Septennium 05 ~ Roze honden en gele konijnen
'Soms hebben we een besef van de toekomst zonder dat we dat zelf weten, en beschrijven onze woorden een nabije realiteit terwijl we denken dat we liegen''1
17704 Volle maan, midwinter, zaterdagavond, half elf. De snijdende vrieskou in de zo goed als verlaten straten striemde het gezicht van de man aan flarden en wat restte was een strak getrokken masker met stijf op elkaar geklemde tanden om te voorkomen dat deze aan brokken klapperden. Waarschijnlijk was heel Den Haag de kerstbomen aan het optuigen want behalve hier en daar een al of niet vast ter been zijnde dakloze, een in de goot scharrelende rat en een zwerfhond die de rat probeerde te grijpen die snel een rioolput indook, was het erg stil voor een weekend avond. "Waarom zit ik niet gewoon bij mijn gloeiende houtkachel met een glas wijn en een goed boek," mompelde hij. 'WAAROM DAT IS WEET IK WEL EN JIJ OOK.'
De weerzin tegen het verlaten van zijn warme hol was groot geweest. Toch gaf dan altijd de doorslag het weten dat hij ziek zou worden, zwaar ziek als hij berustte in die voorgestelde aangename situatie en het zetten van de volgende stap op weg naar verandering negeerde. Zijn lichaamslengte was nooit erg imponerend, maar diep in de kraag van zijn donsjack gedoken had hij nu veel weg van de beroemde gebochelde klokkenluider van de Notre-Dame2. Beurtelings stak hij een van zijn handen in een jaszak om de andere vrij te hebben voor het dragen van de kleine kofferschrijfmachine. De dan enigszins opgewarmde hand versteende onmiddellijk weer en hij vloekte omdat hij geen handschoenen aangetrokken had. Stevig doorlopend om zijn bloed vloeibaar te houden was zijn pas toch aarzelend, onvast. Zijn nek was niet het enige wat diep in de kraag zat. Er vlak naast zaten een teleurstelling, twee glazen whisky en een joint. Teleurstelling was het sterkst merkbaar. Windschommelende lantaarnpalen zwiepten licht en schaduw over de straatstenen wat zorgde voor versterking van een luguber onbehaaglijkheidsgevoel. De weinige bomen in de straat, bureauplanologisch liniaalrecht en elke volgende op exact gelijke afstand van de vorige, boden ook al geen troost met een uiterlijk van bladerloze takken die omhoog reikten 1 2
Marcel Prous – 'Sodome et Gomorrhe' Quasimodo is een fictief personage uit het boek De Klokkenluider van de Notre Dame van Victor Hugo (1831). Hij onderscheidt zich, ondanks zijn misvormdheid, door zijn lenigheid en geslinger in en rondom de klokkentoren van de Notre Dame.
225
naar een afwezig iets, net als Zadkine's 'De Verwoeste Stad'1 , alsof ze smeekten om hulp. Hun magere lijven staken spookachtig af tegen het licht van de maan, die af en toe zichtbaar was als de zwarte heksenwolken voorbij snelden, en hun voeten waren omgeven door betontegels met kleine ronde gaatjes waardoor ze, als het regende, met veel moeite probeerden wat water op te slorpen. Verder stonden ze zonder onderscheid des boom tot hun enkels in bergen hondenstront, verkreukelde drankblikjes en plastic boodschappentassen en de uitgebeten schors verraadde het regelmatig gebruik als pispaal. "Alle goden en godinnen, je zal als stadsboom door het leven moeten." 'VEEL
STADSMENSEN
VERKEREN
IN
VERGELIJKBARE
OMSTANDIGHEDEN.
ZE
WONEN
NETJES
LINIAALRECHT IN DOOR PLANOLOGEN BEDACHTE WIJKEN OP REGELMATIGE AFSTAND VAN ELKAAR, SMEKEN VAAK OM HULP, STAAN TOT HUN ENKELS IN DE, WELISWAAR ZELF VEROORZAAKTE, BERGEN PLASTICSTRONT EN WORDEN OP HUN WERK GEBRUIKT ALS PISPAAL.'
"Ha, goed gevonden." Hij kwam langs de legerdumpwinkel en loerde in het voorbijgaan in de etalage. Hengels, vuurwapens, bajonetten en heel veel groenbruin gevlekt materiaal, vooral kleding, slaapzakken en tenten, kortom voor een beetje 'kerel' van alles te koop. O ja, de dames mochten zich sinds de evrouwcimatiegolf ook kerel voelen en gezien het aantal macha's bij leger en andere bewakingsdiensten vonden ze dat net zo leuk als die mannen. Een stukje verder passeerde hij de, links aan de overzijde gelegen, coffeeshopkroeg waar hij de laatste maanden kind aan huis was en herkenning schuwend keek hij snel daarvan weg naar rechts, recht in de etalage van de obscure pornoshop met wat vergeelde, aan de hoeken omgekrulde Candy's2, een siliconen kunstpik waarvoor je een olifantenkoe moest zijn om niet uit te scheuren en in de hoek hing een beetje leeggelopen plastic pop, waardoor ze een verlept uiterlijk had, met een vreemde uitstulping tussen haar dijen, twee ballon-achtige borsten met roze rozetten en een vuurrode, wijd opengesperde mond. Blijkbaar waren dat de belangrijkste objecten, want de rest hing er maar een beetje bij. Handen en voeten waren niet echt te onderscheiden, het gezicht met geverfd pagehaar deed denken aan zo'n kartonnen aankleedpopje van de jaren vijftig met kleding voorzien van lipjes die je dan om de basis moest vouwen. Die zou de seksindustrie er eigenlijk bij moeten leveren zodat je zo'n pop eerst zou moeten uitkleden om het spannend te maken. Het moest bedoeld zijn om elk lustgevoel meteen de kop in te drukken en je impotent te maken ruim voordat deze babydoll versleten was. 1 2
Standbeeld in Rotterdam. Sexblaadjes waarin vooral advertenties de inhoud bepaalden voorzien van een foto die het belangrijkste deel van het gewenste of aangebodene toonde.
226
De keren dat hij in de voornoemde kroeg aan een tafeltje bij het raam zat te schrijven was het hem opgevallen dat er mannen waren die quasi nonchalant langs de portiek van het lustpaleis slenterden, een vlugge blik naar binnen wierpen en vervolgens doorliepen. Eerste controle of er geen bekende binnen stond? Nadat ze zich om zich heen kijkend vergewist hadden dat de kust in de straat ook veilig was draaiden ze een stukje verder om en als een wezel schoten ze dan snel naar binnen. Stom om te denken dat zo'n gedrag niet veel meer opviel dan gewoon komen en gaan. De schrijfmachine en het rugzakje met het enorme pak schrijfpapier, aantekeningen en de persoonlijke spullen die hem door een verblijf van drie weken in de bergen van Portugal heen moesten helpen voelden met de mi nuut zwaarder. Hij voelde zich behoorlijk klote ondanks de whisky en de joint of juist daardoor. Toen trok hij zijn schouders naar achteren en werd weer gewoon één meter eenenzeventig. Zijn donkere ogen schitterden toen het overmatig vocht het volle maanlicht duizendvoudig weerkaatste. "Koud kloteweer, vuile shitstad, verdomde kutmeid, krijg het lazarus alles," ontlaadde hij zijn Taxi Driver1 gevoelens. Als pistoolschoten knalden de woorden de stille straat in en werden opgevangen door kil beton, metaal, glas en plastic wat samengesteld een stad moest voorstellen. 'BEETJE DEPRESSIEF?'
"Laat me met rust!" 'HÉ,
NIET ZIELIG GAAN DOEN, IK BEN EEN DEEL VAN JE EN GELUKKIG VOOR JOU KAN JE ME NIET
ZOMAAR HET ZWIJGEN OPLEGGEN TENZIJ JE ZO DOORGAAT MET ME TE BENEVELEN. EENS EVEN NAAR DEZE KANT VAN JEZELF TE LUISTEREN.
'VERDOMDE
TWEE
PROBEER
NOU
WEKEN GELEDEN, TOEN JE DIE
KUTMEID', ZOALS JE HAAR NU NOEMT, ONTMOETTE ZIJN JULLIE EEN PAAR DAGEN NIET
MEER VAN ELKAARS ZIJDE GEWEKEN...'
'Niet een paar dagen, vierenvijftig uur.' '...EN
WAS JE AL EERDER VAN PLAN EEN PAAR WEKEN WEG TE GAAN EN VAN JOU KWAM HET
VOORSTEL OM SAMEN TE GAAN.
NA VIERENVIJFTIG GEWELDIGE UREN MET ELKAAR, WAARIN IK NIET
TOT JE DOOR KON DRINGEN OMDAT ROZE VLINDERS IN JE BUIK ROND DWARRELDEN...'
"Gele konijnen." '...IS
HET ZONDAGMORGEN GEWORDEN. JULLIE ZIJN DISCO'S IN GEWEEST, NACHTKROEGEN, JE HEBT
HAAR DAGBOEKEN GELEZEN, WISKUNDIGE VRAAGSTUKKEN UITGELEGD, EN JE WIST OOK DAT HET NIET LANG KON DUREN.
ZE IS TWINTIG MAN, LEEFT NIET JOUW LEVEN, HET HAD GENOEG MOETEN ALS ZE DAARNA VOORSTELT OM NOG EEN PILSJE TE DRINKEN EN DAN TE GAAN SLAPEN HEB JE ER MEER DAN GENOEG VAN, MAAR GAAT TOCH MEE. IN DE BAR GAAT ZE BILJARTEN MET EEN PAAR BEKENDEN EN DRINKT HET ENE BIERTJE NA HET ANDERE. JE WILT DAT ZE MEEGAAT MAAR ZEGT HAAR DAT NIET, ALLEEN DAT JE WEG WILT. ALS ANTWOORD KRIJG JE 'GA MAAR VAST, IK KOM ZO'. JE WEET DAT HET NIET WAAR IS EN LOOPT OP WEG NAAR HUIS JEZELF IN TE PRATEN 'DAT WAS HET DAN, EINDE, AFGELOPEN'. JE HEBT NAUWELIJKS GESLAPEN, MAAR KNOOPT ER NOG EEN ZONDAG AAN VAST DOOR BEZIG TE ZIJN MET JE TWIJFELS, OF ALLES WAT ZE ZEGT VOOR JE TE VOELEN WEL EERLIJK ZIJN ZO.
1
Film van Martin Scorsese uit 1976. Beroemd is de scène geworden waarin de acteur Robert de Niro, na het kopen van een mes en vier pistolen, voor de spiegel staat en zegt 'You talkin' to me?'
227
GEMEEND IS.
ALS
ZE DIE AVOND VOOR JE DEUR STAAT BEN JE ALLES WEER VERGETEN EN OMHELST
HAAR INNIG.'
"Ik heb haar die avond verteld over mijn in de steek gelaten voelen en de twijfels." 'NIET WERKELIJK, JE VERONTSCHULDIGDE JEZELF BIJNA VOOR HET FEIT DAT JE JEZELF ZO GEVOELD HAD. EEN PAAR UUR LATER VERDWIJNT ZE MET DE BELOFTE SNEL TERUG TE KOMEN EN JIJ MAAR WACHTEN TOT ZE OP KOMT DAGEN. WOENSDAG STOP JE EEN BRIEFJE BIJ HAAR IN DE BUS EN DIE AVOND STAAT ZE ER PLOTSELING WEER MET DE MEDEDELING DAT ZE ZO WEER WEG MOET OMDAT ZE NAAR TANGOLES MOET.
ZE
BELOOFT DE VOLGENDE DAG TE KOMEN.
VIJF UUR STAAT ZE NAAST JE BED.
DIT KEER
PAS
ZATERDAGMORGEN OM
VERTELT ZE JE EERLIJK DAT ZE SINDS WOENSDAG COKE
GEBRUIKT HEEFT, IETS WAT JE NATUURLIJK AL WIST, EN DOODZIEK IS GEWEEST. JE STOPT HAAR IN BED, MAAKT EEN WARM BAD, VERTROETELT HAAR MAAR WEET DAT HET EEN AFLOPENDE ZAAK IS. JE KAN DIT GEWOON NIET MEER, HOE GRAAG JE HAAR OOK ZOU WILLEN HELPEN OF EIGENLIJK WIL JE DAT NIET MEER.'
''Ze had gezegd mee te willen naar Portugal." 'VIND JE HET GEK DAT ZE OP HET LAATSTE MOMENT ZEGT TOCH NIET TE WILLEN. MAN, ZE LEEFT IN EEN ANDERE WERELD. DAAR IN DIE BERGEN VALT NIETS TE SCOREN. JE WEET TOCH DAT ZE VEEL MEER GEBRUIKT DAN ZE TOEGEEFT. ELKE KEER ALS JE OVER COKE BEGINT WORDT ZE KWAAD, DAAR LIGT HET NIET AAN, ZE GEBRUIKT BIJNA NIETS, ZEGT ZE STEEDS. HET ZOU JE LUKKEN HAAR AF TE LATEN KICKEN. TOEN JULLIE SAMEN WAREN BLEEF ZE ER VANAF, MAAR DAN HAD JE HAAR, NET ALS MET MARIA, MOETEN VERPLICHTEN, MOETEN ZEGGEN 'OPDONDEREN OF NAAST ME KOMEN ZITTEN' EN JE HEBT GENOEG VAN DAT SOORT HULPVERLENING, TOCH?'
"Maar het doet pijn."
'LOGISCH, WEER EEN 'DOCHTER' DIE NAAR DE KLOTEN GAAT, MAAR ZIJ IS LISA NIET, AL HELEMAAL GEEN MARIA EN JIJ MOET EENS AAN JEZELF GAAN DENKEN. VERGEET HAAR, STAP OP DE TREIN EN STIL NU WANT WE ZIJN OP HET STATION EN MENSEN BLIJVEN HET RAAR VINDEN ALS JE MET MIJ LOOPT TE PRATEN.
VOOR JE HET WEET SLUITEN ZE JE OP.'
Hij hield zijn pas even in toen hij de glazen schuifdeuren van het station bereikte. Als je met normale snelheid trachtte door te gaan, liep je jezelf, door de vertraging tussen het registreren middels het elektronisch oog en het reageren van het bedieningsmechanisme daarop, te pletter. Hij had zich aangewend om soms maar alvast naar de camera te zwaaien bij het aan komen lopen. De kou, de angst dat hij zichzelf zou bedenken of te laat komen, had er blijkbaar voor gezorgd dat hij snel had gelopen en zag dat hij nog een half uur had voor de trein naar Parijs kwam. Hij liep naar het loket om het tweede kaartje weer in te leveren, 'wegens ziekte' smoesde hij om de werkelijke reden schaamtevol te verdoezelen. Het loketmeisje gaf hem een in te vullen formulier en de mededeling dat het geld op zijn rekening zou worden gestort met aftrek van de reserveringskosten. Opeens had hij ontzettend behoefte aan een kop koffie of iets zoets, maar in deze wereldstad bleek op zaterdag om kwart voor elf in de avond de restauratie gesloten en waren alle automaten voorzien van stevig stalen rolluiken. Die sfeer nodigde bijna tot misdaad en hij vroeg zich af of de spoorwegmaatschappij aan te klagen zou zijn wegens uitlokking. Dan maar een meegenomen mandarijntje. 228
Hij plofte het rugzakje op de perronbank en ontdekte tot zijn schrik dat er een rits open stond. Met angstige voorgevoelens doorzocht hij het vak en kwam erachter dat zijn bril was verdwenen. "Shit, verdomde shit!" Net toen hij zich voornam zijn schrijfmachine dan maar te pletter te gooien op de treinrails en het mee gezeulde pak papier te versnipperen om die als sneeuwvlokken in de wind over het tochtige perron te laten meevoeren zag hij zijn bril onder de bank liggen. De trein was precies op tijd en hij zocht de gereserveerde plaats op. De eveneens gereserveerde plek naast hem bleef leeg en drukte hem met zijn neus op het gegeven dat hij er de hele reis aan zou moeten denken. Vlug sloot hij zijn ogen, de trein zette zich in beweging.
17705
Een zachte hand beroerde zijn schouder en iemand haalde hem voorzichtig uit zijn dromen. Een jonge vrouw keek hem lachend aan en zei met verleidelijke stem in het Frans; "Parí." "Thank you, eh.., merci," kraakte hij met een stem als van een zombie die zojuist uit het graf was opgestaan. Hij pakte snel zijn spullen bij elkaar en keek op de stationsklok. Halfzeven. Drie uur om van Parijs-Noord naar Austerlitz te komen, tijd zat voor een kop koffie. Maar eerst met de metro naar de andere kant van Parijs. De wirwar van gangen was vrijwel leeg op deze vroege zondagmorgen en het verbaasde hem dat het perron overvol bleek te zijn. Rammelend kwam de metro aanknarsen. Hij ging de ingewanden van de reuzenworm in die hem door een netwerk van gegraven gangen vervoerde. De duisternis van de nog altijd nachtelijke hemel boven Austerlitz beviel hem beter dan de diep onder de aarde gelegen catacomben en hij zocht een restauratie op. Gelukkig was hij zo slim de aangeboden croissants af te slaan, de koffie alleen koste al meer dan een dag van zijn eetgeld. Het moest dus maar bij die ene kop blijven, hij pakte zijn schrijfmachine en rugzak, zag dat de trein die hem naar Irun zou vervoeren klaar stond en stapte in. Dit keer was de gereserveerde, lege plaats tegenover hem aan het raam. Hij sliep alweer, nog voordat de trein zich in beweging zette. Door de schok waarmee de trein tot stilstand kwam en de stootblokken van de wagons tegen elkaar botsten schrok hij wakker. Hij had gedroomd dat een lachende Shusan tegen hem zei; "Het heksje is je op haar bezem achterna gekomen, maar ze moet zo weer weg voor de heksendans en vliegenzwam eten."
229
Hij keek door het met regen bespatte raam. 'BORDEAUX' las hij en richtte zijn aandacht op de passagiers die instapten. Een man met Spaans uiterlijk, zwart sluik haar en een zwart snorretje, en een groot formaat polstas die hij de verdere reis voor zich op schoot zou vasthouden, ging zitten nadat hij een plastic boodschappentas in het bagagerek had gezet en sprong als een toreador weer overeind toen een hoogblonde, dikke vrouw zich in de coupé wrong. Hij begon de enorme lading koffers en tassen, die ze met zich meesleepte omslachtig in het rek te proppen. Behalve het rugzakje en de boodschappentas van de Spanjaard besloeg haar bagage verder alle ruimte. Ze plofte met een zucht op de bank die zuchtte onder haar gewicht en de man ging met een rood verhit hoofd weer zitten. Weer stoten van de bumpers die tegen elkaar bonkten en de trein ging rijden. Hij keek naar buiten. Misschien had Shusan toch gelijk en bleef het drie weken regenen. De grauw-grijze lucht leek het te bevestigen en het heuvellandschap dat aan hem voorbij trok kreeg een verwrongen aanblik door de bijna horizontale waterstraaltjes die op het coupéraam kleefden. Vreemd dat het water er door de snelheid niet meteen afwaaide, maar soms zelfs naar boven afboog. De vrouw opende een grote plastic tas en begon te breien. De pennen brachten een geluid voort in cadans met het ritme van de wielen op de rails, tik, tik... dong, dang... tik, tik... dong, dang... Het klonk als een disco nummer, of de Duitse ü in morse alfabet. De Spanjaard was in slaap gevallen in een onbegrijpelijke houding, kaarsrecht en met beide handen zijn polstas vastklemmend. Als hij niet ongegeneerd hard met open mond zou snurken zou je vermoeden dat hij alleen zijn ogen dicht had. Hij stond op, pakte zijn toiletspullen en ging naar de wasruimte. Het werd tijd voor een uitgebreide opknapbeurt. Een vastgestelde route zoekend in de wirwar van rails op het rangeerterrein bereikte de trein zijn eindbestemming. Irun, de Spaanse grens. Hier moest men door de douanecontrole en daarna verder met de trein met de smallere Spaanse spoorbreedte. De buitenzijde van zijn paspoort was voldoende om hem met een wuivend gebaar door te laten. Door de onbekendheid met de Spaanse taal, trouwens elke taal was op stations door de slechte geluidskwaliteit niet te volgen dus was het misschien ook wel in het Engels omgeroepen, was het hem ontgaan wat nu verder, maar omdat het volgens de dienstregeling anderhalf uur duurde voor er verder gereden kon worden maakte hij zich daar geen zorgen over, liet zich tegen een muur omlaag glijden en begon in alle rust een paar mandarijntjes en noten te eten, intussen naar de interessante bezigheden van de mensen in de hal kijkend. 230
Een man van midden twintig, met half lang sluik haar, een baard van een week, gekleed in een wit overhemd en dito broek, een kuitlange grijze, openhangende overjas en meters lange zwarte sjaal die achter hem aan wapperde, deed hem denken aan Dokter Who 1. Hij liep gejaagd heen en weer, flitste uiteindelijk de stationswinkel binnen en kwam er weer uit met een fles drank die hij binnen had laten open maken. Al lopend klokte hij de inhoud van de fles met volle teugen achterover. Een mooi meisje zat aan de overzijde van de hal ook op de grond met haar rug tegen de muur, keek hem geruime tijd aandachtig aan en draaide haar hoofd snel een andere kant op toen hij, op een schijfje mandarijn sabbelend, terug keek. Hij bleef even kijken en na een poosje draaide ze haar hoofd weer naar hem en glimlachte. Een Japanse jongen met een enorme rugzak, waar wieltjes onder waren gemonteerd, die als een baal zand aan zijn schouders hing, liep zenuwachtig heen en weer tussen informatiebalie en stationsuitgang, kreeg twee landgenotes in het oog en na een paar vragen en antwoorden was hij waarschijnlijk gerust gesteld. Hij liet de zak met een dreun op de wieltjes neerkomen waarvan er prompt één dubbel knikte. Na een poosje liep het meisje dwars door de hal en sleepte nonchalant een grote roze weekendtas, aan een van de gebroken hengsels, over de vloer achter zich aan, keek niet meer naar hem maar uit het raam en begon haar wollen beenwarmers over de appelgroene, ribfluwelen broek omhoog te hijsen. Toen liep ze naar buiten. Hij had zijn mandarijntje op en zag de trein klaar staan. Waarschijnlijk stond dat ding er de hele tijd al, maar een stationshal was soms best inte ressant. Toen hij zijn coupé had gevonden zag hij het meisje, nog steeds haar roze tas als een hond aan de lijn meetrekkend, een paar coupés verderop naar binnen gaan. Hij bleek een hele coupé voor zich alleen te hebben, trok zijn schoenen uit, schoof de banken tegen elkaar als bed en overwoog een sigaret op te steken. Maar een lusteloos gevoel overviel hem weer en de jaloezieën voor de vensters in zijn hoofd klapten dicht.
17706
Midden in de nacht schrok hij wakker door een niet thuis te brengen gevoel van iets vreemds in zijn omgeving. Naast hem op de bank lag het meisje opgevouwen te slapen. Haar rustige ademhaling en warme lichaam waren van zo nabij duidelijk voelbaar en verbluft, verward keek hij naar haar. Onvoorstelbaar dat hij er niets van had gemerkt, maar meestal sliep hij erg 1
Televisieserie uit de jaren 1963-1980 over een door de tijd reizende avonturier.
