SECTOR-CAO Productie
Deze CAO loopt van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2003
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
1
INHOUD
Hoofdstuk 1. 2. 3A. 3B. 4. 5A. 5B. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
blz.
Algemene bepalingen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·6 Arbeidsduur en werktijd · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·10 Overwerk en verschoven werktijd (tot 1 april 2003) · · · · · · · · ·13 Overwerk en verschoven werktijd (vanaf 1 april 2003) · · · · · · ·16 Consignatie · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·20 Ploegendienst (tot 1 april 2003) · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·22 Ploegendienst (vanaf 1 april 2003) · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·30 Salariëring · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·38 Verlof · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·42 Buitengewoon verlof · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·46 Uitkeringen bij dienstjubilea en einde arbeidsovereenkomst · · · ·48 Uitkering bij overlijden · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·50 Verhuiskosten · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·11 Studie en loopbaanbeleid · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·55 Functiecontracten en arbeidsvoorwaarden hoger personeel · · · ·57 Ziektekostenverzekering · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·59 Cafetariasysteem · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·60
Protocol · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·62 Bijlage 1 Overzicht aangesloten bedrijven per 1 april 2001 · · · · · · · · · · ·65
2
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
Transponeringstabel
· · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·66
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
3
De ondergetekenden, De Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven WENb, gevestigd te Arnhem
of haar eventuele rechtsopvolger, partij ter ene zijde, en
ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer CNV Publieke Zaak, gevestigd te Den Haag VMHP-N, gevestigd te Arnhem of hun eventuele rechtsopvolgers elk als partij ter andere zijde, verklaren met inachtneming van de bepalingen in de ENB-raam-CAO voor de Energie- en Nutsbedrijven de volgende collectieve arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
4
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
5
Hoofdstuk 1
Artikel 1.2 Werkingssfeer
Algemene bepalingen
Onder de werkingssfeer van deze CAO vallen ondernemingen - of nader aan te geven onderdelen daarvan - die activiteiten uitvoeren en diensten verrichten die in hoofdzaak betrekking hebben op de productie en levering van elektriciteit en van warmte.
Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
Artikel 1.3 Looptijd
Werkgever Elke onderneming die lid is van de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb) en vermeld is in Bijlage 1 van deze overeenkomst én elke onderneming die zich gedurende de looptijd van deze CAO aansluit bij de WENb, vallende onder de werkingssfeer als bepaald in artikel 1.2.
Artikel 1.4 Wijziging
Werknemer Alle personen in dienst van werkgever met uitzondering van: - bedrijf-, staf-, adjunct- of (onder-) directeuren; - trainees, stagiaires en vakantiewerkers; - zij, die met toepassing van de sociale wetgeving of in het kader van een door derden gesubsidieerd werkgelegenheidsproject werkzaam zijn; - zij, die in het kader van een werk-leerproject tijdelijk werkzaam zijn.
Bedrijfsbelang Iedere situatie die de veiligheid of de continuïteit van het productieproces betreft en situaties waarbij belangen van commerciële, economische of (technisch) operationele aard van de onderneming van werkgever in het geding zijn. Wanneer 'bedrijfsbelang' betrekking heeft op belangen van commerciële, economische of (technisch) operationele aard, zal rekening worden gehouden met de in het geding zijnde belangen van de werknemer.
6
SECTOR-CAO PRODUCTIE
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001 en eindigt op 31 maart 2003. Met betrekking tot opzegging geldt voor deze overeenkomst hetgeen in de ENB-raam-CAO van de Energie- en Nutsbedrijven is bepaald.
3 JULI 2002
Indien een van de partijen tijdens de geldigheidsduur op sociale of economische gronden wijziging van deze overeenkomst noodzakelijk acht, dan zal deze hierover zo spoedig mogelijk onderhandelingen openen.
Artikel 1.5 Uitvoering Ter uitvoering van de bepalingen in deze collectieve arbeidsovereenkomst kan de werkgever, zonodig na overleg met de ondernemingsraad of de vakbonden, nadere uitvoeringsregels vaststellen.
Artikel 1.6 Bedrijfsprotocol 1. Naast de ENB-raam-CAO en deze sector-CAO geldt een Bedrijfsprotocol. Het Bedrijfsprotocol heeft dezelfde looptijd als deze CAO. In afwijking van artikel 1 lid 5 van de ENB-raam-CAO worden in het Bedrijfsprotocol op bedrijfsniveau gemaakte afspraken tussen de werkgever en de vakorganisaties die partij zijn bij deze CAO vastgelegd over de bedrijfssalarisregeling, de overwerkgrens, de afbouw consignatievergoeding en de keuze van de ziektekostenverzekering. Het Bedrijfsprotocol wordt geacht deel uit te maken van deze CAO. SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
7
2. Per onderneming wordt de bedrijfssalarisregeling(en) vastgesteld die van toepassing is (zijn) voor werknemers in het bedrijf. 3. Voor het indelen van de functies in de bedrijfssalarisregeling wordt gebruik gemaakt van een systeem van functie-indeling en een conversiesystematiek, waarin de relatie tussen functie-indeling en salarisschalen is vastgelegd. 4. In de bedrijfssalarisregeling wordt voorts vastgelegd de inschaling en de doorloop in de salarisschaal; de conversie tussen functie-indeling; variabele beloning of prestatiebeloning.
Artikel 1.9 Standplaats Als standplaats kan worden aangewezen de arbeidsplaats, een rayon of het woonadres van de werknemer. Bij aanwijzing van het woonadres als standplaats kan bij reizen naar het rayon of andere arbeidsplaatsen de woon-werkverkeervergoeding onderdeel zijn van de reiskostenvergoeding in de bedrijfsregeling. Over de noodzaak en de concrete rayongrenzen worden per bedrijf met de ondernemingsraad nadere afspraken gemaakt.
Artikel 1.10 Kinderopvang
Artikel 1.7 Diensttijd De door werknemer bij zijn huidige werkgever of diens rechtsvoorganger onafgebroken doorgebrachte diensttijd. Voor de werknemer die op 1 april 2002 in dienst was bij zijn werkgever wordt de diensttijd volgens het oude diensttijdbegrip gegarandeerd.
Artikel 1.8 Detachering
De werkgever stelt aan de werknemer die dit wenst faciliteiten ten behoeve van kinderopvang beschikbaar. Zowel vrouwelijke als mannelijke werknemers komen voor deze faciliteiten in aanmerking. Bij tweeverdieners worden de (te vergoeden) kosten van kinderopvang gedeeld, respectievelijk, worden geacht te worden gedeeld met de werkgever van de partner. De verdere invulling van de regeling wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad geregeld.
De werkgever is bevoegd de werknemer bij een andere werkgever te detacheren, waarbij werknemer in regie van een andere werkgever werkzaamheden verricht op een door die werkgever aangewezen arbeidsplaats en overeenkomstig de bij deze werkgever geldende werktijdenregeling. Wijkt deze werktijdenregeling af dan geldt deze als een tijdelijke overplaatsing naar een ander rooster voor de duur van de detacheringsperiode. De bestaande arbeidsvoorwaarden blijven gelden. Voor opname van (bijzonder) verlof, procedures bij ziekmelding, veiligheid e.d., gelden primair de regelingen van het inlenende bedrijf, secundair hetgeen door werkgever is bepaald. Op bedrijfsniveau wordt een uitvoeringsregeling overeengekomen met de ondernemingsraad.
8
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
9
Hoofdstuk 2
Artikel 2.3 Werk- en rusttijden
Arbeidsduur en werktijd Artikel 2.1 Arbeidsduur De arbeids- en rusttijden zijn gebaseerd op de normen van de Arbeidstijdenwet. De normaal gemiddelde arbeidsduur voor de werknemer met een volledig dienstverband bedraagt op jaarbasis gemiddeld 38 uur per week. Met inachtneming van het bepaalde tot beperking van de arbeidsduur bij of krachtens wetten, geldt voor het overige met betrekking tot de werktijden de ondernemingsgewijze overeengekomen werktijdenregeling. Afspraken over de toepassing van de Overlegregeling van de Arbeidstijdenwet worden op ondernemingsniveau gemaakt, waarbij is vastgesteld dat de CAO geen belemmeringen opwerpt voor het invoeren van de Overlegregeling en evenmin daaraan voorwaarden stelt.
Bij de ondernemingsgewijze regeling van de werktijden, wordt in acht genomen dat als regel geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en op zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het bedrijfsbelang noodzakelijk is. Tevens wordt in acht genomen dat de werktijd behoorlijk door rusttijd wordt onderbroken.
Artikel 2.4 Standaard arbeidstijd (Dit artikel treedt in werking op 1 april 2003) De dagelijkse werktijd wordt afhankelijk van het werkaanbod bepaald tussen 07.00 en 18.00 uur van maandag tot en met vrijdag, welke tijdstippen worden beschouwd als aanvangs- en eindtijd van de standaard arbeidstijd. Voor zover ingevolge hiervan wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld. De werktijden volgens rooster die vallen binnen de grenzen van de standaard arbeidstijd gelden als normale arbeidstijd. Voor het volgens rooster werken op uren binnen de standaard arbeidstijd geldt geen toeslag.
Artikel 2.2 Sleepuren Artikel 2.5 Werken op feestdagen
(Dit artikel treedt in werking op 1 april 2003) Bij onder- of overbezetting van bedrijfsonderdelen kunnen maximaal 80 uren per jaar in arbeidsduur gesleept worden van of naar het volgend jaar. De jaarlijkse arbeidsduur kan variëren tussen 1896 en 2056 uren. Toelichting: de uren die in enig jaar in het kader van de sleepurenregeling korter worden gewerkt, worden geregistreerd. Aangezien er in het jaar waarin de sleepuren worden uitgeroosterd geen korting op het salaris plaatsvindt, zijn dit reeds betaalde, maar-nog-niet-gewerkte-uren. De uren worden in het volgend jaar ingeroosterd. Voor de ingeroosterde uren wordt in het jaar van inroostering dan nog uitsluitend de voor de betreffende uren geldende overwerktoeslag uitbetaald. Dit is voor uren op zaterdag 75% (bij garantie 100%) en voor uren op zondag 100%. Voor uren van maandag tot en met vrijdag is het 0% (binnen de standaard arbeidstijd) of 50% (buiten de standaard arbeidstijd). De medezeggenschap is bij de in- en uitroostering betrokken, aangezien sleepuren een onderdeel vormen van de werktijdenregeling (roosters).
10
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
Op nieuwjaarsdag, paasdagen, hemelvaartsdag, pinksterdagen, kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd en op 5 mei wanneer deze door de overheid als vrije dag is aangewezen, wordt slechts gewerkt indien het bedrijfsbelang dit vordert.
Artikel 2.6 Overwerk en verschoven werktijd Indien het bedrijfsbelang dit vordert, is de werknemer verplicht zijn werkzaamheden in afwijking van de volgens zijn werktijdenregeling of rooster voor hem geldende werktijd te verrichten.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
11
Hoofdstuk 3A
Artikel 2.7 Consignatiedienst
Overwerk en verschoven werktijd
Indien het bedrijfsbelang dit vordert, is de werknemer verplicht buiten de volgens zijn werktijdenregeling of rooster voor hem geldende werktijd beschikbaar te zijn voor het verrichten van tot zijn functie behorende werkzaamheden.
Artikel 2.8 Persoonlijke omstandigheden Wanneer de werknemer meent dat in verband met zijn persoonlijke omstandigheden de in artikel 2.6 en 2.7 bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij - onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen - daarvan eveneens terstond kennis aan de werkgever, die zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.
Artikel 2.9 Verandering van rooster De werkgever is bevoegd de werknemer van rooster te doen veranderen. Bij verandering van het rooster is de werkgever verplicht de onvermijdelijk voor de werknemer daaruit voortvloeiende negatieve financiële gevolgen voor zijn rekening te nemen.
Artikel 2.10 Dienstoverdracht Indien de werkzaamheden zodanig zijn geregeld dat zij zonder onderbreking, door elkaar onmiddellijk opvolgende werknemers dienen te worden verricht, mag de betrokken werknemer de werkzaamheden eerst beëindigen wanneer een opvolger aanwezig is om deze werkzaamheden van hem over te nemen.
