SEC Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie • oktober 2004 • 18e jaargang • nummer 5
Jong geweld op Curaçao Sancties in de toekomst
Jeugdsportfonds wint Roethofprijs
Welzijnswerk en preventie Aanpak van winkelcriminaliteit Tegenhouden in de praktijk Winkeldieven de wacht aangezegd
Snippers
2
Inhoud 3
Snippers
5
Hein Roethofprijs Het Amsterdamse project Jeugdsportfonds is de winnaar van de Hein Roethofprijs 2004. Het project biedt sportkansen aan kinderen en jongeren in een achterstandssituatie, van wie de ouders over onvoldoende financiële middelen beschikken.
7
12
SEC-snippers Criminaliteit die wordt tegengehouden, daar heeft de burger geen last van. Eerst tegenhouden, dan opsporen.
25
Winkeldiefstal
29
Veilig ontwerpen Een verantwoord bouwkundig ontwerp kan bijdragen aan een veiliger omgeving. De kennis op dat gebied gaat jaren terug, het boek Design out crime brengt deze kennis up-to-date en doet een handreiking aan degenen die met stedenbouwkundig ontwerpen en plannen de sociale veiligheid willen vergroten.
30
In een proefproject in Rotterdam, dat door B&A Groep is geëvalueerd, is naar nieuwe wegen gezocht om winkeldiefstal aan te pakken – zoals het preventief aanspreken van potentiële winkeldieven. “Wilt u dat straks even afrekenen?”
16
Welzijnswerk Samen met de politie maken veel welzijnsorganisaties zich sterk voor veiliger buurten. Zij doen dat door de sociale zelfredzaamheid van burgers op te krikken – gesteund door politie en welzijn zeggen burgers onveiligheidsproblemen kordaat de wacht aan. Voorbeelden zijn buurtbemiddeling en vormen van buurtpreventie maar ook de aanpak van risicojongeren.
Crimi-trends Curaçao kampt met een toename van jeugdig geweld. Het percentage door minderjarigen gepleegde geweldsdelicten is gestegen van iets minder dan twaalf procent in 1998, tot ruim vijftien procent in 2002. Veel perspectief hebben ernstige delinquenten op Curaçao niet – het eiland ontbeert een jeugddetentieinstelling speciaal voor deze groep. Zij komen met volwassen criminelen in de gevangenis, waar zij de verkeerde dingen leren.
Bedrijfsleven De twintig afspraken die de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in januari 2003 met het PlatformDetailhandel.nl hebben gemaakt ter bestrijding van de winkelcriminaliteit, zijn geen papieren tijgers gebleken. De aanpak van winkelcriminaliteit is goed op weg met een landelijke overvalcoördinator, een Uniform Aangifteformulier, de Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties en ga zo maar door.
Straffen in de toekomst Over enkele tientallen jaren wordt er misschien heel anders gestraft dan nu. Dankzij andere, moderne vormen van controle zijn er niet meer zo veel cellen nodig. Het beschermen van de samenleving – tegen recidiverende daders – gaat voor alles. Het straffen zal daarmee ook ver-
22
Preventienetwerk Als uitvloeisel van het Nederlands voorzitterschap van de EU, is Nederland ook voorzitter van het Europese preventienetwerk. Sinds de oprichting in 2001 heeft het netwerk zich beijverd voor preventie in Europees verband. Gewapend met de voorzittershamer kan Nederland helpen om de balans op te maken. Wat biedt de toekomst het netwerk?
34
Buitenlandse bladen
Tegenhouden
35
Recente publicaties
36
SECondant
In de politieregio Amsterdam-Amstelland is het aantal aangiften flink gedaald. Toch voelen burgers zich niet wezenlijk veiliger. Een nieuwe strategie – tegenhouden – moet zorgen voor een zichtbaar veiliger omgeving.
Tanken zonder betalen Voor veel pompstationhouders is het een ware plaag: automobilisten die hun tank volgooien en ongestraft wegrijden zonder te betalen. Kwaadwillende automobilisten in de buurt van Breda kunnen dat voortaan beter uit hun hoofd laten. Een speciaal team van de Unit Breda van de Dienst Verkeerspolitie trekt alles uit de kast om notoire illegale brandstofdieven de duimschroeven aan te draaien, zo blijkt uit de Corps Courant (nr. 15, 2004) van het Korps landelijke politiediensten. Van de 268 aangiften die in 2003 in het kader van de aanpak van brandstofdiefstal in behandeling zijn genomen, zijn in 126 gevallen de daders bekend geworden. De identificatie van de daders kreeg een vervolg in de vorm van een proces-verbaal, een dagvaarding, een schikking van het openbaar ministerie of een waarschuwing. Het opsporen van illegale brandstofdieven gebeurt in nauwe samenwerking met de Unit Coördinatie in Driebergen. Bewijsvoering is vaak
lastig – pompstationhouders doen veelal geen aangifte, omdat zij er weinig vertrouwen in hebben dat er iets met hun aangifte gebeurt. In beveiligingsmaatregelen hebben zij om dezelfde reden weinig vertrouwen. Het team doet dan ook zijn uiterste best om het vertrouwen van pompstationhouders te winnen en hen te overtui-
gen van het nut om zelf toch maatregelen te treffen. Met name een videobewakingssysteem dat bruikbare, haarscherpe beelden van de wanbetaler oplevert – voorwaarde voor het identificeren van de dader – draagt bij aan het oplossen en strafrechtelijk vervolgen van gevallen van brandstofdiefstal.
•••
Bijzondere opsporingsbevoegdheden
der indringen in het leven van de (delinquente) burger.
19
3
Op 1 februari 2000 — drie jaar nadat de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (Commissie van Traa) haar bevindingen uitbracht — trad de nieuwe wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB) in werking. Inmiddels zijn vier jaar verstreken waarin ervaring met deze wet is opgedaan. Binnenkort komt de eindevaluatie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie beschikbaar. De tussentijdse evaluatie van twee jaar geleden riep vragen op: zijn transparantie en controleerbaarheid van de opsporing niet te streng gereguleerd? Een andere vraag is of de wet nog wel adequaat is voor de opsporing in een tijd waarin maatschappelijke en criminele ontwikkelingen in sneltreintempo lijken te gaan. Deze vraag staat centraal op
een praktijkervaringendag op 18 november 2004 in het Jaarbeurs Congrescentrum te Utrecht. In een aantal workshops komen specifieke onderwerpen aan bod zoals: herziening van het gerechtelijk vooronderzoek (GVO), de positie van de burgerinformant, internationalisering, technologische ontwikkelingen, undercover optreden van de politie, het opnemen van vertrouwelijke informatie en de wet BOB in de digitale wereld. De kosten voor de praktijkervaringendag bedragen 425 euro (exclusief btw). Voor meer informatie en/of aanmelding: Studiecentrum Kerckebosch, telefoon 030 – 698 42 22, e-mail:
[email protected].
•••
Hein Roethofprijs
4
Verzekeringsfraude Het aantal fraudegevallen waar verzekeraars mee te maken krijgen, stijgt fors. In het tweede kwartaal van 2004 hebben verzekeraars in totaal 516 fraudezaken aangemeld bij het Fraudeloket Verzekeringsbedrijf, dat onderdeel is van het Verbond van Verzekeraars. Dit meldt de Nieuwsuitgave van het Verbond: Verzekerd!, (nr. 16, 2004). De forse stijging openbaarde zich al in het eerste kwartaal van 2004. Ten opzichte van het twee-
de kwartaal van vorig jaar, toen er 357 meldingen werden geregistreerd, is er sprake van een stijging van bijna 45%. Deze komt vooral op het conto van het toegenomen aantal meldingen in de reis- en ziektekostenverzekeringsbranche. In de reisverzekeringenbranche steeg het aantal meldingen van 74 in het eerste kwartaal tot maar liefst 140 in het tweede kwartaal. Ook het aantal meldingen in de ziektekostenbranche steeg aanzienlijk: van 54 in
het eerste kwartaal naar 118 meldingen in het tweede kwartaal. Het toegenomen aantal meldingen houdt waarschijnlijk verband met de lopende pilot reisfraude – die samen met het openbaar ministerie/Fraude-unit Oost is opgezet – die beoogt de omvang van fraude in de reisbranche boven water te krijgen. Daarnaast zien verzekeraars waarschijnlijk steeds meer het maatschappelijk belang van een gezamenlijke fraudebestrijding.
•••
EigenWijze Buurt-prijs In veel buurten hebben bewoners het gevoel dat mensen maar langs elkaar heen leven. Stichting De Wijk heeft als remedie de EigenWijze Buurt-prijs in het leven geroepen. Buurtbewoners kunnen daarmee eigenhandig hun leefomgeving verbeteren. De winnaar ontvangt een geldbedrag (2.500 euro) om buurtacties verder vorm te geven. Voor spelregels voor de EigenWijze Buurt-prijs: www.wijk.nl of (tijdens kantooruren) telefoon 020 – 638 36 33. Inschrijvingen kunnen tot 1 december 2004 worden gezonden naar de Stichting De Wijk, postbus 11850, 1001 GW Amsterdam.
•••
Schoolmaatschappelijk werk Met in het achterhoofd recente geweldsincidenten trekken steeds meer scholen een zorgnetwerk op rondom hun leerlingen. Een belangrijke schakel hierin wordt gevormd door het schoolmaatschappelijk werk. Dat kan in veel gevallen een oplossing aandragen voor problemen waar jongeren mee kampen en helpen voorkomen dat zwaardere zorg noodzakelijk is. Aan de praktische uitvoering van het schoolmaatschappelijk werk wordt op 18 november 2004 een congres gewijd in Maarssen, onder de titel: ‘Het be-
leid dat schoolmaatschappelijk werkt’. Het congres wordt verzorgd door de Stichting Wisselwerking – die zich sterk maakt voor een betere aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulpverlening – in samenwerking met de NIM/Instelling voor Maatschappelijk Werk en andere organisaties. Thema’s die aan bod komen zijn: hoe kan het schoolmaatschappelijk werk op een effectieve manier ingericht worden; hoe kunnen bestuurders op lokaal of regionaal niveau hun steentje bijdragen aan het schoolmaatschappelijk
werk; hoe kan het schoolmaatschappelijk werk het beste een spilfunctie vervullen tussen de interne leerlingzorg en de externe (jeugd)hulpverlening en; welke verschijningsvormen kent het schoolmaatschappelijk werk. De kosten voor het congres bedragen 195 euro. Voor meer informatie en/of aanmelding: Simone van den Broek, stafmedewerker communicatie NIM, telefoon: 024 – 329 77 32, e-mail
[email protected].
•••
Het Amsterdamse project Jeugdsportfonds is de winnaar van de Hein Roethofprijs 2004. Het project biedt sportkansen aan kinderen en jongeren in een achterstandssituatie, van wie de ouders over onvoldoende financiële middelen beschikken. Initiatiefnemer Harrie Postma ontving uit handen van minister Donner van Justitie een beeldhouwwerk van kunstenares Helen Ferdinand en een bedrag van 20.000 euro, te besteden aan de preventie van criminaliteit.
Jeugdsportfonds wint Hein Roethofprijs 2004 door Janny Pols “Een jaarlijks feest voor preventieminded Nederland, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is er trots op dit te mogen organiseren”, zo zei CCV-directeur Ida Haisma aan het begin van de feestelijke uitreiking van de Hein Roethofprijs 2004, die dit jaar voor het eerst in de Haagse Grote Kerk werd gehouden. In haar welkomstwoord tot de ongeveer tweehonderd aanwezigen, blikte zij kort terug op de achttien jaar oude historie van de prestigieuze prijs, die beroemde winnaars opleverde, zoals de Marokkaanse buurtvaders uit Amsterdam. “Met de komst van de Hein Roethofprijs naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie zal de prijs een nieuwe impuls krijgen”, zo voorspelde zij. “Immers, het Centrum richt zich op organisaties die actief zijn op het gebied van criminaliteitspreventie en veiligheid, werkt er mee samen en onderhoudt en ondersteunt een groot aantal netwerken dat actief is op dit terrein. Daardoor is het CCV in staat om de Hein Roethofprijs voortdurend en intens onder de aandacht te brengen in preventieland, om succesvolle projecten te traceren én om die via de CCV-website te verspreiden. En ik voorspel u dat er volgend jaar een beduidend hoger aantal ingezonden projecten zal zijn dat meedingt naar de Hein Roethofprijs 2005.”
Huldebetoon Zeventien projecten ontving de jury van de Hein Roethofprijs dit jaar. “Teleurstellend weinig”, volgens het juryrapport. Het geringe aantal inzendingen zegt echter niets over de kwaliteit daarvan, voegt de jury daar aan toe, die eenstemmig was bij het bepalen van de uiteindelijke winnaar. Behalve de twee genomineerde projecten – het project Jeugdsportfonds uit Amsterdam en het project RoadRunner, eveneens uit de hoofdstad –was de jury van mening dat nog twee projecten het waard waren om in het zonnetje gezet te worden. Nadat vertegenwoordigers van het Haagse project Trek die lijn verantwoording hadden afgelegd over de besteding van het prijzengeld, werden dan ook de vertegenwoordigers van de projecten SMS ALERT uit Tilburg en fietsendiefstalpreventie uit Amsterdam ver-
De auteur is secretaris van de Hein Roethofprijs.
rast met een eervolle vermelding en mochten zij de daarbij horende oorkonde in ontvangst nemen. Het project SMS ALERT is een initiatief van wijkagent Ad Koemans uit Tilburg. Hij bedacht een soort SMS-dienst, die inwoners uit de wijk Reeshof via de mobiele telefoon waarschuwt wanneer er een voorval is waarbij hij hun hulp kan gebruiken. Wijkbewoners melden zich met hun postcode vrijwillig af en aan en fungeren feitelijk als een stel extra ogen en oren voor de politie. “Goed initiatief van de heer Koemans”, zo oordeelde de jury over SMS Alert, “een systeem dat bovendien snel, goedkoop en eenvoudig ingezet kan worden”. Momenteel zijn er zo’n 1.400 deelnemers in de wijk, die samen met SMS ALERT en de politie willen werken aan de eigen veiligheid en die van anderen. Fietsendiefstalpreventie is een breed project uit Amsterdam dat zich richt op een van de grotere volksplagen: fietsendiefstal.
5
6
Sinds het jaar 2000 werken vele instanties en partijen samen in de werkgroep Fietsendiefstalpreventie Amsterdam om de roof van dit bij uitstek Hollandse vervoermiddel met een groot aantal maatregelen tot aanvaardbare proporties terug te brengen. “En met succes”, zo schrijft de jury, “want de Amsterdamse aanpak werpt vruchten af en verdient navolging in de rest van het land.” En dat laatste gold natuurlijk ook voor de twee genomineerde projecten, die met succes hebben bijgedragen aan een veiliger samenleving. Dat er ook maar één de winnaar kan zijn, hoort bij een prijs. Voor het zover was presenteerden de beide Amsterdamse projecten, RoadRunner en Jeugdsportfonds zich in een flitsende diavoorstelling. In krap vier minuten kwamen van elk van de twee projecten achtereenvolgens aan de orde: de problemen waarmee ze geconfronteerd werden, de aanpak die ze ontwikkeld hadden en het resultaat van hun inspanningen. De jeugdige deelnemers aan beide projecten keken met gespannen blik toe.
Roadrunner In het project RoadRunner gaat het om het voorkomen van crimineel gedrag bij voortijdige schoolverlaters van de technische opleidingen van het Regionaal Opleidingscentrum (ROC) in Amsterdam. De jongeren om wie het gaat waren aan een opleiding (auto)techniek begonnen, maar vielen door hun wangedrag, slechte werkhouding en spijbelen buiten de boot. Zonder enig vakdiploma op zak. Met dit probleem ging het bedrijf Ecosol samen met Maatwerk Amsterdam aan de slag en zo ontstond een garage als leer-werkbedrijf, waar oude Deux Chevaux onder deskundige leiding worden opgeknapt. Behalve het opdoen van vakkennis krijgen de deelnemers een training op het gebied van omgangsvormen en sociale vaardigheden. Gedragsregels en vakkennis worden in groepsvorm aangeboden, maar er wordt ook meer individueel
De organisatie van de Hein Roethofprijs is een van de activiteiten van het begin juli opgerichte Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het Centrum, dat is gevestigd in Den Haag, bundelt een groot aantal publieke en private activiteiten op het gebied van criminaliteitspreventie en veiligheid. gewerkt aan en met ieders zwakke en sterke kanten. Verder in het leer-werktraject worden werkplekken gezocht of wordt er gewerkt aan toelating tot de reguliere beroepsopleiding. In april 2003 kwam de eerste deelnemer binnen. Tot maart 2004 zijn er vijftien jongeren gestart met RoadRunner. Daarvan zijn er tien op een erkende werkplek bij een stageverlenend bedrijf terechtgekomen; zij gaan een dag in de week naar school. Drie van hen hebben sinds 1 juli 2004 een baan. Van de overige vijf is er een na vijf maanden doorgestroomd naar regulier werk, twee naar een andere beroepsrichting, een naar een zorgtraject en één deelnemer is echt uitgevallen.
