[sht 1] eHealth
and a New World Online M.J. Sorbi
Mijnheer de rector magnificus, Geachte aanwezigen,
‘eHealth - waar gaat dat over?’ zult u misschien denken. Wees gerust: u bent de enige niet. Ik hoop u vandaag meer inzicht te geven. Dat geldt ook voor ‘eHealth Psychology’, het gebied van mijn leerstoel.
Toen het plan voor de leerstoel stond was er net een rapport uitgebracht - [sht 2]“Nu zorgen voor morgen”- over ICT onderzoek en gezondheidszorg.[1] Het was de eerste publicatie van ICT-Forum, het ‘regieorgaan voor ICT innovatie’ dat net was ingesteld door het kabinet. ICT moest gebruikt worden ter versterking van autonomie en zelfredzaamheid van de burger, om ons uit de zorg te houden - of te krijgen. Het moest gaan om ‘smart health surroundings’, ons omringende netwerken met slimme technologie die op de persoon is toegesneden. Geavandeerde ondersteuning dus. De functie van telefoon, televisie en computer wordt reeds aangevuld met apparaatjes in huis en voor onderweg, en check-ups gebeuren op afstand, zonder dat men zelf naar de dokter hoeft. Computer technologie zal steeds meer worden verstopt in gebruiksvoorwerpen. Ook moet miniscule nanothechnologie, bijvoorbeeld via microsensoren die ingeslikt of geïmplanteerd worden, zorgen voor continue metingen in het lichaam. Heel veel kan dan thuis in het gewone leven gebeuren, onafhankelijk van plaats en tijd. Dit doel - een ‘vinger aan onze pols’ terwijl we in ons eigen leven staan - sloot nauw aan bij mijn werk en dat van onze afdeling. Het rapport drong erop aan ook gedragswetenschappers bij deze ontwikkeling te betrekken, omdat kennis van motivatie en gedragsverandering belangrijk is. Het databestand van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen bevatte toen ruim 200 projecten over ICT en geneeskunde. Enigszins choquerend was het ontbreken van aandacht voor wat ICT ons ‘doet’ en wat dit voor onze gezondheid betekent.[2] We moeten het wel
1
kunnen en willen gebruiken. De psychologie zou zodoende een belangrijke rol moeten spelen in de speerpunten van het rapport.
<Missies van de leerstoel en inhoud van de oratie> [sht 3] Mijn leerstoel in eHealth psychologie is gericht op ontwikkeling en het testen van eHealth applicaties voor de gezondheidspsychologie, en op het kweken van een beter begrip van wat ICT ons doet.
[sht 4] In deze oratie licht ik toe wat de terreinen van gezondheidspsychologie en van eHealth inhouden. Hierbij sta ik stil bij hoe mijn eigen belangstelling ervoor werd gewekt en wat we in Utrecht doen op dit gebied. Grote veranderingen vormen de achtergrond van dit alles. Er ontvouwt zich een nieuwe wereld online. De ontwikkeling wordt beschreven als een ‘digitaal zenuwstelsel’, waarvan we de gevolgen voor het hart van onze samenleving niet overzien. Die achtergrond zullen we eveneens bezien.
Daarna ga ik in op de kernelementen van mijn leerstoel. [sht 5] Ik ontwikkel en test eHealth applicaties, dus we bezien de stand van deze applicaties voor de gezondheidspsychologie. [sht 6] Vervolgens sta ik stil bij wat ICT ons doet - in psychologisch opzicht.
[sht 7]
Gezondheidspsychologie en eHealth>
Wat verstaan we onder gezondheidspsychologie en onder eHealth?
De gezondheidspsychologie is het jongere broertje – of zusje – van de klinische psychologie. De vakken delen theorie en praktijk, maar de klinische psychologie richt zich primair op de geestelijke gezondheidszorg en op problemen waarin psychopathologie voorop staan. De gezondheidspsychologie, daarentegen, is primair gericht op geestelijk gezonde mensen die in
2
de medische zorg terecht komen of dreigen te komen. Het doel is te voorkómen dat dit geestelijk leed teweeg brengt, dan wel: dit leed zo veel mogelijk te beperken.[3] Het belang van ICT is voor de gezondheidspsychologie en de klinische psychologie even groot. De gezondheidspsychologie baseert diagnostiek en behandeling op psychologische en biologische factoren, en wil er graag zo vroeg mogelijk bij zijn wat betreft een gezonde leefstijl, de preventie van chronische ziekten en het bevorderen van levenskwaliteit voor zieke mensen. Patiënten worden actief hierbij betrokken en gezondheidsvoorlichting en zelfzorg zijn even belangrijk als behandeling. ICT past daar bij.[4-6]
En wat is dan eHealth? De term ontstond in het verlengde van andere ‘e-woorden’, zoals eBanking, eCommerce en e-mail. De medische wereld reageerde eerst terughoudend, omdat patiëntenzorg niet voorop leek te staan.[7] Dat is nu wel anders. Er is zelfs een nieuwe term - izorg[8] of eCare - waarmee de zorg centraal wordt gesteld. Een sluitende definitie van eHealth is een probleem, omdat het gebied wordt bepaald door de inzet van nieuwe technologie en die verandert steeds. Een respectabel overzicht kwam in 2005 uit op maar liefst 51 definities van eHealth,[9] met als enige overeenkomst dat ze gingen over ‘gezondheid’ en ‘technologie’.i Laten we dus volstaan met de kortst mogelijke definitie, die afkomstig is van de Europeese Commissie. Die luidt dat eHealth staat voor ‘informatie en communicatie technologieen voor de gezondheid’ of wel: ‘ICTs for health’.[10] De nadruk ligt hierbij op de gezonde en de zieke burger, dus ook op preventie en zelfzorg. Dat sluit goed aan bij de gezondheidspsychologie.
[sht 8]
eHealth en gezondheidspsychologie in Utrecht>
We begonnen in Utrecht ruim 10 jaar geleden. Ik ben onderzoeker en psychotherapeut. Mogelijk verklaart dat mijn wens om zo dicht mogelijk te komen bij hoe het werkelijk met mensen gaat in hun dagelijks leven. [sht 9] Een palmtop computer, en later [sht 10] de ‘personal digital assistant’ of PDA, bood uitkomst. Ik gebruikte ze voor onderzoek - samen met Peter Honkoop, Madelon Peters, Guido Godaert en daarna Mieke de Boer-Sonnenschein maar óók voor individuele diagnostiek, dus het in kaart brengen van problemen en welzijn van afzonderlijke mensen. Je geeft het computertje mee, nadat andere functies zijn geblokkeerd, en het is geprogrammeerd om op onverwachtte momenten een oproep te doen voor het beantwoorden van vragen over dat moment in het leven. Net zoals een film bestaat uit vele opnamen, geeft 3
een reeks van zulke ‘elektronische dagboeken’ inzicht in hoe het met iemand gaat. Voor ons onderzoek hebben inmiddels ruim 300 patiënten zo’n dagboek 4 tot 12 keer per dag bijgehouden gedurende 4 tot 10 weken. We onderzochten mensen met migraine,[11-15] chronische pijnklachten[16-19] en ernstige burnout.[20-24] Dat zijn syndromen die medisch niet volledig worden begrepen en die ziekteverzuim geven, de kwaliteit van leven verzieken en de relaties in werk en gezin ernstig onder druk zetten en kunnen beschadigen. Een fascinerende bevinding was toen, dat sommige mensen de PDA liever niet terug gaven. Dit was apart, want de dagboek oproep kon storend zijn. De ervaring was dat sommige mensen zich - tot op zekere hoogte - aan het zakcomputertje hadden gehecht.
