SKOS Pedagogisch beleidsplan
Januari 2016
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................. 3 1 Pedagogische visie ............................................................................. 5 Inleiding ................................................................................................5 Doelstelling ............................................................................................5 Pedagogische uitgangspunten ..................................................................6 Horizontale en verticale groepen ...............................................................7 Halve dagopvang en flexibele opvang op het kinderdagverblijf……………………….8 Voedingsbeleid .......................................................................................8 Milieubeleid ............................................................................................9 Informatieboekje ....................................................................................9 2 De groepsleiding ............................................................................... 10 Inleiding ............................................................................................. 10 Vertrouwde gezichten op de groep, inval en opendeurenbeleid bij het kinderdagverblijf en de BSO ................................................................... 11 Bevoegdheid van de groepsleiding en inzet van medewerkers in opleiding en stagiaires ....................................................................... 12 Het vier ogen en oren principe ............................................................... 12 3 Pedagogisch werkplan per locatie .................................................... 13 Inleiding .............................................................................................. 13 De pedagogische middelen..................................................................... 13 Pedagogische stromingen en methoden ................................................... 13 Bijlage .................................................................................................. 14 Literatuur: Als kinderen je een zorg zijn .................................................. 14 Drie pedagogische stromingen bij de kinderopvang ................................... 18 Twee VVE-methoden bij de peuterspeelzaal ............................................. 18 Twee pedagogische stromingen bij de peuterspeelzaal .............................. 19
2
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
Voorwoord Welkom bij Stichting Kinderorganisatie Spaarne (SKOS). Hierbij bieden wij u met trots ons pedagogisch beleidsplan aan. Sinds 1993 vangt de SKOS kinderen op van nul jaar tot einde basisschoolleeftijd. En dat doen we met veel plezier, inzet en professionaliteit. De SKOS doet dat via verschillende werkstichtingen: Stichting Kinderopvang Spaarne voor kinderdagverblijven (KDV) en buitenschoolse opvang (BSO) Stichting Spaarne Peuters voor de peuterspeelzalen (PSZ) Stichting Kinderprojecten voor aparte vormen van opvang, zoals BSO+ De Bikkels. In dit boekje vindt u onze algemene pedagogische uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn samen met de groepsleiding opgesteld. Door de Centrale Ouderraad is er advies over uitgebracht. En het bestuur heeft de definitieve versie vastgesteld. Kernwoorden zijn: ‘respect’, ‘ontwikkelen op je eigen manier en tempo’, ‘zelfredzaamheid’ en ‘zelfstandigheid’. Naast dit algemene pedagogisch beleid, heeft elke locatie ook een eigen pedagogisch werkplan. In deze pedagogisch werkplannen, kunt u teruglezen hoe we onze algemene uitgangspunten in de praktijk brengen. Het pedagogisch werkplan wordt één keer per jaar door de leidinggevende met de oudercommissie van de locatie besproken. Op de peuterspeelzaal doen de peuterleidsters dit. De SKOS vangt niet alleen kinderen op, maar heeft ook een aandeel in de opvoeding en in de doorgaande lijn naar school. Daarom moet duidelijk zijn op welke ideeën de SKOS haar mede-opvoeden en pedagogisch handelen baseert. Het kan uitmaken of het gaat om pedagogisch beleid van de kinderopvang (kinderdagverblijven en BSO) of van de peuterspeelzaal. Waar er verschillen zijn of wat andere accenten gelegd worden, is dit in ons pedagogisch beleidsplan duidelijk aangegeven. Als er geen onderscheid gemaakt wordt, geldt het beleid voor alle werkvormen. De SKOS heeft een uitgebreid kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op alle wet- en regelgeving, waarin onze werkprocessen en prestatie-indicatoren zijn vastgelegd. Het kwaliteitszorgsysteem zorgt ervoor dat de klant centraal staat, het pedagogisch handelen geborgd is, en er voortdurend gewerkt wordt aan verbetering van de dienstverlening. Naast de GGD inspecties worden alle locaties jaarlijks geauditeerd door ons interne auditteam om te kijken of we nog steeds volgens ons kwaliteitssysteem werken en waar eventuele verbeterpunten liggen. PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
3
Eventuele opmerkingen of verbeterpunten van ouders1 worden op locatieniveau besproken, maar komen ook op directieniveau aan de orde. Ook de wet2 raakt het pedagogisch beleid. Hierin staat welke onderwerpen in het pedagogisch beleid opgenomen moeten zijn en hoe de GGD dat jaarlijks inspecteert. In dit algemene pedagogisch beleidsplan leest u hoe de SKOS aan de wettelijke eisen voldoet. De SKOS verwacht met dit beleidsplan ouders voldoende inzicht te geven in hoe wij ons inzetten om kinderen een verantwoorde opvang te bieden. Heeft u vragen over ons pedagogisch beleid, dan kunt u zowel bij de groepsleiding als bij de clustermanager of de VVE-coördinator terecht. Zij zullen u zo goed mogelijk antwoord geven. Tenslotte heet ik u als ouder van harte welkom bij de SKOS. Ik spreek de verwachting uit, dat u en uw kind(eren) zich snel bij ons thuis zullen voelen en dat u zich kunt herkennen in ons pedagogisch beleid. Annelies Zoomers, directeur- bestuurder
4
1
Waar gesproken wordt over ouders, worden ook verzorgers bedoeld
2
