>> F2P PC220 sectoraal pensioenplan voor de bedienden van de voedingsnijverheid werkgeversbrochure
download deze brochure
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 1
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 2
Inhoudstafel 1 2
Inleiding ............................................................................................................................ 5 Waarom een aanvullend pensioen ? .................................................................................. 6 2.1 Waarom een aanvullend pensioen ? ........................................................................... 6 2.2 Waarom een sectoraal aanvullend pensioen ? ............................................................ 6 3 Het sectoraal pensioenstelsel ............................................................................................. 7 3.1 Vanaf wanneer ? ......................................................................................................... 7 3.2 Welke zijn de partijen in het sectorplan ?................................................................... 7 3.2.1 De inrichter .......................................................................................................... 7 3.2.2 De pensioeninstelling .......................................................................................... 7 3.2.3 De solidariteitsinstelling ...................................................................................... 7 3.2.4 De aangeslotenen................................................................................................. 8 3.2.5 De werkgevers ..................................................................................................... 8 3.3 Hoeveel bedraagt de bijdrage ?................................................................................... 8 3.4 Welke voordelen ? ...................................................................................................... 9 3.5 Mogelijkheid om een rente-uitkering te ontvangen ? ............................................... 10 3.6 Wat is de einddatum van het pensioenplan ? ............................................................ 10 3.7 Wie is de begunstigde bij overlijden voor de eindleeftijd ? ..................................... 10 3.8 Wanneer zijn de opgespaarde reserves verworven ? ................................................ 11 3.9 Hoe worden de bijdragen geïnd ? ............................................................................. 11 3.10 Hoe worden de aangeslotenen op de hoogte gehouden van het pensioenplan ? ... 11 3.11 Hoe veilig worden de bijdragen belegd ?.............................................................. 13 3.12 Je werknemer verandert van statuut of functie binnen je onderneming ? ............ 13 3.13 Je werknemer verlaat je onderneming ? ................................................................ 13 3.13.1 Binnen het Paritair Comité 220 ......................................................................... 14 3.13.2 Buiten het Paritair Comité 220 .......................................................................... 14 3.14 Keuzemogelijkheden voor uittreders .................................................................... 14 3.15 Vroeger opgebouwde reserves overdragen ........................................................... 15 3.16 Hoe moet de 80%-regel worden toegepast ? ......................................................... 15 3.17 Wat is er voorzien voor een uitzendkracht ? ......................................................... 15 4 Kan een onderneming zelf het pensioenstelsel organiseren ? ......................................... 17 4.1 Opting out ? Buiten toepassingsgebied ? .................................................................. 17 4.1.1 Opting out ? ....................................................................................................... 17 4.1.2 Buiten toepassing ?............................................................................................ 17 4.2 Principe ..................................................................................................................... 17 4.3 Is er een gelijkwaardig pensioen voor alle bedienden ? ........................................... 18 4.3.1 Pensioenplan voor alle bedienden ..................................................................... 18 4.3.2 Pensioenplan is minstens gelijkwaardig ............................................................ 18 4.4 Welke formaliteiten dienen vervuld te worden ?...................................................... 20 4.5 Nieuwe ondernemingen, fusie, splitsing, overname, wijziging van KBO- of RSZnummer................................................................................................................................ 21 4.6 Andere vragen........................................................................................................... 22 4.6.1 Wat indien de onderneming meerdere zetels heeft ........................................... 22 4.6.2 Wat als het ondernemingsplan bedienden van minder dan 25 jaar uitsluit ? Vanaf welke leeftijd is de aansluiting verplicht ? ........................................................... 22 4.6.3 Wat als het ondernemingsplan alleen bestaat voor bedienden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur ? .................................................................. 22
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 3
5 6
4.6.4 Wat indien één of meerdere bedienden een afstandsverklaring ondertekend hebben voor het bestaande ondernemingsplan ? ............................................................. 22 4.6.5 Mag een ondernemingsplan het eigendomsrecht verdagen tot één jaar ? ........ 22 4.6.6 Welk jaarloon wordt aanvaard als zijnde gelijk met het RSZ-loon ? ................ 23 4.6.7 Het ondernemingsplan voorziet een keuzemogelijkheid voor de werknemer. Kan dit plan buiten het toepassingsgebied vallen ? ......................................................... 23 4.6.8 Het ondernemingsplan voorziet ook andere toezeggingen, zoals een gemengde verzekering. Kan dit plan buiten het toepassingsgebied vallen ? .................................... 23 4.6.9 Wat indien het pensioenplan voorziet in verschillende ‘steps’ gebonden aan leeftijd, anciënniteit, … ? ................................................................................................ 23 4.6.10 Wat indien de verklaring van de werkgever en/of het actuarieel attest na 31 juli 2012 wordt verstuurd aan de sectorale inrichter ?.......................................................... 24 4.6.11 Wat indien de verklaring van de werkgever en/of het actuarieel attest op 31 juli 2012 onvolledig is ? ........................................................................................................ 24 4.6.12 Moet er een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak worden afgesloten ? ...................................................................................................................... 25 4.6.13 Als de werkgever buiten toepassingsgebied is, wat gebeurt er dan met de onderhandelingsmarge van 0,30 %?................................................................................ 25 Cijfervoorbeelden bij wijze van illustratie ...................................................................... 26 Notities ............................................................................................................................ 27
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 4
1 Inleiding Deze brochure is bestemd om u als werkgever een inzicht te geven in het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor uw bedienden . De informatie in deze brochure is een samenvatting en verduidelijking van de collectieve arbeidsovereenkomst en de reglementen. In geval van betwisting zijn de collectieve arbeidsovereenkomst en de reglementen de enige juridische bindende documenten. Naast deze informatiebrochure is er ook een website: www.viafonds.be . Hier kan u alle informatie omtrent het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor bedienden uit de voedingsnijverheid terugvinden : de collectieve arbeidsovereenkomsten, de reglementen, de beheersverslagen, voorbeelden van de jaarlijkse pensioenfiche, aanvraagformulieren, enzovoort.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 5
2 Waarom een aanvullend pensioen ? 2.1 Waarom een aanvullend pensioen ? Het pensioenstelsel in België steunt op drie pijlers : -
Eerste pijler : het wettelijk pensioen bestaande uit : o Een pensioenstelsel voor loontrekkenden o Een pensioenstelsel voor zelfstandigen o Een pensioenstelsel voor ambtenaren
-
Tweede pijler : het vrij aanvullend pensioen, samengesteld door een werkgever , een sector of een onderneming voor een werknemer of een zelfstandig bedrijfsleider in het kader van zijn beroepsactiviteit
-
Derde pijler : de aanvullende pensioenen (pensioensparen en langetermijnsparen) samengesteld op individuele basis volgens het principe van kapitalisatie.