De volgende stap lag voor de hand. Als het lukt om betrouwbare momentopnamen van mensen te verkrijgen, waarom zouden we dan niet onmiddellijk reageren met advies? Dit vereiste een directe en beveiligde internet verbinding tussen de PDAs en ons instituut [sht 11]. Toen dit mogelijk was ontwikkelden 7 informaticastudenten een klinisch software pakket, dat door Sander Mak en andere ICT assistenten is doorontwikkeld, uitgebreid en geschikt gemaakt voor GSM telefoons. We noemden de methode ‘Online Digital Assistance’ of ODA.[25-28] [sht 12] De dagboekfunctie werd dus uitgebreid met feedback: ODA combineert online monitoring met online coaching en kan zo gebruikt worden ter ondersteuning van psychologische diagnostiek en behandeling. De feedback verschijnt binnen een half uur nadat het dagboek door betrokkene op de PDA is ingevuld en bereikt hem of haar terwijl het gewone leven door gaat. Getrainde masterstudenten klinische en gezondheidspsychologie verzorgen de feedback onder supervisie. Hierbij worden ze geholpen door de software, die de dagboekantwoorden voorsorteert, de ernst van antwoorden kan wegen, en beslissingsregels aanreikt.[29,30] [sht 13] De feedback bestaat uit een toelichting op je functioneren, waarbij een stoplicht de mate aangeeft, waarin je risiko loopt voor je gezondheid en gedragsverandering nodig is. Dan volgt advies voor te nemen maatregelen en een ‘oppepper’ om het advies op te volgen. De oppepper bestaat uit een smiley, met begrip of ondersteuning als je het moeilijk hebt, dan wel lof of aanmoediging als het goed met je gaat. We gebruiken ODA nu om migrainepatiënten te ondersteunen bij een zelfhulp training, gericht op het leren voorkómen van een aanval. [sht 14] U ziet hier een voorbeeld van hoe de feedback er dan uit kan zien: (Betrokkene heeft een): “Slechte nacht gehad en de lunch overgeslagen. Is nu druk bezig: je nek is stijf en pijnlijk; je hebt last van licht en herrie. Je voelt je gammel”. 4
(Het advies is): “Neem pauze; doe ontspanningsoefening; eet / drink iets (licht); verzet taken naar morgen”. En de oppepper: “Je kunt ‘t – niemand ziet ‘t. Je gezondheid gaat vóór!”
ODA wordt positief ontvangen. Daarbij zijn drie zaken belangrijk - de termen leen ik van collega Riper: [sht 15] touch: het aanbod moet op de persoon toegesneden zijn; trust: het moet vertrouwen wekken - denk aan privacy bescherming, data beveiliging en expertise van de aanbieder; en tech: het apparaatje moet aantrekkelijk en handig zijn.
Sommige ODA gebruikers vertelden ons achteraf dat men zich door de PDA minder alleen voelde met het eigen gezondheidsprobleem, en dat het leek alsof er over hen gewaakt werd. Ook noemde men de PDA “een kleine vriend of helper in eigen zak”, en men was de feedback gaan missen in de weekenden. Dit bevestigt dat er verbondenheid kan ontstaan die nu dieper ging, omdat de PDA interactief is. Interactiviteit is een nieuwe eigenschap van het internet zelf.ii Dit brengt ons bij belangrijke maatschappelijke veranderingen.
Een nieuwe wereld online>
Time magazine benoemt met kerst een ‘person of the year’. [sht 16] “JIJ’ stond op de cover in 2006, onder een spiegel - op een computerscherm - ‘Jij controleert het informatie tijdperk’. Via nieuwe interactieve functies van het internet, zogenaamde ‘role-playing sites’ en ‘sociale software’, kan iedereen tegenwoordig publiceren of produceren. Burgers zijn samen sterk en namen controle over de media, aldus Time.[31] Goede voorbeelden zijn Wikipedia, YouTube en Second Life.
Wikipedia, de vrije encyclopedie online die door het publiek wordt gevuld en voortdurend gecorrigeerd, blijkt nauwelijks onder te doen voor encyclopedieën die zijn samengesteld door betaalde experts.[32] Een nieuwe term, ‘wikiality’iii - gebaseerd op ‘wikipedia’ en ‘reality’ verwijst dan ook naar waarheid die meer is geënt op consensus dan op feiten’.[31] Via YouTube en Second Life kan je niet alleen publiceren maar ook produceren. De internetgebruiker wordt ‘prosumer’, dat is een producerend consument [32]. Via YouTubeiv kan je kostenloos videos van anderen bekijken én eigen videos toevoegen: je hebt een podium, een enorm publiek en een markt.
5
Second Life[33] - is een zogenaamde ‘massively multi-player online game’ (MMOG), [sht 17] waar je binnen treedt in de vorm van een zelf ontworpen poppetje of ‘avatar’. [sht 18] Met regulier geld dat op een virtuele beurs wordt ingewisseld voor ‘Linden dollars’ - genaamd naar Linden Lab - de makers van het spel - koop je er virtuele spullen. Je verkoopt er ook eigen creatieve oplossingen, of het nu gaat om aanpassingen van merkartikelen, de creatie van je poppetje of je virtuele eiland. In de landelijke aandacht[34-37] benadrukt de televisie vooral de gevaren, maar het NRC Handelblad zag het als economisch nieuws.[34] [sht 19] Banken, bedrijven en gemeenten, waaronder Zoetermeer, zijn er gevestigd, de Vrije Universiteit en TU Delft kochten er land, ‘Delft Technical University’ komt er als virtuele universiteit.v Continue zijn er zo’n 20.000 mensen in het spel en zo’n 100 verdienen er duizenden euro’s per maand mee.[34] [19 weg]
Het internet wint dus rap aan sociale, emotionele en zakelijke invloed en de verspreiding werkt als een virus. Winkeliers zijn boos,[32] reguliere media klagen over ‘kanibalisme’,[38] maar de Europese Commissie, bijvoorbeeld, stelt de mogelijke synergie voorop.[38] Één gevolg is de veranderende realiteit van intellectueel eigendom, zoals onlangs - hier - uiteen gezet door de Canadese juriste Rosemary Coombe bij haar aanvaarding van de G.J. Wiarda Wisselleerstoel.[39] Maar Linden Lab stal de show, door recent de bron code, of geheime sleutel, van de Second Life software vrij te geven. Wie maar wil kan nu het spel zelf veranderen. En onmiddelijk was er een ‘wiki’ - een plek op wikipedia - met specificaties van en voor mensen die dat doen.vi
Time sprak over een ’digitaal zenuwstelsel’, waarvan de gevolgen niet overschat kunnen worden.[31] Het lopende vuur is niet te stoppen, en pogingen om een publiek te temmen dat aan de vrijheid heeft geroken maken weinig kans.[32] Onze studenten en kinderen groeiden op met computer, gaming, internet en mobiele telefoon. De jeugd wordt ‘generatie Einstein’ genoemd [sht 21]: ze zijn slim, snel, zakelijk, maar óók sociaal en matschappelijk betrokken. Ze gaan voor authenticiteit, respect en zelfontplooing. En boven alles zijn ze ‘mediasmart’ én op zoek naar intimiteit.[40] Zij, maar ook wij, zitten midden in deze nieuwe wereld online. Daarbij komt de snelle ontwikkeling van de robot technologie: [sht 22] indrukwekkend of [sht 23] aandoenlijk spreekt ons wel aan, maar het blijkt dat we emotioneel afstand nemen van robots die op ons lijken [sht 24]. In het januari nummer van Scientific American stelt Bill Gates dat we aan de rand staan van een nieuw tijdperk: de PC komt van de tafel af.[41] 6
Het is dus zaak dat we de mogelijkheden zien en zinvol gebruiken. Ik vrees geen maatschappij, zoals Huxley die beschreef.[42] Het gaat mij om de potentie voor de gezondheidspsychologie en gezondheidszorg.
