h c e t lefaenrs
ccij
Situering Wereldwijd is de vraag naar cleantech groter en groter aan het worden. Allerhande trends tonen de belangrijkheid aan van het zoeken naar alternatieven voor de huidige energievoorziening, het huidig gebruik van grondstoffen en het omgaan met het milieu in het algemeen. In dit cijfermatig overzicht worden een aantal kerncijfers gepresenteerd en toegelicht die een beeld geven van de evolutie en de huidige stand van zaken van de opwekking van energie uit alternatieve energiebronnen als daar zijn zon, wind, biomassa, warmtekrachtkoppeling en recuperatie van afvalstoffen. Tenslotte wordt ook het transport en de mobiliteit in onze provincie in kaart gebracht. Het transport van personen en goederen is immers goed voor 18% van de totale CO2-uitstoot in Limburg. Ook hier kan dus een aanzienlijke bijdrage worden geleverd om onze provincie klimaatneutraal te maken.
Figuur 1 situeert België in de internationale context op het vlak van hernieuwbare energie. Hieruit blijkt dat België slechts een beperkt aandeel van haar totale energieproductie haalt uit hernieuwbare bronnen en dus bij de laatsten in de rij staat (zie figuur 1). Olieprijzen zijn een belangrijke drijfveer in het zoeken naar alternatieven. Figuur 2 toont de fluctuaties van de prijs van een vat ruwe olie de laatste 4 à 5 jaar. Uit deze figuur blijken duidelijk grote schommelingen op de internationale markt, tot $100 per vat ruwe olie op één jaar tijd. Na het dieptepunt in 2009 zijn de prijzen weer flink gestegen. De onvoorspelbaarheid van de olieprijzen maakt de publieke opinie ongetwijfeld meer bewust voor alternatieven, die tegelijk een meerwaarde betekenen voor het milieu. In de volgende paragrafen wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken van cleantech. De paragrafen zijn opgedeeld op basis van de onderscheiden sectoren.
Zon Zonnepanelen zijn de laatste jaren ook in Limburg immens populair. Ze zijn niet meer weg te denken van daken van zowel particulieren als van bedrijven. Zonne-energie maakt nochtans slechts 1% uit van de totale wereldwijde productie van hernieuwbare energie. Deze markt is echter bezig aan een enorme groei en de kosten van een installatie dalen zeer snel. Volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) verdubbelt het aantal PV-panelen elke 2 jaar, en halveren de kosten elke 6 jaar. Op deze manier wordt het volgens VITO binnen 5 jaar in vrijwel heel Europa goedkoper om zonne-energie op je dak te plaatsen in vergelijking met de huidige tarieven. Het financieel en fiscaal aspect speelt uiteraard een grote rol bij de keuze voor een PV-installatie. Voor bedrijven geldt er momenteel op federaal niveau een verhoogde investeringsaftrek van 13,5% voor energiebesparende investeringen, ook voor het aanslagjaar 2012. Daarnaast kunnen bedrijven rekenen op de groenestroomcertificaten per 1000 kWh opgewekte elektriciteit. Door de publicatie van het energiew ijzigingsdecreet in het Staatsblad van 6 mei 2011, zullen de certificaten versneld worden afgebouwd. De minimumsteun wordt lager voor installaties groter dan 250 kW. Tabel 1 toont de minimumbedragen van de certificaten voor bedrijven die een grote installatie (>250KW) op hun dak plaatsen. Voor particulieren geldt dat vanaf 2012 de fiscale aftrek van 40% wordt afgeschaft. Zij hebben dus enkel recht op groenestroomcertificaten per 1000kWh opgewekte elektriciteit. Particulieren plaatsen meestal enkel installaties van minder dan 250 kW. Tabel 2 toont de minimumbedragen per certificaat voor particulieren. Tot slot geven sommige gemeenten een premie bij de plaatsing van een installatie. In 2008 waren dit volgens een rondvraag van ‘Het Belang van Limburg’ nog 42 van de 44 Limburgse gemeenten, maar veel van hen hebben besloten deze premie te verminderen of zelfs te schrappen. De combinatie van overheidssteun, dalende kostprijzen en milieu bewustzijn zowel bij bedrijven als bij particulieren, hebben de jongste jaren voor een enorme ‘boost’ in de PV-sector gezorgd, ook in Limburg. Tabel 3 geeft hiervan een mooi overzicht.