(Dit hoofdstuk is van kracht tot 1 april 2003)
Artikel 3A.1 Overwerk algemeen 1. a. Onder overwerk wordt verstaan het - in opdracht - verrichten van werkzaamheden boven een werktijd van 8 uur per werkdag en op dagen als genoemd in artikel 2.5. b. In geval van deeltijdarbeid wordt onder overwerk verstaan het in opdracht verrichten van werkzaamheden buiten de voor werknemer vastgestelde werktijd en binnen de algemeen geldende arbeidsduur per dag. Indien de werkzaamheden moeten worden verricht buiten de normaal geldende dagdiensturen is, ongeacht het op die dag in totaal gewerkte aantal uren artikel 3A.2 lid 2 sub a en b van toepassing. c. Werkzaamheden die voorafgaand en/of aansluitend aan de gebruikelijke werktijd per dag in totaal minder dan een half uur duren, worden niet als overwerk beschouwd. 2. a. Indien de werknemer in verband met zijn werkzaamheden zijn standplaats moet verlaten, valt de reistijd als regel binnen de normale werktijd. b. Indien voorafgaand en/of aansluitend aan de normale werktijd in totaal meer dan een half uur moet worden gereisd, komt de werknemer als bedoeld in artikel 3A.2 lid 1 sub a - behoudens bijzondere situaties - in aanmerking voor een compensatie in de vorm van een uitkering op basis van het salaris per uur. c. In afwijking van sub a en b wordt als overwerk aangemerkt de tijd die redelijkerwijze in het kader van de opdracht extra (d.w.z. niet voorafgaand en/of aansluitend aan de normale werktijd) moet worden gereisd, in welk geval het overwerk geacht wordt aan te vangen respectievelijk te eindigen op het tijdstip dat werknemer de woning verlaat respectievelijk daarin terugkeert. 3. Bij overwerk aansluitend aan de normale werktijd zal - in tegenstelling tot de lunchpauze, waarbij tenminste een half uur voor rekening van werknemer is - een eventuele rustpauze van een half uur als overwerk worden beschouwd.
12
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
13
4. Werknemer zal vanaf de dag waarop hij 57 jaar wordt, niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk, tenzij er sprake is van overmacht.
Onder verschoven werktijd wordt verstaan de tijd gedurende welke door de werknemer - in opdracht - anders dan bij wijze van overwerk werkzaamheden worden verricht in afwijking van het ondernemingsgewijze vastgestelde rooster van 8 uur per dag.
Artikel 3A.2 Overwerkvergoeding 1. a. De werknemer ontvangt, behoudens het bepaalde in artikel 3A.5, voor overwerk als bedoeld in artikel 3A.1 een vergoeding - in tijd gelijk aan de duur van het overwerk, eventueel op verzoek van de werknemer te vervangen door een uitkering op basis van het salaris per uur, en - een toeslag in geld voor de gewerkte overuren overeenkomstig het bepaalde in lid 2. Indien het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, kan de hier bedoelde toeslag op verzoek van werknemer worden omgezet in tijd. b. Bij het verlenen van vergoeding in tijd wordt waar mogelijk rekening gehouden met de wensen van de werknemer. Voor zover de vergoeding in tijd aan het einde van een kalender-halfjaar niet is opgenomen, zal deze tot een maximum van 80 uren naar het volgende half jaar worden overgeboekt; voor de uren boven de 80 uren zal een uitkering op basis van het salaris per uur worden verstrekt. 2. De in lid 1 sub a vermelde toeslag bedraagt: a. 100% voor uren op zaterdag, zondag, een feestdag, als bedoeld in artikel 2.5; b. 50% voor uren op maandag t/m vrijdag; c. 25% voor door een deeltijdwerker gewerkte uren buiten de voor hem vastgestelde werktijd en binnen de algemeen geldende werktijd per dag. 3. Wanneer door de werknemer wordt overgewerkt, zal, indien noodzakelijk in verband met het genieten van voldoende nachtrust, een rusttijd van in totaal tenminste acht uren - te rekenen vanaf 23.00 uur - moeten zijn genoten voordat deze zijn werkzaamheden volgens rooster mag aanvangen. Deze noodzakelijke rusttijd - voor zover deze wordt genoten in de werktijd van het normaal voor de werknemer geldende rooster - komt geheel voor rekening van werkgever.
14
SECTOR-CAO PRODUCTIE
Artikel 3A.3 Verschoven werktijd algemeen
3 JULI 2002
Artikel 3A.4 Toeslag verschoven werktijd 1. De werknemer wiens werktijd meer dan een half uur is verschoven, komt in aanmerking voor een verschuivingstoeslag voor de duur van de verschoven werktijd. 2. De verschuivingstoeslag wordt vastgesteld conform het vermelde in artikel 3A.2 lid 2. Indien het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, kan de hier bedoelde toeslag op verzoek van werknemer worden omgezet in tijd.
Artikel 3A.5 Grens overwerkvergoeding 1. Ter uitvoering van het in dit hoofdstuk gestelde geldt het bedrijfsprotocol, waarin is opgenomen welke werknemers, gelet op de aard en het niveau van hun functie, geen aanspraak hebben op vergoeding van overwerk en/of verschoven werktijd. 2. De werkgever kan, daar waar hem dit redelijk voorkomt, een vergoeding voor overwerk toekennen aan werknemers die, op grond van het bepaalde in het bedrijfsprotocol, geen recht kunnen doen gelden op een zodanige vergoeding.
Artikel 3A.6 Slotbepaling Het bepaalde in dit hoofdstuk is slechts dan van toepassing op de werknemer werkzaam in ploegendiensten, indien daarvoor elders in deze overeenkomst geen specifieke regels zijn gesteld.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
15
Hoofdstuk 3B
6. Wanneer door de werknemer wordt overgewerkt, zal - indien noodzakelijk in verband met het genieten van voldoende nachtrust - een rusttijd moeten zijn genoten voordat deze zijn werkzaamheden volgens rooster mag aanvangen overeenkomstig de Arbeidstijdenwet. Deze noodzakelijke rusttijd - voor zover deze wordt genoten in de werktijd van het normaal voor de werknemer geldende rooster komt geheel voor rekening van werkgever.
Overwerk en verschoven werktijd (Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2003)
Artikel 3B.1 Grens vergoeding overwerk en verschoven werktijd Het bepaalde in dit hoofdstuk is niet van toepassing op werknemers van wie in het bedrijfsprotocol is vastgesteld dat zij, gelet op de aard en het niveau van hun functie, geen aanspraak hebben op vergoeding van overwerk en/of verschoven werktijd.
Artikel 3B.3 Overwerkvergoeding in tijd
Artikel 3B.2 Overwerk algemeen 1. Onder overwerk wordt verstaan het - in opdracht - verrichten van werkzaamheden boven de voor werknemer geldende werktijdenregeling of volgens rooster vastgestelde werktijd per dag of per dienst. 2. Werkzaamheden die voorafgaand en/of aansluitend aan de gebruikelijke werktijd per dag in totaal meer dan een half uur duren, worden als overwerk beschouwd. 3. Indien voorafgaand en/of aansluitend aan de normale werktijd in totaal meer dan een half uur moet worden gereisd, komt de werknemer, behoudens bijzondere situaties, in aanmerking voor een compensatie in de vorm van een uitkering op basis van het salaris per uur. 4. In afwijking van lid 3 wordt als overwerk aangemerkt de tijd die - in opdracht - en niet voorafgaand en/of aansluitend aan de normale werktijd - dagelijks extra moet worden gereisd, in welk geval het overwerk geacht wordt aan te vangen respectievelijk te eindigen op het tijdstip dat werknemer de woning verlaat respectievelijk daarin terugkeert. 5. Bij overwerk aansluitend aan de normale werktijd zal - in tegenstelling tot de lunchpauze, waarbij tenminste een half uur voor rekening van werknemer is - een eventuele in de Arbeidstijdenwet voorgeschreven rustpauze als overwerk worden beschouwd.
16
SECTOR-CAO PRODUCTIE
7. De werknemer zal vanaf de dag waarop hij 57 jaar wordt niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk, tenzij er sprake is van overmacht.
3 JULI 2002
De werknemer ontvangt voor overwerk als bedoeld in het vorig artikel een vergoeding in tijd gelijk aan de duur van het overwerk. De vergoeding in tijd is - voor zover niet gecompenseerd - eventueel op verzoek van de werknemer te vervangen door een uitkering op basis van het salaris per uur.
Artikel 3B.4 Overwerkvergoeding in geld 1. De werknemer ontvangt boven het in het vorig artikel bepaalde een toeslag in geld voor de gewerkte overuren op - maandag tot en met vrijdag: 50%; - zaterdag: 75%; - zondag: 100%; - een feestdag, als bedoeld in artikel 2.5: 100%. 2. De werknemer, werkzaam in deeltijd, ontvangt een toeslag in geld van 25% voor zover de gewerkte uren de contractueel vastgestelde uren overtreffen en voor zover de totale arbeidsduur niet uitstijgt boven 38 uur per week en niet anderszins worden gecompenseerd. Bij overschrijding van 38 uren per week gelden de in lid 1 bepaalde vergoedingen. In deze toeslag wordt de derving aan vakantie- en eindejaarsuitkering, verlof en eventuele andere beloningscomponenten geacht te zijn begrepen. SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
17
3. Indien het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, kan deze toeslag op verzoek van werknemer worden omgezet in bovenwettelijk verlof.
* De garantie houdt in dat het niveau van de oude regeling, voor zowel dienstverschuiving als voor overwerk (op maandag tot en met vrijdag 50% en op zaterdag 100%) wordt gegarandeerd. * De garantie wordt geïndexeerd met de in deze CAO overeengekomen algemene salarisverhogingen. * De duur van de garantie is afhankelijk van het aantal dienstjaren op 1 april 2003 of van de leeftijd op die datum. De onderstaande tabel is van toepassing.
Artikel 3B.5 Verschoven werktijd algemeen Onder verschoven werktijd wordt verstaan de tijd gedurende welke door de werknemer - in opdracht - anders dan bij wijze van overwerk en anders dan volgens de voor werknemer geldende werktijdenregeling of rooster werkzaamheden worden verricht buiten de voor werknemer vastgestelde aanvang- en eindtijden van de werktijdenregeling.
Duur garantie:
Artikel 3B.6 Toeslag verschoven werktijd De werknemer wiens werktijd meer dan een half uur is verschoven komt in aanmerking voor een toeslag verschoven werktijd voor de duur van de verschoven werktijd. Deze toeslag wordt vastgesteld conform het vermelde in artikel 3A.4.
Artikel 3B.8 Overgangsregeling werktijdenregeling. Ter compensatie van de wijziging van de standaard arbeidstijd per 1 april 2003 geldt de volgende overgangsregeling. * De garantie geldt voor alle werknemers die voor 1 april 2003 in dienst zijn van de productiebedrijven. * Deze werknemers ontvangen bij tijdelijke plaatsing vanuit dagdienst in een twee- of meerploegen revisierooster en/of bij werken op zaterdag -gedurende de hieronder aangegeven periode - een garantie. 3 JULI 2002
Lengte dienstverband 1-5 jaar 5-10 jaar 10-15 jaar 15 jaar of langer
3 jaar 4 jaar 6 jaar 8 jaar Garantie tot einde dienstverband
* In de nieuwe systematiek zal gewerkt worden met (revisie)roosters waarvoor een toeslagpercentage wordt vastgesteld op basis van de nieuwe regeling. De vaststelling van de (revisie)roosters gebeurt met de medezeggenschap volgens de spelregels van de WOR. Het toeslagpercentage vloeit voort uit de CAO. * Voor hierboven genoemde werknemers geldt voor de genoemde duur de garantieregeling. Per bedrijf wordt - afhankelijk van de administratieve mogelijkheden - de technische uitvoering daarvan bepaald. Dit kan zijn: * de oude regeling toepassen voor personeel met garanties, of * de nieuwe regeling toepassen en voor personeel met garanties een aanvulling geven tot het oude niveau.