Jeugdsportfonds Het voorkomen van criminaliteit onder jongeren is ook het doel van het project Jeugdsportfonds uit Amsterdam. Het biedt sportkansen aan kinderen en jongeren in een achterstandsituatie, van wie de ouders over onvoldoende financiële middelen beschikken. Jeugdbeschermers, jeugdhulpverleners en leerkrachten kunnen een beroep doen op het Fonds. Ouders en kinderen kunnen dit zelf niet. De contributie wordt rechtstreeks naar de sportclub overgemaakt en de betaling van sportattributen loopt via de hulpverlener of leerkracht. Juist de groep kinderen in achterstandssituaties is gebaat bij het beoefenen van een georganiseerde sport, vooral voetbal. Hier leren zij wat zij van huis uit weinig hebben meegekregen: structuur, orde en regelmaat. Vrijetijdsbesteding is een belangrijk risicogebied waar het gaat om het ontwikkelen van crimineel gedrag. Door de jongere een kans te bieden te sporten via het Jeugdsportfonds kan hij leren dat hij een eigen inbreng heeft en keuzes kan maken. Het biedt hem de mogelijkheid om te experimenteren,
nieuwe ervaringen op te doen, grenzen op te zoeken en zijn talenten te exploreren in een ontspannen sfeer. Daarom is in 1998 door Harrie Postma het Jeugdsportfonds opgericht. In Amsterdam hebben inmiddels tweeduizend kinderen en jongeren er gebruik van gemaakt. In 2004 zullen Jeugdsportfondsen worden gesticht in Limburg, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Delft.
Crimi-trends
Curaçao worstelt met een zorgelijke toename van jeugdig geweld. Waar in 1998 geweldsdelicten iets minder dan twaalf procent vormen van het totaal aantal door minderjarigen gepleegde delicten, is dit percentage in 2002 gestegen tot ruim vijftien procent. In zoverre een vergelijking kan worden gemaakt met geregistreerde (minderjarige) geweldscriminaliteit in Nederland, is het jeugdig geweld op Curaçao qua aard ernstiger. Het perspectief voor ernstige delinquenten op Curaçao is mager – het eiland ontbeert een jeugddetentie-instelling speciaal voor deze groep. Zij komen zij aan zij met volwassen criminelen in de gevangenis waar zij alleen de verkeerde dingen leren.
Jong geweld op Curaçao door Danaë Huiser
De jury was onder de indruk van de resultaten van het Jeugdsportfonds in Amsterdam en voor de wijze waarop het Fonds landelijk wordt geïmplementeerd. “Een buitenwoon waardige winnaar van de Hein Roethofprijs 2004”, zo stelde minister Donner van Justitie. Waarna hij aan een glunderende Harrie Postma het beeldhouwwerk van de kunstenares Heleen Ferdinand overhandigde, een oorkonde en een geldbedrag van 20.000 euro.
•••
7
Van november 2003 tot en met maart 2004 heb ik met een onderzoeksstage een kijkje in de keuken mogen nemen bij het openbaar ministerie op Curaçao. Het doel was een (kwantitatieve) analyse van de jeugddelinquentie op Curaçao te maken. Centraal staan alle minderjarige delinquenten die in de jaren 1998 tot en met november 2003 op Curaçao in aanraking zijn gekomen met het Bureau Jeugd en Zeden Zaken (verder te noemen BJZZ, dit heette tot en met met het jaar 2000 nog de Kinder- en Zeden Politie) en/of het openbaar ministerie (OM).
Gegevensverzameling Bij BJZZ is gebruik gemaakt van wachtrapporten, bij het OM zijn computerbestanden met misdrijvenregisters gebruikt. Aanvankelijk – in de eerste onderzoeksopzet – zou tevens onderzoek worden gedaan bij de wijkteams. Deze werden in 2001 opgericht. De afspraak tussen de politieafdelingen was dat de wijkteams de minder zware delicten van minderjarigen zelf zouden afhandelen en de zwaardere delicten van minderjarigen zouden doorsturen naar het BJZZ. Tijdens het onderzoek bleek echter dat de wijkteams niet be-
schikten over een volledige administratie van hun activiteiten. Hoeveel minderjarigen met de wijkteams in aanraking zijn gekomen is dus niet bekend. Of deze zaken door de wijkteams zelf zijn afgedaan of dat de zaken doorgestuurd zijn naar BJZZ, de Voogdijraad, Fundashon Maneho di Adikshon (FMA) of andere instanties is evenmin terug te vinden in de wijkteamregistratie. De gegevens van deze minderjarigen konden daarom niet worden meegenomen in dit onderzoek.
De auteur is afgestudeerd in sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht.
Interviews Het onderzoek kent ook een kwalitatieve insteek, gericht op de achtergrond en belevingswereld van delinquente jongeren op Curaçao. Interviews die zijn afgenomen bij delinquente jongeren die vastzaten in het Gouvernements Opvoedingsgesticht, de gevangenis Bon Futuro en Brasami (een centrum voor verslavingszorg), moeten daar zicht op geven.
Aard van de jeugdcriminaliteit In totaal zijn er in de jaren 1998 tot en met november 2003 door 1693 verschillende minderjarige delinquenten 2333 delicten gepleegd op Curaçao die zijn geregistreerd door het BJZZ en/of
8
9
Tabel 1. Aantal geregistreerde geweldsdelicten waarvan strafrechtelijk minderjarige verdachten in 2002 verdacht worden op Curaçao Absoluut
Relatief
Bedreiging Overige zedenmisdrijven Diefstal met geweldpleging Poging moord/doodslag, moord, doodslag Mishandeling Aanranding Verkrachting
13 10 8 8 5 4 2
26% 20% 16% 16% 10% 8% 4%
Totaal
50
100%
Bron: Huijser, 2004/CBS Curaçao
het OM. De meeste jongeren die met BJZZ en/of het OM in aanraking komen, doen dat voor minder ernstige delicten of voor regelovertredend gedrag – wegens verstoringen van de openbare orde of problemen met gezag. Denk daarbij aan agressief of baldadig gedrag, weglopen, spijbelen en wapenbezit. Jongeren die agressief/baldadig zijn, zijn bijvoorbeeld jongeren die thuis of op school brutaal zijn, ongehoorzaam zijn of kat-
tenkwaad uithalen. Jongeren die weglopen zijn zowel jongeren die weglopen van huis als die weglopen uit een internaat. Bij spijbelen gaan jongeren zonder legitieme reden een bepaalde periode niet naar school. Denk bij vechten aan jongeren die thuis of op school vechten. Bij wapenbezit zijn jongeren in het bezit van een mes of ander wapen dat niet valt onder de vuurwapenverordening. Bovenstaande verstoringen van de openbare
orde of problemen met gezag worden altijd door BJZZ geregistreerd en niet bij het OM. Minderjarigen die bij BJZZ en/of het OM belanden, zijn veelal ‘agressief of baldadig’ – dit delict omvat over de onderzochte periode (1998 tot en met november 2003) ruim 23 procent van de gepleegde delicten. Bijna 17 procent van de door minderjarigen gepleegde delicten is diefstal en weglopen omvat bijna 15 procent over dezelfde periode. Andere veel gepleegde delicten zijn spijbelen (6,7 procent), drugsdelicten (4,8 procent), vechten (4,8 procent), zedendelicten (4,7 procent) en opiumlandsverordeningzaken (4,7 procent). De categorie opiumlandsverordening-zaken omvat (ernstiger) delicten die altijd door het OM worden geregistreerd. Gezien het beleid van het OM dat er geen minderjarigen voor lichtere drugsdelicten in verzekering worden gesteld, kan men ervan uitgaan dat de meeste van deze zaken ‘uitvoer van drugs’ zijn. Het gaat dan vrijwel altijd om minderjarigen die op vliegveld Hato worden aangehouden omdat zij drugs naar Nederland proberen te smokkelen. Drugsdelicten worden altijd door BJZZ geregistreerd. Denk hierbij aan gebruik of bezit van base, marihuana en coke en drugshandel. De minst gepleegde delicten zijn doodslag, openlijke geweldpleging en brandstichting. Deze komen nagenoeg niet voor (alle minder dan 1 procent).
Geweldsdelicten Zorgwekkend is de aanzienlijke stijging van het percentage geweldsdelicten op Curaçao in de afgelopen jaren. Hierbij is gekeken naar de periode 1998 tot en met 2002 (gegevens over 2003 betreffen niet het hele jaar). Terwijl in 1998 iets minder dan twaalf procent van het totaal aantal delicten – gepleegd door minderjarigen (tussen de twaalf en achttien jaar) – op Curaçao geweldsdelicten betreft, is dit
percentage in 2002 gestegen tot ruim vijftien procent. Het grootste deel bestaat uit bedreigingen en zedenmisdrijven, maar ook diefstal met geweldpleging, moord, doodslag (en pogingen daartoe) maken een aanzienlijk deel uit van het totale aantal geweldsdelicten (zie tabel 1). Ook in Nederland lijken geweld en agressie een groeiend probleem te vormen onder jongeren. Tabel 2 laat
Tabel 2: Aantal geregistreerde geweldsdelicten waarvan strafrechtelijk minderjarige verdachten in 2002 verdacht worden in Nederland* Absoluut
Relatief
Mishandeling 5614 Diefstal met geweldpleging 2224 Bedreiging 1488 Aanranding 366 Overige zedenmisdrijven 346 Poging moord/doodslag, moord, doodslag 326 Verkrachting 80
53,8% 21,3% 14,2% 3,5% 3,3% 3,1% 0,8%
Totaal
100%
*exclusief Halt Bron: HKS/bewerking NRI 2004
10444
zien dat de delicten die in 2002 door Nederlandse jongeren worden gepleegd, in aard verschillen van de delicten die door Curaçaose jongeren worden gepleegd. Op Curaçao worden door jongeren vaker zedendelicten, bedreiging, moord en doodslag (of pogingen daartoe) gepleegd dan in Nederland. In Nederland hebben de geweldsdelicten vaker betrekking op mishandeling – meer dan de helft van de door Nederlandse jongeren gepleegde geweldsdelicten betreft mishandelingen. Ter vergelijking: het percentage voor Curaçao is tien procent. Qua aard – met name af te lezen van het relatief grote aandeel voor (poging tot) moord/doodslag – zijn de geweldsdelicten van minderjarigen op Curaçao ernstiger.
Lastige vergelijking Bedacht moet worden dat dergelijke vergelijkingen tussen Nederland en Curaçao een lastige opgave zijn – de populatie (absoluut) waarop deze gegevens zijn gebaseerd is in Nederland immers veel omvangrijker. Zo kent Curaçao in 2002 vijftig jonge verdachten van geweldsdelicten tegenover Nederland meer dan tienduizend. Daarnaast zijn de gegevens van
10
11
Curaçaose jongeren gebaseerd op registraties van de KZP en het OM en zijn de gegevens van Nederlandse jongeren gebaseerd op het zogenoemde Herkenningsdienstsysteem van de politie (HKS). Zoals al aangegegeven, zijn de politieregisters – van de Curaçaose (politie)wijkteams – op Curaçao niet volledig. Deze gegevens konden dan ook niet worden betrokken bij dit onderzoek. Dat wil zeggen dat het aantal jongeren dat werd verdacht van het plegen van een geweldsdelict op Curaçao waarschijnlijk hoger is dan het in tabel 1 genoemde aantal van vijftig jongeren, omdat gegevens (van de wijkteams) ontbreken. De hier genoemde cijfers moeten met veel voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, zoveel spreekt voor zich.
Machocultuur Typerend voor de Curaçaose cultuur is het machismo, een stelsel van waarden en gedragingen, dat gestoeld is op het geloof in mannelijke superioriteit. Aan (het behoud van) je eer wordt ook een groot belang gehecht. Agressie ter verdediging van de eigen eer, of de eer van de familie, wordt volgens de lokale normen op Curaçao geaccepteerd. In de opvoeding kunnen sommige moeders geweld en expressieve delicten – voornamelijk kleine delicten die jongens plegen om hun eer of die van hun familie te verdedigen – vergoelijken of zelfs aanmoedigen. Dit uit zich doorgaans in kleine incidenten. Een voorbeeld is dat de moeder van een jonge delinquent wordt beledigd (“Je bent een hoerenjong”). In zo’n geval kan de moeder een agressieve reactie hierop
goedkeuren. De moeder bekleedt in de Curacaose cultuur ook een speciale positie: vrouwen voelen zich pas écht vrouw als zij tevens moeder zijn. Onafhankelijk van hoe ze zich gedraagt wordt tegen de moeder hoog opgekeken. Dit houdt verband met de verhoudingen in veel gezinnen op Curaçao, dat een matrifocale cultuur kent – de moeders zwaaien de scepter in gezinnen die vaak een vaderfiguur missen. De moeder kan als enige veiligheid, stabiliteit en zekerheid waarborgen. Wanneer haar eer wordt aangetast, geldt dit des te méér als ontoelaatbaar en volgt vrijwel altijd een agressieve reactie. Curaçaose moeders zien ook graag dat hun lieverdjes van zich af kunnen bijten en zich een harde opstelling aanmeten – géén mededogen uitstralen. Vanaf een jaar of twaalf mogen jongens hun mannelijkheid gaan tonen en worden zij vrijwel volledig vrijgelaten. Een man hoort nergens bang voor te zijn en soms wordt dit doorgevoerd tot het bewúst opzoeken van gevaren en risico’s.
Geweldgebruik Tijdens mijn onderzoek heb ik (eenentwintig) delinquente jongeren gevraagd naar hun mening over agressie en geweld. Het blijkt dat zij vaak geweld gebruiken om conflicten op te lossen, soms om de kleinste dingen. “Ik heb heel veel gevochten, het is mijn hobby. Ik hou gewoon van vechten. Als iemand maar íets zegt, dan is het meteen raak. Ik heb nooit wapens, zij soms wel. Ik pak het af en dan sla ik ze, met hun eigen wapen.”
te groot – er staan wel hekken, maar die worden om de haverklap opengeknipt of jongeren klimmen er gewoon overheen. De bewaking is ook niet gewapend. Sommige jongeren, die zich goed gedragen, mogen naar een externe school en/of op weekendverlof. Ook dat zorgt voor een hoog ontsnappingsgehalte.
“Ik heb iemand in zijn been geschoten, bij de McDonald’s. Ik was met een paar vrienden en er waren nog andere groepen vrienden. Mijn vriend stond per ongeluk op de teen van een jongen uit die andere groep. Die jongen werd boos en begon te duwen. Mijn vriend rende weg en toen hebben ze op hem geschoten. Toen ik dat zag heb ik hen beschoten.” Meer dan de helft van de geïnterviewde jongeren vindt het dragen van een wapen normaal, de meeste doelen met een wapen op een vuurwapen. “Ik schrik niet van bloed, ik vind het normaal, zo is het leven. Het doet me niks. Ik heb ook zelf vuurwapens gebruikt, soms gewoon omdat ik heel boos was. Als eerste koop je dan een wapen, voor de lol. Om te zeggen ‘ik heb ook een wapen’.” “Ik heb erg veel gevochten, op de lagere school niet met wapens. Maar als je groter wordt dan vecht niemand meer zonder wapens. Dus ik ben voor-
bereid. Misschien heb ik het niet altijd bij me, maar ik kan altijd zo een wapen krijgen.” Ondanks dergelijke uitspraken zijn deze jongeren niet noodzakelijkerwijs ‘slecht’ of niet meer te redden. Er moet rekening worden gehouden met hun achtergrond. Zo komen veel jongeren uit probleemgezinnen – gezinnen zonder vaderfiguur met een moeder die vrijwel nooit thuis is en haar ongehoorzame kinderen met licht geweld gehoorzaamheid aanleert. Ook hebben de meeste jongeren weinig opleiding genoten en hebben daardoor een negatief toekomstbeeld. Daarnaast spelen problemen in de Curaçaose samenleving ook een grote rol, zoals armoede, werkloosheid, corruptie en drugs- en wapenhandel. Uit de interviews met delinquente jongeren bleek dat ruim de helft van de jongeren uit een probleemgezin kwam waar agressie werd gebruikt tijdens de opvoeding of tussen de ouders. Een derde van de geïnterviewde jongeren was al geruime tijd niet naar school
geweest en ze spijbelden allemaal regelmatig. Daarnaast gebruikten zij vrijwel allemaal drugs en de helft van hen handelde ook in drugs.