18 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
CLEANTECH IN CIJFERS Figuur 1: Elektriciteit opgewekt uit alternatieve bronnen t.o.v. de totale energieproductie in 2008 (Europa) 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
N or
w Ic ay el an Au d st Sw ria ed en La tv Fi ia nl a Sl nd ov e D ni en a m Ro ark m an Cr ia oa Po tia rt ug al Eu S p ro ai pe n T an u U rke ni y on (.. . Ita Sl ly ov G aki er a m an Fr y an ce N Irel et he and rla nd G s re Bu ece lg a U ni Hu ria te d nga Ki ng ry d Cz B om ec elg h i Re um pu Li bli th c ua ni Lu Po a xe lan m d bo u Es rg to n Cy ia pr us M al ta
0
Bron: Eurostat
Figuur 2: Kostprijs (in dollar) van een vat ruwe olie (evolutie 2007-2011) 140
Tabel 3: Nieuw geïnstalleerd nominaal vermogen per jaar in kW voor elektriciteitsproductie uit zonne-energie in Limburg (2000-2010) jaar
130
2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000
120 110 100 90 80 70 60 50 40 2007
2008
2009
2010
2011
nieuw geïnstalleerd nominaal vermogen/jaar in kw voor elektriciteitsproductie uit zonne-energie 34.003 64.073 17.878 7963 334 31 23 16 43 16 5
Bron: www.beursduivel.be
Bron: www.vreg.be
Tabel 1: Minimumbedragen van de groenestroomcertificaten voor bedrijven met een grote PV-installatie (>250KW)
Figuur 3: Uitgereikte groenestroomcertificaten voor zonne-energie in Limburg
datum indienst name
minimumsteun per certificaat
duur
16000
2006-2009 ( 1 ) 2010 januari tem juni 2011
450 euro 350 euro 330 euro
20 jaar 20 jaar 20 jaar
14000
juli tem september 2011
240 euro
20 jaar
10000
oktober tem december 2011
150 euro
20 jaar
8000
vanaf 2012 vanaf 2013
90 euro 90 euro
20 jaar 15 jaar
6000
( 1 )
zonnepanelen die in dienst werden genomen vóór 2006 kunnen hun groenestroomcertificaten gedurende 10 jaar aan Elia verkopen voor 150 euro per stuk. Bron: www.vreg.be
12000
4000 2000 0
Tabel 2: Minimumbedragen van de groenestroomcertificaten voor particulieren met een PV-installatie datum indienst name
minimumsteun per certificaat
duur
2006-2009 2010 januari tem juni 2011 juli tem september 2011 oktober tem december 2011 januari tem maart 2012 april tem juni 2012 juli tem december 2012 2013 2014 2015 vanaf 2016
450 euro 350 euro 330 euro 300 euro 270 euro 250 euro 230 euro 210 euro 190 euro 150 euro 110 euro 90 euro
20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar 20 jaar 15 jaar 15 jaar 15 jaar 15 jaar
( 1 )
Bron: www.vreg.be
Als gevolg van het stijgend aantal PV-installaties, neemt uiteraard ook het aantal uitgereikte groenestroomcertificaten toe. Logischerwijs ligt dankzij het goede weer de productie van zonne-energie het hoogst in de zomermaanden. Figuur 3 toont het stijgend aantal uitgereikte groene stroomcertificaten voor zonne-energie in Limburg tijdens de afgelopen jaren.