De Wet Kinderopvang is van toepassing op de kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang. De gemeentelijke verordening is van toepassing op de peuterspeelzalen.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
1 Pedagogische visie Inleiding Respect is een kernbegrip in ons pedagogisch beleid. Een kind zet heel wat stappen in zijn3 leven, voordat het een volwassen begrip heeft van goed en kwaad, eerlijk en oneerlijk en van recht en onrecht. Deze stappen verlopen in fasen, waarbij het kind dan weer eens een snelle ontwikkeling doormaakt en dan weer een tijdje in de praktijk brengt wat het geleerd heeft. De morele ontwikkeling van een kind is de basis om tot respect voor zichzelf en anderen te komen en dus ook de basis van de sociale/emotionele ontwikkeling. Wij vinden het belangrijk, dat een kind zich stevig kan voelen en dus de ruimte krijgt om te oefenen met wat het zich eigen gemaakt heeft. Veel opvoeders kijken uit naar een volgende zichtbare fase in de ontwikkeling van hun kind en moedigen het daarin aan: kan het kind al (snel) lopen, praten, lezen en noem maar op. Maar elk kind is uniek en leert in z’n eigen tempo. Waar in de boekjes staat, dat een kind op een bepaalde leeftijd iets zou moeten kunnen, gaat het om gemiddelden en niet om een ijzeren wet waaraan elk kind moet voldoen. Zeker voor de eerste zes jaar geldt, dat kinderen dan weer eens een enorme sprong maken en dan weer eens ‘stil staan’. De SKOS vindt het van belang, dat kinderen de ruimte krijgen om ‘stil te staan’ en zich ook in de breedte te ontwikkelen. Het boekje ‘Als kinderen je een zorg zijn’4 is één van de weinige pedagogische handreikingen, die naast aandacht voor de morele ontwikkeling ook aandacht aan de horizontale ontwikkeling, dat wil zeggen tijd om te oefenen, besteedt. Daarom vraagt de SKOS aan al haar medewerkers om het boekje te lezen en als theoretisch kader bij het pedagogisch handelen te gebruiken. Doelstelling De SKOS vindt, dat als je kinderen opvangt, je ze ook mee opvoedt. Wij zien onszelf als ‘partner in opvoeding’. Wij stimuleren kinderen in hun ontwikkeling. De sociaal/emotionele ontwikkeling, de taalontwikkeling en de groei tot zelfredzaamheid/zelfstandigheid staan daarbij voor ons centraal. Dit uitgangspunt hebben we in onze pedagogische doelstelling vastgelegd: De SKOS draagt, naast de verzorging, ook bij aan de opvoeding van de kinderen. Wij streven ernaar dat ieder kind goed toegerust op ontdekkingsreis gaat naar een zelfstandig bestaan. Wij bieden hen daarvoor een klimaat, waarin zij zich gerespecteerd, geborgen en veilig voelen en waarin zij respect hebben voor anderen en de omgeving. Wij ondersteunen het kind om zich op eigen tempo en binnen de eigen mogelijkheden te ontwikkelen, rekening houdend met de grenzen van de groep.
3
Waar ‘zijn’ staat, kan ook ‘haar’ gelezen worden; waar ‘hij’ staat, ook ‘zij’.
4
In de bijlage vindt u een korte samenvatting van dit boekje.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
5
De SKOS levert een bijdrage aan een doorgaande lijn, van kinderdagverblijf of peuterspeelzaal naar basisschool. Tevens levert de SKOS graag een bijdrage om kinderen met een goed gevulde rugzak de wereld tegemoet te laten treden. Dit, als aanvulling op de thuissituatie. Met deze doelstelling zal iedereen het eens zijn. Waar het om gaat is, hoe je dat in praktijk brengt. Elke opvoeder, of het nu een ouder of een pedagogisch medewerker is, heeft daar eigen opvattingen over. Daarom is het onmogelijk om voor elk kind bij de opvoedingsideeën van de afzonderlijke ouders aan te sluiten. En, omdat wij van de pedagogisch medewerkers vragen, dat zij professioneel handelen en het pedagogisch beleid van de SKOS vorm geven, heeft de SKOS haar eigen pedagogische uitgangspunten geformuleerd. Dat neemt niet weg, dat wij in overleg met ouders proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij hun opvoedingsideeën en rekening te houden met hun wensen. Het eigen pedagogisch kader van de SKOS dient hierbij als uitgangspunt. Wij betrekken ouders bij datgene wat wij zien, gedurende de ontwikkeling van hun kind. Het is van belang om in het oog te houden, dat er te allen tijde sprake is van groepsopvang. Dat geeft beperkingen, maar ook extra mogelijkheden. Het spanningsveld tussen het zelf kunnen verkennen van grenzen door de kinderen en de veiligheid die ouders vaak wensen, maakt ons werk in pedagogisch opzicht extra uitdagend. Met name voor het ontwikkelen van zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en zelfstandigheid is het verkennen van grenzen van belang. Vallen en opstaan, soms een blauwe plek of vieze kleren horen bij het groter worden. Een kind maakt als vanzelfsprekend deel uit van een groter geheel. Die vanzelfsprekendheid accentueren wij, door contacten te onderhouden met andere organisaties zoals het onderwijs, consultatiebureaus en bijvoorbeeld sportverenigingen. Pedagogische uitgangspunten Met elkaar hebben we onze opvattingen over opvoeden vastgelegd in onze pedagogische uitgangspunten: Wij stimuleren het zelfvertrouwen van kinderen door de ‘eigen aardigheden’ van ieder kind te accepteren. Wij spannen ons in om ieder kind in zijn eigen perspectief te zien en hebben oog voor de afzonderlijke talenten en mogelijkheden. Alle kinderen moeten uiteindelijk op eigen benen leren staan. Daarom is het goed hen te stimuleren om dingen op eigen houtje te ontdekken. Kinderen willen nu eenmaal dingen ontdekken en uitproberen. We complimenteren hen als iets lukt en ondersteunen hen bij teleurstellingen en tegenslagen. Wij gaan ervan uit dat kinderen gedijen in een klimaat waarin volwassenen en kinderen hen respecteren en vertrouwen. Door onze manier van omgang met de kinderen kunnen zij zelfrespect en
6
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
zelfvertrouwen opbouwen, wat hen in staat stelt om een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Kinderen hebben ruimte nodig om zich te ontwikkelen. Binnen de algemeen geaccepteerde grenzen van de veiligheid en de mogelijkheden van de groep, bieden wij die ruimte.