Conclusie Jeugddelinquentie is een groeiend probleem en lijkt een steeds gewelddadiger karakter te krijgen. Het huidige beleid op Curaçao is erop gericht deze jongeren tijdelijk weg te halen uit de samenleving. De jongeren komen in de gevangenis, waar zij geen onderwijs kunnen volgen en tussen volwassenen worden geplaatst. Vaak komen zij vrij zonder enige opleiding, behalve – door omgang met volwassen criminelen – op het criminele gebied. Het ontbreekt op Curaçao aan een goede jeugddetentie-instelling waar jongeren worden begeleid en hulp krijgen. Het Gouvernements Opvoedingsgesticht tracht delinquente jongeren wel te helpen en te begeleiden (volgens de Glen Mills methode), maar deze instelling is een open instelling waar de ‘zware jongens’ niet terecht kunnen. Voor deze groep is het ontsnappingsgevaar
Een meer structurele bijdrage aan de bestrijding van jeugdcriminaliteit op Curaçao vraagt dat er een instelling voor jeugddetentie komt waar jongeren worden begeleid en een opleiding kunnen volgen. Op dit moment is er, naast de (volwassenen)gevangenis, geen enkele opvang voor jonge delinquenten die ernstige delicten hebben gepleegd. Daarnaast is preventief justitieel beleid, waarin ruimte bestaat voor structureel ingebouwde alternatieve-afdoeningsprojecten, een belangrijke stap in de bestrijding van jeugdcriminaliteit. Ingrijpen op jonge leeftijd kan bijdragen aan de vermindering van de omvang van de jeugddelinquentie. Hoe vroeger men de jongeren kan aanpakken, hoe groter de kans op succes. Tijdens de interviews met delinquente jongeren leefde de menselijke kant meer dan de ‘slechte’, criminele kant. Volgens de theorie van de Glen Mills school zijn delinquente jongeren geen slechte jongeren. Het zijn goede jongens, die slechte dingen hebben gedaan. Het zijn mensen met individuele talenten, mogelijkheden om te leren en zich te ontwikkelen. Een uitgangspunt dat goed aanvoelt.
•••
In Rotterdam steken politie en openbaar ministerie onevenredig veel tijd in winkeldiefstal. Winkeliers zijn veel tijd en energie kwijt aan het doen van aangifte van winkeldiefstal. Vaak duurt het lang tot de politie een winkeldief komt ophalen – zeker als bij winkeldieven de stoom uit de oren komt. In een proefproject in Rotterdam, dat door B&A Groep is geëvalueerd, is naar nieuwe wegen gezocht om winkeldiefstal aan te pakken – zoals het preventief aanspreken van potentiële winkeldieven.
13
“Wilt u dat straks even afrekenen?”
Proefproject zegt winkeldieven de wacht aan door Jet Burgert en Judith van Erp Winkeldiefstal is een veel voorkomend delict in het centrum van Rotterdam. De afhandeling ervan legt een onevenredig groot beslag op de capaciteit van politie en openbaar ministerie, terwijl het – vanwege de relatief geringe ernst van het delict in vergelijking met bijvoorbeeld geweldszaken – voor beide geen hoge prioriteit heeft. Winkeliers steken veel tijd en energie in het aangeven van een winkeldief – of zij dit eigenhandig doen, of uitbesteden aan de beveiliging. Vaak moet lange tijd worden gewacht tot de politie een winkeldief kan komen ophalen. De winkelier, of beveiliger, moet de dief al die tijd blijven bewaken en kan dus niet in de zaak aanwezig zijn. Het kan gebeuren dat winkeldieven juist in de periode dat op de komst van de politie wordt gewacht, agressief of gewelddadig worden. Tegen deze achtergrond is in het centrum van Rotterdam van 1 september 2002 tot 1 september 2003 het (proef)project Instroomregulatie Winkeldiefstal uitgevoerd. Het verminderen van het aantal winkeldiefstallen als zodanig én van de instroom van winkeldiefstalzaken bij politie en justitie, is de voornaamste doelstelling van het project. Eén onderdeel van het project richtte zich onder meer op het optimaliseren van de strafrechtelijke afhandeling van winkeldiefstallen. In dit
artikel staan de twee belangrijkste onderdelen centraal: • Intensivering van preventie, voornamelijk door stimuleren van het preventief aanspreken van potentiële winkeldieven door winkelier en beveiligingsbedrijven (“Wilt u
dader geen first offender is, is extra politiecapaciteit vrijgemaakt. De politie is binnen vijftien minuten ter plaatse om de verdachte mee te nemen.
Evaluatie
samenwerking tussen de partners – als een effectevaluatie – wat zijn de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten. Daarnaast is gezocht naar verklaringen voor de behaalde resultaten.
Het project is uitgevoerd bij bijna
Tabel 1. Resultaten proefproject in vergelijking met andere gebieden in Rotterdam september 2001augustus 2002
september 2002augustus 2003
670
469 (-30%)
januariaugustus 2002
januariaugustus 2003
1368
743 (-47%)
595
468 (-21%)
Aangiften winkeldiefstal proefproject
Resultaten Aangiften Het aantal aangiften van winkeldiefstal van deelnemende winkelbedrijven is gedaald met 30%. Zie tabel 1 waarin de belangrijkste resultaten worden samengevat. Voor het centrum als geheel is de daling van het aantal aangiften zelfs 47%. Het verschil tussen deze cijfers kan waarschijnlijk worden verklaard door een grotere aangiftebereidheid in het proefproject (relatief gezien een stijging van het aantal aangiften). Deze daling tekent zich minder duidelijk af in andere – vergelijkbare – winkelge-
dat straks even afrekenen”, als men ziet dat iemand iets in een tas of jas verstopt). • Als de dader een first offender is, kan de winkelier hem of haar een civiele overeenkomst à 50 euro aanbieden. De politie wordt dan niet ingeschakeld. Voor de diefstallen waarbij de
Jet Burgert is als onderzoeker werkzaam bij B&A Groep. Judith van Erp werkt als onderzoeker bij WODC/Erasmus Universiteit. Dit artikel doet verslag van een onderzoek dat beide auteurs verrichten bij B&A Groep Beleidsonderzoek en Advies BV.
honderd winkelbedrijven in het centrum van Rotterdam. Deze bedrijven zijn allemaal aangesloten bij twee beveiligingsbedrijven. Het gaat om een groot deel van de winkels aan de Lijnbaan, en een aantal grote warenhuizen/kledingzaken aan de Beurstraverse. Het project is, gedurende de looptijd en na afloop, geëvalueerd door B&A Groep Beleidsonderzoek en Advies BV. Het onderzoek omvatte zowel een procesevaluatie – hoe verloopt de procedure, hoe verloopt de
bieden in Rotterdam, zoals district Zuid. Landelijk neemt de schade door winkeldiefstal toe (terwijl de aangiftebereidheid afneemt). Deze toename is echter met name toe te schrijven aan interne diefstal.
Aangiften winkeldiefstal district Rotterdam-Centrum Aangiften winkeldiefstal district Zuid zoals vaak wordt gedacht. Voor de duidelijkheid: het betreft het totaal aantal geregistreerde winkeldiefstallen in het proefproject, te weten 469 (aangiften) + 42 (first offenders waarbij geen aangifte is gedaan maar een civiele overeenkomst is aangeboden). De verschillende categorieën sluiten elkaar niet uit. Zo waren in verscheidene zaken
Effectiviteit Hoewel het niet met zekerheid kan worden gezegd, mag worden aangenomen dat de daling van het aantal
Tabel 2. Categorieën verdachten van winkeldiefstal bij deelnemers proefproject Categorie proefproject
Daders Uit tabel 2 wordt duidelijk dat de meeste winkeldiefstallen (waarvan aangifte is gedaan) worden gepleegd door recidivisten (‘overig’). 17% wordt gepleegd door minderjarigen. In 2% van de gevallen is geweld gepleegd. Er is in het Centrum dus geen sprake van een verharding van winkeldiefstal,
van het proefproject de verdachten minderjarig én werd de diefstal in vereniging gepleegd. Het totaalpercentage overstijgt daarom de 100%.
Minderjarige Verslaafde (SOV) Diefstal met geweld Diefstal in vereniging First offender Overig
Absoluut
Percentage van totaal aantal winkeldiefstallen proefproject
88 45 8 123 42 295
17% 9% 2% 24% 8% 58%
14
15
aangiften voor een deel is veroorzaakt doordat minder winkeldiefstallen zijn gepleegd. 8% van de geregistreerde winkeldiefstallen wordt bovendien afgehandeld via een civiele overeenkomst, en leidt dus niet tot een aangifte. De daling van het aantal winkeldiefstallen hangt vermoedelijk samen met de algehele intensivering van politietoezicht in het centrum. Voor zover het proefproject hierin een rol heeft gespeeld, gaat het om drie zaken: 1 het sneller ophalen van winkeldieven door de politie 2 meer preventie 3 de civiele overeenkomst Politiereactie Voor het project is een speciaal Bedrijven Team Centrum geformeerd van 8-fte, plus een teamleider en een administratieve kracht, uitsluitend beschikbaar voor de deelnemende bedrijven. Het BTC is er vrijwel altijd in geslaagd om binnen een kwartier na melding van een winkeldiefstal de winkeldief mee te nemen. Dit blijkt uit gegevens uit de politieregistratie maar is ook de indruk van de particuliere beveiligingsbedrijven. Ook de telefonische bereikbaarheid is goed. Dit wordt door de beveiligingsbedrijven (die hier het meest mee te maken hebben) als een grote verbetering ervaren ten opzichte van het 0900-nummer. Hierdoor is de beveiliging meer zichtbaar aanwezig. Bovendien is het BTC zelf ook veelvuldig op straat te vinden. Preventie In het proefproject is getracht te bevorderen dat potentiële winkeldieven
meer preventief worden aangesproken door het winkelpersoneel en beveiligingsbedrijven. Voor wat betreft de beveiligingsbedrijven is men er over het algemeen in geslaagd een meer preventieve aanpak te bevorderen, voor zover dit niet al gebruik was. Ook tijdens het project is echter gebleken dat het moeilijk is beveiligers te blijven doordringen van een preventieve aanpak. ‘Boeven vangen’ is immers spannender dan het aanspreken van een potentiële dief. Het winkelpersoneel zélf bleek moeilijker te porren om potentiële winkeldieven gericht aan te spreken. De angst dat het personeel iets zal overkomen, en personeelsgebrek waardoor veel winkeldiefstal niet wordt opgemerkt, zijn hiervoor belangrijke redenen. In het project is voor het bevorderen van een preventieve aanpak bij winkeliers voor een deel vertrouwd op de voorlichting door beveiligingsbedrijven. Een dergelijke taak blijkt echter niet te passen binnen de klantrelatie van de beveiligingsbedrijven met de ondernemer. Ook is bij de keuze voor winkeliers die mochten deelnemen aan het proefproject, geen selectie gemaakt op basis van bereidheid tot het treffen van preventieve maatregelen. Daarbij komt dat de ondernemer zelf slechts in geringe mate invloed heeft op preventie. De winkelformule, ontwikkeld door het hoofdkantoor, bepaalt op welke wijze preventief wordt gewerkt. Veel ondernemers zien daarbinnen weinig ruimte voor eigen initiatief. Echter, het preventief aanspreken van klanten hoeft hier niet strijdig mee te zijn.
uit projecten in andere steden. Samenwerking met beveiligingsbedrijven kan
De ondernemer in het centrum van Rotterdam heeft sinds de start van het proefproject te maken met minder winkeldiefstal en betere dienstverlening door de politie. Het is opvallend dat dit slechts langzaam doordringt tot de winkeliers. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat winkeliers de afhandeling van winkeldiefstal uitbesteden aan beveiligingsbedrijven, en hier dus weinig zicht op hebben. Het veranderen van de beelden die bij winkeliers leven omtrent de politie, vereist intensieve communicatie van de successen. Veel ondernemers zijn niet of in een laat stadium op de hoogte geraakt van het proefproject. Nadat dit was gebeurd, bleek hun tevredenheid over de politie sterk te stijgen en de aangiftebereidheid groter te zijn. Civiele overeenkomst Wanneer de verdachte vrijwillige medewerking verleent en géén sprake is van een minderjarige, diefstal in vereniging, SOV-er, recidivist, diefstal met geweld, en er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van een georganiseerde of professionele diefstal, bestaat de mogelijkheid tot het aanbieden van een civiele overeenkomst. Wanneer de verdachte de personalia (aan de hand van een legitimatiebewijs) heeft doorgegeven worden deze via een speciaal
telefoonnummer doorgegeven aan het BTC. Het BTC checkt de opgegeven personalia en adviseert de beveiliging om geen aangifte te doen. Bij dit advies worden geen inhoudelijke gegevens uit de politieregisters verstrekt. Daarbij moet nadrukkelijk worden gesteld dat de winkelier níet de keuze heeft al dan niet een civiele overeenkomst aan te bieden. Deelname aan het project betekent dat de winkelier alle consequenties accepteert: zowel het sneller ter plaatse zijn van de politie in gevallen waarin dat nodig is, als het aanbieden van een civiele overeenkomst aan een first offender. Wanneer een verdachte niet vrijwillig meewerkt, of behoort tot een van de voorgenoemde categorieën, wordt hij aangehouden en overgedragen aan de politie. Het BTC ontvangt een afschrift van de overeenkomst en registreert deze in X-pol (het bedrijfsprocessensysteem van de politie Rotterdam-Rijnmond) waarbij de dief geregistreerd wordt als betrokkene. Incasso vindt plaats door de voor dit doel opgerichte Stichting Winkeldiefstal Rotterdam. De financiële opbrengsten van het project zijn in eerste instantie besteed aan de oprichting van de stichting en aan voorlichting.
Tweeënveertig first offenders hebben een civiele overeenkomst aangeboden gekregen en in alle gevallen ook geaccepteerd. Het aandeel van deze groep daders in het totaal aantal geregistreerde winkeldiefstallen is 8%. Vooraf werd dit aantal overigens als veel hoger ingeschat. Het is niet voorgekomen dat een first offender voor een tweede winkeldiefstal in het centrum is aangehouden. 8% van de winkeldiefstallen die voorheen door de politie werden afgehandeld, is nu door een civiele overeenkomst buiten het strafcircuit gehouden.
effectief zijn, maar kost de politie veel tijd en inspanning. Het duurzaam inbedden van een preventieve aanpak vergt namelijk een attitudeverandering bij beveiligers. Zeker gezien de recente ontwikkelingen op het gebied van eigenrichting door winkeliers en beveiligers, is deze inspanning de moeite waard. De individuele ondernemer leunt voor preventie-advies sterk op het hoofdkantoor van de keten. Inspanningen van de overheid om preventie te bevorderen, zouden zich dan ook moeten richten op hoofdkantoren en brancheorganisaties. Via hen zouden de trainingen preventief aanspreken bijvoorbeeld kunnen worden bevorderd. Hetzelfde geldt voor landelijk opererende particuliere beveiligingsorganisaties. Dit vereist landelijke coördinatie, bijvoorbeeld vanuit de grote steden gezamenlijk.