De vraag is nu: [sht 25]: wat zijn de huidige eHealth applicaties voor de gezondheidspsychologie?
eHealth in de gezondheidsspychologie reikt van preventie in de algemene bevolking tot de zorg op afstand voor mensen met een chronisch gezondheidsprobleem of ernstige ziekte. Wat er wordt aangeboden is informatie, interactie en - in de patiëntezorg - ook vaak interventie, dus een online behandelingsprogramma. [sht 26] Hierbij wordt de reguliere computer, vaak via internet, gebruikt en wordt gewerkt met mobiele apparaatjes.
De inzet van de PC werd in kaart gebracht door drie vooraanstaande [sht 27] overzicht studies.[43-45] [sht 28] Daarnaast verschenen een meta-analyse en twee boeken.[46-48] De toe[passingen zijn goed verdeeld over de somatische en geestelijke gezondheidszorg - dus over de klinische en de gezondheidspsychologie. [sht 29] Qua aandacht ligt depressie op kop in de geestelijke gezondheidszorg, met de angststoornis op de tweede plaats; [sht 30] in de somatische zorg zijn dat chronische en ernstige ziekten, met als toppers diabetes en astma. In de eerste lijn of algemene bevolking prevaleert de bestrijding van middelenmisbruik, vooral gericht op alcohol. [30 weg]
Het gaat om computer gebruik voor preventie, voor interventie of ter ondersteuning van een psychotherapie. Interventie - of online behandeling - staat voorop: vier bronnen gaan er over. In de resultaten valt op dat veel applicaties niet voldeden aan de selectie eisen van de onderzoekers, en dat de applicaties, die om hun goede opzet geselecteerd waren, meestal niet onder gecontroleerde condities waren onderzocht op effectiviteit.
7
Er moet dus hard gewerkt worden aan de empirische onderbouwing van computer interventies. Ook is er grote behoefte aan een kwaliteitskeurmerk. En hoewel de voordelen van grote bereikbaarheid, lage drempel voor deelname en lagere kosten vaak worden genoemd, zijn er nog nauwelijks harde cijfers van de daadwerkelijke kosten effectiviteit. In het vooraanstaande Journal of Medical Internet Research[49] werd recent opgemerkt dat het publiek en ook patiënten ver vooruit lopen op het eHealth onderzoek. De auteur wees op de mondige gebruiker, die kiest, shopt en zelf het internet vult. eHealth onderzoekers moeten er antwoorden op vinden - is de boodschap - en in het online aanbod voor de gezondheidszorg rekening houden met het feit dat mensen zelf het internet van inhoud voorzien. Ik ben het daarmee eens. Toch geven genoemde bronnen aan dat computer interventies veel belovend zijn.[43-47] [sht 32] Het is aangetoond dat mensen kennis opdoen van hun ziekte,[44,46] dat zelfzorg toeneemt[44,46] klinische uitkomstmaten verbeteren[44] en achteruitgang in gezondheid geremd kan worden.[46] Controle op de blootstelling aan een dergelijke interventie is echter een probleem. Mensen zijn zo weer weg, door het gemak, waarmee je weg kunt klikken.[46] [sht 33] Om dit te verbeteren wordt aanbevolen de online interventie persoonlijk te maken en flexibel toe te snijden op tempo en behoefte van de deelnemer.[43,46] Daarnaast wordt gewezen op het belang van monitoring - het voortdurend bijhouden hoe het gaat – én feedback hierop, en het belang van ontmoetingen, in beschermde chatrooms, met deskundigen en andere deelnemers.[46] Een geheel ander aspect van de computer is de mogelijkheid van virtuele realiteit:[50-55] [sht 34] Je kunt worden opgenomen in de computer omgeving.[50,51]. Tot dusverre werden virtuele applicaties apart gemaakt. Dat was kostbaar en vergde hulpmiddelen, zoals een bril voor driedimensioneel kijken, koptelefoon, handschoenen, console en een systeem om lijfelijk te voelen wat je meemaakt. Dit is een aflopende zaak, denk aan Second Life. [sht 35] Er bestaan inmiddels zogenaamde ‘mindgames’, waarbij je via sensoren objecten met je hersenactiviteit kunt bewegen in de computerwereld. Dit type spel[56] is nog niet breed beschikbaar, maar de koppeling aan het interactieve internet is al gemaakt.
