SDS NIEUWSBRIEF OKTOBER 2014
Inhoud: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Schenking eigen woning Pagina 5 SDS Senior Makelaardij en de huurcheck Pagina 9 De Werkkostenregeling Pagina 12 Tien misverstanden over de Wmo Pagina 16 Koopkracht senioren 2014—2015
En ook: Informatie over langer thuis wonen Continu ventileren, pure noodzaak Blijf alert op de babbeltruc
Terwijl de bladeren van de bomen beginnen te vallen en de herfst nu echt zijn intrede doet, zijn wij alweer druk bezig met de voorbereidingen voor volgend jaar. Een kleine maand geleden presenteerde de regering de miljoenennota. De begroting die van invloed is op de koopkracht van ons allen. De overheid streeft naar een participatiesamenleving waar plaats is voor iedereen, jong en oud, ziek en gezond. Maar ook naar een samenleving waar iedereen zijn of haar eigen verantwoordelijkheid neemt, ieder naar eigen vermogen. Deze begroting brengt dan ook de nodige veranderingen met zich mee. Denkt u daarbij aan de Wmo, waarbij de gemeenten van 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de uitvoering van deze wet. Gemeenten moeten ondersteuning gaan bieden aan mensen met een beperking, waarbij iedere gemeente zelf mag gaan bepalen op welke wijze ze aan deze verantwoordelijkheid invulling gaan geven. Een toch wel verontrustende ontwikkeling. Ook op het gebied van Pgb’s gaat het nodige veranderen, waaronder de regeling dat de Sociale Verzekeringsbank de gelden zal gaan beheren en deze zal uitkeren en hen die de zorg aan de zorgbehoevende verlenen, dus niet meer rechtstreeks aan de zorgbehoevende. Daarnaast zal de wijkverpleging een veel grotere rol gaan spelen in de zorgsector. Zij zullen een belangrijke schakel worden in samenwerking met de huisarts bij het bepalen van zorg aan burgers. Zeker nu de overheid van burgers verlangt dat men langer zelfstandig zal blijven wonen met behulp van vrijwilligers en mantelzorgers. En zo zijn er nog tientallen veranderingen die op ons allen van invloed zullen zijn. En hoewel 1 januari 2015 heel snel dichterbij komt en er enorm veel rondom deze veranderingen te doen is, blijft de informatiestroom over alle feitelijke veranderingen ernstig achterwege. Nog geen 30% van de senioren weet wat de gewijzigde wet- en regelgeving voor invloed zal gaan hebben op hun persoonlijke situatie. En daar ligt een prachtige uitdaging voor ons en voor onze managers op locatie. De gemiddelde senior denkt veelal “het zal mijn tijd wel duren” bij de op komst zijnde veranderingen en slaan vervolgens de vele adviezen in de wind en negeren alle informatiestromen. Aan ons de schone taak om, al dan niet samen met Gemeenten en Zorginstanties, ervoor te gaan zorgen dat men begrijpt welke veranderingen er op komst zijn en wat deze voor invloed gaan hebben op het dagelijks leven van deze mensen. Heeft u hier hulp bij nodig? Wij staan voor u klaar! 1
Schenkingen eigen woning Het zal niemand zijn ontgaan: sinds oktober vorig jaar mag iedereen gebruik maken van de verhoogde schenkingsvrijstelling. U hoeft dan over het geschonken bedrag, tot maximaal 100.000 euro geen schenkingsbelasting te betalen. Waar lopen we in de praktijk tegenaan? Voorwaarde om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken is dat de schenking verband houdt met de eigen woning. De regeling geldt, zoals het er nu naar uitziet, alleen nog voor 2014. Het is ogenschijnlijk een simpele regeling, die helaas in praktijk veel vragen oproept. Algemeen Voor 2014 wordt het van schenkbelasting vrijgesteld bedrag verhoogd tot 100.000 euro, mits de schenking wordt gebruikt voor: De aankoop van een woning Verbetering of onderhoud van de woning Aflossing van een eigenwoningschuld Aflossing van een restschuld bij vervreemding eigen woning. Dit laatste doet zich voor als een woning voor minder geld wordt verkocht dan het bedrag van de openstaande schuld bij bijvoorbeeld de bank. Het bedrag van 100.000 euro betreft een eenmalige vrijstelling. Dat betekent dat een schenker slechts één keer een dergelijk bedrag mag schenken aan dezelfde begiftigde. Uiteraard mag de schenker meerdere schenkingen doen aan verschillende personen en mag een begiftigde van meerdere schenkers een dergelijke schenking van 100.000 euro ontvangen. Voor schenkingen van ouders aan kinderen geldt dat wanneer ouders in het verleden al een eenmalig verhoogde vrijstelling benut hebben, die schenking in mindering komt op de vrijstelling van 100.000 euro. Omdat het een eenmalige vrijstelling betreft, mag de schenking niet worden verdeeld over meerdere jaren. Om een geslaagd beroep op de vrijstelling te kunnen doen, moet een aangifte schenkbelasting worden ingediend waarin een beroep wordt gedaan op de vrijstelling. Uiteraard moet bewezen worden dat voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. Voorwaarden Als voorwaarde voor de vrijstelling van de aankoop van de woning, de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld, geldt dat de