231
vast. Er werd wel eens gezegd dat ze hem in zijn slaap zouden kunnen wegdragen. De roze hond was nergens te bekennen, waarschijnlijk lag die nog te slapen in haar eigen coupé. Het was buiten twijfel hetzelfde meisje. Hij herkende, in het flauwe schemerlicht dat van de gang door de gordijntjes drong die ze moest hebben dichtgetrokken, haar regenboog beenwarmers. Wat was de bedoeling hiervan? Zat die tas vol met drugs en probeerde ze op deze manier net te doen of die niet van haar was. Dat zou erg naïef zijn, wat hem was opgevallen moest ook door anderen gezien zijn. Voorzichtig, zodat ze niet wakker werd, ging hij weer liggen en moest de neiging om een arm om haar heen te slaan onderdrukken. "Bom dia, can I see your passports please?" De coupédeur werd zacht open geschoven en zelfs de stem van de beambte was gedempt om hen toch vooral niet te ruw uit de slaap te halen. Dat klonk toch heel anders dat het 'Ausweis, bitte!' wat hij zo vaak had gehoord. Hij knipperde tegen het zwakke schijnsel van het ganglicht en keek recht in de ogen van het meisje. Hij had in zijn slaap toch een arm om haar heen geslagen die ze glimlachend verwijderde. Ze begon gelukkig niet te gillen dat hij haar had aangerand. De Portugese douanebeambte wachtte rustig. Hij scheen alle tijd van de wereld te hebben en waarom ook niet. Toen haalden ze beiden hun passen te voorschijn. Met hem was hij snel klaar, haar nationaliteit verplichtte tot het invullen van een formuliertje en met een 'bom viagem' sloot hij gordijntjes en deur weer. "Do you speak English, Deutsch?" "Mijn Duits is beter," antwoordde ze. "Beide zijn bij mij niet uitstekend, maar ik kan me in het Duits wel verstaanbaar maken. Vind je het goed als ik het gordijn open doe?" Ze knikte, geen meisje van veel overbodige woorden dus. Hij schoof het gordijn van het buitenraam open, keek naar de heldere sterrennacht en bespiede haar een beetje in de weerschijn van het venster. Het moest een uur of vier zijn. Ze schoof het andere gordijn ook open en ging naast hem op het bankenbed zitten. Hij voelde haar zachte warme dij tegen de zijne en even dacht hij aan het paradijs toen hij de laatste mandarijntjes tevoorschijn haalde, maar dan had het natuurlijk een appel moeten zijn. Hij gaf haar er één en vroeg; "Waarom is dit?" "Wat? O, waarom ik naast je lig? Nou, ik zag je op het station in Irun zitten en dacht 'die wil wel wat met me' en als ik je dan gaf waar je om vroeg zou je me wel beschermen tegen slechte mannen." 232
Hij voelde zich rood worden, maar er was nog een ander gevoel. Hij wist dat ze grapjes maakte, hem zat te plagen, maar… "Nee hoor, in die coupé waar ik was zat verder alleen nog een macho die constant vervelend deed en wél wat met me wilde. Shit! Mijn tas!" Terwijl ze de gang op stoof knipoogde ze naar hem en zei; "Ik ben drugs koerier." Verder hoefde ze niets te zeggen, dit was Maria een jaar of twintig geleden. Haar manier van doen. Ging hij stapelverliefd worden op deze Maria? Maar deze Maria was jong gebleven en hij bijna 49, hij… "Die vent was weg, maar deze lag er gelukkig nog." Veel kilo's heroïne kon er niet inzitten want ze hield de roze hond triomfantelijk aan zijn staart in de lucht, ritste zijn rug open en haalde er tussen wat kleding een plat brood, kaas en een aangebroken fles biologische appelsap uit. Toch behoorlijk wat drugs dus. "Als hij weg is kan je nu wel naar je eigen plaats." "Wil je dat? Ik beloof je niet vervelend te zijn als ik mag blijven," zei ze met een namaak pruillipje. "Hoe kon je nou weten dat ik geen macho was die vervelend zou doen, tenslotte was je vrij dicht tegen me aan gekropen." Ze haalde haar schouders op. "Dat vond je beslist niet vervelend gezien je arm om mij. Nee, jij bekeek me met 'andere ogen' in Irun. Ik ben Marjon," zei ze en gaf hem een hand. 'ZEG NIET DAT JE JOHN HEET.'
Waarom niet? 'WEET IK NOG NIET, MAAR ZEG HET NIET.'
"Johan." Zonder een woord te wisselen aten en dronken ze, staarden lange tijd naar de bergen waar ze door reden onder het nog bijna volle maanlicht. Dorpjes lagen vredig slapend in de dalen, afgewisseld door bossen die vol nachtgeluiden moesten zijn. De trein kronkelde zich langzaam langs de berghellingen en door tunnels, elke meter toonde nieuw decor. Ze kwam dichterbij zitten. Niet doen. "Schreibst du?" vroeg ze met een blik richting schrijfmachine. Hij vertelde haar de gebeurtenissen sinds begin juli, wat hij tot nu toe op papier en in zijn gedachten had en dat hij geen idee had wat het uiteindelijk moest worden. Vooral de confrontatie met zijn andere ik, de stem in zijn hoofd, vond ze leuk. "Is je 'andere ik' nu ook aanwezig?" "Natuurlijk, bij jou toch ook." "Wat zegt die van jou over deze situatie?" 233
"Hij begrijpt er niets van, maar ik zei dat het wel goed was zodat hij hoofdschuddend weer is gaan slapen." "Het onderbewuste kan niet slapen, dan zou je nooit dromen," zei ze. "En wat zegt die van jou?" "Dat het zo vreemd is dat ik me prettig bij je voel, vertrouwd." Ze keken zwijgend weer een poosje naar buiten. Na een tijdje zat ze slaperig te geeuwen. "Ik moet nog maar even gaan liggen," zei ze. "Ik ben ook nog niet zo wakker, dus als je het niet erg vindt kruip ik nog even naast je in ons bed." Slaap lekker, liefje. In gedachten geef ik je een kus. Alsof ze hem verstond kroop ze dicht tegen hem aan in zijn armen, gaf hem een kus op zijn wang en nadat hij een tijdje overwogen had de coupédeur te barricaderen en met haar te vrijen, maar wist dat hij dat niet zou doen, sliepen ze verder. Het werd licht en ze moesten al een flink stuk in Portugal zijn. Boven de horizon verschenen de eerste zonnestralen in de mist. Ze stond op en ging naar de gang om het beter te kunnen zien, pakte een sigaret uit een pakje en vroeg of hij er ook een wilde. Hij bedankte, draaide een Winner en ging naast haar staan. Ze stopte de sigaret weer terug en vroeg of hij een sjekkie voor haar wilde draaien. Samen keken ze naar het rood en oranje van de zonsopgang. "Mooi hè?" zei ze toen. Zijn benen werden van rubber, het zweet brak hem uit en hij werd lijkbleek. Die stem, die woorden! Zijn gedachten schoten jaren terug. Maria, Hofplein theater, de regenboog kleuren die ze zag in het glas. Het meisje naast hem zou ergens rond de twintig kunnen zijn. Ze keek hem van opzij aan. "Zeg, voel je je wel OK?" "Ja, je deed me alleen even aan iemand denken." "Zulke rot herinneringen dat je er uit ziet alsof je moet overgeven?" "Nee, integendeel hele mooie, ik schrok alleen." Nog even stond ze hem aandachtig op te nemen toen begon ze over iets anders, tenminste dat dacht ze. "Toen ik Engels kreeg op school heeft mijn moeder me een boek voorgelezen, 'Kleine Johannes' van Frederik van Eeden, ken je dat?" Hij voelde nu alles wat er komen ging en knikte moeizaam. "Ook een Nederlander, net als jij. Mijn moeder was er helemaal gek van, daarom heet ik Marjon, het kermismeisje uit het boek," zei ze giechelend, "ik heb het van haar gekregen." 234
Maria-John, Marjon, het kermismeisje, hoe goed wist hij het allemaal. Het boek wat ze wekenlang zonder de bladzijden om te slaan voor zich had laten liggen tijdens haar afkick periode. Het zweet liep over zijn ruggengraat. "H.. hoe kwam zij er aan?" "Ze heeft het ooit op een van haar reizen van een Nederlandse vriend gekregen. Nu heb ik het bij me om het opnieuw te lezen, want ik herinner me dat ik het heel mooi vond. Trouwens dat beertje aan mijn tas heeft ze ook van hem gekregen en ik weer van haar. Ik mocht het nooit kwijtraken zei ze. Het is bijna zo'n zelfde beertje als jij aan je rugzak hebt." 'VERANDER VAN ONDERWERP!'
"Heb je ook een vader?"
'VOORZICHTIG! GA NIET TE VER.'
"Natuurlijk, jij niet dan? Maar dat rondzwerven deed ze voordat ze mijn vader kende. Ze trouwden en al vrij snel was ik er, zevenmaanskindje noemt mijn moeder me. Mijn moeder is een te gek mens, ik ben stapel op haar. Mijn vader, ach ik weet het niet, aardige man hoor, maar er is weinig gevoel tussen ons, ik ben gewoon anders. Heb je verder al wat geschreven?" "Twee gedichtenbundels en die hele hoge berg aantekeningen. Verder schrijf ik een stukjes over van alles en nog wat in allerlei krantjes. Waar ga je naar toe?" veranderde hij weer van onderwerp. "Een paar weken naar vrienden in Lissabon, daarna zie ik wel, ik reis rond." Zou hij het vragen? Wie ze was? Of ze meeging, langs kwam? Zou hij zeggen wie hij was? Wist ze het? Wist hij het? Wat als bleek dat ze was wie hij dacht, nee wist wie ze was? Maria had haar duidelijk nooit over hem ver teld. Hij dacht terug aan de laatste brief van Maria een tijdje geleden. 'Volgende week ga ik met mijn dochter van achttien naar Spanje' schreef ze. Weer had hij haar gevraagd wat ze wilde. Daarna kwam het kaartje met slechts de opmerking de 'dark side of the moon' met rust te laten. Een dierbaar stukje leven van hen samen wat door omstandigheden zo'n slecht einde had gehad, een tragisch sprookje wat gekoesterd moest worden, verborgen achter de maan. Vanaf die tijd was het stil. 'LAAT
HET ZO.
GEEN
PROBLEMEN VEROORZAKEN OMDAT JE ZELF ZO GRAAG EEN DOCHTER HAD
GEHAD.'
Ik heb een dochter, dat weet je donders goed en die staat volgens mij naast me. Maar misschien vergis ik me. Of is dit een droom? Ik weet niet wat ik moet doen. Ik stuurde hem naar het toilet. Hij liet koud water over zijn polsen stromen, waste zijn gezicht en voelde zich weer rustig worden. Hierna zeiden ze niet zoveel meer tegen elkaar. Ze hoefden ook niet verder te praten, het was
235
goed zo, ze voelden zich volkomen op hun gemak bij elkaar, rookten sjekkies, keken naar het landschap. De stations gleden voorbij en hij schrok toen hij iemand hoorde vragen hoe laat het was. Negen uur. De conducteur had gezegd dat ze om ongeveer negen uur in Coïmbra zouden aankomen. Hij moest afscheid van haar nemen. De trein remde af en stopte op een vrij groot station, dat moest het zijn. Het speet hem zo haar te moeten verlaten, had nog zoveel willen weten, nee, hij wist genoeg. "Dag mijn sterke beschermheer, tot kijk misschien ergens ooit," zei ze en drukte schalks lachend een kus op zijn wang. De emoties gierden door zijn lijf toen ze dit zei. 'Tot ziens misschien ergens ooit', een zin die hij zo vaak gebruikte omdat hij vond dat als het zo moest zijn, je elkaar ooit wel weer eens ergens tegen zou komen. Hij aaide over haar haren, streelde even met zijn vinger langs haar gezicht, keek in haar mooie bruine ogen en nam haar voor altijd in zich op. Toen veerde ze omhoog op de punten van haar tenen, sloeg haar armen om zijn nek en begroef haar gezicht in zijn hals. Teder en met een ingehouden snik kuste hij haar haren. Niemand van de mensen die uitstapten keek vreemd op, gewoon een vader die afscheid nam van zijn dochter, zo voelde het voor hem en misschien voor haar ook want je valt toch niet zomaar een vreemde ouwe vent om zijn nek, zelfs niet na een intieme nacht. Het was moeilijk afscheid te nemen van iemand die je nooit had gezien en die je zo goed kende. Net of je afscheid nam van jezelf. "Dag kleine meid. Het was erg leuk, goeie reis verder en veel plezier. Pas goed op jezelf en niet met vreemde mannen meegaan hè." Hij keek de trein na, zwaaide. Ze zwaaide terug, blies een kushandje, toen was ze weg. Ze was een mooie, sterke, zelfbewuste meid dus wat wilde hij nog meer. Hij was trots op zijn 'dochter'. Ze zou er wel komen in deze wereld en dat was het belangrijkste. Dit alles zou natuurlijk nooit gebeurd zijn als Shusan mee was gegaan. Toeval? Hij draaide zich om, staarde recht tegen een bord waarop met grote letters geschilderd stond 'POMBAL'. Dat bleek veertig kilometer verder te liggen dan Coïmbra. Maar een omweg was dit wel waard en hij stak de rails over naar de andere kant om veertig kilometer in de tijd terug te gaan. No problem, volgens de conducteur. In Coïmbra bracht een bus hem naar het dorp in de bergen.
∞ 236
Ik wil het helemaal immaterieel maken; er moet geen enkel ding meer uit de tastbare werkelijkheid bij zijn.1
10228-10251
Op de grote binnenplaats van de U Fleků, een café waar echt bier uit Plzen geschonken werd in plaats het waterige drankje uit Nederland wat hier in Tsjecho-Slowakije stierenpis werd genoemd, zaten ze aan een lange tafel op de houten banken. Behalve de vier Nederlandse reizigers zaten nog vijf studenten uit de DDR bij hen elk met een halve liter pul bier voor zich. De reis naar Praag was voorspoedig verlopen. Ze waren net na middernacht vertrokken zodat ze geen last hadden gehad van druk verkeer, maar toen de zon opkwam, die recht voor in zijn gezicht scheen, claxonneerde hij naar de auto van Frans en Liesbeth die voor hem reden en wees naar een parkeerplaats. "Ik moet even rusten," zei hij. "Laten we dan ook maar gelijk ontbijten," stelde Frans voor. Dus kwam het kleine brandertje tevoorschijn en werd er koffie gezet. Terwijl hij zat te eten viel hij zittend en kauwend in slaap. Na een kort tukje en een bak koffie gingen ze weer verder, Plzen was niet ver meer. Dat was maar goed ook want toen ze het openstaand roestige ijzeren hek van de camping binnenreden was hij aan het eind van zijn latijn en besloot nooit meer in de nacht te rijden. Ze konden op het kale veld met hier en daar een grasspriet gaan staan waar ze wilden en bouwden hun tenten op. Direct kroop hij naar binnen om een paar uur te slapen. Er was geen receptie en je moest het verschuldigde bedrag in een kistje deponeren bij vertrek. Wel kwam iemand de toiletten, twee stuks, en wasbak schoonmaken. Later zou de ligging van de camping, die makkelijk te vinden was en lopend bereikbaar vanaf het station, hem nog van pas komen hoewel hij zich daar nog niet van bewust was2. Na een dag rust reden ze naar Praag en werden de tenten opgezet op een kleine camping aan de Moldau. Ze gingen met één auto boodschappen doen en vergaten waar ze die geparkeerd hadden. Twee uur lang liepen ze te zoeken, zeulend met zware tassen in de brandende zon. Net voor chagrijnig worden hun in de greep kreeg vonden ze de straat en reden terug. Hij bleef met Ina bij de tent, Frans en Liesbeth gingen op zoek naar een kroeg om wat te drinken. Toen ze tegen etenstijd terug kwamen vertelden ze enthousiast over de U Fleků en de Oost-Duitse studenten die ze daar waren tegen gekomen. Ze hadden voor die avond afgesproken. 1 2
Jan Schoonhoven in De gids, Volume 131, G. J. A. Beijerinck, 1968 Zie de dagen 10997-11120.
237
Zo zaten ze dus onder de grote bomen op de binnenplaats. Hoewel hij de Duitse taal nauwelijks beheerste, maar ze spraken ook Engels, ontstond een gevoel van vriendschap en ze ontmoeten elkaar elke dag dat ze in Praag waren. Toen de studenten terug moesten en hij met de anderen begon aan de paar weken durende rondreis door Tsjecho-Slowakije werden ze uitgenodigd om met de kerstvakantie naar Oost-Berlijn te komen. Er zouden dan nog meer van hun vrienden komen.
10252-10399 Terug in Melissant begon hij op zijn vrije dagen meteen weer met de verbouwing. Als hij over hun verslechterende relatie probeerde te praten ging Ina dat steeds uit de weg. Waarschijnlijk hoopte ze dat het uiteindelijk wel goed zou komen. Dat dit ijdele hoop was bewees een gebeuren vlak voor ze naar Berlijn zouden afreizen. Op een avond waren ze op bezoek bij Jane en Hans. Het was niet nodig midden in de nacht van Rotterdam terug naar huis te rijden, ze konden altijd blijven slapen. Hans was een stevige bierdrinker en Ina's favoriete drankje was één of andere longdrinkmix. Niet dat ze er lang mee deed en ook nu smaakte het haar blijkbaar. Jane dronk een enkel wijntje, hij was in die tijd een verstokt sap drinker. "Ik zou wel met je naar bed willen," zei Hans op een gegeven moment tegen Ina. Onzeker, vragend keek Ina naar haar echtgenoot. Jane zat er wat verlegen stil bij, waarschijnlijk hadden ze het er al eens over gehad, tenslotte was partnerruil in de mode bij mensen die op die manier hun saaie huwelijk nieuw leven probeerden in te blazen. Misschien waren ook hun kinderen daarom een nachtje uit logeren. Hij merkte dat Ina er geen bezwaar tegen had. "Dat betekent dan wel dat ik bij Jane ga liggen," zei hij om de impasse te doorbreken. Zo verdwenen Ina en Hans naar een matras in de andere kamer en hij ging met Jane naar de slaapkamer. Het was inderdaad een nieuwe ervaring voor hem. Was hij te snel met Ina getrouwd voordat hij enige seksuele ervaring had opgedaan? Door haar puriteinse opvoeding was dat bij haar natuurlijk ook zo. De moeizame opwekking van lust in het seksspel en het snelle klaarkomen was met haar meer regel dan uitzondering. Door de geluiden die gedempt vanuit de andere kamer doordrongen en de stilte die erop volgde merkte hij dat die twee al snel klaar waren, nog voordat hij en Jane elkaar volledig hadden uitgekleed. Zijn geslacht hing slap 238
naar beneden en hij wist niet of hij dit zou kunnen en willen. Goed, ze was een vriendin, maar hij had er nooit naar verlangd met haar naar bed te gaan. Verlangde hij sowieso wel met een vrouw te vrijen? Moest daar niet ook de Ware Liefde bij te pas komen? Met Ina beleefde hij het ook bijna als 'huwelijkse verplichting'. Maar toen ze naakt voor hem stond en merkte dat ze al bereid was eer er sprake was van enig voorspel kreeg hij al snel een erectie en plofte op zijn rug op het bed. Ze ging op haar knieën boven hem zitten en liet zich lang zaam zakken. Ze gingen lang door en kwamen meermalen klaar. Hij vroeg zich af of hun geluiden ook niet doordrongen tot de andere twee, maar misschien leverde de alcohol een bijdrage aan af en toe diep gesnurk uit die richting. Toen Jane uiteindelijk opgerold in zijn armen in slaap viel kwam ik nog even bij hem langs. 'EN WAT NU?'
Wat nu? Het was wel fijn, maar... 'MAAR..
NATUURLIJK KAN JE NIET ZONDER ENIG VERDER GEVOEL MET EEN VROUW VRIJEN EN IK
MERK DAT JE VERLIEFD OP
JANE
BEGINT TE WORDEN.
MAAR
WAT MOET JE MET EEN GETROUWDE
VROUW MET TWEE KINDEREN?'
Dat weet ik niet. 'JUIST. LAAT HET DUS MAAR BIJ DEZE KEER EN DENK MAAR EENS NA WAT JE VERDER MET INA WILT.'
Het werd hoog tijd dat ik me weer eens met hem ging bemoeien voordat hij ging aannemen dat zijn huwelijk met Ina en het misschien dan toch maar toegeven aan een kinderschare het doel van zijn leven ging bepalen.
10402-10411
Met z'n vieren waren ze in de auto van Frans en Liesbeth naar Oost-Berlijn gereden en verbleven in het huis van een van hun vrienden, samen met wisselend zo'n tien tot vijftien anderen. De meesten waren studenten die ook vrij hadden, een paar hadden een baan en die kwamen in de avond. Wie in de buurt woonde ging naar huis, de anderen bleven, evenals zij, in de grote woonkamer slapen. Matrassen werden aangesleept en tot heel laat lagen ze te praten, roken en drinken tot de een na de ander in slaap viel. Overdag maakten ze wandelingen door Berlijn en in de avond werden er allerlei bordspelen tevoorschijn gehaald. Monopoly was favoriet en er werd driftig geprobeerd vals te spelen, maar één jongen was zo fanatiek om alles in de gaten te houden en er ontstond dikke lol als iemand hem toch wist te misleiden. Op een gegeven moment zat hij op zijn hurken op een stoel om alles goed te kunnen overzien. Toen iedereen er van overtuigd was dat ze hem blut hadden weten te spelen haalde hij uit zijn achterzak een bundel speelgeld. Hij had stiekem zitten sparen.
239
Het was een paar dagen voor de oud- en nieuwjaar viering. Er was een man in het gezelschap bijgekomen die de hele dag om Ina heen draaide en veel met haar praatte. Na de avondmaaltijd zochten ze elkaar weer op. Laat in de avond kwam Ina naar hem toe. "Hij vraagt of ik met hem naar bed wil, mag dat?" zei ze. "Mag dat... ? Heb je daar mijn toestemming voor nodig? Bepaal zelf wat je wilt" Blijkbaar wilde ze ook want ze verdwenen samen. Ondanks dat hij het al lange tijd voelde aankomen sprongen de tranen in zijn ogen. Ingrid, een van de aanwezige meisjes, sloeg een arm om hem heen en probeerde hem te troosten. Ze zaten nog lange tijd met elkaar de praten over het dubbele gevoel, weten dat iets voorbij is en dat niemand het recht had op bezit van iemand anders en de pijn die het verlies bezorgde. Ze kropen samen op een matras en hij warmde zijn ijskoude lichaam door dicht tegen haar aan te gaan liggen. Ze maakte geen bezwaar. Later zou blijken dat ze lid was van een ondergrondse verzetsgroep die streed tegen de mensonterende toestanden in de DDR. De geheime dienst was een van de best georganiseerde in het Oostblok dus was het heel gevaarlijk en niemand wist van haar activiteiten. Ook werd later bekend dat een van de aanwezigen, een jongen die zenuwachtig lachte om grappen, werkte voor die geheime dienst, maar er werd gelukkig weinig over politiek gepraat. De volgende dag kwam een jonge vrouw op bezoek die direct zijn aandacht trok. Hij schatte haar ergens voor in de twintig. Slank, donkerblond, kortgeknipt haar, blauwgrijze ogen, die hem regelmatig aan zat te staren. Ze kwam naast hem zitten en bleef dat de hele dag doen. Laat in de middag verdween ze weer. Ook Ina zag hij de hele dag niet. Er werden inkopen gedaan voor het feest van die avond. Ook Ina was terug, er werd geen woord tussen hen gewisseld. Nog één dag, dan zouden ze terug rijden, maar er werd weer een afspraak gemaakt om met Pasen in Halle samen te komen. Er waren ook studenten die daar woonden en voor wie de reis naar Berlijn te duur was geweest, maar hadden laten weten graag met ons kennis te willen maken. In de middag kwam de jonge vrouw weer langs en ging direct naast hem zitten. "Ik moet gelijk weer weg want mijn kind ligt te slapen, heb je zin om mee te gaan?" vroeg ze in het Engels met een sterk Duits accent, "ik ben getrouwd met de man die met jouw vrouw naar bed is geweest, maar die gaat straks weer met haar weg." Daarna was het allemaal heel snel gegaan. Ze woonde maar een paar blokken verder. Snel hadden ze zichzelf uitgekleed en waren op het smalle, 240
eenpersoonsbed gaan liggen. Sliep ze niet samen met haar man? In hem was een strijd gaande, de lust met haar te vrijen, of was het wraak? Jij neukt mijn vrouw, dan zal ik de jouwe neuken. Net toen hij zijn half slappe geslacht bij haar naar binnen wilde proppen, met geen mogelijkheid kreeg hij een erectie, begon een kind te krijsen. "Verdomde shit kind, mag ik nou nooit eens een keer plezier hebben?" schold ze in het Duits. Zoveel begreep ik inmiddels ook van die taal. Ze verdween, kwam even later met een klein jongetje terug en begon zich aan te kleden. Hij had dat inmiddels ook gedaan. De 'romantische' chemie tussen hen was wel voorbij. Toen ze nog wat na zaten te praten bleek dat ook zij wel zin had gehad te vrijen, maar de wraak ten opzichte van haar man overheerste. Ze was nooit met iemand anders naar bed geweest terwijl hij vaak hele nachten naar andere vrouwen ging waar ze niets van zei omdat hij dan kwaad werd. Hij raakte haar nauwelijks meer aan. Ze bracht het kind naar een oppasvriendin en toen ze samen terug kwamen bij de anderen keken die elkaar betekenisvol glimlachend aan omdat hij zijn arm om haar middel had geslagen. Ze was tenslotte wel een beetje vriendin geworden. Haar man keek kwaad en Ina had een zuur cynisch glimlachje op haar lippen. Misschien was de wraak dan toch een beetje geslaagd. Toen ze twee dagen later naar Nederland reden zat hij lange tijd naar buiten te staren en zei plotseling; "Ik denk dat we, als we terug zijn, maar uit elkaar moeten gaan." "Waarom?" pruilde ze met tranen in haar ogen. "Ik vermoed dat je dat zelf ook wel weet." "Denk er nog even over na," probeerde Frans. "Ik heb er lang genoeg over nagedacht." De verdere reis zou het pijnlijk stil blijven in de auto.