Lessen Initiatieven op het gebied van winkeldiefstal kunnen niet tot succes leiden zonder medewerking van de ondernemer. Communicatie naar de ondernemer is dan ook cruciaal, zowel over de verwachte inzet van de ondernemer, als over de aanpak en resultaten van het project. Het is aan te bevelen hierbij niet te vertrouwen op een derde. Communicatie moet plaatsvinden door instanties wiens primaire taak dit is, en waar je als projecteigenaar direct zeggenschap over hebt. Het preventief aanspreken door winkelpersoneel is effectief. Om dit voor elkaar te krijgen, is voorlichting niet genoeg. Praktijkgerichte trainingen (regelmatig herhaald) hebben meer effect, zo blijkt
Tot slot De gemeente Rotterdam zet de intensieve aanpak van winkeldiefstal met gegarandeerde strafrechtelijke vervolging van daders voort. Gezien het geringe aantal first offenders die in aanmerking bleken te komen voor een civiele overeenkomst, wordt dit middel voorlopig niet verder toegepast. De Rotterdamse aanpak van winkeldiefstal combineert de inzet van bestaande strafrechtelijke middelen met preventie en de eigen verantwoordelijkheid van winkeliers. In het licht van de recente discussie over winkelverboden, ‘naming and shaming’, een interessant alternatief.
•••
Over enkele tientallen jaren zou er wel eens heel anders kunnen worden gestraft dan nu. Misschien zijn er dan niet zo veel cellen meer nodig, en heeft de techniek andere mogelijkheden geboden om vorm te geven aan het straffen. Een beschouwing over de kant waar het op kan gaan, is recent bij het Jaarverslag van het OM gepubliceerd in Goed Beschouwd 2004.
17
De toekomst van het straf fen door Bert Berghuis In het verre verleden waren verbanning en lijfstraffen de belangrijkste sancties, naderhand kwamen daar insluiting en werken voor de samenleving voor in de plaats. Steeds valt te zien dat de wijze van bestraffing zich voegt naar de maatschappelijke omstandigheden en mogelijkheden van de tijd. Zo ontstaat nu – als gevolg van de ontwikkelingen in de informatieen communicatietechniek – ruimte voor zaken als elektronisch toezicht. Dus als we denken over de straf van de toekomst, zal moeten worden gelet op wat er technologisch allemaal kan.
Denken over straf Maar dat is natuurlijk niet het enige – ook de tendens in het denken over straf zal moeten worden meegenomen. Daarin zien we een verschuiving optreden. Enige decennia terug was de stelling dat er zo min mogelijk moest worden gestraft, vanwege de negatieve bijwerkingen. En als er al gestraft moest worden, zou dat vooral moeten dienen om de delinquent met hulpverlening te ‘resocialiseren’. De dader stond in het denken voorop. In de jaren daarna is het slachtoffer meer in het centrum van de belangstelling gekomen – die was vergeten, zo werd gemeend, en daarom diende de benadeelde vooral tot zijn recht te komen door hem te betrekken in het strafproces. Het slachtoffer moet worden geïnformeerd, hij moet schadevergoe-
ding ontvangen, en hij moet een stem krijgen in het strafproces door het afleggen van slachtofferverklaringen en door introductie van het spreekrecht op de terechtzitting. Intussen lijkt zich al weer een nieuwe verschuiving te hebben voorgedaan. Niet meer individuele delinquenten of slachtoffers staan centraal, maar het gaat vooral om de bescherming van de samenleving tegen het risico dat delinquenten opnieuw criminaliteit zullen gaan plegen. In klassieke termen heet dat ‘speciale preventie’. Zo moeten veelplegers stevig worden aangepakt, veroordeelde (gewelddadige) pedoseksuelen moeten altijd onder toezicht blijven, foto’s van criminelen moeten op internet, er moet zwaarder worden gestraft en wat dies meer zij.
uit’-maatregel (‘three strikes and you’re out’). Een ver doorvoeren van deze aanpak kan er makkelijk toe leiden dat veel delinquenten worden opgesloten ook al is het bepaald niet zeker dat die op korte termijn weer veel delicten zouden plegen. Dan is er een duur (veel cellen) en niet echt effectief beleid gevormd. Maar als de ‘preventieve insluiting’ werkelijk selectief wordt toegepast op alleen de meest extreme groep, die een recidivekans heeft van tegen de 100%, kan met niet overmatig veel cellen toch wel een betekenisvolle vermindering van de criminaliteit worden bereikt.
aan de samenleving in den brede dat het delict ‘niet wordt gepikt’. Bij voorkeur is dat een straf die de samenleving eerder wat opbrengt dan wat kost – een geldboete, maar als dat niet kan een werkstraf, desnoods elektronische detentie of insluiting tussen stenen muren. De andere groep verdient dan een speciale benadering waarmee juist het aanwezige recidivegevaar wordt bezworen. Dat is maatwerk. Het maakt nogal wat uit of we te maken hebben met een verslaafde veelpleger of met een seksuele delinquent om een voorbeeld te geven. Waar eerstgenoemde zeer frequent vooral lichtere feiten pleegt, zal laatstgenoemde gegeven zijn persoonlijkheid te zijner tijd alleen onder specifieke omstan-
Het is echter lang niet altijd nodig om recidivegevaar met insluiting tegemoet te treden. Vooral delinquenten die (nog) geen deel uitmaken van de groep die criminaliteit als levensstijl kent, zijn gediend met wel serieuze maar lichtere corrigerende maatrege-
Tweedeling Als we er van uitgaan dat de komende decennia dit uitgangspunt van bescherming van de samenleving voorop blijft staan, dan is het logisch dat er bij de bestraffing een tweedeling plaats zal vinden. Enerzijds zijn degenen bij wie het recidiverisico betrekkelijk gering is – de kans op herhaalde delinquentie is gering en/of de strafbare feiten waar het om gaat zijn als ‘licht’ te kwalificeren (zoals bij te hard rijden of wildplassen). In dergelijke gevallen kan een sjabloonstraf volgen als reactie op de normoverschrijding: deze laat zien aan de delinquent en
digheden (waarschijnlijk) in herhaling vervallen.
Recidivereductie De auteur is als hoofd Ontwikkeling en Onderzoek verbonden aan het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie.
We zien nu al de bereidheid om de meeste extreme groep van ‘veelple-
gers’ langdurig uit de samenleving te verwijderen ook zónder dat die insluiting steeds gericht is op een meer fundamentele gedragsverandering. In ieder geval wil men voorkómen dat deze veelplegers voortgaan met het
plegen van delicten. De officiële term hiervoor is ‘selectieve onschadelijkmaking’, een benadering die in de Verenigde Staten heeft geleid tot langdurige opsluiting van delinquenten volgens de zogenoemde ‘drie slag is
len om hen op het rechte pad te houden, of daar te brengen. Hierbij kunnen ook vormen van modern toezicht dienstbaar zijn – met elektronische middelen kan gekeken worden naar de naleving van gedragsbeperkingen die dienen om het recidiverisico in te dammen. Een stadionverbod voor voetbalvandalen, een tijdelijk huisverbod voor plegers van huiselijk geweld, een huisarrest op uitgaansavonden voor vechtersbazen, een controle ‘op afstand’ van drugs- of alcoholgebruik. Wanneer een kans bestaat dat er op enigerlei moment weer een ernstig misdrijf zal worden begaan, bijvoor-
18
Sinds de oprichting, in mei 2001, bijt het Europese Netwerk voor Criminaliteitspreventie zich vast in een taaie opdracht – een bredere toepassing van criminaliteitspreventie in Europees verband. Veel is bereikt, maar de werkwijze van het netwerk kan effectiever. Als uitvloeisel van het Nederlands voorzitterschap van de EU, is Nederland ook voorzitter van het netwerk. Gewapend met de voorzittershamer kan Nederland helpen om de balans op te maken. Wat biedt de toekomst het netwerk? beeld in de sfeer van zware seksuele delicten, is het voorstelbaar dat de justitiële zorg zeer langdurig zal worden opgelegd. Daarbinnen kunnen zich vormen van toezicht ontwikkelen die niet zwaar zijn maar wel permanent. Te denken valt aan het voortdurend te volgen waar men is – via het GPS (Global Positioning System) kan met behulp van satellieten iemands positie exact worden bepaald. Of denk aan alarmering als men op bepaalde locaties komt.
Een druk jaar voor Halt In 2003 hebben de Halt-bureaus een recordaantal verwijzingen van jongeren door de politie voor de kiezen gekregen. Ten opzichte van 2002 is het aantal Halt-verwijzingen met bijna 7% gestegen – van 19.665 naar 20.951. Het aantal Stop-reacties, waar jongeren onder de twaalf jaar op vrijwillige basis aan deelnemen, steeg met 17% – van 1.962 naar 2.304.
Controle Het is aan te nemen dat het palet aan straffen en op preventie gerichte strafmaatregelen veelkleuriger zal worden. En dat er minder cellen zijn dankzij andere vormen van controle. Er kan preciezer worden gewerkt, mede dank zij de deels nog niet te voorziene mogelijkheden van de informatietechniek en andere technieken zoals de biotechnologie en de techniek van het ‘superkleine’ (nanotechnologie). Daarbij zal het straffen waarschijnlijk ook verder indringen in het lichamelijke en geestelijke leven van de (delinquente) burger – in het perspectief van het beschermen van de samenleving tegen toekomstige criminaliteitsdreigingen zou het straffen nog uitdrukkelijker een controlerend karakter kunnen krijgen. Onvermijdelijk roept dat spookbeelden van Orwell’s 1984 (‘Big Brother’) op. Dat zal natuurlijk leiden tot een discussie over de wenselijkheid van een dergelijke ontwikkeling. Uiteraard geldt niet dat alles wat (technisch) kan, ook zal moeten kunnen. Maar ongeacht de wenselijkheid van zulk een tendens, lijkt het me gegeven de huidige stand van het denken en de verwachtingen omtrent de ontwikkelingen in de techniek een waarschijnlijk vervolg.
•••
De stijgende lijn – die vanaf 2002 werd ingezet – zet zich door, zo laat Halt Nederland in een persbericht bij de presentatie van de jaarcijfers weten. Het merendeel van de verwijzingen naar Halt (20.951) leidt tot een geslaagde afdoening: 19.503 (93%). Dat geldt in mindere mate voor de Stopverwijzingen: in driekwart van de verwijzingen is sprake van een geslaagde Stop-reactie (1.758 van de in totaal 2.304 verwijzingen). Overeenkomstig het beeld van de jeugdcriminaliteit – jongens komen er veel vaker mee in aanraking dan meisjes – komen jongens komen veel vaker bij Halt dan meisjes. De verdeling naar sekse bij de Halt-afdoeningen is 80% jongens en 20% meisjes. Bij de Stopreactie is het percentage jongens 88% en meisjes 12%. De verdeling naar delict is sinds jaar en dag hetzelfde: jongeren worden overwegend voor vernieling, vuurwerkovertredingen, winkeldiefstal en overige vermogensdelicten naar Halt verwezen. Jongens worden vooral voor vuurwerkovertredingen en vernielingen naar Halt verwezen (49% van de jongens), meisjes worden vooral voor winkeldiefstal naar Halt gestuurd (54% van de meisjes). Zie onderstaande tabel, waarin het aandeel van verschillende delicten
bij geslaagde Halt-afdoeningen in 2003 wordt weergegeven (wegens afronden komt het totaalpercentage niet op 100% uit). Een belangrijk thema in 2003 was de ontwikkeling van twee signaleringsinstrumenten. Het ene dient om bij jongeren die bij Halt komen, risicovolle ontwikkelingspaden (naar jeugdcriminaliteit) te kunnen signaleren. Het andere is bedoeld om bij ouders en kinderen jonger dan 12 jaar eventuele opvoedingsproblemen of andere achterliggende problematiek te kunnen signaleren. Het gebruik van deze instrumenten kan ervoor zorgen dat de doorverwijzing van jongeren binnen de Halt- en Stop-populatie naar netwerkpartners (bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg) beter wordt, om daarmee de kans op recidive te verkleinen.
•••
Drie jaar preventienetwerk: werk aan de winkel door Lodewijk Tonino Sinds 1 juli 2004 is Nederland voorzitter van de Europese Unie, dat zal niemand ontgaan zijn. Wist u ook dat ons land in het verlengde daarvan ook het Europese Netwerk voor Criminaliteitspreventie (European Crime Prevention Network, EUCPN) voorzit? Voor wie geen belletje gaat rinkelen bij de naam van dit netwerk: kort gezegd moet het ervoor zorgen dat criminaliteitspreventie beter ingebed raakt in de landen van de Europese Unie. Van belang voor de werkzaamheden onder het Nederlands voorzitterschap – trouwens ook al onder het voorafgaande Ierse voorzitterschap – is de gezondheidstoestand van de EUCPN. Die kan beter.
Geslaagde Halt-afdoeningen naar delict in 2003 (totaal 19.503)
Bergen werk
Vernieling 4.098 Graffiti/bekladding 454 Winkeldiefstal 3.547 Overige vermogensdelicten 3.093 Heling 297 Mishandeling 263 Baldadigheid 2.031 Vuurwerkovertredingen 4.117 Overig 1.016 Schoolverzuim 387 Delictcategorie onbekend 200
maal met de bedoeling om een bredere toepassing van preventie een steuntje in de rug te geven. Denk daarbij aan: het opzetten van een website onder meer bedoeld voor de verspreiding van best practices, het uitbrengen van een rapport met vergelijkbare data inzake (straat)roof, inbraak in woningen en autodiefstal en de organisatie van diverse conferenties en seminars gewijd aan good practices van de meest uiteenlopende preventieonderwerpen. De conferenties stonden in het teken
Bron: Halt Nederland, 2004
21% 2% 18% 16% 2% 1% 10% 21% 5% 2% 1%
Het netwerk heeft in de korte tijd van zijn bestaan bergen werk verzet, alle-
van: jeugdcriminaliteit en etnische minderheden, woninginbraak en overvallen/straatroof door druggebruikers (Denemarken); voertuigdiefstal, overvallen op bedrijven en sociale integratie van jonge allochtone delinquenten (Italië). Seminars waren er onder meer over community policing (Spanje), publiek-private samenwerking (Nederland) en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke methodologie voor de voorbereiding, implementatie en evaluatie van preventieprojecten. Ten slotte werden in 2003 vijf onderzoeken aanbesteed inzake geweld door jeugd, een index voor autodiefstal, angst voor criminaliteit, pesten op school en kosten en baten van criminaliteitspreventie. De rapporten daarvan zijn binnenkort te verwachten.
Bezinning De EUCPN is voortvarend uit de startblokken gegaan. In de jaarplannen worden op het gebied van criminaliteitspreventie niet de minste onderwerpen genoemd waar we iets mee moeten. Voorbeelden zijn stedelijke criminaliteit, jeugdcriminaliteit en drugsgerelateerde criminaliteit. Daardoor was realisering van álle plannen een moeilijk haalbare zaak, zeker ook omdat het netwerk slechts bijgestaan werd door één – zij het zeer be-
De auteur is werkzaam bij de afdeling Preventie- en Slachtofferbeleid van het ministerie van Justitie en vertegenwoordigt Nederland in het netwerk.
kwame – secretaris. Verder bedacht elk voorzitterschap zijn eigen onderwerpen voor de good practice conferenties en seminars. Allemaal belangrijk, maar te weinig in samenhang. Hoe nu verder?
Evaluatie Bij de oprichting van het netwerk, in mei 2001, is afgesproken dat het functioneren van het netwerk na drie jaar zou worden geëvalueerd. Op dit moment is de evaluatie op een oor na gevild. Op basis hiervan wordt bekeken op welke wijze het netwerk in de komende jaren zal gaan functioneren. De evaluatie van het netwerk is een goed moment voor een bezinning op de taken en de gehanteerde werkmethodes van het netwerk. Dat laatste is niet onbelangrijk – er zijn immers per 1 mei 2004 tien nieuwe EU-lidstaten bij gekomen.
Roer moet om Uit de evaluatie blijkt dat het netwerk in korte tijd met beperkte middelen en menskracht veel heeft bereikt. Toch zijn er een aantal zaken waarbij – ook naar Nederlands oordeel – het roer om moet om meer effectiviteit van de werkzaamheden te garanderen. Voor de komende jaren (2005-2006) moeten de werkzaamheden van het netwerk – anders dan tot nu toe – meer gebaseerd zijn op onderzoek. Ook moet het netwerk heldere en bereikbare doelstel-
19
20
21
Een van de taken van het Europese netwerk is het organiseren van activiteiten om de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken op een hoger pitje te krijgen. Het regelen van een
De mededeling van de Europese Commissie is gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese gemeenschappen 2004 C 92/02 van 16 april 2004.