8
[sht 36] Er zijn 14 gecontroleerde studies verricht naar virtuele realiteit in een psychotherapie,[50] waarvan 10 gaan over de behandeling van angst. Dat is logisch, want de angstverwekkende situatie kan indringend worden nagebootst. [36 weg] Het bleek dat patiënten de voorkeur hieraan gaven boven ‘in vivo exposure’,[55] dat is werkelijke blootstelling in een angsttherapie. Bij werkelijke blootstelling zoek je met je therapeut de gevreesde tunnel, lift of afgrond op - of een echte spin komt steeds dichter bij en je leert om daarbij ontspannen te blijven. Met virtuele realiteit heb je de veilige therapiekamer achter de hand, dat helpt. En het geeft meer controle en kost minder tijd voor de therapeut.[52]
Ik zei dat onderzoek naar effectiviteit nog te weinig heeft plaatsgevonden, maar er is een inhaalslag gaande. De ‘International Society of Internet Researchers’ - ISRII - verenigt onderzoekers wereldwijd en groeit met de dag om de wetenschap op dit gebied vooruit te drijven. ISRII toetst internet interventies op uitvoerbaarheid, werkzaamheid onder gecontroleerde omstandigheden, effectiviteit in de klinische praktijk en kosten-effectiviteit. De ambitie is gericht op keurmerken voor interventies die effectief, betrouwbaar en valide zijn, op grootschalige implementatie van sterke interventies, en op een bibliotheek van instrumenten voor online diagnostiek.[57]
[sht 38]
Het tweede type instrumenten zijn de mobiele apparaatjes. We komen daarmee op een ander gebied van eHealth, de ‘ambulatory assessment’, [sht 39] dat gericht is op het meten van beweging, hartslag bloeddruk en andere lichamelijke reacties, terwijl men ook een elektronisch dagboek bijhoudt.[58,59] [sht 39] Zo wordt, bijvoorbeeld, onze veerkracht in kaart gebracht onder langdurige werkbelasting of na nare levensgebeurtenissen. Het punt is dat reguliere vragenlijsten daarbij tekort schieten. [39 weg]
Het staat vast dat onze inschatting van hoe we ons in het algemeen voelen - of we een gelukkig mens zijn, bijvoorbeeld - weinig overeenkomt met hoe we zijn van moment tot moment. Ons antwoord op een vragenlijst over de afgelopen weken, wijkt fors af van hoe we dit in een elektronisch dagboek aangeven. Als we moeten terugkijken voor de inschatting van ons welzijn, dan construeren wij het antwoord op basis van herinnering én wat er op dat moment speelt in ons leven. Dit geeft een vertekening, die in Science de ‘focusing illusion’ 9
genoemd werd.[60] Kennis over deze vertekening komt van wetenschappelijk onderzoek, waaraan de Universiteit Utrecht stevig heeft bijgedragen.[16,19,21,61] [sht 41] Ook vonden we dat een elektronisch dagboek precieser meet. Bij mensen met ernstige burnout konden we wél een verband aantonen tussen het stress hormoon cortisol en ervaren vermoeidheid in het dagboek, terwijl er geen relatie was met vermoeidheid zoals gemeten met de klassieke vragenlijst.[23] En collega Houtveen liet zien dat de overeenkomst tussen vragenlijst en dagboek nog minder voorstelt, als mensen allerlei nare maar vage klachten hebben, die hen bezig houden.[61] [41 weg]
Vernieuwingen in de ‘ambulatory assessment’ zijn kledingstukken met ingeweven sensoren, waarmee lichaamsfuncties tegelijk - en op een praktische manier - gemeten worden.[62] Ook onze dagboekmeting via internet is nieuw,[25-30] en het bereik ervan zal veel groter worden zodra mobiele telefoons met draadloos internet zijn ingeburgerd. Daar komt bij dat ‘Online Digital Assistance’ geschikt is voor diagnostiek en interventie, maar dan op afstand en online: in principe kunnen patiënten hun therapeut nu bij zich dragen.
Het is verstandig om alleen behandelingen waarvan de effectiviteit is aangetoond om te zetten naar de computer. Als de online interventie niet werkt weet je dat er fouten zijn gemaakt in de vertaling naar het internet. Die vertaalslag is een kunde. Wij testen onze behandelingsprotocollen. [sht 43] Voor de psychologische begeleiding bij migraine hebben we een getrapt, werkzaam aanbod dat reikt van begeleide zelfhulp tot individuele cognitieve en gedragstherapie. Nu starten we een complete online interventie via de PC, waar online coaching aan toegevoegd zal worden. [43 weg] Dezelfde stap is mogelijk bij een protocol voor emotionele expressie, dat met Henriët van Middendorp en Rinie Genen werd gemaakt,[63] en een protocol voor de bedrijfsgeneeskundige begeleiding bij burnout, dat we ontwikkelen met Wilmar Schaufeli, Fred Engel en anderen.
Dan is het wel essentieel te begrijpen wat ICT ons doet. Hierover gaat het laatste deel van deze oratie.
10
III.
[sht 45]
[sht 46]
[sht 47] Mensen die online relaties aangaan door enkele uren per week te chatten zijn gewoon en sociaal vaardig.[67] Wie het chatten beheerst ontwikkelt - vooral in het begin van het contact
[68,69]
- een relatie zelfs sneller dan onder normale omstandigheden.[66] Dit voedt de
populariteit van ‘online dating’, maar intimiteit die dan ontstaat stelt niet méér voor dan in het gewone contact.[68] Er is dus geen twijfel: via de computer ontstaan relaties en intimiteit.[66,69] De vraag voor ons is dan of contact vis-a-vis essentieel is in een psychotherapie. Volgens recent onderzoek beperkt de computer niet het vrijelijk uiten van gevoelens en gedachten, en de verwerking van nare ervaringen - de computer bevordert dit juist.[69] Anonimiteit en het ontbreken van oogcontact stellen betrokkenen op hun gemak.[69] “De computer heeft geen wenkbrauwen”, zei collega Cuijpers laatst. Vooral mensen die hun gezondheidsprobleem stigmatiserend vinden en zich ervoor schamen - denk aan AIDS of een alcoholprobleem geven de voorkeur aan de computer boven een gesprek. [sht 48] Hoewel het debat of ‘eyeball-to-eyeball’ essentieel is voor het psychotherapeutisch contact nog niet is geslecht, stellen de therapeuten Knaevelsrud en Maerker dat het gewone leven al heeft beslist: psychotherapie online is een alternatief voor de spreekkamer.[70] Een psychotherapie vergt een emotionele band tussen patiënt en therapeut. Knaevelsrud en Maerker vonden dat zo’n band kan ontstaan in online therapie, onder voorwaarde dat de interactie persoonlijk is.[70]
III.1.2. Emotionele binding via PDA of GSM
11
[sht 49] Via de computer ontstaat dus ook emotionele binding. Maar hoe zit dat bij de GSM telefoon of PDA? Daarover zijn er geen onderzoeksgegevens. Waren wij als kind nog onder de indruk van huisarrest of het inhouden van ons zakgeld, tegenwoordig blijkt het wegnemen van het mobieltje jongeren het meest te raken. [sht 50] En gaat u eens na hoe u zich voelt zonder uw Nokia of Blackberry. [50 weg] Onze indruk dat men zich kan hechten aan een PDA doet denken aan wat een kleine, ei-vormige computer zo’n 10 jaar geleden met kinderen deed. Via drie knopjes kon je de Tamagotchi eten geven, ermee spelen, z’n poepbroek verschonen of nagaan hoe hij zich voelde. Zo zag je of je er goed voor zorgde en - in het ergste geval - dat de Tamagotchi was dood gegaan. Eén druk op de reset knop was genoeg om op nieuw te beginnen. Maar ik heb grote frustratie gezien, zelfs tranen, als het kind zag dat het ei was overleden. De Tamagotchi was niet knuffelig, had geen lieve oogjes en gaf geen kik - er was slechts die mededeling, net als de lege batterij op ons mobieltje. Maar het beslissende punt was, dat het kind emotioneel werd geraakt. Door het ei te laten reageren op verzorging en aandacht riep het zorg, aandacht en genegenheid op in het kind en kwam het zo ‘tot leven’.