Het bepaalde in dit hoofdstuk is slechts dan van toepassing op de werknemer werkzaam in ploegendiensten, indien daarvoor elders in deze overeenkomst geen specifieke regels zijn gesteld.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
Duur garantie is afhankelijk van duur dienstverband op 1 april 2003
Werknemers op 1 april 2003 50 jaar of ouder
Artikel 3B.7 Slotbepaling
18
Werknemers op 1 april 2003 jonger dan 50 jaar
NB: aangezien het een garantie voor overwerk / dienstverschuiving betreft is de garantie(toelage) geen pensioengevend inkomen. Er wordt geen pensioen- en FUR-premie over ingehouden.
19a
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
19
Hoofdstuk 4
2. Daarnaast ontvangt deze werknemer per geconsigneerd etmaal op
Consignatie
- maandag tot en met vrijdag: 0,2%; - zaterdag 0,6%;
Artikel 4.1 Algemeen
- zondag 0,9%
Onder consignatiedienst wordt verstaan het volgens rooster verplicht bereikbaar zijn van een werknemer, die zich buiten zijn werktijd beschikbaar moet houden voor het verrichten van werkzaamheden.
Artikel 4.2 Aard van de consignatiedienst 1. Ten aanzien van de verplichting als bedoeld in artikel 4.1 wordt bij het verrichten van consignatiediensten onderscheid gemaakt tussen consignatiediensten met standaard gebondenheid en die met strenge gebondenheid. 2. Daarvoor wordt verstaan onder: - standaard gebondenheid: de volgens rooster verplichte bereikbaarheid van een werknemer, die zich buiten zijn werktijd beschikbaar moet houden voor consignatiediensten. - strenge gebondenheid: de volgens rooster verplichte aanwezigheid thuis of op een nader door de werkgever aan te wijzen plaats van een werknemer, die zich buiten zijn werktijd beschikbaar moet houden voor consignatiediensten.
van het schaalsalaris tot een maximum overeenkomstig de in het bedrijfsprotocol bepaalde overwerkgrens. Bij strenge gebondenheid, waarbij werknemer voor oproep beschikbaar moet blijven op een door de werkgever aangewezen plaats, worden deze percentages verhoogd tot respectievelijk 0,3%; 0,9% en 1,35%. De werknemer kan aan de werkgever verzoeken om deze procentuele vergoeding in geld om te zetten in een vergoeding in tijd (0,6% = 1 uur). 3. Indien de werknemer tijdens een consignatiedienst - in opdracht werkzaamheden verricht, geldt dit als overwerk. De vergoeding in tijd voor overwerk van in consignatie gewerkte uren wordt op aanwijzing van werkgever voor aanvang van de volgende consignatiedienst in de werktijdregeling of in het rooster van werknemer opgenomen dan wel aangewezen.
Artikel 4.4 Beperking consignatiedienst Door de werknemer die volgens rooster geconsigneerd is, zal in de regel ten hoogste zeven dagen aaneengesloten consignatiedienst worden verricht.
Artikel 4.3 Vergoeding 1. De werknemer ontvangt voor elke werkelijk verrichte consignatiedienst van een volle week een vergoeding van € 89,67.* (€ 92,63**) 1
1
20
* salarispeil 1 april 2001 ** salarispeil 1 april 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
21
Hoofdstuk 5A
Artikel 5A.3 Vergoeding in geld
Ploegendienst (Dit hoofdstuk is van kracht tot 1 april 2003)
1. De vergoeding in geld (ploegendiensttoeslag) wordt bepaald op basis van de zwaarte van het rooster.
Artikel 5A.1 Begripsomschrijving
2. De roosterzwaarte wordt uitgedrukt in punten per jaar (52 weken). Het aantal punten roosterzwaarte wordt bepaald door de werkuren in het ploegendienstrooster die vallen buiten de dagdiensturen op maandag tot en met vrijdag van 8.00 - 17.00 uur, per jaar te wegen met gebruikmaking van de verhoudingen van de toeslagpercentages van de overwerkregeling als bedoeld in artikel 3A.2 lid 2 sub a en b: - maandag 00.00 uur tot en met vrijdag 24.00 uur: alle uren 1/2 punt roosterzwaarte - zaterdag 00.00 uur tot en met zondag 24.00 uur: alle uren 1 punt roosterzwaarte.
1. Onder ploegendienst wordt verstaan een regeling van werktijden volgens een ondernemingsgewijs vastgesteld rooster, waarbij werknemers elkaar beurtelings opvolgen bij het uitoefenen van één en dezelfde functie en waarin het werken op uren gelegen buiten maandag tot en met vrijdag van 7.00 tot 19.00 uur, ook tot het normale patroon behoort. 2. Onder volcontinudienst wordt verstaan een vorm van ploegendienst waarin de opvolging van dienst zodanig is geregeld, dat het arbeidsproces 24 uur per dag en 7 dagen per week voortgang vindt.
Artikel 5A.2 Vergoeding 1. De vast in ploegendienst ingedeelde werknemer ontvangt een vergoeding in geld in de vorm van een toeslag op zijn salaris, als vermeld in artikel 6.1 met uitzondering van het gestelde in lid 2 sub b, c, d en e. 2. De vast in volcontinudienst ingedeelde werknemer en de vast in ploegendienst ingedeelde werknemer wiens ploegendiensttoeslag minimaal 4% bedraagt, ontvangen naast de in lid 1 bedoelde vergoeding in geld een vergoeding in tijd. 3. Bovenstaande vergoeding(en) gelden als volledige compensatie voor alle aan de ploegendienst of volcontinudienst verbonden aspecten, waaronder ook dienstoverdracht.
22
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
3. De ploegendiensttoeslag als bedoeld in lid 1, wordt uitgedrukt in een percentage. De hoogte van het percentage verbonden aan een ploegendienstrooster, wordt verkregen door het aantal roosterpunten per jaar te delen door 12 en te vermenigvuldigen met de factor: - 0,2901 voor volcontinudiensten, of - 0,2646 voor overige ploegendiensten. In formulevorm: factor x roosterpunten per jaar 12 Dit percentage wordt afgerond op één decimaal. 4. Het percentage dat voortkomt uit de in lid 3 genoemde formule wordt voor werknemers werkzaam in volcontinudienst verhoogd met 2 procentpunten en voor de overige werknemers werkzaam in ploegendienst met ƒ 50,- (€ 22,69) per maand. 5. De hoogte van de ploegendiensttoeslag wordt bepaald door het onder lid 4 verkregen percentage te berekenen over het salaris, als vermeld in artikel 6.1, met uitzondering van het gestelde in lid 2 sub b, c en d, maar ten minste over een bedrag per maand van € 1.905,88 (ƒ 4.200,-).
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
23
Artikel 5A.4 Vergoeding in tijd 1. De vergoeding in tijd als bedoeld in artikel 5A.2 lid 2, bedraagt voor de in volcontinudienst ingedeelde werknemer 13 dagen per jaar verhoogd met 13,6 dagen per jaar bij een roosterzwaarte van 889,2 punten per jaar (5-ploegendienst). De vergoeding in tijd voor de overige volcontinudiensten bedraagt 13 dagen per jaar verhoogd met 13,6 dagen naar evenredigheid van de roosterzwaarte in punten per jaar (52 weken). De niet in volcontinudienst ingedeelde werknemer wiens ploegendiensttoeslag minimaal 4% bedraagt ontvangt een vergoeding in tijd van 2 dagen per jaar. Werkgever zal deze dagen in het rooster opnemen, dan wel aanwijzen. 2. Indien niet gedurende het gehele kalenderjaar feitelijk in ploegendienst wordt gewerkt, wordt de vergoeding in tijd als bedoeld in lid 1 naar rato toegekend.
Artikel 5A.5 Arbeidsduur volcontinudienst Inroostering van de vergoeding in tijd en de 13 ADV-dagen leidt voor de volcontinudienst verricht in 5 ploegen tot een gemiddelde werkweek van 33,6 uur en een standaard aantal opkomstdagen van 2 per jaar. Op bedrijfsniveau kan in overleg met de ondernemingsraad per rooster een hoger aantal opkomstdagen worden vastgesteld. Per jaar kunnen maximaal 6 extra dagen worden vastgesteld, zodat voor de 5 ploegendienst in totaal maximaal 8 opkomstdagen per jaar kunnen worden ingeroosterd. Voor elke opkomstdag boven het standaard aantal van 2 per jaar wordt hetzij de ploegendiensttoeslag verhoogd met 0,4%, dan wel een compensatiedag toegekend. Hierover en over de invulling van opkomstdagen kunnen per bedrijf in overleg met de ondernemingsraad nadere afspraken worden gemaakt.
Artikel 5A.6 Vergoeding voor feestdagen 1. Dit artikel is niet van toepassing op in volcontinudienst ingedeelde werknemers. De in dit artikel bedoelde vergoedingen zijn verdisconteerd in de volcontinudiensttoeslag en de vergoeding in tijd, als bedoeld in artikel 5A.4. 24
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
2. Voor elke feestdag als bedoeld in artikel 2.5, niet vallend op zaterdag of zondag, ontvangt de werknemer een compensatiedag. Indien de werknemer op bedoelde feestdagen arbeidsongeschikt is dan wel ofschoon volgens rooster ingedeeld - feitelijk geen dienst hoeft te doen, wordt deze compensatiedag niet toegekend. 3. Bovendien ontvangt de werknemer voor ieder uur dat hij volgens rooster dienst doet op feestdagen als bedoeld in artikel 2.5 alsmede op 1e paasdag en 1e pinksterdag een vergoeding van 50% en op 24 en 31 december van 17.00 uur af een vergoeding van 100% van zijn salaris per uur.
Artikel 5A.7 Invallen tijdens reservedagen (niet zijnde overwerk) 1. De werknemer die invalt tijdens dagen waarop hij als reserve dienst verricht (de zogenaamde reservedagdienst), ontvangt hiervoor een vergoeding volgens de regeling verschoven werktijd (hoofdstuk 3A, artikel 3A.4) voor de verschoven uren die liggen buiten de normale dagdiensturen van 8.00 - 17.00 uur. De hoogte van de verschuivingstoeslag wordt vastgesteld conform artikel 5A.10. 2. Valt de in lid 1 bedoelde werknemer een volledige nachtdienst in, dan ontvangt hij een extra vergoeding in tijd van 2 uur per nacht.
Artikel 5A.8 Overplaatsing naar een ander rooster 1. De werknemer ingedeeld in ploegendienst, kan indien het bedrijfsbelang dit vordert, ingevolge artikel 2.9 tijdelijk of permanent worden overgeplaatst naar een ander rooster dan het voor hem geldende. 2. Tijdelijke overplaatsing geschiedt voor een vooraf bepaald tijdvak of tot het intreden van een bepaalde gebeurtenis/situatie. In andere gevallen is er sprake van een permanente overplaatsing. 3. Voor permanente overplaatsing ontvangt de werknemer geen vergoeding, voor tijdelijke overplaatsing wordt een vergoeding volgens artikel 5A.9 toegekend.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
25
Artikel 5A.9 Vergoeding voor tijdelijke overplaatsing naar een ander rooster 1. Indien de werknemer overeenkomstig artikel 5A.8 tijdelijk wordt overgeplaatst naar een ander rooster, niet zijnde in dagdienst of overwerk, ontvangt hij een verschuivingstoeslag volgens de regeling verschoven werktijd van artikel 3A.4 over maximaal de eerste 4 verrichte diensten. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld conform artikel 5A.10. De terugkeer in het oorspronkelijke rooster wordt niet vergoed. 2. Indien de tijdelijke plaatsing in een ander rooster als bedoeld in lid 1 tot gevolg heeft dat in de totale periode van deze plaatsing meer uren moeten worden gewerkt dan in het oorspronkelijke rooster, dan worden de meer gewerkte uren beschouwd als overuren. Ter bepaling van de hoogte van de toeslag over deze overuren worden de aantallen fictieve zaterdagen en fictieve zondagen (100%) en overige roostervrije dagen (50%) in de onderscheiden roosters met elkaar vergeleken. 3. Indien de werknemer overeenkomstig artikel 5A.8 tijdelijk wordt overgeplaatst in dagdienst, wordt zijn ploegendiensttoeslag gedurende het tijdvak van zijn overplaatsing volledig gehandhaafd. 4. De vergoeding in tijd als bedoeld in artikel 5A.4, vervalt naar rato van het tijdvak van overplaatsing in dagdienst of niet-volcontinudienst. Een restant van minder dan een halve dag wordt niet aangetast. 5. Indien de werknemer gedurende de periode van tijdelijke plaatsing in dagdienst ploegendiensten moet verrichten, worden daarvoor geen extra vergoedingen verstrekt.