•••
15.000
21.023
23.786
20.918
20.000
20.493
25.000
0 geweld 2001
6.281
5.000
zeden 2002
Bron: Slachtofferhulp Nederland, 2004
verkeer 2003
vermogen
6.450
10.000
6.066
Ervaringen
30.000
19.936
Elk jaar wordt de European Crime Prevention Award (ECPA) toegekend aan het project dat volgens de jury het meest voldoet aan de gestelde criteria. Onder het Nederlands voorzitterschap wordt deze prijs op 6 december 2004 uitgereikt. Onder het Iers voorzitterschap zijn op initiatief van Nederland enkele wijzigingen in het reglement van de ECPA aan gebracht. De ECPA is nu een vast onderdeel van de werkzaamheden van het Europese preventienetwerk. Daarnaast bestaat de jury
35.000
20.756
Europese Preventie Prijs
naliteitspreventie staat voor de grote uitdaging haar werkzaamheden te reorganiseren teneinde de preventie van veelvoorkomende criminaliteit effectiever te maken. Alleen een eensgezind netwerk kan dat met behulp van de fondsen van de Europese Commissie bereiken. Het is aan de politiek (de Raad van ministers) op ambtelijk voorstel van de EUCPN dat mogelijk te maken.
•••
Aantal zaken waarin Slachtofferhulp Nederland hulp heeft verleend naar categorie, 2001-2003.
4.527
klinken. Tenslotte zijn het de veldwerkers op lokaal niveau die geconfronteerd worden met de problemen van alledag op het terrein van criminaliteit en daar ook de oplossingen voor bedenken. Het landelijk en Europees niveau is er voor om de goede projecten te verspreiden naar anderen, nationaal en internationaal.
Het Europese Netwerk voor Crimi-
16%. Er lijkt sprake te zijn van een trend, aldus Slachtofferhulp Nederland in het Jaarverslag 2003. Het aantal vermogenszaken (denk aan diefstal en inbraak) is ten opzichte van 2002 nagenoeg gelijk gebleven. Hetzelfde geldt voor het aantal verkeerszaken. Het aantal zedenzaken blijft sinds 2001 afnemen: van 4.713 in 2001 naar 4.527 in 2002 en 4.360 in 2003. Dat zich toe- of afnames voordoen van soorten zaken, betekent niet dat conclusies mogen worden getrokken over criminaliteitsontwikkelingen. De gegevens zeggen alleen iets over het aantal zaken waarin slachtofferhulp is verleend.
4.360
werking van deze voorstellen.
Uitdaging
Uit deze cijfers mag niet zonder meer worden afgeleid dat er meer slachtoffers zijn. Waarschijnlijk weten meer slachtoffers Slachtofferhulp Nederland te vinden. In de categorie geweldsdelicten zijn in 2003 de meeste slachtoffers geholpen: in 31.886 zaken. De laatste jaren doet zich een stijging bij deze categorie voor. In 2001 is er sprake van 27.572 gewelds-
4.713
Dat gebeurde in een zogenoemde mededeling over criminaliteitspreventie in de Europese Unie, die de Europese Commissie op 12 maart 2004 indiende bij de Raad en het Europese Parlement. In die mededeling, waar in SEC (nr. 2, 2004) over is bericht, maakt de Europese Commissie zich sterk voor criminaliteitspreventie. Hoewel het netwerk de Europese preventiekar trekt, staat zij dus niet alleen. Anderen denken met het netwerk mee. De mededeling bevat enkele interessante suggesties om criminaliteitspreventie op Europees niveau – en daarmee ook het Europees netwerk – verder op weg te helpen. Kort gezegd komen de voorstellen van de Commissie neer op het volgende:
niet meer uit de lidstaten die een project hebben ingediend, maar uit vijf leden te weten: een vertegenwoordiger van het laatste voorzitterschap, het voorlaatste voorzitterschap én de drie komende voorzitterschappen van de EU. Aan de uitreiking van de Award gaat sinds het Belgische voorzitterschap van de EU een seminar vooraf voor de delegaties die een project hebben ingediend. Het thema van het dit jaar te organiseren seminar zal zijn : “The relation between the central government and the local governments in crime prevention. What do/can they expect from each other”. Het woord seminar zal niet iedereen in vervoering brengen. Met het houden van een dergelijk seminar, kan echter de stem van het ‘veld’ op Europees niveau door-
zaken, in 2003 is dit aantal gestegen naar 31.886. Ten opzichte van 2001 is in 2003 sprake van een stijging van
31.886
Europese Commissie
• Beperk de inspanningen op Europees niveau tot enkele nauwkeurig omschreven vormen van veel voorkomende criminaliteit; • Verzamel alle best practices ten aanzien van deze vormen en verspreid die. Lidstaten moeten zich daaraan committeren; • Ontwikkel een gemeenschappelijk overeengekomen instrument om best practices te genereren; • Monitor en evalueer regelmatig het criminaliteitspreventiebeleid in de lidstaten; • Verzamel eenduidig gegevens over criminaliteit in de lidstaten, zodat lidstaten wat criminaliteit betreft ook vergelijkbaar zijn. De Europese Commissie komt aan het eind van dit jaar met een nadere uit-
29.890
lingen formuleren, moet het zich beperken in haar onderwerpen en dient het efficiënter te werk te gaan. Er zal nog heel wat tijd over heen gaan voordat deze verbeteringen tot stand zijn gebracht, maar een aanzet onder Nederlands voorzitterschap zal zeker gegeven worden. Een belangrijke voorwaarde is wel dat het overbelaste éénmanssecretariaat van het netwerk – dat bij de Europese Commissie is ondergebracht – wordt uitgebreid. Zo'n uitbreiding wordt gesteund door de Europese Commissie, die zich daarvoor heeft uitgesproken.
gekozen, waarvan aan de lidstaten wordt gevraagd een best practice in hun land in te dienen. Het voorzittende land is vrij om de onderwerpen te kiezen. Nederland heeft dit jaar gekozen voor: huiselijk geweld, jeugdige veelplegers en publiek-private samenwerking. Van de ingezonden goede praktijken worden de gezamenlijke beleidslijnen en problemen geïnventariseerd en onderling besproken. Op deze manier kan mogelijk ook een gezamenlijk Europees preventiebeleid op de genoemde onderwerpen ontwikkeld worden. Of dat lukt met vijfentwintig lidstaten is nog maar de vraag. Het Nederlandse voorzitterschap beoogt daarvoor een voorzet te geven. De resultaten van de best practice conferentie en de ingezonden best practices zelf worden volgend jaar in rapportvorm uitgegeven.
Met in totaal 84.212 zaken in 2003 stijgt het aantal zaken waarbij Slachtofferhulp Nederland hulp verleent naar recordhoogte. Ten opzichte van 2002 zijn dat er bijna 29.00 meer. Per zaak kunnen meerdere slachtoffers worden geholpen. In totaal zijn in 2003 92.997 slachtoffers geholpen, 3.500 meer dan het voorgaande jaar.
27.572
conferentie (op 7 december 2004) gewijd aan de uitwisseling van beste praktijken, is zo’n activiteit. Voor de conferentie worden naast de officiële vertegenwoordigers van de lidstaten experts van de lidstaten op specifieke onderwerpen uitgenodigd. Elk jaar worden ten minste drie onderwerpen
Meeste slachtoffers geholpen voor geweldsdelicten
anders/geen
In de politieregio Amsterdam-Amstelland is het aantal aangiften inmiddels flink gedaald. Toch voelen burgers zich niet wezenlijk veiliger. Wat moet er gebeuren om het veiligheidsgevoel bij burgers te vergroten? Om de omgeving zichtbaar leefbaarder en veiliger te maken heeft de politie Amsterdam-Amstelland gekozen voor een nieuwe operationele strategie: tegenhouden. Criminaliteit die wordt tegengehouden, daar heeft de burger geen last van. Eerst tegenhouden, dan opsporen.
23
Tegenhouden doe je zó door Frans Paternotte Tegenhouden als visie op politiële misdaadbestrijding, daar is tegenwoordig heel wat over te doen. Het openbaar ministerie ziet liever dat de politie zich richt op de opsporing van gepleegde delicten. Een preventief of een repressief accent: het is eigenlijk een oude discussie. Elementen daarvan kom je tegen in een rapport dat dateert van eind jaren zeventig: Politie in verandering. Daarin wordt gesteld dat de politie dichter bij de burger moet komen en vooral pro-actief en preventief te werk moet gaan. Repressief moet er alleen worden opgetreden als dit écht noodzakelijk is. De politie moet met name probleemoplossend werken, waarbij alles wat kan helpen om de veiligheid in de wijk te handhaven, van belang is. Dichter bij de burger komen en vooral pro-actief en preventief te werk gaan, op de keper beschouwd zijn dat belangrijke elementen van het veelbesproken tegenhouden. Maar hoe werkt tegenhouden nu precies in de praktijk? In dit artikel wordt aan de hand van voorbeelden getoond hoe je in de (politie)praktijk criminaliteit kan tegenhouden.
Roer om De laatste jaren heeft de politieregio Amsterdam-Amstelland aantoonbaar positieve resultaten geboekt. Het aantal aangiften van criminaliteit is flink gedaald. Toch voelen de burgers zich niet wezenlijk veiliger. De roep om
meer veiligheid verstomt niet. In de praktijk is het moeilijk vast te stellen welke activiteiten van de politie precies het veiligheidsgevoel verhogen. Om de omgeving zichtbaar leefbaar-
der en veiliger te maken, is ervoor gekozen het roer om te gooien. De tijd is rijp voor een andere operationele strategie: Tegenhouden.
Onbegrip De auteur is hoofdinspecteur van politie en regionaal projectcoördinator Tegenhouden, politie Amsterdam-Amstelland.
Ieder jaar worden veel zaken bij de politie aangebracht. Tal van zaken
hebben geen opsporingsindicatie, zij worden niet aangepakt. Van de overgebleven zaken die wél worden aangepakt kan een deel niet worden vervolgd wegens capaciteitsgebrek. Met grotere investeringen in de opsporing kun je proberen méér zaken rond te krijgen. Maar levert meer inspanning ook meer resultaat op? Meer opsporen draagt niet bij tot het verminderen van zaken waar je niets mee kunt. Er blijven zaken (lees slachtoffers) zónder opsporingsindicatie. Daarnaast voorkomt opsporen geen recidive. Aangehouden auto- of woninginbrekers zijn waarschijnlijk na hun voorgeleiding snel weer op vrije voeten. Om op dezelfde voet voort te gaan, namelijk delicten plegen. De achterliggende oorzaken van criminaliteit, of de gelegenheid voor het strafbare feit, blijven bestaan. Het strafrecht, als vergeldingsregel, heeft op zich óók geen groot afschrikkingseffect. Een vervolg ligt bij de ke-
deze projectgroep is gevraagd een visie te ontwikkelen op het huidige functioneren van de politie en aan te geven hoe de politie in de nabije toekomst middels versterking van de opsporing en andere activiteiten beter kan bijdragen aan de veiligheid en integriteit in Nederland. In het rapport Misdaad laat zich tegenhouden (2001) schrijft de projectgroep dat de politie samen met de overheid, bedrijfsleven en burgers eerst criminaliteit dient tegen te houden. Pas daarna komt de opsporing om de hoek kijken. Tegenhouden wordt omschreven als elke (integrale) activiteit gericht op het beïnvloeden van menselijk gedrag en/of omstandigheden teneinde criminaliteit en/of (potentiële) inbreuken op de veiligheid te voorkomen en/of te doen beëindigen. Idealiter richt tegenhouden zich op zowel de locatie, de buit, de dader als het slachtoffer.
tenpartners zoals hulpverlening die het ontstaansprobleem aanpakken, zodat dit leidt tot gedragsverandering. Het cellengebrek van tegenwoordig nodigt ook niet uit tot het aanhouden en vastzetten van daders. Dit alles leidt tot onbegrip bij de burger.
Voorbeeld 1
De buit Als producenten bij de fabricage van producten zorgen voor een goede beveiliging, dan zijn ze niet meer lonend voor criminelen. Voorbeelden zijn de startonderbreker in auto’s, de chip om
Traditionele handelswijze
Tegenhouden
• wachten op aangifte • posten • aanhouden op heterdaad
• burgerparticipatie • werken aan sociale cohesie • betrekken verantwoordelijke ketenpartners • samen verbeteren van de plaatselijke situatie • draagt bij aan het veiligheidsgevoel
Risico´s
Risico´s
• onveiligheidsgevoel blijft • criminaliteit gaat ter plaatse door
• criminaliteit verplaatst zich naar elders
Uitgangspunten In opdracht van de raad van Hoofdcommissarissen is naar aanleiding van het onderwerp opsporing een projectgroep geformeerd onder leiding van de plaatsvervangend korpschef van de regio AmsterdamAmstelland, Joop van Riessen. Aan
De locatie De gemeentelijke overheid moet zorgen voor een leefbare openbare ruimte die veilig aanvoelt. Denk hierbij aan maatregelen tegen onveilige wegen en kruispunten, donkere steegjes, kapotte straatverlichting of te hoge struiken. Ook het verstrekken van horecavergunningen of de toewijzing van woningen maken hiervan deel uit. De gemeente kan in de vergunningen leefbaarheidseisen stellen. Voor woningtoewijzing zou het in stand houden van een goedogende buurt, vrij van verpaupering, al veel voordelen opleveren.
Voorbeeld 2
24
Traditionele handelswijze
Methode tegenhouden
• de operationele strategie richt zich op het aanhouden van de dader • extra investeren in posten om op heterdaad aan te kunnen houden • verscherpte surveillance • arbeidsintensief • burger wordt als ketenpartner niet betrokken bij het creëren van zijn eigen veiligheid
• de operationele strategie richt zich op het voorkomen van straatroven • burger wordt als ketenpartner ingeschakeld waar het gaat om zijn eigen veiligheid • extra ogen in de wijk • kost geen extra mankracht • proces wordt verstoord • minder aangiften • minder slachtoffers • aandacht in de media
Risico´s
Risico´s
• heterdaad laten plaatsvinden is slachtoffer maken • schade voor slachtoffer • draagt niet bij aan de veiligheid
• daders zoeken in andere gebieden naar slachtoffers
Voorbeeld 1: berovingen en inbraken In de omgeving van het Hortusplantsoen werden veel berovingen en inbraken gepleegd. Daders wachtten hun slachtoffers op bij de uitgang van de metro, volgden hen en sloegen vervolgens toe bij het Hortusplantsoen. Om het probleem bij de horens te vatten, heeft de buurtregisseur diverse buurtavonden georganiseerd. Zowel de bewoners, het stadsdeel, een vertegenwoordiger van het gemeentelijk vervoerbedrijf als de directeur van de Hortus Botanicus waren aanwezig. De operationele strategie stond in het teken van meer samenwerking met de verantwoordelijke ketenpartners (dus ook de bewoners). Er werden heldere afspraken gemaakt en door elke verantwoordelijke partij acties ondernomen. Een voorbeeld is dat de metro-uitgang ’s avonds werd afgesloten en er verlichting op schuttingen van achtertuinen werd geplaatst. Het resultaat is dat in vergelijking met dezelfde periode in het vorig jaar, de inbraken van dertien naar vijf zijn gedaald en het aantal straatroven van acht naar nul.
Voorbeeld 2: straatroven De straatroven in westelijk Holendrecht – in Amsterdam Zuidoost – waren voor een groot deel gerelateerd aan het nabijgelegen metrostation Holendrecht. Tijdens een buurtdebat op 3 juni 2002, heeft de buurtregisseur aan de plaatselijke hondenbezitters verzocht om het dagelijkse rondje met de hond rond dat metrostation te maken. Bedoeling was om daarmee het menselijk toezicht op het metrostation te versterken. Ook moest een veiligheidszone worden gecreëerd van en naar het metrostation. De meeste daders willen geen getuigen – en al helemaal geen getuigen met honden. Buiten het buurtdebat heeft de buurtregisseur gebruik gemaakt van het wijkblaadje en is dit onderwerp aandachtspunt geweest in een programma van de radiozender Zuid Oost. Mettertijd maakten buurtbewoners inderdaad met hun hond de gang naar het metrostation Holendrecht. Vanaf dat moment was er een daling waarneembaar van het aantal aangiften voor beroving.