schenking is gedaan onder opschortende voorwaarde van de verwerving van de eigen woning of de aflossing van de schuld. In de wet is bepaald dat een schenking onder opschortende voorwaarde voor de toepassing van de Successiewet pas tot stand komt op het tijdstip waarop de voorwaarde is vervuld. Indien men in 2014 nog gebruik wil maken van de verhoogde vrijstelling moet de opschortende voorwaarde uiterlijk op 31 december zijn vervuld. Indien een bedrag wordt geschonken dat is bestemd voor verbetering of onderhoud van de woning, dan geldt de vrijstelling alleen als de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt, wanneer het bedrag in het jaar van de schenking of in de twee daarop volgende kalenderjaren niet is besteed aan verbetering of onderhoud van de eigen woning. Dit betekent dat wanneer in september 2014 een schenking wordt gedaan van 100.000 euro, deze schenking uiterlijk eind 2016 moet zijn gebruikt voor verbetering of onderhoud. Buitenland De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat de vrijstelling ook kan worden verleend voor een buitenlandse woning. Vanwege de controleerbaarheid geldt de goedkeuring alleen indien de woning is gelegen in een land waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, waarin de uitwisseling van fiscale informatie is geregeld. Het moet dan uiteraard wel gaan om een (buitenlands) eigen woning. Partners Partners worden voor de berekening van de schenkbelasting als dezelfde persoon beschouwd. Als twee partners van dezelfde schenker elk 100.000 euro ontvangen voor de eigen woning, wordt dat aangemerkt als een schenking van 200.000 euro. Daarvan kan de helft vallen onder de verruimde vrijstelling, de andere helft is belast met schenkbelasting. Datzelfde geldt als twee partners aan dezelfde begiftigde schenken. Schenken de ouders? Dan worden de schenkingen van hen aan hun kind altijd aangemerkt als één schenking. 2 2
Consument vertrouwt hypotheek weer Het Centrum van Verzekeringsstatistiek (CVS) heeft een lichte stijging waargenomen in het vertrouwen van de consumenten in verzekeraars. In juli 2014 steeg de vertrouwensindex met drie punten naar -14, tegenover – 17 in januari. Als die indexwaarde o is, is het aandeel optimisten gelijk aan het aandeel pessimisten. Consumenten reageren vooral positief op de voorzichtige signalen dat het economisch beter gaat. Het vertrouwen in de aanschaf van duurzame financiële producten, zoals hypotheken, is nog wat hoger. Het aandeel consumenten dat hier over positief is, was in juli 2014 namelijk hoger dan het aandeel consumenten dat dit niet ziet zitten.
Autoverzekering is de beste Autoverzekeringen van directe aanbieders zijn wederom kwalitatief beter dan die van intermediaire aanbieders. Dat blijkt uit de jaarlijkse Money Product Rating voor autoverzekeringen. Alle producten die de vijf sterren ontvangen voor kwaliteit, zijn online te sluiten. De meest opvallende verschillen met autoverzekeringen die via intermediairs worden aangeboden zijn een voor de consument gunstigere contractduur (autoverzekeringen die via het directe kanaal werden aangeboden, zijn vaker direct opzegbaar) en een betere vervangingswaarderegeling. Wel zijn de ‘directe’ producten wat eenvoudiger: autoverzekeringen van intermediaire aanbieders hebben doorgaans meer aanvullende dekkingsmogelijkheden en ruimere acceptatiekaders. Tegelijk is het voor de consument oppassen geblazen: de betere online autoverzekering is lang niet altijd de voordeligste.
Dit is ook het geval als de ouders gescheiden zijn. De vrijstelling is strikt genomen niet van toepassing als de ene partner een schenking krijgt, terwijl de woning op naam staat van de andere partner. Uit de praktijk blijkt echter wel dat soepel wordt omgegaan met de toepassing van de vrijstelling als het gaat om een schenking aan in gemeenschap van goederen gehuwden ter aflossing van een gezamenlijke eigenwoningschuld ontoereikend is, een beroep op de vrijstelling voor het gehele bedrag zou kunnen worden gehonoreerd. Indien sprake is van een gemeenschap van goederen en een van de partners verkrijgt een schenking, valt de verkregen schenking voor het huwelijksvermogensrecht in de gemeenschap. Dit is niet het geval indien dit uitdrukkelijk bij de schenking is bepaald (via een zogenaamde uitsluitingsclausule). Indien een van de partners een schenking verkrijgt met een uitsluitingsclausule en hij of zij gebruikt dit om de (gezamenlijke) hypotheek af te lossen, dan ontstaat er een vorderingsrecht op de andere partner. Vragen De regeling blijkt in de praktijk nogal wat vragen op te roepen. Hierbij speelt in het bijzonder het verschil in behandeling tussen de aankoop, de verbouwing van de woning en het aflossen van de eigenwoningschuld. Wordt in 2014 een bedrag geschonken waarmee een woning wordt gekocht of een schuld afgelost, dan moet de aflossing dit jaar plaatsvinden. Wordt de schenking gebruikt voor een verbouwing, dan heeft u tot eind 2016 de tijd.