( 1 )
Zonnepanelen die in dienst werden genomen vóór 2006 kunnen hun groenestroomcertificaten gedurende 10 jaar aan Elia verkopen voor 150 euro per stuk. Bron: www.vreg.be
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 19
h c e t sn r a e e f j i l c c Wind Stilaan wordt ook wind voor de provincie Limburg een belangrijke energiebron. Het aantal windmolens is de jongste jaren aan een opmars bezig en zal de komende jaren alleen maar in aantal toenemen. In 2010 stond de Limburgse teller reeds op 16 windmolens, met elk een vermogen van ca. 2MW. Deze molens bevinden zich in: -- Lanaken: 4 windmolens sinds 2005, op de terreinen van Celanese -- Lommel: 4 windmolens sinds 2005 en 4 molens sinds 2006, op het bedrijventerrein Balendijk -- Genk: 2 windmolens sinds 2009, op de terreinen van Ford Genk -- Hasselt: 2 windmolens sinds 2010 (vervanging oude molens), aan de sluis van Godsheide Tabel 4 geeft een overzicht van het geïnstalleerd vermogen per jaar in Limburg. In 2011 heeft Limburg Wind(t), een samenwerkingsverband tussen Aspiravi en LRM, nog een aantal nieuwe windmolens geplaatst op Limburgs grondgebied. Zo is momenteel langs de E314 in Halen een project van 10 nieuwe windmolens afgerond, elk met een capaciteit van 2,3MW. De 5 windmolens die hiervan op Limburgs grondgebied staan werden door Limburg Wind(t) geplaatst, de andere 5 staan op grondgebied Vlaams-Brabant. Daarnaast plaatste de vennootschap recent drie windmolens aan de ZuidWillemsvaart, nabij het bedrijventerrein Hoog Geisterveld in Maaseik. Deze worden weldra ook operationeel. Net zoals bij zonnepanelen, staat de opwekking van elke 1000 kWh windenergie opgewekt in Vlaanderen garant voor een groenestroomcertificaat. Een overzicht van de uitgereikte certificaten voor windenergie in Limburg is te zien in figuur 4. Deze grafiek geeft een stijgende trend weer in de productie van windenergie in Limburg. Een aantal zaken kunnen hierbij echter opgemerkt worden. Zo ligt de energieproductie van wind, in tegenstelling tot die van zon, hoger in de winter. Dit komt uiteraard door het ‘minder goede’ weer in de winter, wat voor windenergie alleen maar positief blijkt. Daarnaast zijn er in de winter van 2008/2009 opmerkelijk minder pieken in de productie van windenergie door de Limburgse windmolens. Een mogelijke verklaring van Electrabel (beheerder windmolens Lanaken en Genk) hiervoor is dat tijdens de winterperiode de windturbines automatisch worden stilgelegd bij mogelijke ijsvorming op de wieken, dit om te vermijden dat stukken ijs ongecontroleerd in de omgeving worden afgeworpen. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan dit van winter tot winter verschillen. Limburg Wind(t) (beheerder windmolens Lommel en Hasselt) meldt dat deze winter inderdaad iets lager was dan gemiddeld op vlak van productie, maar dat deze daling niet spectaculair verschillend was van andere jaren. Het aantal aanvragen van milieu- en bouwvergunningen voor het opwekken van windenergie binnen de provincie Limburg stijgt enorm. Deze stijging was vooral in 2010 opvallend, dit dankzij het vrijgeven van landbouwgrond voor het plaatsen van windturbines. Om als provincie, maar ook als gemeente een rechtlijnig beleid te voeren en windmolens op een optimale manier in te planten in het Limburgs landschap, heeft het provinciebestuur geopteerd voor het opstellen van een windplan. Dit windplan resulteert in een aantal voorkeurzones, die de provincie momenteel bespreekt 20 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Tabel 4: Nieuw geïnstalleerd nominaal vermogen per jaar in kW voor elektriciteitsproductie uit windenergie in Limburg (2000-2010) jaar
nieuw geïnstalleerd nominaal vermogen/jaar in kw voor elektriciteitsproductie uit windenergie in Limburg
2010
4000
2009
4000
2008
0
2007
0
2006
8000
2005
16.000
2004
0
2003
0
2002
0
2001
0
2000
0
Bron: www.vreg.be
Figuur 4: Uitgereikte groenestroomcertificaten voor windenergie in Limburg 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
Bron: www.vreg.be
met de betrokken gemeentes. Ook via een Vlaamse omzendbrief werd het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de inplanting van windmolens vastgelegd. Deze omzendbrief gaat uit van drie elementen: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, duurzaam energiegebruik en de voordelen van windenergie.
Biomassa Bio-energie is momenteel in Limburg de belangrijkste alternatieve energiebron. In 2010 stonden biomassa en biogas immers samen in voor de uitreiking van ongeveer 126.000 groenestroomcertificaten in de provincie, ter vergelijking met ca. 45.000 voor windenergie en 85.000 voor zonne-energie. Met het transitietraject ‘Limburg gaat klimaatneutraal’ wordt het belang van bio-energie nog verder uitgebreid. In de studie die hieraan vooraf gegaan is, komt biomassa immers naar voor als het belangrijkste alternatief voor de huidige conventionele energiebronnen. Figuren 5 en 6 geven de evolutie van het aantal uitgereikte groenestroomcertificaten voor biogas en biomassa in de laatste jaren in Limburg.