Het wettelijk rustpensioen garandeert elke werknemer een minimaal inkomen op zijn pensioenleeftijd. Het is geplafonneerd en hangt af van de beroepsloopbaan, de verdiende lonen en de gezinssituatie van de betrokkene. In feite valt het inkomen op de pensioenleeftijd vaak aanzienlijk terug in vergelijking met het arbeidsinkomen. Tabel 1 : Gemiddeld maandelijks pensioen, november 2011.
Maandelijks pensioen Mannen Vrouwen
Werknemers
Zelfstandigen
1.120 euro 867 euro
945 euro 625 euro
Bron : Rijksdienst voor Pensioenen, maandelijkse statistieken november 2011.
Gemengde loopbaan 1.099 euro 943 euro
Ook het bedrag van het wettelijk overlevingspensioen, toegekend aan een persoon die zijn werkende of gepensioneerde echtgenoot of echtgenote overleeft, is beperkt . Een aanvullend pensioen is dus een onmisbare aanvulling om de lacunes van de sociale zekerheid te verhelpen en het verlies van de koopkracht te compenseren. Bovendien is, dankzij een gunstige (para)fiscaliteit, een aanvullend pensioen, zowel voor de werkgever als voor de werknemer, voordeliger dan een loonsverhoging.
2.2 Waarom een sectoraal aanvullend pensioen ? De sociale partners van het paritair comité 220 hebben een sectoraal platform georganiseerd voor de ganse sector. De visie hierachter is de “democratisering” van de aanvullende pensioenen, dit wil zeggen dat de sector een minimum aanvullend pensioen aan elke bediende van de sector waarborgt.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 6
Het organiseren van een aanvullend pensioen op sectoraal vlak biedt heel wat voordelen, zoals : - werkt goedkoop door de collectiviteit - heeft lage bedrijfskosten - voorziet aanvullende voordelen in een solidariteitsluik , ongeacht de gezondheidstoestand van de aangeslotene.
3 Het sectoraal pensioenstelsel 3.1 Vanaf wanneer ? De collectieve arbeidsovereenkomst van 16 april 2012 voert het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de voedingsnijverheid in. In uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt het sectoraal pensioenstelsel in werking vanaf 1 januari 2013. De collectieve arbeidsovereenkomst werd voor onbepaalde duur gesloten.
3.2 Welke zijn de partijen in het sectorplan ? Er zijn verschillende partijen bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel betrokken.
3.2.1 De inrichter De inrichter is het Fonds Tweede Pijler PC220. Dit fonds voor bestaanszekerheid is specifiek voor het sectoraal pensioenplan opgericht. Het fonds wordt beheerd door de werkgeversorganisaties en de vakbonden van de sector. Het voorziet voor alle aangeslotenen een pensioen- en solidariteitstoezegging. Dit fonds stort hiervoor de trimestriële werkgeversbijdragen door aan de pensioen- en solidariteitsinstelling. Voor al uw vragen kan u bij dit fonds terecht.
3.2.2 De pensioeninstelling De pensioeninstelling is de uitvoerder van de pensioentoezegging. De sociale partners kozen voor de techniek van de medeverzekering. Dit betekent dat er twee pensioeninstellingen zijn : AG Insurance als leidende verzekeraar (voor 33%) en Integrale als medeverzekeraar (voor 67%). Beide pensioeninstellingen zijn erkend door de NBB (Nationale Bank België) en hebben ervaring in het beheer van sectorale pensioenstelsels.
3.2.3 De solidariteitsinstelling De solidariteitsinstelling is de uitvoerder van de solidariteitstoezegging. De sociale partners kozen voor het Waarborg- en Sociaal Fonds voor Bedienden uit de voedingsnijverheid, een sectoraal fonds voor bestaanszekerheid. De solidariteitstoezegging wordt afzonderlijk beheerd van de andere activiteiten van het sociaal fonds.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 7
3.2.4 De aangeslotenen De aangeslotenen zijn de bedienden : -
die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 220 en die vanaf 1 januari 2013 zijn tewerkgesteld door een werkgever uit de sector die bij het sectorplan is aangesloten ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst (bepaalde duur, onbepaalde duur, deeltijds, voltijds, enzovoort), ongeacht de functie, ongeacht de anciënniteit, ongeacht de leeftijd.
De bediende kan de aansluiting niet weigeren. Wie is er evenwel niet aangesloten : - de leerlingen, studenten en uitzendkrachten (interims) die in de sector werken - de bedienden tewerkgesteld via een arbeidsovereenkomst met een werkgever die vrijgesteld werd van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, met andere woorden die werkgevers die zelf het aanvullend pensioenstelsel organiseren en hiervoor de nodige formaliteiten hebben vervuld (zie verder).
3.2.5 De werkgevers In principe worden alle werkgevers (en zijn bedienden) die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 220, automatisch bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel aangesloten. Een werkgever kan evenwel opteren om niet deel te nemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel op voorwaarde dat hij ten laatste op 1 januari 2013 een eigen stelsel heeft. Dit eigen stelsel moet voldoen aan twee voorwaarden : -
het moet gelden voor alle bedienden van zijn onderneming die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 220; het moet gelijkwaardig zijn aan of beter zijn dan het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
Bovendien moet die werkgever vóór 1 augustus 2012 een aantal formaliteiten vervullen (verklaring van de werkgever en attest(en) van actuaris). Een werkgever die reeds een eigen stelsel heeft, kan uiteraard nog steeds kiezen om bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel aan te sluiten.
3.3 Hoeveel bedraagt de bijdrage ? De werkgever betaalt de bijdragen voor zijn bedienden die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 220. Deze bijdragen zijn een percentage van het loon onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 8
Tabel 2: Bijdragen voor de financiering van het aanvullend pensioen en de bijhorende bijdragen
Periode
A Totale bijdragepercentage,
Vanaf 1ste 0,86 % kwartaal 2013 Vanaf 1ste 0,43 % kwartaal 2014
B Bijdragepercentage voor de pensioentoezegging
C 8,86 % RSZ op pensioentoezegging.
0,76 %
0,07%
D Bijdragepercentage voor de solidariteitstoezegging 0,03 %
0,38 %
0,03%
0,02 %
Het totale bijdragepercentage, alles inbegrepen wordt vermeld onder kolom A. De bijdragepercentages voor de pensioentoezegging zelf (kolom B) en de solidariteitstoezegging (kolom D) omvatten alle administratieve kosten en alle kosten aangerekend door de pensioen- en solidariteitsinstelling, doch niet de sociale zekerheidsbijdragen (8,86%) op de bijdrage voor de pensioentoezegging (kolom C).