Artikel 5A.10 Vergoeding van overwerk 1. In afwijking van artikel 3A.1 wordt onder overwerk verstaan het - in opdracht - verrichten van werkzaamheden boven de volgens rooster vastgestelde werktijd per dag. 2. De werknemer ontvangt voor door hem verricht overwerk, in afwijking van artikel 3A.2 lid 2, op roostervrije dagen, niet zijnde reserve26
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
dienst, een toeslag van 50 en 100% over het salaris per uur voor in het rooster fictief aangemerkte werkdagen, respectievelijk fictieve zaterdagen en fictieve zondagen. Voor 24 en 31 december vanaf 17.00 uur geldt een toeslag van 100%.
Artikel 5A.11 Vergoedingsregeling na het definitief verlaten van de ploegendienst 1. Voor de werknemer ingedeeld in ploegendienst, die, buiten zijn eigen toedoen, wegens bedrijfsbelang of wegens bij hem zelf gelegen medische noodzaak, definitief uit de ploegendienst wordt geplaatst, geldt de volgende afbouwregeling. 2. Over de maand waarin de ploegendienst definitief wordt verlaten en over de eerste drie maanden daarna, ontvangt de werknemer het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit artikel 5A.3. 3. Daarna ontvangt de werknemer een aflopende uitkering die van het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit artikel 5A.3, wordt berekend aan de hand van onderstaand schema, afhankelijk van het aantal jaren doorgebracht in ploegendienst op het moment dat de ploegendienst definitief wordt beëindigd. Aantal jaren 1 tot 5 ploegendienst jaar
5 tot 10 jaar
10 tot 15 15 jaar jaar of meer
looptijd van de uitkering
8 mnd. 8 mnd. 8 mnd. 8 mnd.
12 mnd. 12 mnd. 12 mnd. 12 mnd.
4 mnd. 4 mnd. 4 mnd. 4 mnd.
18 mnd. 18 mnd. 18 mnd. 18 mnd.
percentage v.d.uitkering 80 60 40 20
4. Is de werknemer op de dag waarop zijn ploegendienst wordt beëindigd, 59 jaar of ouder, dan ontvangt hij het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit artikel 5A.33 tot het tijdstip van zijn pensionering of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst om andere redenen wordt beëindigd. Indien de werknemer tijdens de afbouwperiode de leeftijd van 59 jaar bereikt, wordt de uitkering als bedoeld in lid 3, gehandhaafd op het dan bereikte niveau tot het tijdstip van zijn pensionering of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst om andere redenen wordt beëindigd. SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
27
5. Is de werknemer op dag waarop zijn ploegendienst wordt beëindigd, 45 jaar en is hij onmiddellijk daaraan voorafgaand ten minste tien jaren onafgebroken in ploegendienst werkzaam geweest, dan zal het uitkeringspercentage van lid 5A.3 nimmer dalen onder het niveau van het product van: - het aantal onafgebroken ploegendienstjaren onmiddellijk voorafgaand aan de beëindiging en - het percentage behorende bij de leeftijd waarop de ploegendienst wordt verlaten, te weten: 2% bij 45 tot 50 jaar 3% bij 50 tot 55 jaar 4% bij 55 tot 59 jaar. Het aldus vastgestelde bedrag mag nimmer meer bedragen dan het volledige toeslagbedrag als bedoeld in artikel 3. Voor het bepalen van de onafgebroken periode als bedoeld in dit lid wordt een onderbreking van niet meer dan acht maanden buiten beschouwing gelaten, mits de werkelijke duur van de ploegendienst ten minste tien jaar bedraagt.
voor een lagere ploegendiensttoeslag geldt, wordt artikel 5A.11 op overeenkomstige wijze toegepast ten aanzien van het verschil tussen de oude en de nieuwe ploegendiensttoeslag.
Artikel 5A.13 Buitengewoon verlof Voor de werknemer die zijn werkzaamheden verricht in volledige nachtdienst, zal het verlof als bedoeld in artikel 37 lid 2 ENB-raam-CAO en hoofdstuk 8 in het algemeen de nacht ervoor en in bijzondere gevallen ook de nacht erna omvatten.
Artikel 5A.14 Uitvoeringsregeling Ondernemingsgewijs kunnen ter uitvoering nadere regels worden vastgesteld.
6. De ingevolge dit artikel vastgestelde bedragen zullen worden herzien overeenkomstig de algemene salarismaatregelen. 7. Indien de werknemer salarisverhogingen verkrijgt anders dan de algemene salarisverhogingen, worden eerstbedoelde verhogingen in mindering gebracht op betalingen ingevolge dit artikel. 8. Indien het verlaten van de ploegendienst plaatsvindt wegens medische noodzaak, en het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP na keuring een herplaatsingstoelage toekent waarmee het vervallen van de ploegendiensttoeslag wordt gecompenseerd, worden de betalingen ingevolge dit artikel beëindigd met ingang van de datum van toekenning van de herplaatsingstoelage.
Artikel 5A.12 Vergoedingsregeling bij definitieve overplaatsing naar een rooster met een lagere ploegendiensttoeslag Indien een werknemer werkzaam in ploegendienst, buiten zijn eigen toedoen, wegens bedrijfsbelang of wegens bij hem zelf gelegen medische noodzaak, definitief wordt overgeplaatst naar een rooster waar28
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
29
Hoofdstuk 5B
Artikel 5B.3 Vergoeding
Ploegendienst
1. De in ploegendienst ingedeelde werknemer ontvangt een vergoeding in tijd en/of geld. De vergoeding in tijd wordt ingeroosterd. De vergoeding in geld ontvangt werknemer in de vorm van toeslag op zijn schaalsalaris.
(Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2003)
Artikel 5B.1 Ploegendienst algemeen 1. Onder ploegendienst wordt verstaan een regeling van werktijden volgens een ondernemingsgewijs vastgesteld rooster, waarbij werknemers elkaar beurtelings opvolgen bij het uitoefenen van één en dezelfde functie en waarin het werken op uren gelegen buiten maandag tot en vrijdag tussen 07.00 en 18.00 uur ook tot het normale patroon behoort. 2. Onder volcontinudienst wordt verstaan een vorm van ploegendienst waarin de opvolging van dienst zodanig is geregeld, dat het arbeidsproces 24 uur per dag en 7 dagen per week voortgang vindt.
Artikel 5B.2 Arbeidsduur ploegendienst 1. De gemiddelde arbeidsduur van de niet-volcontinu ploegendienst komt overeen met het in hoofdstuk 2 bepaalde. 2. De arbeidsduur voor de volcontinudienst verricht in 5 ploegen bedraagt als basis gemiddeld (7 x 24 uur =) 168 uur per cyclus. Werkgever kan voor de volcontinudienst een aantal opkomsturen in het rooster vaststellen tot een maximum van 64 uur. De extra opkomsturen worden omgezet in een vergoeding in tijd of geld. Hierover en over de invulling van de opkomstdagen kunnen per bedrijf in overleg met de ondernemingsraad nadere afspraken worden gemaakt. 3. De arbeidsduur van de volcontinudienst verricht in 6, 7 of 8 ploegen is gelijk aan de in het vorig lid bepaalde arbeidsduur, verhoogd met respectievelijk 1, 2 of 3 dagdiensten.
30
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
2. De vergoeding in tijd en geld wordt bepaald op basis van de zwaarte van het rooster, uitgedrukt in punten uurwaarde en berekend over een arbeidsduur van 52 weken per jaar. 3. Het aantal punten uurwaarde wordt bepaald door de werkuren in het ploegendienstrooster die op maandag tot en met vrijdag vallen buiten de standaard arbeidstijd van 07.00 tot 18.00 uur per jaar te wegen met gebruikmaking van de toeslagpercentages van de overwerkvergoeding in geld, als bedoeld in hoofdstuk 3B, voor uren op: - maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 07.00 en tussen 18.00 en 24.00 uur: alle uren 0,5 punt uurwaarde; - zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur: alle uren 0,75 punt uurwaarde; - zondagen tussen 00.00 en 24.00 uur: alle uren 1,0 punt uurwaarde. 4. Voor de in het rooster vallende uren op feestdagen, zoals bepaald in artikel 2.5 wordt de roosterzwaarte bepaald op 1,0 punt uurwaarde, onder aftrek van de in het vorig artikel reeds toegekende waarde. 5. Voor de volcontinudienst wordt het totaal aantal punten uurwaarde per jaar overeenkomend met de berekening in de leden 3, en 4 vermenigvuldigd met een factor: 0,8780. Voor de niet-volcontinu ploegendienst bedraagt deze factor: 0,8050. Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt gedeeld door het aantal ploegen. 6. Bovenstaande vergoeding(en) gelden als volledige compensatie voor alle aan de ploegendienst of volcontinudienst verbonden aspecten, waaronder ook dienstoverdracht.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
31
Artikel 5B.4 Vergoeding in tijd 1. De vergoeding in tijd wordt bepaald door het verschil van de jaarlijkse werktijd van het rooster en de in hoofdstuk 2 bepaalde arbeidsduur, waarbij de vergoeding in tijd van 1 uur overeenkomt met 1 punt uurwaarde. 2. De vergoeding in tijd wordt door werkgever in het rooster opgenomen, dan wel aangewezen.
Artikel 5B.5 Vergoeding in geld De vergoeding in geld wordt bepaald door het verschil tussen de volgens artikel 5B.3 berekende aantal punten uurwaarde en de in het vorige artikel toegekende vergoeding in tijd te delen op de normaal gemiddelde arbeidsduur, zoals bepaald in hoofdstuk 2.
Artikel 5B.6 Vergoeding voor feestdagen 1. Dit artikel is voor dagen, als bedoeld in artikel 2.5, niet van toepassing op de in ploegendienst ingedeelde werknemer, indien en voor zover de in dit artikel bedoelde vergoeding is verdisconteerd in de vergoeding in tijd en in geld overeenkomstig de artikelen 5B.4 en 5B.5.
Vergoeding Na vermenigvuldiging met de factor: 0,8780, bedraagt de totale waarde van dit rooster: 3.497,5 punten. Per ploeg is dat gemiddeld (3.497,5 : 5 =) 699,5 punten. Dit is de totaal berekende vergoeding per ploeg, welke wordt gesplitst in een vergoeding in tijd én in een vergoeding in geld. Vergoeding in tijd De vergoeding in tijd is het verschil tussen een werkweek van 38 uur en de werkelijke werktijd per week. De vergoeding in tijd in de 5-volcontinudienst bedraagt op basis van 52 weken: 52 x (38- 33,6) = 52 x 4,4 uur = 228,8 uur. Vergoeding in geld De vergoeding in geld wordt berekend door de vergoeding in tijd af te trekken van de totale puntenwaarde per ploeg en de uitkomst daarna te delen door het aantal standaard jaaruren: Dus: (669,5 - 228,8 =) 470,7 punten te delen door (52 x 38 =) 1.976 uur. Dit levert bij een werktijd van 33,6 uur in de 5 volcontinudienst een toeslag op van (470,7 : 1.976) = 23,8%.
Artikel 5B.7 Garantie
2. Voor elke overige feestdag als bedoeld in artikel 2.5 ontvangt de werknemer voor ieder uur dat hij volgens rooster dienst doet een vergoeding als bepaald in artikel 3B.4. Indien de werknemer al dan niet door arbeidsongeschiktheid feitelijk geen dienst verricht, wordt de vergoeding in het vorig lid niet toegekend.
Voor bestaande ploegendiensten wordt voor de werknemer die op 1 januari 2002 in dienst was het oude toeslagpercentage gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de verhoging van € 22,69; de minimum berekeningsgrondslag van € 1.905,88 én de twee extra dagen per jaar (deel II oud, artikel 37 leden 4 en 5; artikel 38 lid 1).