Bij figuur 5 dient te worden ingegaan op de onderverdelingen in biogas: -- Biogas-stortgas: een gasmengsel van methaan en koolstofdioxide dat vrijkomt wanneer organisch materiaal in een afvalstortplaats door bacteriën wordt omgezet en gebruikt kan worden om elektriciteit te produceren. -- Biogas-RWZI: in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) wordt het afvalwater uit riolen gezuiverd voordat het in oppervlaktewater komt. Bij dit proces wordt ook gebruik gemaakt van bacteriën die in het zuiveringsproces methaangas opwekken dat kan dienen als energiebron. -- Biogas-overig: deze categorie komt vooral voort uit de verwerking van mest en tal van landbouwstromen (zowel gewassen als dierlijk afval). Op vlak van biogas zijn in Limburg twee belangrijke trends merkbaar. Enerzijds is er de laatste jaren een sterke toename te zien in biogas-overig. Deze trend is een gevolg van de opmars van vergisters voor mest, organisch
afval,… bij landbouwbedrijven. Deze bedrijven zien hun afval meer en meer als grondstof voor nieuwe toepassingen (cfr. artikel Park Molenheide, zie pag. 48). Anderzijds kan bij biogas een neerwaartse trend worden waargenomen voor het onderdeel biogas-stortgas. Deze trend wordt verklaard door het feit dat de biologische fractie op stortplaatsen afneemt door de afbraak en omzetting ervan naar methaan. De vorming van methaan en de mogelijkheid tot captatie van biogas wordt dus kleiner in de tijd. Daarnaast zal de strengere regelgeving omtrent het storten van afval er ook voor zorgen dat er steeds minder biologische fractie terecht komt op stortplaatsen. Ook bij figuur 6 dient eerst een korte beschrijving te komen bij het onderscheid in biomassa: -- Biomassa uit land- of bosbouw: deze biomassa bevat zaken als palmolie en koolzaadolie, maar bevat evenzeer ook hout(afval), grasmaaisel,
Figuur 5: Uitgereikte groenestroomcertificaten voor biogas in Limburg 8000 7000 6000
Biogas - stortgas Biogas - RWZI Biogas - overig
5000 4000 3000 2000 1000 0
Bron: www.vreg.be
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 21
h c e t sn r a e e f j i l c c Figuur 6: Uitgereikte groenestroomcertificaten voor biomassa in Limburg 25.000
Biomassa uit land- of bosbouw
20.000
Biomassa uit huishoudelijk afval
15.000
Biomassa uit gesorteerd of selectief ingezameld afval
10.000
5000
0
Bron: www.vreg.be
e.d. -- Biomassa uit huishoudelijk afval: voor productie-installaties die elektriciteit opwekken uit huishoudelijk afval bepaalt de OVAM de hoeveelheid energie die in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten. Daarbij wordt de elektriciteitsproductie uit het organisch-biologische deel van restafval met ingang van 1 juli 2009 gelijkgesteld met 47,78 % van de totale elektriciteitsproductie uit restafval. Om de drie jaar en met ingang van 2012 evalueert de Vlaamse Regering dit betreffende aandeel. -- Biomassa uit gesorteerd of selectief ingezameld afval: omvat organisch-biologische afvalstoffen die selectief ingezameld werden of gesorteerd werden uit restafval en niet in aanmerking komen voor materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale uitvoeringsplan. Hieronder vallen onder andere afvalhout en dierlijke vetten. OVAM adviseert de VREG over deze afvalstoffen, met name of ze in aanmerking komen voor het ontvangen van groenestroomcertificaten.