10412-10500
De scheidingsprocedure werd in gang gezet. Natuurlijk bleven ze voorlopig nog bij elkaar wonen, de huizen lagen niet voor het oprapen en ze sloegen elkaar ook niet de hersens in. Ze aten samen, alleen sliepen ze vanaf die tijd niet meer bij elkaar. Ze hadden besloten dat hij in het huisje zou blijven wonen. Zij wilde zo snel mogelijk naar Rotterdam verhuizen. Wel bleef hij Jane heimelijk ontmoeten. Hij had het voordeel van de wisse lende continudienst waardoor hij bij haar kon zijn als haar man werkte. Op het moment dat de kinderen naar bed gingen voor een middagslaapje doken zij ook het bed in. Elke keer als hij kwam had ze direct zin om met hem te vrijen en beiden vermeden het onderwerp over de toekomst. 241
Zo werd het Pasen en tijd om de reis naar Halle voor te bereiden. Ze zouden weer met de auto van Frans en Liesbeth gaan en ruim een week blijven.
10502-10511 Hij zat met Hannah tegen de warme tegelkachel. Haar zoontje Barry en hij hadden al vanaf de eerste dag een wederzijdse aantrekkingskracht gevoeld en hij vond het grappig met hem te spelen. Zo leerde hij er ook gelijk wat Duitse woorden bij want geduldig benoemde het kind alles. De volgende dag kwam Hannah naar zijn favoriete plekje bij de kachel en ging naast hem zitten. "Je speelt erg leuk met Barry." "Ik vind kinderen vaak leuker dan volwassenen, als ze maar niet van mezelf zijn," grapte hij. "Waarom wil je geen kinderen?" Hij vertelde haar van zijn weerstand om kinderen op deze rot wereld te laten opgroeien. "Dat is onzin, eigenlijk moeten goedwillende mensen juist kinderen nemen en ze een opvoeding geven zodat die wereld hopelijk een keer verandert." "Dat is waar, maar ze krijgen ook met andere mensen te maken, school bijvoorbeeld." "Daar heb je wel gelijk. Ik werk en Barry gaat naar de crèche. Hij komt thuis met liedjes als 'Mein Bruder ist ein großer Soldat', verschrikkelijk. Maar ik probeer daar dan mijn mening tegenover te zetten. En..." "En?" "Nee, niets." Zijn voelsprieten begonnen weer te trillen. Natuurlijk was er wel meer. "Kan ik je vertrouwen?" fluisterde ze in zijn oor en keek of iemand haar in de gaten hield. "Dat is aan jou om te bepalen, maar geheimen gaan bij mij in een kluis," fluisterde hij terug. "Ik doe er alles aan om hier weg te komen. Alleen weet ik nog niet hoe, maar hier kan ik niet leven." "OK, zeg verder maar niets meer, als je gepakt wordt denk je nog dat ik je verraden heb." Ze vertelde verder op normaal geluidsniveau over haar leven tot nu toe. Jong gehuwd om van huis weg te zijn met een jongen die haar gebruikte. Als er een kind kwam hoefde hij niet in militaire dienst. Hij had al een buitenechtelijke relatie, terwijl zij aan het bevallen was was hij bij die ander, en 242
toen het kind er was liet hij haar in de steek. Een keer per jaar kwam hij op de verjaardag van Barry met een enorme puntzak snoep, verder hoorden ze nooit iets van hem. Ze werkte in een boekhandel in Berlijn en stond zes dagen per week voor dag en dauw op om de kachel aan te maken, Barry naar de crèche te brengen, naar haar werk te rennen, om zes uur Barry weer op te halen, onderweg boodschappen te doen, eten maken en Barry na een verhaaltje op bed te leggen. Zondags ging ze dan met haar kind wandelen in het bos. Vanaf die dag zaten ze elke dag naast elkaar tegen de kachel te praten en met Barry te spelen. Ze had wel een vriend in Halle, die ook aanwezig was en donders goed door had wat er tussen hun speelde. Een keer viel hij kwaad tegen haar uit, maar dat had tot gevolg dat Hannah zich nog verder van hem verwijderde. Ze werden verliefd op elkaar, wetend dat het onmogelijk was. "WEER VERLIEFD AAN HET WORDEN?"
Ik denk het, ze is wel leuk. "MAAR ZE HEEFT EEN KIND VAN VIER."
Tja. Ik weet ook niet of het wat wordt. Ze is wel Oost-Duitse en mag het Oostblok niet verlaten. Ik kan moeilijk elke week heen en weer reizen. Nadat hij weer thuis kwam was Hannah niet meer uit zijn hart te branden. Toen vertelde Jane dat ze in verwachting was en dat het van hem was omdat ze al die tijd niet meer met haar man had gevreeën tot het moment dat ze zeker wist in verwachting te zijn. "En wat nu?" vroeg hij haar. "Ik wil het kind houden, maar niet mijn gezin opgeven of Hans verlaten. Je gaat alsjeblieft niet moeilijk doen over het feit dat het jouw kind is hè?" "Natuurlijk niet. Ik respecteer je keus. Wel stom dat we niet beter hebben opgelet." "Welnee, ik vind het leuk een kind van jou te krijgen, maar ik zal Hans zeggen dat het van hem is." Vanaf die tijd waren de heimelijke bezoekjes voorbij. Dat kwam ook overeen met zijn gevoel dat hij Hannah, die hij bleef schrijven, zou bedriegen als ze door waren gegaan. Wel kwamen Hans en Jane, evenals de andere vrienden, nog steeds in de weekenden naar Melissant. In de tuin werden, naast diverse groenten, wietplanten gezaaid. Hij had al wel een paar keer geblowd van iemand die het kocht, maar dat was hem te duur en hij besloot alleen te blowen als hij opbrengst had van zijn eigen teelt. Zo werd het weer zomer en tijd voor het plannen van de tweede reis door Tsjecho-Slowakije. Dit keer zouden ze met twee auto's gaan want een paar 243
Oost-Duitse vrienden zouden meereizen. Hij vond het jammer dat Hannah daar niet bij zou zijn. Ook het Duitse vriendje van Ina zou er niet zijn.
10590-10615
Ze ontmoeten elkaar weer in de U Fleků. George, de vriend van Hannah, was er ook en toen hij vroeg hoe het met haar ging kreeg hij vriendelijk, doch met een bitse ondertoon, een nietszeggend antwoord. Waren ze niet meer bij elkaar? Hij durfde niet verder te vragen. Na een paar dagen Praag reden ze richting het Tatra gebergte en vermaakten zich met wandelen en ritjes maken naar bezienswaardigheden. Hij had een van henneptouw zelf geknoopte tas bij zich en de anderen wilden weten hoe je zoiets moest maken. Zo zat iedereen steeds op de campings te knopen met de stoelen uit de auto als steun om het begin aan te bevestigen. Op een dag dat ze weer een ritje zouden maken vroeg Hansi of hij chauffeur mocht zijn. Een rijbewijs bezat hij niet, maar hij kon wel rijden en het leek hem wel leuk om eens een keer met zijn camera uit de rijdende auto te filmen. Een zeer creatieve inval zorgde er voor dat hij achter in de besteleend met open achterdeuren aan iemand vroeg om zijn enkels stevig beet te houden en ging uit de auto hangen om de weg te filmen die onder de auto door flitste. Het zag er psychedelisch uit die onderkant van de auto en de stenige zandweg waar wolken stof werden opgeworpen. Langzaam kwam hij omhoog en filmde de weg achter de auto en links opzij. Een achter hen rijdende ambulance knipperde met de lichten en de chauffeur zat heftig met zijn vinger heen en weer te zwaaien en nee te schudden. Waarschijnlijk hadden ze hem zo 'gevaarlijk' zien hangen en wilde hem waarschuwen. Hij stak vrolijk zijn hand op. Toen ze bij het volgende dorp kwamen was de weg afgezet met hekken en een grote groep militairen die hen dwongen te stoppen. Papieren werden bekeken en ze moesten mee het plaatselijke café in. Natuurlijk spraken de soldaten geen Engels of Duits en behalve het meermalen 'Verboten' begrepen ze er niets van. Er werd getelefoneerd en een half uur later kwam er een officier die Engels sprak. Hij had een militair terrein gefilmd. Er stonden borden, maar die had hij natuurlijk gemist toen hij onder die auto hing. Na veel heen en weer gepraat kreeg die officier wel door dat ze geen westerse spionnen waren en het filmpje werd in beslag genomen waarna hij ermee verdween. Uren zaten ze te wachten tot hij terug kwam en zei dat ze konden gaan, het filmpje kreeg hij niet terug en zo werd hem de kans ontnomen op een carrière als beroemd cameraman. Ze hadden nog lang lol om dit avontuur.
244
Kort daarna vertrokken de Duitsers weer naar Halle en Berlijn en zij gingen terug naar Nederland.
10616-10790
Er volgde een oogstperiode van de teelt. De oude buurman had meewarig zijn hoofd geschud bij het zien van het zaaien in zijn permacultuur tuin en gezegd dat het zo nooit wat zou worden. Volgens hem moest je groenten telen op keurige bedjes en niet her en der tussen ander gewas op bergen en in dalen. Nu stond hij versteld van de enorme planten. Ook de wietplanten groeiden de hemel in en toen hij vroeg wat dat voor planten waren zei hij dat het hennep was. Dat kende hij uiteraard van de tijd dat de hennepvezel nog voor kleding en dergelijke geteeld werd en weer knikte hij goedkeurend. Ook de af en toe op de dijk langsrijdende politie schonk er geen aandacht aan ondanks dat er een stuk of tien enorme planten stonden te pronken. Ook die planten werden geoogst en bewerkt voor drogen en gebruik. Uiteraard werd tijdens het knippen van de toppen regelmatig geproefd. Het bleek uitstekende Nederwiet te zijn die ook door de bezoekers hoog gewaardeerd werd. Ina had een woning gevonden in Rotterdam en ze zagen elkaar nog slechts af en toe. Hij liet zich, na enkele onderzoeken, opereren aan zijn rechteroor omdat hij daarmee bijna niets meer hoorde. Het leverde geen verbetering op. Technisch was alles in orde volgens de specialist, het werkte allemaal perfect zoals het behoorde. De arts vermoedde dat het, gezien de ontwikkeling, vlak na of voor zijn geboorte begonnen moest zijn, maar dat wist hij zelf ook al. De arts vond het een interessant geval en wilde verder met het onderzoek, maar hij vond het genoeg zo en besloot met de handicap te leven. Daarna kwam het sterke gevoel dat hij naar Berlijn moest om Hannah te bezoeken en de laatste van de zeven werkdagen nam hij een rugzakje mee in de auto en stapte op de nachttrein. Hij had nu zeven dagen vrij tot zijn nachtdienst weer begon.
∞
245
246
'De getemde wolf droomt altijd van het bos'
1
17706 Een beetje verloren stond hij op het kleine dorpsplein. Het rugzakje bungelde aan zijn ene schouder en aan de andere kant had hij de kofferschrijfmachine in zijn hand. Hij had een getekend plattegrondje van Joost bij zich om het hutje in de bergen te kunnen vinden en sloeg het aangegeven pad in om na een minuut of tien het idee te hebben dat hij volkomen verkeerd zat en ging terug naar het pleintje, waar hij besloot de weg te vragen. Een paar hangjongeren probeerden hem duidelijk te maken dat de eigenaar van het huisje in Nederland was. Hij zwaaide met de sleutels en zei in gebaren en half Engels dat het hem bekend was. "Wacht," zei een van hen en kwam terug met een aan alle kanten rammelende bromfiets, kletste met zijn vlakke hand op het duozadel om te laten merken dat hij moest opstappen, maakte zich verder geen zorgen of hij goed zat, wat duidelijk niet het geval was, en gaf vol gas. Het bleek dezelfde richting als hij was gelopen. Door de opgaande helling van zo'n vijfendertig graden trok het rugzakje hem achterwaarts uit zijn balans, de schrijfmachine slingerde naast hem heen en weer aan een steeds meer gevoelloos wordende pols. Als een volleerd crosser nam de behulpzame Portugees de ene na de ande re spiegelgladde kei, boomtak of modderige kuil. Net toen hij besloot de jongen tot stoppen te dwingen omdat het zo niet langer ging, werd het pad wat vlakker en na een paar honderd meter dook, verscholen op de berghelling een bijna over het hoofd gezien hutje op. De jongen gaf met een armzwaai te kennen dat ze op de plaats van bestemming waren aangekomen en verdween voor hij hem had kunnen bedanken. "Obrigado," brulde hij hem dus maar na.
17707 Het was nog schemerig vroeg toen hij ontwaakte uit de droomloze slaap. Na de emotionele reis was hij in het zolderbed gekropen en als een blok in slaap gevallen. Hij vroeg zich af of hij zich niet nog een keer zou omdraaien, maar rusteloosheid overviel hem. De bedoeling van zijn aanwezigheid hier was schrijven, dan zou dat ook gebeuren. Hij stond op, rilde van de ijzige kou, kleedde zich snel aan en keek naar de houtkachel. Nee, eerst naar het dorp want behalve een paar blikjes sardientjes, die hij als vegetariër graag dicht liet, en een kelder vol flessen wijn was er niets in huis, zijn voorraad was ook uitgeput en hij wilde kijken of er iets te vinden was om een stevig ontbijt van te maken na twee dagen noodka1
Russisch spreekwoord.
247
ken, noten en fruit. O ja, en natuurlijk het brood van Marjon. Het was het de laatste dag voor Kerstmis, hij moest voor de komende dagen een voorraad in het huisje zien te krijgen. Een kerstmaal zat er niet in met zijn beperkte financiële middelen, maar ook dan moest er wel wat lekkers te koop zijn. Genietend van de langzaam ontwakende natuur liep hij het gisteren bereden pad terug. Het laagje ijs wat zich in de koude nacht om elk grassprietje had afgezet, kraakte onder zijn voetstappen, schichtige vogeltjes begeleiden hem van de ene eucalyptus naar de andere, met elkaar wedijverend in hoogte om vandaar uit naar beneden te duiken en vlak voor hem weer op te stijgen. De wazig warme zon, die tussen de leerachtige bladeren probeerde door te dringen liet de aarde dampen. Boven op een heuvel stond hij stil. De bergen in de verte, de dalen, het riviertje dat zich als een gouden lint schitterend in de zon slingerend een weg zocht, de rokende schoorstenen van de tegen de hellingen geplakte huisjes, de bijna pijnlijke stilte, alles vloeide samen tot een paradijselijk geheel waarnaar hij hypnotisch staarde. Toen blafte in de verte een hond om hem eraan te herinneren dat hij inkopen moest doen. In het dorp bleek dat het enige winkeltje nog gesloten was, hij was natuurlijk veel te vroeg opgestaan door dat gebrek aan tijdmeting, maar hij had trek in een kop koffie en dat mooie ochtendgloren had hij ook niet graag willen missen. Het café wat hij ontdekte was ook nog gesloten en toen hij het voornemen maar wilde vergeten en voor de tweede keer langs een dubbele ijzeren deur liep, waarvan hij met stelligheid dacht erachter een soort magazijn of garage te vinden, kwam er iemand naar buiten en er openbaarde zich een heuse bar. Een soort toonbank met daarop een koffieapparaat, wat flessen sterke drank op een plank tegen de muur er achter, tegels op de vloer en tegen de muren, vormden het interieur. Zittend aan een van de eenvoudig houten tafeltjes slurpte hij behaaglijk de hete, sterke koffie in het piepkleine kopje. Normaal gebruikte hij geen suiker, maar wist van Griekenland dat je de zoetstof in dit soort koffie niet kon weglaten. Het was zo sterk dat het tegen het bittere aanzat, lekker, maar zonder suiker gruwelijk. Met wat gebarentaal kwam hij erachter dat de winkel over een half uur open ging. Dat moest met een tweede kopje koffie uit te houden zijn. Dorpsbewoners wandelden binnen, groeten vriendelijk, dronken koffie of een borrel(!) en gingen na een praatje naar hun werk. In de hoek stond op een plank hoog aan de muur een televisietoestel aan. Hij probeerde wat van de uitzending te volgen, keek naar de Portugese versie van Sesam-
248
straat met een gele in plaats van een blauwe Pino, inmiddels wist hij dat elk land een eigen Pinokleur kende. Daarna kwam het nieuws, naar Amerikaanse stijl, snel en kort. De man op het scherm struikelde bijna over zijn woorden, praatte in een soort telegramstijl en tussendoor verschenen steeds een paar flitsende beelden waar geen touw aan vast te knopen was. Misschien als je Portugees verstond? Flits, volgende onderwerp. Iedereen in het café praatte door en niemand schonk aandacht aan het wereldgebeuren. Ineens schoven de meeste aanwezigen hun stoel op een rij voor de tv. Na weer wat reclamebeelden begon een of andere Amerikaanse soapserie. Glitter, glamour en dus eindeloze problemen in een steenrijke familie en dat zo vroeg op de ochtend, maar daar stoorden ze zich met die borrel ook niet aan. Hij keek verbijsterd rond omdat het ineens doodstil was. Iedereen zat met half openhangende mond te kijken. Hij wist niet goed wat zijn idee was geweest van een Portugese bevolking sinds de Anjerrevolutie op 25 april 1974. Toen zag hij veel mensen betrokken zijn bij de politiek op straat, discussies en redevoeringen, overal rode en zwarte vlaggen, demonstraties en een geweldloze revolutie, het leger met anjers in de loop van hun geweer. Maar dat was natuurlijk lang geleden, in Nederland zaten de provo's ook burgerlijk te zijn in gemeenteraden. Toen hij een groet mompelde omdat het tijd was voor een bezoek aan de winkel, reageerde slechts een enkeling die niet gehypnotiseerd was. Hij stookte de houtkachel roodgloeiend, trok de aslade er onderuit en at, met zijn blote voeten in de warme ruimte, een paar dikke bruine boterhammen met boter en kaas want helaas had hij geen muesli ingrediënten kunnen vinden en begon daarna het, inmiddels twee maanden onbewoonde huisje een beetje gezellig te maken. Hij rolde het vloerkleed, wat tegen de wand lag, uit en vond in de 'kelder' een kreupel tafeltje wat met een paar spijkers omgebouwd werd tot een redelijk stabiel bureautje. In deze kelder, die half in de oplopende bergwand was uitgegraven stonden ook grote mandflessen zelfgemaakte wijn en Joost had hem om het hart gedrukt de verschillende soorten vooral ruimschoots te proeven. Het bleek dat het tafeltje niet instortte na het erop plaatsen van de schrijfmachine en de stapel papier. Hij zette hier en daar een paar gekochte kaarsen in lege wijnflessen, want natuurlijk was er geen elektrische aansluiting, en keek tevreden rond. Dit zou voor een paar weken zijn domein zijn. Toen liep hij naar de watervoorziening. Joost had hem uitgelegd dat er een slang een stuk bergopwaarts naar een bron liep en via die leiding zou er water zijn in het hutje. Als je geluk had tenminste want door de aanplant van de enorme hoeveelheid eucalyptusbomen, die helemaal niet in Portu249
gal thuishoorden, maar die groeiden lekker snel om de geilheid van Europese houtboeren overmatig te bevredigen, was er een probleem aan het ontstaan. De uit de droge Australische gebieden overgeplante bomen hadden heel lange wortels om het water diep te kunnen opzuigen. In het nattere Portugal waren ze de hele boel aan het overwoekeren, er waren geen koala's om het op peil te houden dus het grondwater zakte onrustbarend. De bron was nu al niet veel meer dan een modderig plasje wat in de zomer steeds vaker droog stond. Hij legde de slang zo neer dat er weer wat water in kon stromen en toen hij beneden de kraan open draaide kwam er zowaar een dun straaltje bruinig water uit wat even later overging in een normale waterkleur, helder en fris genoeg voor koffie. Na het zagen en kloven van een berg brandhout, nam hij een armvol uit de oude opslag mee naar binnen en stapelde dat naast de kachel op. Het was inmiddels aangenaam warm binnen en ook het water in de ketel die hij op de kachel had gezet kookte. Nadat het water was omgevormd tot een grote thermoskan koffie ging hij achter de schrijfmachine zitten om de belevenissen van de afgelopen dagen te beschrijven en dat was zoveel dat de rest van de dag daaraan besteed werd.
17715 Langzaam kwam de zon boven de bergen te voorschijn en trok aan de boomtoppen om de aarde naar zich toe te laten draaien. Hij keek door de nevel van de ochtendmist naar de olijfboom een paar meter voor zich in de 'tuin' van het huisje, naar de fel oranje sinaasappeltjes in het minuscule boompje onder hem in het dal, naar de rondcirkelende roofvogels boven zich, naar het bevroren dauwlaagje op de aarde onder zijn voeten, naar de kale druivenranken die geen groeirichting leken te kunnen bepalen, naar de duizenden eucalyptus- en naaldbomen, naar zichzelf. Hij keek en nam in zich op, de natuur, de stilte, de eenzaamheid, de met beide handen omsloten kop koffie, die trilden zodat hij wat van het hete vocht op zijn broek morste. De klamme kou of een onbehaaglijk gevoel? Hij nam een slok van de opwekkende drank, maar het hielp nauwelijks. Met de rug van zijn hand veegde hij een druppel van zijn kin en raspte langs de stoppels van de lang niet geschoren baard. Hij dacht aan de ontmoeting met Marjon in de trein. Kon zoiets toeval zijn? Voorbestemming om hem te laten weten dat er ergens op de wereld een geweldig lieve dochter van hem rondliep? Hij dacht aan Shusan. Was ook zij een toevallige ontmoeting of een voorbestemming om te testen of hij inderdaad sterk genoeg aan het worden was 250
om niet weer een stuk van zijn leven op te offeren aan het redden van een junk? Meer dan een week was hij nu in het kleine huis in de bergen van Portugal, keek in de vroege ochtend naar de mist en de opkomende zon, at, schreef, wandelde, schreef, sliep, schreef, at, haalde boodschappen. "Wat doe ik hier in deze alles overheersende, kloterige eenzaamheid," krijste zijn gevoel de stilte van de nieuwjaarsdag aan stukken. Ik gaf geen antwoord. Vogels vlogen verschrikt op uit de olijfboom, blade ren ritselden als bij een plots opgestoken bries en de zon priemde stralen diep in zijn lichaam om te proberen wat warmte over te brengen. De avond ervoor had hij op het moment dat hij in de verte vanuit het dorp een kerkklok hoorde luiden en wat vuurwerk had gezien even stil gestaan bij het 'nieuwe' jaar. Ook dit ritueel zei hem nooit zoveel. Het was het nieu we jaar van Jezus en dat was net als Kerstmis ook al zo'n uitvinding van de kerk. Voor hem kwamen de veranderingen in zijn leven altijd op een ander tijdstip, dat bewees dit jaar maar weer eens en volgens hem voor anderen ook, daarom kwamen 'goede voornemens' nooit uit. Toch had hij bij uitzondering een fles bruine rum en een vuurpijl gekocht, buiten een vuur gemaakt en schreeuwde een stille wens uit, terwijl de vuurpijl de lucht inschoot en alle mensen die hij lief had en gehad had door zijn geest flitsten. Had Jezus toch nog een beetje Nieuwjaar want het rijtje was vreemd genoeg met Maria begonnen, maar dat was logisch want hij had de belevenis met Marjon uit zitten werken. Daarna had hij nog een tijd in het vuur zitten staren met een tweede glas rum en besloten dat de rest voor de komende dagen was. Het houtkacheltje, wat in de ochtend altijd opnieuw moest worden aangestoken, was inmiddels uit gegaan, maar hij was warm van het vuur buiten, het bed boven in de nok van het hutje was ook nog warm en hij had zichzelf in slaap gemasturbeerd. Hij moest toch enigszins tevreden het nieuwe jaar in vond hij. Het had hem niet echt bevredigd. Ook nu was de behaaglijkheid ver te zoeken en begon hij weer eens te twijfelen aan het nut van zijn bezigheden. Misschien toch tijd voor een praatje. 'JE WEET DAT JE DIT MOET DOEN, AL KAN JE NIET PRECIES BEPALEN WAAROM.'