Toelichting berekening ploegentoeslag Voor de 5 volcontinu ploegendienst is de uurwaarde: - van maandag tot en met vrijdag 13 uur x 0,5 punt per dag (= 6,5) x 5 dagen = - plus 24 uur x 0,75 punt op zaterdag = - plus 24 uur x 1,0 punt op zondag =
Artikel 5B.8 Invallen tijdens reservedagen (niet zijnde overwerk)
Totaal per week 32
Per jaar over 52 weken: 52 x 74,5 punt = 3.874 punten. Vermeerderd met 109,5 extra punten voor in het rooster vallende feestdagen = 3.983,5 punten totaal.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
32,5 punt; 18 punt; 24 punt; 74,5 punt; 3 JULI 2002
De werknemer die invalt tijdens dagen waarop hij als reserve dienst verricht (de zogenaamde reservedagdienst), ontvangt hiervoor een vergoeding volgens de regeling verschoven werktijd voor uren die liggen buiten de standaard arbeidstijd, zoals die zijn bepaald in artikel 2.4.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
33
Artikel 5B.9 Overplaatsing naar een ander rooster 1. De werknemer ingedeeld in ploegendienst, kan indien het bedrijfsbelang dit vordert, ingevolge artikel 2.9 tijdelijk of permanent worden overgeplaatst naar een ander rooster dan het voor hem geldende. 2. Tijdelijke overplaatsing geschiedt voor een vooraf bepaald tijdvak of tot het intreden van een bepaalde gebeurtenis of situatie. In alle andere gevallen is er sprake van een permanente overplaatsing. 3. Voor permanente overplaatsing ontvangt de werknemer geen vergoeding, voor tijdelijke overplaatsing wordt een vergoeding volgens artikel 5B.10 toegekend.
5. Indien de werknemer overeenkomstig het vorig artikel tijdelijk wordt overgeplaatst in dagdienst, wordt zijn ploegendiensttoeslag gedurende het tijdvak van zijn overplaatsing volledig gehandhaafd. Er vindt verrekening plaats van zijn meer of minder gewerkte uren ten opzichte van de normaal gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week zoals bepaald artikel 2.1. 6. De vergoeding in tijd als bedoeld in artikel 5B.4, vervalt naar rato van het tijdvak van overplaatsing in dagdienst of niet-volcontinudienst. 7. Indien de werknemer gedurende de periode van tijdelijke plaatsing in dagdienst ploegendiensten moet verrichten, worden daarvoor geen extra vergoedingen verstrekt. 8. De terugkeer in het oorspronkelijke rooster wordt niet vergoed.
Artikel 5B.10 Vergoeding voor tijdelijke overplaatsing naar een ander rooster 1. Indien de werknemer overeenkomstig het vorig artikel tijdelijk wordt overgeplaatst naar een ander rooster, niet zijnde dagdienst of overwerk en deze overplaatsing voldoende tijdig aangekondigd is, is geen vergoeding verschuldigd. Onder tijdige aankondiging wordt verstaan een periode van 28 kalenderdagen of meer. 2. Vindt de aankondiging niet tijdig plaats maar wel tenminste 7 kalenderdagen voor ingang van het nieuwe rooster dan ontvangt hij een toeslag verschoven werktijd over maximaal de eerste 2 verrichte diensten. 3. Vindt de aankondiging plaats binnen de in het vorig lid bepaalde termijn, dan ontvangt werknemer een toeslag verschoven werktijd over maximaal de eerste 4 verrichte diensten. 4. Indien de tijdelijke plaatsing in een ander rooster als bedoeld in lid 1 tot gevolg heeft dat in de totale periode van deze plaatsing meer of minder uren moeten worden gewerkt dan in het oorspronkelijk rooster, dan worden de (laatstelijk) meer of minder gewerkte uren verrekend.
34
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
Artikel 5B.11 Vergoedingsregeling na het definitief verlaten van de ploegendienst 1. Voor de werknemer ingedeeld in ploegendienst, die, buiten zijn eigen toedoen, wegens bedrijfsbelang of wegens bij hem zelf gelegen medische noodzaak, definitief uit de ploegendienst wordt geplaatst, geldt de volgende afbouwregeling. 2. Over de maand waarin de ploegendienst definitief wordt verlaten en over de eerste drie maanden daarna, ontvangt de werknemer het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit de artikelen 5B.3 en 5B.5. 3. Daarna ontvangt de werknemer een aflopende uitkering die van het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit de artikelen 5B.3 en 5B.5, wordt berekend aan de hand van het aantal jaren doorgebracht in ploegendienst op het moment dat de ploegendienst definitief wordt beëindigd. Aantal jaren 1 tot 5 ploegendienst jaar
5 tot 10 jaar
10 tot 15 15 jaar jaar of meer
looptijd van de uitkering
8 mnd. 8 mnd. 8 mnd. 8 mnd.
12 mnd. 12 mnd. 12 mnd. 12 mnd.
4 mnd. 4 mnd. 4 mnd. 4 mnd.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
18 mnd. 18 mnd. 18 mnd. 18 mnd.
percentage v.d.uitkering 80 60 40 20 3 JULI 2002
35
4. Is de werknemer op de dag waarop zijn ploegendienst wordt beëindigd, 59 jaar of ouder, dan ontvangt hij het volledige toeslagbedrag dat voortvloeit uit de artikelen 5B.3 en 5B.5 tot het tijdstip van zijn pensionering of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst om andere redenen wordt beëindigd. Indien de werknemer tijdens de afbouwperiode de leeftijd van 59 jaar bereikt, wordt de uitkering als bedoeld in lid 3, gehandhaafd op het dan bereikte niveau tot het tijdstip van zijn pensionering of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst om andere redenen wordt beëindigd. 5. Is de werknemer op de dag waarop zijn ploegendienst wordt beëindigd, 45 jaar en is hij onmiddellijk daaraan voorafgaand tenminste tien jaren onafgebroken in ploegendienst werkzaam geweest, dan zal het uitkeringspercentage van lid 3 nimmer dalen onder het product van: - het aantal onafgebroken ploegendienstjaren onmiddellijk voorafgaand aan de beëindiging en - het percentage behorende bij de leeftijd waarop de ploegendienst wordt verlaten, te weten: 2% bij 45 tot 50 jaar 3% bij 50 tot 55 jaar 4% bij 55 tot 59 jaar
Artikel 5B.12 Vergoedingsregeling bij definitieve overplaatsing naar een rooster met een lagere ploegendiensttoeslag Indien een werknemer werkzaam in ploegendienst, buiten zijn eigen toedoen, wegens bedrijfsbelang of wegens bij hem zelf gelegen medische noodzaak, definitief wordt overgeplaatst naar een rooster waarvoor een lagere ploegendiensttoeslag geldt, wordt het vorig artikel op overeenkomstige wijze toegepast ten aanzien van het verschil tussen de oude en de nieuwe ploegendiensttoeslag.
Artikel 5B.13 Buitengewoon verlof Voor de werknemer die zijn werkzaamheden verricht in volledige nachtdienst, zal het verlof als bedoeld in artikel 37 lid 2 ENB-raam-CAO en hoofdstuk 8 in het algemeen de nacht ervoor en in bijzondere gevallen ook de nacht erna omvatten.
Het aldus vastgestelde bedrag mag nimmer meer bedragen dan het volledige toeslagbedrag als bedoeld in de artikelen 5B.3 en 5B.5. Voor het bepalen van de onafgebroken periode als bedoeld in dit lid wordt een onderbreking van niet meer dan acht maanden buiten beschouwing gelaten, mits de werkelijke duur van de ploegendienst ten minste tien jaar bedraagt. 6. De ingevolge dit artikel vastgestelde bedragen zullen worden herzien overeenkomstig de algemene salarismaatregelen. 7. Indien de werknemer salarisverhogingen verkrijgt anders dan de algemene salarisverhogingen, worden eerstbedoelde verhogingen in mindering gebracht op betalingen ingevolge dit artikel. 8. Indien het verlaten van de ploegendienst plaatsvindt wegens medische noodzaak, en het Pensionreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP na keuring een herplaatsingtoelage toekent waarmee het vervallen van de ploegendiensttoeslag wordt gecompenseerd, worden de betalingen ingevolge dit artikel beëindigd met ingang van de datum van toekenning van de herplaatsingtoelage. 36
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
37
Hoofdstuk 6
ook de eindejaarsuitkering wordt toegevoegd. Het salaris bestaat dan uit: schaalsalaris plus de vaste persoonlijke toeslagen, vakantie- & eindejaarsuitkering, vergoedingen in geld van ploegen- & consignatiediensten. Dit betreft een technische aanpassing.
Salariëring Artikel 6.1 Salarisbegrip 1. Onder schaalsalaris wordt verstaan het bedrag per maand dat aan de werknemer op grond van zijn indeling in de salarisregeling wordt toegekend. 2. Tenzij anders vermeld wordt onder salaris verstaan het door de werknemer laatstelijk genoten schaalsalaris of, in geval van deeltijdarbeid, het daarvan afgeleide salaris, vermeerderd met: a. de vaste persoonlijke toeslag(en) per maand als bedoeld in artikel 6.2 lid 1; b. de vakantie-uitkering per maand als bedoeld in artikel 6.3; c. de eindejaarsuitkering per maand als bedoeld in artikel 6.4; d. de vergoeding in geld voor consignatiedienst als bedoeld in artikel 4.3 lid 1, gemiddeld per maand over de voorgaande periode van 12 maanden; e. vergoeding in geld voor ploegendienst als bedoeld in hoofdstuk 5;
Artikel 6.3 Vakantie-uitkering 1. De werknemer heeft recht op een vakantie-uitkering voor elke periode waarin hij recht op salaris heeft. 2. De vakantie-uitkering bedraagt per kalendermaand 8% van het voor de werknemer in die maand geldende salaris met uitzondering van het gestelde in artikel 6.1 sub b en c, met dien verstande dat voor de werknemer die in de van toepassing zijnde maand 21 jaar of ouder is tenminste een bedrag wordt uitbetaald dat gelijk is aan 8% van € 1.780,-* (€ 1.839,-**), welk bedrag bij het verrichten van arbeid in deeltijd naar evenredigheid wordt verminderd.
Artikel 6.2 Vaste persoonlijke toeslag
3. Het jaar waarover de vakantie-uitkering wordt berekend loopt van 1 juni tot en met 31 mei. De vakantie-uitkering wordt jaarlijks in de maand mei uitbetaald.
1. Onder vaste persoonlijke toeslag wordt verstaan een vaste maandelijkse toeslag op het schaalsalaris, uitgedrukt in een bedrag of in een percentage van dat schaalsalaris, welke aan de werknemer voor onbepaalde tijd is toegekend, uitsluitend: a. wegens een uitstekende wijze van taakvervulling; b. als garantie wegens plaatsing in een lager gekwalificeerde functie; c. wegens bijzondere aan de werknemer te stellen eisen.
4. Zonodig vindt in afwijking van het bepaalde in het derde lid de uitbetaling ook plaats bij het einde van de arbeidsovereenkomst van de werknemer en wel over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover vakantie-uitkering werd uitbetaald en de datum van ontslag.
2. Alle om andere redenen toegekende toeslagen op het schaalsalaris, waaronder toeslagen die voortvloeien uit een inconveniënt, tenzij anders bepaald, worden niet als een tot het salaris behorende vaste persoonlijke toeslag aangemerkt.
5. De werknemer die aanspraak heeft op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ter grootte van 8% van de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij de vaststelling van de minimum vakantie-uitkering als bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt rekening gehouden met de vakantie-uitkering over de WAO-uitkering.
Toelichting: er worden in de sector-CAO twee eenduidige salarisbegrippen gehanteerd. Enerzijds schaalsalaris, anderzijds het salaris, waaraan 38
Mocht er in een individueel geval toch een financieel nadeel optreden dan wordt dit voor de werknemers die op 1 januari 2002 in dienst zijn gecompenseerd.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
* salarispeil 1 april 2001 ** salarispeil 1 april 2002 SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
39
Artikel 6.4 Eindejaarsuitkering
Artikel 6.6 Vervangingstoeslag
1. De werknemer heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering voor elke periode waarin hij in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak op salaris heeft.