De belangrijkste trend die uit figuur 6 kan worden afgeleid, is de sterk schommelende trend van biomassa uit gesorteerd of selectief ingezameld afval. De stijgende trend kan verklaard worden door het feit dat de centrale van Langerlo in 2005 is begonnen met het bijstoken van houtstof (fijne houtdeeltjes), waarvoor groenestroomcertificaten werden uitgereikt. In de jaren daarop volgend heeft Langerlo grote pieken in groene stroomproductie bereikt (verbruik van ongeveer 60.000 ton houtstof/jaar). Echter, vanaf 2009-2010 bleken leveranciers de grote vraag naar houtstof niet meer te kunnen volgen en daalde het gebruik naar ongeveer 45.000 ton/jaar. Verwacht wordt dat het aandeel biomassa in de Limburgse energieopwekking de komende jaren nog zal kunnen toenemen, o.a. dankzij de plannen van Eon, die nog in onderzoeksfase liggen, voor het ombouwen van Langerlo tot een 100% biomassacentrale. Ook de nieuwe biomassacentrale van 4energyinvest op het bedrijventerrein Ravenshout in Ham, die begin 2012 operationeel zal zijn, zal het aandeel biomassa in de provincie doen toenemen. Bij biomassa en biogas dient echter gewaakt te worden over mogelijke schade aan natuur en milieu. Ook met eventueel nadelige sociale en economische effecten voor de lokale bevolking dient men rekening te houden. Zo mag biomassaproductie o.a. de voedselvoorziening en biodiversiteit niet in gevaar brengen.
Energie-efficiëntie Bovenop het gebruik van alternatieve energie, is het ook belangrijk (of misschien zelfs belangrijker) om te denken aan zuinig en effi ciënt omspringen met energie (elektriciteit en brandstoffen). Energieefficiëntie kan heel ruim worden geïnterpreteerd. Hierbij kan gekeken worden naar enerzijds een efficiënte productie van elektriciteit en anderzijds efficiënt energieverbruik van gebouwen, producten en productieprocessen. Bij de opwekking van elektriciteit ligt de gemiddelde efficiëntie ongeveer op 40%. Dit biedt een groot potentieel om het percentage omhoog te krijgen. Een mogelijke manier om het rendement te doen toenemen, is om gebruik te maken van een Warmtekrachtkoppeling (WKK). Deze gaat naast elektriciteit ook de vrijgekomen warmte opvangen en nuttig gebruiken. Zo is een heel belangrijk idee voor een toekomstig project het uitleveren van restwarmte van de centrale van Langerlo (Genk) naar nabijgelegen bedrijven. Op deze manier zullen de bedrijven niet meer zelf 22 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
in hun warmteproductie moeten voorzien. Deze mogelijkheden worden momenteel onderzocht.
Figuur 7: Uitgereikte groenestroomcertificaten voor WKK-installaties in Limburg 8000
Tabel 5 geeft een stijgende trend weer in het geïnstalleerd elektrisch resp. mechanisch nominaal vermogen (kW) in Limburg. Uiteraard zal dankzij de toename in het geïnstalleerd vermogen, ook de uitreiking van groenestroomcertificaten toenemen. Deze trend wordt duidelijk weergegeven in figuur 7.
7000 6000 5000 4000 3000
Op het vlak van energieverbruik blijkt uit een EFRO-project van het Agentschap Ondernemen dat er bij KMO’s op heel wat aspecten van de bedrijfsvoering mogelijkheden tot efficiëntieverbetering zijn. Het project ‘REG in KMO’s’ is uitgevoerd van 1 november 2008 tot 31 oktober 2010. Het rapport ervan is te vinden op de website van het Agentschap Ondernemen, onder de rubriek ‘publicaties’. Hieronder worden enkele belangrijke bevindingen uit het rapport toegelicht. In totaal werden er 300 eerstelijns energiescans uitgevoerd bij Vlaamse KMO’s, waarvan 36 in de provincie Limburg (12%). De scans omvatten 759 aanbevolen en gekwantificeerde maatregelen, waarbij er 626 vergezeld gingen van een inschatting van de nodige investering en terugverdientijd. Deze maatregelen resulteerden in een gemiddelde potentiële besparing op het totaal elektriciteitsverbruik (158.670.000 kWh/jaar) van 5,7% (955.000 euro/jaar). Voor het totaal brandstofverbruik (212.600.000 kWh/ jaar) was dit 12,1% (975.000 euro/jaar). Uitgedrukt in euro’s gaat het om een jaarlijkse besparing van 1.930.000 euro, en ca. 230.000 euro voor de 36 Limburgse KMO’s. De totale reductie in CO2-uitstoot komt neer op 7.636 ton/jaar.
