding, Nieuwegein o Vitras CMD Woonbegeleiding, Zeist
2.4 Validiteit en betrouwbaarheid Validiteit In dit onderzoek is gestreefd naar validiteit om toevallige (eenmalige) en systematische (consequente) fouten te vermijden (Verhoeven, 2011). Om te testen in welke mate het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ valide is, is de populatie waarbij de steekproef plaats vond, nauwkeurig samengesteld. Het instrument is gebruikt door degenen die met de lijst gaan werken, de OGGZ-hulpverleners. Omdat verschillende instellingen en disciplines moeten kunnen werken met het instrument, zijn diverse instellingen en disciplines geselecteerd die voldoen aan de eigenschappen zoals beschreven in hoofdstuk 2.3. Er is gestreefd naar begripsvaliditeit door vragen en begrippen, zowel in het onderzoek als in het instrument, zo weer te geven dat ze maar op één manier geïnterpreteerd kunnen worden. Begrippen die voor (niet-medisch geschoolde) OGGZ-hulpverleners onduidelijk kunnen zijn, zijn gedefinieerd en uitgelegd. Ook is er gestreefd naar het eenduidig gebruik van instrumenten. Dit houdt in dat gedurende het onderzoek de evaluatievragen en de enquête niet aangepast zijn en voor gebruik aan diverse partijen zijn voorgelegd. Betrouwbaarheid Op verschillende manieren is er gestreefd naar een zo hoog mogelijke mate van betrouwbaarheid. Er is gebruik gemaakt van verschillende methoden om resultaten te verkrijgen, namelijk literatuuronderzoek, expertraadpleging en een pilot.
13
Om de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten is er bij het samenstellen van de populatie voor de pilot gestreefd naar een representatieve steekproef van alle OGGZ-hulpverleners in de regio Utrecht. Er is gestreefd naar een zo groot mogelijke groep OGGZ-hulpverleners die voldoen aan de eigenschappen zoals beschreven in hoofdstuk 2.3. Daarbij is in het onderzoek getracht tweemaal verschillende experts te raadplegen om op basis van hun expertise een relevante en betrouwbare beoordeling te geven aan het instrument en de handleiding. De aanpassingen aan het instrument en de handleiding zijn naast de expertraadpleging gebaseerd op de resultaten van literatuuronderzoek en van de pilot, om de betrouwbaarheid te vergroten. Resultaten zijn in een tabel verwerkt, waardoor de resultaten in een vervolgonderzoek nogmaals beoordeeld kunnen worden. Daarnaast is mevrouw E. Tromp, epidemioloog bij de GGD, betrokken geweest bij het nemen van beslissingen gedurende het onderzoek. Eveneens had zij deze rol bij het ontwikkelen van het instrument en heeft zij veel ervaring en kennis in het doen van onderzoek. Verder is tijdens het onderzoek door de onderzoekers een logboek bijgehouden waarin gemaakte keuzes, leermomenten, veranderingen en problemen zijn verantwoord. Door het plan van aanpak, het logboek en het onderzoek gedetailleerd te beschrijven is het onderzoek herhaalbaar en kunnen eventuele fouten vermeden worden (Verhoeven, 2011).
2.5 Ethische overwegingen Tijdens dit onderzoek wordt op een aantal aspecten een ethische overweging gemaakt. Hulpverleners worden tijdens de pilot gevraagd bij cliënten het signaleringsinstrument in te vullen, en wanneer deze ingevuld is te retourneren aan de onderzoekers. Op het instrument wordt de naam van de cliënt weergegeven. De overweging is gemaakt of dit toegestaan is wat betreft de wetgeving rondom privacy. Er is besloten de hulpverleners te vragen het ingevulde instrument te anonimiseren voordat zij deze naar de onderzoekers terugsturen. Dit in verband met de Wet Bescherming Persoonsgegevens, artikel 8. Ook is voor verzameling van resultaten, gegevens en het trekken van conclusies, het weten van de naam van de cliënt niet van belang voor de onderzoekers. Bij het invullen van het instrument kan het voor komen dat de cliënt geen instemming geeft voor contact met de huisarts. De ethische overweging die hierbij is gemaakt is of de hulpverlener dan toch buiten de cliënt contact mag zoeken met de huisarts. Volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, artikel 450 en 456 geldt het volgende: indien een hulpverlener het noodzakelijk acht gezien de gezondheidsklachten van de cliënt de huisarts in te lichten, maar de cliënt geeft geen instemming voor contact met de huisarts, mag de hulpverlener toch de huisarts op de hoogte brengen als de cliënt “niet in staat is tot redelijke waardering van zijn belangen”. Daarbij staat in de handreiking ‘Gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg’ dat de rechten van de cliënt tijdelijk beperkt mogen worden indien daartoe een duidelijk belang aanwezig is. Er mogen dan alleen relevante gegevens uitgewisseld worden. In het dossier van de cliënt moet genoteerd worden dat er buiten de cliënt uitwisseling van gegevens is geweest (GGD Nederland, GGZ Nederland, KNMG, 2005).
14
3. Resultaten uit het onderzoek In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven die verzameld zijn gedurende het onderzoek. Dit wordt gedaan aan de hand van de verschillende onderzoeksmethoden. Ook worden de aanpassingen aan het signaleringsinstrument en de handleiding beschreven.
3.1 Literatuurstudie Zoals in hoofdstuk 2.1 beschreven, is er in de literatuur onderzoek gedaan naar de inhoud en de vormgeving van het instrument, in vergelijking met andere bestaande screeningsinstrumenten. Wat de inhoud betreft gaat het er om dat er gevraagd wordt naar gezondheidsklachten en naar symptomen van de meest voorkomende aandoeningen binnen deze doelgroep zodat er een compleet beeld wat betreft de gezondheid gevormd kan worden door OGGZ-hulpverleners en huisartsen. Uit verschillende bronnen blijkt dat een groot percentage psychiatrische patiënten lichamelijke aandoeningen heeft (Struis, Tromp & Bos, 2012; Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Het hebben van lichamelijke klachten kan duiden op één of meer lichamelijke aandoeningen. Daarom is het belangrijk dat er aandacht is voor lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, zodat wanneer deze aanwezig zijn, zij ook in kaart gebracht worden en er een adequate behandeling plaats kan vinden. Er is onderzocht of de klachten en aandoeningen in het instrument overeenkomen met de klachten en aandoeningen specifiek voor deze doelgroep die in de literatuur te vinden zijn. Er is geen bron te vinden waarin informatie staat over OGGZ-cliënten. Er is gekozen om de aandoeningen op te nemen in het instrument die het meest voor komen en de belangrijkste doodsoorzaken vormen, namelijk: luchtwegaandoeningen, hart- en vaatziekten, Diabetes Mellitus en maag-darm-leveraandoeningen (World Health Organization, 2012). Kenmerkende klachten horend bij deze aandoeningen zijn daarom in het instrument opgenomen, zodat er gericht gesignaleerd kan worden. Dit om de mortaliteit, te wijten aan deze aandoeningen, terug te brengen. In Groot-Brittannië wordt de Physical Health Check gebruikt voor het in kaart brengen van lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten. Interventiegebieden en symptomen hiervan zijn opgenomen in het instrument. Overige klachten en aandoeningen hebben de onderzoekers in het vooronderzoek gebaseerd op ervaringen van experts (Struis, Tromp & Bos, 2012). In de literatuur is onderzocht hoe de vormgeving het instrument zo bruikbaar mogelijk maakt. Er is gezocht naar het gebruik van kleuren, de wijze van vraagstelling en de opmaak. Hieruit is naar voren gekomen dat een vragenlijst een logische opbouw dient te hebben, dus de vragen in een logische volgorde zodat degene die hem afneemt niet geregeld van onderwerp hoeft te veranderen. Optimale leesbaarheid kan bereikt worden door typografie waarin afstemming is van lettergrootte, regelbreedte en regelafstand. Duidelijk is het gebruik van kleine letters in plaats van hoofdletters en het vermijden van veel cursieve tekst. Kaders en rasters kunnen de leesbaarheid vergroten, maar teveel kan averechts werken. Gebruik van kleuren kan verhelderend werken, maar dit is kostbaar wanneer er veel lijsten geprint moeten worden. Het is belangrijk een lijst in te perken tot een lengte van twee tot drie pagina’s, zodat de lengte van de lijst niet als belastend ervaren wordt. Het taalgebruik dient afgestemd te worden op de doelgroep. De vragen moeten zo opgesteld worden dat de cliënten het begrijpen. Het vermijden van moeilijke woorden en complexe zinnen is verstandig, maar wanneer een vraag op een kinderlijk wijze gesteld wordt kan de cliënt zich niet serieus genomen voelen. Ook ontkenning in een vraag moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Want wanneer in een vraag ontkenning voorkomt en een ontkennend antwoord gegeven wordt kan dit verwarring veroorzaken. Om te weten of het instrument ook echt alles in kaart brengt, is het goed na te gaan of de vraag echt vraagt wat je wilt weten en of de antwoorden hier op aansluiten. Verder is het belangrijk dat de vragen en antwoorden zo geformuleerd zijn dat deze maar voor één interpretatie vatbaar zijn. Ze moeten zo concreet en specifiek mogelijk worden weergegeven (Dobbe & Van Liefland, 2005; Baarda, De Goede & Kalmijn, 2007).
15
Ook is onderzocht waar een handleiding van een instrument aan moet voldoen. Bij het schrijven van een handleiding is het belangrijk je in te leven in de doelgroep; voor wie wordt hij geschreven? De gebruiker wil zich niet dom voelen door het lezen van een handleiding (Manualise, 2013). Bij een gebruikershandleiding voor een instrument is het belangrijk dat er beschreven wordt op welke manier het instrument gebruikt dient te worden door een overzicht van de stappen. Hierin is het belangrijk dat er onderscheid is in conceptuele informatie (uitleg waaruit iets bestaat) en instructieve informatie (uitleg hoe taken uitgevoerd kunnen worden). Vervolgens kunnen handelingen die de lezer moet uitvoeren genummerd worden, nummers kunnen de noodzaak van een volgorde weergeven. Actief geschreven taal is duidelijk voor de lezer. Wat ook bij een handleiding zeker geldt is: hoe minder overbodige informatie, hoe beter. Er mag alleen informatie in staan die van belang is. Ook een goede navigatie in de handleiding is van belang, de lezer kan zo snel het gedeelte vinden waarnaar hij op zoek is. Dit kan gedaan worden door een logische en goed doordachte hoofdindeling te maken en kopjes en tussenkopjes met juiste titels te gebruiken (Reitsma, 2006). Ook is gekeken naar de handleiding horend bij het signaleringsinstrument ‘Physical Health Check’. Deze handleiding bestaat uit een voorblad, een introductie van het instrument, de achtergrond en het doel ervan, de rol van de hulpverlener, hoe het instrument is opgebouwd en op elk onderdeel wordt ingegaan (Phelan et al., 2007). Validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren In dit onderzoek is het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ gevalideerd. De definitie van validiteit is: “De mate waarin het instrument meet wat deze beoogt te meten” (Verhoeven, 2011). Voor het onderzoek was het belangrijk eerst duidelijk voor ogen te hebben waar het instrument aan moet voldoen, de criteriumvaliditeit. Een gouden standaard is hierbij van essentieel belang: een meetinstrument dat met 100% zekerheid kan bepalen of het instrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ meet wat deze moet meten (Beurskens, Peppen, Stutterheim, Swinkels & Wittink,2008). Aangezien er voor dit specifieke en nieuw opgestelde instrument geen gouden standaard aanwezig is, is er onderzoek gedaan naar criteria waar het instrument aan moet voldoen op basis van de literatuur en de wensen van de OGGZ. Naar aanleiding van deze criteria zijn validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren opgesteld. Een indicator is een meetbaar aspect dat een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit (Zijlstra, 2012). Hieronder wordt uitleg gegeven wat de validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren inhouden. Daarna worden de indicatoren weergegeven. Validiteitsindicatoren Met de validiteitsindicatoren wordt bepaald in hoeverre het instrument meet wat deze beoogt te meten, namelijk lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, die wijzen op veelvoorkomende lichamelijke aandoeningen binnen deze doelgroep. De mate van validiteit van het instrument kan op verschillende manieren beïnvloed worden. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat begrippen duidelijk zijn en dat er geen ongewenste interpretaties gemaakt kunnen worden, zodat systematische fouten voorkomen worden (Verhoeven, 2011; Stokking, 2003). Betrouwbaarheidsindicatoren Met betrouwbaarheid wordt in theorie gedoeld op de precisie of nauwkeurigheid waarmee de lichamelijke klachten worden gemeten. De betrouwbaarheid van een instrument kan op verschillende manieren gemeten worden. De betrouwbaarheid kan worden vergroot door een instrument meerdere keren bij dezelfde cliënt af te nemen om te testen of dezelfde uitkomsten verkregen worden (Verhoeven, 2011; Stokking, 2003). Dit is echter niet geschikt voor het instrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZcliënten’, omdat de gemeten resultaten, de lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten in de tijd kunnen veranderen. De betrouwbaarheid van de inhoud kan bepaald worden door de samenhang tussen lichamelijke klachten en de meest voorkomende aandoeningen bij OGGZ-cliënten te onderzoeken.
16
Bruikbaarheidsindicatoren Bruikbaarheidsindicatoren bepalen in hoeverre het instrument en de handleiding bruikbaar en praktisch is. Dit is een belangrijk criterium voor een instrument. Het is de bedoeling dat het instrument aantrekkelijk is in gebruik, zodat het ook daadwerkelijk gebruikt gaat worden om het doel te bereiken, namelijk het signaleren van veelvoorkomende lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, zodat zij doorverwezen worden naar de huisarts. De bruikbaarheid van zowel het instrument als de handleiding heeft invloed op de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument (Beurskens, Peppen, Stutterheim, Swinkels & Wittink,2008; Stokking, 2003). Indicatoren signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ Validiteits- en betrouwbaarheidsindicatoren: Het instrument meet zo nauwkeurig mogelijk wat het beoogt te meten, namelijk veelvoorkomende lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, die kunnen wijzen op veelvoorkomende lichamelijke aandoeningen in deze doelgroep. Door expertraadpleging en het uitvoeren van een pilot zal blijken of het instrument hier aan voldoet: - De kenmerkende lichamelijke klachten van de meest voorkomende lichamelijke aandoeningen bij OGGZ-cliënten, worden gesignaleerd. - De vragen in het instrument zijn objectief, duidelijk en op één manier te interpreteren, waardoor de uitkomst eenduidig is in het signaleren van (een) lichamelijke klacht(en) en vrij is van systematische fouten. - Het instrument is door alle OGGZ-hulpverleners af te nemen, namelijk de verpleegkundigen, woonen/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers. Dit geeft geen verschil in de interpretaties van begrippen en vragen en geen verschil in het aantal cliënten die doorgestuurd wordt naar de huisarts (Stokking, 2003). - Het instrument wordt niet als een belemmering ervaren in het contact tussen de OGGZ-hulpverlener en de OGGZ-cliënt, maar is laagdrempelig. Bruikbaarheidsindicatoren: Het instrument en de handleiding zijn bruikbaar, praktisch en doelgericht. Door expertraadpleging en het uitvoeren van een pilot zal blijken of het instrument en de handleiding hier aan voldoen: - OGGZ-hulpverleners ervaren het instrument als eenvoudig en makkelijk uitvoerbaar: kosteloos, makkelijk beschikbaar, eenvoudig te scoren, weinig benodigdheden en de uitkomsten zijn makkelijk te interpreteren (Beurskens, Peppen, Stutterheim, Swinkels & Wittink,2008). - OGGZ-hulpverleners vinden het instrument overzichtelijk: begrippen zijn duidelijk, geen overbodige, maar goed op elkaar volgende vragen. - Het instrument is in maximaal 15 minuten in te vullen. - OGGZ-hulpverleners hebben geen training of scholing nodig om het instrument in gebruik te nemen. - OGGZ-hulpverleners ervaren het instrument als sturend en helpend in de zorgverlening. - Het is voor OGGZ-hulpverleners duidelijk wanneer ze de huisarts in moeten schakelen, zodat de cliënt de juiste zorg krijgt. - OGGZ-hulpverleners ervaren de handleiding als helpend en ondersteunend bij het invullen van het instrument.
3.2 Expertraadpleging fase één In dit hoofdstuk worden de resultaten van de eerste fase beschreven. Fase twee wordt beschreven in hoofdstuk 3.5. De aanbevelingen die de experts gegeven hebben, zijn door de onderzoekers meegenomen in de aanpassingen van het instrument en de handleiding voordat de pilot begon (zie hoofdstuk 3.3). De aanbevelingen van de experts uit fase één, zijn door de onderzoekers verdeeld in vier topics, namelijk validiteit & betrouwbaarheid, bruikbaarheid, handleiding en overig. Per topic is beschreven wat de belangrijkste aspecten zijn (zie bijlage 5 voor de volledige analyses). 17
Validiteit & betrouwbaarheid Een expert gaf aan dat er een taalfout in het instrument zit bij de vraag over zwaarlijvigheid. Ook gaf de expert aan dat de termen die gebruikt worden bij deze vraag niet passen bij de termen die in de handleiding gebruikt worden. In de handleiding wordt over BMI gesproken en daarbij horen de termen ondergewicht, normaal gewicht en extreem overgewicht. Voor de eenduidigheid is het beter om hier één lijn in te trekken. Verder gaf een expert aan dat het bij veel vragen handig is om een tijdspad in de vraag op te nemen. Bijvoorbeeld bij de vraag over medicijnen: “Gebruikt de cliënt medicijnen?”. Dit kan volgens de expert beter veranderd worden in: “Heeft u de afgelopen maand medicijnen gebruikt?”. Dit geldt ook voor de vragen over ziektegeschiedenis, gewichtsverandering, roken en alcoholgebruik. Door tijdsvakken in de vragen te gebruiken worden de antwoorden die hulpverleners verzamelen eenduidiger. De vragen over beweging en voedingsgewoonte kunnen beter gedefinieerd worden. Hoe intensief moet men bewegen en wat is gevarieerd eten. Dit is ook niet terug te vinden in de handleiding. Ook gaf een expert aan dat de vragen vooral over het lichaam gaan, hierdoor lijken geest en verslaving buiten spel te staan, terwijl dit wel belangrijk is. Hij gaf aan dat het is misschien goed is om hier een vraag over te stellen. Het laatste wat de experts aangaven is dat het beoordelingsvermogen van een OGGZ-cliënt vaak is gestoord; mogelijk vindt iemand zichzelf helemaal niet benauwd maar vindt de hulpverlener dit wel. Het is belangrijk hier rekening mee te houden tijdens het invullen van het instrument. Bruikbaarheid De experts gaven aan dat de vragen voor het overzicht beter genummerd kunnen worden en deze nummers te integreren in de handleiding. Ook is het van belang om de 1 achter lengte weg te halen, wanneer iemand 2 meter lang is kan dit nu niet op het instrument ingevuld worden. Ook raden de experts aan om in plaats van vakjes een stippellijntje neer te zetten. Dit geeft meer ruimte en rust in het geheel. Handleiding Wat naar voren kwam bij deze topic is dat de experts de handleiding en het instrument helemaal niet op elkaar aan vinden sluiten en dat er veel veranderd kan worden aan de handleiding. Zij gaven aan dat deze vaag en onduidelijk is. Daarbij worden in de handleiding en het instrument niet dezelfde begrippen gebruikt. Ook wordt in de handleiding het meten van BMI genoemd en in het instrument niet. Dit kan beter bij beide weg of bij beide benoemd worden, om verwarring te voorkomen. De experts gaven ook aan dat de handleiding moeilijk te lezen is door oubollig taalgebruik, te formeel taalgebruik en een te kleine regelafstand. Overig Eén expert gaf aan dat hij het van belang vindt dat het instrument ook door de cliënt zelf in te vullen is door vragen in de u-vorm te stellen en de vragen zo op papier te zetten dat het voor de cliënt begrijpelijk is. Ook gaf een van de experts aan dat het instrument niet goed te printen is, er missen stukken aan de linkerkant wanneer het instrument wordt geprint. Eén van de experts gaf aan dat het goed is dat er na het invullen van het instrument een conclusie getrokken kan worden. Ook gaf deze expert aan dat als de lijst goed in elkaar zit deze heel handig is om te gebruiken.