VvE Belang blij met de verlenging van het lage btw-tarief Recent is bekend geworden dat de tijdelijke verlaging van het btwtarief op verbouwen, onderhoud en herstel wordt verlengd. De maatregel zou op 31 december 2014 eindigen, maar nu is besloten om de maatregel nog eens 6 maanden in stand te houden. De maatregel loopt nu dus tot 1 juli 2015. Deze verlenging is goed nieuws voor de VvE’s in Nederland. Eerder bleek uit een enquête van VvE Belang dat veel VvE’s de maatregel kenden en er ook gebruik van wilden maken. Besluitvorming over en financiering van onderhoud zijn trajecten die bij een VvE vaak meer tijd in beslag nemen. Daarom zijn we verheugd dat we nu ook meer tijd krijgen. De verlenging van de maatregel betekent dat de VvE’s recht hebben op het lage btw-tarief voor werkzaamheden zoals deze op de website van de belastingdienst zijn omschreven bij de uitleg over deze maatregel. Ook onderhoudscontracten vallen onder het lage btw-tarief. Let op! Om in aanmerking te komen voor het lage tarief moet het werk gereed zijn vóór 1 juli 2015. Is het werk later gereed dan vervalt voor het hele werk, dus ook voor de werkzaamheden die voor 1 juli 2015 zijn verricht en wellicht zelfs al betaald, het lage tarief en is het hoge tarief van 21% van toepassing. Dat kan een behoorlijke strop betekenen voor de VvE. Bron: VvE Belang
3
Informatiegebrek over langer thuis wonen Ruim 60% van de senioren in Nederland wil beter inzicht in de mogelijkheden en voorzieningen om langer thuis te kunnen wonen. Nog geen 30% weet wat de veranderingen in de wetgeving over langdurige zorg betekenen voor hun eigen thuissituatie. Een kleine 60% is niet optimistisch over de geschiktheid van de huidige woning om er op hogere leeftijd te blijven wonen. Dat blijkt uit onderzoek van ThyssenKrupp Encasa in samenwerking met ANBO, de afdeling Health Evidence van de Radboud Universiteit Nijmegen, Liever Thuis! en Etac. Ruim 11.000 respondenten in de leeftijd van 50 jaar tot 80+ gaven antwoord op vragen over gezondheid, langer thuis wonen, aanpassingen in huis en de bijbehorende budgetten.
Goede informatie nodig ANBO merkt dat veel senioren niet goed geïnformeerd zijn over wat er voor hen gaat veranderen op het gebied van de langdurige zorg. Uitgangspunt is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen, met informele hulp waar het kan en professionele hulp waar het moet, aldus ANBO. Directeur Liane den Haan: “Met nog maar 98 dagen voordat de Wmo 2015 ingaat, is het van groot belang dat de overheid en gemeenten zorgen dat mensen goed op de hoogte zijn van alle veranderingen en de beschikbare voorzieningen en vergoedingen. Pas als mensen duidelijkheid hebben, kunnen zij zich voorbereiden op het langer zelfstandig thuiswonen.”
Eigen bijdrage niet duidelijk Veel senioren zijn bereid extra te betalen voor ondersteuning, aanpassingen en technologie om langer thuis te kunnen wonen. Zo wil ruim de helft extra betalen voor huishoudelijke hulp. Ook voor onder andere mobiliteitsoplossingen, maaltijdservice en domoticatoepassingen wil men zelf bijdragen: deze oplossingen scoren alle rond de 40% in het onderzoek. Het is niet duidelijk of ouderen een reëel beeld hebben van hun eigen bijdrage. De daadwerkelijke kosten zijn inkomensafhankelijk en verschillen per gemeente. ANBO raadt ouderen dan ook aan bij hun gemeente na te gaan voor welke vergoedingen zij in aanmerking komen. Het particulier afnemen van diensten kan in bepaalde gevallen zelfs goedkoper uitpakken.
Aan- of uitbouw woning makkelijker Vanaf 1 november wordt het eenvoudiger om een aan- of uitbouw bij een woning te realiseren. Hier is geen vergunning meer voor nodig. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld dat een hoofdgebouw vergunningvrij kan worden uitgebreid van 2,5 naar 4 meter. Ook wordt het makkelijker om bij een woning met een erf een mantelzorgwoning te plaatsen. Ook zal vergunningprocedure om af te wijken van de omgevingsvergunning korter worden. In plaats van de gebruikelijke zes maanden zal vaker de korte procedure van acht weken gaan gelden. Die eenvoudige procedure gaat gelden voor activiteiten voor de duur van minder dan 10 jaar. Versoepeling past bij plannen van het cabinet Dit past bij de wens van het kabinet om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Desnoods in de nabijheid en met hulp van familie. De wens en praktijk sloten niet op elkaar aan, waardoor mensen soms jarenlang moesten wachten op toestemming. Meerderheid seniorenwoningen ongeschikt De meeste woningen waar zorg- of hulpbehoevende ouderen wonen zijn ongeschikt. Slechts een derde van de zelfstandig wonende ouderen woont in een gelijkvloerse (senioren)woning of een woning die aangepast is voor rolstoelgebruik. De meerderheid woont in een eengezinswoning of portiekflat zonder lift. Volgens de onderzoekers is het essentieel dat er meer gelijkvloerse rollator- of rolstoeltoegankelijke woningen komen”.