Dit verhaaltje wekt de verwachting dat slimme, handzame apparaatjes die vertrouwen wekken, veiligheid bieden, aandacht geven en reageren op een manier die van persoonlijk belang is, dat zulke ‘helpertjes’ ons op een ongekende manier kunnen motiveren om goed voor eigen gezondheid te zorgen.[25,26,71] [sht 52] ‘Mocht u de aflevering ‘Roboliefde’ hebben gezien van het VPRO programma ‘De Toekomst’ dan beseft u hoe gesteld we kunnen raken op een robot diertje dat emotioneel en persoonlijk op ons reageert. [72]
[sht 53]
Resteert nog hoe wij reageren op de nieuwe technlogie. Hiertoe kom ik terug op virtuele realiteit. We voelen aan dat onze emotie ontvankelijk is, en beïnvloed kan worden in een virtuele omgeving. Maar dit is nu ook experimenteel aangetoond: Binnen drie minuten waren mensen angstig, ontspannen of voelden zich neutraal, afhankelijk van de verandering van een virtueel park.[73] ‘The sense of presence’ - het gevoel van ‘aanwezigheid en opgenomen zijn’ in die virtuele omgeving - bepaalt daarbij hoe hevig je emotie is. [sht 54] Virtuele realiteit heeft het kritieke vordeel, dit ‘gevoel van aanwezigheid’ te kunnen oproepen, stelt onderzoeker Riva.[52] Hij onderbouwt dit met de theorie van neurowetenschapper Antonio Damasio. Damasio onderscheidt drie evolutionaire lagen van 12
het zelf: het ‘proto zelf’, het ‘kern zelf’ en het ‘autobiografische zelf’,[74] die ons ‘gevoel van aanwezigheid’ voeden. Deze lagen van het zelf werken geïntegreerd als we intens bij een gebeurtenis betrokken zijn. Door een sterk ‘gevoel van aanwezigheid’ nemen we zaken extra goed op. Virtuele realiteit kan dit versterken en dat is volgens Riva een kans voor psychotherapie. Je versnelt ermee, bijvoorbeeld, het oproepen van specifieke herinneringen, het doorbreken van selectieve aandacht of het leren van nieuw gedrag. Belangrijk is wel dat de therapeut de correctieve ervaring begeleidt en ondersteunt.
Het onderwerp ‘aanwezigheid’ sluit aan bij de ‘optimale ervaring’, ook wel ‘flow’ genoemd.[75] [sht 55] Dan vervloeit onze geest en activiteit, we gaan op in wat we doen, de omgeving zakt weg, uren lijken minuten, en de bezigheid zelf is zeer plezierig. Onderzoeker Chen gaf online surfers op onverwachte momenten meerdere pop-ups met korte vragen en liet zien dat surfen van internet je in zo’n toestand van flow kan brengen.[76] Je kikkert op van zo’n ervaring; achteraf voel je je prettig en voldaan. De flow ervaring komt echter niet vanzelf. Er zijn drie voorwaarden: een glashelder doel; controle over de situatie; en onmiddellijke feedback. Chen’s onderzoek suggereert dat we ons via de computer tijdens een interventie al prettig kunnen gaan voelen en dat ermee bezig zijn leuk en involverend moet zijn. [55 weg]
Dit is belangrijk, vanwege de problemen van te korte of geringe blootstelling en uitval van deelnemers, die het slagen van een online interventie bedreigen. Mensen stoppen een behandeling omdat het tegenvalt, of omdat er een beter alternatief is. Dat laatste speelt sterker op het internet en is meer een kwestie van consumentgedrag dan van betere oplossingen. Op het internet ben je maar weinig klikken verwijderd van de volgende website, die er ook nog eens alles aan doet om je aandacht te trekken. Daarom wordt van aanbieders geëist dat cijfers over blootstelling en uitval beschikbaar zijn voor geïnteresseerden. ISRII, de vereniging van eHealth onderzoekers, werkt aan richtlijnen en zit hier boven op.[77] Even veel aandacht is er voor het motiveren van mensen om niet meteen af te haken als een interventie moeilijk is en deze te voltooien.[78]
Ik vat daarom de aanbevelingen samen voor hoe de motivatie bij online interventie versterkt kan worden. [sht 57] De interventie moet afgestemd zijn op de deelnemer en zijn actuele situatie. Het mag géén ‘eenheidsworst’ zijn. 13
De deelnemer moet optimale controle krijgen en taken flexibel kunnen uitvoeren volgens eigen tempo, vaardigheden en behoefte. Maak het aanbod ook uitdagend en leuk. [sht 58] De doelen moeten glashelder zijn. En monitoring van eigen functioneren is belangrijk, waarop feedback nodig is, zoals grafische weergaven van de eigen vooruitgang. Biedt daarnaast óók ontmoetingsmogelijkheden met deelnemers en deskundigen en zorg voor een ‘aai over de bol’, dus persoonlijke feedback. Gebruikt men virtuele technologie, dan moet deze een sterk gevoel van aanwezigheid oproepen. We weten nog niet goed, hoe dit te realiseren. Het gaat niet om goedkope sensatie dat moge duidelijk zijn. [58 weg]
Dames en heren,
We hebben de stand van zaken bezien van eHealth voor de gezondheidspsychologie. En we verdiepten ons in wat de technologie ons doet. Ik vat de punten samen.
Het internet werd interactief: de burger, de patiënt, u en ik, hebben grote invloed op de inhoud. Simulatietechnologie voegt er virtuele werelden aan toe. De PC - het eerste eHealth instrument dat we behandelden - ondergaat een metamorfose. Er is een ‘nieuwe wereld online’. Mobiele technologie wordt gekoppeld aan dit internet. Via PDA of GSM is er doorlopend verbinding. Hier komt robot technologie bij, computergestuurde gebruiksartikelen en nanothechnologie. De mobiele apparaatjes - het tweede eHealth instrument dat we bespraken - worden steeds eleganter en breder inzetbaar. Met de PC gaan ze behoren tot ‘embedded systems’ - netwerken van geïntegreerde systemen - voor de gezondheidszorg. Het nieuwe internet vormt de kern, dat geldt óók voor eHealth. Het is zaak dat wij de potentie ervan voor de gezondheidspsychologie onderkennen, begrijpen en op verantwoorde wijze benutten. Die uitdaging ga ik graag aan. Professionals werken hard aan de wetenschap van eHealth, aan de valkuilen van consumentgedrag en het zichtbaar maken van kwaliteit en effect. Touch, trust en tech zijn
14
daarbij even belangrijk. Zaken als anonimiteit zijn niet op voorhand negatief, al geeft dat weer andere problemen, met de zorgfinanciering bijvoorbeeld.
Het staat buiten kijf dat computer en internet bruikbaar zijn voor de geneeskunde en de psychologische gezondheidszorg. Maar het blijft mensenwerk en wij blijven ’sociale dieren’: zelfs in Second Life gaat het allereerst om contact. De eisen aan een online interventie laten zien dat de persoonlijke benadering essentieel is. Dit zal zo blijven. Psychotherapeuten hoeven zich over hun werk geen zorgen te maken. Ik concludeer dat eHealth structurele aandacht verdient in het universitaire psychologie onderwijs, en in de beroepsopleidingen tot gezondheidszorg psycholoog en klinisch psycholoog.. De belangstelling van studenten is een kans – laten we die benutten.