"Dat brengt me zo in verwarring. Soms zit ik, als in een black-out te staren, mezelf af te vragen wat ik met dit alles, met mezelf moet. Ik verlang naar eenzaamheid en verafschuw het." 'MISSCHIEN LEER JE JEZELF EEN BEETJE KENNEN, HIER KUN JE NIET MET ANDEREN BEZIG ZIJN.'
"Dat ben ik nou juist wel, door het schrijven, het denken. Als ik probeer te achterhalen wat ik zelf wil, mijn leven veranderen bijvoorbeeld, omdat ik weet dat het noodzakelijk is om te overleven, kom ik in een niemandsland terecht vol twijfels en onzekerheden en er welt een zo intens verdriet in me 251
op over alles wat geweest is dat ik geen houvast meer vind in de dingen die er nog steeds zijn. Ik voel me afglijden in een duistere, diepe put zonder kracht om er uit te komen en aarzel om de toegestoken handen te grijpen. Ik weet dat ik als Kreeft mijn scharen zal dichtknijpen en niet meer loslaten tenzij men mij dood. Dat is al zo vaak gebeurd. Ik zal het opnieuw zelf moeten doen en weet niet of ik dat red." 'JEZELF
LEREN
KENNEN
EN
ONTDEKKEN
DAT
VRIJHEID
DE
DOOD
REDUCEERT
TOT
EEN
ONBELANGRIJKE GEBEURTENIS.'
Stijf geworden stond hij op en strompelde met prikkelende ledematen naar het tafeltje met de schrijfmachine. Over een paar dagen zou hij de trein terug nemen.
17716 In gedachten verzonken liep hij in de kille ochtendnevel naar het dorp om nieuwe voorraad in te slaan. Plotseling flitste er uit het bos een groot bruinharig beest op hem af, ging op z'n achterpoten staan en plantte zware voorpoten op zijn schouders. De reusachtige kop was vlak voor zijn gezicht en de bek waarin hij een rij vervaarlijke tanden zag blikkeren ging open. Het beest gromde. Hij was zich wezenloos geschrokken en stond nog steeds op zijn benen te trillen. Het bleek een enorme hond te zijn, wat niet perse wilde zeggen dat het gevaar geweken was. "Rustig maar Layla -hoezo Layla?-, ik doe je niets dus waarom zou je mij wat doen," probeerde hij het met overleg. Het beest keek hem even met grote droevige ogen aan alsof het vroeg ergens mee geholpen te worden, gaf hem toen een lik over zijn neus en liet zich weer zakken. Ook nu reikte het beest nog tot zijn heupen. "Wat is er aan de hand Layla, waar kom je vandaan, ga maar terug naar huis." Het leek of het beest hem verstond, ze ging dicht tegen zijn been aanstaan, kwispelde en weer was er die treurige blik. Ze zou toch hooguit wat Portugese klanken kunnen begrijpen. Hij aaide hem over zijn kop. Toen liep hij door, maar de hond bleef hem volgen. Bij de winkel zag hij dat hij weer veel te vroeg was en besloot het café van de vorige keer op te zoeken voor een kop koffie. De hond ging naast de ingang liggen en lag er een half uur later nog. Ook bij de winkel bleef ze buiten liggen wachten tot hij weer naar buiten kwam. Verheugd rondspringend dat ze weer terug gingen verloor hij haar uit het oog toen ze een eind wegrende, maar het bleek hem steeds meer dat ze de weg naar het huisje feilloos wist te vinden. Vreemd dat ze wist dat hij daarnaar op weg was. Nog een paar maal probeerde hij haar terug te sturen, maar gaf het op toen ze een tijdje later via een omweg weer voor hem 252
liep. Thuis gekomen offerde hij een half brood op en brak het aan stukken, mengde het met de etensresten van de vorige avond en een blikje sardientjes van Joost waarna ze samen ontbeten in de opkomende zon. Layla ging onder een boom liggen slapen en hij sneed, in gedachten verzonken, wat in een tak van een eucalyptus. Er vormde zich een kabouter en een verhaaltje. Toen hij tegen de avond het sprookje ging uitwerken was de hond verdwenen. Gelukkig, want hij wist niet goed wat hij er mee moest beginnen. Om een uur of tien schrok hij zich rot. De deur vloog open alsof een wild zwijn zijn kop als stormram gebruikte, gelukkig zat de klink niet al te stevig in de sponning anders was de deur misschien een berg houtsplinters geweest. Het zwijn wat er uit zag als een bovenmaatse hond, nat en modderig, stormde naar binnen, kwispelde een 'daar ben ik weer' en ging voor de brandende houtkachel liggen slapen. Hij bespeurde een blijheid in zijn binnenste dat zijn maatje toch weer terug was. De hele nacht werkte hij verder aan het verhaaltje en Layla hield zijn voeten warm met haar zware kop.
17717 De volgende dag liep hij niets vermoedend het dorp binnen met de hond aan zijn zijde toen er plotseling een volksoploop ontstond. In paniek werd er naar de hond en naar hem gewezen en in felle bewoordingen iets door een oude Portugese vrouw geschreeuwd wat hij niet verstond. Hoe meer hij zijn schouders optrok, op zijn oren wees en nog veel meer gebaren maakte op haar te laten weten dat hij haar niet begreep hoe harder ze ging schreeuwen. Inmiddels groeide de groep om hem heen, mensen stonden tegen elkaar te praten op een manier waaruit wel bleek dat hij iets verschrikkelijks op z'n geweten had. Eindelijk kwam een reddende engel ergens uit een gebouwtje vandaan en vroeg aan de vrouw wat er aan de hand was. "Ze zegt dat je die hond hebt gestolen," vertaalde ze in het Engels. Hij legde uit wat er was gebeurd en ze begon te lachen. "Ze is van een Nederlandse die hier woont en de kerstweek naar Holland is. Ken je haar?" Hij schudde ontkennend zijn hoofd. Daarom had die hond hem begrepen. "Deze vrouw zou voor de hond zorgen en waarschijnlijk is ze uit de schuur ontsnapt. Dat gebeurd wel meer omdat ze het leuk vindt met de wilde zwijnen te knokken. Ze kent Joost en vond het blijkbaar gezellig bij jou." Hij keek naar de gammele schuurdeur waar ze naar wees en dacht aan de nachtelijke inval van afgelopen nacht. Met deze deur, waarvan de halfvergane planken bijeen werden gehouden met wat touw en ijzerdraad zou de 253
hond nog minder moeite hebben. Zeker niet een die wilde zwijnen te lijf ging en hij begreep nu waarom ze er uit had gezien alsof ze in een moeras aan het zwemmen was geweest. "Wat mij betreft mag ze wel bij mij blijven zolang ik nog hier ben, ik vind het ook wel gezellig." Toen ze dat vertaalde begon de vrouw heftig nee te schudden. "Ze vind dat niet goed, zij is verantwoordelijk zegt ze en als er wat gebeurd is het haar schuld. Waarschijnlijk is ze daarom ook zo over haar toeren." "Nou ja, dan moet ze maar weer in haar hok anders krijg ik het hele dorp op mijn nek. Als je trouwens zin hebt in een praatje en een kop koffie, ik ben nog een paar dagen in het huisje." Ze begon weer te lachen. "Je weet blijkbaar niet hoe het werkt in dit bergdorpje. Ik ben getrouwd, en als ik niet volledig in het openbaar koffie met je drink kan ik het hier vergeten, dan ben ik een hoer die stiekem naar jouw hutje ga." "Ik wilde gewoonte getrouw koffie gaan drinken daar aan de overkant voor deze oproer ontstond. Mag ik je daar dan wat aanbieden omdat je me van een lynchpartij hebt gered?" "Goed, dan mag jij me vertellen wat je hier in dit gat aan het zoeken bent. Eerst even dit hier regelen." De Portugese was inmiddels aan het proberen de hond terug te krijgen in de schuur met een enorme bak goor uitziend vleesafval. Maar ze bleef dicht bij hem staan schuifelde telkens achterlangs naar de andere kant als de vrouw haar probeerde te lokken. Na deze nutteloze pogingen maakte ze door hem de bak in z'n handen te drukken duidelijk dat hij het moest doen en omdat hij vreesde dat het onbegrip weer zou oplaaien als hij geen gehoor gaf aan de opdracht zei hij zacht; "Kom Layla, het spijt me, maar je zal hier moeten wachten tot je bazin terug is." Gedwee liep ze achter hem aan de schuur in, keek hem aan alsof ze duide lijk wilde maken dat ze wel begreep dat het zijn schuld niet was en ging liggen op de berg stro die daar blijkbaar voor bedoeld was. "Sorry," zei hij nogmaals, zette de bak neer, hoopte dat het everzwijn was, gaf de hond nog een aai over de grote kop en sloot de deur met de ketting en het hangslot. Zijn Portugese vriendin kneep heimelijk troostend in zijn hand omdat ze door had dat hij het moeilijk vond en ze liepen naar het café. Ze was lerares op een schooltje een paar dorpen verder en klaagde over de bekrompenheid van sommige mensen. "Maar de meesten zijn heel erg aardig hoor en staan direct voor je klaar als er iets moet gebeuren."
254
"Dat heb ik gemerkt toen ik hier aankwam." Hij vertelde over de woeste bromfietsrit door de bergen en ging gelijk maar door met een verklaring over zijn aanwezigheid in het huisje van Joost. Kort natuurlijk, voor de rest moest ze over vijftig jaar zijn boek maar lezen zei hij. "Je kan goed opschieten met honden en vond het wel erg haar daar achter te laten hè?" zei ze bij het tweede kop koffie. "Beesten en kleine kinderen. Waarschijnlijk omdat ik ze gewoon hun gang laat gaan en ze nooit zal opsluiten." "En vrouwen?" glimlachte ze. "Laten we het daar maar niet over hebben. Misschien tref ik steeds de verkeerde. Kijk nu maar weer. Een mooie Portugese en ik mag niet eens één nacht lief voor haar zijn zonder opgeknoopt te worden," lachte hij. "Als een man op die toer gaat sta ik op en ga naar huis, smerige macho. Vreemd dat ik op jou niet kwaad wordt omdat je me zit te versieren. Nee, je versiert me niet, je zegt gewoon wat je denkt en het maakt je niet uit of iemand daar kwaad om wordt. Ga maar gauw terug naar je hutje voordat ik vergeet dat ik getrouwd ben." "O ja, dat was ik ook even vergeten, bedankt voor je hulp."
17720 Hij had besloten woensdag met de terugreis te beginnen en liep over het inmiddels vertrouwde pad het dorp binnen om inkopen te doen voor een twee dagen durend galgenmaal, van de volgens hem lekkerste wijn van Joost had hij al een fles uitgevuld. Stiekem keek hij rond of hij de Portugese lerares ergens zag, misschien kon hij haar toch overhalen bij hem te komen eten. 'HÉ!'
"Rustig maar. Met haar man natuurlijk." 'JA JA.'
Toen hij langs het huis liep waar Layla in de schuur zat zag hij wasgoed aan de lijn wapperen en besloot kennis te gaan maken met de eigenaars van Layla. Hij liep op de voordeur af toen het monster blaffend op hem af kwam en blij rondjes om hem ging rennen. Een vrouw verscheen in de deuropening en voordat hij had kunnen zeggen dat hij graag even afscheid wilde nemen van de hond slaakte ze een kreet. "John?!" Ze vloog hem om zijn nek en gaf hem drie knallende zoenen, terwijl hij zich afvroeg wie dit nu weer was. De vrij lange, blonde vrouw kwam hem wel vaag bekend voor, maar… wacht eens… nee dat was TE toevallig. "Thea?" vroeg hij. 255
"Goed geraden, kom binnen." Ze was een vriendin van Agnes en zwierf zeilend de wereld rond. Hij had haar maar één keer gezien toen ze voor een korte pauze in Nederland was en hij met Agnes bij haar op bezoek ging, dat was zeker een jaar of zeven geleden. Agnes en zij schreven elkaar soms en hij had wel gehoord dat ze zich in Portugal gevestigd had en met een Portugees getrouwd was, maar dat ze nu hier voor hem stond, dat die hond van haar was. Toeval? "Wil je koffie? Ik heb het hele verhaal al van Gabriëlla gehoord. Ze heeft tolk voor je gespeeld hè?" Hij voelde zich rood worden. "Ze had het over een leuke man uit Nederland, maar ik had geen idee dat jij dat was. Ik wilde vanmiddag met de kinderen langs komen om te spioneren. Sinds wanneer ben je hier?" "Twee dagen voor kerst." "Shit, toen zijn wij naar Nederland gegaan. Als ik dat geweten had zou ik je gevraagd hebben of Lala bij jou mocht logeren." "Heet ze echt zo? Dan zat ik er niet ver naast, ik had haar Layla genoemd." "Vreemd." "Nee hoor, ik geloof dat ik nooit meer iets vreemd vind. Zeker dit jaar niet. Alleen al over deze reis zou ik je heel wat te vertellen hebben." "Ik moet zo de kinderen ophalen die bij vriendjes spelen. Als je nou vandaag hier blijft ben ik benieuwd wat dat dan is en waarom je midden in de winter in Joost zijn huisje zit en hoe het met Agnes gaat. Kortom ik reken erop dat je blijft eten," lachte ze. "Ik zou boodschappen gaan doen voor de laatste twee dagen, maar dat ga ik dan maar even voor één dag doen." "Jammer dat Julio net vandaag moest gaan werken," zei Thea toen ze na een heerlijke maaltijd stonden af te wassen, "hij werkt in de bouw in Lissabon en dat is te ver om heen en weer te reizen dus blijft hij daar de hele week." "Waarom ben je eigenlijk in Portugal gaan wonen?" "Ik verloor steeds meer wilde haren en het werd tijd voor een wat meer burgerlijk bestaan. Nee hoor, gewoon omdat ik van Julio hou, twee schatten van meiden heb die naar school moeten en we zijn in Portugal gaan wonen omdat Julio hier zijn werk heeft en ik vind het hier leuker. Dat zeezeilen was een fijne periode die ik koester als een mooie herinnering. Wil jij koffie zetten, dan maak ik de kinderen even bed klaar." Ze kwam de kamer in met twee fris geboende in pyjama gestoken kinderen met een knuffel onder de arm om hem welterusten te zeggen. "Ik heb hier een kort sprookje geschreven, mag ik ze dat voorlezen?" 256
"Leuk, dat wil ik ook horen. Even koffie pakken." Hij pakte de vellen papier uit zijn jaszak en er flitste even een gevoel van onzekerheid door hem heen toen hij wilde beginnen. Waarschijnlijk zouden ze zijn schrijf gepruts helemaal niet leuk vinden, maar wacht, in zijn rugzakje, waar ook de boodschappen in zaten, zat ook de kabouter die hij uit de eucalyptustak had gesneden, die hoorde erbij te zijn. Met rode en zwarte ecoline, die hij bij Joost had gevonden leek het meer op een kerstman dan op een kabouter, maar het houten poppetje werd aan een kritische blik onderworpen en geaccepteerd als de enige echte kabouter. Nadat de kinderen met een dampende kop chocolademelk voor zich zaten, tenslotte was het feest zei Thea, begon hij voor te lezen. Halverwege het verhaal vroeg hij of ze het wel leuk vonden of dat hij op zou houden. Heftig werd er geprotesteerd, zelfs door Thea en de kleinste kroop met een duim in haar mond op zijn schoot. "…Als ik me verdrietig voel denk ik aan Kabouter Geluk en de volgende morgen is mijn verdriet weg. Het helpt echt, probeer het maar," besloot hij het sprookje. Hij keek de drie meiden aan en wist dat zijn onzekerheid voor niets was geweest. "Als ik er thuis een boekje van heb gemaakt stuur ik jullie er een. De vriendin van mijn zoon kan heel mooi tekenen en die wil ik vragen om er tekeningen bij te maken." Ze beloonden hem met dikke welterusten kussen. "Het is inmiddels aardedonker buiten, niet zo geweldig om door de bergen te wandelen, je kunt hier wel blijven slapen als je wilt dan maak ik een fles wijn open en kletsen we nog wat verder." "Dat lijkt me een geweldig idee, maar..." "Je moet alleen morgenochtend als het licht begint te worden weer weg, want ik ben de hoer van het dorp als ze zien dat er een man is blijven slapen terwijl Julio niet thuis is." "Dat heb ik gehoord van Gabriëlla." "Hoezo? Heb je haar oneerbare voorstellen gedaan? Het is een leuke meid hè? Maar ze is getrouwd hoor." "Dat weet ik," zei hij met een rooie kop, "jammer. Maar worden jullie niet gek hier van dat geroddel en de mannen, worden die ook zo in de gaten gehouden?" "Nee, dat Julio de hele week in Lissabon is en daar van alles zou kunnen uitvreten wordt als normaal gezien, maar de vrouwen moeten netjes thuis wachten tot manlief weer terug is. De kuisheidsgordel ontbreekt nog net. Het zijn overigens alleen de ouwe wijven hoor, dus het sterft wel een keer 257
uit. Over een jaar of veertig kan je nog een keer proberen Gabriëlla te verleiden. Haar man werkt ook in Lissabon trouwens. Net als de meeste mannen. Hier in de omgeving is geen werk." "Goed, ik sluip morgenvroeg wel door de achterdeur het bos in en hoop dat niemand me dan ziet want anders ben je nog meer verdacht."
17721 De volgende morgen ging hij gewoon de voordeur uit, wel nog voor dat het licht begon te worden. De drie meiden sliepen nog, hij schreef een bedank briefje, aaide Lala over haar kop die een grote natte lik op zijn hand gaf en verder sliep. De gordijntjes voor de dorpsramen waren overal nog stijf gesloten dus het zou wel goed komen dacht hij. Voor de laatste keer liep hij de berg op naar het huisje. Hij zou deze dag besteden aan het opruimen van gemaakte zooi, de houtstapel flink aanvullen en omdat de zon alweer door de mistige morgen begon te drukken een hele poos mijmerend voor zich uit gaan zitten staren op een windstil plekje. Hij had zichzelf getrakteerd op het inkopen van een tas vol lekkere dingen want afscheid nemen moest je tot een feest maken vond hij.
17722 Er ging maar twee keer per dag een bus naar Coïmbra. Heel vroeg, voornamelijk voor schoolkinderen en mensen die naar hun werk gingen en in de late middag weer terug. Daarom was hij ook veel te vroeg op het station waar een briefje hem wijs maakte dat de trein naar Irun een paar uur later zou komen. Er was geen loket, waarschijnlijk moest het kaartje in de trein gekocht worden en hij liep het stadje weer in. Leuke smalle straatjes en steegjes met kleine winkeltjes en mooie oude gebouwen, een gezellig café met veel lezende studenten en heerlijke koffie lieten de wachttijd voorbij vliegen en zo slenterde hij ruim op tijd het perron weer op. Nadat de stationsklok hem liet weten dat de aankomst van de trein nu toch echt wel een feit had moeten zijn, begon hij zich af te vragen of hij de dienstregeling goed begrepen had. Er was verder niemand op het perron te zien behalve aan het eind een man met een pet en een bordje onder zijn arm. Die moest het weten. Natuurlijk sprak de man nauwelijks Engels, maar het lukte om hem te vragen of de trein zou komen. Ja, hij zou wel komen, klonk het niet erg overtuigend. Hij wees op zijn horlogevrije arm en de man haalde zijn schouders op. "Hoje?" 258
Enthousiast begon hij ja te knikken. Ja, vandaag zou er zeker een trein komen. Te gek, dat beviel hem wel, geen stress, geen haast en het zou uitein delijk allemaal best wel goed komen. Het zonnetje scheen en tegen een muurtje uit de wind was het zelfs warm. Hij liet zich zakken en keek in het rugzakje wat er voor lekkers in zat. Dat wist hij natuurlijk, maar als je net deed alsof het verrassingen waren smaakte het nog lekkerder. Hij had mandarijntjes gekocht en begon er een af te pellen. Dat deed hem ergens aan denken en stiekem keek hij of hij een meisje met een roze hond zag. De gebeurtenissen van deze weken hadden in ieder geval tot resultaat dat hij het fiasco met Shusan verwerkt had. Na een uur kwam er een trein aanpuffen en hij moest inwendig lachen om al die mensen in het haastige deel van de wereld die al stonden te zuchten bij een paar minuten vertraging. Hij verheugde zich alweer op de mooie tuf-tuf rit door de bergen. Het was overvol in de trein van Irun naar Parijs en zoekend liep hij door het smalle gangpad van voor naar achter. Eindelijk een coupé met een lege plaats en hij vroeg aan het meisje op de stoel ernaast of de plek ook echt vrij was. Ze bestudeerde de plek even van heel dichtbij, met haar neus bijna op de zitting, of er misschien niet een heel klein dwergje zat, schoot in de lach, knikte bevestigend en hij ging zitten. "Germany?" vroeg ze. "No, Holland en jij?" "Geboren in Noorwegen, maar ik woon en werk al een tijd in Zweden." Zweden was deze reis wel erg op hem aan het afkomen. In de trein naar Irun had hij dromerig naar buiten zitten staren en gedacht aan wat er allemaal weer in de afgelopen weken was gebeurd. Dat had hem slaperig gemaakt, maar hij zou het tijdens dit lange stuk treinreis wel inhalen, dacht hij. Er ontwikkelde zich echter leuke gesprekken met de Noorse wat tot in Parijs duurde. Ze kwamen om een uur of acht aan en haar trein naar Zweden ging pas laat in de avond, zijn trein nog later dus stelde hij voor om samen ergens wat te gaan eten. Ook voor haar was het bijna einde reis dus legden ze hun laatste geld bij elkaar en dat was precies genoeg voor een sobere maar uitstekende Chinese maaltijd en zelfs een klein flesje wijn. De tijd ging snel voorbij en ze hadden het gevoel dat het jammer was apart verder te moeten reizen. Na de belofte elkaar te schrijven, waarvan hij wist dat die belofte niet gehouden zou worden, gaf hij haar het kleine beertje wat aan zijn rugzak bungelde en niet aan Marjon had durven geven. Even staarde ze ernaar toen gaf ze hem een kus.
259
"Zoiets liefs heb ik nooit van iemand gehad" zei ze, "Dank je wel, het was leuk." Ze stormde de trein binnen. Hij had een hekel aan afscheid nemen en wachtte dus niet tot ze vertrok maar zwaaide nog een keer en liep het perron terug. Halverwege zette de trein zich in beweging en hij fluisterde; "Vaarwel, Hilde." Er waren geen adressen uitgewisseld. Het station was ineens immens groot, leeg, verlaten en eenzaam. Twee uur later vertrok zijn trein naar Den Haag en de hele reis sliep hij met zijn kop in knikkende houding tegen het raam omdat het te druk was om een beetje te gaan liggen.