18
3.3 Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 1 In het vorige hoofdstuk is beschreven welke aanbevelingen de experts uit expertraadpleging fase één hebben gegeven voor het signaleringsinstrument en de handleiding. In hoofdstuk 3.1 hebben de onderzoekers vanuit literatuur beschreven aan welke validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren een goed signaleringsinstrument voldoet. De aanbevelingen van de experts zijn naast deze indicatoren gelegd. Op basis hiervan hebben de onderzoekers het instrument aangepast (zie bijlage 7). In dit hoofdstuk wordt per topic (validiteit & betrouwbaarheid, bruikbaarheid, handleiding en overig) beschreven welke aanpassingen er zijn aangebracht in het instrument en de handleiding. Het aangepaste instrument en de handleiding zijn gebruikt tijdens de pilot en zijn tijdens deze pilot nogmaals voorgelegd aan experts, de expertraadpleging fase twee. In de bijlage is een overzicht toegevoegd waarin alle veranderingen uitgebreid zijn toegelicht. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aanpassingen met argumentatie toegelicht (zie bijlage 6). Validiteit & Betrouwbaarheid Als eerst is de naam van instrument veranderd, namelijk van ‘Somatische vragenlijst voor OGGZ-cliënten’ naar ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. Ook is ervoor gekozen om overal in het instrument en in de handleiding het woord ‘lichamelijk’ in plaats van ‘somatisch’ te gebruiken. Dit om een eenduidig begrip te gebruiken dat voor elke hulpverlener begrijpelijk is. Op de eerste pagina van het instrument is aan de vraag naar lichamelijke klachten een antwoordmogelijk toegevoegd, namelijk “incontinentie van urine/ontlasting”, omdat deze klacht veel voorkomt bij ouderen en een grote invloed heeft op het dagelijks leven (Buitenhuis, 2014). Bij “observaties” is als antwoordmogelijkheid “hoorbare ademhaling” toegevoegd, omdat de cliënt dit mogelijk niet als klacht zal aangeven, maar de hulpverlener deze klacht wel observeert en deze klacht samenhangt met luchtwegaandoeningen. Naar aanleiding van de expertraadpleging zijn sommige vragen veranderd in een tijdsbestek. Zo is de vraag “Heeft cliënt grote gewichtsverandering gehad?” veranderd in “Heeft u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar?”. Door tijdsvakken in de vragen te gebruiken worden de antwoorden die hulpverleners verzamelen eenduidiger. Op de tweede pagina van het instrument zijn begrippen veranderd zodat het voor hulpverleners duidelijker is wat zij moeten vragen en wanneer zij in welke kolom kunnen scoren. Zo is het begrip “dikke voeten/benen” veranderd in “opgezette voeten/benen”. De antwoordmogelijkheden in de groene kolom zoals “soms” en “nooit” zijn allemaal verandert in “zelden tot nooit” om eenduidigheid in begrippen te handhaven. Ook is de frequentie van de klachten in de oranje en rode kolom specifieker gemaakt zodat het voor hulpverleners duidelijker is wanneer zij in de oranje kolom en wanneer zij in de rode kolom scoren. Op de derde pagina is een tabel toegevoegd waarin de hulpverlener kan invullen hoe de cliënt heeft meegewerkt, hoe de cognitie en het bewustzijn van de cliënt was en hoe de hulpverlener zelf de gezondheid van de cliënt inschat. Deze tabel helpt samen met de klachten op de eerdere pagina’s de hulpverlener in te schatten wat de ziektebeleving van de cliënt is en hoe betrouwbaar de gegevens zijn. Bruikbaarheid Wat betreft de bruikbaarheid is het instrument met name aangepast op het gebied van vormgeving. Zo is er gekozen om de datum, het gewicht, de lengte en de hoeveelheden in te vullen op een stippellijn in plaats van in hokjes. De volgorde van de vragen op de eerste pagina is veranderd en er zijn nummers voor de vragen geplaatst zodat het instrument overzichtelijker is. De volgorde van de vragen is zo veranderd dat er eerst naar de ziektegeschiedenis wordt gevraagd, vervolgens wat de hulpverlener kan observeren en als laatste naar de leefstijl van de cliënt. Ook zijn er drie vragen over observaties samengevoegd zodat het instrument overzichtelijker is. Onnodige verwijzingen zijn weggelaten in het aangepaste instrument. Zo stond er op de tweede pagina een verwijzing naar de derde pagina die voor zich sprak. 19
De laatste pagina van het instrument is ingedeeld in tabelvorm. Op deze manier is voor de hulpverlener duidelijk waar hij zijn aantekeningen kan maken. Handleiding De handleiding is in zijn geheel veranderd. Dit is gebaseerd op: literatuurstudie, expertraadpleging en eerdere feedback vanuit het vooronderzoek (Struis, Tromp & Bos, 2012). De aangepaste handleiding bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte is een uitleg hoe het instrument te gebruiken is en het tweede gedeelte is een begripsverheldering van de klachten die gevraagd worden in het instrument (zie bijlage 8). Bij de begripsverheldering is ervoor gekozen om alleen uit te leggen hoe de hulpverlener de klacht kan signaleren en wat hij kan observeren: zien/ruiken/horen. Hierbij is achterwege gelaten hoe deze klacht tot stand is gekomen en wat de gevolgen hiervan zijn. Dit om de handleiding beperkt te houden. Daarnaast zijn de hulpverleners niet medisch geschoold en hoeven zij ook geen diagnoses te stellen maar enkel klachten te signaleren om eventueel de huisarts in te kunnen schakelen. Overig Als laatste is de lay-out van het instrument en de handleiding veranderd. De regelafstand, lettertype en grootte zijn aangepast zodat het instrument goed te printen is en er verzorgd uit ziet. Vanzelfsprekend zijn spellings- en grammaticafouten aangepast in het instrument en de handleiding. Het aangepaste instrument en de handleiding zijn gebruikt tijdens de pilot en expertraadpleging fase twee (zie bijlage 11 en 12).
3.4 Pilot In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten vanuit de evaluatievragen en de enquête weergegeven. Er wordt gebruik gemaakt van cirkeldiagrammen, tabellen en grafieken ter ondersteuning. Het overzicht van alle resultaten is toegevoegd in de bijlage (zie bijlagen 17 en 18). Ook zijn opvallende aspecten weergegeven vanuit de analyse van de ingevulde signaleringsinstrumenten.
3.4.1 Uitkomsten evaluatievragen Tijdens de pilot zijn de hulpverleners gevraagd na elk ingevuld instrument een aantal evaluatievragen te beantwoorden (zie bijlage 10). Dit zodat de hulpverleners een eerste reactie op het instrument konden geven. In totaal zijn er veertien evaluatieformulieren geretourneerd. Bijna de helft van deze evaluatieformulieren zijn ingevuld door woonbegeleiders, de andere hulpverleners zijn werkzaam als thuisbegeleider, verpleegkundige of maatschappelijk werker. Ruim de helft van deze hulpverleners werkt bij Abrona, de rest van de hulpverleners werkt bij Kwintes, Vitras of het Leger des Heils. De evaluatievragen gaan over de tijdsduur van het invullen van het instrument, de reactie van de cliënt, de invloed die het instrument heeft gehad op het contact met de cliënt en mogelijke gemiste punten/onderwerpen in het instrument. Zoals in het volgende cirkeldiagram te zien is, geeft het grootste deel van de hulpverleners aan dat het invullen van het instrument 15 minuten of korter duurde. Een klein percentage gaf aan dat het invullen langer dan 25 minuten duurde. Bij de overige hulpverleners duurde het invullen van het instrument 15-25 minuten.
20
Tijdsduur
7% 29%
21%
Korter dan 10 minuten 10-15 minuten 15-25 minuten Langer dan 25 minuten
43%
De reactie van de cliënt is volgens de hulpverleners over het algemeen positief, cliënten praten openhartig over de lichamelijke klachten die ze hebben. 21,4% van de hulpverleners gaf aan dat de cliënt zijn aandacht moeilijk bij de vragenlijst kon houden. Een opmerking van een hulpverlener was: “Doorvragen was niet mogelijk de heer ontkent zijn klacht.”, een andere hulpverlener gaf aan: “De cliënt reageert sceptisch, wat willen ze van me? Cliënt wilde anoniem blijven en zelf invullen.”.
Reactie cliënt LIET GEEN POSITIEVE OF NEGATIEVE REACTIE ZIEN 7,10% STOND OPEN VOOR VERVOLGSTAPPEN 7,10% VOELDE ZICH GESTEUND DOOR HET BESPREEKBAAR…
14,30%
WAS OPENHARTIG OVER ZIJN LICHAMELIJKE KLACHTEN
64,30%
BEGREEP DE VRAGEN NIET 7,10% WILDE GEEN CONTACT MET DE HUISARTS
14,30%
WILDE NIET OVER LICHAMELIJKE KLACHTEN PRATEN 7,10% HAD MOEITE ZIJN AANDACHT ERBIJ TE HOUDEN
21,40%
ANDERS, NAMELIJK:
21,40%
Percentage ingevuld antwoord
Het contact met de cliënt is volgens 86% van de hulpverleners niet beïnvloed door het gebruik van het instrument. De resterende 14% gaf aan dat het contact verbeterd is, met de volgende redenen: “Cliënt voelde zich gehoord in zijn gezondheidsproblemen, cliënt nam zelf initiatief en had vragen over gezondheid.” en “Doordat het gerichte vragen zijn, werd mevrouw opener gaandeweg het gesprek.”. Op de vraag of de hulpverleners nog punten/onderwerpen gemist hebben in het instrument, gaven een aantal hulpverleners reactie. Bij vraag 12 “Rookt u?” is voor een hulpverlener niet duidelijk hoeveel sigaretten aanvaardbaar zijn per dag. Een andere hulpverlener gaf aan dat zij het onduidelijk vindt wat verstaan word onder één eenheid alcohol. Ook vindt een hulpverlener niet duidelijk beschreven wat te doen als een cliënt drugs gebruikt en geeft aan dat hier meer informatie over gegeven kan worden. Verder
21
zegt een hulpverlener het lastig te vinden hoe om te gaan met angst en schaamte voor lichamelijke klachten. Overige opmerkingen die de hulpverleners aangeven zijn dat het instrument “Prettig, kort maar krachtig.” is en dat “De vragen waren fijn om structuur te geven aan het gesprek.”.
3.4.2 Uitkomsten enquête Aan het einde van de pilot is door middel van een enquête aan de hulpverleners gevraagd het gebruik van het signaleringsinstrument te evalueren (zie bijlage 14). Deze enquête is verzonden naar 25 hulpverleners van de tien verschillende instellingen. Drie hulpverleners gaven aan dat het niet gelukt is deel te nemen aan de pilot. Er zijn elf enquêtes teruggekomen waarvan acht hulpverleners de gehele enquête in hadden gevuld. Van de andere drie enquêtes waren geen of alleen de eerste drie vragen ingevuld, waardoor deze niet meegenomen konden worden in de resultaten. Het percentage van de respons komt daarom neer op 36%. Algemeen 50% van de respondenten waren thuisbegeleiders, hierop volgden verpleegkundigen die 25% van de respons uitmaakte. Het diagram hieronder laat zien hoe de spreiding was over de verschillende instellingen: Abrona, Maarssen
Instelling
Abrona, Utrecht
Afdeling Volksgezondheid, Utrecht; 12,5%
Abrona, Utrecht; 0% Vitras CMD, Nieuwegein; 25%
Careyn, Maarssen Afdeling Volksgezondheid, Utrecht Kwintes, Zeist
Kwintes, Zeist; 25%
Leger des Heils, Utrecht Vitras CMD, Houten
Vitras CMD, Ijsselstein; 12,5%
Vitras CMD, Ijsselstein Vitras CMD, Nieuwegein
Vitras CMD, Houten; 12,5%
Leger des Heils, Utrecht; 12,5%
Vitras CMD, Zeist
In onderstaande tabel is te zien hoeveel instrumenten er zijn ingevuld, bij hoeveel cliënten er contact geweest is met de huisarts en bij hoeveel cliënten de huisarts direct is ingeschakeld.
Aantal cliënten Aantal cliënten direct doorgestuurd naar huisarts Aantal keer overleg met huisarts Hoeveelheid afgenomen vragenlijsten: 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
22
Het signaleringsinstrument- pagina 1 In de enquête werd gevraagd of de hulpverleners antwoordmogelijkheden misten. Hierbij gaf 25% van de hulpverleners aan dat zij bij vraag 3 “Welke ziekten heeft u (gehad)?” een antwoordmogelijkheid miste. Hierbij werden de volgende opmerkingen gegeven: “Infectie ziekten zoals Hepatitis B als antwoord mogelijkheid geeft extra alertheid.” en “Ziekten aan bewegingsapparaat en huidziekten.”. Bij vraag 4 “Welke algemene klachten heeft u nu?“ werd als antwoordmogelijkheid “Huidklachten” gemist en bij vraag 5 “Observaties” werd als antwoordmogelijkheid “Bewegingsbeperkingen” gemist. Het signaleringsinstrument – pagina 2 Van de hulpverleners gaf 100% aan dat zij de antwoordmogelijkheden in de verschillende kolommen overeen vonden komen met de ernst van de klachten. Eveneens 100% van de hulpverleners gaf aan dat het duidelijk was in welke kolom zij moesten scoren. 12,5% van de hulpverleners gaf aan dat de conclusie onderaan de kolom niet overeenkwam met hun eigen conclusie. Als opmerking werd hierbij vermeld dat zij onvoldoende ervaring hadden met het scoren. 25% van de hulpverleners was het niet eens met de stelling: “Het rapportcijfer dat de cliënt geeft, geeft mij inzicht in het ziekte-inzicht/ziektebeleving van de cliënt.”. De volgende opmerkingen werden hierbij gegeven: “Niet geregistreerd en uitgevraagd in verband met de beschikbare tijd.” en “Rapportcijfer is erg lastig te bepalen door de cliënt. Vooral bij ontkenning geeft dit geen goed beeld.”. Het signaleringsinstrument- pagina 3 Bij de stelling “De tabel ‘medewerking cliënt, bewustzijn en cognitie van cliënt, inschatting hulpverlener over gezondheid cliënt’, helpt mij een beslissing te maken over de vervolgstappen” werden de volgende opmerkingen gegeven: “Bevestiging” en “Geeft kort en helder de situatie weer rondom het gesprek/cliënt. Een hulpmiddel in die zin dat het overzichtelijk is.”. Vervolgens ging de enquête in op de vervolgstappen die genomen kunnen worden, zoals het contact opnemen met de huisarts en de huisarts direct inschakelen. Hierbij gaf 100% van de hulpverleners aan dat het duidelijk was wanneer zij welke vervolgstappen nemen. 50% van de hulpverleners gaf daarbij ook aan het instrument hen helpt te onderbouwen waarom zij contact opnemen met de huisarts. Overig/bruikbaarheid In de enquête werd gevraagd of er ook cliënten waren waarbij het instrument niet geschikt was om af te nemen. Onderstaande tabel laat zien welke reactie de hulpverleners hierop hebben gegeven: Nee Ja, omdat
37,5% 62,5% niet iedereen behoefte heeft om de informatie te delen via een enquête. ze geen gezondheidsklachten hadden. cliënt perse er niet aan mee wil werken en achterdochtig wordt. cliënten met een psychiatrische stoornis staan vaak niet open voor een dergelijke vragenlijst. Vinden het vaak te confronterend. ja, mevrouw is achterdochtig, dus ik heb zo min mogelijk de nadruk gelegd op het formulier.
Vervolgens werd er gevraagd naar de begrippen in het instrument. Wanneer de begrippen niet duidelijk waren konden de hulpverleners deze begrippen terugvinden in de handleiding. Zoals in het volgende grafiek te zien is, gaf 12,5% van de hulpverleners aan dat ondanks de handleiding het begrip alsnog onduidelijk bleef. Het begrip dat onduidelijk was voor de hulpverleners is “eenheden alcohol”.
23
Duidelijke begrippen Ja
0% 12,5% 12,5%
75%
Nee, maar wel na het betreffende begrip in de handleiding op te zoeken Nee, het betreffende begrip was ook niet duidelijk in de handleiding Nee, ik heb de handleiding er niet bij gepakt
De tijd die nodig was voor het instrument werd verschillend ervaren door de hulpverleners. Zo gaf 50% van de hulpverleners aan dat de benodigde tijd goed was en 50% van de hulpverleners gaf aan dat zij de tijd die zij nodig hadden een beetje te lang vonden. Geen enkele hulpverlener gaf aan dat de benodigde tijd veel te lang was. Vervolgens werd er in de enquête met behulp van stellingen gevraagd of de lay-out overzichtelijk is, de lengte goed is, of het instrument makkelijk uitvoerbaar is en of het instrument eenvoudig te scoren is. Hier waren de hulpverleners het mee eens. Ook gaven de hulpverleners aan het er mee eens te zijn dat het instrument hen bewuster maakt van de noodzaak van het signaleren van lichamelijke klachten en dat het instrument sturend is bij het nemen van vervolgstappen. De hulpverleners waren neutraal over de volgende stellingen “De vragenlijst heeft geleid tot een beter contact met de cliënt” en “Helpend bij het inzicht krijgen in lichamelijke klachten bij de cliënt”. Verder gaf geen enkele hulpverlener aan dat er overbodige vragen in de lijst stonden. De volgende opmerking werd hierbij gemaakt: “Goed vind ik het onderscheid van klachten van mevrouw in vraag 4 en de observaties van de interviewer.”. De handleiding 100% van de hulpverleners gaf aan dat zij de handleiding ondersteunend vonden tijdens het invullen van het instrument. Onderstaande diagram laat zien dat 87,5% van de hulpverleners vond dat de handleiding duidelijk beschrijft hoe het instrument in de praktijk gebruikt kan worden:
Duidelijke handleiding 12,5% Ja Nee
87,5%
Het onderdeel dat als onduidelijk werd ervaren is het kopje “Hoe nu verder? Vervolgstappen”. Tot slot Ter afsluiting werden nog enkele vragen gesteld aan de hulpverleners. Het volgende tabel geeft weer of de hulpverleners behoefte hebben aan een hulpmiddel bij het contact opnemen van de huisarts:
24
Nee Ja, namelijk
62,5% 37,5% wat specifiek benoemd moet worden zodat huisarts zicht krijgt op (ernst) problematiek. een standaardbrief is goed denk ik, ook om conform naar de huisartsen te zijn.
Geen enkele hulpverlener gaf aan het oneens te zijn met het invoeren van het instrument (met eventuele aanpassingen) op de werkvloer. Onderstaande diagram laat zien in hoeverre de hulpverleners hier neutraal of positief tegenover staan:
Invoeren vragenlijst 0% 37,5%
Eens Neutraal
62,5%
Oneens
De volgende opmerkingen werden nog gemaakt door hulpverleners: “Vragenlijst maakt alert en helpt om dezelfde taal te spreken en geen zaken te vergeten.” en “De lijst kan helpend zijn bij cliënten die soms moeilijk onder woorden kunnen brengen wat hun problematiek is. En hij kan zeker aanzetten tot nadenken over de klachten die zij hebben.”. Als laatste werd gevraagd of de hulpverleners een leuke naam wisten voor het instrument, hierbij werd de volgende suggestie gegeven: “VLIK = Vragenlijst LIchamelijke Klachten”.
3.4.3 Uitkomsten analyse signaleringsinstrumenten Naast het analyseren van de uitkomsten van de evaluatieformulieren en de enquêtes, zijn door de onderzoekers ook de ingevulde signaleringsinstrumenten geanalyseerd. Hierbij vielen een aantal aspecten op. Bij vier van de veertien instrumenten was geen conclusie aangekruist en bij zeven niet in het juiste kolom aangekruist. Bij negen instrumenten was geen rapportcijfer ingevuld en bij twee niet op de juiste manier aangegeven zoals in de handleiding beschreven staat. Bij één instrument was er bij geschreven: “Rapportcijfer is iedere dag anders, varieert van 4-8.”. In totaal zijn er bij twaalf instrumenten één of meerdere keren oranje gescoord en bij vier één of meerdere keren rood gescoord. Bij zes instrumenten, waar oranje en/of rood gescoord was, zijn er geen vervolgstappen of leefstijladviezen op het notitieblad aangegeven. Daarbij pasten bij vier instrumenten niet alle medicatie in de tabel op het notitieblad.
3.5 Expertraadpleging fase twee Tijdens de pilot is fase twee van de expertraadpleging uitgevoerd. Er zijn 29 experts benaderd, middels een mail of een persoonlijke brief (zie bijlage 11 en 12). Twee van de 29 experts gaven aan niet mee te willen of kunnen werken. Van de andere 27 experts is geen reactie ontvangen, ook niet na het versturen van een herinnering (zie bijlage 13).
25
3.6 Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 2 In hoofdstuk 3.4 zijn de uitkomsten vanuit de pilot beschreven. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er met deze uitkomsten is gedaan en wat er meegenomen is in de aanpassingen in het signaleringsinstrument en de handleiding. In bijlage 19 is een overzicht toegevoegd waarin alle veranderingen uitgebreid zijn toegelicht. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aanpassingen met argumentatie beschreven. Het aangepaste instrument en de handleiding zijn toegevoegd in de bijlage (zie bijlagen 20 en 21). Het signaleringsinstrument - pagina 1 In de enquête gaven hulpverleners aan dat ze in vraag 3 “Welke ziekten heeft u (gehad)?” infectieziekten, ziekten aan het bewegingsapparaat en huidziekten misten. De onderzoekers hebben dit niet meegenomen in de aanpassingen, omdat bij vraag 3 als antwoordmogelijkheden de vier aandoeningen die de meest voorkomende doodsoorzaken vormen zijn weergegeven. Andere aandoeningen kunnen ingevuld worden bij antwoordmogelijkheid “Anders, namelijk...”, omdat er teveel aandoeningen zijn om weer te geven in het instrument. Wat in vraag 4 “Welke algemene klachten heeft u nu?” gemist werd, was huidklachten. Onderzoekers hebben deze toegevoegd als antwoordmogelijkheid omdat huidklachten een symptoom kan zijn van verschillende aandoeningen, bijvoorbeeld Diabetes Mellitus. Daarbij kunnen huidklachten gevolgen hebben voor de sociale omgang. In vraag 5 “Observaties” werd bewegingsbeperking gemist. De onderzoekers hebben dit niet meegenomen in de aanpassingen, omdat deze aangekruist kan worden bij vraag 4 wanneer dit geobserveerd wordt. Het signaleringsinstrument - pagina 2 Na de analyse van de ingevulde instrumenten, kwam naar voren dat het trekken van een conclusie op pagina 2 niet duidelijk is. Er wordt niet op de juiste wijze een conclusie getrokken, of er wordt geen conclusie aangekruist. Daarom hebben de onderzoekers besloten om in elke kolom onderaan de pagina de vragen te stellen: “Heeft u gescoord in groen?”, “Heeft u gescoord in oranje?” en “Heeft u gescoord in rood?”. Deze vragen kunnen met “Ja” of “Nee” beantwoord worden. Wordt deze vraag met “Ja” beantwoord, dan is de actie die hierbij ondernomen moet worden beschreven, bijvoorbeeld: “Direct contact met huisarts”. Daarnaast is besloten het rapportcijfer te verwijderen uit het instrument. Uit de enquête en na analyse van de ingevulde instrumenten is gebleken dat cliënten het moeilijk vinden een rapportcijfer aan te geven, of het rapportcijfer varieert per dag of het rapportcijfer wordt niet ingevuld. Daarbij heeft het rapportcijfer toelichting nodig in deze doelgroep, omdat zorgwekkende zorgmijders een vertekend beeld van hun gezondheid kunnen geven. Het signaleringsinstrument - pagina 3 Op pagina 3, het notitieblad, is de tabel voor de medicatie groter gemaakt. Bij vier instrumenten pasten niet alle medicatie op de lijst. Daarbij had een hulpverlener daar een opmerking over geplaatst in het instrument. Overig/bruikbaarheid De hulpverleners gaven aan dat het instrument niet bij alle cliënten geschikt is om af te nemen. Als voorbeeld werden cliënten genoemd die achterdochtig zijn, angst of schaamte ervaren bij het praten over lichamelijke klachten, de vragen niet begrijpen, onder invloed zijn of erg gesteld zijn op hun privacy en niet mee willen werken. De onderzoekers hebben daarom besloten in de handleiding extra toelichting over dit soort situaties te geven. De hulpverleners kunnen met deze punten rekening houden door de vragen over verschillende gesprekken te verspreiden of door het instrument na de gesprekken in te vullen zonder dat de cliënt erbij is. Uit de resultaten van de evaluatievragen kwam naar voren dat voor een hulpverlener niet duidelijk is wat een ‘eenheid alcohol’ is. De onderzoekers hebben dit toegelicht in de handleiding. Daarbij gaf een hulpverlener aan dat onduidelijk is welke hoeveelheid sigaretten per dag aanvaardbaar is. Dit is niet in de literatuur te vinden, elke sigaret is schadelijk (Mens en Gezondheid, 2008). Dit is toegevoegd in de handleiding. Ook bij de opmerking ‘wat te doen als een cliënt drugs gebruikt’ is toelichting gegeven in de 26
handleiding. Bij drugs is het lastig vast te stellen wat aanvaardbaar is omdat dit per soort drugs, persoon en frequentie verschilt. Wel is dit belangrijke informatie om door te geven aan de huisarts omdat drugsgebruik invloed kan hebben op verschillende leefgebieden. Een ander punt dat uit de enquête kwam, was dat 50% de duur van het afnemen van het instrument een beetje te lang vindt. Echter 100% van de hulpverleners vindt de lengte van het instrument goed en vindt dat er geen overbodige vragen in staan. De onderzoekers hebben dit niet meegenomen in de aanpassingen, omdat de pilot van korte duur was en de tijd te kort was om hulpverleners met het instrument vertrouwd te laten raken, waardoor het instrument makkelijker en sneller af te nemen is (Beurskens, Peppen, Stutterheim, Swinkels & Wittink, 2008). Handleiding Uit de enquête blijkt dat alle hulpverleners de handleiding als ondersteunend ervaren bij het invullen van het instrument. Eén hulpverlener gaf aan dat het stukje “Hoe nu verder? Vervolgstappen” in de handleiding nog niet duidelijk is. Dit is niet meegenomen in de aanpassingen, omdat niet duidelijk was welke specifieke onderdelen onduidelijk waren. Dit kan onderzocht worden in toekomstig onderzoek, waarna het stukje alsnog kan worden aangepast. Tot slot 37,5% van de hulpverleners gaf aan behoefte te hebben aan een hulpmiddel bij contact met de huisarts, bijvoorbeeld een begeleidende brief. De onderzoekers nemen dit mee in de aanbevelingen. Er is nog niet voldoende onderzoek geweest naar hulpmiddelen bij het contact met de huisarts, waardoor deze nog niet ontwikkeld kan worden. Eén hulpverlener had een naam bedacht voor het signaleringsinstrument: VLIK (Vragenlijst LIchamelijke Klachten). De onderzoekers hebben deze meegenomen in de aanpassingen omdat deze als passend werd ervaren door de onderzoekers. Daarbij is deze naam nog niet in gebruik voor een ander signaleringsinstrument, meetinstrument, screeningslijst of vragenlijst.