De Universiteit Utrecht steunt nieuwe samenwerking tussen disciplines, zoals ICT en psychologie, stimuleert haar staf en jong talent en streeft naar innovatie. Ik dank het College van Bestuur voor mijn benoeming, waarmee erkend wordt dat eHealth Psychology academische aandacht verdient. Geachte mijnheer de rector magnificus, beste Willem Hendrik, je zit niet in de ivoren toren. Met je toegankelijkheid en grote belangstelling voor nieuwe kansen en de mens daar achter toon je dat de Universiteit Utrecht niet alleen een levend bestuur heeft maar ook een hart. Graag dank ik ook het bestuur van het Utrechts Universiteitsfonds voor de vestiging van de leerstoel, en Leneke Visser, directeur, voor de hartelijke ontvangst. Hooggeleerde van Doornen, beste Lorenz, en hooggeleerde Koops, beste Willem, jullie hebben de realisatie van mijn leerstoel vanaf het begin gesteund en vooruit gedreven. Jullie pragmatische, snelle geest en jullie humor was een verademing. Beste Lorenz, de gezondheidspsychologie aan deze universiteit werd goed gezond door jouw komst. Dit was en is van onschatbare waarde. Hooggeleerde de Ridder, beste Denise, je onderzoek naar gezondheidsgedrag is zeer interessant voor succesvolle eHealth applicaties, en hooggeleerde Bensing, beste Jozien, we
15
werkten reeds samen op dit gebied. Jozien en Denise, laten we evalueren hoe onze vorderingen convergeren, met z’n drieën of apart. Jan Morenc, graag dank ik je voor je betrokkenheid, wakend oog en niet aflatende inzet om ons de weg te wijzen naar subsidies en de netwerken die daarvoor nodig zijn. Annet Kleiboer, Eric van der Gun, Jan Houtveen, Mieke de Boer-Sonnenschein, Lisalotte Verspui en Dieta Kruise jullie waren essentieel voor ons eHealth onderzoek. Daarbij had ICT werk van deze omvang en complexiteit niet kunnen slagen zonder de steun van hoofd Infrastructurele Dienst Letty Broere-Doornkamp. Het Ambulatorium van de Faculteit bood onderdak en steunde mij in de ontwikkeling van protocollen voor behandeling en diagnostiek, die daardoor gepubliceerd konden worden. Sjoerd Swaen, Saskia Mérelle, Lisalotte Verspui en Majorie van der Cingel werkten hieraan mee.
Hooggeleerde Passchier, beste Jan, met jou heb ik de langste externe samenwerking en wat mij betreft kan die niet stuk. Op het gebied van hoofdpijn heb ik ook veel te danken aan de openheid van de Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten, aan het werk binnen het bestuur van de Nederlandse Hoofdpijn Vereniging onder voorzitter Michel Ferrari, en de contacten met hoofdpijnspecialisten binnen de Anglo Dutch Migraine Association en de Vereniging van Nederlandse Hoofdpijncentra. Ik ben verheugd over de samenwerking - in ISRII verband en in Nederland - met Heleen Riper, hoofd Innovatiecentrum voor GGZ en Technologie van het Trimbos-instituut en professor Pim Cuijpers van de Vrije Universiteit Amsterdam. We werkten succesvol aan subsidieverwerving en starten een nieuw onderzoek. Riper en Cuijpers publiceerden mee in het boek dat u, geachte toehoorder, bij de receptie zult ontvangen [sht 60]. Ik dank de 15 medeauteurs voor hun bijdrage en professor Heinz Rüddel en dr. Martina Bühring voor hun bevlogen inzet. We zijn trots op het resultaat. Bovendien bewijst het boek de vruchtbare samenwerking tussen Altrecht GGZ Nederland en de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ook vormt het de weerslag van onze groeiende samenwerking in ‘European Stepped eCare’.
Zeer geleerde Bijlsma, beste Lex, ik dank je voor je ondersteuning vanuit het Instituut voor Informatica en Informatiekunde. Leden van de voormalige Capaciteitsgroep Klinische Psychologie, hooggeleerden van den Bout, van Son en van den Hout: we werken officieel weer in één vakgroep maar voor mijn gevoel is dat nooit anders geweest.
16
Beste studenten. Ik hoop jullie te inspireren en ook in de komende jaren uit te dagen om het beste uit jezelf en uit je studie te halen. [sht 61] Als het even mee zit halen we de banden aan met het ‘Center for Advanced Gaming & Simulation’ in Utrecht. In Paul Kirschner heb ik al een medestander gevonden. [61 weg]
Tot besluit: ik ben een rijk mens. Ik heb een dijk van een familie - en schoonfamilie; ik heb vriendinnen en vrienden voor het leven; ik ben reeds eerder benoemd, en wel tot stiefmoeder: dat klinkt verdacht, maar is een compliment. Onno, Marion en Mike, ik dank jullie voor je vertrouwen. Sebastiaan op de eerste rij, jij bent het licht in mijn ogen. Ik ben trots op je en de zekerheid dat dit zo blijft is een van mijn meest rijke ervaringen. En dan Jan, mijn man. Ik hou van je en we genieten samen verder van al het moois dat we hebben [sht 63].
Ik heb gezegd.
17
Referenties 1
ICT-Forum. Nu zorgen voor morgen – ICT-onderzoek en gezondheidszorg. Den Haag, Verkenning ICT Forum, november 2004.
2
From http://www.scienceguide.org/Genres/Ict/Ict.htm and http://www.niwi.knaw.nl (retrieved 15-10-2004).
3
Baum A, Perry NW, Tarbell S. The Development of Psychology as a Health Science. In: Frank RG, Baum A, Wallander JL, editors. Handbook of Clinical Health Psychology – Volume 3. Models and Perspectives in Health Psychology (pp. 9-28). Washington DC, American Psychological Association, 2004.
4
Keefe FJ, Buffington ALH, Studts JL. Rumble M.E. Behavioral Medicine: 2002 and Beyond. J Consult Clin Psychol 2002;70:852-856.
5
Smith TW, Suls J. Introduction to the Special Section on the Future of Health Psychology. Health Psychol 2004;23:115-118.
6
Saab PG, McCalla JR, Coons HL, Christensen AJ, Kaplan R, Johnson SB, Ackerman MD, Stepanski E, Krantz DS. Technological and medical advances: Implications for health psychology. Health Psychol 2004;23:142-146.
7
Eysenbach G. What is e-health? J Med Internet Res 2001;3:e20.
8
Irsel van H. Patiëntgerichte i-zorg voor chronisch zieken. Informatie 2006 (juli-augustus):46-52. Zie ook: ICTRegie. Patiëntgerichte i-Zorg voor Chronisch Zieken.Den Haag: Nationaal Regieorgaan voor ICTonderzoek en - innovatie, 2006.
9
Oh H, Rizo C, Enkin M, Jadad A. What is e-Health (3): A Systematic Review of Published Definitions. J Med Internet Res 2005;7:e1.