3.4 Welke voordelen ? Op einddatum ontvangt de aangesloten werknemer de verworven reserves onder de vorm van een kapitaal. Dit kapitaal wordt gevormd door de oprenting van de werkgeversbijdragen met de gegarandeerde interest (op het ogenblik van de invoering van het sectoraal pensioenstelsel 3,25%), te verhogen met een niet gewaarborgde jaarlijkse winstdeelname. Als de werknemer overlijdt vóór het bereiken van de einddatum, ontvangt de begunstigde deze verworven reserves onder de vorm van een kapitaal. Het kapitaal wordt aangevuld door extra waarborgen voorzien in de solidariteitstoezegging. Deze zijn : -
Een overlijdenskapitaal van 1.250 euro bruto indien de aangesloten werknemer komt te overlijden tijdens de beroepsloopbaan. Indien het overlijden van de aangeslotene voorafgegaan wordt door een vergoede periode wegens ziekte of ongeval, dan dient het overlijden plaats te vinden binnen de vijf jaren na de begindatum van de vergoede periode wegens ziekte of ongeval.
-
Tijdens de periode voorafgaand aan het faillissement van de werkgever, de niet aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestorte bijdrage tot ten hoogste één maand na de faillietverklaring;
-
Een éénmalige premie van 150 euro bij langdurige arbeidsongeschiktheid (ziekte, ongeval van gemeen recht, profylactisch verlof, zwangerschapsverlof, arbeidsongeval of beroepsziekte) , waarvan de duurtijd minstens 200 dagen bedraagt (na de periode van gewaarborgd loon, over een periode van vijf opeenvolgende trimesters);
-
Een bedrag van 0,70 euro per dag economische werkloosheid.
Om u een idee te geven van de bedragen van de prestaties in kwestie, worden er op het einde van de brochure enkele voorbeelden gegeven bij wijze van illustratie.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 9
3.5 Mogelijkheid om een rente-uitkering te ontvangen ? Als de werknemer de uitkering niet ineens wenst te ontvangen, kan hij/zij ervoor opteren om dit kapitaal om te zetten in een levenslange rente. Wanneer de lijfrente lager is dan 500 EUR per jaar, wordt het pensioenkapitaal uitgekeerd en heeft de aangeslotene of de rechthebbende geen optie tot omzetting in lijfrente.
3.6 Wat is de einddatum van het pensioenplan ? De einddatum van de aansluiting bij het pensioenstelsel is de eerste dag van de maand volgend op de 65ste verjaardag van de werknemer . Dit wil zeggen dat de aangeslotene zijn recht op het aanvullend pensioen ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op zijn 65ste verjaardag kan opvragen. De aangeslotene kan de vervroegde uitkering van de pensioenrechten ten vroegste vanaf de leeftijd van 60 jaar bekomen en voor zover hij niet meer in dienst is bij een werkgever waarop het sectoraal sociaal pensioenstelsel van toepassing is.
3.7 Wie is de begunstigde bij overlijden voor de eindleeftijd ? De begunstigde van het kapitaal of de rente bij overlijden is vastgelegd in het pensioenreglement met deze volgorde : -
De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben;
-
Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd indien deze een bloedverwant van de aangeslotene is of indien de wettelijke samenwoning officieel beëindigd werd of indien zulke procedure lopende is;
-
Bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, waarvan de afstamming vaststaat of zijn adoptieve kinderen, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen, voor het gedeelte dat zou toegekomen zijn aan de begunstigde in wiens plaats ze treden;
-
Bij ontstentenis de ouders van de aangeslotene, elk voor de helft. Bij overlijden van één van hen komt het kapitaal toe aan de langstlevende;
-
Bij ontstentenis het financieringsfonds.
De werknemer kan deze volgorde van de begunstigden wijzigen of zelfs iemand anders als begunstigde aanduiden. Dit dient steeds bij aangetekend schrijven aan de inrichter te gebeuren.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 10
3.8 Wanneer zijn de opgespaarde reserves verworven ? De gestorte werkgeversbijdragen zijn verworven voor de aangeslotene indien gedurende minstens 132, niet noodzakelijk opeenvolgende, RSZ dagen bijdragen betaald werden aan het sectoraal pensioenstelsel. Is deze minimale aansluitingstermijn niet voldaan op het ogenblik van de uittreding van de aangeslotene, dan wordt in voorkomend geval het aantal RSZ dagen waarvoor bijdragen betaald werden aan het sectoraal pensioenstelsel voor arbeiders in de voedingsnijverheid meegeteld teneinde na te gaan of de minimale aansluitingstermijn is voldaan.
3.9 Hoe worden de bijdragen geïnd ? De bijdragen worden automatisch geïnd samen met de RSZ-bijdragen via de electronische RSZ-kwartaalaangifte (DmfA) (grafieken 1 en 2, pagina 11). De gegevens van de aangesloten werknemers worden door de RSZ doorgegeven aan de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid (KSZ). De KSZ stelt de nodige gegevens ter beschikking aan de inrichter die deze gegevens vergelijkt met de doorgestorte bijdragen en de juiste bijdrage toewijst aan de juiste aangeslotene. Deze gegevens worden door de inrichter aan de pensioen- en solidariteitsinstelling overgemaakt. Dit sociaal sectoraal pensioenstelsel veroorzaakt dus geen bijkomende administratie voor u als werkgever. U moet namelijk geen extra partij informeren over wie nieuw in dienst komt, wie uit dienst gaat, wat de lonen zijn, enzovoort. Evenmin hebt u als werkgever verplichtingen naar Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (8,86% bijdrage op de pensioenpremies), noch naar Databank Tweede Pijler (DB2P).