27
4. Discussie In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksproces geëvalueerd. De vraag die daarbij centraal staat is: Zijn er factoren geweest die de validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten hebben beïnvloed? De volgende onderdelen komen aan bod: doel van onderzoek, methode, behaalde resultaten in vergelijking met literatuur, bruikbaarheid van de aanbevelingen en validiteit en betrouwbaarheid van proces en product. Doel van onderzoek Het doel van het onderzoek is: “Eind juni worden er aanbevelingen gepresenteerd aan GGD rU om het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ meer valide en betrouwbaar te maken en de bijbehorende handleiding bruikbaar”. Door middel van dit onderzoek worden aanbevelingen gepresenteerd die sturend zijn in toekomstig onderzoek, om het instrument meer valide en betrouwbaar en de bijbehorende handleiding bruikbaar te maken. Methode Tijdens expertraadpleging fase één is er met één expert telefonisch contact geweest. De andere twee experts gaven hun reactie via de mail. Als deze twee experts uitsluitend telefonisch of via een gesprek waren benaderd om feedback op het signaleringsinstrument te geven, hadden er meer gegevens verzameld kunnen worden doordat er meer doorgevraagd had kunnen worden. Tijdens expertraadpleging fase twee is er geen medewerking van de experts geweest. De onderzoekers hebben de experts benaderd via telefoon, mail of een persoonlijke brief. Tijdens deze expertraadpleging was er een beperkte tijd waarin de experts konden reageren. Er waren mogelijk meer experts bereid geweest om mee te werken wanneer zij eerder benaderd waren. Behaalde resultaten in vergelijking met literatuur Er is geen gouden standaard voor een signaleringsinstrument zoals het instrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. Indicatoren zijn opgesteld op basis van literatuur. Vervolgens is door OGGZhulpverleners het instrument geëvalueerd. Hoe groter de groep hulpverleners, hoe meer gegevens er verzameld zouden zijn om het instrument aan te passen op basis van de indicatoren. Bruikbaarheid van de aanbevelingen Naar aanleiding van de resultaten zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven. De aanbevelingen volgen vanuit de conclusies en zijn praktisch haalbaar. De toekomst zal echter moeten uitwijzen of al deze aanbevelingen opgevolgd worden en het instrument meer valide en betrouwbaar maken. Validiteit en betrouwbaarheid van proces en product Door de beperkte tijd van de pilot zijn er weinig gegevens verzameld. Daarbij vielen er feestdagen en een schoolvakantie in de periode van de pilot. Dit had een ongunstige invloed op de respons. Sommige hulpverleners hebben niet veel cliënten die in aanmerking komen voor het instrument. Daarom zijn er hulpverleners geweest die het instrument misschien maar één keer hebben kunnen afnemen. Dit heeft de betrouwbaarheid van het onderzoek verminderd. Ook hadden sommige werknemers in deze korte tijd helemaal geen cliënten waar het instrument bij toegepast kan worden, hierdoor hebben zij de enquête niet ingevuld. Wanneer alle instellingen telefonisch benaderd waren in plaats van per brief, hadden zij mogelijk eerder kunnen starten met de pilot. Tijdens de pilot zijn tien verschillende instellingen benaderd. Deze gaven aan mee te willen werken. Gedurende de pilot bleek dat niet alle instellingen in deze periode cliënten hadden die geschikt waren voor het instrument. De enquête is verstuurd naar 25 hulpverleners, waarvan drie hulpverleners aangaven dat het niet gelukt is deel te nemen aan de pilot. Van de overige hulpverleners is onbekend of zij de enquête niet hebben ingevuld omdat zij geen geschikte cliënten hadden en dus niet betrokken zouden worden in de respons of wel meegedaan hebben aan de pilot maar om een andere reden de enquête niet ingevuld hebben. Wanneer dit bekend zou zijn zou de respons van 36% veranderen.
28
5. Conclusie In dit hoofdstuk worden er conclusies aan de resultaten verbonden. Er wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag: “Is het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ valide en betrouwbaar en de bijbehorende handleiding bruikbaar, zodat deze in gebruik genomen kunnen worden door OGGZ-hulpverleners om lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders adequaat en sneller te signaleren?”. Om het antwoord op de hoofdvraag te onderbouwen zijn de conclusies eerst onderverdeeld in de verschillende deelvragen.
5.1 Deelvraag 1 Aan welke validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren moet het signaleringsinstrument voldoen? In dit onderzoek is in de literatuur gezocht naar indicatoren waaraan het instrument moet voldoen. Dit leverde de conclusie op dat er voor dit specifieke en nieuw opgestelde instrument geen gouden standaard bestaat. Vervolgens zijn in dit onderzoek criteria opgesteld waaraan, volgens de literatuur en de wensen van de OGGZ, het instrument moet voldoen. Naar aanleiding van deze criteria zijn de onderstaande validiteits-, betrouwbaarheids- en bruikbaarheidsindicatoren opgesteld. Validiteits- en betrouwbaarheidsindicatoren: - De kenmerkende lichamelijke klachten van de meest voorkomende lichamelijke aandoeningen bij OGGZ-cliënten, worden gesignaleerd. - De vragen in het instrument zijn objectief, duidelijk en op één manier te interpreteren, waardoor de uitkomst eenduidig is in het signaleren van (een) lichamelijke klacht(en) en vrij is van systematische fouten. - Het instrument is door alle OGGZ-hulpverleners af te nemen, namelijk de verpleegkundigen, woonen/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers. Dit geeft geen verschil in de interpretaties van begrippen en vragen en geen verschil in het aantal cliënten dat doorgestuurd wordt naar de huisarts (Stokking, 2003). - Het instrument wordt niet als een belemmering ervaren in het contact tussen de OGGZ-hulpverlener en de OGGZ-cliënt, maar is laagdrempelig. Bruikbaarheidsindicatoren: - OGGZ-hulpverleners ervaren het instrument als eenvoudig en makkelijk uitvoerbaar: kosteloos, makkelijk beschikbaar, eenvoudig te scoren, weinig benodigdheden en de uitkomsten zijn makkelijk te interpreteren (Beurskens, Peppen, Stutterheim, Swinkels & Wittink,2008). - OGGZ-hulpverleners vinden het instrument overzichtelijk: begrippen zijn duidelijk, geen overbodige, maar goed op elkaar volgende vragen. - Het instrument is in maximaal 15 minuten in te vullen. - OGGZ-hulpverleners hebben geen training of scholing nodig om het instrument in gebruik te nemen. - OGGZ-hulpverleners ervaren het instrument als sturend en helpend in de zorgverlening. - Het is voor OGGZ-hulpverleners duidelijk wanneer ze de huisarts in moeten schakelen, zodat de cliënt de juiste zorg krijgt. - OGGZ-hulpverleners ervaren de handleiding als helpend en ondersteunend bij het invullen van het instrument.
29
5.2 Deelvraag 2 Is het signaleringsinstrument bruikbaar voor de verschillende instanties (Kwintes, Careyn, Vitras, Abrona en GGD) en disciplines (verpleegkundigen, woon- en/of thuisbegeleiders, casemanagers en maatschappelijk werkers) en voor de cliënten? Uit de gegevens van de evaluatievragen en de enquête is er geconcludeerd dat het instrument voor alle bovenstaande instanties bruikbaar is. Tijdens de pilot hebben de volgende disciplines meegewerkt: verpleegkundigen, woonbegeleiders, thuisbegeleiders en maatschappelijk werkers. Casemanagers hebben niet deelgenomen aan het onderzoek. Er kunnen dus geen uitspraken worden gedaan over de bruikbaarheid van het instrument voor deze discipline. Uit de enquête is naar voren gekomen dat alle disciplines die met het instrument gewerkt hebben over het algemeen positief over het instrument zijn. Hulpverleners gaven in de enquête aan dat het instrument niet bruikbaar is voor alle cliënten. Het instrument kan een positieve werking hebben op het gesprek maar ook negatief uitvallen. Dit kan gebeuren doordat de cliënt achterdochtig is, angst of schaamte ervaart tijdens het praten over lichamelijk klachten, de vragen niet begrijpt of onder invloed is. Het is belangrijk om met deze punten rekening te houden als men het instrument gaat gebruiken tijdens een gesprek en hier op in te spelen door de vragen over een aantal gesprekken te verspreiden of het instrument na de gesprekken pas in te vullen in plaats van waar de cliënt bij is. In de handleiding wordt dit uitgelegd zodat het voor hulpverleners duidelijk is hoe ze hier het beste mee om kunnen gaan.
5.3 Deelvraag 3 Zijn er aanpassingen nodig wat betreft de inhoud en vormgeving van het signaleringsinstrument? Zo ja, welke? Er zijn aanpassingen nodig aan het instrument om deze meer valide, betrouwbaar en bruikbaar te maken. Het instrument is tijdens het onderzoek twee maal aangepast. De eerste aanpassingen zijn gedaan voordat de pilot begon. Deze aanpassingen hebben de onderzoekers gebaseerd op literatuurstudie en expertraadpleging fase één. De tweede keer dat het instrument aangepast is, was na de pilot op basis van literatuurstudie, analyse van de ingevulde instrumenten, evaluatievragen en een enquête. Voordat de pilot begon, zijn er verschillende aspecten in het instrument aangepast. Op de eerste pagina is aan de vraag naar lichamelijke klachten een antwoordmogelijk toegevoegd, namelijk “incontinentie van urine/ontlasting”. Bij “observaties” is als antwoordmogelijkheid “hoorbare ademhaling” toegevoegd. Verder zijn er in verschillende vragen tijdsvakken toegevoegd. Op de tweede pagina van het instrument zijn begrippen veranderd, zodat het voor hulpverleners duidelijker is wat zij moeten vragen en wanneer zij in welke kolom kunnen scoren. Ook is de frequentie van de klachten in de oranje en rode kolom specifieker gemaakt zodat het voor medewerkers duidelijker is wanneer zij in welke kolom scoren. Op de derde pagina is een tabel toegevoegd waarin de hulpverlener kan invullen hoe de cliënt heeft meegewerkt, hoe de cognitie en het bewustzijn van de cliënt waren en hoe de hulpverlener zelf de gezondheid van de cliënt inschat. Verder is de naam van het instrument gewijzigd van ‘Somatische vragenlijst voor OGGZ-cliënten’ naar ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. Het woord lichamelijk is gebruikt in plaats van het woord somatisch. Er zijn nummers voor de vragen gezet, de volgorde van de vragen is veranderd en invulhokjes zijn veranderd in stippellijntjes. Ook is de laatste pagina ingedeeld in tabelvorm. Op het gebied van de lay-out is de regelafstand, lettertype en grootte aangepast. Na de pilot is het instrument nogmaals aangepast op basis van de evaluatievragen, analyse van de ingevulde instrumenten en de enquête. Hulpverleners gaven aan dat ze op de eerste pagina een vraag misten over huidklachten, deze is toegevoegd.
30
Onderaan pagina 2 is het rapportcijfer verwijderd en de conclusie aangepast. Hierdoor is de conclusie duidelijker en is het overzichtelijker welke vervolgstappen er genomen moeten worden. Bij de derde pagina is de tabel waarin de medicatie genoteerd kan worden vergroot.
5.4 Deelvraag 4 Zijn er aanpassingen nodig wat betreft de handleiding van het signaleringsinstrument zodat deze in gebruik genomen kan worden? Zo ja, welke? Ook de handleiding is twee keer aangepast zodat deze zo bruikbaar mogelijk is voor de hulpverleners. Voor de pilot is op basis van de literatuurstudie en expertraadpleging de handleiding in zijn geheel veranderd. De handleiding is verdeeld in twee delen. Het eerste gedeelte is een uitleg hoe het instrument te gebruiken is en het tweede gedeelte is een begripsverheldering van de klachten en aandoeningen waar naar gevraagd wordt in het instrument. Ook is de lay-out van de handleiding veranderd. De regelafstand, lettertype en grootte zijn aangepast. Op basis van de uitkomsten van de enquête is in de handleiding extra toelichting gegeven bij de begrippen roken, alcohol en drugs. In de handleiding is ook extra toelichting gegeven hoe om te gaan met cliënten die achterdochtig zijn, cliënten die erg gesteld op hun privacy en daardoor niet mee willen werken, of cliënten die zich schamen en angst hebben over hun lichamelijke klachten en niet mee willen werken. Verder gaven de hulpverleners aan dat de handleiding als ondersteunend wordt ervaren bij het invullen van het instrument.
5.5 Hoofdvraag Is het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ valide en betrouwbaar en de bijbehorende handleiding bruikbaar, zodat deze in gebruik genomen kunnen worden door OGGZhulpverleners om lichamelijke klachten bij zorgwekkende zorgmijders adequaat en sneller te signaleren? Vanuit het onderzoek zijn indicatoren opgesteld waaraan gemeten kan worden of het instrument valide en betrouwbaar en de handleiding bruikbaar is. De aanpassingen, gebaseerd op deze indicatoren, hebben het instrument en de handleiding zeker verbeterd. Door de lage respons op de enquête en geen respons op expertraadpleging fase twee kan echter niet geconcludeerd worden dat het instrument valide en betrouwbaar is en deze kan dus nog niet in gebruik genomen worden. GGD rU zal daarom doorgaan met de pilot om meer gegevens te verzamelen wat meer betrouwbare resultaten geeft om te kunnen concluderen of het instrument valide en betrouwbaar is en de handleiding bruikbaar of dat er nog aanpassingen nodig zijn. Er zijn aanbevelingen opgesteld die sturend zijn in toekomstig onderzoek.
31
6. Aanbevelingen Naar aanleiding van de resultaten en conclusie worden in dit hoofdstuk de aanbevelingen gegeven. Hierbij wordt voldaan aan de doelstelling van ons onderzoek: “Eind juni worden er aanbevelingen gepresenteerd aan GGD rU om het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ meer valide en betrouwbaar te maken en de bijbehorende handleiding bruikbaar”. De aanbevelingen zijn onderverdeeld in aanbevelingen voor het signaleringsinstrument en in aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.
6.1 Aanbevelingen voor het signaleringsinstrument 1. Gebruik het instrument dat is aangepast op basis van de verzamelde gegevens vanuit literatuurstudie, expertraadpleging en de pilot. 2. Benadruk bij introductie van het instrument de privacy van de cliënt, de flexibele omgang met verschillende cliënten (achterdocht, weerstand) en de vervolgstappen die genomen moeten worden. Dit om knelpunten die gedurende dit onderzoek naar voren kwamen in de toekomst te voorkomen en bespreekbaar te maken. 3. Benadruk bij introductie van het instrument dat de handleiding een duidelijke uitleg geeft over het instrument en dat deze minimaal één keer doorgenomen moet worden voor gebruik. Dit eveneens om knelpunten die gedurende dit onderzoek naar voren kwamen in de toekomst te voorkomen en bespreekbaar te maken. 4. Digitaliseer het instrument, zodat deze tijdens gesprekken ook ingevuld kan worden op een laptop of tablet en makkelijker gearchiveerd kan worden in het dossier van de cliënt.
6.2 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 1. Laat de pilot nog een aantal weken door gaan zodat de hulpverleners meer tijd hebben om te ervaren hoe het instrument in gebruik is, er meer vertrouwd mee raken en zij beter een mening kunnen vormen. Hierdoor kan het instrument opnieuw aangepast worden aan de hand van de verbeterpunten die de hulpverleners aangeven. 2. Laat in toekomstig onderzoek het instrument gebruiken door een grotere groep hulpverleners die met OGGZ-cliënten werken, bijvoorbeeld door heel Nederland. De grootte van de groep geeft meer betrouwbare informatie over de validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van het instrument en de bruikbaarheid van de handleiding. 3. Betrek in toekomstig onderzoek de huisartsen met wie de hulpverleners contact hebben gehad na gebruik van het instrument, door te vragen of zij hier een kritische blik op willen werpen. Deze feedback meenemen in de mogelijke aanpassingen aan het instrument. Op deze manier worden huisartsen nauwer betrokken bij het gebruik van het instrument met als doel beter contact tussen hulpverleners en huisartsen. 4. Leg tijdens toekomstig onderzoek meer nadruk op verschillen tussen disciplines. Hierdoor kan onderzoek uitwijzen of alle disciplines het instrument op eenduidige wijze interpreteren en gebruiken.
32
Literatuurlijst Baarda, D.B., De Goede, M.P.M., & Kalmijn, M. (2007). Basishandboek enquêteren: handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquêtes (2e druk). Groningen: WoltersNoordhoff. Beurskens, S., Van Peppen, R., Stutterheim, E., Swinkels, R., & Wittink, H. (2008). Meten in de praktijk, stappenplan voor het gebruik van meetinstrumenten in de gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Boudewijnse, H.B., Van Lokven, E., Oskam, E., Boere-Bonekamp, M.M., De Kuiper, M., Luttmer, L.C.F., … & Zandt, J. (2005). Nederlands leerboek jeugdgezondheidszorg Deel B (6e druk). Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Buitenhuis, R.J. (2014). Dossier Incontinentie. ConsuMed. Geraadpleegd op 20 mei 2014, via http://www.consumed.nl/dossiers/incontinentie De overheid (2014). Wet bescherming persoonsgegevens. Geraadpleegd op 3 mei 2014, via http://wetten.overheid.nl De overheid (2014). Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst. Geraadpleegd op 3 mei 2014, via http://wetten.overheid.nl Dobbe, T., & Van Liefland, M. (2005). Vragenlijsten, Dictaat en Case Study. Nijmegen: Radboud Universiteit. Geraadpleegd op 13 mei 2014, via http://www.cs.ru.nl/~tomh/onderwijs/om2%20(2005)/om2_files/syllabus/vragenlijsten.pdf GGD Nederland, GGZ Nederland & KNMG (2007, april). Handreiking gegevensuitwisseling in de bemoeizorg. Utrecht: GGD. GGD Regio Utrecht. (z.j.). Meldpunt Zorg en Overlast. Geraadpleegd op 20 maart 2014, via http://www.ggdru.nl/themas/zorg-en-overlast/meldpunt-zorg-en-overlast.html. GGZ Nederland (2004). Handreiking Bemoeizorg. Manualise (2013). Handleiding schrijven. Geraadpleegd op 13 mei 2014, via http://handleidingschrijven.com/ Mens en Gezondheid (2008). Een aantal vragen over roken. Geraadpleegd op 20 mei 2014, via http://mensen-gezondheid.infonu.nl/verslaving/23003-een-aantal-vragen-over-roken.html Migchelbrink, F. (2009). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Phelan, M., Stradins, L., Amin, D., Doyle, A., Inglis, R., Isadore, R., & Hitrov, C. (2007). The PHC: a physical health check for mental health service users. Engeland: Rethink. Nederlandse encyclopedie (2013). Geraadpleegd op 30 maart 2014, via http://www.encyclo.nl/ Reitsma, P. (2006). Tien tips voor een betere handleiding. Hendrikx Van der Spek. Geraadpleegd op 13 mei 2014, via http://www.hvds.nl/cgi-bin/artikel.cgi?ID=1624 Schippers, G.M., Broekman, T.G., & Buchholz, A. (2011). MATE 2.1 Handleiding en protocol. Nijmegen: Bệta Boeken.
33
Stokking, K. (2003). Bouwstenen voor onderzoek in onderwijs en opleiding. Utrecht: ISOR. Geraadpleegd op 19 maart 2014, via http://studion.fss.uu.nl/Bouwstenenonline/Bouwstenenonline.html Struis, E., Tromp, E., & Bos, M. (2012). “Oh ja,.. heeft u nog lichamelijke klachten?” Ontwikkeltraject van een signaleringsinstrument van somatische problematiek bij thuiswonende zorgmijdende cliënten. Zeist: GGD/GGZ. Trimbos (z.j.). Operationaliseren van indicatoren. Utrecht: Trimbos-Instituut. Geraadpleegd op 19 maart 2014, via http://www.trimbos.nl/~/media/Themas/5_Implementatie/Doorbraak/Bemoeizorg/Bemoeizorg %20B3%205%20Operationaliseren%20van%20indicatoren.ashx Vandereyken, W., Hoogduin, C.A.L., & Emmelkamp, P.M.G. (2008). Handboek Psychopathologie 1 Basisbegrippen (4e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van der Poel, A., Krol, L., & De Jong, W. (2005, 7 juni). De Rotterdamse Straatdokter. Medisch Contact, 23, p. 973-976. Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? (4e druk). Den Haag: Boom Lemma. Vink, M., Cetintürk, G., Kilbasanli, H., Huberts, M., & Kobaa, R. (2009). Niet goed in je vel. Amsterdam: APCP. World Health Organization (2012). The top 10 causes of death. Geraadpleegd op 14 mei 2014, via http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs310/en/ Zijlstra, W. (2012, januari). Kwaliteitsindicatoren in de zorg. Ede: ZBC Kennisbank. Geraadpleegd op 19 maart 2014, via http://www.zbc.nu/management/ontwikkeling-zorginstelling/kwaliteitsindicatoren-in-dezorg/
34
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 1 Handleiding, versie 1 Brief experts, fase één Evaluatievragen experts, fase één Resultaten expertraadpleging, fase één Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 1 Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 2 Handleiding, versie 2 Brief instellingen pilot Evaluatievragen bij ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ Brief experts, fase twee Evaluatievragen experts, fase twee Herinneringsmail experts, fase twee Enquête Mail respondenten, einde pilot Herinneringsmail respondenten, einde pilot Resultaten evaluatievragen pilot Resultaten enquêtevragen pilot Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 2 Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 3 Handleiding, versie 3
35
1. Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 1
36
SOMATISCHE VRAGENLIJST VOOR OGGZ cliënten Naam Cliënt:
……………………………………………………………..