10 Information Society - ICT for Health - What is eHealth. From http://ec.europe/information_society/ activities/health/whatis_ehealth/index_en.htm.(retrieved 05-03-2007). 11 Sorbi MJ, Honkoop PC, Pos E.H. Computer diary as a diagnostic tool in migraine. In: Sorbi MJ, Couturier EGM, Cull RE, editors. Headache and Migraine (pp. 55-64). Amsterdam: Anglo Dutch Migraine Association, ISBN 90-393-3047-6, 2002. 12 Sorbi MJ, Honkoop PC, Spierings ELH, Maas CJM. A computer-diary based analysis of the International Headache Society classification of migraine. In: Cronicle E, Couturier EGM, editors. Headache and Migraine (pp. 7-14). Nijmegen: Nijmegen University Press, ISBN 90-373-0570-9, 2000. 13 Honkoop PC, Sorbi MJ, Godaert GLR, Spierings ELH. High-density assessment of the IHS classification criteria for migraine without aura: a prospective study. Cephalalgia 1999;19:201-206. 14 Honkoop PC, Sorbi MJ. Computer diary technology in migraine research: advantages, assets and future perspectives. Cephalalgia 1997;17:269. 15 Sorbi MJ, Honkoop PC, Godaert GLR. A signal-contingent diary for the assessment of psychological precedents of the migraine attack. In: Fahrenberg J, Myrtek M, editors. Ambulatory Assessment (pp. 403-412). Göttingen: Hogrefe & Huber Publications, 1996. 16 Sorbi MJ, Peters ML, Kruise DA, Maas CJM, Kerssens JJ, Verhaak PFM, Bensing JM. Electronic momentary assessment in chronic pain I: psychological pain responses as predictors of pain intensity. Clin J Pain 2006a;22:55-66. 17 Sorbi MJ, Peters ML, Kruise DA, Maas CJM, Kerssens JJ, Verhaak PFM, Bensing JM. Electronic momentary assessment in chronic pain II: pain and psychological pain responses as predictors of pain disability. Clin J Pain 2006b;22:67-81.
18
18 Godaert GLR, Sorbi MJ, Geenen R, Dekkers JC, Peters ML. Ambulatory monitoring of diurnal changes in pain. In: Fahrenberg J, Myrtek M, editors. Advances in Ambulatory Assessment (pp. 123-128). Göttingen: Hogrefe & Huber Publications, 2001. 19 Peters ML, Sorbi MJ, Kruise DA, Kerssens JJ, Verhaak PFM, Bensing JM. Electronic diary assessment of pain, disability and psychological adaptation in patients differing in persistence of benign pain. Pain 2000;84:181-192. 20 Sonnenschein MA, Sorbi MJ, van Doornen LJP. Feasibility of an electronic diary in clinical burnout. Int J Behav Med 2006;13:315-319. 21 Sonnenschein MA, Sorbi MJ, van Doornen LJP, Schaufeli WB, Maas CJM. Electronic diary evidence of energy erosion in clinical burnout. J Occup Environ Med, in press. 22 Sonnenschein MA, Sorbi MJ, van Doornen LJP, Schaufeli WB, Maas CJM. Evidence that impaired sleep recovery may complicate burnout improvement independently of depression. J Psychosom Res 2007;62:487-494. 23 Sonnenschein MA, Mommersteeg PMC, Houtveen JH, Sorbi MJ, Schaufeli WB, van Doornen LJP. Exhaustion and endocrine functioning in clinical burnout: An in-depth study using the Experience Sampling Method. Biol Psychol 2007;75:176-184. 24 Sonnenschein MA, Sorbi MJ, Verbraak JPM, Schaufeli WB, Maas CJM, van Doornen LJP. Recovery from clinical burnout is possible; a prospective electronic diary study on exhaustion, depressed mood, sleep and full return to work, under review. 25 Sorbi MJ, Mak SB, Houtveen JH, Kleiboer AM, van Doornen LJP. Mobile web-based monitoring and coaching: a new eHealth method and its feasibility in chronic migraine. J Med Internet Res, under review. 26 Sorbi MJ, Verspui ECB. Internethulp in de zak van de patiënt. Ontwikkeling van een generieke methode voor directe registratie & coaching en pilotstudie naar de bruikbaarheid ervan bij migraine zelfmanagement. Interim report for The Netherlands Organization for Health Research and Development ZonMw, Utrecht: Department of Clinical and Health Psychology, Utrecht University, 2006a. 27 Sorbi MJ, Verspui ECB. Bijlagen bij: ‘Internethulp in de zak van de patiënt’. Interim report for The Netherlands Organization for Health Research and Development ZonMw, Utrecht: Department of Clinical and Health Psychology, Utrecht University, 2006b. 28 Kruise DA, Sorbi MJ, Bensing JM, van Dulmen AM, Spreeuwenberg PMM. Electronic guidance of behaviour relevant to migraine: a pilot in low back pain. In: E.G.M. Couturier EGM, Sorbi MJ, Verspui ECM, editors. Headache and Migraine (pp. 125-134). Amsterdam: Anglo Dutch Migraine Association, ISBN 90 808 7701 8, 2004. 29 Mak SB, Sorbi MJ. Online Digital Assistance: Functional and Architectural Aspects - Milestone Version 1.1. Report for The Netherlands Organization for Health Research and Development ZonMw, Utrecht: Department of Clinical and Health Psychology, Utrecht University, 2006. 30 Mak SB, van Noort Th, Sorbi MJ. Online Digital Assistance: Extended Feedback Possibilities - Milestone Version 2.0. Report for The Netherlands Organization for Health Research and Development ZonMw, Utrecht University, Department of Clinical and Health Psychology, Utrecht University, 2006. 31 Time Magazine Person of the Year: You. Yes, you. You control the Information Age. Welcome to your world. Time, 168(27/28), 25 december 2006 – 1 januari 2007. Amsterdam: Time Warner Publishing BV, 2006. 32 Dasselaar A. Internet - De macht aan het publiek. Elsevier, 62(49). Amsterdam: Reed Business Information BV. 33 Hof RD. My virtual Life. Cover story. Business Week 2006; no.3982 (may 1):72-82.
19
34 Schouten E. Het nieuwe internet, maar dan met emotie. Grote bedrijven nemen de virtuele wereld van Second Life bijzonder serieus. NRC Handelsblad (economie katern:24),10/11-02-2007. 35 Zevenhuizen M. Een Virtueel Dubbelleven. Psychologie Magazine 2007;26:46049. 36 Vollenhoven van J. De preteconomie. Safe 2007;2:28-31. 37 Elburg van A. Second Life, marketingparadijs? Cover story. Emerce 2006;60(june):42. 38 Reding V. The future of content markets: Business cannibals or media partners? Address at the Global Digital Media 2.0 Conference (CeBit), Hannover, 14-03-2007. 39 Coombe RJ. Intellectual property and its subjects: Rights and significant differences. Inaugural address accepting the ‘G.J. Wiarda Wisselleerstoel 2006-07’. Utrecht University, 12-10-2006. 40 Boschma J, Groen I. Generatie Einstein. FT Prentice Hall - Pearson Education Benelux, 2006. 41 Gates B. A Robot in Every Home. Scientific American 2007;296:44-51. 42 Huxley A. Brave New World. London: Random House, Vintage Classics, 1932 (In het Nederlands: ‘Heerlijke Nieuwe Wereld’). 43 Nooijer de J, Oenema A, Kloek G, Brug H, de Vries H, de Vries N. Bevordering van gezond gedrag via internet - nu en in de toekomst. Rapport ZonMw Programma Gezond Leven, 2005 (see: http://www.zonmw.nl). 44 Murray E, Burns J, See Tai S, Lai R, Nazareth I. Interactive Health Communication Applications for people with chronic disease (Review). Cochrane Database Systematic Review. The Cochrane Library. 4. London: John Wiley & Sons, Ltd, 2005. 45 Riper H, Smit F, van der Zanden R, Conijn B, Kramer J. High Tech, High Touch, High Trust Programmeringsstudie E-Mental Health 2007-2010 in opdracht van VWS. Utrecht: Trimbos Intituut – Netherlands Institute of Mental Health and Addiction, 2007. 46 Wantland DJ, Portillo CJ, Holzemer WL, Slaughter R, McGhee EM. The Effectiveness of Web-Based vs. Non-Web-Based Interventions: A Meta-Analysis of Behavioral Change Outcomes. J Med Internet Res 2004;6:e40. 47 Maheu MM, Pulier ML, Wilhelm FH, McMenamin JP, Brown-Conolly NE. The Mental Health Professional and the New Technologies. A Handbook for Practice Today. Mahaw NJ: Lawrence Erlbaum, 2005. 48 Marks IM, Cavanagh K, Gega L. Hands-on Help – Computer-aided Psychotherapy. Maudsley Monograph no. 49, London: Psychology Press, 2007. 49 Potts HWH. Is eHealth progressing faster than eHealth researchers? J Med Internet Res 2006; 8:e24. 50 Székely G, Satava RM. Virtual reality in medicine. BMJ 1999;319:1305. 51 Schultheiss MT, Rizzo AA. The application of virtual reality technology in rehabilitation. Rehabil Psychol 2001;46:296-311. 52 Riva G. Virtual Reality in Psychotherapy: Review. CyberPsych Behav 2005;8:220-230. 53 Vincelli F. From imagination to virtual reality: the future of clinical psychology. CyberPsych Behav 1999;2:241-248. 54 Vincelli F, Molinari E, Riva G. Virtual reality as clinical tool: immersion and three-dimensionality in the relationship between patient and therapist. Studies in Health Technology and Informatics 2001;81:551-553. 55 Garcia-Palacios A, Hoffman HG, See SK, Tsai A, Botella C. Redefining therapeutic success with virtual reality exposure therapy. CyberPsych Behav 2001;4:341-348.