3.10 Hoe worden de aangeslotenen op de hoogte gehouden van het pensioenplan ? Elke werknemer ontvangt jaarlijks van de pensioeninstelling een pensioenfiche. Dit is een document met daarop ondermeer een overzicht van de betaalde bijdragen, de verworven reserves van dat moment, de waarde van deze verworven reserves op de einddatum, enzovoort. Daarnaast is er een website : www.viafonds.be . Op deze website kan men alle informatie met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel terugvinden : de collectieve arbeidsovereenkomsten, de reglementen, de beheersverslagen, voorbeelden van de jaarlijkse pensioenfiche, aanvraagformulieren, enzovoort.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 11
Grafiek 1. Financiële stromen : input pensioenen 220 de
Workshop 2 pijler
Financiële stromen : input pensioenen 220 Groene sectoren
F2P 118
F2P 220 1,43%
0,43%
beheerstructuur <2009
KB 69
Gecantonneerd fonds
67%
33%
26 04.2012
12
Grafiek 2. Financiële stromen
Bron : Fevia, 2012
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 12
3.11 Hoe veilig worden de bijdragen belegd ? De bijdragen die de pensioeninstellingen ontvangen, worden op verscheidene manieren beschermd : - wettelijke beschermingsmechanismen eigen aan verzekeringen in België - opsplitsing in twee afgezonderde fondsen : bij AG Insurance en Integrale Het zijn de beide verzekeraars die de premies elk voor hun deel beleggen: 33% bij AG Insurance en 67% bij Integrale. Een verzekeringsmaatschappij is verplicht reserves (dekkingswaarden en solvabiliteitsmarge) aan te leggen en rekening te houden met de looptijd en de lange termijn visie die overeenstemmen met de aangegane engagementen. Eerste en belangrijkste doelstelling is het halen van de gewaarborgde rendementen. Zekerheid komt in de eerste plaats. Het is pas nadien dat de focus ligt op het behalen en optimaliseren van de winstdeelname. Er werd dan ook bewust gekozen voor het beleggen in de (defensieve) vorm van een Tak 21 fonds. Voor een tak 21 fonds en voor de verzekeringsactiviteit in het algemeen gelden strikte wettelijke regels die de verzekeraars dienen te volgen.
3.12 Je werknemer verandert van statuut of functie binnen je onderneming ? Indien je werknemer van functie verandert, kan dit in uitzonderlijke gevallen ervoor zorgen dat je werknemer onder een ander Paritair Comité valt. In dat geval voldoet de werknemer niet meer aan de aansluitingsvoorwaarden van het sociaal sectoraal pensioenplan. Er worden geen bijdragen meer betaald voor de periode vanaf de wijziging van statuut of functie. Je werknemer wordt dan als uittreder beschouwd. Het contract van je werknemer wordt op dat moment premievrij. Voor deze premievrije reserves heeft je werknemer verschillende keuzemogelijkheden. Er is mogelijks ook een sectorplan opgericht voor het nieuwe Paritair Comité waartoe je werknemer behoort, of misschien heeft u als werkgever zelf een pensioentoezegging voor deze werknemers die onder dat Paritair Comité vallen, afgesloten.
3.13 Je werknemer verlaat je onderneming ? Indien je werknemer je onderneming verlaat, wil dit niet noodzakelijk zeggen dat hij niet meer bij het sociaal sectoraal pensioenplan is aangesloten. De inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel is namelijk het Fonds Tweede Pijler PC220 en niet u als werkgever.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 13
Er zijn verschillende mogelijkheden indien je werknemer in dienst treedt bij een andere werkgever :
3.13.1 Binnen het Paritair Comité 220 Als je werknemer naar een andere werkgever gaat, maar deze werkgever tevens onder het Paritair Comité ressorteert, dan blijft je werknemer mogelijks gewoon aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Dit is zo als de nieuwe werkgever tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel is toegetreden. In dat geval worden de bijdragen betaald door de nieuwe werkgever, vanaf de datum dat je werknemer bij hem in dienst treedt. Als de nieuwe werkgever echter is vrijgesteld van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, wordt de bijdragebetaling gestopt vanaf de datum dat je werknemer bij jou uit dienst treedt. Vanaf dan wordt je werknemer beschouwd als uittreder en wordt zijn contract premievrij. Voor deze premievrije reserves heeft je werknemer verschillende keuzemogelijkheden. Indien je werknemer later terug in dienst gaat bij een werkgever die wel is toegetreden tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel, dan is hij gewoon terug aangesloten.
3.13.2 Buiten het Paritair Comité 220 Als de nieuwe werkgever niet onder het Paritair Comité 220 valt, voldoet je werknemer niet meer aan de aansluitingsvoorwaarden voor het sociaal sectoraal pensioenplan. Er worden geen bijdragen meer betaald voor de periode vanaf de datum van de uitdiensttreding van je werknemer. Je werknemer wordt dan als uittreder beschouwd. Het contract van je werknemer wordt op dat moment premievrij. Voor deze premievrije reserves heeft je werknemer verschillende keuzemogelijkheden. Er is mogelijks ook een sectorplan opgericht voor het nieuwe Paritair Comité waartoe je werknemer behoort, of misschien heeft zijn nieuwe werkgever zelf een pensioentoezegging voor zijn werknemers die onder dat Paritair Comité vallen, afgesloten.
3.14 Keuzemogelijkheden voor uittreders Je werknemer wordt beschouwd als uittreder als hij niet meer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden van het sociaal sectoraal pensioenstelsel door een andere reden dan overlijden of het bereiken van de eindleeftijd zoals voorzien in het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, namelijk het Fonds Tweede Pijler PC220, is verplicht om uiterlijk binnen de termijn van één jaar de pensioeninstelling schriftelijk op de hoogte te brengen van het feit dat de werknemer niet meer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden. Bij uittreding heeft je werknemer de volgende keuzemogelijkheden met betrekking tot zijn verworven reserves : a. hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioenbelofte laten bij de pensioeninstelling en op de einddatum of bij overlijden een kapitaal ontvangen;
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 14
b. hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidscontract sloot, indien hij bij de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt; c. hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels bepaald door het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders 1. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de hierboven vermelde keuzemogelijkheden door de pensioeninstelling, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioenbelofte (punt a. hier voor). Mocht hij daarna toch nog van keuze wensen te veranderen, dan kan hij dit nog steeds schriftelijk meedelen aan de pensioeninstelling.
3.15 Vroeger opgebouwde reserves overdragen Indien je werknemer bij een vorige werkgever of andere sector ook al een aanvullend pensioen had, dan kan hij de reserves die hij daar opbouwde overdragen naar het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De reserves worden dan overgedragen naar zijn individuele rekening bij het sectoraal pensioenstelsel. Om de reserves over te dragen , moet de werknemer het formulier ‘aanvraag tot reserveoverdracht naar PC220’ ingevuld en ondertekend aan de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel bezorgen.
3.16 Hoe moet de 80%-regel worden toegepast ? Het sectoraal pensioenplan valt onder de tweede pijler en dient bijgevolg meegeteld te worden bij de berekening van de 80%-grens.