Bron: ANBO
4
Helft volwassenen in 2019 vijftigplusser In 2019 is de helft van de Nederlandse bevolking ouder dan vijftig jaar. Dat is voor het eerst in Nederland. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) begin september. De vergrijzing gaat snel. Op dit moment is in 264 van de 403 gemeenten de helft van de volwassenen de vijftig al gepasseerd. Die gemeenten zijn vooral te vinden in Noord-Holland, ten noorden van Amsterdam en in Friesland, Groningen, Drenthe, de Achterhoek en Twente, Zuid-Limburg, het zuiden van Noord-Brabant en Zeeland. Het meest vergrijsd zijn de gemeenten Rozendaal en Laren, waar meer dan 65 procent van de volwassenen vijftig jaar of ouder is. Het minst vergrijsd is de gemeente Utrecht, met minder dan 30 procent vijftigplussers. Nederland vergrijst sinds 1950 steeds meer. Toen was nog een op de drie volwassenen een vijftigplusser. Naar verwachting is in 2019 dus een op de twee volwassenen ouder dan vijftig jaar. Dat zijn 6,9 miljoen van de 13,7 miljoen volwassenen.
Bekijk hier een overzicht per gemeente:
50-plussers Hoeveel 50-plussers wonen in uw gemeente?
SDS Senior Makelaardij en de huurcheck SDS Senior Makelaardij is aangesloten bij de brancheorganisatie VBO (Vereniging Bemiddeling Onroerend Goed). Makelaars en verhuurbemiddelaars van VBO Makelaar zijn voortaan verplicht om een huurcheck uit te voeren bij een verhuurtransactie. De brancheorganisatie wil op die manier een zo veilig mogelijke transactie tussen verhuurder en huurder garanderen. De huurder wordt ondermeer doorgelicht op identiteit, kredietwaardigheid en huurverleden. Een uniforme verificatie van zowel de potentiële huurder, verhuurder als huurovereenkomst moet illegale huurpraktijken zoals hennepteelt, huurshopping en onderverhuur verder inperken. Betrouwbaarheidscheck Via een digitaal dossier wordt de huurtransactie van begin tot eind gecontroleerd. Bij de huurder wordt de identiteit, kredietwaardigheid en huurverleden gecheckt. Maar ook wordt geverifieerd of de verhuur en de op te stellen huurovereenkomst wel rechtmatig zijn. Via de codering rood, oranje of groen krijgen de makelaar en verhuurder een goed beeld van de verhuurtransactie en de betrouwbaarheid en kredietwaardigheid van de huurder. Bij een oranje code is nader onderzoek noodzakelijk. Zo kunnen documenten ontbreken of zijn verlopen. Ook kan er twijfel zijn over de echtheid van loonstroken en werkgeversverklaringen. Op basis van de eindrapportage kan een keuze worden gemaakt of er een huurovereenkomst met deze potentiële huurder moet worden gesloten. Aan de andere kant kan de huurder er bij code groen ook vanuit gaan dat de verhuurder als eigenaar is gerechtigd te verhuren conform wet en regelgeving. Hans van der Ploeg, directeur VBO Makelaar: “Vorig jaar heeft VBO Makelaar samen met AIRR de VBO Huurcheck ontwikkeld voor onze leden. Maar in de strijd tegen illegale huurpraktijken die wij samen met gemeenten aangaan, past een uniforme Huurcheck. Dan weten wij zeker dat de Huurcheck aan de hoogste kwaliteitseisen voldoet. Die eisen stellen wij aan de dienstverlening van onze leden en dus ook aan deze tool. Met dit systeem zijn we stappen dichterbij in ons streven foute huurders de pas af te snijden.” Uitzondering Via een audit kan VBO Makelaar voor individuele leden een uitzondering maken. Als de Huurcheck van derden aan alle kwaliteitseisen voldoet, kunnen makelaars en verhuurbemiddelaars de reeds in gebruik zijnde Huurcheck van hun eigen betrouwbare leverancier blijven gebruiken. Van der Ploeg: “Als een bepaalde VBOmakelaar of verhuurbemiddelaar echt overtuigd is van de betrouwbaarheid en kwaliteit van zijn eigen leverancier, dan zien wij na een audit geen belemmering om af te wijken van deze verplichting. Het is dan echter wel noodzakelijk de audit elk jaar opnieuw uit te voeren. Zo maken we samen een vuist tegen illegale praktijken die niet in een gezonde huurmarkt thuishoren.”