Veel welzijnsorganisaties maken zich samen met de politie sterk voor veiliger buurten. Zij bevorderen de sociale zelfredzaamheid van burgers – burgers kunnen, met ondersteuning van politie en welzijn, onveiligheidsproblemen eigenhandig verminderen. Voorbeelden zijn buurtbemiddeling en vormen van buurtpreventie maar ook de aanpak van risicojongeren. Gemeenten, politie, welzijnsorganisaties en anderen die eigen veiligheidsinitiatieven in de pen hebben, vinden praktische tips in de brochure Welzijn versterkt veiligheid van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie.
Welzijnssector pakt veiligheidshandschoen op door Kees Neefjes
fietsen te beveiligen, het satellietvolgsysteem, maar ook deugdelijk hangen sluitwerk voor woningen. De dader Sociale hulpverleningsinstanties moeten kijken naar de omstandigheden van de dader en proberen de sociale leefomgeving zo te beïnvloeden dat de persoon niet meer vervalt in de criminaliteit of overlast bezorgt. De gemeente treft maatregelen op het terrein van jeugdproblematiek en verslavingszorg. Door (potentiële) daders het gevoel te geven dat je ze in de gaten houdt, zullen ze niet zo snel crimineel gedrag vertonen. Het slachtoffer De burger kan zelf ook veel doen om te voorkomen dat hij slachtoffer wordt. Door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat zijn huis goed tegen inbraak beveiligd is en door niets van waarde in de auto te laten liggen.
Werkwijze Hoe werkt tegenhouden in de politiepraktijk van alledag? Aan de hand van twee gevalsbeschrijvingen wordt getoond hoe de politie het tegenhouden handen en voeten kan geven (heeft gegeven). In een schema worden de kenmerkende verschillen benoemd met de geijkte (politiële) benadering van criminaliteitsproblemen.
•••
In tal van beleidsstukken staat te lezen dat burgers hun eigen verantwoordelijkheid moeten oppakken. Ook op het terrein van veiligheid. Zelfs dalende criminaliteitscijfers in steden als Amsterdam blijken het veiligheidsgevoel van de burgers niet te vergroten. Het veiligheidsgevoel van burgers wordt in de eerste plaats bepaald door de kwaliteit van sociale relaties in hun buurt. Dat was enkele jaren geleden een van de belangrijkste conclusie van het onderzoek Voor het beleid achter de cijfers, dat Intomart uitvoerde op basis van gegevens uit de monitor van het grotestedenbeleid. Dit inzicht heeft veel welzijnsorganisaties gestimuleerd om zich samen met de politie in te zetten voor veiliger buurten.
Succesvolle initiatieven Een van de succesvolste initiatieven is de door de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) en het Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO) ontwikkelde koppelaanpak. Die houdt in dat wijkagenten samen met opbouwwerkers, jongerenwerkers of woonconsulenten van woningcorporaties als duo of trio de buurt in gaan. Zij bevorderen de ‘sociale zelfredzaamheid’ van burgers door hen te stimuleren onveiligheidsproblemen zelf op te lossen. Als burgers dat niet kunnen, helpen zij zelf of schakelen ze andere organisaties in.
Evaluatieonderzoek toonde aan dat deze aanpak werkt: burgers vinden duurzamer oplossingen dan de overheid en de omgang tussen verschillende bevolkingsgroepen verbetert. Bovendien krijgt het vertrouwen van burgers in de overheid, de politie en andere maatschappelijke instellingen een flinke oppepper. Andere succesvolle initiatieven worden genoemd in de brochure Welzijn versterkt veiligheid. Deze bevat praktische tips voor gemeenten, politie, woningcorporaties, bewonersorganisaties en welzijnsorganisaties die praktijken op het terrein van veiligheid willen starten of versterken. Een deel van de tips heeft betrekking op het creëren van een structurele aanpak en op de vraag hoe
professionals uit verschillende sectoren tot één gezamenlijke probleemdefinitie en één gezamenlijke aanpak kunnen komen.
Buurtbemiddeling Getrainde vrijwilligers stimuleren ruziënde buren om hun conflict onderling bespreekbaar te maken en zelf zoveel mogelijk oplossingen voor hun conflict te bedenken. Vervolgens maken de buren afspraken om toekomstige problemen te voorkomen. De vrijwillige buurtbemiddelaars worden ondersteund door een professionele coördinator. Daar komt de methodiek van buurtbemiddeling kortweg op neer. Deze methodiek is door drie welzijnsorganisaties in de praktijk
25
26
27
ontwikkeld en vervolgens geëvalueerd door de Erasmus Universiteit. Het ministerie van Justitie stelde subsidie beschikbaar voor het Landelijk Expertisecentrum Buurtbemiddeling, van waaruit lokale buurtbemiddelingsprojecten ondersteuning en trainingen voor bemiddelaars en coördinatoren kregen. Bovendien verzorgde het Expertisecentrum, aangehaakt bij Verdiwel (Vereniging van Directeuren van lokale Welzijnsorganisaties), diverse publicaties over de methodiek en het opzetten van buurtbemiddelingsprojecten. Drie jaar lang konden lokale initiatieven bovendien profiteren van een startsubsidie van het ministerie van Justitie of van extra impulsgelden voor de grote steden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het resultaat is dat er momenteel ruim vijftig buurtbemiddelingsprojecten actief zijn en er bovendien ongeveer twintig in oprichting zijn. Dat de methodiek werkt blijkt uit de titel van de onlangs verschenen evaluatie van Bureau Berenschot: Het succes van buurtbemiddeling. “Veruit de meeste aanmeldingen leiden tot een oplossing voor de burenproblemen”, zegt Don van Lin, manager van het Expertisecentrum. “De bemiddelingen voorkomen extra druk op politie en justitie en voorkomen kostbare rechtzaken. Burgers nemen eigen verantwoordelijkheden concreet ter hand, zowel de buurtbemiddelaars aan de ene kant als de ruziënde buren aan de andere kant.” Niet alleen de methodiek, ook de organisato-
rische inbedding van buurtbemiddeling draagt bij aan het succes. Men spreekt bij buurtbemiddeling nog steeds van projecten, hoewel ze vrijwel overal na het aflopen van de startsubsidies van Justitie regulier zijn gemaakt. Gewoonlijk financieren gemeenten en woningcorporaties de projecten, die vrijwel zonder uitzondering zijn ondergebracht bij lokale welzijnsorganisaties. Voor burgers komen deze organisaties immers neutraler over dan de politie of de woningcorporatie – lees: ‘de huisbaas’. In de regel zijn gemeenten, woningcorporaties en de politie vertegenwoordigd in een stuurgroep van een buurtbemiddelingsproject. Bovendien verwijzen zij ruziënde buren naar de projecten. Om het reguliere karakter te benadrukken, zou men beter kunnen spreken van ‘bureaus buurtbemiddeling’. Omdat de projecten goed draaien, de bemiddelaars voldoening uit hun werk halen en de medewerkers
en samenwerkende partijen tevreden zijn over buurtbemiddeling, zijn er steeds meer projecten die hun diensten uitbreiden. “Bijvoorbeeld met leerlingenbemiddeling op scholen of bemiddelingen tussen groepen buurtbewoners”, licht Van Lin toe. “Klassiek zijn daar de tegenstellingen tussen groepen hangjongeren en oudere buurtbewoners die zich daardoor bedreigd voelen.”
Buurtpreventie Naast buurtbemiddeling is ook het fenomeen in opkomst van burgers die door hun buurt surveilleren om de veiligheid te vergroten. De bekendste varianten vormen de Marokkaanse buurtvaders en Antilliaanse buurtoma’s in verschillende steden en de Nachtpreventie in de Haagse Schilderswijk. Zelf heb ik een avond meegelopen met vrijwilligers van de buurtpreventie in Bolnes, een wijk in de gemeente Ridderkerk.
Buurtbewoners vonden dat er iets moest gebeuren aan het groeiend aantal inbraken in auto’s en woningen en waren bereid zelf de handen uit de mouwen te steken. Met name ’s avonds in het weekend, maar regelmatig ook overdag, wandelen of fietsen vrijwilligers door Bolnes. Ze zijn duidelijk herkenbaar aan fluoriserende hesjes en zijn gewapend met een zaklantaarn en een gsm om de politie te bellen als zij denken dat dat nodig is. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de bewoners zelf ingrijpen: de politie is altijd paraat en binnen enkele minuten na alarmering via de gsm ter plekke aanwezig. Buurtpreventie Bolnes is preventief en het succes is enorm: het aantal auto- en woninginbraken is meer dan gehalveerd en bewoners voelen zich veiliger. Net als buurtbemiddeling is ook Buurtpreventie Bolnes structureel ingebed. Er zijn vijf buurtcoördinatoren en inmiddels bijna tweehonderd surveil-
lanten. Een deel van hen functioneert
heid vormt de Ketenaanpak Risico-
bovendien als straatcoördinator. Bewoners met klachten over losliggende stoeptegels of situaties van onveiligheid, kunnen contact opnemen met hun straatcoördinator. Die geeft dat door aan het Wijkonderhoudsteam van de gemeente, die het probleem dan zo snel mogelijk oplost.
jongeren in Gouda. Rond de Jan Ligthart School namen overlast en spanningen tussen jongeren en andere buurtbewoners enkele jaren geleden steeds ernstiger vormen aan. Uiteindelijk escaleerde deze situatie in een handgemeen, waarbij een omwonende het licht uit een van zijn ogen werd geslagen. Voor de gemeente Gouda was dit de aanleiding een extern bureau in te schakelen met de opdracht om een ketenaanpak voor risicojongeren te ontwikkelen en te implementeren. “We hebben het met zijn allen zien aankomen, maar niets kunnen doen”, zegt Addie de Lange, coördinator Jeugdveiligheid van de gemeente Gouda en voorzitter van het Ketenoverleg. “Doel van de Ketenaanpak is: beter en eerder signaleren en dus eerder en adequater ingrijpen. Maandelijks bespreken we signalen van overlast en bepalen we de aanpak daarvan.”
Momenteel werkt Verdiwel aan een inventarisatie van de diverse varianten op de buurtpreventie. Sommige initiatieven hebben trainingen voor hun vrijwilligers, andere niet. Verdiwel is van plan om in samenwerking met het Landelijk Expertisecentrum Buurtbemiddeling op basis van bestaande trainingen een training te ontwikkelen, die op maat aan uiteenlopende projecten kan worden aangeboden. Buurtbemiddeling en buurtpreventie zouden elkaar onderling kunnen versterken. Beide initiatieven bevorderen de sociale samenhang in buurten. Wellicht dragen zowel buurtbemiddeling als buurtpreventie bij aan het ontstaan van een klimaat waarin burgers elkaar gemakkelijker aanspreken op het te vroeg of verkeerd buiten zetten van vuilniszakken of het uitlaten van honden op kinderspeelplaatsen en stoepen. Met al dit soort initiatieven versterkt het welzijnswerk de inzet van burgers voor de veiligheid en leefbaarheid in hun eigen, directe leefomgeving.
Ketenaanpak Risicojongeren Een ander goed voorbeeld van een structureel samenwerkingsverband op het terrein van welzijn en veilig-
In de Ketenaanpak Risicojongeren zijn drie belangrijke vormen van overleg. Allereerst het Ketenoverleg, waarin de gemeente, Buro Halt, Stichting Welzijn Gouda, de politie en Stichting Alouan deelnemers zijn. De laatstgenoemde organisatie houdt zich bezig met jongerenwerk en straathoekwerk voor met name allochtone jongeren. In crisissituaties komt het Ketenoverleg direct bij elkaar. Zo hebben de organisaties bij het uitbreken van de oorlog in Irak afspraken gemaakt over hoe ze zouden reageren op mogelijke opstootjes. Die bleven echter uit. Een ander voorbeeld is het optreden na
28
Vroegtijdige preventie kent vele verschijningsvormen. Er is er een die zich bezighoudt met baksteen en beton — een verantwoord bouwkundig ontwerp kan bijdragen aan een veiliger omgeving. De kennis op dat gebied gaat jaren terug, het boek Design out crime brengt deze kennis up-todate en doet een handreiking aan degenen die met stedenbouwkundig ontwerpen en plannen de sociale veiligheid willen vergroten.
29
Een veiliger omgeving kan je ontwerpen door Hin Oey
een ontploffing in een Islamitische slagerij. “Toen was niet meteen bekend of het om een aanslag of een racistische actie ging”, vertelt De Lange. “Daarom heb ik de ketenpartners meteen bijeen geroepen voor een crisisoverleg om zes uur ’s morgens. Het jongerenwerk is dat weekend extra de straat op gegaan en heeft de boel goed in de gaten gehouden. Bovendien hebben we onderling goed afgesproken hoe we op dit incident zouden reageren.” Tweede gremium is het signaleringsoverleg van Justitie in de Buurt (JIB), waarin behalve alle deelnemers van het Ketenoverleg ook het openbaar ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming, de leerplichtambtenaar en de reclassering deelnemen. “Vroegtijdige signalering van jongeren die dreigen af te glijden naar criminaliteit is de eerste doelstelling van dit overleg”, licht De Lange toe. “Daarnaast proberen we in het signaleringsoverleg te komen tot een inte-
grale aanpak op maat. Alle deelnemende organisaties kunnen individuele jongeren of groepen jongeren onder de aandacht brengen waarover zij zich zorgen maken. Vervolgens wordt gekeken wat de beste aanpak is en wie casemanager wordt.” Derde overleg is het Casuïstiek Overleg van JIB. Daar bespreken de justitiepartners jongeren die reeds een procesverbaal hebben. In een overzichtelijk schema is in beeld gebracht welke organisaties het gedrag van uiteenlopende groepen jongeren signaleren, naar welke organisaties zij kunnen doorverwijzen en wie er verantwoordelijk is voor een bepaalde aanpak. Is De Lange tevreden over de Ketenaanpak? “Ik ben redelijk tevreden, we zijn een eind op de goede weg. De problematiek is zeer weerbarstig en je loopt op tegen de beperkte middelen en personele inzet van alle partners. Daarvoor hebben we nog geen goede oplossing gevonden, maar
we proberen met zijn allen zo creatief mogelijk te zijn en niet te blijven hangen in deze onmogelijkheden.” ‘Welzijn versterkt veiligheid. Een handreiking voor de praktijk’ is een uitgave van de SMVP, de MOgroep en de Vereniging van Directeuren van lokale Welzijnsorganisaties (Verdiwel). Het boek ‘Welzijn versterkt veiligheid; betrokken burgers in leefbare wijken’ bevat een serie achtergrondartikelen en beschrijvingen van zestien ‘good practices’. Het ministerie van VWS, het NIZW, Verdiwel en de VSW (Vereniging Steunfuncties Welzijn) voeren het traject Welzijn Versterkt uit. Verdiwel is trekker van het speerpunt ‘Welzijn versterkt Veiligheid’. Beide publicaties zijn te bestellen bij:
[email protected] Meer informatie over dit traject en over buurtbemiddeling: www.verdiwel.nl of www.burenbuurtbemiddeling.nl.
•••
Met het boek Design out crime. Creating safe and sustainable communities van Ian Colquhoun, is er een goed leesbare actualisering beschikbaar gekomen rond het huidige denken over veilig ontwerpen en integrale veiligheid. Zeker omdat het in Nederland nog veelvuldig geciteerde en toegepaste boek Sociaal Veilig Ontwerpen van Van der Voordt en Van Wegen, inmiddels al meer bijna vijftien jaar oud is. Voor iedereen die betrokken is bij de aanpak van lokale veiligheid biedt dit boek een basis voor het aanpakken van concrete projecten die verder gaat dan het enkel raadplegen van best practices. Het boek begint met een analyse van hoe veiligheid wordt beleefd en een beschrijving van de ontwikkelingen van de laatste decennia. Met daarbij aandacht voor het werk van Newman, Jacobs, Brantingham, Clarke en anderen. Ken uw ‘klassieken’ – juist zij zijn verplichte kost wil men nieuwe oplossingen bedenken, die ook effectief en efficiënt zijn. Zo werd de invulling van Newman’s vermaarde begrip defensible space – uit de jaren zeventig – in de vorm van gated communities in de jaren negentig, als gedateerd gekarakteriseerd. Recent zijn er echter – óók in Nederland – talloze voorbeelden van nieuwbouw- en renovatieprojecten die beschouwd kunnen worden als een vrijwel optimale invulling van zo’n Amerikaanse gated community. Denk hierbij aan de ‘eiland-achtige’ pro-
jecten met slechts een toegangsweg of poort. Geen nieuwe ontwikkeling dus, maar een al veertig jaar oud principe. Alleen slagboom en poortwachter ontbreken nog.