3.17 Wat is er voorzien voor een uitzendkracht ? Een uitzendkracht, tewerkgesteld bij een bedrijf waar een sectoraal aanvullend pensioen bestaat, is niet aangesloten bij dit sectoraal aanvullend pensioenplan. De uitzendkracht is immers tewerkgesteld in een ander Paritair Comité, met name het PC322. In het Paritair Comité nr. 322 is er op dit ogenblik geen sectoraal pensioenstelsel voorzien. Een uitzendkracht, tewerkgesteld bij een bedrijf waar een sectoraal aanvullend pensioen bestaat, heeft wel recht op een toeslag op zijn loon, de zogenaamde pensioenpremie. Deze wordt door het uitzendkantoor betaald. Deze premie komt in de plaats van het aanvullend pensioen waarop de vaste werknemers recht hebben. De premie moet vermeld worden op de loonfiche. 1
Lijst : http://www.fsma.be/nl/Supervision/pensions/ap/apwn/Article/lijsten/apwn.aspx
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 15
Aangezien de bijdrage voor het sectoraal pensioen verschilt van sector tot sector, verschilt ook de pensioenpremie voor uitzendkrachten . Hieronder vind je een overzicht van de pensioenpremies dewelke aan de uitzendkrachten tewerkgesteld als bedienden in de voedingsnijverheid (Paritair Comité 220) vanaf 1 januari 2013 zullen toegekend worden. Dit dient nog te worden bevestigd door een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten binnen het Paritair Comité 322. Tabel 3: Pensioenpremie uitzendkrachten tewerkgesteld in PC220
Pensioenpremie uitzendkrachten tewerkgesteld in PC220 Periode van Periode tot % (brutoloon 100%) 01/01/2013 31/12/2013 0.59 % 01/01/2014 0.29 %
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 16
4 Kan een onderneming organiseren ?
zelf
het
pensioenstelsel
4.1 Opting out ? Buiten toepassingsgebied ? 4.1.1 Opting out ? Opting-out betekent dat de werkgever het pensioenluik op ondernemingsvlak organiseert. De werkgever is wel verplicht om deel te nemen aan het sectoraal solidariteitsluik. De mogelijkheid zoals voorzien in artikel 9 van de WAP, waardoor werkgevers de mogelijkheid zouden hebben om de uitvoering van het pensioenluik zelf te organiseren in een pensioenstelsel op het niveau van de onderneming (“opting-out”), wordt niet weerhouden.
4.1.2 Buiten toepassing ? Buiten toepassingsgebied betekent dat de werkgever volledig buiten het toepassingsgebied van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst valt. Dit betekent dat de werkgever niet deelneemt aan het sectoraal pensioenluik, noch aan het sectoraal solidariteitsluik. De mogelijkheid om buiten het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden uit de voedingsnijverheid te vallen is wel mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden worden omschreven in artikelen 4 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 april 2012 tot invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden uit de voedingsnijverheid.
4.2 Principe In principe worden alle werkgevers en zijn bedienden dewelke ressorteren onder het Paritair Comité nr. 220, automatisch bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel aangesloten. Dit is ook veruit de eenvoudigste optie. Alles verloopt namelijk automatisch. De premiebetaling en het bezorgen van de nodige gegevens over het personeelsbestand verlopen via de DmfA. Er komt dus geen bijkomende administratie bij kijken. Een werkgever kan evenwel opteren om niet deel te nemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel op voorwaarde dat hij een eigen stelsel heeft ten laatste op 1 januari 2013. Dit eigen stelsel moet voldoen aan twee voorwaarden : • het moet gelden voor alle bedienden ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220; • het moet gelijkwaardig zijn aan of beter zijn dan het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Verder moet de werkgever vóór 1 augustus 2012 een aantal formaliteiten volgen met verklaringen en attesten. Een werkgever dewelke reeds een eigen stelsel heeft, kan uiteraard nog steeds kiezen om bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel aan te sluiten.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 17
4.3 Is er een gelijkwaardig pensioen voor alle bedienden ? 4.3.1 Pensioenplan voor alle bedienden Deze voorwaarde houdt in dat er een pensioenplan moet zijn voor alle bedienden in de onderneming die onder het Paritair Comité nr. 220 ressorteren. Iedereen moet niet noodzakelijk dezelfde pensioentoezegging hebben. Er mag bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden tussen bedienden en kaderleden, zolang de minimumvoorziening voor al deze pensioentoezeggingen, mogelijks in verschillende plannen, minstens gelijkwaardig aan het sectoraal pensioenstelsel is. Met “alle” bedienden wordt bedoeld alle werknemers aangegeven in één van de RSZcategorieën 048, 051, 052, 058, 158, 258 en 848, met werknemerskengetal 495 : • onafhankelijk van leeftijd; • onafhankelijk van anciënniteit; • onafhankelijk van functie; • onafhankelijk van aard van tewerkstelling (bepaalde of onbepaalde duur); • niemand heeft een afstandsverklaring ondertekend. De aansluiting bij het ondernemingspensioenstelsel moet onmiddellijk bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst gebeuren. Een uitstel van aansluiting tot een bepaalde leeftijd kan dus niet. Het feit dat de ondernemingspensioenstelsels de aanspraak tot de verworven reserves en prestaties afhankelijk maken van de voorwaarde om minimaal één jaar aangesloten te zijn in overeenstemming met de wettelijke bepalingen terzake, vormt geen obstakel voor de mogelijkheid om buiten het toepassingsgebied te vallen.