17723
Om zeven uur liep hij zijn woonpand binnen. Iedereen sliep nog. Alleen Rian lag op de bank van de woonkeuken met een deken over zich heen tv te kijken en hij kroop naast hem. Samen keken ze naar de tekenfilms. Rian nestelde zich behaaglijk tegen hem aan en zonder dat het gezegd werd, gezegd hoefde te worden wisten ze blij te zijn elkaar weer te zien. Om negen uur besloot hij een heet bad te gaan maken om daar een paar uur in te gaan liggen met muziek, koffie en na lange tijd weer eens een joint. Plotseling stond Shusan voor zijn neus en vroeg of hij meeging een kop koffie drinken. Dat bad moest dus maar even uitgesteld worden. Al lopend lieten de wederzijdse reacties zien dat het afgelopen was. Ze had duidelijk weer coke gebruikt, hij voelde de weerzin opkomen hier nog langer mee geconfronteerd te worden en dacht aan zijn vrolijke, vrije dochter met haar biologische sap. Hij stelde vragen, plaatste opmerkingen die 'bijna' agressieve antwoorden opriepen. "Als je ervan af wilt, wil ik je helpen. Maar je moet het zelf doen Shusan." "En dan? Ik heb ook heus wel gemerkt dat als ik bij jou ben dat ik dan het gevoel krijg ervan af te willen. Wat dat is? Ik weet het niet, je uitstraling misschien. Nooit is er iemand geweest die zoveel vertrouwen in me had als jij, die me zomaar de sleutel van zijn huis geeft terwijl ik een junk ben, ik had al je spullen kunnen weg sjouwen en het zou je niet eens hebben uitgemaakt. Je zou je voor mij opofferen, kapot laten maken. Ik heb erover nagedacht toen je weg was en wist dat ik erg veel van je ben gaan houden en dus voor jou gekozen heb in plaats van dat spul, maar tegelijkertijd weet ik, en jij ook, dat het een onmogelijke liefde is en als ik dan ben afgekickt en je niet meer nodig heb om me aan vast te klampen dat dan de klap alleen maar harder aankomt. Dat wil ik niet en dat wil ik jou niet aandoen. Daar ben je te lief voor."
260
De laatste zinnen kwamen er schokkend uit. Ze beet op haar lip, tranen sprongen in haar ogen. Hij wist dat ze gelijk had. "Shusan, ik..." "Nee, zeg niets, laat me gewoon met rust, geef me een laatste kus en ga weg, voor altijd." "Last tango in Paris1, zei hij." "Klopt, het was mooi, een droom, maar nu we teveel van elkaar weten is het voorbij lieve John." Haar antwoord gaf aan dat ze de film gezien had. Ze gaf hem de sleutel te rug. Hij stond stil en het verdriet moest van hem af te lezen zijn want ze sloeg haar armen om zijn nek alsof ze spijt had van haar beslissing en hem tegen wilde houden en kuste hem innig. Toen duwde hij haar van zich af, draaide zich om en liep weg zonder om te kijken. Ze probeerde niet hem tegen te houden.
17724 "Je moet lieve groeten hebben van José," zei Agnes. Ze was haar vriendin en bezig om naar haar huis te verhuizen. Hij had José een paar maal ontmoet en zich daar elke keer lekker bij gevoeld, had haar nog wat beter willen leren kennen. Hij wist ook dat ze van plan was een bus te kopen om daarmee Europa rond te trekken en dat dit omstreeks deze tijd zou gebeuren maar zo plotseling. "Is ze al lang weg?" "Een paar weken, ze staat in de buurt van Amsterdam en wil binnenkort naar Zuid Frankrijk." "Oh, ik dacht dat je bedoelde dat ze daar al was." Ergens diep voelt hij opluchting, het is dus mogelijk haar voor die tijd nog te zien. Hij schreef een briefje en liet dat achter op haar postadres.
∞
1
Film van Bertolucci over de gepassioneerde liefde van een oudere man (Marlon Brando) en een jonge vrouw (Maria Schneider) die elkaar bij toeval in een leeg appartement in Parijs tegen komen. Ze besluiten samen het appartement te huren en ontmoeten elkaar daar om alle vormen van de sex te bedrijven zonder dat ze iets van elkaar weten. Als de vrouw toch probeert te weten te komen wie hij is, is de magie van hun relatie verbroken en volgt er een laatste tango.
261
262
...Ongeveer dertig eeuwen lang bestond en bestaat er in onze beschavingsgeschiedenis een nagenoeg algemene overeenstemming inzake het ideale einddoel van 's mensen streven. Van Jesaja tot Karl Marx zong het koor der profeten dezelfde wijs. In de Gouden Eeuw waarnaar zij uitzien, zal vrijheid, vrede, rechtvaardigheid en broederlijke liefde heersen. 'Geen volk zal tegen het andere het zwaard meer opheffen'; 'de vrije ontwikkeling van een ieder, zal de voorwaarde voor de vrije ontwikkeling van allen zijn'; 'de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren, gelijk water de zee bedekt.'......De twintigste (eeuw) is reeds getuige geweest van opkomst en verval van de vrijheidlievende mens en van de plotselinge verschijning van het schaapachtige kuddedier en den zich godwanende leider. Intussen bleven de armen en verworpenen de eeuwen door vol heimwee dromen van een mens die zalig doorvoed, vrij, gelukkig en niet meer onderdrukt zou wezen...1
10791-10879 De man nam een slok van het brouwsel wat hij als koffie besteld had en te kende met zijn wijsvinger figuurtjes in de met ijsbloemen bevroren ruit van het restaurant in Oost-Berlijn. Onbewust en met zijn gedachten bij heel andere dingen was er ook een A in een cirkel bij 2. Mensen aan andere tafeltjes keken bang verwonderd naar hem. Wist hij niet dat zoiets verboden was? Ze draaiden zich weer snel om niet van medeplichtigheid te worden beschuldigd. Aan zijn kleding was duidelijk te zien dat hij uit het Westen kwam. Door de helder gesmolten vingerdikke cirkel tuurde hij naar buiten. In de boekhandel aan de overzijde van de Friedrichstrasse was het nog steeds donker. Ondanks het vroege uur spuwde het duistere U-bahngat al massa's mensen uit die zich naar de plaatsen spoeden waar ze de rest van de dag hun arbeid moesten verrichten. Ze was er nog steeds niet bij. De spanning droop aan alle kanten van hem af en moe van de twaalf uur durende treinreis in de nacht met een ongemakkelijke slaaphouding onderdrukte hij een opkomende geeuw en bestelde, eigenlijk tegen zijn zin, een tweede kop koffie. Het dure, slappe aftreksel deed hem bijna kokhalzen. Het moest verdomme toch mogelijk zijn in een zich socialistisch noemend land wat solidaire betrekkingen had met zich socialistisch noemende, koffie producerende landen een boven alles verheven kop koffie te serveren. Door de inmiddels licht beslagen A keek hij weer naar buiten en zag op de trap aan de overkant een vrouw in een lange rode mantel. Door haar niet erg Duits uiterlijk, klein, donker, zonk ze bijna in het niet bij de lange, blauwogige figuren om haar heen, maar voor hem steeg ze boven alles uit. 1 2
Aldous Huxley - 'Ideaal en werkelijkheid' (1939) Symbool van het anarchisme.
263
Blij een goede reden te hebben het lauwe, lichtbruine vocht te laten voor wat het was, rende hij naar buiten, nagestaard door verbaasde mensen die waarschijnlijk vermoeden dat hij aan een arrestatie trachtte te ontkomen. Ze stak een sleutel in het deurslot van de boekhandel toen hij op haar schouder tikte en schuchter mompelde; "Hallo." "Mein Gott," fluisterde ze toen ze hem herkende en wit wegtrok, "wat doe jij hier? Vlug, kom binnen, ik zei je weg te blijven, ik ben blij je te zien, wil je koffie, ik moet zo werken, ik ... ga zitten." Hij bleef staan en ze omhelsden elkaar geruime tijd. Natuurlijk luisterde hij niet als iemand hem zei weg te blijven en wat anders dacht. Vooral niet als hij hevig verliefd was op die iemand. Natuurlijk moest ze de meeste van de dagen dat hij er was werken, maar nadat ze hem gewezen had waar de kolen lagen, in de kelder, drie trappen sjouwen, en hij als ze weg was de kachel aanmaakte, kon ze wat later opstaan. Overdag ruimde hij de troep op en liep dan op zijn gemak naar de boekhandel. Samen haalden ze Barry op en deden boodschappen. In de avond waren ze dan samen. Als vanzelfsprekend kropen ze bij elkaar in haar bed en het duurde niet lang of ze gingen wat verder dan alleen kroelen. De week vloog om en, hoewel met de nodige twijfels, stond ze nu toe dat hij over vier weken, als hij weer zeven dagen vrij was, terug kwam. Zo gingen de tijd voorbij. Er moest een moment komen dat er over gepraat werd wat nu verder, maar steeds schoven ze dat voor zich uit. Eigenlijk wisten ze het niet.
10880 Met een ticket op zak voor een optreden van Frank Zappa's Mothers of Invention liep hij door Amsterdam. Een grote grijs-zwarte kater achtervolgde hem en hij bleef even staan om hem te aaien. Dat was blijkbaar naar diens zin want hij week niet meer van zijn zijde ondanks een dringend verzoek naar huis te gaan of iemand anders te zoeken. Ook toen hij in de rij stond om het concertgebouw binnen te gaan bleef dat beest om hem heen draaien. Hij tilde hem op en nam hem mee naar binnen. Daar ging hij zitten en de kat nestelde zich behaaglijk op zijn schoot. Hoewel hij de muziek van Zappa al eerder op een lp gehoord had, was het optreden geweldig. Velen konden niet blijven zitten en ook hij stond op terwijl hij de kater op de stoel legde. Daar bleef hij opgerold tijdens het hele concert liggen. "Goed Zappa, ga dan maar mee," zei hij terwijl hij terug naar huis reisde. 264
De kater Zappa zou vele jaren bij hem inwonen, tenminste als hij daar zin in had want maar een enkele keer kwam hij binnen om gedag te zeggen en een aai te vragen. Het was een buitenkat die hem midden in de nacht liet opschrikken als dat loeizware beest van de dijk met een enorme bons op het dak sprong. Hij had in ieder geval geen last meer van muizen in huis. Een oude vlotter uit een toiletstortbak zorgde voor een voorraad drinkwater uit de regenton en de buurman zette een af en toe een bak brokken neer als hij naar Berlijn was.
10882-10887
"Luister, ik heb er lang over nagedacht. Ik kom hier wonen." Geschrokken keek ze hem aan. "Weet je wel wat je zegt, ben je gek geworden?" "Nee, kijk, ik ben elektrotechnisch hoofdopzichter in het Westen, dat betekent toch op z'n minst een redelijke baan hier en ik vind het systeem aan onze kant ook niet alles." "Je bent echt krankzinnig." "Ik hou van je en wil bij je zijn. Zo erg is het nou ook weer niet. Ik ben en blijf gewoon Nederlander dus ik mag hier in en uit als ik wil." "Ik wil het niet! Mijn halve leven wil ik hier al weg en nu zou ik er de oor zaak van worden dat jij hier komt wonen? Nooit!" Ze zaten vlak bij de muur die zoveel mensen van elkaar gescheiden hield en keken naar het troosteloze beton met de sinistere wachttorens en het prikkeldraad. Haar zoontje Barry was naar de crèche om te worden volgepompt met de populaire liedjes over het 'socialisme' en zij had zich ziek gemeld zodat ze een paar dagen samen konden zijn. Hij staarde naar de muur en overwoog of daar overheen te springen zou zijn. "Dan haal ik jullie hier uit." Ze keek naar hem en las in zijn ogen de bittere ernst. "Je neemt ons in je armen en vliegt erover heen," antwoordde ze licht sarcastisch. Het was 1973, voor hem een van de vele jaren met onbegrensde mogelijkheden en sinds hij haar had leren kennen had hij inderdaad het gevoel te kunnen vliegen, maar wist ook dat hij halverwege uit de lucht geschoten zou worden. "Ik weet nog niet hoe, maar het gebeurt gewoon." "Maar ik kan niet weg zonder Ingrid en haar dochtertje. We zijn al jaren bezig te bedenken hoe we hier uit kunnen komen en ik kan haar nu niet in de steek laten. Weet je, het gaat gewoon niet." "Dan haal ik jullie er alle vier uit." 265
Hij zou in staat zijn de halve DDR-bevolking te helpen ontvluchten, de andere helft zou het daar waarschijnlijk niet mee eens zijn. "John, je weet niet wat je zegt. Ingrid en ik zijn volwassen en verantwoordelijk voor onszelf. Als het fout loopt zal je door ons te helpen waarschijnlijk een relatief kleine straf krijgen. Maar kinderen, dat wordt gezien als ontvoering van Duitse staatsburgers en je gaat voor jaren de cel in." "Wil je nou weg of niet?" "Ja natuurlijk, maar..." "Luister dan. Volgende keer kom ik niet meer officieel met de trein hierheen. Ze mogen niet weten dat ik contact met je heb. Ik kom via West-Berlijn met een dagvisum naar je toe. Dan hoef ik geen verblijfadres op te geven. Enig nadeel is dat ik dan elke dag even heen en weer moet. Nu weg hier," zei hij om te verbergen dat hij geen idee had hoe hij dit allemaal moest gaan aanpakken, maar ook omdat de grauwe omgeving hem ontzettend deprimeerde. Toen hij vijf dagen later aan de twaalf uur durende terugreis begon en de Oost-Duitse grens passeerde, keek hij door het raam naar buiten en overwoog de mogelijkheden. Hij zag een eindeloze wirwar van prikkeldraad, patrouilles, wachttorens, soldaten gewapend met mitrailleurs en herdershonden die met een ring aan, dwars door het bos gespannen, stalen draden bevestigd waren zodat ze honderden meters heen en weer konden lopen. Waar het bereik van de een ophield liep de volgende. De borden met 'PASS AUF, MINENFELD' en weer eindeloze rollen prikkeldraad. Auschwitz in het groot, zelfs de borden 'ARBEIT MACHT FREI' ontbraken niet. Was hij te optimistisch geweest? Maar ik wist dat hij een denker en gevoelsmens was die het hele bureaucratenapparaat met al zijn controles, computers en bewaking belachelijk zou maken. Ik wist dat het hem hoe dan ook zou lukken. Hij nestelde zich wat gemakkelijk in het hoekje van de bank om zich voor te bereiden op zeven nachten arbeid.
10899-10906
De vette Oost-Duitse douane ambtenaar bestudeerde nauwgezet zijn paspoort en wierp wat wantrouwende blikken in zijn richting. Hij zag zweetpareltjes in de dikke nek met het knellende uniformboord en een worstachtige wijsvinger, die trachtte enige ruimte te scheppen zodat hij tenminste een keer kon slikken. Het koude zweet brak hem uit en in het ritme van zijn bonkende hartslag dreunde het 'stom, stom' door zijn kop. Dagen lang huppelde hij nu al als 266
een koolmees, zich van geen kwaad bewust, met een verblijfsvergunning voor vierentwintig uur, elke ochtend heen en weer van Oost naar West en omgekeerd. Hij drentelde wat rond in West-Berlijn, dronk koffie en begaf zich een paar uur later weer richting prikkeldraad. Deze keer was hij te snel geweest. Weliswaar had hij een bos bloemen en een speelgoedauto gekocht, maar daarbij niet de tijd in de gaten gehouden. Deze man had hem al een paar keer de grens zien passeren en was nog niet afgelost, terwijl hij het schema al redelijk goed uit zijn hoofd kende. Hij herinnerde zich dat hij ook vergeten was de Ostmarken uit zijn zak te leggen en zag zichzelf al aangeklaagd wegens verboden in- en uitvoer van deviezen. De man nam hem mee naar binnen en sommeerde hem zijn zakken leeg te maken. De bankbiljetten en munten probeerde hij zo onopvallend mogelijk onder de rest van zijn spullen te schuiven, maar natuurlijk merkte hij het. Toen onderwierp hij het autootje aan een nadere beschouwing en begon het zorgvuldig te slopen, alsof hij daarin de meest geheime stukken van het land probeerde te smokkelen. Het leverde niet het gewenste resultaat op en net toen hij vreesde dat de dikzak met de bloemen zou beginnen, vroeg hij opeens wat hij elke keer kwam doen. Met een hoofdbeweging richting bloemen en een gemaakt geheimzinnige Don Juan glimlach zei hij; "Liebe." Zijn kleine varkensoogjes begonnen geil te schitteren toen hij zich daarbij waarschijnlijk heel wat anders voorstelde, wat ook zijn bedoeling was, en zijn spullen bij elkaar vegend zei; "Denk er voortaan aan haar al dit geld te geven, uitvoer is verboden." Met knikkende knieën liep hij naar het loket om het verplichte bedrag te wisselen en verdween zo snel mogelijk om uit het zicht opgelucht adem te kunnen halen. "Dit is de laatste keer. We mogen elkaar voor de zomer niet meer ontmoe ten, geen brieven, geen enkel contact. We vertellen iedereen dat het uit is tussen ons, zelfs familie, hoe moeilijk dat ook is, het moet, wil het kans van slagen hebben. De enigen die op de hoogte zijn twee vriendinnen van mij, waarvan er een twee kinderen heeft die ongeveer even oud zijn als die van jullie. Liesbeth en Ingrid lijken erg veel op elkaar, daar zit niet het pro bleem. Jane is ook klein, net als jij, alleen is zij hoogblond en jij bent donker, maar daar moet met verf iets aan te doen zijn. Liesbeth en Jane zullen de reis met hun man door Tsjecho-Slowakije en Hongarije van te voren maken om de benodigde stempels in de paspoorten te verkrijgen. Daarna hoeven we alleen de data te veranderen om aannemelijk te maken dat jullie vanuit het Westen binnen gekomen zijn. Jullie gaan Tsjecho-Slowakije uit als Oost267
Duitse liftsters die met mij mee rijden. In het gebied tussen de grenzen veranderen jullie van identiteit en rijden met mij Hongarije binnen als Nederlandse vrouwen zodat we er ook weer als Nederlanders uit kunnen. Ik zorg voor een auto, westerse kleding en speelgoed voor de kinderen. We treffen elkaar op de camping in Plzen. Die ligt vlak bij het station en ik weet dat we ons daar niet hoeven te melden. Als het mislukt komen mijn vrienden in actie om te proberen ons uit de gevangenis te halen." "Waarom geven die vriendinnen zomaar hun paspoort? Ze lopen dan toch ook gevaar?" "Liesbeth ken je natuurlijk en die houdt van jullie. Jane is een ander verhaal, maar dat vertel ik je nog wel eens. Laten we het erop houden dat ik het geluk heb ze te kennen. Jullie moeten natuurlijk net doen of je weinig Duits spreekt bij die grenzen en we moeten iets verzinnen dat de kinderen hun mond dicht houden. Jane heeft twee zoontjes dus het haar van het dochtertje van Ingrid moet maar kort geknipt worden en ik denk niet dat ze verder gaan met de controle door ze uit te kleden. Breng Ingrid op de hoogte van de plannen en als ze ook wil zie ik jullie in Plzen." Lang zaten ze nog over allerlei details te praten. Haar huis zou doorzocht worden als bleek dat ze weg was. De dierbare spullen, foto's en zo zou ze stiekem bij haar vader opslaan. Hij mocht niets merken omdat hij verhoord zou worden en ook zonder dat hij er vanaf wist al genoeg problemen zou krijgen. Hierna moest hij terug naar West-Berlijn om de trein te halen, de komende nacht moest hij weer werken. Ze wisten geen van beiden hoe ze afscheid moesten nemen en zenuwachtig omhelsden ze elkaar. "Het lukt, ik weet het zeker. Niemand denkt eraan dat mensen van Oostblokland naar Oostblokland vluchten," zei hij om zichzelf moed in te praten en met het bewustzijn dat hij haar lange tijd zou moeten missen.
10906 "Paspoorten alstublieft." Hij schrok op uit een droomloos ingedut zijn en veegde het straaltje speeksel, wat uit zijn half open mond langs zijn kin sijpelde, weg met de rug van zijn hand. Voor hem stond een in vaalgroen uniform geklede ambtenaar gebiedend met zijn hand uitgestoken. Langzaam drong het tot hem door, hij passeerde de Duits-Nederlandse grens en de man herhaalde wat ongeduldiger; "Paspoort." Hij onderdrukte de opwelling om zijn hand te pakken en vriendelijk te reageren 'Hoi, leuk je te zien, mag ik jouw pas ook even, leuke foto zeg', maar 268
weerhield zichzelf van deze provocerende daad omdat je voor zulke grapjes bij je positieven moest zijn terwijl de negatieven nog overheersten en grabbelde in de binnenzak van zijn jas om te laten zien dat iemand hem namens de Koningin der Nederlanden toestemming had verleend van het ene stukje aarde naar het andere te reizen. De bewaker, die moest zorgen dat er geen grenzen werden overschreden, wierp een wenkbrauw opgetrokken blik op de vele Oostblok stempels en begon ijverig in een boekje iets op te schrijven. "Waarom doet u dat?" vroeg hij, vriendelijk knipogend tegen Morpheus1 en een geeuw onderdrukkend. "Dat is voor het bureau statistieken, die willen graag weten waar mensen vakantie houden om in te kunnen spelen op het toerisme." "Ik werk daar liever niet aan mee, ik heb bijvoorbeeld ook geen behoefte te weten waar u met vakantie naar toe gaat," zei hij met een blik alsof hij zijn verhaal onvoorwaardelijk geloofde. De man keek naar de vermelding 'Beroep: ambtenaar' in zijn pas en gaf deze terug2. "Het is in orde meneer, dank u." Glimlachend bij de gedachte dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst 3 weer wat had toe te voegen aan zijn dossier stopte hij zijn bewijs van bestaan weg. De controleur draaide zich op de hakken van zijn glimmend gepoetste schoenen om en richtte zijn aandacht op een jongen en een meisje tegenover hem die moesten zijn ingestapt toen hij sliep. Hij keek in hun passen en vroeg of ze Duits of Engels spraken. Was die beroepsvermelding in zijn pas het verschil in behandeling? Ze hadden toch alle drie een 'langharig werkschuw tuig' uiterlijk, maar hij was 'meneer u' geweest en zij werden aangesproken met 'jullie'. Ook vroeg hij wat hun middelen van bestaan waren voor verblijf in Nederland en dat had hij hem niet gevraagd. Dat was hem nog nooit ergens aan wat voor grens dan ook gevraagd. Ergens zou wel staan dat je als reizende buitenlander in Nederland een vastgesteld bedrag te besteden moest hebben gebaseerd op overnachtingen in een Hiltonhotel, want de bewaker van zijn gastvrije geboorteland haalde misprijzend zijn neus op toen ze hem hun geld lieten zien.