De werknemer die op een door de werkgever verstrekte opdracht een andere - in een hogere - salarisschaal ingedeelde functie volledig waarneemt ontvangt daarvoor een vergoeding ter grootte van het verschil tussen zijn salaris en het salaris dat hij zou ontvangen onmiddellijk nadat hij definitief in de te vervangen functie zou zijn benoemd, voorzover de waarneming langer dan een maand onafgebroken heeft geduurd.
2. De eindejaarsuitkering bedraagt vanaf 1 januari 2001 per kalendermaand 1,8% en vanaf 1 januari 2002 per kalendermaand 2,3% van het voor de werknemer in die maand geldende salaris als bedoeld in artikel 1, met uitzondering van het gestelde in sub b en c. 3. Uitbetaling van de eindejaarsuitkering vindt plaats in de maand december. Indien de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar wordt beëindigd, vindt op dat moment uitbetaling van de eindejaarsuitkering plaats. 4. De werknemer die aanspraak heeft op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ter grootte van 1,8%, respectievelijk 2,3% van de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering. 5. De eindejaarsuitkering is inkomen in de zin van artikel 3.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP (laatstelijk gewijzigd in april 1999).
Op vervangingssituaties die op 1 april 2002 waren aangevangen, blijft artikel 19 in Deel II van de voorgaande CAO van toepassing.
Artikel 6.7 Loonvorming De salarissen worden met ingang van 1 april 2001 verhoogd met 4% en met ingang van 1 april 2002 met 3,3%. Per 1 april 2002 ontvangen werknemers een eenmalige uitkering ter hoogte van € 100,- bruto. De eindejaarsuitkering wordt met ingang van 1 januari 2001 met 0,3% verhoogd en met ingang van 1 januari 2002 met 0,5%.
Artikel 6.5 Salaris per uur Onder salaris per uur wordt verstaan 1/165e deel van het schaalsalaris. In de CAO tot 1 april 2001 werd onder salaris per uur verstaan 1/165e deel van het schaalsalaris inclusief de vaste persoonlijke toelagen. De wijziging betreft een technische aanpassing. Mocht er in een individueel geval toch een financieel nadeel optreden dan wordt dit gecompenseerd voor werknemers die op 1 januari 2002 in dienst waren.
40
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
41
Hoofdstuk 7
Artikel 7.3 Werktijdverkorting oudere werknemers
Verlof Artikel 7.1. Wettelijk verlof De duur van het jaarlijkse vakantieverlof wordt bij een in artikel 2.1 gestelde arbeidsduur vastgesteld op 160 uur wettelijk verlof.
2. De in lid 1 sub a bedoelde werktijdverkorting bestaat uit verkorting van de dagelijkse volledige werktijd, met een uur voor werknemers van 57 t/m 62 en met anderhalf uur voor werknemers van 63 jaar en ouder.
Artikel 7.2. Bovenwettelijk verlof 1. Het wettelijk verlof wordt verhoogd met 40 uur bovenwettelijk verlof voor werknemers die op basis van de het bedrijfsprotocol aanspraak hebben op overwerkvergoeding, resp. 56 uur bovenwettelijk verlof voor werknemers die geen aanspraak hebben op overwerkvergoeding 2. Voor de toekenning van het aantal verlofuren is bepalend het schaalsalaris per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. 3. Van het vakantieverlof dient werknemer in het desbetreffende kalenderjaar als regel ten minste 15 werkdagen onafgebroken op te nemen. Op een aanvraag tot het opnemen van vakantieverlof wordt slechts afwijzend beschikt als het bedrijfsbelang dit vordert. 4. De duur van het vakantieverlof voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar dan wel in het desbetreffende kalenderjaar 18 jaar wordt, wordt verhoogd met 3 werkdagen, voor de werknemer van 19 jaar bedraagt de verhoging 2 werkdagen en voor de werknemer van 20 jaar 1 werkdag. Voorts wordt het aantal vakantiedagen verhoogd met 1 werkdag in het kalenderjaar waarin de werknemer de leeftijd van 30 jaar bereikt, vervolgens verder bij elke 5 jaar ouder opnieuw 1 werkdag, totdat bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar het aantal extra vakantiedagen 6 bedraagt. 5. Niet ingeroosterde ADV-dagen worden vanaf 2002 aangemerkt als bovenwettelijk verlof.
42
SECTOR-CAO PRODUCTIE
1. a Iedere werknemer heeft, met ingang van de dag waarop hij 57 jaar wordt, aanspraak op werktijdverkorting, overeenkomstig onderstaande bepalingen. b. Ondernemingsgewijs kunnen voor werknemers ingedeeld in volcontinudienst afspraken gemaakt worden over de wijze waarop de in lid 2 geregelde werktijdverkorting wordt toegekend.
3 JULI 2002
Op verzoek van de werknemer zal, indien de dienst zulks toelaat, in plaats van de hiervoor bedoelde dagelijkse werktijdverkorting, worden toegestaan de werktijd te verkorten met twee dagen per maand en twee dagen per kwartaal voor werknemers van 57 t/m 62 jaar en met drie dagen per maand en drie dagen per kwartaal voor werknemers van 63 jaar en ouder. Voor de deeltijdwerknemer zal deze toepassing worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 1A.3 van de ENB-raam-CAO. 3. Gedurende de periode waarin werktijdverkorting op medische gronden plaatsvindt, vervalt de aanspraak op werktijdverkorting als in lid 2 bedoeld. 4. Indien de werknemer op wie het gestelde in lid 2 van toepassing is, zijn aanspraak niet uitoefent, vervalt deze tot op de dag waarop hij schriftelijk aan werkgever kenbaar maakt zijn recht voortaan wel te willen uitoefenen. 5. Aanspraak op werktijdverkorting mag niet door uitbetaling in geld worden vervangen.
Artikel 7.4 PAS-regeling Werknemers van 55 jaar en ouder wordt op vrijwillige basis de mogelijkheid geboden gebruik te maken van een regeling Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS). De regeling kent de volgende inhoud: SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
43
1. 55- en 56- jarigen kunnen een 1/2 dag per week korter werken met behoud van 97,5% van het salaris en tegen inlevering van 13 advdagen en 1/10 vakantieverlof als bedoeld in artikel 7.1 en 7.2 lid 1; 2. 57- en 58- jarigen kunnen 1 dag per week korter werken met behoud van 95% van het salaris en tegen inlevering van 13 advdagen, 1/5 vakantieverlof als bedoeld in artikel 7.1 en 7.2 lid 1en 1/2 uur korter werken (artikel 7.3); 3. 59-jarigen en ouderen kunnen 2 dagen per week korter werken met behoud van 90% van het salaris en tegen inlevering van 13 advdagen, 2/5 vakantieverlof als bedoeld in artikel 7.1 en 7.2 lid 1 en 1 uur korter werken (artikel 7.3); Het onder 2 en 3 eventueel resterende 1/2 uur korter werken per dag wordt omgezet in 16 verlofdagen per jaar. Op deze 16 dagen blijven de leden 3, 4 en 5 van artikel 7.3 van toepassing. Ten aanzien van de PAS-regeling gelden de volgende uitvoeringsrichtlijnen: - onder "salaris" wordt in de PAS-regeling verstaan het salaris als bedoeld in artikel 6.1 lid 2 met uitzondering van het gestelde sub b, c, d en e. De korting van het salaris werkt door in de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering als bedoeld in de artikelen 6.3 en 6.4; - kostenvergoedingen die een directe relatie hebben met het aantal werkdagen worden naar rato aangepast; - korting van het salaris heeft geen invloed op het ambtelijk inkomen. Pensioen- en vutpremies worden berekend (en afgedragen) over het ambtelijke inkomen op basis van het ongekorte salaris (100%). Het verhaal van deze premies wordt berekend over het ambtelijk inkomen op basis van het gekorte salaris; - indien van toepassing geldt voor IZA en IZR dat premie (zowel het werkgevers- en werknemersdeel) moet worden ingehouden over het ambtelijk inkomen op basis van het ongekorte salaris (100%).
44
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
Artikel 7.5 Evenredige vermindering van het verlof Het bovenvermeld verlof van de werknemer die in de loop van het kalenderjaar in dienst treedt en/of de dienst verlaat, wordt vastgesteld in evenredigheid met het verlof, waarop hij krachtens dit hoofdstuk aanspraak zou hebben indien hij het gehele jaar in dienst zou zijn geweest.
Artikel 7.6 Behoud niet opgenomen verlof 1. Het wegens ziekte tijdens een vakantie niet genoten verlof worden als niet verleend beschouwd, indien de werknemer aannemelijk kan maken dat hij, ware hem geen vakantie verleend, op die dagen verhinderd zou zijn geweest zijn arbeid te verrichten. 2. Ieder vorderingsrecht tot toekenning van verlof op grond van de artikelen 7.1 en 7.2 verjaart door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 7.7 Intrekking verlof 1. Verleend verlof kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van bedrijfsbelang zulks noodzakelijk maken. Indien ten gevolge daarvan de werknemer op een bepaalde dag slechts gedeeltelijk verlof genoot, wordt deze dag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het genoten verlof. 2. Bij intrekking van verlof is de werkgever verplicht de onvermijdelijk voor de werknemer daaruit voortvloeiende negatieve financiële gevolgen voor zijn rekening te nemen.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
45
Hoofdstuk 8 Buitengewoon verlof Artikel 8.1 Verlof met behoud van salaris Tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, wordt aan de werknemer met uitsluiting van het anders en overigens bepaalde in artikel 7:629b van het Burgerlijk Wetboek buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend: a. dag van zijn huwelijksvoltrekking en de daarop volgende dag; b. dag huwelijksvoltrekking van zijn kinderen; c. dag bevalling van zijn partner en de daarop volgende dag; d. dag overlijden tot en met dag van begrafenis/crematie van zijn partner of (pleeg-/stief-) kinderen tot een maximum van 5 dagen; e. dag van overlijden en de dag van begrafenis/crematie van zijn (schoon-)ouders, broer, zwager en (schoon-)zus; f. dag van zijn verhuizing, waarop hoofdstuk 11 van toepassing is.
Artikel 8.2 Buitengewoon verlof zonder behoud van salaris 1. Aan de werknemer wordt op diens verzoek buitengewoon verlof zonder behoud van salaris verleend voor de periode van maximaal twee maanden, direct aansluitend aan de geboorte van een tot het eigen gezin behorend kind, dan wel direct aansluitend aan het bevallingsverlof, teneinde de verzorging van dit kind ter hand te nemen.
d. In afwijking van het gestelde onder sub c kan de werknemer de werkgever verzoeken hem verlof te verlenen voor een langere periode dan acht maanden, onderscheidenlijk om meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met dat verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. e. De werknemer meldt het voornemen om verlof op te nemen tenminste twee maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van periode, het aantal uren verlof per week en de spreiding daarvan over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging. f. Het recht bestaat slechts indien de arbeidsverhouding minimaal een jaar heeft geduurd. Indien de arbeid buiten Nederland wordt verricht, bestaat recht op verlof tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. 3. De verplicht in te houden (sociale) premies die verschuldigd zijn over de periode van verlof zonder behoud van salaris als bedoeld in dit artikel, komen voor rekening van de werkgever. Onder (sociale) premies wordt in dit verband verstaan de premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, de premie voor het bovenwettelijk invaliditeitspensioen, de premie voor de flexibele uittredingsregeling (FUR/FPU), de WW-premie en de premie ziektekostenverzekering.
2. a. Aan de werknemer wordt op diens verzoek buitengewoon verlof zonder behoud van salaris verleend teneinde de feitelijke verzorging van (een) tot zijn gezin behorend kind of kinderen in de eerste vier levensjaren ter hand te nemen. b. Het totaal aantal uren verlof waarop de werknemer ten hoogste recht heeft, bedraagt de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van vier maanden. c. Het verlof wordt per week opgenomen over een periode van ten hoogste acht maanden. Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
46
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
47
Hoofdstuk 9 Uitkeringen bij jubilea en einde arbeidsovereenkomst Artikel 9.1 Algemeen Aan de werknemer wordt bij het bereiken van een diensttijd van 10, 20, 30 en 40 jaar een gratificatie toegekend.