Kinderen zijn sociale wezens en sociaal-emotionele contacten zijn erg belangrijk in het leven. Wij willen het kind bewust maken van de eigen emoties en het leren deze emoties te hanteren. Kinderen die dit leren kunnen makkelijker relaties met anderen aangaan. Wij accepteren alle emoties, maar niet alle uitingsvormen daarvan.
Kinderen staan niet op zichzelf, maar maken deel uit van een groter sociaal verband. In onze contacten met ouders leggen wij een relatie tussen thuis en de opvang ter bevordering van het welzijn van het kind. Een groot aantal van onze peuterspeelzalen voert het VVE-programma Piramide of Uk en Puk. Meer informatie hierover staat in de bijlage: Wij bieden optimale ontwikkelingskansen aan jonge kinderen, door hen in groepsverband samen te brengen onder deskundige (bege)leiding. Met name bij de jonge kinderen, bieden wij extra aandacht aan de taalontwikkeling. De ontwikkeling van de peuters wordt gevolgd met het programma ‘KIJK’. De pedagogisch medewerkers observeren kinderen en weten hoe zij zich ontwikkelen. Op basis van de observaties bieden de pedagogisch medewerkers ieder kind activiteiten die passen bij zijn mogelijkheden en talenten. Zo werken we systematisch en doelgericht aan de ontwikkeling van de kinderen. Door samenwerking met ouders, consultatiebureaus/jeugd gezondheidszorg en scholen, kunnen wij vroegtijdig opvallend gedrag of ontwikkelingsachterstand signaleren, zodat wij het kind preventief kunnen begeleiden en stimuleren. Zowel op de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang staat respect centraal, hetgeen ook in uiting komt in ons voedings- en milieubeleid: Wij brengen de kinderen respect bij voor mensen, dieren, natuur, milieu, directe omgeving, materialen en andere culturen. Horizontale en verticale groepen De kinderdagverblijven bieden opvang in horizontale groepen. Dat betekent dat we de zorg precies kunnen afstemmen op de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. Daarna gaan ze naar een aparte dreumesgroep of gecombineerde dreumes/peutergroep.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
7
Door deze indeling is de groepsruimte, het dagritme en de inrichting van de ruimte specifiek afgestemd op de leeftijdsgroep. Ook activiteiten sluiten aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Kinderen spelen graag met kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. De SKOS biedt ook opvang in verticale groepen. Hier worden kinderen opgevangen van 04 jaar. Voordeel hiervan is dat jongere kinderen zich op kunnen trekken aan de oudere kinderen. Oudere kinderen leren ook zorgen voor, en rekening houden met jongere kinderen. De verticale groep is zodanig ingericht dat de kleintjes, in een afgeschermd gedeelte veilig kunnen liggen, rollen en kruipen. Voor de oudere kinderen zijn er ruimtes waar ze vrij kunnen bewegen en spelen. Door samenwerking met de andere groepen (opendeurenbeleid) binnen het kindercentrum worden er regelmatig activiteiten aangeboden waar alle kinderen van een bepaalde leeftijd/ontwikkelingsniveau aan mee kunnen doen. Op de verticale groep kunnen ouders ook kiezen voor flexibele opvang. Flexibele opvang is een oplossing voor ouders die op wisselende dagen/tijden werken waardoor kinderen op wisselende dagen opgevangen worden. Meer informatie hierover vindt u op onze website. Terugkerende rituelen en een herkenbaar dagritme vinden we op de flexibele groep extra belangrijk omdat kinderen zich daar veilig bij voelen. Het is voor kinderen fijn als ze de gelegenheid krijgen om andere kinderen te leren kennen en relaties op te bouwen. We betrekken ze bij elkaar en helpen ze op weg om samen te spelen. Het kindvolgsysteem en overdrachtsformulier zorgen ervoor dat we het welbevinden van ieder kind goed in de gaten houden. Een uitgebreidere beschrijving van de werkwijze op de horizontale en verticale groep vindt u in het pedagogisch werkplan van de locaties. Vraag ernaar bij de groepsleiding. Halve dagopvang en flexibele opvang Op al onze kinderdagverblijven bieden we naast hele dagopvang ook halve dagopvang op de woensdag en vrijdag. Halve dagopvang is altijd in combinatie met minimaal één hele dag opvang. Op kinderdagverblijf Boris Buitelaar wordt tevens flexibele opvang aangeboden. Flexibele opvang is mogelijk vanaf minimaal één dag per week. We vinden het belangrijk dat de kinderen en pedagogisch medewerkers voldoende tijd hebben om een band met elkaar op te bouwen. Voedingsbeleid De SKOS heeft een eigen voedingsbeleid. Uitgangspunt zijn de richtlijnen van de consultatiebureaus en het Landelijk Voedingsbureau. Een aantal voorbeelden uit ons voedingsbeleid: Wij verstrekken zo veel mogelijk voeding waaraan geen extra suiker is toegevoegd. Suiker is slecht voor gebit, botopbouw en opname van vitamines en legt een basis
8
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