4.3.2 Pensioenplan is minstens gelijkwaardig Om te toetsen of het eigen pensioenstelsel gelijkwaardig of beter is dan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, wordt er een onderscheid gemaakt volgens het type pensioenstelsel. Er zijn twee mogelijke types : “vaste bijdragen” en “vaste prestaties”. Bij een pensioenstelsel van het type “vaste bijdragen” verbindt de inrichter zich ertoe om vooraf vastgestelde bijdragen te betalen, zoals bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze vaste bijdragen kunnen bijvoorbeeld een forfaitair bedrag of een percentage van het salaris bedragen. Bij een pensioenstelsel van het type “vaste prestaties” verbindt de inrichter zich ertoe om een bepaalde prestatie op de eindleeftijd te voorzien voor de aangeslotenen. Deze prestatie kan gedefinieerd worden als een kapitaal of als een rente. De “cash balance” stelsels, waarbij de prestatie wordt bepaald door verwijzing naar een forfaitair spaarbedrag gekapitaliseerd aan een theoretisch rendement, worden gelijk gesteld met toezeggingen van het type “vaste bijdragen”.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 18
4.3.2.1 Pensioenstelsel van het type “vaste bijdragen” Is het pensioenstelsel van het type “vaste bijdragen”, dan wordt er nog een onderscheid gemaakt op basis van de ingangsdatum : - ofwel zijn alle bedienden, op datum van 1 januari 2013 onderworpen aan één of meerdere ondernemingspensioenstelsels die ten laatste op 1 januari 2013 gelijkwaardig of beter is of zijn dan het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Dan moeten de werkgeversbijdragen die voorzien zijn in het pensioenreglement voor alle bedienden minstens gelijk zijn aan deze zoals voorzien voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel: o minstens 0,76 % voor het jaar 2013; o minstens gelijk aan deze zoals voorzien voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel vanaf het jaar 2014, met name 0,38 %. Deze bijdrage omvat noch de taksen noch de RSZ-bijdrage, maar wel de door de pensioeninstelling aangerekende tarifaire beheerskosten. - ofwel zijn alle bedienden, op datum van 1 januari 2012 onderworpen zijn aan één of meerdere ondernemingspensioenstelsels die ten laatste op 1 januari 2012 gelijkwaardig of beter is of zijn dan het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Dan moeten de werkgeversbijdragen die voorzien zijn in het pensioenreglement voor alle bedienden minstens gelijk zijn aan deze zoals voorzien voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel, met dien verstande dat voor de jaren 2012 en 2013 de bijdrage minstens gelijk is aan 0,38 % en vanaf het jaar 2014 de bijdrage minstens gelijk is aan deze zoals voorzien voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze bijdrage omvat noch de taksen noch de RSZbijdrage, maar wel de door de pensioeninstelling aangerekende tarifaire beheerskosten. - de bijdrage wordt berekend op het refertejaarloon, waarmee het loon van een kalenderjaar waarop sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, bedoeld wordt. De voorwaarde van de gelijkwaardigheid betekent dat de bijdrage op jaarbasis minstens gelijk is aan het product van de vermenigvuldiging van het maandloon x 13 x de pensioenbijdrage van het sectoraal pensioenstelsel. Samengevat : - ofwel gelijkwaardig vanaf 1 januari 2012 : Periode A Minimumbijdragepercentage voor de pensioentoezegging ste Vanaf 1 kwartaal 2012 0,38 % Vanaf 1ste kwartaal 2013 0,38 % ste Vanaf 1 kwartaal 2014 0,38 % - ofwel gelijkwaardig vanaf 1 januari 2013 : Periode A Minimumbijdragepercentage voor de pensioentoezegging ste Vanaf 1 kwartaal 2013 0,76 % Vanaf 1ste kwartaal 2014 0,38 % De vermelde bijdragepercentages voor de pensioentoezegging (kolom A) omvatten alle administratieve kosten en alle kosten aangerekend door de pensioeninstelling, doch niet de RSZ-bijdrage op de bijdrage voor de pensioentoezegging, noch de eventuele taksen.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 19
4.3.2.2 Pensioenstelsel van het type “vaste prestaties” Is het pensioenstelsel van het type “vaste prestaties” en uitsluitend gefinancierd door werkgeversbijdragen , dient het niveau van aanvullend kapitaal of aanvullend pensioen te worden getoetst aan het theoretisch niveau, zoals dit door het sociaal sectoraal pensioenstelsel wordt gerealiseerd. Indien de pensioentoezegging is uitgedrukt in kapitaal, dient het aanvullend pensioenkapitaal voor de volledige loopbaan op de voorziene eindleeftijd van 65 jaar, zoals die zijn bepaald in het pensioenreglement, tenminste gelijk te zijn aan 78 keer de jaarlijkse pensioenbijdrage voor het sectoraal pensioenstelsel. Indien de toezegging is uitgedrukt als een jaarlijks pensioen, dient het aanvullend rustpensioen op de eindleeftijd van 65 jaar voor een volledige loopbaan tenminste 6 keer de jaarlijkse pensioenbijdrage voor het sectoraal pensioenstelsel te bedragen. Indien de in het pensioenreglement voorziene eindleeftijd 60 jaar is, dienen de voormelde vermenigvuldigingsfactoren van 78 en 6 te worden vervangen door respectievelijk 68 en 4,5. De gelijkwaardigheid met het sectoraal pensioenstelsel hoeft niet op elk eerder moment voorafgaand aan de in het pensioenreglement vastgestelde eindleeftijd te worden gerealiseerd. Is het pensioenstelsel van het type “vaste prestaties” en gedeeltelijk gefinancierd door persoonlijke bijdragen, wordt de gelijkwaardigheid uitsluitend gemeten aan de hand van het door de werkgeversbijdragen opgebouwde kapitaal. Hierbij wordt verondersteld dat een persoonlijke bijdrage van één procent van het refertejaarloon voor een volledige loopbaan een aanvullend kapitaal samenstelt gelijk aan respectievelijk 80 procent op de in het pensioenreglement voorziene eindleeftijd van 65 jaar of 67 procent indien deze leeftijd is bepaald op 60 jaar van het laatst verdiende refertejaarloon. Indien de toezegging is uitgedrukt in jaarlijkse pensioen, dient dit in dezelfde verhouding te worden bepaald als deze gehanteerd in bovenvermeld paragraaf (of artikel 5.2.3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 april 2012 tot invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de voedingsnijverheid).
4.4 Welke formaliteiten dienen vervuld te worden ? Zijn de twee voorwaarden voldaan (met name een pensioenplan voor alle bedienden en een pensioenplan minstens gelijkwaardig aan het sectorplan), dan moeten er nog een paar formaliteiten worden vervuld. De werkgever dient ten laatste op 31 juli 2012 per aangetekend schrijven een verklaring en een actuarieel attest op te sturen naar de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De datum van de poststempel geldt als bewijs. (gewijzigd 11.07.2012) Op straf van ongeldigheid dienen de verklaring en het attest • opgesteld te zijn volgens de modellen, toegevoegd als bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 april 2012 tot invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de voedingsnijverheid • correct en volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend te zijn door respectievelijk de werkgever en een actuaris die aangeduid is door de pensioeninstelling van de werkgever, • en tijdig ingediend te zijn.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 20
Indien één van de hierboven vermelde voorwaarden niet vervuld is, wordt de werkgever geacht definitief te hebben gekozen voor de toetreding tot het sociaal sectoraal pensioenplan. De verklaring van de werkgever bevestigt de toepassing op 1 januari 2012 of op 1 januari 2013 van één of meerdere ondernemingspensioenstelsels op alle bedienden die door het sectoraal pensioenplan worden geviseerd, van al hun zetels met éénzelfde RSZimmatriculatienummer en met één van de RSZ-categorieën 048, 051, 052, 058, 158, 258 en 848. De inhoud van deze verklaring moet terzelfdertijd bevestigd worden door één of meerdere attesten, opgesteld per ondernemingspensioenstelsel door de actuaris van de pensioeninstelling die het betrokken ondernemingspensioenstelsel beheert. Elk actuarieel attest dient de categorie van bedienden te vermelden.