3. Voor werknemers die op 1 april 2002 in dienst waren, wordt de diensttijd volgens het oude diensttijdbegrip gegarandeerd.
Artikel 9.4 Bij pensioen of flexibel uittreden
Artikel 9.2 Berekening 1. De gratificatie bedraagt bij een diensttijd van: 10 jaar: 0,25 x het salaris; 30 jaar: 1,5 20 jaar: 1 x het salaris; 40 jaar: 2
2. Eveneens geldt als diensttijd voor de toekenning van de gratificatie als bedoeld in artikel 9.1 de door werknemer bij zijn werkgever onafgebroken doorgebrachte diensttijd voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 30 lid 3 ENB-raamCAO.
x het salaris; x het salaris.
2. Indien een werknemer in deeltijd werkzaam is, dan wel is geweest, zal bij de berekening van het salaris dat als basis dient voor de vaststelling van de gratificatie, naar evenredigheid rekening worden gehouden met de in zijn diensttijd voorkomende periode(n) gedurende welke zijn wekelijkse arbeidstijd wegens deeltijdarbeid afweek van de arbeidsduur bij een volledig dienstverband als bedoeld in artikel 2.1. Indien de periode waarin in deeltijd is gewerkt korter dan 5 jaar heeft geduurd zal geen evenredige vermindering als hiervoor bedoeld plaatsvinden. 3. Indien werknemer gedeeltelijk is afgekeurd, zal de hieruit voortvloeiende wijziging van zijn salaris geen nadelige invloed uitoefenen op de hoogte van de gratificatie.
a. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van ouderdomspensioen of volledig invaliditeitspensioen dan wel bij ontslag wegens flexibel uittreden, wordt aan werknemer een uitkering verstrekt ten bedrage van 1,5 maal zijn salaris; b. Indien betrokkene reeds gedeeltelijk is afgekeurd en nog geen uitkering als bedoeld bij sub a heeft ontvangen, mag dit feit geen nadelige invloed uitoefenen op de hoogte van de uitkering.
Artikel 9.5 Jubileumgratificatie naar evenredigheid Aan de werknemer die de eerstvolgende jubileumgratificatie als bedoeld in artikel 9.1 niet kan halen als gevolg van ontslag wegens: - invaliditeit, - vrijwillig vervroegd uittreden, of - boventalligheid, wordt een gratificatie toegekend naar evenredigheid van het feitelijk aantal dienstjaren.
Artikel 9.3 Diensttijd 1. Voor de toekenning van de gratificatie als bedoeld in artikel 9.1 geldt als diensttijd de door de werknemer bij zijn werkgever onafgebroken doorgebrachte diensttijd alsmede de diensttijd onafgebroken doorgebracht bij rechtsvoorgangers van zijn werkgever.
48
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
49
Hoofdstuk 10 Uitkering bij overlijden
1. a. Het salaris van werknemer wordt uitbetaald tot de eerste van de maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond. b. Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan het salaris dat de werknemer op de dag van het overlijden genoot of, indien hij op die dag aanspraak maakt op een WAO-uitkering en een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 5 ENBraam-CAO, zou hebben genoten indien hij op die dag arbeidsgeschikt zou zijn geweest, over een tijdvak van drie maanden; Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen. c. Indien de overledene geen betrekkingen als hierboven bedoeld nalaat, kan de uitkering door werkgever geheel of ten dele worden aangewend voor betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de overledene voor betaling van die kosten ontoereikend is. d. Op het bedrag, bedoeld in sub b en c, wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen. e. Na het overlijden van de gewezen werknemer, die op de dag van zijn overlijden op grond van artikel 46 ENB-raam-CAO in het genot was van doorbetaling van zijn laatstelijk genoten salaris, wordt aan de in lid 1 sub b bedoelde personen en met overeenkomstige toepassing van dat lid een bedrag uitgekeerd, gelijk aan het salaris welke de gewezen werknemer op de dag van zijn overlijden genoot, berekend over een tijdvak van drie maanden. Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen.
50
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
f. Indien het overlijden van de werknemer is veroorzaakt door een bedrijfsongeval als bedoeld in artikel 40 sub c ENB-raam-CAO of in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de werknemer opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten, wordt aan degene die in verband met dit overlijden krachtens het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP een nabestaandenpensioen geniet, een uitkering toegekend ten bedrage van 18 procent van het resultaat van de vermenigvuldiging van: a. indien het gaat om de partner, bedoeld in artikel 7.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, vijf zevende deel van 1,75 procent van de berekeningsgrondslag bedoeld in artikel 6.2 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP en de pensioengeldige diensttijd, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; b. indien het gaat om de wees, bedoeld in artikel 7.7 lid 1, aanhef, sub a, van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, een zevende deel van 1,75 procent van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 6.2 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, en de pensioengeldige diensttijd, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; c. indien het gaat om de wees, bedoeld in artikel 7.7 lid 1, aanhef, sub b, van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, twee zevende deel van 1,75 procent van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 6.2 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, en de pensioengeldige dienstijd, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP. g. De uitkering eindigt met ingang van de dag waarop de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt, dan wel, indien de partner, bedoeld in artikel 7.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, aan wie een pensioen werd toegekend, hertrouwt, met ingang van de maand volgende op de datum van het hertrouwen. h. Sub f is van overeenkomstige toepassing op de gewezen werknemer ten aanzien van wie artikel 46 lid 1 of 49 lid 3 ENB-raamCAO, toepassing heeft gevonden, indien zijn overlijden het rechtstreeks gevolg is van de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in die artikelen. SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
51
Hoofdstuk 11 Verhuiskosten Artikel 11.1 Algemeen Aan de werknemer, die een eigen huishouding voert en ten gevolge van indiensttreding dan wel overplaatsing in het belang van het bedrijf moet verhuizen, zal een vergoeding worden toegekend overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Artikel 11.2 Toekenning 1. Een verhuiskostenvergoeding wordt, naast het bepaalde in artikel 11.1, tevens toegekend aan: a. de nabestaanden van de overleden werknemer, indien deze werknemer een dienstwoning heeft bewoond en in het belang van het bedrijf deze woning wordt ontruimd; b. de werknemer aan wie ontslag is verleend in verband met pensionering of vrijwillig vervroegd uittreden, een dienstwoning bewoont en deze in het belang van het bedrijf verlaat. 2. Geen verhuiskostenvergoeding ingevolge de artikelen 11.1 en 11.2 lid 1 wordt verleend indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaar na het ontstaan van de verplichting tot verhuizing.
Artikel 11.3 Verhuiskostenvergoeding
b. de vergoeding voor herinrichtingskosten bedraagt 12% van het salaris op jaarbasis met een minimum van € 3.349,- * (€ 3.460,-**); De werknemer die in het belang van het bedrijf binnen drie jaar opnieuw dient te verhuizen zal een vergoeding van 14% van het salaris op jaarbasis ontvangen met een minimum van € 3.888,-* (€ 4.017,-**); c. een na overleg met werknemer, vooraf door werkgever te bepalen redelijk bedrag voor noodzakelijk te maken opknapkosten aan de nieuwe woning; d. voor de vergoeding van de reiskosten van het gezin komen slechts in aanmerking de kosten per openbaar vervoermiddel; e. onder woonlasten wordt verstaan huishuur of de rente van een hypothecaire geldlening bij eigen woningbezit. Vergoed worden de woonlasten van de oude woning voor zover deze samenvallen met woonlasten van de nieuwe woning en voor zover een en ander onvermijdelijk is. Indien de woonlast bestaat uit bovenbedoelde rente wordt in geval van indiensttreding de termijn waarover de dubbele woonlasten worden vergoed beperkt tot drie maanden en bij overplaatsing een van tevoren overeengekomen redelijke termijn. 3. Een werknemer die geen eigen huishouding voert, heeft aanspraak op een vergoeding voor de in artikel 11.3 lid 2 sub a en c te maken kosten, terwijl hem een vergoeding van 4% van het jaarsalaris wordt toegekend voor de kosten vallende onder artikel 11.3 lid 2 sub b. * Salarispeil 1 april 2001 **Salarispeil 1 april 2002
Artikel 11.4 Terugbetaling
1. Onder verhuiskosten wordt verstaan: a. kosten overbrengen huisraad; b. herinrichtingskosten; c. opknapkosten; d. reiskosten gezin; e. dubbele woonlasten.
De werknemer, die bij indiensttreding een vergoeding ingevolge dit hoofdstuk heeft ontvangen, dient deze vergoeding terug te betalen, indien de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar na indiensttreding en binnen een jaar na verhuizing op eigen verzoek of door eigen schuld wordt beëindigd.
2. a. De kosten voor het overbrengen van het huisraad worden volledig vergoed, inclusief het in- en uitpakken;
52
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
53
Hoofdstuk 12
Artikel 11.5 Slotbepalingen
Studie en loopbaanbeleid
1. Indien de werknemer niet terstond over woonruimte kan beschikken, gelden ten aanzien van pension- en/of reiskosten de ondernemingsgewijs vastgestelde regelingen. 2. De werkgever is bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in dit hoofdstuk bepaalde, in gevallen, waarin dit hoofdstuk naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.
Artikel 12.1 Loopbaanbeleid 1. De werknemer is primair verantwoordelijk voor de opleiding en training die hijzelf nodig heeft om duurzaam inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. 2. De werkgever faciliteert iedere werknemer door middel van een persoonlijk opleidingsplan waarover jaarlijks afspraken worden gemaakt. 3. Per bedrijf worden richtlijnen opgesteld in het kader van loopbaanbeleid, waarin begrepen de duurzame inzetbaarheid van werknemers in elke leeftijdscategorie.
Artikel 12.2 Studiekostenvergoeding 1. De kosten van bedrijfsgerichte studie en opleiding komen voor 100% voor rekening van de werkgever mits daarover voor aanvang van de studie of opleiding tussen werkgever en werknemer schriftelijke afspraken zijn gemaakt. 2. Voor zover de tijd die benodigd is voor studie en opleiding valt binnen de werktijd worden daarover voor aanvang van de studie of opleiding tussen werkgever en werknemer schriftelijke afspraken gemaakt. Voor zover de tijd benodigd voor het afleggen van een examen of een afsluitend tentamen valt binnen de werktijd, komt deze voor 100% voor rekening van de werkgever.
Artikel 12.3 Intrekking en terugvordering 1. Vergoedingen kunnen worden ingetrokken indien uit ingewonnen inlichtingen blijkt dat de werknemer zijn verplichtingen tot het regel54
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
55
matig volgen van de lessen niet nakomt of niet voldoende studeert. Deze intrekking vindt echter niet plaats indien de werknemer aannemelijk maakt dat zijn onregelmatig of onvoldoende studeren het gevolg is van feiten of omstandigheden die niet aan hemzelf te wijten zijn. 2. Vergoedingen in geld kunnen worden teruggevorderd indien: a. de werknemer de studie of opleiding zonder geldige reden tussentijds beëindigd; b. tijdens de studie of opleiding de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd; c. binnen twee jaar nadat de werknemer zijn studie of opleiding heeft afgerond de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Het bedrag van de terugvordering is evenredig met het nog niet verstreken gedeelte van de periode van twee jaar. 3. Terugvordering vindt niet plaats indien het beëindigen van de arbeidsovereenkomst geschiedt met het recht op een werkloosheidsuitkering of direct ingaand vervroegd uittreden of pensioen.
Hoofdstuk 13 Functiecontracten en arbeidsvoorwaarden hoger personeel Artikel 13.1 Algemeen De ontwikkeling in de sector, waaronder de liberalisering van de energiemarkt en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot snelle organisatieaanpassingen, betekenen in de sfeer van de personeelvoorziening dat er nieuwe kwaliteiten nodig zijn voor de gebieden handel, business development en stafspecialismen. Om hierin te kunnen voorzien en om werknemers voor deze specifieke functies te kunnen behouden, is het nodig dat bedrijven op het gebied van arbeidsvoorwaarden kunnen concurreren met partijen op dit specifieke segment van de arbeidsmarkt. Het is van belang dat deze groep werknemers een passend arbeidsvoorwaardenpakket kan worden aangeboden. Hiertoe kunnen onder de volgende condities afwijkende afspraken worden gemaakt.