voor allerlei welvaartsziekten. Daarnaast zijn veel (kleine) kinderen allergisch voor sommige toevoegingen. Door voedingsmiddelen zonder suiker te geven, zijn we ook al veel van die toevoegingen kwijt. Uitzonderingen worden alleen gemaakt bij bijzondere (religieuze of culturele) feesten zoals het Suikerfeest of beschuit met muisjes bij de geboorte van een broertje of zusje. Als een kind een bepaalde voedselallergie heeft, vragen wij aan de ouders om voor het kind geschikt en verantwoord voedsel mee te geven. Op het kinderdagverblijf en bij de buitenschoolse opvang verstrekt de SKOS onbespoten bananen. De arbeidsomstandigheden bij de bananenteelt leiden ertoe, dat werkers onvruchtbaar kunnen worden of het risico lopen om zwaar gehandicapte kinderen te krijgen (afhankelijk van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen waarmee ze in aanraking komen). Zeker in onze werksoort vinden wij dit niet acceptabel. Voor de broodmaaltijden is vlees niet nodig. In vleeswaren zitten vaak toevoegingen verwerkt. Daarom vervangen we smeerworst door een vegetarische variant die door kinderen erg lekker gevonden wordt en wordt er incidenteel paardenworst of kipfilet aangeboden. Wanneer er een enkele keer een warme maaltijd gemaakt wordt (meestal bij de buitenschoolse opvang), dan wordt er geen varkensvlees gebruikt. Zowel op de kinderdagverblijven als de BSO’s kunnen we kinderen, op verzoek van ouders, een warme maaltijd aanbieden. Ook dan zorgen we voor gezonde maaltijden zonder gebruik van varkensvlees. Bij de peuterspeelzalen vragen we de ouders om hun peuter fruit mee te geven voor het gezamenlijke pauzemoment.
Milieubeleid De SKOS wil met het milieubeleid verantwoordelijkheid voor de omgeving in praktijk brengen en aan kinderen overbrengen en de wereld zo goed mogelijk aan de kinderen doorgeven. De kinderen worden betrokken bij het scheiden van het afval en knutselen met kosteloos (afval) materiaal. Daarom wordt het afval zoveel mogelijk gescheiden, zijn de schoonmaakmiddelen zo min mogelijk belastend, weegt het milieuaspect bij aanschaf van nieuwe artikelen mee en worden de luiers bij de kinderdagverblijven zoveel mogelijk gerecycled. Informatieboekje Naast het eerder genoemde pedagogisch werkplan beschikken we ook over informatieboekjes voor ouders. In dit boekje kunt u o.a. lezen hoe we op de locatie van uw kind omgaan met de aanvraag voor het incidenteel wisselen van een opvangdag en het aanvragen van extra dagen opvang. En hoe we het wennen op de groep en doorstroom naar een volgende groep vormgeven.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
9
2 De groepsleiding Inleiding Hoe het pedagogisch beleid in praktijk wordt gebracht door de groepsleiding is uiteraard het belangrijkste. Zij zijn degenen, die het moeten doen. Daarom ondersteunt de SKOS hen daarbij door in het (werk)overleg regelmatig een pedagogisch uitgangspunt te bespreken, door de mogelijkheid te bieden om cursussen te volgen én door een observatiesysteem te hanteren. De kinderopvang maakt gebruik van het systeem ‘Kind Welbevinden’. Op de VVE-peuterspeelzalen wordt gewerkt met KIJK! Daarnaast maken alle locaties gebruik van het Haarlems Overdrachtsformulier (HOF). Op de VVE peuterspeelzalen maken we gebruik van video interactiebegeleiding (VIB). VIB is een methode om zicht te krijgen op de communicatie in de alledaagse omgang tussen kinderen onderling en tussen leidsters en kinderen. Met behulp van op de locatie gemaakte videobeelden bespreekt de VIB-er de videobeelden met de leidster. De kracht van de groep komt in beeld evenals de wijze waarop de leidsters de unieke kansen en mogelijkheden benutten die de groep biedt. De Wet Kinderopvang omschrijft verantwoorde kinderopvang als volgt: ‘Kinderopvang, die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving’. Voor de pedagogische onderbouwing van deze wet dienen onderstaande opvoedingsdoelen als uitgangspunt. We bieden kinderen: a. een gevoel van -emotionele- veiligheid; b. gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties; c. gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties; d. de kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van een samenleving eigen te maken (socialisatie). Van de pedagogisch medewerkers verwachten wij, dat ze in staat zijn deze vier opvoedingsdoelen in hun werk tot hun recht te laten komen. Zij werken ontwikkelingsgericht en doen dit op zodanige professionele wijze, dat dit naadloos aansluit bij onze pedagogische uitgangspunten, zoals genoemd in hoofdstuk 1. Wanneer wij denken dat er binnen een gezin behoefte is aan extra (opvoedings)ondersteuning, dan verwijzen wij ouders door naar hulpverlenende instanties. Na toestemming van ouders nemen wij eventueel zelf contact op met de jeugdgezondheidszorg. Indien er een vermoeden van kindermishandeling is handelen we volgens de ‘meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’.