1 2 3
Griekse god van de dromen, zoon van Hypnos (slaap) Het was in die jaren gebruikelijk dat het beroep in het paspoort werd vermeld. Omdat hij bij de gemeente Rotterdam werkte stond er dus 'ambtenaar' in zijn pas. Dat zou zelfs zou zijn als hij vuilnisman was geweest, maar hij kon natuurlijk ook een hoge ambtenaar zijn. Tegenwoordig AIVD
269
"Dat is niet genoeg om in het onderhoud te voorzien. Jullie zullen er bij de grens uit moeten." Ze probeerden duidelijk te maken dat een retourkaartje meer kostte dan een maand voorzien in hun onderhoud, maar dat wilde en kon hij zich uiteraard niet voorstellen. "Komen jullie maar mee." Autoritair onrecht! Daar had hij een wapen tegen. Ooit geleerd tijdens het verzet tegen zijn alcoholische vader. Het werd hoog tijd dat hij zich ermee ging bemoeien. "Pardon, mag ik even?" Weer draaide de man zich op de paar vierkante centimeter om alsof er as met kogellagers onder zijn voeten was gemonteerd. Hij volgde die verrichting met stijgende belangstelling. Er lag een niet mis te verstane dreiging in de ogen van de geüniformeerde en het viel hem op dat zijn wenkbrauwen dit keer omlaag hingen. "Waar haalt u het recht vandaan om die mensen er uit te zetten, dat zijn mijn gasten, ze logeren bij mij en worden door mij onderhouden. Middelen van bestaan zijn in dat geval niet van toepassing omdat ik de verantwoordelijke ben. Hun papieren zijn in orde en u gaat toch niet beweren dat ze gezocht worden wegens hasj bezit?" Zijn stem had blijkbaar zoveel minachting dat hij steeds onzekerder ging kijken. "Neem me niet kwalijk meneer, dat wist ik niet. Ze kunnen natuurlijk met u verder reizen." Hij verdween. Ja, kijk maar uit voor je baantje met zo'n 'hoge' ambtenaar voor je. Met het gelukzalige gevoel dat het hem gelukt was een autoritaire klootzak op zijn plek te zetten nestelde hij zich terug in zijn hoekje om z'n verstoorde dutje te hervatten toen het meisje in het Engels vroeg wat er was gebeurd. Hij zei dat het in orde was, dat ze konden doorreizen en vertelde kort wat hij had gezegd. "Maar als hij nou aan je gevraagd had wat onze namen waren?" "Dan had ik dat niet geweten, maar aan zulke dingen denken alleen slimme mensen. Het kwam ook niet bij hem op dat ik misschien vuilnisman ben, want als je bij de gemeentereiniging werkt staat er ook 'ambtenaar' in je paspoort." Ze lachte haar tanden bloot en schudde haar bruine krullen naar achteren. Ze was mooi. "Ik ben John." "Bernt en Maria, we komen uit Zweden," zei ze.
270
Uit haar tas werd een flesje wijn gehaald -toch drugssmokkel?- en hij bezweek voor zoveel verleiding, veegde definitief de slapers uit zijn ogen. "Zullen we het wat gezelliger maken?" vroeg ze en zonder een antwoord af te wachten zette ze twee waxinelichtjes op het deksel van de asbak bij het raam en deed de schijnwerper boven de deur uit. Ze vertelden hem bijna altijd op reis te zijn omdat ze het in Zweden niet uit hielden. Als je lang haar had en in een park met vrienden in de zon ging zitten, werd je gelijk opgepakt. Ze waren nu op weg naar Amsterdam -hoe was het mogelijk, echte hippies- en gingen daarna door naar vrienden in Frankrijk. "Ik heb gezegd dat jullie mijn gasten waren. Jullie kunnen dat letterlijk opvatten en langs komen als je wilt. De deur is altijd open en als ik langer weg ben ligt er een briefje wanneer ik terug denk te zijn. Vertel dan de buurman wel even dat jullie vrienden van me zijn. Dit is het adres," zei hij, het op de afgescheurde flap van een pakje vloei krabbelend. "Dank je wel en misschien tot ziens," zei Maria. Ze keek hem nog lang aan en hij betrapte zich erop vurig te hopen dat het 'misschien' zeker werd. Wat was dat nou voor gedoe? Een heel vreemde gewaarwording. Hij hield toch van Hannah? Was hij haar aan het bedriegen met een lief Zweeds meisje? Het flesje wijn was leeg toen ze Utrecht naderden en de twee overstapten op de trein naar Amsterdam. Precies op tijd, met een licht zweverig gevoel van de wijn, moe van de lange reis en de doorstane emoties in Oost-Berlijn begon hij aan zijn nachtarbeid. Hij merkte dat hij haar niet meer uit zijn gedachten kreeg en een warme tinteling doorstroomde hem. Het kon niet waar zijn dat hij haar nooit meer zou zien. 'MAAR HANNAH DAN?'
Ik weet niet wat er met me gebeurde, ze was trouwens samen met haar vriend.
10913-10976
Het was al ver in de middag. Hij lag nog te slapen na een week nachtarbeid toen het tot mij doordrong dat de deur van het dijkhuisje openging en er vreemde stemmen klonken. Ik wist dat hij in zo'n geval door mij gewaarschuwd wilde worden en onmiddellijk klaar wakker sprong hij uit bed, zich niet storend aan het gegeven dat hij naakt sliep, gereed om eventuele inbrekers of overvallers een kop koffie aan te bieden. Beneden, waar de buitendeur zich bevond, was het kleine keukentje van twee bij vier meter met in de hoek een trap naar de voormalige hooizolder die hij bewoonde omdat de resterende ruimte op de begane grond nog steeds in beslag genomen werd door een bouwval van vier bij vijf die hij, in 271
de weinige tijd die hem restte sinds hij naast zijn werk de liefde had ontdekt op honderden kilometers afstand, probeerde te herscheppen in een soort woonkamer. Er viel voor kwaadwillenden niet veel meer te halen dan een kleine stereo-installatie waar hij zijn leven niet voor zou wagen en zijn leven, wat hij zou verdedigen tot zijn laatste snik. Voorzichtig stak hij zijn hoofd door het trapgat en kreeg bijna een lachstuip, omdat hij zich geen andere houding wist te geven. Bernt en Maria. Met rood hoofd zei hij; "Hé, nice to see you. Moment eh…, kom maar vast boven." Snel schoot hij een broek aan en als hartsvrienden die elkaar jaren niet hadden gezien omhelsden ze elkaar. Ze gingen eten maken, ze dronken de meegebrachte wijn, praatten in een mix van Duits, Engels, Zweeds en Nederlands en dankzij de wisselteelt in zijn tuin, met de oppervlakte van een paar keer het huis waar al van alles groeide, was hij in staat een paar toppen wiet uit zijn voorraad tevoorschijn te toveren. Hij had drie dagen vrij na een week nachtdienst, dus het goede moment voor een feest. Erg laat in de nacht trok hij een paar matrassen onder zijn bed vandaan, die daar altijd klaar lagen voor onverwacht en verwacht bezoek en ze sliepen drijvend op wolken van geluk in. Toen hij wakker werd zag hij dat Maria nog op haar matras lag te slapen. Zachtjes om haar niet wakker te maken stond hij op en keek naar haar. Haar slaapzak was een stuk weg geschoven en hij zag het engelachtig gezicht omgeven door een uiteen gewaaierde bos krullen, de welving van haar slanke hals, haar schouders, haar borsten. Het bloed klopte gejaagd door zijn aderen, ze was bloedmooi. Voorzichtig liep hij naar haar toe en trok de slaapzak een beetje omhoog. Ze werd wakker of was ze het al die tijd al? "John," fluisterde ze. "Wil je bij me komen liggen?" Natuurlijk wilde hij dat, maar... Even dacht hij aan de waanzin van deze situatie, ze kenden elkaar nauwelijks, hij hield van een vrouw in Oost-Berlijn, maar zijn verlangen naar haar was te groot, ze was te mooi, te warm, te begeerlijk, hij was te verliefd. Dit kon niet. Verliefd op twee vrouwen? "Maar Bernt?" "Bernt is een vriend waar ik mee op reis ben, je dacht toch niet dat wij ...? Ik heb hem gevraagd weg te gaan omdat ik sinds dat ik je in die trein ontmoet heb je niet kon vergeten en dat weet hij. Hij is in de tuin." "Ik moet je vertellen dat ik een relatie heb, lieve Maria." "Waar is ze?" 272
"In Oost-Berlijn." "Is het serieus?" "Ik denk het wel." "Je weet het dus nog niet zeker." "Ik.., shit, sinds die treinreis vorige week weet ik het ook niet meer. Toen ik je zag begon ik over alles te twijfelen, maar ik kan toch moeilijk een relatie hebben met twee vrouwen?" Ze ritste de slaapzak open en hij zag dat ze naakt was. Ze sloeg het dek over hen beiden heen en gaf hem alles waarvan hij dacht dat het alleen in dromen bestond en hij gaf haar zijn hart, zijn geest, zijn ziel. Hij gaf haar zichzelf. Toen zijn lichaam volkomen in haar was opgegaan en hij betwijfelde of hij nog langer bestond, perste ze zich heftig ineen gekrompen tegen hem aan en hij voelde een snik opwellen uit haar borst. "Wat is er?" vroeg hij. "Niets, behalve dat ik je lief heb," antwoordde ze. Hij voelde dat er in haar heel veel moest zijn waar hij nog niet van wist. Twee weken gingen in zoet geluk voorbij. Bernt wist inmiddels van de situatie met Hannah en hij had hem verteld van zijn twijfels. Volgens Bernt schoof Maria dat probleem opzij, alsof ze er zeker van was dat hij uiteinde lijk voor haar zou kiezen. Ze waren een keer heftig met elkaar in het Zweeds aan het praten geweest toen hij uit zijn werk thuis kwam, alsof ze een ruzie achter de rug hadden en hij vroeg of er problemen waren. Bernt zei dat hij aan haar had gevraagd of ze zeker wist dat ze wilde blijven, maar hij had het gevoel dat er meer besproken was en dat uit vriendschap voor haar niet vertelde. Wel had Bernt een keer gezegd dat ze problemen had, maar toen hij verder vroeg had hij gezegd dat ze dat zelf maar moest vertellen. Zo kwam de tijd dat Bernt besloot verder te reizen naar Frankrijk. Hij hoopte dat hij zich niet te veel was gaan voelen in de stormachtige passie die tussen Maria en hem in gang was gezet. Hij had gezegd van niet. "Het is gewoon tijd om verder te gaan en omdat Maria er voor kiest om bij jou te blijven ga ik alleen verder. Ik hoop dat jullie er verder uitkomen en het geluk krijgt wat je wenst." Ze zaten naakt op zijn bed, luisterden muziek, rookten een joint, streelden elkaar. Deze verliefdheid kon en mocht niet meer eindigen. Ze kwam met haar benen om zijn middel geslagen op zijn schoot zitten en hij voelde zichzelf binnen in haar glijden. Ze sloot haar armen om zijn nek en ze zaten mi nutenlang stil naar elkaar te kijken, bewust van elkaar, bewust van zichzelf, bewust van de eenheid. Plotseling begon ze te praten.
273
"John, ik wil je iets vertellen wat je nog niet van me weet. Ik heb wat nodig zo af en toe, wil je dat voor me mee nemen uit Rotterdam als je weer naar je werk gaat?" Mijn god, hij wist het, de snik, zijn gevoel. Maar hij vergiste zich natuurlijk. "Wat wil je dan?" "Iets sterkers dan wiet," hield ze zich op de vlakte en keek een andere kant op. Nu kwam de snik uit zijn binnenste. Natuurlijk was hij verliefd geworden op een junk. "Wat zal het zijn liefje, LSD, coke, horse misschien? Je zegt het maar." "Denk je dat je dat te pakken kunt krijgen?" vroeg ze serieus. Hij voelde zich ontzettend kwaad worden, ging rechtop zitten, schudde haar van zich af, keek haar aan en met een jankend gevoel van binnen beet hij haar toe; "Morgenochtend pak je je spullen en je dondert op. Ik hou waanzinnig veel van je en kan je niet naar de kloten zien gaan, laat staan dat ik daar nog een handje aan zou meehelpen. Wat mij betreft rook je die hele wiet oogst van me in je eentje op, maar iets anders moet je elders gaan halen." "Maar ik heb het nodig," huilde ze geschrokken door zijn heftigheid. "O, het is dus niet 'af en toe'. Je hebt jezelf nodig en ik hoopte mij een beetje. Begrijp je dat ik nu het gevoel heb met een hoer gevreeën te hebben? Dat je je lichaam aan mij gegeven hebt om betaald te worden met harddrugs? Maar je kan kiezen." Toen hij uit zijn werk kwam was ze weg. Hij plofte op het bed en jankte. Zijn schokkend lijf kromp ineen tot een ronde bal en hij kroop ver onder de dekens, kroop weg voor de wereld, wilde alleen zijn met zijn verdriet en kwam daar uren niet meer onderuit. Het was al donker toen hij uit zijn hol tevoorschijn kwam. Alles in zijn lichaam deed pijn, was uit elkaar gescheurd en wankelend liep hij naar een van de potten met gedroogde wiettopjes, pakte die met beide handen vast en ging naar het toilet in het hokje buiten. Daar schroefde hij de dop eraf en, zonder dat hij daar ooit een verklaring voor zou kunnen geven, begon de inhoud in de wc te schudden. Hij trok door, ging weer naar binnen om de volgende pot te halen, struikelde over een tas. "Verdomme nog te beroerd om haar spullen op te ruimen," foeterde hij. Haar spullen?Hoe kan ze nou weg zijn zonder haar spullen? Met een nog angstiger voorgevoel kleedde hij zich snel aan, sprong in zijn auto en waggelde zo snel als een besteleend zich dat kan veroorloven naar Rotterdam. Natuurlijk was ze langs geweest bij Frans en Liesbeth die hij een keer samen met haar had bezocht. 274
"Ze was aan de deur, had duidelijk gebruikt en vroeg huilend of jij hier was. Ik heb gezegd dat ze hier kon wachten of haar terug brengen als ze dat wilde, maar ze zei dat ze zelf wel weer zou gaan. Denk je dat er wat gebeurd is?" "Een heleboel, maar het komt wel goed, ik denk dat ik weet waar ze is." "Misschien is ze inmiddels al weer thuis." "Nee, ze is hier vlakbij denk ik, bedankt." Toen ze een keer samen in Rotterdam waren was ze stil blijven staan voor het Hofplein theater om met glinsterende ogen het verlichte glasmozaïek te bekijken. 'Mooi hè' had ze gefluisterd en met haar armen om hem heen geslagen hadden ze een tijd staan kijken, hoewel hij zich heel wat mooiere dingen kon voorstellen. Zijn geestelijke kracht was weer aanwezig. Hij wist waar hij haar moest zoeken. Een zielig hoopje mens zat op het betonblok midden op het koude, tochtige plein, haar starende ogen gericht op het kleurig mozaïek. Mensen liepen, na heel even schichtig naar haar te kijken, snel en hoofdschuddend door. "Maria," zei hij zacht. "John." Ze keek hem niet aan, wist dat hij het was die naast haar stond. Zijn naam kwam eruit als een lang ingehouden snik en trillend over haar hele lichaam begon ze hartverscheurend te huilen. Hij ging naast haar zitten en nam haar in zijn armen. Ze was koud, ijskoud, als een dode, moest hier al die tijd stil hebben gezeten. "Ik kan het niet, John. Ik wilde zo graag, maar ik kan het niet. Nu moet ik weg hè?" "Kom," zei hij en trok haar omhoog, "we gaan naar huis." Ze zat rillend tegen de elektrische radiator met een deken om zich heen en had constant dezelfde bladzijde van hetzelfde boek 'De kleine Johannes' voor zich liggen. Dat had hij in het Engels kunnen kopen voor haar in de hoop dat ze daarin wat afleiding vond. Vertwijfeld vroeg hij zich af of dit het was wat hij gewild had. Hij meldde zich ziek om bij haar te kunnen zijn, probeerde haar te laten eten, maar er drong nauwelijks iets tot haar door. Dagen lang zaten en sliepen ze in de slaapzakken, zij met haar rug tegen het kacheltje, weer dezelfde pagina van hetzelfde boek voor zich. Ook had hij een stapel papier, kwasten en verf neergelegd, want hij onderschreef ten volle wat hij ooit in een boek had gelezen. Het was, voor zover hij had onthouden, een tegenstander uit de school van Freud geweest die verkondigde dat het noodzakelijk was om je creatief te uiten bij moeilijkheden in en met jezelf. Soms verfde ze er lustig op los met grote streken om er 275
vervolgens kwaad een prop van te maken. Wat hem betreft mocht ze van de hele zolder een schilderij maken. Dat leverde soms mooie kunstwerken op had hij ervaren. Ook een oude gitaar en bongo stond onder handbereik. Soms greep ze hem plotseling beet met een kracht die hij niet achter haar tengere lichaam had gezocht, zette haar nagels in zijn arm en schreeuwde; "Ik heb het nodig, verdomme, ga het voor me halen. Wie denk je wel dat je bent? God?" "Ik kan bij je zijn, meer niet. Je kan alleen jezelf helpen." Ze timmerde met haar vuisten op zijn borst, sloeg hem, trok aan zijn haren. Daarna stortte ze snikkend in en fluisterde met nauwelijks hoorbare stem; "Help me John. Ik red het wel hè?" Hij omhelsde haar en samen wiegden ze heen en weer tot ze in slaap viel, terwijl hij eindeloos herhaalde; "Je redt het Maria, je redt het wel." Soms vroeg hij zich af of hij er geen 'professionele' hulp bij moest halen, maar iets in hem zei dat ze dit samen moesten doen. Hoe lang ging er zo voorbij? Hij raakte het begrip tijd volkomen kwijt. De dagen en nachten vloeiden in elkaar over. De zomer kwam elke dag dichterbij en hij moest nog zoveel regelen. Natuurlijk had hij haar verteld van Hannah en dat hij een tijd weg moest. "Je gaat naar je Duitse hoer hè!" had ze vol haat gekrijst en hij had haar bijna geslagen, maar een kus gegeven en gezegd; "Ik weet het ook niet meer, ik hou veel van haar en hou veel van jou, maar daar heeft het allemaal niets mee te maken. Ik heb iets beloofd wat ik je niet kan en mag vertellen. Ik moet dat nakomen. Vertrouw me nou maar gewoon." Hij zat doodmoe, ongeschoren en met wallen onder zijn ogen naast haar tegen de kachel, af en toe weg dommelend, troostend tegen haar te praten, toen ze begon te ijlen. Ze sloeg volkomen wartaal uit, weer fluisterde hij bemoedigende woordjes toe en wiegde haar in slaap. Het kon niet lang meer duren of hij was er even erg aan toe. Op een ochtend kwam hij boven met een blad koffie en broodjes en liet het van schrik bijna op de grond kletteren. Ze heeft de bladzijde van het boek omgeslagen! Ze zit te lezen! Hij wist het zeker, omdat hij al die tijd tegen dezelfde pagina had moeten aankijken. Als hij soms een poging deed het voor haar om te slaan, duwde ze bruusk zijn hand weg en bladerde weer terug. Vele malen had hij proberen te doorgronden waarom dit was, het haar gevraagd, maar hij kreeg geen antwoord. En nu lag er een maagdelijk nieuwe bladzijde voor haar en vroeg ze met vaste, heldere stem; 276
"Hoe kom je aan dit boek?" "Dat heb ik voor je gekocht. Je hebt het gered Maria, je hebt het gehaald, nu doorzetten!" "Ja, WE hebben het gehaald, lieve John." Hij zonk op zijn knieën en omhelsde haar. Alle emoties kwamen naar buiten. Ze lachten, ze huilden, ze werden nat van elkaars tranen, veegden die teder weg van elkaars gezicht, dronken elkaars verdriet en geluk. Hij droeg haar als zijn bruid in de eerste huwelijksnacht naar het bed en ze kleedden elkaar uit, langzaam, voorzichtig, ze hadden alle tijd van de wereld. De koffie werd koud. Ze sliepen een dag en een nacht naakt in elkaar weggekropen alsof het de eerste en laatste keer zou zijn. In de dagen die volgden ontwikkelde Maria een alles willen weten nieuwsgierigheid. Hij ging weer naar zijn werk en zij las in een ruk het boek uit, vroeg naar dingen die in Nederland gebeurden, wat voor werk hij deed, wilde zijn familie leren kennen, vermeed het Oostblok probleem. Zo gingen de dagen voorbij. Ze stonden 's morgens in de keuken samen ontbijt te maken toen ze vroeg; "John, stel dat ik ziek word, wat gebeurd er dan?" "Ik zou het echt niet weten. We trouwen gewoon, dan ben je via mij verze kerd," antwoordde hij luchtigjes, "Waarom?" "Ik vraag me zulke dingen af, hoe zit het hier bijvoorbeeld met abortus? In Zweden is dat vrij." "Officieel is het nog steeds verboden, maar er zijn klinieken die het doen en het wordt oogluikend toegestaan." "Wat vind jij daarvan?" "Ik vind het erg dat het moet gebeuren, maar ook dat een vrouw dat zelf moet bepalen hoewel ik als man wel eens merk dat makkelijk te kunnen zeggen. Bij een man ligt net zo goed verantwoordelijkheid. Een kind verwekken doe je wel met z'n tweeën." "Wat vind je van kinderen?" "Ik ben zeven jaar getrouwd geweest, nee, nog steeds getrouwd omdat die scheidingsprocedure nogal lang duurt. Zij wilde heel graag kinderen, maar ik niet. Misschien omdat ik in de oorlog ben geboren? Door de atoombom dreiging? Vietnam? De klerezooi in de wereld? Ik weet het niet, ik vind kinderen heel leuk, ik hou van ze en misschien juist daarom kan ik de verantwoordelijkheid niet opbrengen ze zelf te hebben in deze troep." "Kom laten we gaan eten," zei ze zich eensklaps van hem afwendend. Wilde ze iets anders zeggen? Hoorde hij een trilling in haar stem? "Maria, ik heb je al gezegd dat ik over een paar weken een tijdje weg moet en wil er met je over praten. Ik wil graag weten wat jouw plannen zijn. Wil 277
je hier blijven tot ik terug kom? Wil je met me verder daarna?" "We kunnen samen op reis gaan, de wereld rondtrekken." "Daar hebben we het al eerder over gehad. Dat kan ik nog niet. Ik heb een baan en die moet ik houden omdat ik het geld nodig heb voor dat wat ik moet gaan doen. Misschien kunnen we daar verder over denken als ik terug ben." "Dan is het te laat." Het werd ijskoud in de kamer en hij voelde dat er een andere reden moest zijn dan zijn tijdelijk weggaan. Vertrouwde ze hem niet? Wist ze dat er problemen zouden ontstaan als het hem lukte Hannah hierheen te krijgen? Het moest haast wel omdat ook hij beslist niet wist hoe het verder zou gaan. Toch kon hij niet anders handelen dan dit stukje af te maken en daarna verder te zien. "Waarom?" "Je houdt niet van me, anders zou je bij me blijven." "Verdomme Maria, hou daar over op. Ik heb je meer lief dan wat ook maar... ach shit, laat maar. Ik ga het niet weer uitleggen." "Ik ga Bernt en zijn vrienden in Parijs bellen om te vragen of ze me op komen halen." "Je gaat dus een tijdje op reis en daarna?" "Er is geen daarna, ik kom niet meer terug." De ijspegels, die zich aan de zolderbalken gevormd hadden braken krakend af, suisden met duizelingwekkende snelheid naar beneden, de scherpe punten drongen van alle zijden zijn lichaam binnen, bevroren zijn hart en vielen kletterend in duizenden messcherpe stukken aan diggelen. Toen hij een paar dagen later uit zijn werk thuis kwam stond er een auto met een Frans kenteken voor de deur. Bernt en twee vrienden zaten binnen, niemand zei een woord. Maria huilde en bonkte met haar vuisten tegen de dakbalken, hard alsof ze zichzelf pijn wilde doen. Hij sloeg een arm om haar heen, maar ze schudde die van haar af en zei; "Ga weg, laat me met rust, ga weg." Hij wist dat het voorbij was en ging een stuk lopen. Ergens op een dijk ging hij zitten en urenlang stortte hij zijn tranen in het gras tussen zijn voeten, mompelde met tussenpozen: "Maria, waarom?" Toen hij terug kwam was ze weg. Voorgoed.1
1
Lange tijd zou hij zich afvragen of hij zich vergist had en Maria gewoon een jaloers, egoïstisch, verwend kreng was die haar zin moest hebben. Later kwam hij er achter wat de werkelijke reden van haar gedrag was.
278
10996 "De grensposten van Tsjecho-Slowakije en Hongarije zitten bij elkaar, er is geen niemandsland meer." Verslagen hoorde hij het verhaal aan, daar was zijn hele plan op gebaseerd, als een kaartenhuis stortte het in elkaar. "Ik moet er toch naar toe, het gaan vertellen, misschien valt er iets anders te verzinnen." "Neem in ieder geval onze paspoorten mee en hou ons op de hoogte als je daar bent." "Jullie weten wat ik ervan vind, al jullie moeite voor niets." "Niet voor niets, we hadden een leuke vakantie en wie weet wat je er nog van maakt." Die nacht lag hij wakker, het bracht geen oplossing. Hij, de slimme, die het systeem wel even in de zeik zou zetten. Hij, die alles perfect had uitgestippeld, was zelf in de zeik gezet. Een diepe neerslachtigheid maakte zich van hem meester. Maria weg, dit mislukt, het had allemaal geen zin meer.