Geboortedatum:
□ □ - □ □ - □ □ □ □
Naam Huisarts: ………………………………………………… Wanneer is huisarts voor het laatst bezocht? □ in het afgelopen jaar
□ > 1 jaar en < 5 jaar geleden □ > 5 jaar geleden □ nooit bezocht/ geen huisarts □ anders, namelijk…………… Welke algemene klachten heeft cliënt nu? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Gebitsklachten
□ Stijfheid □ Bewegingsbeperking □ Moeheid □ Duizelig □ Hoofdpijn □ Slecht zicht of gehoor □ Niet helder denken □ anders, namelijk:…………………………………………… Gewicht cliënt:
□ □ □ kg
Lengte cliënt: 1.
□ □ mtr
Welke ziekten heeft cliënt (gehad)? □ Luchtwegaandoeningen
□ Hart- en vaatziekten □ Diabetes Mellitus □ Maag-Darm-Lever aandoening □ anders, namelijk :…………………………………. Gebruikt cliënt medicijnen? □ Nee
□ Ja, namelijk:……………………………(zie toelichting) Maakt u zich zorgen over juist gebruik van deze medicijnen? □ Nee
□ Ja, namelijk:……………………………(zie toelichting) Rookt client? □ Nee
□ Ja, namelijk: □
□ sigaretten per dag
Drinkt cliënt alcohol? □ Nee
□ Ja, < 2 eenheden per dag □ Ja, > 2 en < 5 eenheden per dag □ Ja, > 5 eenheden per dag
Cliënt oogt: □ Zwaarlijving
Gebruikt cliënt drugs? □ Nee
□ Normaal □ Mager
□ Ja, soort middel
Heeft cliënt grote gewichtsverandering gehad? □ Nee
Beweegt cliënt voldoende? □ Normaal: > ½ uur per dag
□ Ja, afgevallen > 5 kg in afgelopen ½ jaar □ Ja, zwaarder > 5 kg in afgelopen ½ jaar
□ (Te) weinig: < ½ uur per dag
Observaties (meerder antwoorden mogelijk) □ wonden aan voeten/onderbenen
□ niet helder denken/ verward □ bleekheid □ blauwe lippen □ gele huid of ogen □ huiduitslag □ anders, namelijk………………………………………………….
namelijk:………………………………..……(zie toelichting)
Hoe zijn de voedingsgewoonten van cliënt? (meerder antwoorden mogelijk) □ eet normaal
□ eet zeer eenzijdig □ eet zeer veel □ eet zeer weinig Ziet cliënt verzorgd uit? □ Goed verzorgd
□ Slecht verzorgd □ Vervuild
37
SOMATISCHE VRAGENLIJST VOOR OGGZ cliënten Geen klachten
Twijfelachtige klachten
Ernstige klachten
□ zelden tot nooit
□ >4 en <10 dagen
□ >10 dgn/met bloed
Neusbloedingen
□ zelden tot nooit
□ af en toe
□ wekelijks
Kortademigheid
□ zelden tot nooit
□ na inspanning
□ in rust
Luchtwegklachten Hoesten (met slijm)
(bv traplopen) bij verkoudheid
Pijn bij ademhalen
□ zelden tot nooit
□
Hart- en vaatziekten Pijn op de borst
□ zelden tot nooit
□ onduidelijk
□ af en toe
Hartkloppingen
□ zelden tot nooit
□ < 1 minuut
□ > 1 minuut
Dikke voeten/benen
□ zelden tot nooit
□ < 1x per week
□ > 1x per week
s’ Nachts plassen
□ zelden tot nooit
□ soms
□ >3x per nacht
□ soms
□ redelijk vaak
□ dagelijks
Veel drinken
□ 1-2 liter
□ 2-4 liter
□ >4 liter
Tintel gevoel aan vingers, voeten/ gevoel op watten te lopen
□ nooit
□ twijfelachtig
□ vaak
□ zelden tot nooit
□ wekelijks
□ dagelijks/met bloed
Obstipatie
□ zelden tot nooit
□ regelmatig
□ ernstig >3 dagen
Slikklachten
□ zelden tot nooit
□ regelmatig
□ altijd
Misselijkheid/overgeven
□ zelden tot nooit
□ regelmatig
□wekelijks tot dagelijks
Buikpijn
□ zelden tot nooit
□ regelmatig
□wekelijks tot dagelijks
Preventie met leefstijlinterventie
Overleg met huisarts
Direct doorsturen naar huisarts
Diabetes Mellitus Extreme dorst (zonder reden)
Maag-darm-lever (MDL) Diarree
Conclusie:
□ dagelijks
Instemming contact opnemen met HA: ja /nee Rapportcijfer van cliënt: Zie verder voor toelichting/actieplan
□
□
□
38
RUIMTE VOOR TOELICHTING Contact met huisarts op (datum): Verloop contact met huisarts:
Ziekten in voorgeschiedenis:
Medicatie: Deze opsomming houdt in dat alle gebruikte (psychiatrische/somatische) medicatie inclusief de vrij verkrijgbare (zelf)medicatie en geneeskrachtige kruiden genoemd kunnen worden Naam medicatie: 1 2 3 4 5 6
Dosis per dag
Inschatting juiste inname Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee
Algemene Klachten:
Verslaving:
Voedingsgewoonten:
Gewicht: Heeft cliënt problemen met gewicht?
Observaties:
Zelfverzorging:
Andere opmerkingen:
PLAN VAN AANPAK: -
39
2. Handleiding, versie 1 Gebruikershandleiding van de SOMATISCHE VRAGENLIJST voor hulpverleners Achtergrond Mensen met psychiatrische stoornissen hebben meer kans op somatische aandoeningen dan de gemiddelde bevolking. Hulpverleners binnen de openbare geestelijke gezondheidszorg hebben vaak minder oog voor lichamelijke klachten of aandoeningen en deze worden daardoor niet altijd tijdig opgemerkt door hen. Dit komt doordat bij de doelgroep, zorgmijders, vaak sprake is van complexe meervoudige problematiek waarbij lichamelijke klachten niet voorop staan. De somatische vragenlijst is een hulpmiddel om onopgemerkte lichamelijke klachten vroegtijdig te identificeren en vervolgens hier een plan van aanpak aan te verbinden. Het doel is dat zorgmijdende cliënten tijdig adequate aandacht en zorg voor lichamelijke klachten ontvangen. Jouw rol Jij bent misschien de enige en eerste die weer in contact komt met een cliënt die al lang geen zorg ontvangen heeft. De vragenlijst is een signaleringsinstrument om je te helpen in gesprek te gaan met een zorgmijdende OGGZ cliënt over zijn lichamelijk gezondheid tijdens de kennismakingsfase. Ook al ben je niet geschoold om medische vragen te stellen. Het is niet de bedoeling dat dit instrument als lichamelijk onderzoek dient, maar meer om gebieden te onderzoeken die mogelijk meer aandacht behoeven van de behandelend arts en om in overeenstemming met de cliënt een plan van aanpak te maken zodat zorgmijdende cliënten adequate aandacht en zorg voor lichamelijke klachten gaan ontvangen. Het invullen van de somatische vragenlijst Elke OGGZ medewerker kan de somatische vragenlijst gebruiken Er is geen speciale training nodig, maar het wordt wel aangeraden om deze gebruikershandleiding goed te lezen voordat je het instrument gaat gebruiken. Het is de bedoeling dat de vragenlijst samen met de cliënt wordt ingevuld. De tijd die het invullen in neemt hangt af van de antwoorden en behoeften van de cliënt. Tijdens de testfase duurde het ongeveer 15 minuten om de lijst in te vullen. Het is aan te bevelen om de vragenlijst op een geschikt moment in te vullen als men inschat dat men in goede verstandhouding het gesprek in kan gaan. Sommige vragen zijn best persoonlijk. Ook is aan te raden dat indien er meerdere hulpverleners samen werken rondom een cliënt, afgestemd wordt wie de vragenlijst zal afnemen. Mogelijk kan dit in overleg met betrokken hulpverleners middels een hiërarchisch systeem gebeuren: bijv. verpleegkundigen boven maatschappelijk werkenden. De vragenlijst omvat twee serie vragen over lichamelijke gezondheid. De eerste serie gaat over algemene klachten en observatiepunten. Middels meerkeuze antwoorden plus extra ruimte aan de achterzijde van het formulier is het mogelijk om aan te geven welke klachten er zijn. De thema’s kunnen met de volgende voorbeeldvragen met de cliënt worden besproken: Huisarts: Contact/ laatst bezocht Ziekten in voorgeschiedenis
Medicijngebruik
Verslaving
o Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met uw huisarts/ uw huisarts bezocht? o Bent u bekend met de volgende ziekten? o Heeft u nog andere klachten of ziekten dan de hier genoemde? Zo ja, welke, vul in op achterzijde formulier o Gebruikt u medicatie voor deze aandoeningen? Andere (zelf)medicatie? o Kunt u aangeven welke medicijnen u gebruikt? Zo ja ,welke, vul in op achterzijde formulier o Heeft u problemen met het innemen of met eventuele bijwerkingen van deze medicijnen? o Rookt u sigaretten of shag? Zo ja , hoeveel per dag? Heeft u in het verleden veel gerookt? o Drinkt u alcohol? Zo ja ; hoeveel drinkt u per dag? o Gebruikt u drugs, zo ja wat gebruikt u en hoe vaak gebruikt u? o Heeft u geprobeerd te stoppen met …de afgelopen jaren o Wilt u stoppen met …roken, drinken, drugsgebruik?
40
Gewicht(veranderingen) Aangeven indien bekend
Voedingsgewoonten
Lichaamsbeweging (lopen, sport) Algemene Klachten Observaties Zelfverzorging
o Zo ja, welke hulp zou u hiervoor willen hebben? Z.o.z. o Denkt u dat u de laatste tijdhalf jaar bent afgevallen? Of zwaarder geworden? Kleding wijder? Strakker? Heeft u zich onlangs gewogen? Heeft u een weegschaal? (eventueel op een later tijdstip wegen) Wat is uw lengte ? o Indien beide bekend zijn kan de BMI uitgerekend worden; (zie bijlage) o Denkt dat u gezond eet? Kunt u aangeven wat u eet op een gewone dag? (met aanvullende vragen zoals: Waar eet u ? Hoe kookt u ? Werkt de koelkast? Heeft u een magnetron?) o Gevarieerde maaltijden zijn, bijv. inclusief fruit en groente, brood, warm eten, evt. van Tafeltje Dekje, in plaats van ‘take away food’’ of alleen maar brood en toetjes o Neemt u deel aan lichamelijke activiteiten, beweging ,fietsen, wandelen, sport,tuinieren Zo ja, hoe vaak doet u dat ? o Hoe vaak had u één van de volgende problemen in de afgelopen maand, heeft u nog andere klachten? o Wat opvalt aan het lichaam; wondjes, vieze ogen, etc. Waar cliënt zelf iets van zegt of vragen over heeft o Aandacht voor Persoonlijke Hygiëne en Slaaphygiëne(Waar wast u zich/ Wie wast uw kleding? Waar slaapt u?) Observatie van schone kleding, nagels, huid en haar
De thema’s die aandacht behoeven voor vervolg kunnen worden aangegeven middels het aankruisen van de cirkel. Zij komen terug in het actieplan. De vragenlijst kan niet het lichamelijk onderzoek bij een huisarts vervangen, maar het is zinvol als de lijst zo compleet mogelijk is ingevuld. Zie de lijst als een aanvulling en voorbereiding om een verwijzing naar de huisarts te plannen met grondige argumentatie. Specifieke klachten De tweede serie gaat over het identificeren van specifieke klachten die bij veel voorkomende aandoeningen horen: Het zijn mogelijke indicatoren van diabetes mellitus, hart -en vaatziekten, ziekten aan de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel. De ernst van de klachten wordt in de antwoorden aangegeven met bepaalde beschrijvingen; de kleuren groen, oranje en rood geven de ernst van de problematiek aan en zijn een indicatie om de huisarts te raadplegen in combinatie met de andere bevindingen. Aan het eind van de vragenlijst kan de vraag gesteld worden over het rapportcijfer die de cliënte zijn eigen gezondheid zou geven en de opmerking,cq vraag dat we graag contact opnemen met de huisarts omtrent deze bevindingen\ toestemming zou fijn zijn. Het plan van aanpak Alle bevindingen, de lichamelijke klachten komen samen in een korte opsomming. Het plan helpt om nieuwe actiepunten te genereren en gegronde reden te hebben om de huisarts te bellen, ten aanzien van: • Aandacht voor genoemde klachten en eventuele vragen die opkomen bij cliënt en de inname van medicatie die daarbij wel/niet verstrekt is. • Aandacht voor het mogelijk maken van gezonde leefstijl. • Het koken, bewaren van voedsel. • Persoonlijke hygiëne en slaaphygiëne. • Bevorderen lichaamsbeweging. De somatische vragenlijst is bedoeld voor alle OGGZ hulpverleners, die vooral bemoeizorg doen bij mensen die de zorg moeilijk weten te vinden. Jullie kunnen de lijst dus doorsturen naar jullie collega’s. Het is aan te bevelen om de vragenlijst zo vroeg mogelijk tijdens de kennismaking af te nemen. Jullie kunnen je vragen of feedback richten tot:
[email protected]
41
Bijlage: BMI berekenen: http://www.hartstichting.nl/risicofactoren/overgewicht/waneer_overgewicht/
Vaak weet u zelf wel of u wel of geen overgewicht heeft. Er zijn officiële maten om dit te bevestigen: de BMI en de middelomtrek. Er zijn 2 manieren om overgewicht te bepalen: • BMI • middelomtrek BMI BMI staat voor Body Mass Index. De BMI is een maat om te bepalen of u een gezond gewicht heeft ten opzichte van uw lengte. De formule van BMI is: gewicht gedeeld door lengte in het kwadraat (kg/m²). Bij een lengte van 1.75 meter en een gewicht 70 kilo is uw BMI 70 / (1.75)² = 22,9
42
3. Brief experts, fase één
Geachte heer …., In 2012 is het signaleringsinstrument "Vragenlijst somatische aandoeningen bij OGGZ-cliënten" ontwikkeld binnen de GGD door Emma Struis, om somatische aandoeningen sneller en adequater op te sporen zodat de juiste interventies toegepast kunnen worden bij zorgwekkende zorgmijders. Destijds bent u benaderd om mee te denken over dit instrument. Nu het signaleringsinstrument is ontwikkeld, doen wij als studenten van de Christelijke Hogeschool Ede onderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van dit instrument. Wij sturen u deze mail omdat wij u, als expert binnen de OGGZ, willen vragen een kritische blik op dit signaleringsinstrument te werpen. Als u bereid bent om u medewerking te verlenen zullen wij het instrument naar u opsturen samen met enkele vragen over het instrument. Wij zouden daarna graag op korte termijn telefonisch contact met u opnemen om deze vragen te bespreken. Uw kritische blik en mening is van grote waarde voor het onderzoek. Wij zien uit naar uw reactie, Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder
43
4. Evaluatievragen experts, fase één Wilt u vanuit uw expertise een kritische blik geven op de vragenlijst en daarnaast deze vragen beantwoorden? 1. Brengt de huidige vragenlijst alle essentiële informatie over somatische klachten in kaart die een huisarts nodig heeft? 2. Missen er kenmerken/alarmsymptomen/ziektebeelden die kenmerkend zijn voor de OGGZ cliënten? 3. Staan er overbodige vragen in de lijst? 4. Is het duidelijk wanneer welke interventies (contact opnemen met huisarts) ondernomen moeten worden? 5. Is de signaleringslijst laagdrempelig en acceptabel voor zorgmijdende cliënten? 6. Zijn de vragen zo geformuleerd dat ze helder, objectief en op één manier geïnterpreteerd kunnen worden door de verschillende disciplines? 7. Zijn de vragen zo geformuleerd dat medisch en niet medisch opgeleide medewerkers ze goed kunnen begrijpen? 8. Zijn er aanpassingen nodig zodat de handleiding van het signaleringsinstrument in gebruik genomen kan worden? 9. Zijn er aanpassingen nodig wat betreft de vormgeving van het signaleringsinstrument?
44
5. Resultaten expertraadpleging, fase één 5.1 Resultaten Dr. A.H.A. ten Asbroek (Guus) Validiteit & betrouwbaarheid • In handleiding en vragenlijst worden niet dezelfde begrippen gebruikt. Dit kan eenduidiger • In de handleiding en in de vragenlijst worden niet dezelfde vragen gesteld, in de vragenlijst word een hele korte vraag gesteld en in handleiding worden deze vragen uitgebreid gesteld (door de doorvraagvragen die erachter staan). In de vragenlijst zelf moeten de vragen duidelijker. Dan word de lijst wel langer maar dan is het duidelijker voor iedereen wat gevraagd moet worden. Handleiding lezen hulpverleners namelijk maar 1 keer en daarna nooit meer. Door de vragen die nu in de handleiding staan te verwerken in de vragenlijst zelf word het stuk duidelijker (bijvoorbeeld door in kader boven vraag te zeggen wat met vraag bedoeld word, vragen dan niet in kolommen neerzetten maar hele a4tje gebruiken). • Cliënt oog zwaarlijvig zit taalfout in, dit begrip is geen begrip dat past bij het meten van een BMI. Daar word gesproken over normaal gewicht en overgewicht en extreem overgewicht. Deze termen ook bij deze vraag gebruiken omdat je in de handleiding ook BMI uitgelegd. • Wanneer beoordeel je iemand als zwaarlijvig? Hier hoort instructie bij. Doe je dit op het oog of doe je dit op gewicht? Omschrijven wanneer dit zo is. • Vraag over gewichtsverandering: tijdspad opnemen in de vraag dus vragen heeft de cliënt grote gewichtsverandering gehad het afgelopen half jaar? • Dit ook bij andere vragen doen, wanneer je het over een bepaalde tijdsperiode hebt dit in de vraag verwerken. Bijvoorbeeld bij de vraag welke ziekte heeft u gehad? Is dit over het hele leven of het afgelopen half jaar? Want anders krijg je van verschillende mensen antwoorden over verschillende tijdsvakken. Als je dit wel doet word hij meer eenduidig. • Dit geld ook voor gebruikt de cliënt medicijnen, bedoel je gister vandaag of half jaar geleden? Bijv. heeft u de afgelopen week medicijnen gebruikt, zo lijkt mij (Guus) het beste om deze vraag te formuleren. • Bij de vraag over het juist gebruik van medicijnen daar word u gebruikt terwijl in de handleiding je gebruikt word. U vindt hij wel mooi. Dit moet eenduidig. • Ook bij de vragen over roken, drinken en tijdvak gebruiken. • De vraag over voldoende bewegen moet beter gedefinieerd. Hoe intensief moet men bewegen om voldoende te bewegen. Is dit wandelen of hardlopen e.d. dit staat ook niet in handleiding. • Voedingsgewoonte ook beter definiëren, dit is niet duidelijk. Ook niet in handleiding. • Bij de klachtenlijst met die kleurtjes is het van belang dat de tijdsvakken worden aangegeven. Zo is het voor huisartsen meteen duidelijk wat het probleem is. • Kunnen vragen op 1 manier geïnterpreteerd worden: vraagtekens bij niet helder denken. Wanneer denkt iemand niet helder? Hier is meer instructie voor nodig. Bruikbaarheid • Vragen nummeren en deze nummers integreren in de handleiding. • Bij gewicht en lengte geen vakjes maar puntjes of lijntjes. De 1 bij lengte weg. Handleiding • In handleiding en vragenlijst worden niet dezelfde begrippen gebruikt. Dit kan eenduidiger • In de handleiding en in de vragenlijst worden niet dezelfde vragen gesteld, in de vragenlijst word een hele korte vraag gesteld en in handleiding worden deze vragen uitgebreid gesteld. In de vragenlijst zelf moeten de vragen duidelijker. Dan word de lijst wel langer maar dan is het duidelijker voor iedereen wat gevraagd moet worden. Handleiding lezen hulpverleners namelijk maar 1 keer en daarna nooit meer. Door de vragen die nu in de handleiding staan te verwerken in de vragenlijst zelf word het stuk duidelijker. (bijvoorbeeld door in kader boven vraag te zeggen wat met vraag bedoeld word, vragen dan niet in kolommen neerzetten maar hele a4tje gebruiken.
45
• • •
BMI word wel in handleiding genoemd maar niet in vragenlijst. Dit weglaten in beide of in beide toevoegen. Handleiding op zichzelf is heel vaag. Deze sluit niet aan bij de categorieën in de vraag zelf. Handleiding: meer regelafstand. En taalgebruik is oubollig en te formeel. Moeilijk leesbaar. Taal gebruik heel erg toegankelijk maken, dit kan nog steeds erg formeel zijn.
Overig • De vragenlijst zo maken dat cliënt hem ook kan lezen en invullen. • Een heel mooi en goed punt is dat er een conclusie uitkomt dus als lijst goed uitgewerkt is denk ik dat hij heel handig is om te gebruiken. • Lijst print niet goed, er missen dan stukken. Het gesprek met Guus verliep goed, hij was duidelijk goed voorbereid. Guus gaf aan het leuk te vinden om mee te denken en als deze lijst goed in elkaar zit hij echt een meerwaarde kan zijn. Wanneer de lijst nog een keer nagekeken moet worden mogen we hem weer benaderen.
5.2 Resultaten Dr. I. van Laere (Igor) Validiteit & betrouwbaarheid • De vragen gaan over het lichaam, waarmee geest en verslaving buiten spel lijken te staan. maar het is van belang in beeld te hebben of de betreffende patiënt kampt met psychiatrische en verslavingsproblemen, om deze in het geheel met somatische klachten te kunnen duiden en adviezen te geven die haalbaar zijn binnen het totaal sociaal-medische plaatje. Bruikbaarheid • Voor wie is het instrument exact bedoeld? wie gaat het invullen? hoeveel tijd gaat het in beslag nemen, naast alle administratieve taken die mensen in de praktijk hebben. • Wie gaat de ingevulde lijst bekijken; indien dit de huisarts is, gaat deze dan de tijd nemen om deze lijst door te nemen? of krijgt deze een samenvatting met steekwoorden waarmee de huisarts direct aan de slag kan? Handleiding Overig Igor heeft gereageerd via een mail. Hij zou het instrument eigenlijk bespreken met medecollega’s maar dit is niet gelukt want in Utrecht wordt een ander instrument gebruikt en 150 OGGZ-cliënten in kaart gebracht, vandaar dat men er nu geen tijd voor nam om dit op te pakken.