10
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
Als uw kind naar een kinderdagverblijf, BSO of peuterspeelzaal gaat, wilt u zeker weten dat hij of zij daar in goede handen is. Veiligheid gaat over de ruimte waarin de kinderen zijn en over de contacten met leeftijdsgenoten en medewerkers. Aan beide vormen van veiligheid besteedt de SKOS veel aandacht. In de pedagogisch werkplannen staat beschreven hoe wij zorgdragen voor deze veiligheid. Vertrouwde gezichten op de groep, inval en opendeurenbeleid bij de kinderdagverblijven en op de BSO Voor een goed pedagogisch handelen is het van belang, om met vertrouwde gezichten op de groep te werken. Kinderen en ouders moeten zich gekend en herkend weten en dat kan alleen als de groepsleiding niet te veel wisselt. Hoe jonger het kind, hoe belangrijker dit is. Daarom geldt er een minimumaanstelling voor groepsleiding op de kinderdagverblijven. In de praktijk merken we, dat het niet altijd even gemakkelijk is om die vaste gezichten waar te maken. Medewerkers zijn ziek, gaan op vakantie, hebben werkbegeleiding of veranderen van werkgever. Op locaties met meerdere groepen, laten wij de groepen daarom samenwerken, zodat de kinderen en ouders met meer groepsleiding vertrouwd raken. Kan een vaste medewerker niet werken en komt daar iemand anders voor, dan blijven er meer bekende gezichten over. Op sommige dagen kan bij de BSO’s de bezetting van het aantal kinderen erg laag zijn. Om dan toch opvang te kunnen bieden, komt het voor dat er kinderen van verschillende locaties op één locatie worden opgevangen. In het pedagogisch werkplan van de eigen locatie staat beschreven hoe wij dit vormgeven. Ook ten aanzien van invallers streeft de SKOS naar herkenbare gezichten voor de kinderen en medewerkers die bekend zijn met de manier van werken bij de SKOS. Middels een eigen vaste invalpool heeft de SKOS mogelijkheden om inval goed te kunnen regelen. Bij uitzondering zetten wij invallers in via een uitzendbureau. Ook bij de peuterspeelzalen wordt zoveel mogelijk gewerkt met vertrouwde, vaste gezichten op de groep. Elke peuterleidster werkt op haar eigen vaste groep. We streven ernaar om voor elke peuterspeelzaal vaste invalsters in te zetten. Bij de SKOS zetten we letterlijk de deuren tussen de groepen open. Ouders worden tijdens het intakegesprek hierover geïnformeerd en geven hun toestemming via het intakeformulier dat hun kind even op een andere groep kijkt en speelt. Op dagen dat er minderen kinderen aanwezig zijn op het kinderdagverblijf of de BSO, kunnen groepen samengevoegd worden. Als kinderen gedurende een bepaalde periode, op afgesproken dagen, op twee stamgroepen ingedeeld worden, vragen wij de ouders nogmaals om schriftelijke toestemming. In het pedagogisch werkplan van de eigen locatie is uitgewerkt hoe wij concreet vorm geven aan dit opendeurenbeleid.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
11
Bevoegdheid van de groepsleiding en inzet van medewerkers in opleiding en stagiaires In de wet- en regelgeving en in de CAO Kinderopvang en de CAO Welzijn is vastgelegd over welke bevoegdheid de groepsleiding moet beschikken. De SKOS houdt zich hieraan. Naast de formele bevoegdheid beschikt elke medewerker met een vaste aanstelling, die met kinderen werkt, over een diploma ‘Eerste hulp aan kinderen’. Het is mogelijk om collega’s in opleiding naast een bevoegde medewerker in te zetten. De SKOS heeft hierover beleid vastgelegd en afspraken met de opleidende organisaties gemaakt. Jaarlijks toetst de GGD of de SKOS het juiste beleid uitvoert. Daarnaast biedt de SKOS aan toekomstige collega’s, die een dagopleiding volgen, de mogelijkheid om stage te lopen. Naast de officieel vereiste bevoegdheid biedt de SKOS op verschillende manieren aan de pedagogisch medewerkers de mogelijkheid om cursussen of trainingen te volgen om hun pedagogische vaardigheden te versterken of uit te breiden. Het vier ogen en oren principe De SKOS vindt het belangrijk dat kinderen in een veilige en vertrouwde omgeving worden opgevangen. We brengen het principe van vier ogen, vier oren en transparantie op verschillende manieren in de praktijk. Zo zorgen we ervoor dat er ieder moment meerdere volwassenen zijn die in contact staan met de kinderen en dat zij toegang hebben tot of zicht hebben op groepsruimtes. Ook de indeling van de locaties speelt een belangrijke rol als het gaat om openheid en transparantie. Denk daarbij aan een doorzichtige afscheiding/deuren tussen lokalen, de grote hoeveelheid ramen, en ons opendeurenbeleid. Voor ons zijn deze dingen vanzelfsprekend. Met de oudercommissies is de toepassing van het vier ogen en oren principe besproken, waarna het is opgenomen in het pedagogisch werkplan van de locatie. Daarnaast zijn de omgangsnormen tussen al onze medewerkers en de kinderen vastgelegd in de Gedragscode Kinderen en Seksualiteit. Ook zorgen we met elkaar voor een open aanspreekcultuur: als je onderbuikgevoel zegt dat iets niet klopt, zeg je er wat van.
