SI in de praktijk…. Hoe dan?? Annemieke van der Dussen
Wat is SI?
SI = sensorische informatie verwerking. 7 zintuigen die sensorische informatie geven:
• • • • • • •
visueel auditief smaak tactiel reuk propriocepsis evenwicht
Leren en aanpassen lukt door feed back feed forward Dus achteraf herstellen of vooruit plannen van de handeling. Alertheid = de activatie aangepast aan de activiteit.
1
Wat kan er mis gaan?
de sensorische informatie verloopt niet altijd goed geïntegreerd. • • • • •
zintuigen zelf functioneren niet of onvoldoende het motorisch apparaat functioneert onvoldoende de fysieke conditie is aangetast de omgeving beïnvloed de waarneming er zijn aanlegfactoren (neurologisch) aanwezig
SI therapie in de basis
SI therapie gaat er van uit dat de zintuigen zelf in orde zijn. Maar dat het zenuwstelsel (nog) onvoldoende selecteert of afremt of juist te sterk reageert op een prikkel.
• Overregistratie/overgevoeligheid: – onvoldoende selectie van prikkels – (te) sterk reageren op een (“neutrale”) prikkel
• Onderregistratie/ondergevoeligheid: – te sterk filteren van “normale” prikkels – verlaagd reageren op sterke prikkels
2
Inhibitie = remmen
• Bv een kind is enorm druk en bewegelijk: dan probeer je door te vergroten, vertragen, verzwaren de dominatie van het actievatiesysteem te beperken. • Is een kind erg rustig, dromerig, ingezakt: dan probeer je door vergroten, versnellen en prikkelen de dominatie van het rustsysteem te beperken. (activeren)
SI begeleiding De begeleiding bij SI kun je opgebouwd zien in 4 fases van ontwikkeling baarmoeder, moeder-kind, kid-power, brainpower.
Geen SI therapie maar SI ter ondersteuning in de klas of tijdens de logopedische behandeling staat het leren of de spraak-taal ontwikkeling centraal. SI in de begeleiding wordt gebruikt om de juiste voorwaarde te scheppen voor het kunnen leren.
3
Voorbeelden
Aan welk kind denk je als we het hebben over SI? Voorbeelden uit de groep.
SI begeleiding
• Welke problemen zie ik in de sensorische informatieverwerking bij dit kind? observeren nadenken/ opzoeken/ navragen interpreteren
Proprioceptief (of kinesthetisch) • • • • • • •
klunzig en houterig. onzeker in het handelen. onvoldoende steun aan hun visuele informatie. speelgoed door onhandigheid kapot maken geen goed lichaamsbesef. botsen tegen voorwerpen op hebben moeite met motorisch afregelen (kan ook mondmotorisch) • kauwen op boorden en koortjes.Het herkennen van veranderingen in het houdings- en bewegingsapparaat.
4
Proprioceptief; begeleiden
• Zorgen dat de spieren en gewrichten een duidelijke prikkeling krijgen. • Binnen: iets zwaars laten dragen, iets weg duwen grote kauwbeweging maken, jezelf in de stoel drukken, handen uit elkaar trekken, stevig knuffelen, knijpen in stress balletje, zitten op wiebelkussen. • Buiten: springen (touwtje springen of trampoline), rennen, tegen een (wat zwaardere) bal schoppen, touwtrekken, timmeren, verstoppertje spelen
Evenwicht
• Belangrijk voor het registreren van houding, hoofdstand, evenwichtsveranderingen, vertragingen en/of versnellingen, plaats van lijf tov de zwaartekracht. • Het evenwicht is van groot belang voor de totale ontwikkeling van een kind/mens. • Het evenwicht geeft informatie over lineaire bewegingen en roterende bewegingen. En deze prikkels kan een kind over- of onder registreren.
Evenwicht; kenmerken
• Onderregistratie; rondjes draaien, veel op de kop hangen, bewegelijk springen, huppelen, continu bewegen ook in de klas, soms roekeloos is. • Overregistratie; een kind dat liever niet zo veel beweegt, moeite heeft met het roteren van zijn hoofd, volledig uit balans raakt als hij het hoofd bv ondersteboven moet bewegen, misselijk wordt in een auto, moeite heeft met traplopen, liever niet meedoet met gym of op het klimrek buiten.
5
Evenwicht
• Het evenwicht is het meest fundamentele zintuig van de mens. Een kind mag daarom nooit gedwongen worden om over zijn grens in evenwicht te gaan! • Evenwichtsproblemen moeten altijd begeleid worden door een ergo- of fysiotherapeut.
Evenwicht; begeleiden
ondergevoeligheid: • Binnen: geef het kind ruimte om te bewegen (tussen opdrachten door), geef de mogelijkheid om staande te werken, geef een wig of stug wiebelkussen bij het zittend werken. zorg voor rustmomenten tussendoor (even opgevouwen in de bank zitten met een boek of tv.), • Buiten: leer gevaren te zien, geef ruimte op duikelrek of trampoline, maar geef ook wat extra aandacht aan evenwichtsspelletjes zoals; lopen over een plank, stilstaan op een wiebelplank, samen op de wip, of op de schommel, fietsen.