5.3 Resultaten Dr. M. Slockers (Marcel) Validiteit & betrouwbaarheid • Ik denk dat naast lengte en gewicht BMI belangrijk is; bij BMI <21 contact is wenselijk. • Het oordeel vermogen van OGGZ patiënten is gestoord; mogelijk vindt iemand zichzelf helemaal niet benauwd maar degene die ondervraagt wel; is daar oplossing voor dat toch mee te wegen? Bruikbaarheid Handleiding -
46
Overig • Ik zou verzekeringstoestand beter navragen; sommige mensen hebben drempel om naar arts te gaan(achterdocht/eerder door persoonlijkheidsstoornis uit hun dak gegaan) • Ook het wel of niet verzekerd zijn is van belang; sommige denken door achterstand bij verzekeraar niet meer toegang te hebben; of weten dat niet • Komt situatie gebit en daardoor aangepaste ongezonde voeding voldoende aan de orde? • Is er in het contact aanwijzing voor verstandelijke beperking; zo ja dan meer /sneller contact Marcel heeft gereageerd via een mail.
47
6. Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 1 Oude vragenlijst
Nieuwe vragenlijst
Argumentatie
Gebaseerd op literatuurstudie en expertraadpleging fase één
Pagina 1 Titel: “Somatische vragenlijst voor OGGZ-cliënten”
Titel: “Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten”
Eenduidig begrip voor alle medewerkers, niet iedereen gebruikt het woord somatisch. Er wordt gevraagd naar de klachten. Medewerkers signaleren alleen klachten en stellen geen diagnoses over aandoeningen. Puntjes in plaats van hokjes, bij datum, gewicht, lengte en aantal sigaretten, biedt meer schrijfruimte. Gebruiksvriendelijker. Bij later bezoek kan terug gezien worden hoe lang geleden klachten geïnventariseerd zijn of hoelang klachten al aanwezig zijn. Administratie. Overzichtelijker en inzichtelijker
Literatuurstudie
□ □
.
Toegevoegd: “Datum afname”
Volgorde vragenlijst
Algemene klachten
Observaties Observaties Vraag: Vb. “Heeft cliënt grote gewichtsverandering gehad?” □ Nee
Toegevoegd: Nummers voor de vragen Volgorde vragenlijst
Toegevoegd: “Incontinent van urine / ontlasting” Drie vragen over observaties samengevoegd Toegevoegd: “Hoorbare ademhaling” Tijdsbestek in de vragen 4, 7 en 10 gezet. Vb. “Hebt u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar?”
Vragen van de eerste pagina zijn her ordent. Hierdoor wordt eerst feitelijke informatie gevraagd, daarna observaties, daarna vragen over leefstijl. Deze klacht hangt vaak samen met andere klachten, komt vaak voor bij oudere cliënten, heeft veel invloed op het leven. Overzichtelijker en inzichtelijker
Literatuurstudie Expertraadpleging fase één Literatuurstudie
Literatuurstudie Expertraadpleging fase één Literatuurstudie
Literatuurstudie
Literatuurstudie
Hangt samen met luchtwegaandoeningen
Literatuurstudie
Duidelijker wat medewerkers moeten vragen aan de cliënt.
Expertraadpleging fase één
□ Nee 48
□
Ja, afgevallen > 5 kg in afgelopen ½ jaar □ Ja, zwaarder > 5 kg in afgelopen ½ jaar Pagina 2 “Dikke voeten/benen”
□ Ja, afgevallen > 5 kg. □ Ja, aangekomen > 5 kg.
<> “Tintel gevoel aan vingers, voeten/ gevoel op watten te lopen” Groene kolom: “soms/nooit”
≤≥ “Doof / tintelend gevoel aan vingers, voeten”
Oranje kolom: “onduidelijk/twijfelachtig” Obstipatie: “zelden tot nooit, regelmatig, ernstig > drie dagen” Maag-darm-lever aandoeningen, oranje en rode kolom
Oranje kolom: “onduidelijk” Obstipatie: zelden tot nooit, 1 x per week, > 1x per week”
“Preventie met leefstijlinterventie”
“Zie verder voor toelichting/actieplan” Pagina 3
“Opgezette voeten/benen”
Groene kolom: “zelden tot nooit”
Begrip. Niet-medisch geschoolde medewerkers kunnen dikke benen opvatten als “dik” in plaats van vochtvasthoudend. Klachten in kolommen moet op elkaar aansluiten Gevoel op watten te lopen is typische Nederlandse uitdrukking. Buitenlandse cliënten begrijpen deze uitdrukking misschien niet. Eenduidigheid in begrippen
Literatuurstudie
Eenduidigheid in begrippen
Literatuurstudie
Vergrotende trap van opeenvolgende begrippen.
Literatuurstudie
Expertraadpleging Literatuurstudie
Literatuurstudie
Maag-darm-lever aandoeningen, Voor medewerkers duidelijker wanneer zij wat oranje en rode kolom. Specifieker moeten scoren gemaakt van de frequentie van de klachten. “Geen contact met huisarts” Duidelijker voor medewerkers wat er van hen wordt verwacht.
Literatuurstudie
Toegevoegd aan rode kolom: “Instemming contact opnemen met HA: “
Stond eerst alleen bij oranje kolom. Op deze manier duidelijker dat dit bij beide uitkomsten de bedoeling is.
Literatuurstudie
weggelaten
Onnodige informatie
Literatuurstudie
Toegevoegd
Helpt hulpverlener inschatting te maken over de te
Literatuurstudie
Literatuurstudie
49
Geen tabelvorm
“Plan van aanpak: -“
Tabel: medewerking cliënt, bewustzijn en cognitie cliënt, Inschatting hulpverlener gezondheid cliënt. Pagina ingedeeld in kolommen Bij gewicht toegevoegd: “Contact huisarts bij BMI <18,5 of > 30.0 (BMI: kg/m²)” Tabel toegevoegd bij soort drugs “Conclusie/vervolgstappen/ Leefstijladviezen.” “Besproken met cliënt ja/nee”
nemen vervolgstappen.
Expertraadpleging fase één
Overzichtelijker en inzichtelijker Extra alertheid van medewerkers gevraagd voor gewicht van cliënt en gevarenzone.
Literatuurstudie Literatuurstudie Expertraadpleging fase één
Lay-out: Regelafstand, lettertype, grote kolommen, aantal puntjes, spelfouten, grammatica
Goed te printen waarbij er niks wegvalt, lay-out ziet er netjes uit.
Overzichtelijk Literatuurstudie Duidelijk voor medewerker wat er van hem verwacht Literatuurstudie wordt.
Algemeen Literatuurstudie Expertraadpleging fase één
50
7. Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 2
51
VRAGENLIJST LICHAMELIJKE KLACHTEN BIJ OGGZ-CLIËNTEN Naam cliënt: ..................................................... Geboortedatum: ............-............-..................... Datum afname: ............-............-...................... 1. Naam huisarts ………………………………………………… 2. Wanneer heeft u voor het laatst de huisarts bezocht? □ In het afgelopen jaar
□ > 1 jaar en < 5 jaar geleden □ > 5 jaar geleden □ Nooit bezocht / geen huisarts □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 3. Welke ziekten heeft u (gehad)? □ Luchtwegaandoeningen
□ Hart- en vaatziekten □ Diabetes Mellitus □ Maag-darm-leveraandoeningen □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 4. Welke algemene klachten heeft u nu? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Gebitsklachten
□ Stijfheid □ Bewegingsbeperking □ Moeheid □ Duizeligheid □ Hoofdpijn □ Slecht zicht □ Slechthorend □ Niet helder denken □ Incontinent van urine / ontlasting □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 5. Observaties: (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Wonden aan voeten/onderbenen
□ Niet helder denken / verward □ Bleekheid □ Blauwe lippen □ Gele huid of ogen □ Huiduitslag □ Hoorbare ademhaling □ Oogt slecht verzorgd □ Oogt vervuild □ Ruikt naar alcohol / urine / ontlasting
6. Gewicht: ………………… kg. Lengte: ………………… cm. 7. Heeft u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar? □ Nee
□ Ja, afgevallen > 5 kg. □ Ja, aangekomen > 5 kg. 8. Hoe zijn uw voedingsgewoonten? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Eet normaal
□ Eet zeer eenzijdig □ Eet zeer veel □ Eet zeer weinig □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 9. Beweegt u voldoende?
□ Normaal, > ½ uur per dag □ (Te) weinig, < ½ per dag 10. Heeft u in de afgelopen maand medicijnen gebruikt? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad) 11. Maakt de hulpverlener zich zorgen over het juiste gebruik van deze medicijnen? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad) 12. Rookt u? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… sigaretten per dag 13. Drinkt u alcohol? □ Nee
□ Ja, < 2 eenheden per dag □ Ja, > 2 eenheden en < 5 eenheden per dag □ Ja, > 5 eenheden per dag 14. Gebruikt u drugs?
□ Nee □ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad)
□ Oogt naar ondergewicht 52
□ Oogt naar overgewicht □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) VRAGENLIJST LICHAMELIJKE KLACHTEN BIJ OGGZ-CLIËNTEN Geen klachten
Twijfelachtige klachten
Ernstige klachten
Hoesten (met slijm)
□ Zelden tot nooit
□ > 4 en < 10 dagen
□ ≥ 10 dgn / met bloed
Neusbloedingen
□ Zelden tot nooit
□ Af en toe
□ Wekelijks
Kortademigheid
□ Zelden tot nooit
□ Na inspanning
□ In rust
Pijn bij ademhalen
□ Zelden tot nooit
□ Bij verkoudheid
□ Dagelijks (zonder
Luchtwegklachten
(bv. traplopen)
duidelijke oorzaak)
Hart- en vaatziekten Pijn op de borst
□ Nooit
□ Onduidelijk
□ Af en toe
Hartkloppingen
□ Zelden tot nooit
□ ≤ 1 minuut
□ > 1 minuut
Opgezette voeten/benen
□ Zelden tot nooit
□ ≤ 1 x per week
□ > 1 x per week
’s Nachts plassen
□ Zelden tot nooit
□ Af en toe
□ ≥ 2 x per nacht
Extreme dorst (zonder reden)
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ Dagelijks
Veel drinken
□ 1-2 liter
□ 2-4 liter
□ > 4 liter
Doof / tintelend gevoel aan vingers, voeten
□ Zelden tot nooit
□ Onduidelijk
□ Dagelijks
Diarree
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ Dagelijks / met bloed
Obstipatie
□ Zelden tot nooit
□ 1 x per week
□ > 1 x per week
Slikklachten
□ Zelden tot nooit
□ Wekelijks
□ Altijd
Misselijkheid / overgeven
□ Zelden tot nooit
□ 1 x per week
□ > 1 x per week
Buikpijn
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ > 3 x per week
Conclusie:
□ Geen contact met
□ Overleg met
□ Direct contact met
huisarts
huisarts
huisarts
Instemming contact opnemen met HA: □ Ja □ Nee
Instemming contact opnemen met HA: □ Ja □ Nee
Diabetes Mellitus
Maag-darm-lever
Rapportcijfer van cliënt:
□
□
□ 53
NOTITIEBLAD Medewerking cliënt:
Bewustzijn en cognitie van cliënt:
□ Coöperatief □ Moest gestimuleerd worden □ Passief verzet □ Actief verzet
□ Alert/helder □ Slaperig □ Onder invloed □ Verward □ (Licht) verstandelijk beperkt
Inschatting hulpverlener over gezondheid cliënt?
□ Geen zorgen □ Twijfelachtig / “niet-pluisgevoel”
□ Ernstige zorgen
Vraag 1-2 Contact met huisarts op (datum): Verloop contact met huisarts:
Vraag 3 Ziekten in voorgeschiedenis
Vraag 4 Algemene klachten
Vraag 5 Observaties
Vraag 6-7 Gewicht
Contact huisarts bij BMI <18,5 of > 30.0 (BMI: kg/m²)
Vraag 8-9 Voedingsgewoonte & lichaamsbeweging
Vraag 10-11 Alle gebruikte medicatie inclusief de vrij verkrijgbare (zelf)medicatie en geneeskrachtige kruiden. Naam medicatie: 1. 2. 3. 4. 5. Vraag 12-13 Roken & alcohol
Dosis per dag:
Vraag 14 Soort drugs: 1. 2. 3. 4. Overige opmerkingen:
Conclusie / vervolgstappen / leefstijladviezen:
Inschatting juiste inname: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee:
Frequentie:
Besproken met cliënt: Ja / Nee
-
54
8. Handleiding, versie 2
55
Handleiding voor het toepassen van het signaleringsinstrument
‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ door OGGZ-hulpverleners
OGGZ GGD regio Utrecht (2014)
56
Handleiding voor ’Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ Dit is de handleiding voor het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. In deze handleiding staat beschreven wat het doel van het instrument is, voor wie, wanneer en hoe het instrument te gebruiken is. Tevens is deze handleiding een naslagwerk ter verheldering van begrippen van de lichamelijke klachten en aandoeningen die in deze vragenlijst aan de orde komen. Doel Mensen die behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg(OGGZ) hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten, die vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep niet makkelijk boven tafel komen en dus onbehandeld blijven. Als OGGZ-hulpverlener ben je misschien de eerste die weer in contact komt met een cliënt die al lange tijd geen zorg ontvangen heeft. Bij de cliënt kunnen allerlei lichamelijke klachten aanwezig zijn. Praten over lichamelijke ongemakken is voor de cliënt mogelijk minder bedreigend dan praten over zijn of haar psychische toestand. Het kan een eerste ingang tot contact zijn. Deze vragenlijst helpt je bij het signaleren van lichamelijke klachten, zodat je de juiste vervolgstappen kunt ondernemen. Wanneer vervolgstappen nodig zijn kan de vragenlijst dienen als argumentatie en voorbereiding op doorverwijzing naar de huisarts. Deze vragenlijst richt zich alleen op het signaleren van lichamelijke klachten. Geef bij contact met de huisarts wel aan dat het gaat om een OGGZ-cliënt die mogelijk de zorg mijdt. Wie De vragenlijst kan na het doornemen van deze handleiding zonder verdere training door elke hulpverlener afgenomen worden. Er hoeven geen lichamelijke onderzoeken of medische handelingen uitgevoerd te worden. Indien je met meerdere hulpverleners samenwerkt rondom één cliënt, stem je onderling af wie de vragenlijst afneemt. Wanneer Het is de bedoeling dat je de vragenlijst tijdens de kennismakingsfase afneemt. Deze fase kan meerdere huisbezoeken duren. De vragenlijst bevat persoonlijke vragen, zoek daarom naar een geschikt moment en een voor de cliënt veilige omgeving om de vragenlijst af te nemen. Hoe Het is de bedoeling dat je de vragenlijst samen met de cliënt invult. Het zal ongeveer 15 minuten in beslag nemen. Dit kan langer duren als het contact met de cliënt moeizaam verloopt of als de cliënt nogal breedvoerig is in zijn/haar antwoorden. De lijst bestaat uit drie delen, per deel één pagina. Deel 1 Het eerste deel bestaat uit veertien vragen over algemene klachten en observatiepunten. De volgende onderwerpen komen aan de orde: contact huisarts, ziektegeschiedenis, algemene lichamelijke klachten, zelfverzorging, lichaamsgewicht, lichaamsbeweging, voedingsgewoonten, medicijngebruik en verslaving. Op de laatste pagina van de vragenlijst is ruimte om een extra toelichting op de antwoorden te geven.
57
Deel 2 Dit deel gaat over het herkennen van specifieke lichamelijke klachten die horen bij veel voorkomende lichamelijke aandoeningen (diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, luchtwegaandoeningen en maag-darm-leveraandoeningen). De antwoorden op deze vragen zijn verdeeld in drie categorieën: groen, oranje en rood. Deze kleuren geven de ernst van de problematiek aan en geven richting aan de vervolgstappen die nodig zijn. Als alle vragen over de lichamelijke aandoeningen gesteld zijn, vraag je ten slotte aan de cliënt welk rapportcijfer (schaal 0-10) hij of zij de eigen gezondheid zou geven. Naast vragen over lichamelijke klachten is het ook belangrijk om te weten hoe de cliënt over zijn eigen gezondheid denkt en hoe de cliënt zijn gezondheid ervaart. Dit geeft tevens een beeld of de cliënt ziekte inzicht heeft of open staat voor medische hulp. Het rapportcijfer vul je in de kolom die correspondeert met de ernst van de lichamelijke problematiek. - Rapportcijfer in rode kolom: als je één of meer antwoorden scoort in de rode kolom. Je neemt direct contact op met de huisarts; - Rapportcijfer in oranje kolom: als je alleen antwoorden scoort in de oranje en/of groene kolom. Je overlegt met de huisarts welke stappen nodig zijn; - Rapportcijfer in groene kolom: als je alleen antwoorden scoort in de groene kolom. Contact met de huisarts is waarschijnlijk niet nodig, indien nodig geef je de cliënt leefstijladviezen. Je kunt de cliënt vertellen dat hij/zij goed bezig is, maar ook wijzen op aandachtspunten over hygiëne, gezond eten en bewegen. Bijvoorbeeld door het huis af en toe goed door te luchten, gevarieerd en voldoende fruit/groente te eten en dagelijks een wandelingetje buiten te maken. Als de cliënt rood of oranje scoort is het belangrijk dat je jouw zorgen over deze lichamelijke klachten met de cliënt bespreekt. Je vertelt de cliënt dat overleg of contact met de huisarts nodig is en vraagt de cliënt of hij/zij hiermee kan instemmen. Het antwoord hierop vul je in onderaan de rode en oranje kolom. Deel 3 Het derde deel van de lijst bestaat uit één pagina waar je een toelichting op jouw antwoorden uit deel één en twee kunt noteren. Omdat de houding van de cliënt tijden het invullen van de lijst van invloed is op de gegeven antwoorden is het belangrijk dat je op de lijst aangeeft hoe de medewerking en het bewustzijnsniveau van de cliënt was. Dit kan voor jou een reden zijn om meer zorgen over de gezondheid van de cliënt te hebben dan op basis van de gegeven antwoorden geconcludeerd zou worden. Jouw zorgen zijn hierbij leidend. Als laatste vat je jouw conclusie over de lichamelijke klachten van de cliënt samen en beschrijf je de vervolgstappen die volgens jou genomen moeten worden. Hoe nu verder? De vragenlijst is ingevuld en het is duidelijk wat de aandachtspunten zijn. Op de laatste pagina van de vragenlijst is een kopje ‘vervolgstappen’ toegevoegd. Tijdens het invullen van de vragenlijst zijn de mogelijke klachten van de cliënt in kaart gebracht en is gevraagd hoe de cliënt zijn eigen gezondheid ervaart. Op basis van deze verzamelde gegevens kan een inschatting worden gemaakt of er medische hulp nodig is. Bij twijfel is het altijd raadzaam een huisarts te bellen. Bij klachten die in de oranje of rode categorie vallen, is overleg met de huisarts, of directe verwijzing naar de huisarts gewenst is. Onder het kopje ‘vervolgstappen’ noteer je concrete afspraken die je met de cliënt gemaakt hebt. Dit kunnen ook leefstijladviezen zijn. Wanneer de cliënt hulp weigert of wanneer je inschat dat de cliënt zelf geen contact met een huisarts op zal nemen, schakel je zelf de huisarts in. De vragenlijst kan daarbij van pas komen om te onderbouwen op welke gronden je de huisarts inschakelt. De huisarts krijgt zo alvast een beeld van de lichamelijke klachten waar de cliënt last van heeft. Eén klacht in de rode kolom is altijd een reden om de huisarts direct in te schakelen. Als hulpverlener kan je echter ook een ‘niet-pluis-gevoel’ hebben en wil je toch de huisarts in schakelen.
58
Hieronder staan enkele voorbeelden: - Cliënt is vijf kilo afgevallen in twee maanden en heeft daarnaast een zeer eenzijdig · eetpatroon - Cliënt heeft gebitsklachten en eet daardoor eenzijdig, bijv. pap - Er zijn meerdere algemene klachten - Medicatieontrouw. Samenvatting In het kort worden de volgende stappen gezet tijdens het gebruik van de vragenlijst: 1. Samen met de cliënt vul je de vragenlijst in en breng je de klachten in kaart. 2. Je beoordeelt de situatie, waarbij de informatie over de algemene klachten en de kleuren groen, oranje en rood bij de specifieke lichamelijke aandoeningen helpen een beoordeling te maken om wel of niet een huisarts te raadplegen. 3. Je overlegt met de cliënt over de vervolgstappen, hierbij houd je rekening met de mate en de ernst van de klachten. 4. Bij de kleuren oranje en rood of wanneer jezelf ernstige zorgen of een ‘ niet-pluisgevoel’ hebt, schakel je de huisarts in. Je maakt zo nodig een afspraak en begeleidt de cliënt daarnaar toe. Als de cliënt niet instemt om hulp in te schakelen en naar jouw inschatting deze hulp wel nodig, neem je toch met de huisarts contact op en bespreekt met hem/haar hoe jullie dit verder zullen aanpakken. 5. De gemaakte afspraken en vervolgstappen noteer je op de vragenlijst en in het reguliere werkdossier. 6. De vervolgstappen worden uitgevoerd.
59
Uitleg begrippen en lichamelijke klachten 1. Naam huisarts Noteer de naam van de huisarts van de cliënt 2. Wanneer heeft u voor het laatst de huisarts bezocht? Indien de cliënt dit nog weet: datum noteren en een weergave geven van de reden en de ondernomen acties. 3. Welke ziekten heeft u (gehad)? Zie toelichting lichamelijke aandoeningen op pagina 6 en 7. 4. Welke algemene klachten heeft u nu? • Gebitsklachten : Ontstoken tandvlees, gebitsslijtage of kiespijn. • Stijfheid : Moeite met lopen en/of spierpijn na inactiviteit. Spierpijn in de handen, vingers, polsen, knieën, heupen, bovenbenen en schouders. • Bewegingsbeperking : Het minder goed kunnen bewegen van een lichaamsdeel met name de benen, armen en/of nek. • Moeheid : Gebrek aan energie, het liefst willen slapen, alles gaat moeilijker vanwege uitputting. • Duizelig : Draaien of licht gevoel in het hoofd, evt. met oorsuizen. • Hoofdpijn : Drukkende, knellende, stekende en/of bonzende pijn, een strakke band om het hoofd. • Slecht zicht : Minder scherp zien, vlekkerig, uitval van gezichtsveld, kleurenblind. • Slechthorend : Geluiden en spraak worden minder goed gehoord. Bij een normaal gesprek kunt u niet alles verstaan wat de ander zegt. • Niet helder denken : Vergeetachtigheid, in de war, geen concentratie, besluiteloos. • Incontinent van : Controleverlies omtrent urinelozing of ontlasting. urine/ontlasting • Anders namelijk : Vul deze optie in wanneer de cliënt andere klachten aangeeft als hierboven weergegeven. 5. Observaties • Wonden aan voeten/onderbenen • Niet helder denken/verward • • • • • • • • •
: Rode plekken, zweren, blaren. : Vergeetachtig, gedesoriënteerd, onrustig, plukkerig, suf, warrig, angstig, hallucinerend. Bleekheid : Witte gelaatskleur, bij gekleurde mensen bleek nagelbed, handpalm, slijmvliezen. Blauwe lippen : Blauwe/paarse verkleuring van de lippen, soms ook vingers en nagels. Gele huid of ogen : Gele verkleuring van de huid en het oogwit. Huiduitslag : Jeuk, pijnlijk, rood, zwelling, schilfers, puistjes, blaasjes, kloofjes, korstjes en/of bulten. Hoorbare ademhaling : borrelend, fluitend, gierend, krakend, piepend, reutelend of zagend. Oogt slecht verzorgd : Vieze nagels, ongewassen, ruikt niet fris. Oogt vervuild : Vervuilde en kapotte kleding, sporen van urine/ontlasting. Ruikt naar alcohol/urine/ontlasting : Om de cliënt en/of in de omgeving hangt een lucht van alcohol/urine/ontlasting. Oogt naar ondergewicht : Persoon met ondergewicht, kan zich kenmerken door zichtbaarheid van ribben/borstbeen, ingevallen wangen (BMI < 18,5).