2000 1000 0
Bron: www.vreg.be
Figuur 8: Gemiddelde besparing (kWh) in % van de elektriciteitsfactuur door Rationeel Energiegebruik 12 10 8 6 4 2
Figuren 8 en 9 geven een overzicht van de mogelijke besparingen in de electriciteits- en brandstoffactuur van KMO’s door efficiënter om te springen met energie.
t lu
de
ch
rs
en
nz
ui
ge
n
Ba t
ko
te
ud
rij
e
la
kk
rc o’s
ht uc sl
aa
ei kl
ht uc Pe rs l
An
de
re
le
Ai Pe r
re s to Co es m te pr l le es n so rs tu rin g
’s
ne
PC
D iv er
g lin
in ht lic Ve r
Ko e
g
0
Bron: Agentschap Ondernemen
2010
250
2009
5101
2008
5223
2007
2592
2006
16
2005
294
2004
0
2003
10
2002
0
Bron: www.vreg.be
25
20
15
10
5
0
va ng M en uu ke rte e ls Ve n da rv an ki so ge la n tie lu ch tv er hi St tte ra rs lin gs St w ur ar in m g te ve rw ar m D es in tr g at ifi ca W to ar re m n Bu te re is cu is Sa o p ni la er ta tie at ir ie w pe ar rs m lu w ch at t er to es te lle n
jaar
nieuw geïnstalleerd elektrisch resp. mechanisch nominaal vermogen/jaar (kw) voor wkk in limburg
Figuur 9: Gemiddelde besparing (kWh) in % van de brandstoffactuur
Ve r
Tabel 5: Nieuw geïnstalleerd elektrisch resp. mechanisch nominaal vermogen per jaar in kW voor elektriciteitsproductie voor WKK in Limburg (2002-2010)
Bron: Agentschap Ondernemen
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 23
h c e t sn r a e e f j i l c c Materialen, recyclage en afval
en verbranden. Zo kende recycleren een piekmoment in 2004, maar lag dit in de daarop volgende jaren een stuk lager. Ook blijkt dat bedrijven in Vlaanderen minder en minder hun afval sorteren en dat er meer en meer aan verbranding van afval wordt gedaan. -- Positief is de stijging in het gebruik van afval als secundaire grondstof (Cfr. artikel Sappi-animalbedding, zie p. 50). Ook geldt een positiever effect voor het storten van afval, dat een daling heeft ondergaan. -- Een sterke stijging kan tenslotte opgemerkt worden bij afval dat een zogenaamde ‘andere voorbehandeling’ krijgt. Hierbij kan het o.a. gaan over mechanisch-biologische scheiding. In de mechanisch-biologische verwerkingstechnieken wordt het binnenkomende afval in opeenvolgende stappen gescheiden in diverse fracties. De mechanische stappen omvatten breken, zeven, scheiden, wassen, enz. In de biologische stap wordt een deel van het aanwezige organische materiaal afgebroken, hetzij onder aërobe omstandigheden (composteren, drogen), hetzij onder anaërobe omstandigheden (vergisting met productie van biogas).
Naast het zuinig en efficiënt omspringen met energie, is ook het efficiënt benutten van grondstoffen en materialen een belangrijk element. Grondstoffen zijn een kostbaar goed, die zeker niet oneindig te verkrijgen zijn en waar dus op een duurzame wijze dient mee omgegaan te worden. Voor de analyse van deze sector kan gerefereerd worden naar gegevens van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Deze gegevens bevatten informatie over bedrijfsafval en verwerkingsmethodes in Vlaanderen. De verzameling van afvalgegevens neemt steeds veel tijd in beslag, waardoor data van 2008 de meest recente zijn. Tabel 6 en figuur 10 geven een overzicht. Een aantal trends komen tevoorschijn en worden hieronder heel kort beschreven: -- Zo is eerst en vooral een algemene stijging merkbaar in de totale afvalproductie in bedrijven sinds 2004. -- Composteren kent een lichte stijging, maar blijft vrij beperkt t.o.v. de totale afvalproductie. -- Opvallende (eerder negatieve) trends zijn deze van recycleren, sorteren Tabel 6: Bedrijfsafval (in ton) volgens verwerkingsproces in Vlaanderen (2004-2008) bedrijfsafval volgens verwerkingswijze
2004
2005
2006
2007
2008
composteren
340.285
271.990
371.848
483.330
487.448
hergebruik
160.276