4.5 Nieuwe ondernemingen, fusie, splitsing, overname, wijziging van KBO- of RSZ-nummer Alle op 1 juli 2012 of nadien nieuw opgerichte ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 en ondernemingen die pas na die datum onder het Paritair Comité nr. 220 komen te ressorteren, sluiten automatisch aan bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze nieuwe ondernemingen kunnen echter nog vrijgesteld worden indien zij aantonen dat zij een ondernemingsplan hebben dat minstens evenwaardig is aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel en dat bovendien aan één van de volgende voorwaarden voldaan is : • Zij hebben sociaaleconomische banden met een onderneming ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 die bij invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel; • Zij zijn ontstaan door de splitsing van een onderneming ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 die bij invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel; • Zij zijn ontstaan door de fusie van andere ondernemingen waarvan minstens één onderneming ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 die bij invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel; • Zij hebben sociaaleconomische banden met een onderneming ressorterend onder een ander Paritair Comité dan het Paritair Comité nr. 220, met een ondernemingsplan dat minstens evenwaardig is aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden uit de voedingsnijverheid. • Het betreft een wijziging van het KBO- of RSZ-nummer zonder juridische wijziging van de onderneming. Om deze vrijstelling te bekomen, stuurt de werkgever binnen de drie maanden volgend op de gebeurtenis per aangetekend schrijven een verklaring en een actuarieel attest naar de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De datum van de poststempel geldt als bewijs. Indien één van de hierboven vermelde voorwaarden niet vervuld is, wordt de werkgever geacht definitief te hebben gekozen voor de toetreding tot het sociaal sectoraal pensioenplan.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 21
4.6 Andere vragen 4.6.1 Wat indien de onderneming meerdere zetels heeft Wanneer een onderneming meerdere zetels heeft, die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid met éénzelfde immatriculatienummer en onder één van de RSZ-categorieën 048, 051, 052, 058, 158, 258 en 848 gekend zijn, is vereist dat zijn ondernemingspensioenstelsel(s) van toepassing is (zijn) op alle werknemers tewerkgesteld in al zijn zetels. Per RSZ- immatriculatienummer kan er slechts één keuze gemaakt worden: • hetzij elke bediende ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 aansluiten bij het sectoraal pensioenplan; • hetzij voor alle bedienden ressorterend onder het Paritair Comité nr. 220 de voorzieningen volledig op ondernemingsvlak organiseren.
4.6.2 Wat als het ondernemingsplan bedienden van minder dan 25 jaar uitsluit ? Vanaf welke leeftijd is de aansluiting verplicht ? Dan voldoet dit plan niet aan de vereisten van het sectoraal pensioenstelsel, dat bepaalt dat alle bedienden aansluiten ongeacht de leeftijd. Dit ondernemingsplan moet dan ook worden uitgebreid.
4.6.3 Wat als het ondernemingsplan alleen bestaat voor bedienden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur ? Dan voldoet dit plan niet aan de vereisten van het sectoraal pensioenstelsel, dat bepaalt dat alle bedienden aansluiten ongeacht hun type arbeidsovereenkomst. Dit ondernemingsplan moet dan ook worden uitgebreid.
4.6.4 Wat indien één of meerdere bedienden een afstandsverklaring ondertekend hebben voor het bestaande ondernemingsplan ? Dan voldoet dit plan niet aan de vereisten van het sectoraal pensioenstelsel, dat bepaalt dat alle bedienden aansluiten. Dit ondernemingsplan moet dan ook worden uitgebreid. Dan kan er eventueel een plan opgestart worden dat minstens evenwaardig is aan het sectorplan voor al deze bedienden vanaf ten laatste 1 januari 2013.
4.6.5 Mag een ondernemingsplan het eigendomsrecht verdagen tot één jaar ? Overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake mag een onderneming het eigendomsrecht op de verworven reserve opgebouwd met werkgeversbijdragen verdagen tot maximum één jaar.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 22
4.6.6 Welk jaarloon wordt aanvaard als zijnde gelijk met het RSZ-loon ? De voorwaarde van de gelijkwaardigheid betekent dat de bijdrage op jaarbasis minstens gelijk is aan het product van de vermenigvuldiging van het maandloon x 13 x de pensioenbijdrage van het sectoraal pensioenstelsel.
4.6.7 Het ondernemingsplan voorziet een keuzemogelijkheid voor de werknemer. Kan dit plan buiten het toepassingsgebied vallen ? Ja, indien in alle gevallen de werknemer een pensioenopbouw bij leven blijft genieten dat minstens gelijk is aan het sectoraal pensioenplan. M.a.w. de werknemer moet in alle gevallen de waarborg hebben van een levensverzekering dat minstens gelijk is aan het sectoraal pensioenplan. Dat is dus niet het geval indien een cafetariaplan toelaat dat de werknemer alle rechten voorbehoudt voor een overlijdensverzekering. M.a.w. indien de werknemer de vrijheid krijgt om alle rechten aan te wenden voor een overlijdensdekking voldoet het aanvullend pensioenplan niet aan de voorwaarden om vrijgesteld te zijn van het sectoraal pensioenplan. In dat laatste geval kan de werkgever de ruimte aanwenden voor koopkrachtverbetering van 0,3% van de loonkost krachtens de cao 2011-2012 van het paritair comité 220 om het pensioenplan aan te passen aan de voorwaarde voor vrijstelling. Je kan evenwel tevens opteren om je aan te sluiten bij het sectoraal pensioenplan. In dat geval hoef je niets te doen. In geval van twijfel kan u contact opnemen met FEVIA. (gewijzigd 08.06.2012)
4.6.8 Het ondernemingsplan voorziet ook andere toezeggingen, zoals een gemengde verzekering. Kan dit plan buiten het toepassingsgebied vallen ? Ja, indien in alle gevallen de werknemer een pensioenopbouw bij leven blijft genieten dat minstens gelijk is aan het sectoraal pensioenplan. M.a.w. de werknemer moet in alle gevallen de waarborg hebben van een levensverzekering dat minstens gelijk is aan het sectoraal pensioenplan. (gewijzigd 12.07.2012)
4.6.9 Wat indien het pensioenplan voorziet in verschillende ‘steps’ gebonden aan leeftijd, anciënniteit, … ? Ongeacht de hoogte van de verschillende steps, dienen de reserves gefinancierd met de werkgeversbijdragen, voor elke bediende, ten allen tijde bij het verlaten van de onderneming minimum opgebouwd te zijn met het respectievelijke premie niveau zoals beschreven in de
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 23
collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor bedienden uit de voedingsnijverheid. Bijvoorbeeld : op datum van 1 januari 2013 : Step 1 : leeftijd 20 jaar tot 30 jaar : 0,25 % S Step 2 : leeftijd 30 jaar tot 40 jaar : 0,50 % S Step 3 : leeftijd 40 jaar tot 50 jaar : 1,00 % S Step 4 : leeftijd 50 jaar en volgende: 1,50 % S De step voor bijvoorbeeld de eerste leeftijdscategorie is op datum van 1 januari 2013 te laag, deze zou minimum 0,76 % voor 2013 en 0,38 % vanaf 2014 moeten bedragen van het jaarloon (S). Deze bijdragen omvatten noch de taksen noch de RSZ-bijdrage, maar wel de door de pensioeninstelling aangerekende tarifaire beheerskosten. Welke oplossingen zijn mogelijk ? - alle steps verhogen met een zelfde percentage waardoor het minimum ten allen tijde bereikt wordt; - step 1 verhogen tot het minimumpercentage zoals voorzien op sectoraal niveau; - aansluiten bij het sectoraal pensioenstelsel - in het ondernemingsplan voorzien in een basispercentage voor elke bediende ongeacht leeftijd, anciënniteit, … dat steeds gelijk is aan het minimumpercentage voorzien op sectoraal niveau. Bovenop in hetzelfde plan kunnen steps voorzien worden om een onderscheid te maken per leeftijd, anciënniteit, enzovoort. - deze steps zouden behouden kunnen blijven als er naast deze steps nog voorzien wordt in een collectieve financiering ten bedrage van het verschil per leeftijd ten opzichte van de minimumbedragen zoals voorzien op sectoraal niveau. Zodat bij het verlaten van de onderneming aan elke bediende, ongeacht leeftijd, anciënniteit, enzovoort, tenminste een evenwaardige reserve kan meegegeven worden zoals voorzien werd op sectoraal niveau.