Evenwicht; begeleiden
overgevoeligheid: • Binnen: stevig aanschuiven op de stoel aan tafel, werken met een schuin werkblad, laatje niet onder de tafel maar op ooghoogte (zodat het kind niet ondersteboven iets hoeft te pakken) zoveel mogelijk met het gezicht naar het bord en de leerkracht. • Buiten: eenvoudige evenwichtspelletjes doen (bv lopen over kussens, liggen op een wiebelplank, samen wiebelen op een trampoline (zeker als springen te eng is), leren schommelen,
6
Tast
• Tast voel je over de hele huid. En tast bestaat uit: aanraking/druk/vibraties, temperatuur, pijn. • Onder- en overgevoeligheid voor tast kunnen daarom bij 1 persoon samen voorkomen!
Tast; kenmerken
onderregistratie • geen of weinig reactie bij aanraking, pijn of stoten. Het kind is zich minder bewust van voorwerpen en personen in de nabijheid. Merkt niet dat schoenen verkeerd om aangetrokken zijn, merkt niet dat het iets heeft laten vallen, kauwen op nagels, zichzelf bijten, veel knoeien en kliederen, graag op blote voeten lopen.
Tast; kenmerken
overregistratie: het kind heeft last van plooien en naden in de kleding, wil liever geen sokken of schoenen aan, voelt snel pijn, liever niet knutselen en knoeien, soms moeite met eten van voeding met veel verschillende textuur, moeite hebben met tanden poetsen, kapper, haar wassen enz.
7
Tast; begeleiding
Onderregistratie • Binnen: Werken met alle vormen van sensopatisch materiaal, wrijven over rug (van boven naar beneden), diepe druk geven, altijd vooraf vertellen wat je doet en zoveel mogelijk het kind zelf de tastprikkel laten opzoeken (stevig knuffelen, iets knijpen enz) • Buiten: aanraakspelletjes (tikkertje), spelen op klim en duikelrek, leunen of afzetten tegen de muur (met hele lichaam)
Tast; begeleiding Overregistratie: • Binnen: Kind zelf op zoek laten gaan naar aanvaardbare prikkels, (bv klei kan prettiger zijn dan zand omdat de structuur stevig is en je er niet vies van wordt), tastspelletjes waarbij het kind van te voren wel weet wat het mogelijk kan verwachten, tiktik wie ben ik, voelboekjes, ruimte geven om nieuw materiaal eerst te verkennen, niet te dicht tegen de buurman aan zitten, mogelijkheid geven om schoenen uit te trekken. • Buiten: ruimte geven om zich af te zonderen van de drukke bewegelijke kinderen, leren spelen met anderen op afstand bv touwtje springen, kaatsen ballen, knikkeren.
Auditief; kenmerken
Onderregistratie • laat reageren als hij geroepen wordt, muziek en tv erg hard aanzetten, genieten van ‘lawaaiig’ eten zoals chips, zelf veel schreeuwen en gillen. Overregistratie • last van lawaai, handen voor de oren, moeite om zich te concentreren in lawaai, moeite met auditieve discriminatie.
8
Auditief; begeleiding
Onderregistratie: • Binnen: een weksignaal geven als je iets belangrijks vertelt, werken met solo apparatuur, opdracht herhalen, fluisterspelletjes doen, geluidenkokers maken, versjes en liedjes leren. • Buiten: vaste geluiden gebruiken (handen klappen of schoolbel), luisterspeleltjes voor buiten (vogels horen bv),
Auditief; begeleiding
Overregistratie: • Binnen: geluid dempen door bv koptelefoon of MP3 speler, eventueel belangrijke werkmomenten buiten de klas laten uitvoeren. • Buiten: mogelijkheid geven om zich van de groep af te zonderen, gerichter leren luisteren (door bv spel als; annemaria koekoek of stand in de mand en de bal is voor….),
Visueel; kenmerken
• Bij visuele problemen zie je bijvoorbeeld: moeite met scannen, moeite met voorachtergrond informatie herkennen, moeite met gericht kijken (focussen).
9
Visueel; begeleiding
• Binnen: leren meer structuur in het kijken te brengen door van links naar rechte en van boven naar beneden te werken, puzzelen, kralenplank, natekenen of naschrijven (waarbij de afstand van kijken tot schrijft klein moet zijn), drinken door een rietje, • Buiten: opletten dat het speelveld overzichtelijk is, spelletjes om afstand te schatten, ooghandcoördinatie bv balgooien, hinkel spelletjes.
Reuk/Smaak; kenmerken
• Bij problemen met smaak en reuk zie je vaak dat de smaak of geur te sterk is zodat een kind iets niet wil eten en/of met materiaal wil spelen.
Reuk/Smaak; begeleiding
• Zorg dat je reukloos materiaal hebt. Vooral klei kan erg sterk ruiken. Let verder op je eigen lichaamsgeur. Bepaald parfum kan een hevige reactie bij een kind oproepen. • Verder kun je veel geurspelletjes doen waarbij geuren uit de natuur meestal makkelijker verdragen worden dan chemische geuren.
10
Sensorisch dieet
Top vaardigheid
Midden vaardigheid
Basis vaardigheid
visueel
auditief
evenwicht
reuk/ smaak
tactiel
proprioceptief
11