10997-11120 De volgende morgen begon hij de auto te laden met alles wat toeristen uit het Westen normaliter geacht worden bij zich te hebben, kleding, cosmetica, speelgoed. De twee paspoorten verborg hij zorgvuldig. Als ze gevonden werden zou hij zeggen ze gestolen te hebben, de eigenaressen hadden al genoeg voor hem gedaan. Zijn eenzame reis over de autobahn naar Plzen verliep zonder moeilijkheden en op een stil plekje in een hoek van de camping zette hij de geleende bungalowtent op. De anderen arriveerden precies op tijd. Het was waarschijnlijk al van zijn gezicht te lezen dat er iets mis was en toen hij het verteld had zaten ze lan ge tijd voor zich uit te kijken, ieder in eigen depressieve stemming. Toen zei Hannah; "Laten we in ieder geval gewoon vakantie houden, de kinderen hebben dat ook nodig en ik ben blij dat we weer even bij elkaar zijn." Ze wist natuurlijk niets van Maria omdat ze geen contact hadden gehad, maar voelde dat er van alles aan de hand was door zijn houding. Hij zou haar alles vertellen, maar dat kwam later wel, voorlopig hadden ze andere dingen aan hun hoofd. "Hebben jullie ook visa voor Hongarije en Roemenië?", vroeg hij. Dat werd bevestigend beantwoord en hij stelde voor om dan maar een grote reis te gaan maken en te bekijken of er onderweg iets te verzinnen viel. Er ging een week voorbij. Ze bekeken Boedapest, reden door dorpjes, over snel- en landwegen en naderden de grens van Roemenië zonder duidelijk 279
doel. Ze passeerden de douane van Hongarije. Die vroeg de twee vrouwen na een blik op hun Oost-Duitse paspoort wat ze bij hem in de auto deden. Ze vertelden een lift van hem te krijgen tot Timisoara en hij liet hen door. Met een schok realiseerde hij zich in een niemandsland te zijn, een weg van ongeveer een kilometer met een lange file auto's strekte zich voor hen uit. In de verte was de Roemeense grenspost te zien. De rij schoof langzaam op. Voor het eerst in dit bewuste leven raakte hij in paniek. "Godver, ze zitten hier niet bij elkaar," schreeuwde hij, "vlug kleed je om, gooi je papieren weg." Zenuwachtig begon hij de bergplaats van de passen open te schroeven. Ineens leek de file schrikbarend snel vooruit te gaan. Er was te weinig tijd! Nog maar een paar honderd meter! Water spoot uit de poriën van zijn lichaam. Het bloed bonkte in zijn slapen. Vlug! Dit ging fout! Met bloed doorlopen ogen keek hij om en zag de wriemelende lijven die probeerden zich in de westerse spijkerbroeken te wringen. "Stop, dit kan niet!" Hannah had haar donkere haren nog, de foto in haar paspoort was van een hoogblonde vrouw, ze leek er sowieso niet op maar zo helemaal niet. De kinderen waren klaarwakker en kwebbelden Duits tegen elkaar. In de paspoorten stonden de verkeerde stempels met de verkeerde datum. Dit zou allemaal fout gaan. Vlug herstelden ze de paniekerige handelingen en net voor ze aan de beurt waren had hij de laatste schroef weer op zijn plaats zitten. Zijn handen waren kletsnat toen hij de douane een Nederlands en twee Oost-Duitse passen overhandig. Het was al donker toen ze op de camping in Timisoara aankwamen. Ze bouwden de tent op en stopten de slapende kinderen in bed. Ze zaten te praten over deze tweede teleurstelling. Het had gekund 'als' zijn vriendinnen deze reis gemaakt hadden, 'als' de stempels in de paspoorten hadden gestaan, 'als' we het maar geweten hadden, als, als. "Ik vind dat we eruit moeten," zei Hannah, "de grens met Joegoslavië over lopen. Jij pikt ons aan de andere kant op. We zijn al zo ver, we moeten het erop wagen. We hebben niet zoveel tijd meer. Als ik niet terug kom op mijn werk gaan ze zoeken en dan is alles over." Ingrid was het met haar eens, hij zag allerlei bezwaren, de kinderen, de grote kans neergeschoten te worden. Hij wist dat vluchtelingen in Joegoslavië opgepakt en zonder pardon de grens terug over werden gezet, 'als' het al lukte om er uit te komen, maar hij wist ook niets anders. Terug konden ze niet, de schepen waren achter hen verbrand. Ze besloten de volgende dag bij de grens te gaan kijken.
280
Met zijn ogen tegen de meegenomen verrekijker gedrukt tuurde hij de grens af. Ze lagen uit het zicht achter wat bosjes en namen elk detail van het landschap in zich op. De kinderen speelden met het zand van het pad bij de auto. "We kunnen door dat maïsveld daar, dat loopt over de grens door. Zie je die spoorlijn daar? Die kunnen we als richting gebruiken. Waar loopt die naar toe?" "We zitten hier vlak bij Jimolia aan de andere kant ligt Kikinda, daar splitst de lijn zich naar Hongarije en naar Belgrado," zei hij na een blik op de kaart. "Goed, Kikinda, daar tref je ons. We naaien rugzakken om de kinderen in te dragen. We geven ze de slaaptabletten die ik heb meegenomen, zodat ze stil zijn." Hij smeet de verrekijker en de kaart neer en liep naar de auto, ging weer terug. "Het is waanzin, verdomme, ik wil niet dat jullie kogels in je rug krijgen, heb je er al aan gedacht dat de kinderen dan het eerst geraakt worden? Denk je dat die spoorlijn niet bewaakt wordt? Er moet een andere manier zijn." De heftigheid waarmee hij dit zei deed de kinderen opkijken. "Is John boos?" vroeg Barry. "Ja een beetje, ga maar weer spelen, we moeten nog even praten." "Je weet dat er geen andere manier is John. Jeetje, je oorspronkelijke plan is gewoon mislukt, geef dat toch toe en wij willen en kunnen niet meer terug. Laat ons het maar op onze manier doen en help ons daarbij als je wilt." "Is het zo erg dat je dit risico er voor over hebt?" "Of je nou opgesloten zit in een cel van twee bij twee of in een land waar je niet uit mag, je blijft het gevoel hebben opgesloten te zitten, nog afgezien van alle andere dingen. Wat zou jij doen als je opgesloten werd?" "Je hebt gelijk, proberen te ontsnappen." "Met risico's?" "Met risico's, maar zo weinig mogelijk. Laten we nog een stuk doorrijden, even verder kijken." "We hebben al veel gezien en hier stond al een bord 'Grensgebied, Verboden Toegang', misschien verpesten we alles wel." "We zitten in een Nederlandse auto, onze papieren liggen op de camping. Jullie houden je mond, je kent geen Duits of Engels. Ik zal doen of ik er niet veel van begrijp." "Maar de kinderen."
281
"Zeg tegen ze dat wat er ook gebeurt ze hun mond moeten houden als iemand iets vraagt. Beloof ze een reusachtig ijs als dat ze lukt." Hij startte de auto, zo gespannen als een te strak opgewonden veer op het punt van springen, en reed het zandpad verder af. Door het spelen en het eentonig gebrom van de motor vielen de kinderen al snel in slaap. Gelukkig een zorg minder. Plotseling sprong er uit het struikgewas langs de kant een bewapende soldaat op de weg. Hoewel hij zoiets had verwacht schrok hij heftig en begon te zweten toen de soldaat zijn geweer op de voorruit richtte. Hij remde, stapte uit met zijn handen duidelijk zichtbaar voor hem hoog geheven en zei in het Nederlands; "Wat is er?" Hij deed zo onschuldig mogelijk, zijn schouders optrekkend alsof hij hier helemaal niets van snapte. "Verboten," zei de soldaat, zijn geweer nog steeds beangstigend recht op hem gericht. "Verboden? Toerist! Rond rijden, kijken," zei en gebaarde hij met zijn handen rondjes makend en op zijn ogen wijzend. "Nein, nichts, ist verboten." Zijn paar woorden Duits lieten geen twijfel bestaan over de bedoeling maar toch bleef hij volhouden dat hij het niet begreep. Waarschijnlijk raakte hij er van overtuigd dat ze toch niet de verraders van de socialistische heilstaten waren door deze te willen ontvluchten, of CIA spionnen die het grensgebied in kaart brachten want hij liet zijn wapen wat zakken en gebaarde 'wachten'. Even later keerde hij terug met een man in een uniform waarop wat meer strepen en sterren blonken. In perfect Duits begon die te vragen wat het probleem was. Hij legde hem uit dat ze in de buurt op een camping stonden en zomaar wat rond reden om zijn mooie land te bekijken, maar we schijnen iets verkeerd te doen. Hij vroeg hun papieren. "Die nemen ze in op de camping en krijg je terug als je vertrekt." Wel liet hij zijn rijbewijs zien. Gelukkig kwam de officier niet op het idee om de, aan zijn koppelriem bungelende, radio te gebruiken en het te controleren. Zo zou hij vrij simpel te weten kunnen komen dat hij hem maar wat op zijn onberispelijke uniformmouw stond te spelden. Geduldig begon hij die domme toerist uit te leggen dat die zich in het Grensgebied bevond, wat verboden was en dat hij terug moest rijden. "Kunt u me zeggen waar ik ben?" vroeg hij, zich nog steeds van de domme houdend. Geïmponeerd door de precisie van de Westerse kaart van 'zijn' verboden grensgebied, wees hij na een tijdje bewondering de weg. Een klein stukje
282
doorrijden en de eerste zandweg linksaf, kwam hij op de autoweg uit. Vandaar wees het weer vanzelf. Hem bedankend voor de uitleg en behulpzaamheid nam hij hartelijk afscheid en reed langzaam de hobbelige weg af. Hannah en Ingrid giechelden zenuwachtig en gaven hem een kus als ovatie voor het toneelspel. Hij rook het angstzweet onder zijn armen. "Willen jullie doorgaan?" Niet begrijpend staarden ze hem aan. "We zijn voorbij de controle, we rijden door, erover heen, laten die spullen op de camping barsten. Als we erover heen zijn verstoppen jullie je en ga ik terug om de papieren te halen. Het is alleen mijn pas die daar ligt, ik kan in Belgrado ook zeggen dat die gestolen is." Natuurlijk geloofde hij het verhaal zelf niet, maar optimisme was een motor tot durf. Aan de linkerkant was de afslag die hem gewezen was. Geluk kig niet echt goed zichtbaar, zodat hij misschien nog aannemelijk kon maken hem gemist te hebben. Een paar honderd meter verder zakte dit optimisme ineen. Een bewegend stipje voor hun op de weg. Hij pakte de kijker en zag een hardlopende soldaat hun richting uit draven. Eerst ontstond teleurstelling, dan weer bijna paniek. "Omdraaien, weg wezen!" "Vlug naar die zijweg." Bijna gaf hij toe aan de reacties, zijn hersenen draaiden op volle toeren. "Uitstappen," zei hij toen. De kinderen sliepen gelukkig nog steeds. Snel vouwde hij de kaart open op de motorkap en ze bogen zich, op zijn aanwijzing, zorgelijk over het plat getekende landschap, met elkaar discussiërend en ze gebaarden naar de werkelijkheid om hen heen. Het moest er toch wel erg op lijken als zouden ze volkomen verdwaald zijn. Zwetend en hijgend kwam de soldaat aan puffen. Alsof hij verwachtte dat hij hen voorbij zou rennen, omdat hij in training was, liep hij hem met de kaart tegemoet, z'n armen ten hemel geheven als een roepende in de woestijn. Hij wilde graag vermijden dat er alweer een wapen op hem werd gericht, zeker nu hij vermoedde dat zijn vingers wel zouden trillen na al dat geren. Hij probeerde niet te letten op de communicatieapparatuur, hoopte dat hij zijn vingers verschrikkelijk brandde als hij er maar naar durfde te wijzen, misschien was dat ding alleen voor de show. Maar hij trapte in 'zijn' show en begon omslachtig uit te leggen dat we onmiddellijk terug moesten, ze waren in ZWAAR verboden gebied, er lagen mijnen op deze weg. Mislukt, alweer mislukt. Zwijgend, maar nog steeds in staat om iets nieuws te bedenken, keerde hij de auto en reed terug naar
283
de camping. IN
HET VLIEGTUIG ZITTEN VIJF PERSONEN, EEN MAN, TWEE VROUWEN EN TWEE KINDEREN.
GEEN PILOOT,
GEEN STEWARDESS,
NIEMAND VERDER.
HET
VLIEGTUIG
IS
ER
IS
BEZIG MET EEN
NOODLANDING MAAR HET GAAT MIS.
EEN WIEL VLIEGT VAN HET GESTEL EN ALS EEN FILM DIE STEEDS LANGZAMER
ROLT OVER DE BAAN,
DAAR GAAT EEN TWEEDE WIEL.
WORDT AFGEDRAAID
VERTRAAGT HET BEELD ZICH.
VLEUGELS BREKEN EEN VOOR EEN AF EN BUITELEN DE KANT IN.
NOG
DE
LANGZAMER ZIJN DE BEELDEN.
STUKKEN
VAN DE ROMP VLIEGEN ALLE KANTEN OP, ALLES
WORDT UITEEN GERETEN TOT SLECHTS VIJF MENSEN STUITEREND OVER DE LANDINGSBAAN ROLLEN.
HET GEBEUREN IS NU
VERTRAAGD TOT EEN ZEER LANGZAAM BEELD VOOR BEELD AFDRAAIEN.
TWEE
VROUWEN EN TWEE KINDEREN PROBEREN ZICH AAN ELKAAR VAST TE GRIJPEN, MAAR WORDEN STUKJE VOOR STUKJE UIT ELKAAR GESCHEURD.
DAN
STAAT HET BEELD STIL.
ER
DELEN
VAN LICHAMEN VLIEGEN ALLE KANTEN OP.
IS SLECHTS EEN WUIVEND MAÏSVELD IN DE VROEGE OCHTEND.
OPKOMENDE ZON KLEURT HET VELD DIEPROOD.
WILD
DE
ZOEKEND BAANT IEMAND ZICH EEN WEG
TUSSEN DE SCHERPE STENGELS, DE DAUWDRUPPELS DIE AAN DE BLADEREN HANGEN MAKEN HEM KLETSNAT.
DAN
ONTDEKT HIJ TOT ZIJN ONTZETTING DAT HET BLOEDDRUPPELS ZIJN.
ROOD VAN HET BLOED.
HET
VELD IS
KRAAIEN CIRKELEN BOVEN ZIJN HOOFD.
Badend in lichaamsvocht werd hij wakker en lag naar het tentdak te kijken, hoorde de rustige ademhaling van de andere vier. Deze nachtmerrie is wel de meest heftige die hij tot nu toe had gehad bij zijn weten. Meestal herinnerde hij zich zijn dromen niet meer of hoogstens wat flarden, maar als het wel zo was had het altijd een betekenis gehad. Het bleef in zijn kop rondcirkelen en na een half uur wist hij dat hij niet meer zou kunnen slapen en begon te denken. Er moest een andere manier zijn, die grenspost tussen Roemenië en Hongarije, daar moest wat mee te doen zijn. Hij wist ook wat, het lag vlak voor in zijn bewustzijn, maar het wilde niet verder komen. Uren lag hij, steeds weer vastlopend op hetzelfde, de ontbrekende stempels, in de warme slaapzak. IK VOELDE EEN IJSKOUDE WIND, ALSOF DE TENT EN DE SLAAPZAK VERDWENEN WAREN EN IK NAAKT IN DE SNEEUW LAG. IK RILDE. TOEN TROF EEN HAMERSLAG ME VOL IN DE HERSENEN. DAT WAS HET! SNEL OVERDACHT IK HET NOG EENS, WAS IK NIET IETS VERGETEN, ZAG IK NIETS OVER HET HOOFD? NOG EEN KEER LIEP IK HET DOOR EN NOG EEN KEER. TOEN LIET IK HEM HET IDEE BEWUST WORDEN.
"Ik heb het!!!" Hannah en Ingrid zaten geschrokken recht overeind, de kinderen bewogen onrustig in hun slaap. "Ik heb het gevonden," zei hij nog een keer, maar nu wat decibels minder. "Ik rijd naar Belgrado. Daar ga ik naar de Roemeense en Hongaarse ambassade. Ik doe net of jullie aangekomen zijn via Belgrado en met mij door deze landen willen reizen en vraag visa. Doordat ik uit Roemenië ben gereisd weet ik hoe het uitreis stempel eruit ziet en dat is dan het enige wat we hoeven na te maken met een andere datum uiteraard. Het luistert ook niet zo nauw, omdat het erg onwaarschijnlijk is dat de Hongaarse douane, waar we de passen voor het eerst hoeven te tonen, zal letten op de precisie van de stempels van het land daarvoor. Verder halen we dezelfde truc uit als we van plan waren." 284
Hijgend door de snelle woordenstroom wachtte hij een moment om de volle betekenis van zijn verhaal tot de slaperige vrouwen te laten doordringen. Dan, gejaagd alsof hij direct op pad moest, kwamen de ideeën en instructies. Wat hij mee moest nemen, waar hij aan moest denken, inkt in de kleuren van de stempels, tekenpen, vloeipapier. De rest van de nacht sliepen ze niet meer. Toen het licht werd reed hij naar Joegoslavië. "De ambassadeur is niet aanwezig, er kunnen dus geen visa afgegeven worden," zei de vrouw die de deur van de Roemeense ambassade voor hem open gedaan had, "maar het is geen enkel probleem, u kan uw visum ook bij de grens krijgen." Nee, dat kan niet. "Ik heb het liever van te voren geregeld, ik kom over een paar dagen wel terug." Toch weer een onvoorziene tegenslag en in zichzelf vloekend ging hij naar de ambassade van Hongarije. Het was druk en toen hij eindelijk aan de beurt was en de drie paspoorten aan de man achter het loket overhandigde zei die; "Dat gaat niet, visa moeten persoonlijk worden aangevraagd." Er gierde een wervelwind door hem heen. Nee, niet alles kon fout lopen. Snel, een verklaring! "Mijn vriendinnen zijn inkopen aan het doen en de stad aan het bezichtigen." "Dan moet u ze gaan zoeken en ze dit in laten vullen." Hij overhandigde hem drie formulieren met de mededeling; "Wel opschieten als u ze vandaag nog wil hebben, over twee uur sluiten we." Buiten in de zon vulde hij de formulieren in, zoveel mogelijk in verschillende handschriften, beantwoordde onzinnige vragen als 'meisjesnaam van de moeder' en maakte de handtekeningen uit de paspoorten na. Ruim op tijd stond hij weer in de rij. Hij was bewust voor een ander loket gaan staan en deze keer nam de man de paspoorten en formulieren zonder verder iets te vragen mee naar een bureau en begon de bladzijde vullende stempels te plaatsen. Hij moest het verplicht te besteden bedrag per dag betalen en kreeg daarvoor wat velletjes papier die hij bij een bank in Hongarije kon inwisselen voor geld. Hoewel hij dat voor deze visa niet nodig had kocht hij alvast verschillende kleuren inkt, in de hoop dat de goede kleuren te mengen waren en de andere spullen en begon aan de honderdzevenenvijftig kilometer lange tocht terug naar Timisoara.
285
Bij de grens kocht hij, in het daarvoor bestemde hokje, een zegel die in zijn pas werd geplakt, er werd daar overheen wederom een pagina grote stempel geplaatst en hij kon doorrijden. Op de camping aangekomen probeerde hij zijn stem zo optimistisch mogelijk te laten klinken en te vertellen dat hij over en paar dagen weer naar Belgrado terug zou moeten, maar dat het dan wel geregeld zou zijn. Ze waren blij omdat het ene visum al gelukt was. "Nee, de ambassadeur is nog niet terug," zei dezelfde vrouw. "Kunt u zeggen wanneer hij weer aanwezig zal zijn?" "Nee, hij had al terug moeten zijn, maar er zal wel iets belangrijks zijn. Hij heeft laten weten dat het minstens nog een week en misschien nog langer duurt. Maar zoals ik u al zei is het geen enkel probleem om aan de grens uw visum te krijgen." Dat is verdomme wel een probleem, mens. Hij merkte dat zijn vasthoudendheid achterdocht begon op te wekken en haar netjes bedankend voor de moeite liep hij met lood in zijn schoenen terug naar de auto. Wat nu? Alles verloren? Ze konden niet wekenlang wachten, dan zouden de vrouwen en kinderen als vermist worden opgegeven en het zou niet moeilijk zijn het spoor te volgen. Met bezwaard hart om dit treurige nieuws te moeten vertellen reed hij langzaam weer naar Roemenië zich suf piekerend om een oplossing te vinden. Honderden meters voor de grens stond hij opeens in een file. Het was heel erg druk en de douane had er zin in. In controleren dan. Overal waren mensen uitgestapt en zaten in de zon, zo langzaam ging het. 'ALS JE NOU EENS...'
Nee, dat gaat niet, ze zullen het door hebben. De rij stond nog steeds stil. 'MAAR ALS JE NIET WAAGT WIN JE NIET.'
Toen stapte hij met drie paspoorten uit de auto en slenterde naar het bekende hokje. "Ik moet hier drie visa zegels kopen, volgens die mensen daar," zei hij vaag met zijn duim over zijn schouder wijzend en liet de man de passen zien. De man achter het minuscule loket scheurde drie zegels uit een boekje en nam het verschuldigd bedrag in ontvangst en hij slenterde weer onverschillig terug. Toen hij achter het stuurwiel zat sloot hij zijn ogen en een diepe zucht waaide tegen de voorruit. Dat was stap één. Snel verborg hij de twee paspoorten met de zegels. Ver voor hem waren ze klaar met de auto die aan een grondig onderzoek was onderworpen en de file schoof naar voren. Wat sneller nu, nee, heel snel. Ze lieten een enorme hoeveelheid auto's door na een vluchtige blik in de paspoorten, hij had erg 286
veel geluk gehad. Blijkbaar was hij voorlopig ook de laatste die de grens over wilde. Achter hem stond nog steeds niemand. Dat deed de man in het hokje bedenken dat hij wel even een sigaret kon roken op het bankje in de zon. Zijn nekharen gingen overeind staan, zijn hart ging wild tekeer. Hij ziet het, hij ziet dat ik alleen ben in de auto, ik ben erbij. Het dreunde constant door hem heen. Hij zakte een beetje onderuit om zich te verbergen, trok zijn jasje uit, deed zijn hemd anders, stopte het lange haar achter zijn oren. Zijn auto stond nu vlak naast de man, hij transpireerde hevig. Nu! Nu ziet hij het, laat hij het alsjeblieft niet door hebben. De man keek naar de auto, keek naar binnen ... "Paspoort alstublieft!" Hij schrok zich rot toen de stem aan de andere kant door het geopende raam klonk en met trillende vingers overhandigde hij het gevraagde. De douane bladerde het door. "Waarom gaat u elke keer heen en weer?" Die vraag zou onontkoombaar een keer komen. Daar had hij zich op voorbereid. "Vrienden van me zouden aankomen op het vliegveld van Belgrado, maar ook deze keer waren ze er weer niet. Mijn spullen staan op een camping in Timisoara. Nu ga ik maar alleen op reis door Roemenië." Hij nam de pas en de zegel mee naar binnen en verscheen een paar minuten later weer. "In orde, doorrijden." De triomf uitte zich een ogenblik later, toen hij buiten gehoor een woeste kreet slaakte. Het was gelukt! Nu zou het verder goed gaan. Gebogen zaten ze over de drie reisdocumenten bij het licht van een paar kaarsen als volleerde vervalsers stempels na te maken. Ingrid had de meest vaste hand en een vel papier werd vol gekrabbeld met probeersels. Eindelijk was ze tevreden en met zijn pas als voorbeeld verschenen de visa lijn voor lijn, kronkel voor kronkel, letter voor letter. Ze moest nu het hele stempel natekenen en ook nog twee keer, maar met veel geduld, vloeken en steunen lukte het, compleet met in- en uitreis stempel. Uren later besloten ze, redelijk tevreden even te gaan slapen, de volgende dag het haar van Hannah te laten blonderen en de sprong te wagen. In het daglicht van de volgende ochtend zagen ze tot hun schrik dat de kleur van de inkt anders was opgedroogd dan het origineel. Daar hadden ze niet aan gedacht, bij het kaarslicht had het perfect geleken. Dan maar de grens over als het in de avond begon te schemeren, het moest nu lukken.