20
56 Reith M. Het sturende lichaam. Emerce 2006;56:44-47. 57 Ritterband LM, Andersson G, Christensen HM, Carlbring P, Cuijpers P. Directions for the International Society for Research on Internet Interventions (ISRII). J Med Internet Res 2006;8:e23. 58 Fahrenberg J, Myrtek M, editors. Ambulatory Assessment. Göttingen: Hogrefe & Huber Publications, 1996. 59 Fahrenberg J, Myrtek M, editors. Advances in Ambulatory Assessment. Göttingen: Hogrefe & Huber Publications, 2001. 60 Kahneman D, Krueger AB, Schkade D, Schwarz N, Stone AA. Would you be happier if you were richer? Science 2006;312:1908-1910. 61 Houtveen J, Oei N. Recall bias in reporting medically unexplained symptom comes from semantic memory. J Psychosom Res, in press. 62 Wilhelm FH, Pfaltz MC, Grossman P. Continuous electronic data capture of physiology, behavior and experience in real life: towards ecological momentary assessment of emotion. Interacting with Computers 2006;18:171-186. 63 Middendorp van H, Sorbi MJ, van Doornen LJP, Bijlsma JWJ, Geenen R. Development and testing of a homebased emotional disclosure intervention aimed at cognitive restructuring. Patient Education and Counseling 2007;66:177-187. 64 Li S-M, Chung T-M. Internet function and internet addictive behavior. Computers and Human Behavior 2006;22:1067-1071. 65 Amichai-Hamburger Y, Furnham A. The Positive Net. Computers in Human Behavior 2007; 23:1033-1045. 66 Riva G. The sociocognitive psychology of computer-mediated communication: The present and future of technology-based interactions. CyberPsych Behav 2002;5:581-598. 67 Anolli L, Villani D, Riva G. Personality of people using chat: An online research. CyberPsych Behav 2005;8:89-95. 68 Scott VM, Mottarella KE, Lavooy MJ. Does virtual intimacy exist? A brief exploration into reported levels of intimacy in online relationships. CyberPsych Behav 2006;9:759-761. 69 Caplan SE, Turner JS. Bringing theory to research on computer-mediated comforting communication. Computers in Human Behavior 2007;23:985-998. 70 Knaevelsrud C, Maercker A. Does the quality of the working alliance predict treatment outcome in online psychotherapy for traumatized patients? J Med Internet Res 2006;8:e31. 71 Ridder de DTD, Kuijer RG, de Wit JBF, Evers C. Zelfregulatie van gezondheidsgedrag – Omgaan met frustraties en distress. De Psycholoog 2006;41:601-605. 72 VPRO. De Toekomst – aflevering ‘Roboliefde’. http://www.pczapper.tv/pzc5/fui/index.php?zoek=de+toekomst (retrieved 05-04-2007).
From
73 Riva G. Affective interactions using virtual reality: The link between presence and emotions. CyberPsych Behav 2007;10:45-56. 74 Damasio A. The Feeling of What Happens: Body, Emotion and the Making of Consciousness. San Diego: Harcourt Inc, 1999. 75 Csikszentmihalyi M. Creativity: Flow and the psychology of discovery and invention. New York: Harper Collins, 1996.
21
76 Chen H. Flow on the net – detecting Web users’ positive affects and their flow states. Computers in Human Behavior 2006;22:221-133. 77 Eysenbach G. The law of attrition. J Med Internet Res 2005;7:e11. 78 Christensen H, Mackinnon A. The law of attrition revised. J Med Internet Res 2006;8:e20.
Noten i
Er is zelfs geen eensgezindheid over de spelling, dus het gebruik van hoofd- en kleine letters en een koppelteken na de ‘e’. De spelling lijkt wel te convergeren naar ‘eHealth’, waarbij het koppelteken vervalt en ‘Health’met een hoofdletter wordt geschreven. Soms wordt de letter ‘e’ cursief gezet om deze te benadrukken. ii
Het world wide web (www) bestond tot voor kort uit statische pagina’s: ze bleven hetzelfde tot iemand ze handmatig veranderde. Dat kostte tijd, expertise en dus geld. Ook sites die bezoekers in staat stelden te reageren waren niet aan de orde. Dat is veranderd door zogenaamde content management systemen, slimme (of sociale) software die het mogelijk maakt websites met informatie te vullen, interactieve reacties op te nemen en sites zonder technische kennis bij te werken. Web2.0 verwijst naar dit internet met sociale functies. Weblogs - dagboekachtige sites - die je zelf kunt aanmaken zijn een belangrijk voorbeeld (zie www.blogger.com) (p. 58-59).[32] iii
Volgens time is ‘wikiality’ een van de 10 top neologismen van 2006 (p.44).[31]
iv
YouTube werd opgericht door twee jongens, Chad Hurley en Steve Chen, die het recent - na twee jaar voor 1.65 miljard dollar verkochten aan Google. [31] v
www.secondlife.nl/nieuws/business/115TU_Delft_en_VU_Amsterdam_in_Second_Life.html Zie (retrieved 01-03-07). vi
Thans werken 20.000 mensen onbezoldigd aan ‘Top Secret’, het tot dusverre grootste computerspel. Het moeten er 100.000 worden en de belangstelling is enorm. Initiatiefnemer Dave Perry wilde oorspronkelijk bewijzen dat een spel sneller gemaakt kan worden met gewone mensen dan met professionele spelontwikkelaars. Inmiddels is het uitgegroeid tot het meest ambitieuze project met het grootste ontwikkelteam (zie www.elsevier.nl).
22