Bron: Vastgoedjournaal
5
Kabinetsplannen licht positief voor woningmarkt Het kabinet neemt een aantal maatregelen om de woningmarkt en de bouw te stimuleren. VNO-NCW en MKB-Nederland juichen dit toe, maar stellen tegelijkertijd vast dat er meer nodig is. Vooral het feit dat veel hypotheken 'onder water' staan, belemmert de doorstroom op de woningmarkt. Tegelijkertijd zit er veel geld 'vast' in pensioenregelingen. Er zou gekeken moeten worden of dit geld deels ingezet kan worden door huiseigenaren om restschulden af te betalen.
Lage btw-tarief De ondernemingsorganisaties zijn blij dat het lage btw-tarief op onderhoud en renovatie wordt verlengd tot 1 juli 2015. Naast de arbeidskosten voor onderhoud en renovatie van de eigenwoning, vallen ook arbeidskosten van hoveniers-werkzaamheden en architecten onder deze regeling. Deze maatregel betekent in 2015 een eenmalige lastenverlichting van 128 miljoen euro.
Aftrekbaarheid restschulden Ook een goede maatregel is dat de aftrekbaarheid van restschulden wordt verlengd van 10 jaar tot 15 jaar. Als de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld, mag de rente over de resterende schuld vanaf 2015 nog maximaal 15 jaar worden afgetrokken in Box 1. Deze regeling geldt voor restschulden die ontstaan tot en met 31 december 2017.
Tijdelijke verhuur Ook de regeling voor tijdelijke verhuur wordt verlengd in 2015. Deze regeling houdt in dat bijvoorbeeld de eigen woning die nog niet is verkocht, tijdelijk kan worden verhuurd. Gedurende de verhuurperiode verhuist de verhuurde woning samen met de hypotheekschuld naar box 3. Ook is de hypotheekrente die periode niet aftrekbaar. Daar staat tegenover dat de huurinkomsten onbelast zijn.
Bron:
redactie
Vastgoed
6
Continu ventileren, pure noodzaak Vochtige woningen, dit probleem komt veel voor. Veel bewoners denken dat continu ventileren niet nodig is en dat een uurtje luchten per dag meer dan voldoende is om de vochthuishouding binnenshuis adequaat te regelen. De bewoners, huisdieren en planten in huis produceren dagelijks minimaal 12 liter vocht per gemiddelde woning. Dit komt door de waterdamp die vrijkomt bij alle activiteiten waarbij water betrokken is, zoals douchen, afwassen en het drogen van de was. Maar ook door ademen en transpiratie komt vocht vrij. Ook raakt de lucht vervuild door kookluchtjes, schoonmaakmiddelen en (sigaretten)rook. Bovendien is, naast de schade aan materiaal, vocht ook nog eens slecht voor de gezondheid; de ideale relatieve luchtvochtigheid voor mens, dier en materiaal bevindt zich tussen de 40% en 60%. Door de aanwezigheid van vocht kunnen bepaalde organismen zich gemakkelijk ontwikkelen. Met name huisstofmijt en schimmels tieren welig als de relatieve luchtvochtigheid hoger is dan 70%. Deze huisstofmijt en schimmels verspreiden prikkelende stoffen, allergenen genaamd. Mensen met prikkelbare luchtwegen kunnen hier allergisch of overgevoelig voor worden. Daarnaast blijkt dat kinderen die in een vochtig huis wonen 25 % meer gezondheidsproblemen hebben (waar onder klachten aan luchtwegen) dan kinderen die in een niet vochtig huis wonen. Ook bestaat er een verband tussen vocht en gewrichtsreuma ruim 1/3 van de woningen in Nederland heeft te kampen met vochtproblemen, voor een deel veroorzaakt door slecht ventilatiegedrag. Tegelijk ventileren en energie beperken lijken moeilijk te combineren. Toch hebben die een goede relatie met elkaar, omdat ventilatie vochtige en verontreinigde binnenlucht naar buiten voert. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat bewoners vochtige lucht minder fris en comfortabel vinden. Zo wordt de lucht in huis droger en schoner, en omdat droge lucht sneller opwarmt dan vochtige lucht, kost opwarmen dus minder energie. Vanzelfsprekend kost het verwarmen van verse buitenlucht in koude tijden ook energie. Toch is het ook in de winter zeker zinvol om te ventileren. Wel wordt geadviseerd bij lage temperaturen (5 graden Celsius of lager), of bij storm de roosters half open te zetten in plaats van helemaal open. Continu ventileren is dus goed voor de portemonnee, gezonder en zeker comfortabel. Wanneer in een woning de mechanische ventilatie aanstaat en er is geen voldoende toevoer van verse buitenlucht dan ontstaat er onderdruk in de woning. Een situatie van onderdruk in een woning is niet gezond, omdat er dan radon gas kan vrijkomen uit bouwmaterialen en uit de kruipruimte. Ook als de woning in een buurt met veel luchtvervuiling staat, is het toch beter om continu (24 uur per dag) te ventileren. De