287
De waterstofperoxide vrat de hoofdhuid van Hannah dusdanig aan dat ze de hele verdere dag pijn had en huilde om het verziekte haar. Ruim voor ze de grens bereikten stopten ze. Het was nog te vroeg, te licht. Hannah gaf de kinderen de slaaptabletten en we speelden wat met ze. Een tijdje later begonnen ze te wankelen. Ze stonden op, zakten door hun knieën, probeerden weer op te staan, maar hun benen droegen niets meer. Bang dat ze zichzelf zouden bezeren, werden ze achterin de auto gelegd. De zon ging onder, vol spanning gingen ze op weg. Een paar uur later passeerden ze de grens van Roemenië en konden zelfs zonder aangehouden te worden door rijden. Nu ging het gebeuren. Alles was voorbereid, ze hadden de westerse kleren al aan. De persoonsverwisseling was een kwestie van minuten en hij hoefde nauwelijks vaart te minderen om het te laten plaatsvinden. In het flauwe licht van het grenskantoor reikte hij de drie Nederlandse paspoorten door het neer gedraaide autoraam over aan de douanebeambte. Die bladerde ze even door en ... ging er mee naar binnen! Door de hoge ramen van het kantoor zag hij een enorme batterij tl-lampen waarmee een gemiddeld dorp ruim verlicht zou kunnen worden. Ingrid's dochtertje werd wakker en bleef wakker. Hij stapte uit de auto, hield het niet meer uit. De rillingen liepen over zijn rug, wat duurde het lang. Hij keek naar de deur en verwachtte steeds een paar soldaten naar buiten te zien komen, probeerde door de hoge ramen naar binnen te kijken. Wat gebeurde daar? Wist hij maar wat ze aan het doen waren!! De deur ging open en de man kwam, op z'n gemak een sigaret rokend, met de passen naar hen toe en gaf ze hem. Tienduizend kilo viel van hem af. Zoals de meeste Hongaren, gek op kinderen, boog hij zich naar het open raam en gaf Sabine een aai over haar bol. Geïmponeerd door de vreemde aandacht staarde ze naar hem maar herinnerde zich misschien het eerder beloofde ijs en hield haar lippen stijf op elkaar. Misschien was ze ook wel gewoon suf van de pillen. Wel keek ze wat verbaasd toen hij aan Ingrid vroeg; "Dein kind?" Heeft hij de paspoorten niet gezien? Probeert hij ons er in te laten lopen? "Nee, van mij," antwoordde Hannah snel. Toen stak hij zijn hand op. "Gute reise." "Danke," mompelden ze terug en probeerden rustig te blijven en er niet met honderd kilometer per uur vandoor te racen. "Dat was een snelle reactie van jullie op die vraag," zei hij. "De hele reis ben ik al aan het oefenen. 'Het zijn mijn kinderen, ik heb twee zoontjes'," zei Hannah. 288
Midden in de nacht, op de camping in Boedapest, flipte Sabine volkomen op het slaapmiddel. Ze zag een stad en straten in de figuren op haar slaapzak, spinnen in de hoek van de tent, buitelde schaterlachend naast haar matrasje en toen ze zich toch wel zorgen begonnen te maken of ze er wel weer uit terug zou komen viel ze in een diepe slaap. "Dit bent u niet," zei de vrouw achter de balie van de bank waar ze de bonnen probeerden in te wisselen voor geld. "Hoezo? Natuurlijk ben ik dat," trachtte Hannah zo verontwaardigd mogelijk te zeggen. De vrouw ging met de pas en de bonnen naar een man achter een groot bureau. "Vlug naar buiten jullie en als ik binnen een paar minuten niet kom gaan jullie er vandoor," fluisterde Hannah ons toe. "We laten je niet alleen," protesteerde hij. "Kom, doe wat ik zeg, zorg dat de kinderen wegkomen, ik zeg wel dat ik die pas gestolen heb." Toen ze naar buiten liepen zag hij de vrouw met de man, de pas in zijn hand, naar haar toelopen. "Godverdomme, dat klote geld. We hadden dit risico niet moeten nemen, de bonnen gewoon weg moeten pletteren. Als ze gepakt wordt vergeef ik me dat nooit." "Je weet dat we dat geld nodig hadden om verder te kunnen, we hebben bijna niet eens meer genoeg voor benzine," zegt Ingrid, "we konden niet verwachten dat die trut moeilijkheden zou gaan maken." "Komt mamma ook zo," vroeg Barry en pakte zijn hand. Ook de kinderen voelden de spanning en keken angstig. "Ja hoor." De minuten verstreken, moesten ze wachten? Hoe lang? "Wat zullen we doen?" zei Ingrid. "Nog heel even." Toen kwam ze de bank uitlopen, triomfantelijk zwaaiend met de pas en een stapeltje bankbiljetten. "Uiteindelijk geloofden ze me. De meeste moeilijkheden maakten ze omdat ik getekend had met de handtekening uit het paspoort terwijl het hier de gewoonte is om met je volledige naam te onderschrijven. Toen ik dat deed bleven ze me nog wel even vreemd en hoofdschuddend vergelijkend met de foto aankijken, maar het was in orde. Weg hier nu." "Nee, we gaan eerst lekker uit eten met de beloofde reuzenijs toe en vanavond zijn we in Oostenrijk.
289
De spanning was weg en de kinderen juichten. Weer waren vier knuffels zijn beloning. Ze reden Hongarije uit. Het was zo enorm druk dat een ambtenaar alle auto's langs ging met de mededeling dat de kofferbak opengemaakt diende te worden en na een vluchtige blik liep hij door. Een ander kwam langs met een kistje voor zijn buik en stempelde zonder verder de passen te bekijken het uitreisvisum erin. Bij de Oostenrijkse grens werden ze niet eens tegen gehouden en hij reed in een ruk door naar München. "Morgen vlieg ik met Sabine naar West-Berlijn," zei Ingrid. Hij had zich steeds afgevraagd wat ze daar ging doen in bijna net zo'n opgesloten situatie met uitzicht op de andere zijde van de muur. "Jij gaat met John mee?" vroeg ze Hannah. "Ik weet het niet." Hij hield zich angstvallig buiten dit gesprek. Hij wilde wel graag dat ze meeging, hield nog steeds van haar, maar hij had onderweg alles verteld over Maria. Trouwens sinds ze elkaar voor het laatst gezien hadden was er iets veranderd, logisch. Er was wel een diepe vriendschap ontstaan door alles, maar hij vroeg zich af of er nog wel de verliefdheid was zoals in het begin. Zij moest maar beslissen. "Doe niet zo stom, ga maar mee naar Holland, dan zie ik je binnenkort daar," zei Ingrid en het leek erop of zij het voor hen aan het uitmaken was. De volgende dag reden ze naar Bonn met als doel de Nederlandse ambassade. "Ik kan u niet helpen," zei de vrouw. "Vluchtelingen uit andere Oostblok landen kunnen het Nederlandse staatsburgerschap aanvragen, maar OostDuitsers worden gezien als Duitse staatsburgers. U moet naar het opvangkamp in Giessen. Pas als men u daar voorzien heeft van papieren kunt u naar Nederland reizen." "Shit, ik moet wel terug naar mijn werk. Dit duurt allemaal te lang," foeterde hij. Toen zijn 'normale' vakantietijd er bijna opzat had hij gebeld dat hij iets raars aan zijn enkel had waardoor hij die, volgens het ziekenhuis, niet mocht bewegen. De gezondheidszorg was gratis in het Oostblok, dus was niet te bewijzen dat er geen behandeling had plaats gevonden, maar het kon natuurlijk niet eeuwig duren. "Je kan ook terug gaan, dan pak ik de trein naar Giessen wel." "Ik laat jullie nu niet meer in de steek, ik zie wel hoe het afloopt." Gelaten de onheilsboodschap aanvaardend reden ze half Duitsland weer terug en in het kamp kregen Hannah en Barry een kamertje toegewezen. Toen begon de lange weg langs formulieren invullen, medische controles 290
en verhoren. Na een week kwam het laatste verhoor. Dat verhaal hadden ze al klaar, behalve ... "Hoe bent u naar het Westen gekomen?" "Met mijn zoontje de grens met Oostenrijk over gelopen. Daar heeft mijn vriend ons opgewacht." "Dat kan niet, die grens wordt zwaar bewaakt. Waar was het?" "We hebben het toch gedaan, de plaats weet ik niet meer, het was donker." "Hoe laat was het?" "In de nacht, na middernacht denk ik." "U kunt gaan, wilt u uw vriend even vragen binnen te komen?" "Het is klaar," zei ze tegen hem, "ik krijg een voorlopige verblijfsvergunning. Ze willen dat jij nog even komt." Hij ging naar binnen en zag aan een tafel vol dossiers en papieren twee figuren in uniform. Zijn diensttijd had hem geleerd dat dit een Amerikaanse en een Engelse officier waren. "Dag meneer, gaat u zitten. We hoorden van uw vriendin dat u haar hebt opgewacht in Oostenrijk. Hoe wist u zo precies de plek?" "Die wist ik niet. Ik ben heen en weer gereden op de autobahn aan de andere kant van de grens waar ik ze eruit had gezet, tot ik ze zag." "Op een autobahn kan je niet heen en weer rijden." Hij kreeg het voor hem bekende kriebelgevoel, er klopte hier iets niet, ze zaten daar niet om te helpen maar om je erin te luizen. Oppassen en nadenken. "Natuurlijk kan dat, er zijn uit- en opritten." "Hoe laat was het toen u haar zag?" Shit, we hebben niet afgesproken wat de tijd zou zijn geweest, en ik heb gelijk. Ik zie aan hun ogen dat ze me proberen te vangen. Zou Hannah een tijd hebben moeten noemen? Waarschijnlijk wel. Help me Hannah, wat heb je gezegd? Hij keek naar de papieren, de aantekeningen op de tafel, daar ergens moest het staan. "Ik heb daar door alle spanning niet zo op gelet, ergens tussen een uur of een en twee in de nacht denk ik." "Dank u, u kunt gaan." Hij wist dat zijn antwoord juist was geweest. Ze reden naar Keulen waar een oom woonde en zich bereid had verklaard Hannah op zijn adres in te laten schrijven zodat ze zich als werkzoekend kon melden. Met de verzekering dat het binnen een paar weken geregeld zou zijn besloten ze daar niet op te wachten. Na zoveel illegale grens overtredingen kon die ene er ook wel bij.
291
Alle voor hem rijdende auto's werden door gewuifd. Maar het zou niet waar zijn, hij moest langs de kant en de Nederlandse douanebeambte wierp een blik in zijn paspoort. "Gaat u even mee meneer?" Zochten ze hen, hadden ze het doorgegeven? Stonden ze genoteerd? Goed, sluit me maar op. Ik ben het zo zat dat hele gedoe, ik kan er niet meer tegen. Alles van de afgelopen maanden gaat me opbreken, ik sta op het punt van een inzinking. Gedwee volgde hij hem naar het gebouwtje. "Gaat u zitten. U reist heel wat af in het Oostblok." "Ja, mag dat dan niet, een tijdje terug hebben jullie trouwens ook al mijn hele paspoort gekopieerd." Zijn opstandigheid laaide weer op toen hij zag dat hij op een formulier alle data van de visa ging noteren. "Dat is zeker voor het bureau statistieken?" vroeg hij smalend. Hij ging na hem even onderzoekend aangekeken te hebben door met noteren en pakte het paspoort van Hannah/Jane. Nu vond hij het niet erg bureaucraten aan het werk te houden, maar in dit volle licht zag hij zo meteen het verschil, zijn pas lag nog opengeslagen bij het visum van Roemenië. Langzaam liet hij zijn hand over het bureau glijden, pakte zijn pas en stopte die in zijn zak. De beambte schonk er geen aandacht aan, hoewel hij zijn angstzweet toch moest ruiken, maar was druk doende de gegevens op te schrijven. Toen hij daarmee klaar was zei hij dat ze konden gaan. Een paar weken later kregen ze bericht van zijn oom dat de papieren in Duitsland klaar lagen, wat betekende dat Hannah wat meer bewegingsvrijheid had en het hem onthief van het strafbare feit dat hij twee illegale vluchtelingen verborg. In de Duitse pers verscheen een artikel dat Giessen een grote corrupte zooi was, waar geheime diensten mensen uithoorden om dit door te geven aan het Oostblok, zodat vluchtwegen afgesloten konden worden. Het werd tot op de bodem uitgezocht en er rolden koppen.
11481 Daar waar de trap vanuit de keuken naar de zolder voerde was een kleine hoek waar hij een slaapkamertje voor Barry had ingericht en op een ochtend werd hij vroeg wakker door het gevoel dat er iets niet in orde was. Hij stond op en zag dat Barry niet meer in zijn bed lag. Ook beneden was het leeg en in de tuin was niemand te zien. Hij maakte Hannah wakker en net voor ze echt in paniek raakten kwam een boer, die een behoorlijk eind weg woonde, met hem aanlopen. Die ver292
telde dat Barry door het weiland was gekomen en gezellig was gaan zitten om een praatje te maken. Zijn vrouw vond het ook wel leuk en had hem een kopje thee gegeven. Ze hadden gevraagd waar hij woonde en zo bracht hij hem dus weer thuis. De ongerustheid ebde weg en eigenlijk was hij wel trots op zo'n ondernemende 'zoon'. Hij drukte hem echter op het hart nooit meer zoiets te doen zonder te zeggen waar hij heen ging.
11561-12419
Hannah en hij trouwden, omdat de overheid ging zeuren over het 'toeristisch' verblijf van langer dan drie maanden. Even daarvoor stond er ineens iemand van de vreemdelingenpolitie voor de deur die vond dat dit zo niet langer kon. Het alternatief was dat ze elke drie maanden terug moest naar Duitsland, maar dat zagen ze uiteraard ook niet zitten. Ze woonden nu al meer dan een jaar bij elkaar, maar blijkbaar was het nog niet opgevallen hoewel Barry al naar school ging. Niet lang daarna verhuisden ze naar Rotterdam omdat het dorp te beperkt was voor Hannah en zij heel graag nog een kind wilde. Hij had inmiddels zijn bezwaren opzij gezet, er was immers al een kind, dus een tweede kon er ook wel bij, maar dat kleine huisje zou daar niet geschikt voor zijn. Hij had er weinig moeite mee ondanks de spijt dit mooie plekje te moeten verlaten. Teveel van zijn emoties hingen in het huisje rond en ze kochten een pand van vier verdiepingen samen met Frans en Liesbeth, die inmiddels ook een kind hadden. Het waren eigenlijk twee woningen, maar de deur en trap naar de bovenverdiepingen werden gebruikt voor opslag van fietsen en halverwege werd een doorgang gemaakt om van de ene in de andere woning te komen. De keuken op de begane grond werd bestemd om te koken en de woonkamer werd algemene leefruimte. De kamers op de eerste verdieping werden privé ruimten voor Frans en Liesbeth en de tweede was voor Hannah en hem. De verdieping daarboven, waar al een grote badkamer was, werd weer voor algemeen gebruik om de wasmachine en dergelijke te herbergen. Hannah was vrij snel in verwachting nadat ze met de pil was gestopt en zo werd op dag 11751 van zijn leven Xander geboren.
12420
Op de dag dat zijn vijfendertigste levensjaar inging had hij een vreemd gevoel. Twee dagen geleden was het volle maan geweest, maar of dat er wat mee te maken had betwijfelde hij, hoewel hij op momenten dat het richting nieuwe maan ging altijd een zeer sterk eb gevoel had alsof zijn hele wezen in zijn grote teen logeerde en voorlopig niet van plan was weer naar boven 293
te vertrekken, terwijl dat toch echt ging gebeuren over een week of twee. Een slepende neerslachtigheid van 'moet dat nou, vooruit dan maar', dezelfde ervaring als na een nacht doorzakken, wat hij bijna nooit deed want nachten waren volgens hem wel nuttiger te besteden dan het streven naar een zo groot mogelijke kater. Ook het lurken aan een blow was al tijden geleden, hij werd daar trouwens juist lichtvoetig van, want sinds hij in Rotterdam woonde en dus zijn zelfvoorzienende wietplantage in de tuin van het dijkhuisje moest missen was het verbruik minimaal. De marktprijs voor zo'n plastic zakje met een paar samengeperste bloemetjes had hij altijd absurd gevonden en tenslotte was hij nu alweer een tijdje een netjes gehuwde vader van twee kinderen en eigenaar van een auto, een even absurd groot pand, waarvan een van de verdiepingen weliswaar door een ander gezin werden bewoond je moest tenslotte de schijn van een woongroep hoog houden-, maar toch. Natuurlijk was de aflossing op de hypotheek net zo absurd hoog, maar gelukkig was zijn klim op de economische ladder gestadig een stapje hoger gegaan ondanks de vele keren dat hij afwezig was geweest omdat hij vond dat zijn sociaal maatschappelijke plicht op een ander gebied lag dan het zeker stellen van voeding in de vorm van elektriciteit zodat de koelkasten van het broodenspelenvolk bleven zorgen voor een koud biertje bij de tv. Dus was hij inmiddels elektrotechnisch hoofdopzichter en zat op een van de belangrijkste posten van het Gemeente Energie Bedrijf, namelijk daar waar alle navelstrengen van de stroomvoorziening samenvloeiden en geregeld werden. Ook zijn politieke carrière was een niet te stuiten opmars aan het doormaken en in dit web beklede hij de functie van secretaris van de PSP 1 afdeling Rotterdam. Nee, meer het gevoel alsof hij ergens een verkeerd pad was ingeslagen en dat had wel weer met al deze ontwikkelingen te maken. Het gevoel dat hij aan alle kanten vast zat. Het gevoel tegennatuurlijk bezig te zijn omdat hij niet anders kon dan de ladder te blijven beklimmen om zijn verplichtingen te kunnen nakomen. Daarvoor zat hij wel beurtelings zeven dag-, avond- en nachtdiensten in een bunker van het GEB opgesloten, terrorisme bestendig met een luikje in de stalen deur om te kijken wie er binnen wilde, stond hij om zeven uur in de morgen op weg naar huis voor een stoplicht met een misselijkmakende buik- en hoofdpijn te wachten tot het op groen sprong en hij zijn bed in mocht in de wetenschap dat tegennatuurlijk leven een vroegtijdige dood veroorzaakte of op zijn minst een enge ziekte. Kortom, vaak vond hij dat hij 1
Pacifistisch Socialistische Partij, later samen gegaan met de Politieke Partij Radicalen (PPR), de Evangelische Volkspartij (EVP) en de Communistische Partij Nederland (CPN) in Groen Links.
294
een absurd leven leidde. Toch negeerde hij de signalen omdat hij op dat moment geen uitweg zag terwijl ik wist dat hij dit jaar weer een van de weinige kansen had om het roer om te gooien. Hoe langer hij wachtte des te groter zou de crisis zijn. Ik kon echter niet tot hem doordringen, hij luisterde niet en zou een paar jaar doof blijven.
12593
"Hallo John, dat is lang geleden. Mag ik binnen komen?" Voor de deur stond een berugzakte jonge man met lichtbruin krulhaar tot over zijn schouders en heldere blauwe ogen. Een schok doorkliefde zijn lijf, Bernt! Ze hadden al die tijd weinig contact gehad, een kaartje uit verre streken, een briefje, elke keer elkaar uitnodigend voor een bezoek. Nu het moment daar was wist hij niet goed te reageren, deed een stap opzij en liet hem bin nen. Eerst aten ze beneden in de gemeenschappelijk kamer, hij stelde Bernt voor aan de anderen, pakte een bord en schepte op voor hem. Na het eten werd Xander naar bed gebracht en gingen Hannah en Barry beneden tv kijken, hij verdween met Bernt naar boven. Ze hadden heel wat bij te praten. Bernt diepte een zo pijnlijke herinneringen oproepende fles wijn uit zijn rugzak op. Ze wisselden verhalen uit over reizen, zijn Oostblok avontuur, alles wat wederzijds gebeurd was. Wat veel in die paar jaren. Toen waren ze beiden even stil en wisten dat het niet te vermijden was. Maria, vriendin en reisgenote van Bernt en zijn alles overheersende verliefdheid, lang geleden. Bernt zei dat hij af en toe nog wel contact had met haar als hij in Zweden was. "Als je zoiets contact kan noemen tenminste, we treffen elkaar soms en hebben elkaar niet veel meer te vertellen. Ze leeft een totaal ander leven, is Maria niet meer. Ze noemt zich nu Marianne. Vrij snel na 'Holland' is ze getrouwd met een weduwnaar die zelf al een paar kinderen had. Hij woonde in een enorm huis, een kasteel bijna met een hoeveelheid kamers waar een complete leefgemeenschap een riante ruimte zou hebben. Ze heeft zeven maanden later zelf ook een kind gekregen, een dochter." Hij keek hem afwachtend aan, maar dat hoefde niet. Het knalde in hem. Haar vragen over abortus en kinderen, haar huilen, haar woede toen ze wegging, omdat alles verkeerd begrepen werd. Haar onterechte haat omdat hij beloofd had een paar mensen uit Oost-Duitsland te smokkelen. Haar kreet 'Je gaat naar je Duitse hoer!' Haar gebonk tegen de balken van de zolder toen hij, na een nachtdienst lag te slapen, haar vuisten tot bloedens toe 295
beschadigend omdat ze dacht dat hij koos voor zijn verliefdheid op Hannah. Hij had het allemaal ergens diep in zich geweten en er niets mee gedaan. "Kan het van mij geweest zijn?" stamelde hij. Wat een gelul, wat een stompzinnige vraag, waarom wilde hij dat van hem horen als hij het al wist! Bernt haalde zijn schouders op. "Als je een beetje kan rekenen." Lange tijd was hij stil. Tranen welden op vanuit zijn buik, spetterden in het half lege wijnglas. "Waarom verdomme, waarom heeft ze toen niets gezegd, waarom heb ik het niet door gehad, waarom... Ik hield meer van haar dan van Hannah en weet zeker dat ik voor haar gekozen had als ik terug was." "Hé, kom op. Dat is verleden tijd. Naar wat ik er van begrijp heeft ze alles volkomen geaccepteerd en is geloof ik tevreden met het leven wat ze leidt. Ze heeft haar man laten geloven dat 'zijn' dochter te vroeg was geboren." "Voor mij is het geen verleden tijd, Bernt. Ik vraag me nog steeds af waarom ze toen zomaar verdween. Ik heb van een vrolijke, vrijgevochten meid die als een hippie door de wereld trok een burgertrut gemaakt, ik had haar moeten laten wie ze was!" riep hij kwaad. "Ach man, hou op jezelf een schuldcomplex aan te praten. Jou is het gelukt wat niemand daarvoor lukte, je had haar ook kapot kunnen laten gaan ja, als je dat bedoelt, ze was er erger aan toe dan je misschien weet. Ze slikte alles wat ze te pakken kon krijgen, ging voor die tijd met jou met iedereen waarbij ze dacht wat te kunnen scoren naar bed. Daarover hadden we ook ruzie. Ik vond dat ze dat met jou niet kon maken. Waarschijnlijk dacht ze dat in het begin ook bij jou te vinden, ze werd echter stapel verliefd op je. Toen we haar opgehaald hadden bij jou en uiteindelijk naar Zweden terug zijn gegaan, heeft het niet veel gescheeld of ze had er een eind aan gemaakt. Haar tegenwoordige man heeft haar tegen gehouden. Ik denk dat ze er echt voor kiest zoals ze nu leeft en dan is het niet aan jou om te oordelen of dat fout is. Ik weet dat ze die periode hier met jou koestert, maar dat ze nu gewoon een ander iemand is die nooit meer zo zou kunnen zijn." Ze dronken samen de fles wijn leeg en hij vroeg Bernt of hij een brief voor Maria wilde meenemen. Jarenlang kwam er geen antwoord.
∞
296