4.6.10 Wat indien de verklaring van de werkgever en/of het actuarieel attest na 31 juli 2012 wordt verstuurd aan de sectorale inrichter ? Dan voldoet dit plan niet aan de vereisten om buiten het toepassingsgebied te vallen. De werkgever en zijn bedienden zijn vanaf 1 januari 2013 aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel. (gewijzigd 11.07.2012)
4.6.11 Wat indien de verklaring van de werkgever en/of het actuarieel attest op 31 juli 2012 onvolledig is ? Dan voldoet dit plan niet aan de vereisten om buiten het toepassingsgebied te vallen. De werkgever en zijn bedienden zijn vanaf 1 januari 2013 aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel. (gewijzigd 11.07.2012)
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 24
4.6.12 Moet er een collectieve arbeidsovereenkomst ondernemingsvlak worden afgesloten ?
op
Een werkgever die buiten het toepassingsgebied wenst te vallen, is niet verplicht om een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak af te sluiten.
4.6.13 Als de werkgever buiten toepassingsgebied is, wat gebeurt er dan met de onderhandelingsmarge van 0,30 %? Het sectoraal akkoord 2011-2012 blijft van toepassing, zelfs al wordt dit niet vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het sectorale pensioenplan. Dit betekent dat een werkgever, dewelke buiten toepassingsgebied is, over een onderhandelingsenveloppe van 0,30 % beschikt. De werkgever heeft dan twee mogelijkheden : ofwel onderhandelt de werkgever over deze 0,30 % : in dat geval heeft hij tot 30 juni 2012 de tijd om een overeenkomst omtrent de bestemming van deze 0,30 % te sluiten. Als er een vakbondsafvaardiging is, dan zal deze overeenkomst onder de vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten. Als er geen vakbondsafvaardiging is, dan zal de werkgever een schriftelijke overeenkomst met elke werknemer afsluiten. In elk geval is het belangrijk om te vermelden dat hetgeen is overeengekomen ter uitvoering is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2011 met betrekking tot het sociaal akkoord voor de bedienden van de voedingsnijverheid; ofwel onderhandelt de werkgever niet : in dat geval treedt het subsidiaire regime van het sectoraal akkoord 2011-2012 in voege. Dit betekent dat de werkgever vanaf 2012 elk jaar op 1 juli een premie van 4,18 % van het maandloon betaalt. De toekenningsvoorwaarden zijn deze die naar analogie van toepassing zijn voor de, rekening houdend met het feit dat de referteperiode loopt van 1 juli tot 30 juni.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 25
5 Cijfervoorbeelden bij wijze van illustratie Een bediende krijgt een brutomaandloon van 2.500 euro. De werkgever betaalt een jaarlijkse bijdrage van ca. 100 euro. Naargelang de leeftijd waarop de bediende is aangesloten, kan deze aanspraak maken op het pensioenkapitaal zoals vermeld in onderstaande tabel. Leeftijd aansluiting 25 35 45 55
Op 65 jaar 8.215 € 5.100 € 2.837 € 1.193 €
Pensioenkapitaal (*)
Op 60 jaar 6.533 € 3.878 € 1.950 € 549 €
Het pensioenkapitaal wordt berekend ervan uitgaande dat geen enkele winstdeelname wordt toegekend; de kapitalisatie van de bijdragen gebeurt uitsluitend op basis van het gegarandeerd tarief (thans 3,25%). Het pensioenkapitaal is bruto vóór belastingen en sociale lasten.
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 26
6 Notities
……………………………………………. ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….… ………………………………………….…
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 27
Viafonds is een initiatief van de sociale partners in de voedingsnijverheid (alle deelsectoren). Het staat voor de samenwerking van alle fondsen voor bestaanszekerheid (sociale fondsen) van de paritaire comités van de voedingsnijverheid (voor de arbeiders : PC118, voor de bedienden: PC220). Deze fondsen, bieden een aantal sociale voordelen aan werknemers en terugbetaling van kosten aan de werkgevers in de voedingsnijverheid. Viafonds staat vandaag ten dienste van meer dan 7.000 bedrijven die samen meer dan 87.000 personen tewerkstellen. Viafonds wenst u op een kwaliteitsvolle en correcte manier te informeren. Viafonds kan evenwel niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onvolledigheden of onjuistheden in deze teksten, noch de teksten die op www.viafonds.be of in de emails van viafonds opgenomen worden.
download deze brochure
Fonds Tweede Pijler PC220 Grote Markt 10, 1000 Brussel www.viafonds.be maart-mei 2012 Foto’s © IPV-IFP / Lies Willaert
WERKGEVERSBROCHURE_F2PPC220_20120711
pag. 28