227.109
878.075
328.114
159.420
recycleren
8.830.114
4.856.964
4.807.952
5.824.771
5.133.734
gebruik als secundaire grondstof
4.302.803
5.944.374
8.196.313
6.642.504
8.041.077
sorteren
4.604.132
5.153.066
4.167.665
4.063.539
3.583.100
storten
2.972.204
1.666.006
1.978.512
2.032.877
1.707.358
verbranden
1.338.896
1.845.859
1.758.481
2.187.181
2.275.667
andere voorbehandeling
4.275.968
11.236.730
12.293.780
12.772.534
10.593.084
totale bedrijfsafvalproductie
26.824.678
31.202.097
34.452.625
34.334.850
31.980.886
Bron: OVAM
24 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Figuur 10: Verdeling bedrijfsafval (in ton) per verwerkingsmethode in Vlaanderen (2004-2008) 2004 2005 2006 2007 2008
14.000.000 12.000.000 10.000.000 8.000.000 6.000.000 4.000.000 2.000.000
rb A eh n an de de re lin g
Ve rb ra nd en
en St o
rt
te re n So r
eb se ruik cu a n ls gr da on ire ds to f
vo o
G
er en Re cy cl
ik H er ge br u
Co m
po
st er en
0
Bron: OVAM
Transport en mobiliteit Volgens de nulmeting van de studie ‘Limburg gaat klimaatneutraal’ staan transport en mobiliteit in voor bijna 18% van de totale CO2-uitstoot van de provincie. Ook deze sector kan dus mee bijdragen aan een aanzienlijke daling van de uitstoot.
Figuur 12: Aantal reizigers (in miljoen) van de NMBS in België (2005-2009) 210 200 190
Duurzame mobiliteit omvat een breed assortiment van mogelijkheden die bijdragen tot een afname in de CO2-uitstoot. Dit kan gaan van elektrische/hybride voertuigen over het gebruik van biobrandstoffen, tot nadenken over andere vervoersmogelijkheden zoals openbaar vervoer, carpoolen, fiets, enz. Figuur 11 geeft bijvoorbeeld een overzicht van de vervoersmodi voor woon-werk-verkeer. Hieruit blijkt dat nog 65% de wagen gebruikt om zich naar het werk te verplaatsen. Het gebruik van openbaar vervoer kent de laatste jaren een sterke stijging in het totaal aantal reizigers. Figuren 12 en 13 geven een overzicht voor de trein (NMBS, België) en de bus (De Lijn, Limburg)
180 170 160 150 2005
2006
2007
2008
2009
Bron: NMBS
Figuur 13: Aantal reizigers (in miljoen) van De Lijn in Limburg (2004-2009) 60 50
Wanneer tot slot gekeken wordt naar het algemene autogebruik zien we dat het aantal gereden kilometers met de wagen vrij stabiel is gebleven (figuur 14). Figuur 11: Modale verdeling in woon-werkverkeer o.b.v. aantal ritten in Vlaanderen (2010)
40 30 20
op ander wijze 1%
10 0
2004
2005
2006
2007 te voet 5%
Bron: De Lijn
2008
2009
fiets 12% brom/snorfiets 1%
Figuur 14: Aantal voertuigkilometers (in miljard) in Vlaanderen (2004-2008) motor 1%
47
autobestuurder 65%
45
autopassagier 6%
43
bus 3%
41
tram/metro 1%
39
trein 5%
37 35 2004 Bron: Mobiliteitsraad Vlaanderen – Mobiliteitsverslag 2010
2005
2006
2007
2008
Bron: Mobiliteitsraad Vlaanderen – Mobiliteitsverslag 2010
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 25
h c e t sn r a e e f j i l c c Figuur 16: Transportkost multimodaal binnenvaart transport vs. unimodaal wegtransport 10.000 €
“Unimodaal -weg”
9000 € 8000 € Transportkost (€)
Op vlak van goederentransport gebeuren in de sector reeds tal van individuele initiatieven die kunnen leiden tot reductie in brandstofgebruik, CO2-uitstoot, … Die initiatieven zijn bijvoorbeeld een doordachte bandenkeuze, duurzaam rijgedrag van chauffeurs en weloverwogen belading van vrachtwagens. De mogelijkheden en het potentieel voor modal shift (overschakeling van weg naar water en/of spoor) dienen in Limburg echter nog verder te worden onderzocht. Vooral op het gebied van de sensibilisering van bedrijven voor deze modal/mental shift is er nog veel werk aan de winkel. Figuren 15 en 16 geven zowel economische als ecologische argumenten in het voordeel van deze modal shift.