binnenlucht is namelijk bijna altijd vuiler dan de buitenlucht. Als de woning aan een drukke weg licht, is het raadzaam de ramen zo veel mogelijk te openen aan de kant waar de buitenlucht het schoonst is, dus aan de achterkant. Als de woning goed geïsoleerd is, is het juist extra belangrijk om goed (lees: continu) te ventileren. Het positieve effect op het binnenklimaat door te luchten is al na een uur verdwenen. Naast het toepassen van allerlei verbeteringsmaatregelen aan het gebouw is het minstens zo belangrijk dat bij de bewoners het besef aanwezig is over de noodzaak om continu te ventileren, juist ook in de winter. Wanneer ventilatiemaatregelen worden uitgeoefend en vervolgens de bewoners uit onwetendheid de ventilatieroosters dicht laten of soms dichtplakken(!), dan schieten bepaalde toegepaste maatregelen (deels) hun doel voorbij. Verder is binnenshuis nog het volgende van belang: sluit binnendeuren niet kierdicht af. Plaats dus geen tochtstrippen. Als deze er al zitten wordt dringend geadviseerd deze te verwijderen. Bestrijd tocht niet door alle kieren en openingen dicht te maken. De luchtsnelheid door de overblijvende openingen word daardoor meestal groter. Zorg juist voor ruime, gespreide en regelbare toevoer. Goed ventileren in een woning zal zich uiteindelijk vertalen in structureel (ingrijpend) onderhoud. Daarnaast, zal dit ook een positief effect hebben op de woonbeleving en de bewoners en het scheelt ook nog eens in hun portemonnee doordat de energierekening minder hoog zal zijn. 7 7
Woningprijs kruipt omhoog Al vier maanden achter elkaar zijn de prijzen van bestaande koopwoningen hoger dan de in de vergelijkbare maand van een jaar eerder. Dit blijkt uit onderzoek van het CBS en het Kadaster. Bestaande koopwoningen waren in juli 1,9% duurder dan in juli 2013. Het gemiddeld prijsniveau van bestaande koopwoningen is ongeveer even hoog als in mei 2013. Ten opzichte van augustus 2008, toen de huizenprijzen een piek bereikten, bedraagt de prijsdaling 19,1%. Vergeleken met het dal in juni 2013 liggen de prijzen echter 3,1% hoger. Het Kadaster bracht onlangs al naar buiten dat het in juli 13.833 verkochte woningen registreerde. Dat is een stijging van 43,7% ten opzichte van juli 2013.
'Verlaging zorgpremie nog onzeker' De hogere winsten van de zorgverzekeraars leiden niet met zekerheid tot lagere zorgpremies. De verzekeraars Menzis en Achmea temperen de verwachtingen daarover.
Dat stond in Het Financieele Dagblad. Minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD) stelde recent dat de winsten 'absoluut' lage-re premies moeten opleveren. Volgens topman van Menzis Roger van Boxtel belanden er steeds meer zorgtaken op het bordje van de verzekeraars. Daarnaast krijgen ze de komende jaren minder compensatie voor de risico's die ze lopen. Achmea benadrukt dat dit jaar de premies al daalden, terwijl de kosten blijven stijgen. De zorgverzekeraars behaalden vorig jaar een winstverdubbeling naar 1,4 miljard euro. Van Boxtel stelt in het FD dat die winst al deels is teruggevloeid naar de verzekerden door de premieverlaging dit jaar van een procent.
De Werkkostenregeling De werkkostenregeling wordt vanaf 1 januari 2015 op een aantal punten gewijzigd. De werkkostenregeling zorgt voor een forse administratieve lastenverlichting voor werkgevers. In de nieuwe werkkostenregeling wordt voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium geïntroduceerd. Als een werknemer gereedschap, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur zonder meer nodig heeft om zijn werk te doen, kan de werkgever deze verstrekken zonder fiscaal rekening te hoeven houden met het privévoordeel van de werknemer. Mede hierdoor vervalt het fiscale onderscheid tussen computers, smartphones en tablets. Voor de zakelijke Ipad geldt bovendien niet langer de 'zakelijke gebruikseis' van meer dan 90%. Ook hoeft een werkgever nog maar 1 keer per jaar vast te stellen wat zijn verschuldigde belasting voor de werkkostenregeling is. Voorheen moest de werkgever dit per aangiftetijdvak bekijken. Voor concerns wordt het mogelijk om onder voorwaarden de werkkostenregeling op concernniveau toe te passen in plaats van per concernonderdeel. Tevens wordt het verschil tussen vergoedingen en verstrekkingen weggenomen. Zaken die eerst alleen verstrekt mochten worden, mogen vanaf 1 januari 2015 ook onbelast worden vergoed. Daarnaast blijft onder de werkkostenregeling de regeling voor de personeelskorting voor producten eigen bedrijf bestaan. Tot slot verdwijnt het