Handvatten Ook voor de praktijk geeft Colquhoun de nodige handvatten in de vorm van planning- en ontwerp-principes. Veilig ontwerpen wordt in de vorm van de CPTED-benadering het meest concreet. Dit Crime Prevention Through Environmental Design wordt in America, Canada en Australië breed toegepast en is soms zelfs vastgelegd in lokale bouwregelgeving. Op basis van deze CPTED-methodiek is het mogelijk om een breed scala van aan criminaliteit gerelateerde problemen aan te pakken. Niet alleen in het geval van nieuw te bouwen woningen. Juist ook bij een heel diverse problematiek bij bestáánde bouw: denk aan problemen met hangjongeren, drugsoverlast, winkeldiefstal, onveilige parkeerterreinen, woninginbraak, criminaliteit tegen het bedrijfsleven etcetera. In Nederland wordt deze CTPED-benadering gestimuleerd door de European Design Out Crime Association (www.e-doca.net).
woonerf ook in het Engels gebruikt: “Woonerfs have made a huge contribution to improving, not only the quality of the built environment in The Netherlands, but also in reducing street crime and the fear of crime in residential areas”. Maar meer nog heeft het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) in het buitenland een uitstekende naam: “The Dutch “Police Labelled Secured Housing ®, Politiekeurmerk Veilig Wonen®” represents one of the most advanced CPTED strategies to date.” Met als onderbouwing dat het PKVW zowel aandacht heeft voor wetenschappelijke uitgangspunten, de ervaring van de politie en kennis over bouwen, stedenbouwkundige ontwikkeling en volkshuisvesting.
Woonerf Heel aardig is ook dat Nederland, naast voorbeelden uit onder meer Italië, Duitsland en Denemarken, nadrukkelijk aandacht krijgt. Zo wordt het begrip
De auteur is werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken.
Ian Colquhoun. ‘Design Out Crime. Creating safe and sustainable communities’, Architectural Press, 2004. ISBN 0750654929.
•••
Bedrijfsleven
Een Waarschuwingenlijst Frauderend Personeel, een landelijke overvalcoördinator, bronbeveiliging, een Uniform Aangifteformulier, de Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties, subsidie voor innovatieve projecten om criminaliteit in winkelgebieden terug te dringen en ga zo maar door. De twintig afspraken die de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in januari 2003 met het PlatformDetailhandel.nl hebben gemaakt ter bestrijding van de winkelcriminaliteit, zijn geen papieren tijgers gebleken. Er is sindsdien veel bereikt rond de aanpak van winkelcriminaliteit.
31
Aanpak winkelcriminalite it ligt op stoom door Daniëlle Hofstra en Trudy de Wit In januari 2003 maakten de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Economische Zaken twintig afspraken met het PlatformDetailhandel.nl. Deze afspraken staan in het teken van maatregelen om de winkelcriminaliteit beter aan te pakken en een reductie ervan te bewerkstelligen. Het grootste gedeelte van de afspraken is uitgevoerd. Acties die door hun aard een lange looptijd hebben, zijn opgenomen in het veiligheidsbeleid – via een actieplan gericht op het bedrijfsleven: het Actieplan Veilig Ondernemen. Over enkele acties is afgesproken dat zij permanent een aandachtspunt blijven voor de betrokken partijen. De afspraken omvatten taken voor alle partijen die het convenant ondertekenden. Zo konden de problemen op meerdere terreinen en vanuit meerdere invalshoeken tegelijk worden aangepakt. Problemen die daarbij optraden werden snel opgelost, doordat de lijnen tussen alle partijen kort waren. De afspraken hebben geleid tot een verhoogde samenwerking op landelijk niveau, maar óók lokaal. Tijdens het project nam namelijk het gebruik van preventie-instrumenten toe en dit gebeurde veelal in publieke-private samenwerkingsverbanden. De resultaten mogen er zijn. De infrastructuur rond de aanpak van winkelcriminaliteit is
Handen uit de mouwen
maken. Om te beginnen zijn nu zes Bovenregionale Rechercheteams (BRT’s) actief die zich onder meer bezighouden met de aanpak van de bovenregionale overvallers – overvallers die hun activiteiten niet beperken tot één (politie)regio. Er zijn al diverse goede resultaten geboekt. Denk aan opgeloste overvallen en ramkraken. Het aantal overvallen op de detailhandel is in 2003 en de eerste helft van 2004 veel lager dan vóór de afspraken. In 2003 was er bij de detailhandel een daling van 15%. Daar draagt ook het werk van de landelijke overvalcoördinator aan bij, een commissaris van politie die vanaf oktober 2003 de kwalitatieve aanpak van overvallen door de politie stimuleert en die ook het bedrijfsleven aanspoort om preventieve maatregelen te treffen. Verder heeft de politie in samenwerking met het PlatformDetailhandel.nl een Uniform Aangifteformulier ontwikkeld voor het aangeven van diefstal met een bekende dader. Dit formulier kan de winkelier in de winkel invullen en aan de politie meegeven bij het overdragen van de verdachte. Het scheelt de winkelier erg veel tijd als hij niet meer naar het politiebureau hoeft te gaan om aangifte te doen. De voorziening wordt nog uitgebreid: eind 2004 kan men bij alle regiokorpsen ook elektronisch aangifte doen van bepaalde delicten. In verschillende regio’s kan dat nu al.
Politie De politie zet alle zeilen bij om de opsporing te versterken en effectiever te
Detailhandel Niet alleen winkeldieven van buiten bezorgen de detailhandel veel schade,
verbeterd en de overheid, politie en detailhandel maken meer werk van de aanpak van de winkelcriminaliteit. Hun inspanningen zijn ook beter ingekaderd. Er is onderzocht waar de grenzen van de wet liggen bij het gebruik van nieuwe preventie-initiatieven en welke goede projecten er zijn. Verder zijn er voorlichtingsbrochures en -trajecten ontwikkeld.
Infrastructuur De overheid en de detailhandel waren ervan doordrongen dat de aanpak van winkelcriminaliteit om een extra impuls vroeg. Concrete afspraken moesten ervoor zorgen dat de problemen meer gestructureerde aandacht zouden ontvangen. De Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing (RPC’s) – waarin de regionale overheid met het bedrijfsleven samenwerkt om problemen in de regio te signaleren en aan te pakken – hebben winkelcriminaliteit als een van hun aandachtspunten. Omdat niet in het hele land RPC’s voorhanden waren, werd afgesproken om de tien bestaande RPC’s uit te breiden met drie nieuwe in 2003. Inmiddels zijn er een achttal bijgekomen. De RPC’s zijn actief betrokken bij de ondersteuning van de invoering van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), ook een van de twintig afspraken. Het KVO is een certificaat dat wordt afgegeven aan winkelgebieden die via een methodische
De auteurs zijn werkzaam bij de afdeling Preventie- en Slachtofferbeleid van het ministerie van Justitie.
aanpak – waarbij de gemeente, politie, brandweer en de betrokken ondernemers samenwerken – een gedegen analyse van de veiligheidsproblematiek in hun winkelgebieden maken. Vervolgens treffen zij gezamenlijk maatregelen om deze problemen aan te pakken. Publiek-private samenwerking staat hierbij centraal. Om de invoering te stimuleren wordt door het ministerie van Justitie subsidie beschikbaar gesteld. In 2003 is de detailhandel gestart met tien extra KVOprojecten voor winkelgebieden. Voor 2004 is de afspraak dat vijftig winkelgebieden met het keurmerk starten.
Ook hiervoor is subsidie beschikbaar. Zestig goed beveiligde winkelgebieden is een mooi resultaat, maar niet genoeg. Het moeten er veel meer worden. Daarom is het stimuleren van het gebruik van het Keurmerk Veilig Ondernemen opgenomen als apart project in het Actieplan Veilig Ondernemen. Een van de mogelijke acties die kunnen voortvloeien uit de afspraken omtrent een Keurmerk Veilig Ondernemen is het inschakelen van Slachtofferhulp, als er toch ingebroken is of er een overval is gepleegd. Daarover zijn landelijke afspraken gemaakt. Op lokaal niveau kan men
slachtofferhulp – al dan niet in verband met een Keurmerk Veilig Ondernemen – zélf inschakelen. Verder heeft de politie een concept-samenwerkingsmodel ontwikkeld tussen de politie en het bedrijfsleven op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Kernpunt is dat op lokaal niveau de contacten plaatsvinden tussen de wijkagent en de individuele ondernemer.
33 Het Actieplan Veilig Ondernemen is op 20 januari 2004 ondertekend door de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Economische Zaken en de voorzitters van MKB Nederland, VNO-NCW en het Verbond van Verzekeraars. Het omvat tien projecten, waarin enkel afspraken met de detailhandel een plaats hebben gevonden.
het Actieplan Veilig Ondernemen, in
ook het eigen personeel is niet altijd even eerlijk. Daarom heeft de Raad Nederlandse Detailhandel besloten tot het opzetten van een bedrijfstakbrede waarschuwingslijst: een Centrale Waarschuwingslijst Frauderend Personeel. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in juni 2004 ingestemd met het voorstel voor de lijst, die in de praktijk een ‘zwarte lijst’ wordt genoemd. De lijst heeft tot doel om te voorkomen dat personen in dienst worden genomen die vanwege fraude door een van de deelnemende bedrijven zijn ontslagen en tegen wie aangifte bij de politie is gedaan. Om te voorkomen dat winkeldieven stelen of voordeel hebben van de gestolen artikelen, kunnen deze worden beveiligd, door een magneetstrip en door het toepassen van onzichtbare beveiliging van artikelen: bronbeveiliging. Het Platform stimuleert het toepassen van deze vorm van beveiliging. Voor een effectieve bronbeveiliging is het noodzakelijk dat er op Europees niveau afspraken over worden gemaakt. Het Platform zet zich daarvoor in, ook bij internationale collega-detailhandelorganisaties. Een resultaat van de toegenomen aandacht voor preventie bij de detailhandel is dat niet alleen het aantal overvallen op de detailhandel is afgenomen, maar dat ook het aantal mislukte overvallen is toegeno-
men –de winkeliers zijn alerter en beter beveiligd. Rijksoverheid Nu steeds gezocht wordt naar nieuwe manieren om de winkelcriminaliteit te voorkomen, worden ook nieuwe methoden bedacht. Vaak is de wetgeving rond deze nieuwe methoden onbekend of onduidelijk voor de winkelier. Daarom is er onderzoek gedaan naar de wet- en regelgeving bij het gebruik van camera’s, naar mogelijkheden voor onderlinge uitwisseling van digitale beelden en foto’s, naar winkelverboden, het toepassen van rampalen en dergelijke. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in brieven aan de Tweede Kamer en in twee brochures: een voor de winkeliers en een voor de lokale overheden en de politie. De mogelijkheden zijn daardoor duidelijker geworden. Om gemeenten en hun partners op veiligheidsgebied beter in staat te stellen om veiligheidsbeleid uit te voeren is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Urgente Aanpak Veiligheid gestart. Een van de twintig afspraken was het zoeken naar mogelijkheden om winkelgebieden met veel problemen te helpen via deze urgente aanpak. De activiteiten daarvoor zijn opgegaan in
de vorm van het deelproject Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties. Dat betekent dat voor bedreigde winkelgebieden en bedrijventerreinen in een publiek-private-samenwerkingsconstructie een aanpak op maat kan worden ontwikkeld die met financiële steun van de rijksoverheid uitgevoerd kan worden. Het ministerie van Economische Zaken heeft daarvoor een subsidieregeling in voorbereiding die naar verwachting begin 2005 opengesteld zal worden. In het Grotestedenbeleid wordt ook aandacht besteed aan veilig ondernemen. Dat gebeurt onder de noemer van (de aanpak van) veelplegers en risicogroepen. Vaak gebeurt dit gebiedsgericht. De dertig gemeenten van het Grotestedenbeleid leggen zich in hun Meerjarige Ontwikkelingsplannen vast op concrete resultaten om deze problemen aan te pakken. Uiteraard betekent dit bijzondere aandacht voor winkelgebieden. Ter stimulering van een innovatieve aanpak van winkelcriminaliteit ontwierp het ministerie van Economische Zaken in het voorjaar van 2004 een eenmalige subsidieregeling voor innovatieve projecten, die de criminaliteit en onveiligheid in winkelgebieden in de dertig grote steden moeten terugdringen. Er kwamen vijfentwintig voorstellen binnen; maximaal twaalf zullen een subsidie ontvangen.
Onderzoek Het ministerie van Justitie heeft een inventarisatie laten uitvoeren van (on)orthodoxe maatregelen tegen
winkelcriminaliteit. Het leverde een vijfentwintigtal projecten op waarmee in het land wordt geëxperimenteerd. In het februarinummer van SEC is aan deze inventarisatie aandacht besteed, de rapportage erover is digitaal beschikbaar. Er is internationaal vergelijkend onderzoek gedaan naar in het buitenland ontwikkelde nieuwe aanpakken, waarvan Nederland iets kan leren. In mei 2004 is het onderzoek van het PlatformDetailhandel.nl verschenen naar best practices bij de aanpak van winkelcriminaliteit in diverse Europese landen. In het najaar verschijnt een onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, naar de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven in Europese stedelijke gebieden.
Voorlichting Alle inspanningen die geleverd zijn, hebben het meest effect als ze ook bekend zijn bij de winkeliers. Daarom
zijn brochures gemaakt over de be-
schikbaar en staat op de website van
langrijkste informatie en zijn rapporten én brochures op websites geplaatst. De meeste zijn hiervoor genoemd. Eén onderdeel is specifiek gericht op voorlichting: de branchegerichte voorlichtingstrajecten van het PlatformDetailhandel.nl. Het Platform heeft samen met betrokken ondernemers, deskundigen en vakbonden voorlichtingsmateriaal ontworpen voor onder meer de drogisterijen, slijterijen en doe-het-zelfzaken, de supermarkten en de retailpartners. Hiernaast blijft het Platform aandacht schenken aan deze branches en wil het ook voor andere branches voorlichtingsmateriaal ontwerpen. De brochures bevatten informatie die specifiek is gericht op de betreffende branche of categorie bedrijven. Verder zijn door het Platform nog brochures opgesteld voor slachtoffers. De brochure over de opvang van, en omgang met slachtoffers in de detailhandel is be-
het Platform. Een brochure waarin wordt uitgelegd hoe winkeliers zich kunnen voegen in het strafproces om de door hen geleden schade te verhalen, verschijnt in het najaar. Kortom: in anderhalf jaar tijd is veel gepresteerd en veel bereikt. En het resultaat in de criminaliteitscijfers? Een behoorlijke daling van het aantal overvallen. De samenwerking wordt voortgezet. Het Uniform Aangifteformulier staat op de website van het PlatformDetailhandel.nl: www.platformdetailhandel.nl. Voor meer informatie over deze en andere waarschuwingslijsten zie de website van het College Bescherming Persoonsgegevens: www.cbp.nl. De brochure over nieuwe methoden bij de aanpak van winkelcriminaliteit is op te vragen bij het CCV en staat ook op www.ccv.nu. De inventarisatie van (on)orthodoxe maatregelen tegen winkelcriminaliteit is te downloaden op de website van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing: www.npcweb.nl en op de website van het CCV: www.ccv.nu. Het onderzoek naar buitenlandse aanpakken van winkelcriminaliteit is digitaal beschikbaar op www.platform.detailhandel.nl. Het onderzoek van het ministerie van Economische Zaken zal gepubliceerd worden op www.EZ.nl.