60
• Oogt naar overgewicht • Anders, namelijk
: Persoon met grote omvang, heeft overgewicht (BMI > 25) of obesitas(BMI > 30). : Vul deze optie in wanneer je andere dingen signaleert als hierboven weergegeven.
6. Gewicht en lengte Noteer het gewicht en de lengte wanneer de cliënt dit weet. Indien het gewicht en de lengte bekend zijn dan kan de Body Mass Index (BMI) berekend worden. Dit is een maat om te bepalen of de cliënt een gezond gewicht heeft ten opzichte van de lengte. De formule van BMI is: gewicht gedeeld door lengte in het kwadraat (kg/m²). Bijvoorbeeld bij een lengte van 1.75 meter en een gewicht 70 kilo is de BMI: 70 / (1.75)² = 22,9. BMI < 18,5 of > 30 kan een risico voor de gezondheid zijn. 7. Heeft u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar? In een korte tijd veel afvallen (bijvoorbeeld > 5 kg in een ½ jaar) zonder dat er een aanwijsbare reden voor is, kan komen door een onderliggende, onbekende ziekte. In een korte tijd veel aankomen (bijvoorbeeld > 5 kg in afgelopen ½ jaar) kan duiden op een veranderd en/of verkeerd eet- en beweegpatroon, levensstijl en/of een sociale-, emotionele- of psychische verandering. 8. Hoe zijn uw voedingsgewoonten? Eet normaal : De cliënt eet gezond en gevarieerd, hier bij kan gedacht worden aan de schijf van 5. Eet zeer eenzijdig : De cliënt eet niet gevarieerd, eet vaak dezelfde producten. Eet zeer veel : De cliënt eet zeer veel voedingsproducten per dag/ schept meerdere malen zijn bord vol/ eet veel tussendoortjes. Eet zeer weinig : De cliënt eet zeer weinig voedingsproducten per dag/ eet een minimale hoeveelheid. Anders, namelijk : Vul deze optie in wanneer je andere dingen signaleert als hierboven weergegeven. 9. Beweegt u voldoende? De cliënt beweegt voldoende wanneer hij/zij minimaal vijf dagen in de week, 30 minuten matig intensief beweegt. Dit is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). Jonger dan 18 jaar, dan is 60 minuten bewegen per dag de norm. De cliënt beweegt matig intensief wanneer hij/zij een iets hogere hartslag krijgt en sneller gaat ademhalen. Onder matig intensieve beweging valt bijvoorbeeld stevig wandelen, achter de hond aan rennen of fietsen. Er hoeft dus niet per se gesport te worden om aan de norm te voldoen. 10. Heeft u de afgelopen maand medicijnen gebruikt? Soort(en) medicatie en de hoeveelheid noteren op de laatste pagina van de vragenlijst. Dit houdt in: alle gebruikte (psychiatrische/lichamelijke) medicatie inclusief de vrij verkrijgbare (zelf)medicatie en geneeskrachtige kruiden. 11. Maakt de hulpverlener zich zorgen over juist gebruik van deze medicijnen? Opmerkingen kunnen genoteerd worden op de laatste pagina van de vragenlijst, vermeld het vraagnummer. Wanneer iemand zijn medicatie onjuist gebruikt heet dit therapieontrouw: de cliënt neemt de medicatie niet in op het juiste tijdstip, rommelt met de hoeveelheid of neemt de medicatie niet op de juiste manier in. 12. Rookt u? Noteren of cliënt rookt, zo ja ook de hoeveelheid noteren.
61
13. Drinkt u alcohol? Ga na welk soort drank de cliënt drinkt en de hoeveelheid. Internationaal houdt men vast aan een maximaal gebruik voor vrouwen van 14 eenheden en voor mannen van 21 eenheden alcohol per week. Als veilige grenswaarde voor ouderen wordt vaak één eenheid per dag gehanteerd. 14. Gebruikt u drugs? Soort(en) drugs, hoeveelheid en frequentie noteren op de laatste pagina van de vragenlijst.
62
Toelichting lichamelijke aandoeningen Luchtwegklachten De luchtwegen zijn verdeeld in ‘bovenste’ en ‘lagere’ luchtwegen. De bovenste luchtwegen bestaan uit neus, keel, bijholten, middenoor, stembanden en luchtpijp. De lagere luchtwegen bestaan uit de luchtpijptakken (bronchiën), de longblaasjes (alveoli) en het longweefsel. Door blootstelling aan bepaalde stoffen kan men long- en luchtwegaandoeningen krijgen. De belangrijkste long- en luchtwegaandoeningen die mensen kunnen oplopen zijn: aandoeningen van de bovenste luchtwegen, zoals allergische neusklachten en stemklachten, aandoeningen van de lagere luchtwegen, zoals astma en COPD (chronische bronchitis en longemfyseem), longontsteking door allergie, asbestose (een longaandoening die ontstaat na langdurige inademing van asbestdeeltjes). Hoesten (met slijm) Hoesten is een natuurlijke manier van het lichaam om de luchtwegen schoon te maken. Als men slijm ophoest, verwijdert dat rookdeeltjes, stof en slijm uit uw luchtpijp, keel of longen. Soms moet men hoesten zonder dat er slijm vrijkomt. We spreken dan van een droge hoest of kriebelhoest. Neusbloedingen Een neusbloeding is het stuk gaan van een bloedvaatje in het neusslijmvlies met als gevolg dat er bloed uit één of beide neusgaten stroomt. Kortademigheid Het lichaam krijgt te weinig zuurstof of het moet te hard werken om voldoende zuurstof te krijgen. Men krijgt het gevoel te weinig adem te hebben, ook zonder inspanning. Pijn bij ademhalen Een onaangenaam gevoel wanneer men ademhaalt. Hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten is een overkoepelende term voor verschillende ziekten aan het hart of bloedvaten. De bekendste zijn aderverkalking, angina pectoris (pijn op de borst), nierschade, een hartinfarct en een beroerte. De kans hierop is verhoogd bij diabetes mellitus, reumatoïde artritis, een hoge bloeddruk, een hoog cholesterol en stress. Vooral roken verhoogt de kans op hart- en vaatziekten. Andere risicofactoren zijn: te weinig lichaamsbeweging, overmatig alcoholgebruik, ongezonde voeding en overgewicht. Pijn op de borst Bij pijn op de borst voelt men een drukkend, zwaar gevoel in midden of aan beide kanten van de borst, bij inspanning of in rust. Deze pijn kan uitstralen naar de nek, kaak, armen of rug. Hartkloppingen Bij hartkloppingen voelt men het eigen hart kloppen. Het hart bonst hevig, de hartslag is snel of onregelmatig. Opgezette voeten/benen De voeten/benen zijn zichtbaar dikker dan normaal. Wanneer men met een vinger in de zwelling drukt, blijft er even een ‘putje’ in staan. Men krijgt een moe, zwaar of gespannen gevoel in de benen. Ze kunnen gaan jeuken en doen soms ook pijn. ‘s Nachts plassen 's Nachts vaak moeten opstaan om te gaan plassen (twee keer of meer). Belangrijk om te weten is: gaat de cliënt plassen omdat hij wakker is, of wordt de cliënt wakker omdat hij moet plassen?
63
Diabetes Mellitus Diabetes (in de volksmond suikerziekte) is een chronische stofwisselingsziekte. Als men diabetes heeft, maakt de alvleesklier niet voldoende of helemaal geen insuline aan. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat glucose in je cellen kan worden opgenomen. Het kan ook zijn dat de insuline niet goed werkt omdat je lichaam er ongevoelig voor is geworden. Glucose is de brandstof voor het lichaam waarop alle spieren en organen werken. Extreme dorst (zonder reden) Als men de hele dag door behoefte heeft extreem veel te drinken. Veel drinken Er wordt aangeraden 1,5 liter vocht per dag te drinken, bij warm weer 2 liter. Doof/tintelend gevoel aan vingers, voeten Een zacht prikkelend gevoel of minder gevoel in handen of/en voeten. Maag-darm-lever (MDL) Maag-, Darm- Leverziekten zijn ziekten aan de spijsverteringsorganen zoals mond, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm, lever, galblaas, galwegen en alvleesklier. Diarree Diarree is dunne, waterige ontlasting die vaker komt dan iemand gewend is. Obstipatie Obstipatie is een onregelmatige, moeizame en soms pijnlijke stoelgang met harde en droge ontlasting. Men spreekt over het algemeen van obstipatie als men langer dan drie dagen geen ontlasting gehad heeft, dit hangt echter af van het ontlastingspatroon van de persoon. Slikklachten Problemen met slikken, hierbij kan men denken aan pijn bij slikken, regelmatig verslikken, keelpijn, of het moeilijk zakken van voedsel. Misselijkheid/overgeven Als u moet overgeven (braken) komt alles wat in uw maag zit, ineens met golven weer uit uw mond naar buiten. Voor dat u overgeeft, voelt u zich meestal misselijk. Buikpijn Pijn in het gebied dat direct onder de ribbenkast begint en bij de schaamstreek en de liezen eindigt. Buikpijn kan op verschillende plaatsen in de buik voorkomen: bovenin de buik, onderin de buik, rond de navel, of in de zij of flanken. Soms is buikpijn vaag, door de hele buik heen. De pijn kan zich van de ene naar de andere plek in de buik verplaatsen, terwijl men op andere momenten precies kan aanwijzen waar de pijn zit.
64
9. Brief instellingen pilot
Beste heer, mevrouw, Komende weken doet u mee aan een pilot vanuit de GGD regio Utrecht over de ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. Mensen die behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten, die vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep niet makkelijk boven tafel komen en dus onbehandeld blijven. Deze vragenlijst helpt bij het signaleren van lichamelijke klachten en het inschakelen van de huisarts. In deze brief willen wij uitleggen wat er van u verwacht word tijdens deze pilot. Bijgaande deze brief krijgt u de vragenlijst en de handleiding. In de handleiding vindt u het doel van de vragenlijst, voor wie de lijst bedoeld is, hoe u de vragenlijst het beste kunt gebruiken en welke vervolgstappen u kunt ondernemen. Ook vind u in de handleiding verheldering van begrippen die voorkomen in de vragenlijst. De vragenlijst vult u in bij cliënten die nieuw of korter dan drie maanden in zorg zijn. In verband met de beperkte afstudeerperiode van de studenten vragen wij u zo snel mogelijk te starten met de pilot. De studenten verzamelen gegevens tot 6 mei, maar de pilot zal voortgezet worden onder leiding van Emma Struis, GGDrU. Achter de vragenlijst hebben wij een aantal korte evaluatievragen toegevoegd, deze kunt u invullen na het gesprek met de cliënt. Door dit te doen krijgen wij een beeld van hoe de cliënt en u als hulpverlener de vragenlijst ervaren hebben. 28 April krijgt u van ons een mail met daarin een enquête om de vragenlijst en de handleiding te evalueren. Wilt u rond 21 april en voor 6 mei de ingevulde vragenlijsten naar ons terug sturen? Wilt u de vragenlijsten anonimiseren i.v.m. de privacy van de cliënt. De vragenlijst en de ingevulde evaluatie kunt u naar het volgende adres sturen: GGD regio Utrecht t.a.v. Emma Struis Antwoordnummer 300 3700 VB Zeist Wij hopen door deze brief u voldoende uitleg te hebben gegeven om met de pilot te starten. Als u vragen heeft kunt u mailen naar
[email protected] Alvast bedankt voor u medewerking. Met vriendelijk groeten, Emma Struis In samenwerking met HBO-V studenten van de Christelijke Hogeschool Ede Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder
65
10. Evaluatievragen bij ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ 1. Wat is je achtergrond?
□ Maatschappelijk werker □ Verpleegkundige □ Woonbegeleider
□ Thuisbegeleider □ Casemanager □ Anders, namelijk …………………
2. Bij welke instelling/locatie werk je?
3. Hoelang duurde het afnemen van de vragenlijst? □ Korter dan 10 minuten □ 10 – 15 minuten □ 15 – 25 minuten □ Langer dan 25 minuten 4. Hoe reageerde de cliënt op de vragenlijst? (meerdere antwoorden mogelijk) De cliënt: □ had moeite zijn aandacht er bij te houden □ wilde niet over lichamelijke klachten praten □ wilde geen contact met de huisarts □ begreep de vragen niet □ was openhartig over zijn lichamelijke klachten □ voelde zich gesteund door het bespreekbaar maken van zijn lichamelijke klacht(en) □ stond open voor vervolgstappen □ liet geen positieve of negatieve reactie zien □ Anders, namelijk …………………… 5. Heeft het invullen van de vragenlijst het contact met de cliënt beïnvloed? □ Nee □ Ja: verbeterd, omdat …
□ Ja: verslechterd, omdat … 6. Heb je punten/onderwerpen gemist in de vragenlijst?
Bedankt voor het invullen van deze evaluatievragen!
66
11. Brief experts, fase twee
Geachte heer, mevrouw, In 2012 heeft Emma Struis, medewerker van GGD regio Utrecht het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ ontwikkeld. Op dit moment loopt er een validatieonderzoek van dit instrument in uw werkgebied. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door 4 studenten van de HBO-V Ede en begeleid door de GGD regio Utrecht. Mensen die behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten, die vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep niet makkelijk boven tafel komen en dus onbehandeld blijven. Deze vragenlijst helpt de OGGZ hulpverleners bij het signaleren van lichamelijke klachten, wat kan leiden tot het eerder inschakelen van de huisarts. Graag zouden wij u, als huisarts, willen vragen een kritische blik op dit signaleringsinstrument te werpen, of er naar de juiste klachten wordt gevraagd en of er op gegronde redenen doorverwezen wordt naar de huisarts. Als u bereid bent om u medewerking te verlenen, wilt u dan mailen naar:
[email protected]. Wij zullen dan het instrument naar u opsturen samen met enkele evaluatievragen over het instrument. Wij zouden daarna graag op korte termijn telefonisch of per mail contact met u hebben om deze vragen te bespreken. Uw feedback en mening zijn van grote waarde voor het onderzoek. Wij zien uit naar uw reactie. Met vriendelijk groeten,
Emma Struis In samenwerking met HBO-V studenten van de Christelijke Hogeschool Ede Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder
67
12. Evaluatievragen experts, fase twee Wilt u vanuit uw expertise een kritische blik geven op de vragenlijst en daarnaast deze vragen beantwoorden? 1. Brengt de huidige vragenlijst de meest essentiële informatie over somatische klachten in kaart die een huisarts nodig heeft? 2. Ontbreken er kenmerken/alarmsymptomen/ziektebeelden die kenmerkend zijn voor de OGGZcliënten (zorgmijdende cliënten met meervoudige problematiek op verschillende leefgebieden, bijvoorbeeld financiën, verslaving, psyche en verwaarlozing)? 3. Vindt u dat er overbodige vragen in de lijst staan? 4. Vindt u dat de symptomen/klachten op pagina 2 gegronde redenen vormen voor overleg met/doorsturen naar de huisarts? 5. Vindt u dat er op pagina 2 nog meer symptomen/klachten bij horen met urgentie? 6. Komen de antwoordmogelijkheden in de gekleurde kolommen overeen met de ernst van de klachten? 7. Denkt u dat het gebruik van de vragenlijst een meerwaarde heeft voor vroegtijdige signalering van lichamelijke klachten en verwijzing naar/in contact komen met de huisarts? 8. Als u wat zou mogen veranderen aan de vragenlijst/handleiding, wat zou dit dan zijn?
68
13. Herinneringsmail experts, fase twee Geachte heer, mevrouw, Twee weken geleden hebben wij middels onderstaande mail, u benaderd met de vraag of u mee wilde werken aan ons onderzoek. Helaas zijn wij door ons afstuderen erg beperkt in tijd. Graag willen wij nogmaals vragen om uw medewerking. Als u tijd heeft om voor 14 mei een kritische blik op het signaleringsinstrument te werpen en feedback te geven horen we graag van u. Wij zien uit naar uw reactie. Met vriendelijk groeten, Emma Struis In samenwerking met HBO-V studenten van de Christelijke Hogeschool Ede Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Geachte heer, mevrouw, In 2012 heeft Emma Struis, medewerker van GGD regio Utrecht het signaleringsinstrument ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ ontwikkeld. Op dit moment loopt er een validatieonderzoek van dit instrument in uw werkgebied. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door 4 studenten van de HBO-V Ede en begeleid door de GGD regio Utrecht. Mensen die behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten, die vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep niet makkelijk boven tafel komen en dus onbehandeld blijven. Deze vragenlijst helpt de OGGZ hulpverleners bij het signaleren van lichamelijke klachten, wat kan leiden tot het eerder inschakelen van de huisarts. Graag zouden wij u, als huisarts, willen vragen een kritische blik op dit signaleringsinstrument te werpen, of er naar de juiste klachten wordt gevraagd en of er op gegronde redenen doorverwezen wordt naar de huisarts. Als u bereid bent om u medewerking te verlenen zullen wij het instrument naar u opsturen samen met enkele evaluatievragen over het instrument. Wij zouden daarna graag op korte termijn telefonisch of per mail contact met u hebben om deze vragen te bespreken. Uw feedback en mening zijn van grote waarde voor het onderzoek. Wij zien uit naar uw reactie. Met vriendelijk groeten, Emma Struis In samenwerking met HBO-V studenten van de Christelijke Hogeschool Ede Els Bosma Tamar de Graaf Jacoline van Hoef Anja van de Ridder
69
14. Enquête Welkom bij de enquête over de ‘Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’. De afgelopen weken heeft u de vragenlijst in de praktijk gebruikt en wij zijn erg benieuwd naar uw mening over deze vragenlijst. In deze enquête komen eerst wat algemene vragen aan de orde, daarna worden er een aantal vragen gesteld per pagina van de vragenlijst, algemene vragen over de vragenlijst, vragen over de handleiding en tot slot nog wat afrondende vragen. Het is handig om tijdens deze enquête de vragenlijst ernaast te houden, omdat sommige vragen over specifieke onderdelen van deze vragenlijst gaan. De enquête zal ongeveer 12 minuten in beslag nemen. Alvast bedankt voor uw tijd! ---------------------------------------------------------------------------------------------------------Hier volgen een aantal algemene vragen.
1. Wat is uw functie? □ Maatschappelijk werker
□ □ □ □ □
Verpleegkundige Woonbegeleider Thuisbegeleider Casemanager Anders, namelijk
2. Bij welke instelling/locatie werkt u? Abrona, Maarssen
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
Abrona, Utrecht Careyn, Maarssen Afdeling Volksgezondheid, Utrecht Kwintes, Zeist Leger des Heils Utrecht Vitras CMD, Houten Vitras CMD, IJsselstein Vitras CMD, Nieuwegein Vitras CMD, Zeist
3. Bij hoeveel cliënten heeft u de vragenlijst ingevuld?
4. Bij hoeveel cliënten heeft u overleg gehad met de huisarts?
5. Hoeveel cliënten heeft u meteen doorgestuurd naar de huisarts/zelf contact opgenomen met de huisarts?
70
---------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende vragen gaan over de eerste pagina van de vragenlijst.
6. Mist u bij vraag 3 “Welke ziekten heeft u (gehad)?” een antwoordmogelijkheid? □ Nee
□
Ja, namelijk
7. Mist u bij vraag 4 “Welke algemene klachten heeft u nu?” een antwoordmogelijkheid? □ Nee
□
Ja, namelijk
8. Mist u bij vraag 5 “Observaties” een antwoordmogelijkheid? □ Nee
□
Ja, namelijk
---------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende stellingen gaan over de tweede pagina van de vragenlijst. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de stellingen.
9. De antwoordmogelijkheden in de gekleurde kolommen komen overeen met de ernst van de klachten. □ Eens
□
Oneens, omdat
10.Het is voor mij duidelijk in welke kleur kolom ik moet scoren. Eens
□ □
Oneens, omdat
11.De conclusie onderaan de kolom komt overeen met mijn eigen conclusie. Eens
□ □
Oneens, omdat
12.Het rapportcijfer dat de cliënt geeft, geeft mij inzicht in het ziekte-inzicht/ ziektebeleving van de cliënt. □ Eens
□
Oneens, omdat
---------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende stellingen gaan over de derde pagina van de vragenlijst. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de stellingen.
13.De tabel ‘medewerking cliënt, bewustzijn en cognitie van cliënt, inschatting hulpverlener over gezondheid cliënt’, helpt mij een beslissing te maken over de vervolgstappen. □ Eens
□
Oneens, omdat
14.Het is voor mij duidelijk wanneer ik welke vervolgstappen onderneem, zoals
71
□ □
overleg met huisarts of direct doorsturen naar huisarts. Eens Oneens, omdat
15. De vragenlijst helpt mij te onderbouwen waarom ik contact opneem met de huisarts. □ Geen contact gehad met huisarts
□ □
Eens Oneens, omdat
16.De huisarts reageerde positief toen ik contact opnam. □ Geen contact gehad met huisarts
□ □
Eens Oneens, omdat
---------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende vragen gaan over de vragenlijst in het algemeen.
17.Waren er cliënten waarbij de vragenlijst niet geschikt was om af te nemen? □ Nee
□
Ja, omdat
18.Zijn de begrippen in de vragenlijst voor u duidelijk? □ Ja (U gaat door naar vraag 20)
□
Nee, maar wel na het betreffende begrip op te zoeken in de handleiding (U gaat door naar vraag 20) □ Nee, het betreffende begrip was ook niet duidelijk in de handleiding
□
Nee, ik heb de handleiding er niet bij gepakt
19.Welk(e) begrip(pen) is/zijn voor u niet duidelijk?