keuzeregime. Op dit moment kan een werkgever kiezen voor hetzij de werkkostenregeling, hetzij het oude regime voor vergoedingen en verstrekkingen. Vanaf 1 januari 2015 vervalt dat keuzerecht en bestaat alleen nog de werkkostenregeling. Om de wijzigingen in de werkkostenregeling binnen het budget te dekken, wordt de vrije ruimte verlaagd van 1,5% naar 1,2% van de totale loonsom van een bedrijf. De basis van de werkkostenregeling, die begin 2011 werd geïntroduceerd, blijft ongewijzigd. Met de werkkostenregeling kunnen werkgevers hun personeelsleden tot het vastgestelde percentage van 1,2 % van de totale loonsom onbelast van vergoedingen en verstrekkingen laten profiteren. Het gaat bijvoorbeeld om kerstpakketten, etentjes, een fiets en personeelsfeesten. Bedrijven hoeven deze extra’s onder de werkkostenregeling niet meer per werknemer bij te houden. Dat mag in één berekening voor het hele bedrijf. Bron: Rijksoverheid
8
Minister Blok wil minimale vulling reservefonds VvE verplicht stellen. Financiering van energiebesparende maatregelen moet makkelijker worden voor VvE’s. Verenigingen van Eigenaren moeten volgens de wet nu al beschikken over een reservefonds voor uitgaven die betrekking hebben op groot onderhoud. Deze verplichting zal worden uitgebreid: het fonds moet voortaan jaarlijks worden gevuld met een minimaal bedrag, bijvoorbeeld een percentage van de herbouwwaarde. VvE’s die al voldoende reserveren op basis van een meerjarenonderhoudsplanning (MJOP), mogen afwijken van deze verplichting. Daarnaast moet het voor VvE’s makkelijker worden om een lening te krijgen voor het nemen van onderhouds- en/of energiebesparende maatregelen. Daarbij zal worden onderzocht of het mogelijk is te komen tot een gunstige lening met een lage rente, speciaal voor VvE’s.
Dat schrijft minister Stef Blok voor Wonen en Rijksdienst in een brief aan de Tweede Kamer. De minister hoopt dat deze maatregelen zal zorgen voor een beter functioneren van VvE’s en voor een beter onderhoud van de complexen. VvE Belang is nauw betrokken geweest bij de beleidsvorming en is warm voorstander van deze voorstellen.
Verplichte vulling van het reservefonds In samenwerking met VvE Belang zijn twee onderzoeken uitgevoerd met als doel: een beter functioneren van VvE’s. Een goed gevuld reservefonds draagt bij aan het beter functioneren van VvE’s. De minister: “Goed functionerende VvE’s hebben geen last van de maatregel waarmee het reservefonds met een minimaal bedrag wordt gevuld: zij sparen al voldoende en ze hebben een goed meerjarenonderhoudsplan. Voordeel van de maatregel is ook dat de koper van een appartement direct rekening kan houden met de juiste maandlasten. Dat voorkomt problemen in de toekomst.” De maatregel dient er dus vooral voor te zorgen dat VvE’s die nu niet of te weinig reserveren, daarin verbetering brengen. De minister ziet het dan ook als een steun in de rug voor VvEbestuurders (en leden) die serieus invulling willen geven aan hun taken en verantwoordelijkheden. Het net lijkt zich te sluiten om de onwillige eigenaars, die niet bereid zijn hun bijdrage te leveren aan het onderhoud van hun complex.
Samenwerking tussen VvE’s In 2013 bleek dat nogal wat mis is met het functioneren van VvE’s: een op de drie VvE’s is ‘slapend’ of functioneert slecht. Dat kan ten koste gaan van het bezit en de leefbaarheid van de buurt. VvE Belang pleit al langer voor meer samenwerking door VvE’s. Dat kan de bestuurbaarheid – en dus het functioneren – sterk verbeteren. Minister Blok deelt deze visie en geeft aan dat samenwerking op vrijwillige basis gestimuleerd kan worden door gemeenten en belangenverenigingen. 9 9
Lening voor de VvE Minister Blok ziet ook een taak voor de VvE als het gaat om maatregelen die leiden tot energiebesparing en constateert dat veel VvE’s verduurzaming zien als iets wat buiten het reguliere onderhoud valt. “Bovendien is er te weinig kennis bij alle partijen omtrent de mogelijkheden van een lening voor de VvE. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de individuele leden kan ook een probleem vormen. Daardoor komt verduurzaming van VvE-bezit maar moeilijk van de grond, en dat moet veranderen. Wettelijke belemmeringen moeten uit de weg worden geruimd.” Hiertoe zal een wetsvoorstel worden uitgewerkt, wat in 2015 aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd. Tegelijkertijd zal de minister onderzoeken of het mogelijk is om een bedrag van € 35 mln in te zetten (in de vorm van gunstige leningen) voor VvE’s, die hun bezit willen verduurzamen.