Artikel 13.2 Toepassingsgebied Met de volgende groepen werknemers kan een functiecontract worden gesloten: werknemers in het eerste echelon onder het directieniveau en werknemers in commerciële, leidinggevende of specialistische staffuncties met een salaris van € 4.538,- bruto per maand of meer.
Artikel 13.3 Arbeidsvoorwaarden Voor werknemers met een functiecontract zijn de arbeidsvoorwaarden zoals geregeld in de ENB-raam-CAO van toepassing. Ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden in deze CAO, de bedrijfssalarisregeling en overige (bedrijfseigen-) regelingen, kan worden bepaald dat deze buiten toepassing blijven en worden vervangen door specifieke afspraken. In de met de werknemers te sluiten functiecontracten worden de van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden nader omschreven.
56
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
57
Hierbij kunnen onder andere over de volgende onderwerpen afspraken worden gemaakt: - de standaard arbeidsduur; - verlofrechten en/of ADV; - de door betrokken werknemers te leveren arbeidsprestaties; - systemen voor het vastleggen en beoordelen van deze prestaties; - variabele/flexibele beloning en afspraken over meetmomenten en meetinstrumenten: - andere specifieke afspraken zoals representatie- en autoregeling.
Hoofdstuk 14 Ziektekostenverzekering Artikel 14.1 Ziektekosten 1. Voor werknemers die niet uit hoofde van een wettelijk opgelegde verplichting verzekerd zijn bij een ziekenfonds is de bij de werkgever geldende collectieve ziektekostenverzekering van toepassing. 2. De keuze van de collectieve ziektekostenregeling wordt geregeld in het Bedrijfsprotocol. Eventuele wijziging van de keuze van de ziektekostenverzekering vindt plaats in overleg tussen partijen bij deze CAO.
58
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
59
Hoofdstuk 15
Artikel 15.4 Keuzemogelijkheid
Cafetariasysteem
Op een door werkgever te bepalen tijdstip maakt de medewerker de inzet van de bronnen en doelen kenbaar. De werkgever kan op grond van bedrijfsbelang de door werknemer beoogde inzet van bronnen en doelen geheel of gedeeltelijk weigeren.
Artikel 15.1 Algemeen Het cafetariasysteem biedt de werknemer periodiek de mogelijkheid een aantal arbeidsvoorwaarden op individueel niveau te ruilen. Op deze wijze kan de werknemer invloed uitoefenen op zijn eigen arbeidsvoorwaardenpakket en dat afstemmen op zijn eigen persoonlijke behoefte of situatie. Deelname aan het cafetariasysteem geschiedt op vrijwillige basis en staat open voor alle werknemers. Als algemene voorwaarde geldt dat toepassing van het systeem plaatsvindt binnen door de Wet, de ENB-raam-CAO, deze CAO, de ondernemingsgewijze salarisregeling en overige regelgeving gestelde grenzen.
Artikel 15.2 Bronnen en doelen De arbeidsvoorwaarden die tegen elkaar kunnen worden uitgewisseld vormen de "bronnen" en "doelen" van het cafetariasysteem. De waarde van de bronnen en doelen worden uitgedrukt in tijd. Aan de aard en omvang daarvan kunnen door de werkgever grenzen worden gesteld. Bronnen kunnen zijn: geld, verlof, ADV, toeslag overuren, toeslag verschoven werktijd, etc. Doelen kunnen zijn: geld, verlof, inkoop (aanvullend) (vervroegd) pensioen; verlof voor studie, zorg of sabatical leave, etc.
De ruilwaarde van 1 uur bovenwettelijk verlof is gelijk aan het salaris per uur (=1/165 schaalsalaris). Omdat de werknemer niet altijd terstond hoeft of kan aangeven voor welke doelen de ingezette bronnen gebruikt zullen worden, wordt over het (positieve) verschil een bestemmingsrekening bijgehouden, waarop bronnen kunnen worden gespaard en waarvan doelen in tijd en geld kunnen worden afgeschreven. Het bovenwettelijk verlof zoals bepaald in artikel 7.2 vormt de basis van de bestemmingsrekening. Daarmee zijn de regels, die gelden voor dit verlof ook van toepassing op bij- en afboekingen en het saldo van de bestemmingsrekening. SECTOR-CAO PRODUCTIE
1. Op verzoek van werknemer kan een deel van het salaris omgezet worden in bovenwettelijk verlof, waarbij de waarde van 1 uur is bepaald op 0,6% van het schaalsalaris. De omzetting van salaris in bovenwettelijk verlof is gemaximeerd op 104 uur per kalenderjaar. Indien op basis van een individuele overeenkomst tussen werkgever en werknemer méér dan deze 104 uur worden ingezet, geldt voor het meerdere een ruilwaarde van 0,6% van het salaris. 2. Op verzoek van werknemer kan voor zover de dienst dat toelaat, aanspraak in tijd die ontstaat door overwerk, verschoven werktijd of reistijd 1:1 omgezet worden in bovenwettelijk verlof. 3. Het bovenwettelijk verlof dient als bron en doel voor het ondernemingsgewijze vastgestelde cafetariasysteem, met bestemmingen als studie, zorg, seniorenverlof, sabatical leave of een periode voorafgaande aan (pre-) pensionering. 4. Het saldo van het bovenwettelijk verlof is gemaximeerd op 1040 uur en dient bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door vervroegde uittreding of pensionering volledig in tijd te zijn opgenomen.
Artikel 15.3 Ruilwaarde en saldering
60
Artikel 15.5 Bovenwettelijk verlof
3 JULI 2002
Artikel 15.6 Kostenvergoedingen Kostenvergoedingen, die een directe relatie hebben met het aantal werkdagen bij omzetting van salaris in verlof worden naar rato aangepast.
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
61
PROTOCOL
3. Overlegregeling Arbeidstijdenwet
Protocolafspraken sector-CAO Productie De werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb) en de werknemersorganisaties ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak en VMHP-N, zijn naast hetgeen is vastgelegd in de sector-CAO Productie per 1 april 2001, het navolgende overeengekomen.
Partijen hebben vastgesteld dat de sector-CAO Productie geen belemmeringen opwerpt voor het invoeren van de Overlegregeling en evenmin daaraan voorwaarden stelt. Afspraken over de toepassing van de Overlegregeling worden op ondernemingsniveau gemaakt. Partijen hebben afgesproken om de toepassing van de Overlegregeling vóór de volgende sector-CAO Productie te evalueren. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan kan alsnog een afspraak in de sector-CAO worden opgenomen over de invoering van de overlegregeling.
1. Sectorsalarisregeling In de Sector-CAO Productie worden op een nader overeen te komen datum, op basis van een paritair uit te voeren studie, een sector salaristabel, een functieraster (met een aantal referentiefuncties en functieprofielen) opgenomen. De sectortabel geldt als minimumregeling voor nieuw af te spreken loongebouwen. Achtergrond van deze afspraak is de wens op termijn te komen tot algemeen verbindendverklaring van de Sector-CAO. Daarvoor is de opname in de CAO van een (minimum-)loongebouw noodzakelijk. De bestaande op bedrijfsniveau met de vakbonden overeengekomen bedrijfssalarisregeling blijft gelden. NB: deze studie belemmert niet de voortgang van de besluitvorming over een nieuwe bedrijfssalarisregeling van Electrabel Nederland n.v.
4. Bedrijfsprotocollen Door het in werking treden van de sector-CAO Productie worden per 1 april 2001 de bestaande bedrijfs-CAO's omgezet in Bedrijfsprotocollen. De Bedrijfsprotocollen wordt geacht deel uit te maken van de sector-CAO Productie. De in het bedrijfsprotocol opgenomen bedrijfssalarisregelingen worden per onderneming in overleg met de vakorganisaties vastgesteld. In het bedrijfsprotocol wordt tevens de zogenaamde overwerkgrens opgenomen, alsmede de bestaande afbouwregeling voor de wachten storingsdienst. De vergoeding voor het verrichten van consignatiedienst is in de sector-CAO Productie geharmoniseerd en treedt per 1 april 2002 in werking. Bedrijfsspecifieke vergoedingen die van de geharmoniseerde regeling afwijken worden in het bedrijfsprotocol opgenomen.
2. Studie naar leeftijdsbewust personeelsbeleid Gedurende de looptijd van deze CAO zal een studie worden uitgevoerd naar een nieuwe regeling voor leeftijdsbewust personeelsbeleid. De studie heeft ten doel per 1 april 2003 te komen tot een modernisering van de arbeidsvoorwaarden die betrekking hebben op het leeftijdsbewust personeelsbeleid. In de studie worden in elk geval de volgende elementen betrokken: opbouw leeftijdsverlof, de bij CAO opgenomen leeftijdsgrenzen, werktijdverkorting oudere werknemers en de PAS-regeling.
62
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
5. Jeugdsalarisschalen, ontwikkelingsschalen en groeitrajecten Partijen hebben afgesproken dat in overleg met de vakorganisaties per bedrijf de jeugdschalen komen te vervallen. Voor werknemers die na hun schoolopleiding nog onvoldoende praktijkervaring hebben opgedaan om de functie voldoende zelfstandig te kunnen vervullen, wordt een ontwikkelingsschaal geïntroduceerd. Over de duur (maximaal 3 jaar) van de leerperiode en over de salarisontwikkeling in die periode worden met de werknemer schriftelijk afspraken gemaakt. Bij het vaststellen van het salaris in deze periode is het wettelijk minimum jeugdloon de ondergrens. SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
63
De sector-CAO voorziet in de mogelijkheid tot het afspreken van een groeitraject. Een groeitraject kan worden afgesproken met werknemers die in een functie benoemd worden waarvoor de vereiste opleiding en/of ervaring (nog) ontbreekt. De met de werknemer over het groeitraject gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Toepassing van zowel de ontwikkelingsschaal als het groeitraject is niet mogelijk voor een werknemer in dezelfde functie, waarmee stapeling van beide regelingen wordt voorkomen.
6. Evaluatie sleepurenregeling Partijen zullen de sleepurenregeling per 1 april 2005 evalueren
7. Aanbevelingen van de heer J. Stekelenburg, bemiddelaar in het CAO-conflict sector-CAO Productie Partijen zullen in overleg treden over de aanbevelingen zoals gedaan door de heer Stekelenburg. De onderwerpen genoemd in het bemiddelingsadvies worden door partijen nader ingevuld.
BIJLAGE 1 Overzicht aangesloten bedrijven per 1 april 2001
Electrabel Nederland n.v. gevestigd te Zwolle N.V. EPZ gevestigd te Eindhoven (tot 11 mei 2001) N.V. EPZ gevestigd te Borssele (per 11 mei 2001) Essent N.V. gevestigd te Arnhem, de bedrijfsonderdelen (vanaf 11 mei 2001) * Essent Energie (de bedrijfsonderdelen Productie, Techniek & Onderhoud en Energie Systemen) * Essent Productie Geleen E.ON Benelux Generation n.v. gevestigd te Den Haag Reliant Energy Power Generation Benelux B.V. gevestigd te Utrecht Demkolec gevestigd te Maasbracht (onderdeel van N.V. NUON) N.V. GKN gevestigd te Arnhem B.V. Nederlands Electriciteit Administratiekantoor (NEA), gevestigd te Arnhem
8. In werking treden nieuwe raam-CAO Door de inwerkingtreding van deze CAO, wordt voor werknemers die werkzaam zijn bij de productiebedrijven de ENB Raam-CAO 2001 van toepassing.
Tilburg, 3 juli 2002
Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb) 64
SECTOR-CAO PRODUCTIE
ABVAKABO FNV CNV Publieke Zaak VMHP-N 3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
65
Transponeringstabel van Sector-CAO Productie naar ENb-CAO deel II
66
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
SECTOR-CAO PRODUCTIE
3 JULI 2002
67