20.Geef aan in welke mate u het eens of oneens bent wat betreft de vragenlijst: Stelling: De lay-out is overzichtelijk Eenvoudig te scoren Makkelijk uitvoerbaar De lengte van de vragenlijst is goed Ik ben bewuster geworden van de noodzaak van het signaleren van lichamelijke klachten De vragenlijst heeft geleid tot een beter contact met de cliënt Helpend bij het inzicht krijgen in lichamelijke klachten bij de cliënt
Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
Oneens
Helemaal mee oneens
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
72
De vragenlijst is sturend bij het nemen van vervolgstappen.
□
□
□
□
□
21.Wat vindt u van de tijd die u nodig heeft gehad voor het afnemen van de vragenlijst? □ Goed
□ □
Een beetje te lang Veel te lang
22.Heeft u door deze vragenlijst lichamelijke klachten gesignaleerd waarvan u denkt dat u ze zonder vragenlijst niet opgemerkt had? □ Nee
□ □
Weet ik niet Ja, namelijk
23.Staan er overbodige vragen in de vragenlijst? Nee
□ □
Ja, namelijk
---------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende stellingen gaan over de handleiding.
24.In de handleiding staat duidelijk beschreven hoe de vragenlijst in de praktijk gebruikt kan worden. □ Ja (U gaat door naar vraag 26)
□
Nee
25.Welke onderdelen uit de handleiding vindt u nog onduidelijk? Doel van de vragenlijst
□ □ □ □ □ □
Wie de vragenlijst afneemt Wanneer de vragenlijst wordt afgenomen Hoe de vragenlijst wordt afgenomen Hoe nu verder? Welke vervolgstappen er nu volgen Anders, namelijk
26.De handleiding is ondersteunend bij het invullen van de vragenlijst. Eens
□ □
Oneens, omdat
---------------------------------------------------------------------------------------------------------Nog enkele vragen tot slot.
27. Heeft u behoefte aan een hulpmiddel bij het contact met de huisarts, bijvoorbeeld een begeleidende brief? □ Nee
□
Ja, bijvoorbeeld
28.Ik ben voor het invoeren van deze vragenlijst op mijn werkplek.
73
□ □ □
Eens Neutraal Oneens
29.Heeft u nog opmerkingen/suggesties?
30.Weet u een naam voor de vragenlijst? (Degene die de beste/leukste naam bedenkt, krijgt een verrassing)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------Bedankt! U bent nu aan het einde gekomen van deze enquête. We willen u nogmaals bedanken voor het meedoen aan de pilot en het geven van uw mening via deze enquête.
74
15. Mail respondenten, einde pilot Beste meneer/mevrouw, De afgelopen weken heeft u meegewerkt aan een pilot voor de "Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten". Zoals we u per brief/mail of presentatie hebben uitgelegd willen we door middel van een enquête in kaart brengen hoe het gebruik van deze vragenlijst is bevallen. Door middel van onderstaande link komt u bij de enquête. [!LINK!] Wilt deze link ook doorsturen naar uw collega's wanneer wij niet bij uw instelling zijn geweest om de pilot toe te lichten? Dit omdat wij dan niet in bezit zijn van alle emailadressen van de medewerkers die wel hebben meegedaan met de pilot. Wilt u de enquête voor 6 mei invullen? Alvast bedankt!
Met vriendelijke groeten, Anja Els Jacoline Tamar
75
16. Herinneringsmail respondenten, einde pilot Beste meneer/mevrouw, Vorige week heeft u van ons de enquête ontvangen voor de "Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten". Voor zover wij kunnen nagaan heeft u de enquête nog niet ingevuld. Wij sturen u deze herinnering omdat wij door ons afstuderen helaas maar een beperkte tijd hebben voor het onderzoek. Door middel van onderstaande link komt u bij de enquête. [!LINK!] Wilt deze link ook doorsturen naar uw collega's wanneer wij niet bij uw instelling zijn geweest om de pilot toe te lichten? Dit omdat wij dan niet in bezit zijn van alle emailadressen van de medewerkers die wel hebben meegedaan met de pilot. Wilt u de enquête voor 9 mei invullen? Alvast bedankt!
Met vriendelijke groeten, Anja Els Jacoline Tamar Ps. Als u de enquête al ingevuld heeft kunt u deze mail als niet verzonden beschouwen.
76
17. Resultaten evaluatievragen pilot 1. Wat is je achtergrond?
Functie 0 14,3 21,5 Maatschappelijk werker Verpleegkundige
21,5
Woonbegeleider Thuisbegeleider Casemanager
42,9
2. Bij welke instelling/locatie werk je?
Instelling
1%
15% Leger des Heils Vitras
23% 61%
Abrona Kwintes
77
3. Hoelang duurde het afnemen van de vragenlijst?
Tijdsduur
7% 29%
Korter dan 10 minuten
21%
10-15 minuten 15-25 minuten Langer dan 25 minuten
43%
4. Hoe reageerde de cliënt op de vragenlijst? (meerdere antwoorden mogelijk)
Reactie cliënt LIET GEEN POSITIEVE OF NEGATIEVE REACTIE ZIEN 7,10% STOND OPEN VOOR VERVOLGSTAPPEN 7,10% VOELDE ZICH GESTEUND DOOR HET BESPREEKBAAR…
14,30%
WAS OPENHARTIG OVER ZIJN LICHAMELIJKE KLACHTEN
64,30%
BEGREEP DE VRAGEN NIET 7,10% WILDE GEEN CONTACT MET DE HUISARTS
14,30%
WILDE NIET OVER LICHAMELIJKE KLACHTEN PRATEN 7,10% HAD MOEITE ZIJN AANDACHT ERBIJ TE HOUDEN
21,40%
ANDERS, NAMELIJK:
21,40%
Percentage ingevuld antwoord
Anders namelijk: - Doorvragen was niet mogelijk, de heer ontkent zijn klacht. - Werkte goed mee. - Sceptisch, wat willen ze van me? Client wilde anoniem blijven en zelf invullen.
78
5. Heeft het invullen van de vragenlijst het contact met de cliënt beïnvloed?
Contact cliënt
14% 0% Nee Ja: verbeterd, omdat Ja: verslechterd, omdat
86%
Ja: verbeterd, omdat: - Doordat het gerichte vragen zijn, werd mevrouw opener gaandeweg het gesprek. - Cliënt voelde zich gehoord in zijn gezondheidsproblemen, cliënt nam zelf initiatief en had vragen over gezondheid.
6. Heb je punten/onderwerpen gemist in de vragenlijst? -
De heer is achterdochtig, dus ik heb hem tussen de vele verhalen door zijdelings betrokken bij de papieren vragenlijst. De vragen waren fijn om structuur te hebben in dit gesprek. Angst en schaamte speelt mee om niet naar de huisarts te gaan. Prettige lijst, kort maar krachtig. Vraag 12: Rookt u? Ja, zei de cliënt, 15 sigaretten per dag. Wat is aanvaardbaar, slecht of heel slecht voor gezondheid? Dit staat niet vermeld in vragenlijst. Vraag 13: Voor vrouwen maximaal 14 eenheden per week. Is een eenheid gelijk aan 1 glas? Vraag 14: Soorten drugs: wat moet je als hulpverlener doen als cliënt drugs gebruikt? Wat is aanvaardbaar gebruik, of wat is heel slecht? Meer informatie hierover geven.
79
18. Resultaten enquêtevragen pilot Algemeen 1. Wat is uw functie?
Functie 0% 0%
12,5% 25%
Maatschappelijk werker Verpleegkundige Woonbegeleider Thuisbegeleider
12,5%
Casemanager Anders, namelijk
50%
Anders namelijk: Persoonlijk begeleider bemoeizorg
2. Bij welke instelling/locatie werkt u? Abrona, Maarssen
Instelling Abrona, Utrecht; 0% Vitras CMD, Nieuwegein; 25%
Afdeling Volksgezondheid, Utrecht; 12,5%
Abrona, Utrecht Careyn, Maarssen Afdeling Volksgezondheid, Utrecht Kwintes, Zeist Leger des Heils, Utrecht
Kwintes, Zeist; 25% Vitras CMD, Houten
Vitras CMD, Ijsselstein; 12,5%
Vitras CMD, Ijsselstein Vitras CMD, Nieuwegein
Vitras CMD, Houten; 12,5%
Leger des Heils, Utrecht; 12,5%
Vitras CMD, Zeist
80
3. Bij hoeveel cliënten heeft u de vragenlijst ingevuld?
4. Bij hoeveel cliënten heeft u overleg gehad met de huisarts?
5. Hoeveel cliënten heeft u meteen doorgestuurd naar de huisarts/zelf contact opgenomen met de huisarts?
Aantal cliënten Aantal cliënten direct doorgestuurd naar huisarts
Aantal keer overleg met huisarts
Hoeveelheid afgenomen vragenlijsten:
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
81
De vragenlijst Pagina 1 6. Mist u bij vraag 3 “Welke ziekten heeft u (gehad)?” een antwoordmogelijkheid? Nee Ja, namelijk:
75% 25% infectie ziekten zoals Hepatitis B als antwoord mogelijkheid geeft extra alertheid. ziekten aan bewegingsapparaat en huidziekten.
7. Mist u bij vraag 4 “Welke algemene klachten heeft u nu?” een antwoordmogelijkheid? Nee Ja, namelijk:
87,5% 12,5% huidklachten
8. Mist u bij vraag 5 “Observaties” een antwoordmogelijkheid? Nee Ja, namelijk:
87,5% 12,5% bewegingsbeperkingen
Pagina 2 9. De antwoordmogelijkheden in de gekleurde kolommen komen overeen met de ernst van de klachten. Eens Oneens, omdat
100% 0%
10.Het is voor mij duidelijk in welke kleur kolom ik moet scoren. Eens Oneens, omdat
100% 0%
11.De conclusie onderaan de kolom komt overeen met mijn eigen conclusie. Eens Oneens, omdat
87,5% 12,5% onvoldoende ervaring met scoren.
12.Het rapportcijfer dat de cliënt geeft, geeft mij inzicht in het ziekte-inzicht/ ziektebeleving van de cliënt.
82
Eens Oneens, omdat
75% 25% niet geregistreerd en uitgevraagd in verband met de beschikbare tijd. rapportcijfer is erg lastig te bepalen door de cliënt. Vooral bij ontkenning, geeft dit geen goed beeld.
Pagina 3 13.De tabel ‘medewerking cliënt, bewustzijn en cognitie van cliënt, inschatting hulpverlener over gezondheid cliënt’, helpt mij een beslissing te maken over de vervolgstappen. Eens Oneens, omdat
75% 25% bevestiging geeft kort en helder de situatie weer rondom het gesprek/cliënt. Een hulpmiddel in die zin dat het overzichtelijk is.
14.Het is voor mij duidelijk wanneer ik welke vervolgstappen onderneem, zoals overleg met huisarts of direct doorsturen naar huisarts. Eens Oneens, omdat
100% 0%
15. De vragenlijst helpt mij te onderbouwen waarom ik contact opneem met de huisarts. Eens Oneens, omdat
Geen contact gehad met huisarts
50% 12,5% ik neem igv nieuwe cliënt standaard contact op met de huisarts. 37,5%
16.De huisarts reageerde positief toen ik contact opnam. Eens Oneens, omdat
Geen contact gehad met huisarts
37,5% 12,5% n.v.t. op mijn ingevulde casussen. 1 vrouw: was al in zorg maar mijdt huisartsbezoek, info al wel bekend. 1 man: huisarts is blij met contact. 50%
83
Overig/bruikbaarheid 17.Waren er cliënten waarbij de vragenlijst niet geschikt was om af te nemen? Nee Ja, omdat
37,5% 62,5% niet iedereen behoefte heeft om de informatie te delen via een enquête. ze geen gezondheidsklachten hadden. cliënt perse er niet aan mee wil werken en achterdochtig wordt. cliënten met een psychiatrische stoornis staan vaak niet open voor een dergelijke vragenlijst. Vinden het vaak te confronterend. Ja mevrouw is achterdochtig dus ik heb zo min mogelijk de nadruk gelegd op het formulier.
18.Zijn de begrippen in de vragenlijst voor u duidelijk?
Duidelijke begrippen Ja
0% 12,5%
Nee, maar wel na het betreffende begrip in de handleiding op te zoeken
12,5%
75%
Nee, het betreffende begrip was ook niet duidelijk in de handleiding Nee, ik heb de handleiding er niet bij gepakt
19.Welk(e) begrip(pen) is/zijn voor u niet duidelijk? Eenheden alcohol
84
20.Geef aan in welke mate u het eens of oneens bent wat betreft de vragenlijst: Stelling:
Helemaal mee eens 0%
Mee eens
Neutraal
Oneens
100%
0%
0%
Helemaal mee oneens 0%
Eenvoudig te scoren
0%
100%
0%
0%
0%
Makkelijk uitvoerbaar
0%
100%
0%
0%
0%
De lengte van de vragenlijst is goed
0%
100%
0%
0%
0%
Ik ben bewuster geworden van de noodzaak van het signaleren van lichamelijke klachten
0%
100%
0%
0%
0%
De vragenlijst heeft geleid tot een beter contact met de cliënt
0%
0%
100%
0%
0%
Helpend bij het inzicht krijgen in lichamelijke klachten bij de cliënt
0%
0%
100%
0%
0%
De vragenlijst is sturend bij het nemen van vervolgstappen.
0%
100%
0%
0%
0%
De lay-out is overzichtelijk
21.Wat vindt u van de tijd die u nodig heeft gehad voor het afnemen van de vragenlijst?
Tijdsduur
0% Goed
50%
50%
Een beetje te lang Veel te lang
85
22.Heeft u door deze vragenlijst lichamelijke klachten gesignaleerd waarvan u denkt dat u ze zonder vragenlijst niet opgemerkt had? Nee Ja, welke:
12,5% 12,5% goed vind ik het onderscheid van klachten mevrouw, vraag 4, en observaties interviewer. 75%
Weet ik niet
23.Staan er overbodige vragen in de vragenlijst? Nee Ja, namelijk
100% 0%
Handleiding 24.In de handleiding staat duidelijk beschreven hoe de vragenlijst in de praktijk gebruikt kan worden.
Duidelijke handleiding
12,5% Ja Nee
87,5%
25.Welke onderdelen uit de handleiding vindt u nog onduidelijk?
86
Onduidelijke onderdelen Doel van de vragenlijst Wie de vragenlijst afneemt
0%
Wanneer de vragenlijst wordt afgenomen Hoe de vragenlijst wordt afgenomen
Hoe nu verder? Welke vervolgstappen er volgen; 100%
Hoe nu verder? Welke vervolgstappen er volgen Anders, namelijk
26.De handleiding is ondersteunend bij het invullen van de vragenlijst. Eens Oneens, omdat
100% 0%
Tot slot 27. Heeft u behoefte aan een hulpmiddel bij het contact met de huisarts, bijvoorbeeld een begeleidende brief? Nee Ja, namelijk
62,5% 37,5% wat specifiek benoemd moet worden zodat huisarts zicht krijgt op (ernst) problematiek. een standaardbrief is goed denk ik, ook om conform naar de huisartsen te zijn.
28.Ik ben voor het invoeren van deze vragenlijst op mijn werkplek.
87
Invoeren vragenlijst
0% 37,5%
Eens Neutraal
62,5%
Oneens
29.Heeft u nog opmerkingen/suggesties? - Vragenlijst maakt alert en helpt om dezelfde taal te spreken en geen zaken te vergeten. - De lijst kan helpend zijn bij cliënten die soms moeilijk onder woorden kunnen brengen wat hun problematiek is. En hij kan zeker aanzetten tot nadenken over de klachten die zij hebben.
30.Weet u een naam voor de vragenlijst? - Nee, helaas ben ik niet zo creatief op dit gebied. - VLIK = Vragenlijst LIchamelijke Klachten
88
19. Aanpassingen signaleringsinstrument en handleiding 2 Oude vragenlijst Pagina 1 Titel: Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten. Vraag 4 “Welke algemene klachten heeft u nu?”
Pagina 2 Overleg met huisarts Instemming contact opnemen met HA: ja /nee
Nieuwe vragenlijst
Argumentatie
Gebaseerd op pilot/literatuurstudie
Titel: VLIK (Vragenlijst LIchamelijke Klachten) Toegevoegd: huidklachten
Nieuwe naam is kort maar krachtig, aangedragen door hulpverlener.
Pilot
Huidklachten kan een symptoom zijn van verschillende aandoeningen, zoals Diabetes Mellitus. Daarbij kunnen huidklachten gevolgen hebben voor de sociale omgang.
Pilot en literatuurstudie
Heeft u gescoord in oranje?
Er werd niet op de juiste wijze een conclusie getrokken, of er werd geen conclusie aangekruist.
Pilot
Cliënten vinden het moeilijk een rapportcijfer aan te geven, of het rapportcijfer varieert per dag of het rapportcijfer wordt niet ingevuld.
Pilot
Tabel medicatie groter gemaakt
Er was te weinig ruimte om alle medicatie in te vullen.
Pilot
Extra toelichting gegeven bij het
De hulpverleners gaven aan dat het
Pilot
□ Ja
□ Nee
Overleg met huisarts
Rapportcijfer van cliënt:
Instemming contact opnemen met HA: □ Ja □ Nee Rapportcijfer is weggelaten
Pagina 3
Handleiding
89
kopje ‘Wanneer?’ Begrippen vraag 12,13,14 extra toegelicht
instrument niet geschikt was voor alle cliënten. Begrippen onduidelijk voor hulpverleners.
Pilot en literatuurstudie
90
20. Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten, versie 3
91
VLIK: Vragenlijst LIchamelijke Klachten bij OGGZ-cliënten Naam cliënt: ..................................................... Geboortedatum: ............-............-..................... Datum afname: ............-............-...................... 1. Naam huisarts ………………………………………………… 2. Wanneer heeft u voor het laatst de huisarts bezocht? □ In het afgelopen jaar
□ > 1 jaar en < 5 jaar geleden □ > 5 jaar geleden □ Nooit bezocht / geen huisarts □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 3. Welke ziekten heeft u (gehad)? □ Luchtwegaandoeningen
□ Hart- en vaatziekten □ Diabetes Mellitus □ Maag-darm-leveraandoeningen □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 4. Welke algemene klachten heeft u nu? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Gebitsklachten
□ Huidklachten □ Stijfheid □ Bewegingsbeperking □ Moeheid □ Duizeligheid □ Hoofdpijn □ Slecht zicht □ Slechthorend □ Niet helder denken □ Incontinent van urine / ontlasting □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 5. Observaties: (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Wonden aan voeten/onderbenen
□ Niet helder denken / verward □ Bleekheid □ Blauwe lippen □ Gele huid of ogen □ Huiduitslag □ Hoorbare ademhaling □ Oogt slecht verzorgd □ Oogt vervuild □ Ruikt naar alcohol / urine / ontlasting
6. Gewicht: ………………… kg. Lengte: ………………… cm. 7. Heeft u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar? □ Nee
□ Ja, afgevallen > 5 kg. □ Ja, aangekomen > 5 kg. 8. Hoe zijn uw voedingsgewoonten? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ Eet normaal
□ Eet zeer eenzijdig □ Eet zeer veel □ Eet zeer weinig □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad) 9. Beweegt u voldoende? □ Normaal, > ½ uur per dag
□ (Te) weinig, < ½ per dag 10. Heeft u in de afgelopen maand medicijnen gebruikt? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad) 11. Maakt de hulpverlener zich zorgen over het juiste gebruik van deze medicijnen? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad) 12. Rookt u? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… sigaretten per dag 13. Drinkt u alcohol? □ Nee
□ Ja, < 2 eenheden per dag □ Ja, > 2 eenheden en < 5 eenheden per dag □ Ja, > 5 eenheden per dag 14. Gebruikt u drugs? □ Nee
□ Ja, namelijk ………………… (zie notitieblad)
□ Oogt naar ondergewicht 92
□ Oogt naar overgewicht □ Anders, namelijk ………………… (zie notitieblad)
VLIK: Vragenlijst LIchamelijke Klachten bij OGGZ-cliënten Geen klachten
Twijfelachtige klachten
Ernstige klachten
Hoesten (met slijm)
□ Zelden tot nooit
□ > 4 en < 10 dagen
□ ≥ 10 dgn / met bloed
Neusbloedingen
□ Zelden tot nooit
□ Af en toe
□ Wekelijks
Kortademigheid
□ Zelden tot nooit
□ Na inspanning
□ In rust
□ Zelden tot nooit
(bv. traplopen) □ Bij verkoudheid
□ Dagelijks (zonder
Luchtwegklachten
Pijn bij ademhalen
duidelijke oorzaak)
Hart- en vaatziekten Pijn op de borst
□ Nooit
□ Onduidelijk
□ Af en toe
Hartkloppingen
□ Zelden tot nooit
□ ≤ 1 minuut
□ > 1 minuut
Opgezette voeten/benen
□ Zelden tot nooit
□ ≤ 1 x per week
□ > 1 x per week
’s Nachts plassen
□ Zelden tot nooit
□ Af en toe
□ ≥ 2 x per nacht
Extreme dorst (zonder reden)
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ Dagelijks
Veel drinken
□ 1-2 liter
□ 2-4 liter
□ > 4 liter
Doof / tintelend gevoel aan vingers, voeten
□ Zelden tot nooit
□ Onduidelijk
□ Dagelijks
Diarree
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ Dagelijks / met bloed
Obstipatie
□ Zelden tot nooit
□ 1 x per week
□ > 1 x per week
Slikklachten
□ Zelden tot nooit
□ Wekelijks
□ Altijd
Misselijkheid / overgeven
□ Zelden tot nooit
□ 1 x per week
□ > 1 x per week
Buikpijn
□ Zelden tot nooit
□ Redelijk vaak
□ > 3 x per week
Heeft u alleen gescoord in groen?
Heeft u gescoord in oranje?
Heeft u gescoord in rood?
Diabetes Mellitus
Maag-darm-lever
Conclusie:
□ Ja
□ Nee
Geen contact met
□ Ja
□ Nee
Overleg met huisarts
□ Ja
□ Nee
Direct contact met
93
huisarts
huisarts Instemming contact opnemen met HA: □ Ja □ Nee
Instemming contact opnemen met HA: □ Ja □ Nee
NOTITIEBLAD Medewerking cliënt:
□ Coöperatief □ Moest gestimuleerd worden □ Passief verzet □ Actief verzet
Bewustzijn en cognitie van cliënt: □ Alert/helder
Inschatting hulpverlener over gezondheid cliënt?