12
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
3 Pedagogisch werkplan per locatie Inleiding De groepsleiding van elke locatie vertaalt in samenwerking met de clustermanager of de VVE-coördinator het algemene pedagogisch beleidsplan naar de dagelijkse praktijk en legt dat vast in een pedagogisch werkplan. Dit pedagogisch werkplan beschrijft onder andere hoe de vier opvoedingsdoelen uit hoofdstuk 2 in de praktijk aan bod komen. Het pedagogisch werkplan is binnen de kaders van dit algemene pedagogisch beleid door de groepsleiding opgesteld. Jaarlijks wordt het werkplan getoetst aan de praktijk en aangepast. Als een locatie een oudercommissie heeft, wordt het werkplan jaarlijks met de oudercommissie besproken. Gedurende het jaar komt in het werkoverleg van de locatie de toepassing van het pedagogisch werkplan aan de orde. Eens per jaar worden de gemaakte opmerkingen met de oudercommissie besproken en wordt het plan zo nodig bijgesteld. Als er geen oudercommissie is, besteedt het team jaarlijks één overleg speciaal aan de evaluatie en bijstelling van het pedagogisch werkplan. De pedagogische middelen Bij het opstellen van het pedagogisch werkplan, wordt aan de hand van de volgende zes pedagogische middelen beschreven, hoe de vier pedagogische opvoedingsdoelen gerealiseerd worden: De leidster-kind interactie: hoe gaat de groepsleiding met de kinderen om? De groep: hoe maakt de groepsleiding de groep tot een vertrouwde omgeving voor het kind? De binnen- en buitenruimte: hoe wordt de ruimte gebruikt voor gezamenlijke, individuele en gevarieerde spelervaringen? De activiteiten: welke activiteiten bieden kansen voor het ontwikkelen van persoonlijke en sociale vaardigheden van kinderen? Het spelmateriaal: hoe sluit het spelmateriaal aan op de mogelijkheden van de verschillende kinderen? De basisschool: Hoe bewaken wij de doorgaande lijn dan wel het contact met de basisschool? Pedagogische stromingen en programma’s De locaties kunnen bij verschillende pedagogische stromingen of programma’s aansluiten. Deze worden als hulpmiddel en inspiratiebron gebruikt en nooit naar de letter gevolgd. Alleen onderdelen, die bij ons werk en ons beleid passen, komen in de praktijk terug. Wel verwachten we dat alle pedagogisch medewerkers voor hun eigen leeftijdsgroep de kennis uit het boekje ‘Als kinderen je een zorg zijn’ kunnen toepassen. De peuterspeelzalen, die volgens een bepaalde VVE-methode werken, passen die ook helemaal toe. In de bijlage vindt u een korte beschrijving van elke stroming en methode.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
13
Bijlage Literatuur: Als kinderen je een zorg zijn Thomas Lickona en Wessel Ytsma, Als kinderen je een zorg zijn - over opvoeding in waarden en normen, HB uitgevers Baarn. ISBN 9055742686. Het boek gaat over de ontwikkeling van het kind, waarbij de morele ontwikkeling als belangrijkste invalshoek gebruikt wordt. Als doel van de opvoeding wordt gezien, dat een kind moet kunnen uitgroeien tot een verantwoordelijke volwassene die in evenwicht met zichzelf is. En aan zo’n opvoedingsdoel moet je van jongs af aan aandacht schenken. In het boekje staan veel praktische tips hoe je dat bij elke leeftijd kunt doen. In dit boek draait het om tien grondgedachten; tien bouwstenen die belangrijk zijn voor de morele groei van een kind: 1. Moreel gedrag betekent respect. Respect is de kern van een morele instelling. Respect voor jezelf, voor anderen, voor alles wat leeft en bloeit om je heen. We beschouwen ieder individu als een waardevol individu, laten anderen in hun waarde en geven anderen dezelfde rechten als we ons zelf toe kennen (‘wat gij niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’). Maar niet alleen respect hoort bij een morele instelling, ook liefde en vertrouwen horen hierbij. 2. De morele ontwikkeling verloopt in fasen. Respect als morele waarde is er niet zomaar opeens bij een kind, maar dat ontwikkelt zich langzaam. In het schema op pagina 15 staan de verschillende fasen. 3. Respecteer kinderen en verwacht respect terug. Als je kinderen moreel besef wilt bij brengen dan moet je ze met respect behandelen. Benader kinderen als een volwaardig persoon en probeer eerlijk met ze om te gaan. Houd rekening met hun niveau en in welke fase ze zitten. Probeer uit te leggen wat je wilt en waarom je dat wilt en zeg niet ‘Omdat ik het wil’ of ‘Omdat het moet.’ 4. Geef het goede voorbeeld. Zeg niet alleen dat je anderen met respect behandelt maar laat zien dat je dat zelf ook doet. Voorbeeldgedrag van de ouders/opvoeders werkt veel sterker op kinderen in, dan alleen maar mooie verhalen over hoe het moet. 5. Leg uit wat je bedoelt. Het is niet alleen belangrijk dat kinderen zich moreel gedragen maar het is ook belangrijk dat ze weten waarom dat belangrijk is. Het goede voorbeeld geven is het meest effectief als kinderen weten wat hieraan ten grondslag ligt.