“Multimodaal -Binnenvaart”
7000 € 6000 € 5000 € 4000 € 3000 € 2000 € 1000 € 0€
Naast deze ecologische en economische redenen speelt uiteraard ook de congestie van de wegen een bepalende factor. De evolutie van multimodaal goederentransport blijkt vrij moeilijk op te volgen. Data omtrent deze materie zijn immers heel beperkt beschikbaar. Er kunnen echter wel een aantal afzonderlijke trends in kaart worden gebracht die hiermee verband houden.
0
50
100
150
200
250
Afstand van deur tot deur (km)
Bron: Essenciál (Filip Verbeke)
Figuur 17: Verdeling goederentransport in Vlaanderen (2004-2008)
Indien dan vervolgens het goederentransport door binnenvaart verder wordt uitgediept, kan vastgesteld worden dat het containertransport vóór 2004 een opmars heeft ondergaan. De economische crisis veroorzaakte dan weer een lichte terugval in 2008-2009 (figuur 18). Limburg bezit reeds een aantal sterke knooppunten om deze modal shift verder uit te bouwen. Zo is de haven van Genk reeds verantwoordelijk voor de verwerking van 20.000 TEU/jaar via binnenvaart, 90.000 TEU/jaar via spoor en meer dan 1,5 miljoen ton aan bulkgoederen. De spoorterminal van Inter Ferry Boats in Genk verwerkt jaarlijks 35.000 containers via spoor. Tot slot zal ook de uitbouw van Albertterminal in Lanaken jaarlijks zorgen voor een shift van 30.000 vrachtwagens van de weg naar het spoor.
40 35 Miljard ton/km
Figuur 17 geeft de evolutie weer van het goederentransport in Vlaanderen. De structurele trend voor goederentransport via de weg blijft stijgen, terwijl goederentransport door binnenvaart en spoor vrij stabiel blijven over de vergeleken jaren (N.B. Voor vervoer over de weg geen cijfers in 2008; maar verwachte lichte daling ten gevolge van economische crisis).
Weg (miljard ton/km) Binnenvaart (miljard ton/km) Spoor (miljard ton/km)
30 25 20 15 10 5 0
2004
2005
2006 Jaar
2007
2008
Bron: Mobiliteitsraad Vlaanderen – Mobiliteitsverslag 2010
Figuur 18: Aantal TEU (Twenty feet Equivalent Unit) containerbinnenvaart Vlaamse containerterminals (1996-2011) 600.000 500.000
Aantal TEU
Figuur 15: Specifieke CO2-emissie goederenverkeer Binnenvaart Gemiddelde trein
400.000 300.000 200.000
Zware vrachtwagen
100.000
Lichte vrachtwagen 0
100
200
300
400
500
gram per tonkilometer
Bron: NMBS
26 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
600
700
0 1996
1998
2000
2002
2004
Jaar
Bron: Promotie Binnenvaart Vlaanderen VZW
2006
2008
2010
Energie-infrastructuur Voor dit onderdeel beschikt POM Limburg vooralsnog over geen of heel beperkte cijfers. De belangrijkheid van de energie-infrastructuur in de toekomst kan echter wel aangetoond worden door de trends in de vorige topics. Zonne-energie en windenergie zijn immers bezig aan een sterke opmars in onze provincie en grondige aanpassingen aan het hele elektriciteitsnet dringen zich op.
het EU Strategic Energy Technology Plan liggen nog boven dat percentage en zijn respectievelijk 12% voor zonne-energie en 20% voor wind. Deze overschotten dienen uiteraard niet verloren te gaan en een slimme opslag van deze energie is dus noodzakelijk. Energyville, dat zich vestigt in Genk, zal in dit verhaal een cruciale rol spelen. Hier zal immers onderzoek gedaan worden naar o.a. ‘Smartgrids’ waarbij decentrale energieopwekking, slimme opslag, e.d. belangrijke punten zullen zijn. (zie blz. 30)
Zo stelt VITO dat met een capaciteit van 10% aan zon in het elek triciteitssysteem er op bepaalde momenten meer aanbod zonneelektriciteit zal zijn dan totale vraag. De doelstellingen geformuleerd in
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 27