□ Slaperig □ Onder invloed □ Verward □ (Licht) verstandelijk beperkt
□ Geen zorgen □ Twijfelachtig / “niet-pluisgevoel”
□ Ernstige zorgen
Vraag 1-2 Contact met huisarts op (datum): Verloop contact met huisarts: Vraag 3 Ziekten in voorgeschiedenis
Vraag 4 Algemene klachten
Vraag 5 Observaties
Vraag 6-7 Gewicht
Contact huisarts bij BMI <18,5 of > 30.0 (BMI: kg/m²)
Vraag 8-9 Voedingsgewoonte & lichaamsbeweging
Vraag 10-11 Alle gebruikte medicatie inclusief de vrij verkrijgbare (zelf)medicatie en geneeskrachtige kruiden. Naam medicatie: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Vraag 12-13 Roken & alcohol
Vraag 14 Soort drugs: 1. 2. 3. 4. Overige opmerkingen:
Dosis per dag:
Inschatting juiste inname: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee: Ja / Nee:
Frequentie:
94
Conclusie / vervolgstappen / leefstijladviezen:
Besproken met cliënt: Ja / Nee
-
95
21. Handleiding, versie 3
96
Handleiding voor het toepassen van het signaleringsinstrument
‘VLIK: Vragenlijst LIchamelijke Klachten bij OGGZ-cliënten’ door OGGZ-hulpverleners
OGGZ GGD regio Utrecht (2014)
97
Handleiding voor ’Vragenlijst lichamelijke klachten bij OGGZ-cliënten’ Dit is de handleiding voor het signaleringsinstrument ‘VLIK: Vragenlijst LIchamelijke Klachten bij OGGZ-cliënten’. In deze handleiding staat beschreven wat het doel van het instrument is, voor wie, wanneer en hoe het instrument te gebruiken is. Tevens is deze handleiding een naslagwerk ter verheldering van begrippen van de lichamelijke klachten en aandoeningen die in deze vragenlijst aan de orde komen. Doel Mensen die behoren tot de doelgroep binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) hebben naast psychische, sociale en financiële problemen vaak ook lichamelijke klachten, die vanwege het zorgmijdende karakter van de doelgroep niet makkelijk boven tafel komen en dus onbehandeld blijven. Als OGGZ-hulpverlener ben je misschien de eerste die weer in contact komt met een cliënt die al lange tijd geen zorg ontvangen heeft. Bij de cliënt kunnen allerlei lichamelijke klachten aanwezig zijn. Praten over lichamelijke ongemakken is voor de cliënt mogelijk minder bedreigend dan praten over zijn of haar psychische toestand. Het kan een eerste ingang tot contact zijn. Deze vragenlijst helpt je bij het signaleren van lichamelijke klachten, zodat je de juiste vervolgstappen kunt ondernemen. Wanneer vervolgstappen nodig zijn kan de vragenlijst dienen als argumentatie en voorbereiding bij doorverwijzing naar de huisarts. Deze vragenlijst richt zich alleen op het signaleren van lichamelijke klachten. Geef bij contact met de huisarts wel aan dat het gaat om een OGGZ-cliënt die mogelijk de zorg mijdt. Wie De vragenlijst kan na het doornemen van deze handleiding zonder verdere training door elke hulpverlener afgenomen worden. Er hoeven geen lichamelijke onderzoeken of medische handelingen uitgevoerd te worden. Indien je met meerdere hulpverleners samenwerkt rondom één cliënt, stem je onderling af wie de vragenlijst afneemt. Wanneer Het is de bedoeling dat je de vragenlijst tijdens de kennismakingsfase afneemt. Deze fase kan meerdere huisbezoeken duren. De vragenlijst bevat persoonlijke vragen, zoek daarom naar een geschikt moment en een voor de cliënt veilige omgeving om de vragenlijst af te nemen. Het kan voorkomen dat de vragenlijst niet geschikt is om bij een cliënt af te nemen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer zij achterdochtig zijn, angst of schaamte ervaren bij het praten over lichamelijke klachten, de vragen niet begrijpen, onder invloed zijn of erg gesteld zijn op hun privacy en niet mee willen werken. Je kunt hier creatief mee omgaan door de vragen over verschillende gesprekken te verspreiden of door de vragenlijst na het gesprek pas in te vullen als de cliënt er niet bij is. Hoe Het is aan te raden de vragenlijst samen met de cliënt in te vullen. Het zal ongeveer 15 minuten in beslag nemen. Dit kan langer duren als het contact met de cliënt moeizaam verloopt of als de cliënt nogal breedvoerig is in zijn/haar antwoorden. De lijst bestaat uit drie delen, per deel één pagina. Deel 1 Het eerste deel bestaat uit veertien vragen over algemene klachten en observatiepunten. De volgende onderwerpen komen aan de orde: contact huisarts, ziektegeschiedenis, algemene lichamelijke klachten, zelfverzorging, lichaamsgewicht, lichaamsbeweging, voedingsgewoonten, medicijngebruik en verslaving. Op de laatste pagina van de vragenlijst is ruimte om een extra toelichting op de antwoorden te geven.
98
Deel 2 Dit deel gaat over het herkennen van specifieke lichamelijke klachten die horen bij veel voorkomende lichamelijke aandoeningen (Diabetes Mellitus, hart- en vaatziekten, luchtwegaandoeningen en maag-darm-leveraandoeningen). De antwoorden op deze vragen zijn verdeeld in drie categorieën: groen, oranje en rood. Deze kleuren geven de ernst van de problematiek aan en geven richting aan de vervolgstappen die nodig zijn. - Gescoord in rode kolom: als je één of meer antwoorden scoort in de rode kolom, neem je direct contact op met de huisarts; - Gescoord in oranje kolom: als je alleen antwoorden scoort in de oranje en/of groene kolom, overleg je met de huisarts welke stappen nodig zijn; - Gescoord in groene kolom: als je alleen antwoorden scoort in de groene kolom, is contact met de huisarts is waarschijnlijk niet nodig. Indien nodig geef je de cliënt leefstijladviezen. Je kunt de cliënt vertellen dat hij/zij goed bezig is, maar ook wijzen op aandachtspunten over hygiëne, gezond eten en bewegen. Bijvoorbeeld door het huis af en toe goed door te luchten, gevarieerd en voldoende fruit/groente te eten en dagelijks een wandelingetje buiten te maken. Als de cliënt rood of oranje scoort is het belangrijk dat je jouw zorgen over deze lichamelijke klachten met de cliënt bespreekt. Je vertelt de cliënt dat overleg of contact met de huisarts nodig is en vraagt de cliënt of hij/zij hiermee kan instemmen. Het antwoord hierop vul je in onderaan de rode en oranje kolom. Deel 3 Het derde deel van de lijst bestaat uit één pagina waar je een toelichting op jouw antwoorden uit deel één en twee kunt noteren. Omdat de houding van de cliënt tijdens het invullen van de lijst van invloed is op de gegeven antwoorden is het belangrijk dat je op de lijst aangeeft hoe de medewerking en het bewustzijnsniveau van de cliënt was. Dit kan voor jou een reden zijn om meer zorgen over de gezondheid van de cliënt te hebben dan op basis van de gegeven antwoorden geconcludeerd zou worden. Jouw zorgen zijn hierbij leidend. Als laatste vat je jouw conclusie over de lichamelijke klachten van de cliënt samen en beschrijf je de vervolgstappen die volgens jou genomen moeten worden. Hoe nu verder? De vragenlijst is ingevuld en het is duidelijk wat de aandachtspunten zijn. Op de laatste pagina van de vragenlijst is het kopje ‘Conclusie/vervolgstappen/leefstijladviezen’ toegevoegd. Tijdens het invullen van de vragenlijst zijn de mogelijke klachten van de cliënt in kaart gebracht en is gevraagd hoe de cliënt zijn eigen gezondheid ervaart. Op basis van deze verzamelde gegevens kan een inschatting worden gemaakt of er medische hulp nodig is. Bij twijfel is het altijd raadzaam een huisarts te bellen. Bij klachten die in de oranje of rode kolom vallen, is overleg met de huisarts, of directe verwijzing naar de huisarts gewenst. Onder het kopje ‘Conclusie/vervolgstappen/leefstijladviezen’ noteer je concrete afspraken die je met de cliënt gemaakt hebt. Dit kunnen ook leefstijladviezen zijn. Wanneer de cliënt hulp weigert of wanneer je inschat dat de cliënt zelf geen contact met een huisarts op zal nemen, schakel je zelf de huisarts in. De vragenlijst kan daarbij van pas komen om te onderbouwen op welke gronden je de huisarts inschakelt. De huisarts krijgt zo alvast een beeld van de lichamelijke klachten waar de cliënt last van heeft. Eén klacht in de rode kolom is altijd een reden om de huisarts direct in te schakelen. Als hulpverlener kan je echter ook een ‘niet-pluis-gevoel’ hebben en wil je toch de huisarts in schakelen. Hieronder staan enkele voorbeelden: - Cliënt is vijf kilo afgevallen in twee maanden en heeft daarnaast een zeer eenzijdig eetpatroon - Cliënt heeft gebitsklachten en eet daardoor eenzijdig, bijvoorbeeld pap - Er zijn meerdere algemene klachten - Medicatieontrouw
99
Samenvatting In het kort worden de volgende stappen gezet tijdens het gebruik van de vragenlijst: 1. Samen met de cliënt vul je de vragenlijst in en breng je de klachten in kaart. 2. Je beoordeelt de situatie, waarbij de informatie over de algemene klachten en de kleuren groen, oranje en rood bij de specifieke lichamelijke aandoeningen helpen een beoordeling te maken om wel of niet een huisarts te raadplegen. 3. Je overlegt met de cliënt over de vervolgstappen, hierbij houd je rekening met de mate en de ernst van de klachten. 4. Bij de kleuren oranje en rood of wanneer jezelf ernstige zorgen of een ‘niet-pluisgevoel’ hebt, schakel je de huisarts in. Je maakt zo nodig een afspraak en begeleidt de cliënt daarnaar toe. Als de cliënt niet instemt om hulp in te schakelen en naar jouw inschatting deze hulp wel nodig, neem je toch met de huisarts contact op en bespreekt met hem/haar hoe jullie dit verder zullen aanpakken. 5. De gemaakte afspraken en vervolgstappen noteer je op de vragenlijst en in het reguliere werkdossier. 6. De vervolgstappen worden uitgevoerd.
100
Uitleg begrippen en lichamelijke klachten 1. Naam huisarts Noteer de naam van de huisarts van de cliënt 2. Wanneer heeft u voor het laatst de huisarts bezocht? Indien de cliënt dit nog weet: datum noteren en een weergave geven van de reden en de ondernomen acties. 3. Welke ziekten heeft u (gehad)? Zie toelichting lichamelijke aandoeningen op pagina 6 en 7. 4. Welke algemene klachten heeft u nu? • Gebitsklachten : Ontstoken tandvlees, gebitsslijtage of kiespijn. • Huidklachten : Acne, eczeem, droge huid, jeuk, pijnlijk, zwelling, schilfers, blaasjes, kloofjes, korstjes en/of bulten. • Stijfheid : Moeite met lopen en/of spierpijn na inactiviteit. Spierpijn in de handen, vingers, polsen, knieën, heupen, bovenbenen en schouders. • Bewegingsbeperking : Het minder goed kunnen bewegen van een lichaamsdeel met name de benen, armen en/of nek. • Moeheid : Gebrek aan energie, het liefst willen slapen, alles gaat moeilijker vanwege uitputting. • Duizelig : Draaien of licht gevoel in het hoofd, evt. met oorsuizen. • Hoofdpijn : Drukkende, knellende, stekende en/of bonzende pijn, een strakke band om het hoofd. • Slecht zicht : Minder scherp zien, vlekkerig, uitval van gezichtsveld, kleurenblind. • Slechthorend : Geluiden en spraak worden minder goed gehoord. Bij een normaal gesprek kunt u niet alles verstaan wat de ander zegt. • Niet helder denken : Vergeetachtigheid, in de war, geen concentratie, besluiteloos. • Incontinent van : Controleverlies omtrent urinelozing of ontlasting. urine/ontlasting • Anders namelijk : Vul deze optie in wanneer de cliënt andere klachten aangeeft als hierboven weergegeven. 5. Observaties • Wonden aan voeten/onderbenen • Niet helder denken/verward • • • • • • • • •
: Rode plekken, zweren, blaren. : Vergeetachtig, gedesoriënteerd, onrustig, plukkerig, suf, warrig, angstig, hallucinerend. Bleekheid : Witte gelaatskleur, bij gekleurde mensen bleek nagelbed, handpalm, slijmvliezen. Blauwe lippen : Blauwe/paarse verkleuring van de lippen, soms ook vingers en nagels. Gele huid of ogen : Gele verkleuring van de huid en het oogwit. Huiduitslag : Rood, zwelling, schilfers, puistjes, blaasjes, kloofjes, korstjes en/of bulten. Hoorbare ademhaling : borrelend, fluitend, gierend, krakend, piepend, reutelend of zagend. Oogt slecht verzorgd : Vieze nagels, ongewassen, ruikt niet fris. Oogt vervuild : Vervuilde en kapotte kleding, sporen van urine/ontlasting. Ruikt naar alcohol/urine/ontlasting : Om de cliënt en/of in de omgeving hangt een lucht van alcohol/urine/ontlasting. Oogt naar ondergewicht : Persoon met ondergewicht, kan zich kenmerken door zichtbaarheid van ribben/borstbeen, ingevallen wangen (BMI < 18,5).
101
• Oogt naar overgewicht • Anders, namelijk
: Persoon met grote omvang, heeft overgewicht (BMI > 25) of obesitas(BMI > 30). : Vul deze optie in wanneer je andere dingen signaleert als hierboven weergegeven.
6. Gewicht en lengte Noteer het gewicht en de lengte wanneer de cliënt dit weet. Indien het gewicht en de lengte bekend zijn dan kan de Body Mass Index (BMI) berekend worden. Dit is een maat om te bepalen of de cliënt een gezond gewicht heeft ten opzichte van de lengte. De formule van BMI is: gewicht gedeeld door lengte in het kwadraat (kg/m²). Bijvoorbeeld bij een lengte van 1.75 meter en een gewicht 70 kilo is de BMI: 70 / (1.75)² = 22,9. BMI < 18,5 of > 30 kan een risico voor de gezondheid zijn. 7. Heeft u grote gewichtsveranderingen gehad in het afgelopen half jaar? In een korte tijd veel afvallen (bijvoorbeeld > 5 kg in een ½ jaar) zonder dat er een aanwijsbare reden voor is, kan komen door een onderliggende, onbekende ziekte. In een korte tijd veel aankomen (bijvoorbeeld > 5 kg in afgelopen ½ jaar) kan duiden op een veranderd en/of verkeerd eet- en beweegpatroon, levensstijl en/of een sociale-, emotionele- of psychische verandering. 8. Hoe zijn uw voedingsgewoonten? Eet normaal : De cliënt eet gezond en gevarieerd, hier bij kan gedacht worden aan de schijf van 5. Eet zeer eenzijdig : De cliënt eet niet gevarieerd, eet vaak dezelfde producten. Eet zeer veel : De cliënt eet zeer veel voedingsproducten per dag/ schept meerdere malen zijn bord vol/ eet veel tussendoortjes. Eet zeer weinig : De cliënt eet zeer weinig voedingsproducten per dag/ eet een minimale hoeveelheid. Anders, namelijk : Vul deze optie in wanneer je andere dingen signaleert als hierboven weergegeven. 9. Beweegt u voldoende? De cliënt beweegt voldoende wanneer hij/zij minimaal vijf dagen in de week, 30 minuten matig intensief beweegt. Dit is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). Jonger dan 18 jaar, dan is 60 minuten bewegen per dag de norm. De cliënt beweegt matig intensief wanneer hij/zij een iets hogere hartslag krijgt en sneller gaat ademhalen. Onder matig intensieve beweging valt bijvoorbeeld stevig wandelen, achter de hond aan rennen of fietsen. Er hoeft dus niet per se gesport te worden om aan de norm te voldoen. 11. Heeft u de afgelopen maand medicijnen gebruikt? Soort(en) medicatie en de hoeveelheid noteren op de laatste pagina van de vragenlijst. Dit houdt in: alle gebruikte (psychiatrische/lichamelijke) medicatie inclusief de vrij verkrijgbare (zelf)medicatie en geneeskrachtige kruiden. 11. Maakt de hulpverlener zich zorgen over juist gebruik van deze medicijnen? Opmerkingen kunnen genoteerd worden op de laatste pagina van de vragenlijst, vermeld het vraagnummer. Wanneer iemand zijn medicatie onjuist gebruikt heet dit therapieontrouw: de cliënt neemt de medicatie niet in op het juiste tijdstip, rommelt met de hoeveelheid of neemt de medicatie niet op de juiste manier in. 12. Rookt u? Noteren of cliënt rookt, zo ja dan ook de hoeveelheid noteren. Er is geen veilige grenswaarde voor roken, elke sigaret is schadelijk.
102
13. Drinkt u alcohol? Ga na welk soort drank de cliënt drinkt en de hoeveelheid. Internationaal houdt men vast aan een maximaal gebruik voor vrouwen van 14 eenheden en voor mannen van 21 eenheden alcohol per week. Als veilige grenswaarde voor ouderen wordt vaak één eenheid per dag gehanteerd. Met een eenheid alcohol wordt bedoeld: een vastgestelde hoeveelheid drank met een bepaald percentage alcohol. Zo bevat bijvoorbeeld een glas jenever hetzelfde alcoholpercentage als een glas champagne. 14. Gebruikt u drugs? Soort(en) drugs, hoeveelheid en frequentie noteren op de laatste pagina van de vragenlijst. Het is moeilijk een veilige grenswaarde vast te stellen bij drugs. Dit verschilt per soort drugs en per persoon. Wel is dit belangrijke informatie om door te geven aan de huisarts omdat drugsgebruik invloed kan hebben op verschillende levensgebieden.
103
Toelichting lichamelijke aandoeningen Luchtwegklachten De luchtwegen zijn verdeeld in ‘bovenste’ en ‘lagere’ luchtwegen. De bovenste luchtwegen bestaan uit neus, keel, bijholten, middenoor, stembanden en luchtpijp. De lagere luchtwegen bestaan uit de luchtpijptakken (bronchiën), de longblaasjes (alveoli) en het longweefsel. Door blootstelling aan bepaalde stoffen kan men long- en luchtwegaandoeningen krijgen. De belangrijkste long- en luchtwegaandoeningen die mensen kunnen oplopen zijn: aandoeningen van de bovenste luchtwegen, zoals allergische neusklachten en stemklachten, aandoeningen van de lagere luchtwegen, zoals astma en COPD (chronische bronchitis en longemfyseem), longontsteking door allergie, asbestose (een longaandoening die ontstaat na langdurige inademing van asbestdeeltjes). Hoesten (met slijm) Hoesten is een natuurlijke manier van het lichaam om de luchtwegen schoon te maken. Als men slijm ophoest, verwijdert dat rookdeeltjes, stof en slijm uit uw luchtpijp, keel of longen. Soms moet men hoesten zonder dat er slijm vrijkomt. We spreken dan van een droge hoest of kriebelhoest. Neusbloedingen De oorzaak van een neusbloeding is het stuk gaan van een bloedvaatje in het neusslijmvlies met als gevolg dat er bloed uit één of beide neusgaten stroomt. Kortademigheid Het lichaam krijgt te weinig zuurstof of het moet te hard werken om voldoende zuurstof te krijgen. Men krijgt het gevoel te weinig adem te hebben, ook zonder inspanning. Pijn bij ademhalen Een onaangenaam gevoel wanneer men ademhaalt. Hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten is een overkoepelende term voor verschillende ziekten aan het hart of bloedvaten. De bekendste zijn aderverkalking, angina pectoris (pijn op de borst), nierschade, een hartinfarct en een beroerte. De kans hierop is verhoogd bij Diabetes Mellitus, Reumatoïde Artritis, een hoge bloeddruk, een hoog cholesterol en stress. Vooral roken verhoogt de kans op hart- en vaatziekten. Andere risicofactoren zijn: te weinig lichaamsbeweging, overmatig alcoholgebruik, ongezonde voeding en overgewicht. Pijn op de borst Bij pijn op de borst voelt men een drukkend, zwaar gevoel in midden of aan beide kanten van de borst, bij inspanning of in rust. Deze pijn kan uitstralen naar de nek, kaak, armen of rug. Hartkloppingen Bij hartkloppingen voelt men het eigen hart kloppen. Het hart bonst hevig, de hartslag is snel of onregelmatig. Opgezette voeten/benen De voeten/benen zijn zichtbaar dikker dan normaal. Wanneer men met een vinger in de zwelling drukt, blijft er even een ‘putje’ in staan. Men krijgt een moe, zwaar of gespannen gevoel in de benen. Ze kunnen gaan jeuken en doen soms ook pijn. ‘s Nachts plassen 's Nachts vaak moeten opstaan om te gaan plassen (twee keer of meer). Belangrijk om te weten is: gaat de cliënt plassen omdat hij wakker is, of wordt de cliënt wakker omdat hij moet plassen?
104
Diabetes Mellitus Diabetes (in de volksmond suikerziekte) is een chronische stofwisselingsziekte. Als men diabetes heeft, maakt de alvleesklier niet voldoende of helemaal geen insuline aan. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat glucose in je cellen kan worden opgenomen. Het kan ook zijn dat de insuline niet goed werkt omdat je lichaam er ongevoelig voor is geworden. Glucose is de brandstof voor het lichaam waarop alle spieren en organen werken. Extreme dorst (zonder reden) Als men de hele dag door behoefte heeft extreem veel te drinken. Veel drinken Er wordt aangeraden 1,5 liter vocht per dag te drinken, bij warm weer 2 liter. Doof/tintelend gevoel aan vingers, voeten Een zacht prikkelend gevoel of minder gevoel in handen of/en voeten. Maag-darm-lever (MDL) Maag-, Darm- Leverziekten zijn ziekten aan de spijsverteringsorganen zoals mond, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm, lever, galblaas, galwegen en alvleesklier. Diarree Diarree is dunne, waterige ontlasting die vaker komt dan iemand gewend is. Obstipatie Obstipatie is een onregelmatige, moeizame en soms pijnlijke stoelgang met harde en droge ontlasting. Men spreekt over het algemeen van obstipatie als men langer dan drie dagen geen ontlasting gehad heeft, dit hangt echter af van het ontlastingspatroon van de persoon. Slikklachten Problemen met slikken, hierbij kan men denken aan pijn bij slikken, regelmatig verslikken, keelpijn, of het moeilijk zakken van voedsel. Misselijkheid/overgeven Als u moet overgeven (braken) komt alles wat in uw maag zit, ineens met golven weer uit uw mond naar buiten. Voor dat u overgeeft, voelt u zich meestal misselijk. Buikpijn Pijn in het gebied dat direct onder de ribbenkast begint en bij de schaamstreek en de liezen eindigt. Buikpijn kan op verschillende plaatsen in de buik voorkomen: bovenin de buik, onderin de buik, rond de navel, of in de zij of flanken. Soms is buikpijn vaag, door de hele buik heen. De pijn kan zich van de ene naar de andere plek in de buik verplaatsen, terwijl men op andere momenten precies kan aanwijzen waar de pijn zit.
105