14
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
6. Leer kinderen na te denken. Als een kind wat fout doet en je hem daarop aanspreekt, vraag dan of hij weet wat voor effect zijn gedrag op anderen heeft of vraag hoe hij het zou vinden als iemand anders dat bij hem deed. Leer kinderen zich in de positie van de anderen te plaatsen. 7. Geef kinderen verantwoordelijkheden. Als we willen dat kinderen zich moreel verantwoord gedragen zullen we ze zekere verantwoordelijkheden moeten geven. We beginnen met kleine verantwoordelijkheden, bv. even helpen tafeldekken. Naarmate het kind ouder wordt kunnen de verantwoordelijkheden uitgebreid worden. Het is wel belangrijk om uit te leggen waarom een kind deze verantwoordelijkheden krijgt. Kinderen leren zo om anderen te denken, en krijgen een basisgevoel van zelfvertrouwen. Zo leveren ze een waardevolle bijdrage aan het gezin. Bijvoorbeeld: ‘doordat jij even helpt mamma tafel te dekken, kan mamma de baby nog even een flesje geven’. 8. Zorg voor evenwicht tussen zelfstandigheid en controle. Kinderen, of ze nu twee of zestien zijn, willen graag dingen zelf doen. Daar moet je ze als ouders de ruimte voor laten. Zo kunnen ze hun zelfstandigheid ontwikkelen. Bij elke leeftijdsfase hoort een eigen ruimte om zelfstandig te zijn. Een ouder kind kan meer ruimte aan dan een jonger kind. Kinderen hebben leiding nodig. Het is soms noodzakelijk dat een ouder duidelijke grenzen stelt en controle uitoefent. Doet een ouder dat niet, dan wordt de ontwikkeling van het kind geremd. Als een ouder alleen controle uitoefent en geen ruimte voor zelfstandigheid biedt, kan het kind zich niet tot een volwassene met voldoende zelfvertrouwen ontwikkelen. Een evenwicht tussen zelfstandigheid en controle is nodig, omdat opvoeding als doel heeft dat kinderen volwassenen worden, die hun eigen beslissingen kunnen nemen en hun eigen leven kunnen leiden. 9. Geef kinderen liefde en help hen zelfrespect te ontwikkelen. Wanneer een kind genegenheid ontvangt zal het een positief zelfbeeld ontwikkelen. Liefde is van het grootste belang voor ons zelfbeeld, de liefde van anderen helpt een kind zichzelf aardig te vinden. Houd je aan je afspraken met kinderen en negeer ze niet. Dat geeft ze het gevoel dat ze belangrijk zijn. Geef kinderen aandacht, steun en tijd. Geef hen het gevoel dat ze op hun eigen benen kunnen staan, zodat ze niet voortdurend de goedkeuring van anderen nodig hebben. Laat kinderen voelen dat er van ze gehouden wordt.
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
15
10. Bevorder de morele ontwikkeling en daarmee een gelukkiger gezinsleven. Een gezond gezinsklimaat heeft een positieve invloed op de morele ontwikkeling. Kinderen hebben dan mensen om zich heen met wie ze zich kunnen identificeren. Ze zien voorbeelden, waarvan ze kunnen leren. In een gezin zijn conflicten onvermijdelijk. Ze zijn ook gezond, omdat ze kinderen kunnen voorbereiden op situaties die ze buitenshuis tegenkomen.
16
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
Fasen van de morele ontwikkeling
Fase 0
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Fase 5
Egocentrisch denken (de eerste 4 levensjaren)
Wat is goed:
‘Ik moet mijn zin krijgen’
Waarom moet je goed zijn:
Om mijn verlangens beloond te zien en om geen straf te krijgen.
Gehoorzaamheid (4+5-jarigen)
Wat is goed:
Ik moet doen wat er gezegd wordt.
Waarom moet je goed zijn:
Om moeilijkheden te voorkomen.
Wat is goed:
Ik moet voor mezelf zorgen, maar ik moet de mensen die mij goed behandelen ook goed behandelen.
Waarom moet je goed zijn:
Eigenbelang, wat houd ik er aan over.
Wat is goed:
Ik moet aardig zijn en beantwoorden aan de verwachtingen van mensen om wie ik geef.
Waarom moet je goed zijn:
Zodat anderen goed over me denken en ik mezelf ook goed kan vinden.
Wat is goed:
Ik moet mijn verantwoordelijkheden nakomen tegenover het sociale systeem waar ik bij hoor.
Waarom moet je goed zijn:
Om te voorkomen dat het systeem ineenstort en mijn zelfrespect te bewaren.
Wat is goed:
Ik moet het grootst mogelijke respect tonen voor de rechten en de waardigheid van ieder ander individu en een systeem steunen dat de rechten van de mens beschermt.
Waarom moet je goed zijn:
Ik ben het tegenover mijn geweten verplicht om andere mensen met respect te behandelen.