•••
Documentatie
Colofon SEC is een uitgave van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), in samenwerking met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het blad wordt gratis verspreid onder diegenen die werkzaamheden verrichten op het terrein van de criminaliteitspreventie. Opname van een artikel in het tijdschrift betekent niet dat de inhoud ervan het standpunt van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid weergeeft.
Buitenlandse bladen Britse bendes Als we publicaties in Britse kranten en rapporten van verschillende Britse overheden mogen geloven, dan is het aantal bendes aan de overkant van het Kanaal almaar groeiende. Volgens schattingen in een landelijke krant zou het aantal bendeleden zelfs in de richting van 30.000 gaan. Bendes zijn er volgens berichten ook van diverse pluimage – Turkse bendes, Albanese bendes, drugsbendes, meidenbendes, zwarte bendes en ga zo maar door. Volgens onderzoekers is er sprake van een daling van de gemiddelde leeftijd waarop jongeren lid worden van een bende. Jongeren lijken een steeds dikkere huid te krijgen voor geweld, ook voor dodelijke vormen daarvan. Op Britse straten vinden Amerikaans aandoende incidenten plaats: vanuit langsrijdende auto's (drive-by shootings) wordt driftig geschoten, waar onschuldige omstanders het slachtoffer van worden. Ook de politie buigt zich inmiddels over het fenomeen: volgens de National Criminal Investigation Service verschaffen bendeleden zich steeds vaker een vuurwapen. Genoeg reden voor het British Journal of Criminology (nr. 3, 2004) om de verzamelde criminologische kennis in eigen land over bendes eens op een rij te zetten. Dat blijkt tegen te vallen, in de (Britse) criminologie is betrekkelijk weinig aandacht besteed aan het fenomeen. Er is weinig bekend over de omvang van wapenbezit onder bendes, de bijdrage van bendes aan de misdaad, hun betrokkenheid bij drugshandel, de omvang van het drugsgebruik onder bendeleden en de betrokkenheid van bendes bij geweldscriminaliteit. Ook is er weinig informatie over mogelijke verschillen tussen bendeleden en delinquente ‘niet-bendeleden’ van dezelfde sociale achtergrond. Op basis van empirische gegevens uit een programma gericht op gegevensverzameling omtrent drugsgebruik en -criminaliteit (New English and Welsh Arrestee Drug Abuse Monitoring), worden de contouren geschetst van bendecriminaliteit in Groot-Brittannië. In interviews (onder ruim 2.700 verdachten van 17 jaar en ouder) wordt behalve naar ervaringen met drugsgebruik en drugscriminaliteit,
ook gevraagd naar bendelidmaatschap. In hoeverre hangt bendelidmaatschap samen met geweldscriminaliteit, vermogenscriminaliteit, drugshandel en drugsgebruik? Het blijkt dat vijftien procent lid was (geweest) van een bende; vier procent was dat tijdens het onderzoek en elf procent was ooit lid geweest. De auteurs schatten op basis van deze gegevens dat Engeland zo’n 20.000 actieve bendeleden kent. De overgrote meerderheid van de bendeleden waren mannen, slechts vijf procent van alle bendeleden was vrouw. In vergelijking met de geïnterviewde niet-bendeleden waren de bendeleden jonger – voormalige bendeleden waren gemiddeld vierentwintig, huidige bendeleden negentien en niet-bendeleden vijfentwintig. De bendeleden waren in grote meerderheid blanken. De minderheid van etnische bendeleden, waren vooral zwarten afkomstig uit het Caraïbisch gebied, zwarten afkomstig uit Groot-Brittannië en zwarte Afrikanen. Bendeleden waren vaker werkeloos dan nietbendeleden en hadden een lager inkomen. Zij woonden vaker dan niet-bendeleden nog thuis. Ook naar crimineel gedrag zijn er verschillen tussen bendeleden en niet-bendeleden. Bendeleden hadden vaker vermogensdelicten gepleegd. Ruim een vijfde van de bendeleden had (in het laatste jaar) een auto gestolen en bijna de helft had zich schuldig gemaakt aan heling. Ook hadden bendeleden vaker overvallen gepleegd en hadden zij vaker drugs verhandeld. Het wapenbezit was ook hoger onder bendeleden. De bendeleden als geheel hadden een onevenredig groot aandeel in het aantal delicten van de totale onderzoeksgroep – zij vormden vijftien procent van de groep maar hadden ruim dertig procent van alle delicten gepleegd. Wordt gekeken naar de afzonderlijke delicten, dan blijkt dat bendeleden 89 procent van alle berovingen hadden gepleegd, bijna de helft van alle woninginbraken, 38 procent van alle andere inbraken, 36 procent van de gevallen van drugshandel en een vijfde van alle winkeldiefstallen. Deze alarmerende bevindingen stroken met wat bekend is uit Amerikaanse onderzoeken – bendeleden zijn betrokken in een criminele levensstijl, zijn niet kieskeurig in
Lezersservice WODC: voor sociaal-wetenschappelijke publicaties en statistische informatie op Justitiegebied kunnen Justitiemedewerkers terecht bij de informatiedesk van het WODC, e-mail
[email protected]. Voor overige lezers blijft de dienstverlening beperkt tot de website www.wodc.nl.
de soorten delicten die zij plegen, zijn verantwoordelijk voor een onevenredig groot aandeel van alle gepleegde criminaliteit, zijn betrokken in drugscriminaliteit en hebben een voorkeur voor wapens. Misschien gaat Groot-Brittannië een nieuw soort criminaliteit tegemoet, vragen de auteurs zich af?
Amerikaanse bendes Jeugdbendes vormen een gekend sociaal probleem in de Verenigde Staten. In het recente verleden roerden bendes zich alleen in een select gezelschap van grootstedelijke gebieden (zoals Chicago en Los Angeles), maar die tijd is passé. Nu kennen ook middelgrote steden en zelfs landelijke gebieden hun eigen bendeproblemen. Het aantal gevallen van moord en doodslag waarbij bendes – direct of indirect – de hand hebben, groeit de laatste jaren. De vraag waarom jongeren eigenlijk toetreden tot een bende – en wélke jongeren dat doen – wordt daarmee steeds belangrijker. Onderzoekers breken zich met name het hoofd over de vraag of jongeren crimineel worden door hun bendelidmaatschap, of dat juist jongeren die van nature crimineel zijn, hun weg vinden naar een bende. In een artikel in het tijdschrift Criminology (nr. 1, 2004) staat het verband tussen antisociaal gedrag en bendelidmaatschap centraal. In het bijzonder de vraag of jongeren die lid worden van een bende, onder invloed van de groepsdruk van bendeleden meer delicten plegen. En nadat zij hun bende de rug hebben toegekeerd, vanzelf weer ophouden of hun criminele dadendrang in ieder geval terugschroeven. Om het verloop van de delinquente carrière van jongeren goed te kunnen volgen – én de invloed van het bendelidmaatschap daarop – wordt gebruik gemaakt van gegevens over een langere periode (tien jaar). Lang genoeg om een indruk te krijgen van het delinquent gedrag vóór, tijdens én na het bendelidmaatschap van jongeren. Het onderzoek is uitgevoerd onder 858 jongeren (alleen jongens) die deelnamen aan de Pittsburgh Youth Study (PYS). De onderzoeksgroep was overwegend afkomstig uit armere buurten van Pittsburgh. Aan de jongens werd gevraagd in hoeverre zijzelf en hun vrienden zich schuldig maakten aan crimineel gedrag – drugshandel, drugsgebruik, geweldsdelicten (vechten, wapengebruik, diefstal met geweld, afpersing, bedreiging, seksueel geweld, mishandeling, vuurwapengebruik en doodslag) en vermogensdelicten (diefstal, vandalisme en joyriding). Ook werd gevraagd naar lidmaatschap van een
Redactieraad
bende. 165 jongens waren op enig moment tijdens het onderzoek lid van een bende. De meeste voor een korte periode waarna ze de bendedeur achter zich dichttrokken. Nagenoeg alle jongens (99 procent) die tot een bende toetraden, verklaarden dat door hun bende wel eens geweldsdelicten werden gepleegd. 59 procent gaf aan dat hun bende zich ook bezighield met drugshandel, volgens de helft van de jongens hield hun bende zich ook bezig met vermogensdelicten. 21 procent gaf aan dat in hun bende drugs werden gebruikt. Maar liefst 12 procent verklaarde dat hun bende zich bezighield met álle vier de delictvormen. Naar eigen zeggen pleegden de jongens die lid waren van een bende, alle soorten delicten beduidend vaker tijdens hun actieve bendelidmaatschap dan daarvoor. Onder bendeleden werd gemiddeld (veel) vaker drugs gebruikt en verhandeld en meer gewelds– en vermogens-
delicten gepleegd dan in de dagen dat zij niet in bendekringen verkeerden. Dat wijst op de (kwade) invloed die hun leeftijdgenoten in de bende kunnen uitoefenen. Dat de jongens onder invloed van de groepsdruk in bendes zich crimineler gingen gedragen, wordt ondersteund door ouders en leraren. Nadat de jongens eenmaal de bende hadden verlaten, daalde het aantal drugs, vermogens- en geweldsdelicten drastisch.
•••
R. van Bennekom (VNG), G. Bésanger (Jeugdreclassering), V. Jammers (ministerie van Justitie, DSP, voorzitter), C. Vermeulen (gemeente Venray), A.H. Westerman (Verbond van Verzekeraars), E. Wiersma (Halt Nederland).
Kernredactie B. de Bruin (politieregio Hollands Midden), A. Daalder (WODC), G.J. Terlouw (ministerie van Justitie, DJJ).
Eindredactie A. Hakkert (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid).
Redactieadres Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Redactie SEC (kamer 1626), Postbus 93012, 2509 AA Den Haag. Telefoon 070 – 349 06 57. Fax 070 – 349 06 96 E-mail
[email protected].
Abonnementenadministratie
Recente publicaties
Abonnementen zijn gratis. De aanvraag voor abonnementen, alsmede het doorgeven van wijzigingen in de adressering kunnen (bij voorkeur schriftelijk!) worden ingediend bij de redactie.
Vormgeving Tappan Communicatie
– J. Jakobs en H.B. Ferwerda. Maatwerk voor de moeilijkste doelgroep. Vraag en aanbod in de gemeente Pekela met elkaar in verband gebracht. Arnhem, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, 2004.
– Radar, adviesbureau voor sociale vraagstukken. Coaches en mentoren. Het succes van rolmodellen voor allochtone risicojongeren. Den Haag, Reed Business Information bv, 2003.
– I.M.G.G. van Leiden en H.B. Ferwerda. Een integrale aanpak van probleemgezinnen in Enschede. Terugkijken en vooruitzien. Arnhem, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, 2004.
– Stade Advies. Zoek jongeren op waar ze te vinden zijn. Methodiekbeschrijving ambulant jongerenwerk. Stade Advies, Utrecht, 2004.
– E. Leuw, R.V. Bijl en A. Daalder. Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC, Boom Juridische Uitgevers, 2004. – E.R. Muller (red.). Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen. Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2004. – Openbaar Ministerie. Jaarverslag 2003 Openbaar Ministerie. Den Haag, Voorlichtingsdienst Openbaar Ministerie, 2004.
– W. Ph. Stol e.a. Onderzoeksgroep NPA, Apeldoorn/Politie en Wetenschap, Apeldoorn. Politiestraatwerk in Nederland. Noodhulp en gebiedswerk: inhoud, samenhang, verandering en sturing. Zeist, Uitgeverij Kerckebosch, 2004. – B.J.C. van Velthoven en M.J. ter Voert, m.m.v. M. van Gammeren-Zoeteweij. Geschilbeslechtingsdelta 2003. Over verloop en afloop van (potentieel) juridische problemen van burgers. Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC, Boom Juridische Uitgevers, 2004.
Druk GVO grafisch bedrijf bv
Sluitingsdatum kopij Kopij voor SEC 18-6 (december 2004) dient uiterlijk 15 november 2004 in het bezit van de redactie te zijn. Kopij graag op diskette in Word. Ongevraagde kopij kan plaatsing worden geweigerd.
Aan dit nummer werkten mee: Bert Berghuis, Jet Burgert, Judith van Erp, Daniëlle Hofstra, Danaë Huiser, Kees Neefjes, Hin Oey, Frans Paternotte, Janny Pols, Lodewijk Tonino, Trudy de Wit. Artikelen, bijdragen en/of reacties kunnen in overleg met de redactie worden geplaatst. Tegen overname van artikelen in Nederlandse media uit dit tijdschrift (mits met duidelijke vermelding van bron en auteur) bestaat geen bezwaar. Bij overname wordt toezending van een bewijsnummer op prijs gesteld. ISSN 0920-5128
– Openbaar Ministerie. Goed beschouwd 2004 Openbaar Ministerie. Den Haag, Voorlichtingsdienst Openbaar Ministerie, 2004.
Penny wise and pound foolish Enkele weken geleden werd ik getroffen door een bericht dat reiskosten voor allerlei medische behandelingen niet meer worden vergoed op basis van de AWBZ. Op zich niets bijzonders en er zullen ook wel goede redenen voor zijn om die kosten niet meer te vergoeden. Op dezelfde dag van dit bericht, kwam strafrechtelijk behandeld Nederland in opstand. Wat blijkt: de maatregel heeft ook betrekking op cliënten, patiënten en gestraften – afhankelijk van de invalshoek – die onder ambulante psychiatrische en psychologische behandeling staan, omdat het openbaar ministerie of de rechter (lees: de maatschappij) dat wenselijk acht. Wordt er voor ‘gewone’ patiënten al een barricade opgeworpen, voor degenen die zich verplicht aan een dergelijke behandeling dienen te onderwerpen valt de maatregel wel erg rauw op hun dak. De (jeugd)reclassering stond dan ook begrijpelijkerwijs niet te juichen. Zij vreest dat cliënten niet meer komen opdagen bij hun behandelaar. Is dat erg? Ja, dat is het – het gaat hier niet om gewone patiënten, maar om mensen die bij niet-behandelen een gevaar voor u en mij kunnen vormen. Of dat meteen is of in de toekomst. Bovendien gaat het om een groep die in doorsnee niet de middelen heeft om óók nog de reiskosten voor hun behandeling te dragen. Maar, zult u denken, dan hadden ze maar moeten voorkomen dat ze in een situatie terechtkomen dat ze verplicht een dergelijke behandeling moeten ondergaan. Zo eenvoudig ligt dat natuurlijk niet. Het vraagt niet eens zo heel veel fantasie om vast te stellen dat preventie in welke vorm en in welk stadium dan ook, gefaald heeft bij deze groep mensen. Preventie(maatregelen) – of het gebrek eraan – waar u en ik mede verantwoordelijk voor zijn. Afgezien van dit argument is er ook een meer principiële vraag die beantwoord moet worden. Moeten gestraften meebetalen aan hun eigen behandeling, opsluiting, taakstraf etcetera? Ik beantwoord deze ontkennend, ook al kan ik me voorstellen dat een gedeelte van u daar anders over denkt. Wanneer iemand een misdaad begaat en daarvoor gestraft wordt – met gevangenisstraf, geldboete, taakstraf, behandeling – komt de uitvoering daarvan voor rekening van de Staat (voor ons allen). Dat is ook redelijk, omdat anders leed wordt toegevoegd buiten de straf op basis van het
wetboek van strafrecht om. Anders gezegd: de veroordeelde wordt extra gestraft. Terug naar de reiskosten. Te nemen maatregelen, of dat nu de AWBZ betreft of andere, kunnen onverwachte en onbedoelde effecten hebben. Het zou mijns inziens beter zijn wanneer van te voren wat alerter naar die effecten gekeken wordt. Op het terrein van criminaliteitspreventie begint er gelukkig een steeds betere samenwerking te ontstaan tussen de departementen. Bittere noodzaak, want er zijn er maar weinig die niets met preventie van criminaliteit te maken hebben. Preventie betekent niet alleen de zorgstructuren rond het onderwijs of de ARBO-regelgeving. Het betekent ook zorgen dat niet bijgedragen wordt aan de kans dat mensen opnieuw in de fout gaan. Kleine bezuinigingen kunnen grote gevolgen hebben. Ik hoop dat inmiddels de AWBZ-maatregel voor de justitiële doelgroep is teruggedraaid.
SECondant