Voor-wat-hoort-wat (6+7+8+9-jarigen)
Goede relaties met anderen (10 t/m 13 jarigen)
Verantwoordelijkheid tegenover het systeem (pubers)
Principieel geweten (jong volwassenen)
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
17
Drie pedagogische stromingen bij de kinderopvang Reggio Emilia Loris Malaguzzi is de grote inspirator achter de filosofie van Reggio Emilia. De basishouding van waaruit de pedagogisch medewerkers werken is het volstrekt serieus nemen van kinderen. Kinderen zijn geen hulpbehoevende wezentjes die je alles moet voorkauwen. Een kind is competent, heeft van nature creatieve capaciteiten, wil leren, wil onderzoeken. Kinderen leren de wereld om hen heen met hun zintuigen. Laat een kind daarom zelf experimenteren met simpele materialen, stimuleer zelfstandigheid. Volgens Reggio Emilia leert een kind het meest van zijn leeftijdsgenoten, daarna van volwassenen en ten derde van de omgeving. De volwassene biedt mogelijkheden en materialen aan, waarmee de kinderen hun mogelijkheden verder kunnen ontwikkelen. Emmi Pikler De aanpak volgens Emmi Pikler heeft twee belangrijke pijlers: de verzorging en bewegingsontwikkeling. Tijdens de verzorging krijgt een baby onverdeelde en liefdevolle aandacht van de pedagogisch medewerker. Zij neemt daar ruim de tijd voor. Ze praat met zachte stem en vertelt de baby wat ze gaat doen en nodigt hem uit mee te helpen. Respect voor de eigenheid en autonomie van het kind staan voorop. Volgens Pikler is het samen spelen en het samen bewegen met baby’s van het grootste belang voor hun sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling. In contact met andere baby’s ontdekt hij zichzelf en anderen. Uk & Puk Uk & Puk is een totaalprogramma. Spelenderwijs leren kinderen allerlei vaardigheden. Behalve aan spraak en taal werkt Uk & Puk aan sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische en zintuiglijke ontwikkeling en de eerste rekenprikkels. De thema’s en bijbehorende activiteiten zijn geschikt voor baby’s, dreumesen en peuters. Twee VVE-programma’s bij de peuterspeelzaal VVE staat voor Voor- en Vroegschoolse Educatie en biedt een doorgaande lijn naar de basisschool. Er bestaan diverse VVE-methoden. Wanneer een school een VVE-methode volgt, dan sluiten wij zo mogelijk hierbij aan met onze peuterspeelzalen, zodat een herkenbare, doorgaande lijn ontstaat van de peuterspeelzaal naar de kleuterklas (groep 1). In grote lijnen geldt voor elke VVE-methode, dat de peuterleidster de kinderen een uitdagende maar geordende omgeving aanbiedt. Een situatie waarin ze keuzes kunnen maken en naar die keuzes kunnen handelen. In alle activiteiten is er veel aandacht voor taalstimulering.
18
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
Piramide:
Piramide is een educatieve methode waarbij in een combinatie van spelen en leren, de kinderen gestimuleerd worden in hun ontwikkeling. Kinderen die extra steun nodig hebben, krijgen speciale aandacht in de vorm van tutoring (persoonlijke begeleiding), taalstimulering en spel. Ouders worden betrokken bij het programma door onder andere thuis met hun kind activiteiten te doen, die aansluiten bij wat het kind in de opvang heeft gedaan. Uk & Puk:
Uk & Puk is een totaalprogramma. Spelenderwijs leren kinderen allerlei vaardigheden. Behalve aan spraak en taal werkt Uk & Puk aan sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische en zintuiglijke ontwikkeling en de eerste rekenprikkels. De thema’s en bijbehorende activiteiten zijn geschikt voor baby’s, dreumesen en peuters. Het programma Uk en Puk sluit aan bij verschillende VVE-prorgamma’s, die door basisscholen gebruikt worden. Twee pedagogische stromingen bij de peuterspeelzaal Maria Montessori De peuterspeelzalen, die verbonden zijn aan een Montessori School, sluiten met hun activiteiten bij dit type onderwijs aan. De kern van de methode van Maria Montessori is ‘Help mij het zelf te doen’. Volgens haar is alle opvoeding in principe zelfopvoeding. Opvoeding en onderwijs moeten daarom onderkennen wat de behoeften van een kind op een gegeven moment zijn en daarop inspelen, door op het juiste moment de juiste omgeving en de juiste materialen te bieden. Dat wil zeggen, dat er weloverwogen en doelgericht prikkels aanwezig moeten zijn. Het kind wordt uitgedaagd om dingen aan te pakken, uit te proberen. Dit betekent ook dat de kinderen de vrijheid krijgen te kiezen, waarmee ze willen werken of spelen. Triple P Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma. Het is een programma voor opvoedingsondersteuning en is bedoeld voor ouders met kinderen van nul tot zestien jaar. Triple P is laagdrempelig en heeft als doel (ernstige) emotionele en gedragsproblemen bij kinderen te voorkomen door het bevorderen van competent ouderschap. Triple P reikt ouders verschillende strategieën aan voor de dagelijkse opvoedingspraktijk. De ouders leren hoe zij gewenst gedrag bij hun kind kunnen stimuleren en ongewenst gedrag kunnen reguleren. Met behulp van Triple P leren ouders gebruik te maken van de dagelijkse communicatie in het gezin om hun kinderen adequaat emotioneel te ondersteunen en hun sociale competentie en probleemoplossend vermogen te stimuleren. De positieve krachten in een gezin en de competentie van ouders worden zo versterkt en risicofactoren verminderd. Dezelfde benadering versterkt het professioneel handelen van de groepsleiding. Meer informatie is te vinden op: www.triplep-nederland.nl
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
19