Update Modelreglement Mr. Kees Oomen, directeur Organisatie & Public Affairs van VvE Belang: “We zijn blij dat de minister open staat voor onze argumenten en juichen deze beleidsvoorstellen toe. Tenslotte hebben we een gemeenschappelijk doel: goed functionerende VvE’s. Daarom is het goed dat het ministerie ook samen betrokken partijen uit het veld wil nadenken over een update van het Modelreglement van 2006. Een aantal delen van dat reglement zouden wellicht in de wet kunnen worden opgenomen, zodat ze gelden voor alle VvE’s. Dan hoeven niet alle splitsingsaktes aangepast te worden.” Bron: Vve Belang
Blijf alert op de babbeltruc! Juist ouderen zijn vaak te beleefd of vriendelijk en trappen daarom eerder in de babbeltruc. Onbekende mensen bellen aan, keurig gekleed en met een geloofwaardig verhaal. De neiging is groot om hen binnen te laten, de pinpas te ‘laten controleren’ of uw telefoon af te staan voor een ‘noodtelefoontje’. En dan is het snel gebeurd… Voor u het beseft zijn er spullen meegenomen, is er geld afgeschreven of is die zielige mevrouw er met uw telefoon vandoor. De babbeltruc kent vele vormen. Hij werkt vooral zo goed omdat u wordt overrompeld. Hier een paar tips en voorbeelden. • Oplichters komen in alle vormen en maten. Ook mannen in pak of moeders met schattige kinderen zijn niet altijd te vertrouwen. Laat nooit onbekenden binnen, zeker niet als u geen afspraak heeft. Kijk altijd goed wie er voor de deur staat. Laat de deur dicht en kijk als het kan door de deurspion of het raam. • Oplichters zijn erg goed in zielige praatjes. Autopech, portemonnee gestolen, ze willen uw telefoon gebruiken om 112 te bellen… Laat ook iemand met een zielig verhaal buiten wachten. Geef uw telefoon niet af, maar bel zelf 112 als u denkt dat dit nodig is. • Twijfelt u aan het verhaal, vraag dan om legitimatie. Ook als degene zegt dat hij van een officiële instantie komt, zoals de gemeente of een bedrijf of instelling. Bekijk pasjes en papieren heel nauwkeurig. Vertrouwt u het nog niet? Bel dan de instelling of het bedrijf op vóór u de persoon binnenlaat. • Laat u niet overrompelen. Als het donker is of als iemand onverwacht voor de deur staat – een medewerker van het elektriciteitsbedrijf bijvoorbeeld - vraag dan gerust of die persoon later terug kan komen. • Geef nooit uw pincode af. Bankmedewerkers komen nooit aan de deur en bellen of mailen u ook niet om uw pincode te vragen. Bankmedewerkers hebben uw pincode ook niet nodig om uw bankpas te blokkeren. • Oplichters zijn er goed in om u af te leiden. Soms sluipen ze binnen via de achterdeur terwijl ze u voor bezighouden. Doe de achterdeur standaard op slot.
10
Tien misverstanden over de Wmo Vanaf 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wmo 2015 in werking. Mensen die nu zorg en ondersteuning krijgen vanuit de AWBZ gaan over naar de gemeente. Deze veranderingen roepen niet alleen vragen op, maar ook misverstanden. Het ministerie van VWS geeft antwoord op tien misverstanden: 1. Als ik veel inkomen of vermogen heb, krijg ik geen maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten mogen u geen ondersteuning weigeren. Dus ook niet omdat u een hoog inkomen of veel vermogen heeft. Gemeenten mogen wel een hogere eigen bijdrage vragen aan iemand met meer inkomen of vermogen. Maar nooit hoger dan de eigen bijdrage volgens het uitvoeringsbesluit Wmo. In het uitvoeringsbesluit staan regels voor de eigen bijdrage. Die regels gelden voor alle gemeenten. Gemeenten mogen wel en lagere bijdrage vragen, maar geen hogere. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen, het vermogen, de leeftijd en de gezinssamenstelling. Het CAK int de eigen bijdrage (het CAK heeft een rekenprogramma waarmee u de hoogte van uw eigen bijdrage kunt berekenen). 2. Kinderen, vrienden en buren worden verplicht mij te helpen. De Wmo 2015 stelt hulp door kinderen, vrienden of buren niet verplicht. Ze zijn dus nooit verplicht om te helpen. Gemeenten mogen wel onderzoeken of mensen uit uw sociale netwerk kunnen helpen. De gemeente kan ook rekening houden met deze hulp als ze u een aanbod doet. Er is geen verplichting voor mantelzorg, maar wel voor gebruikelijke zorg. Als een echtpaar huishoudelijke zorg aanvraagt omdat de vrouw ziek is, maar de man is gezond van lijf & leden dan is het gebruikelijk dat de man het huishouden doet en komt er dus geen huishoudelijke hulp via de Wmo. In het gesprek dat de gemeente met u voert (het keukentafelgesprek) moet de gemeente wel vragen of uw mantelzorger hulp nodig heeft. 3. Ik verlies mijn rechtszekerheid en word overgeleverd aan de willekeur van gemeenten. De Wmo 2015 biedt wel rechtszekerheid en beschermt tegen willekeur van gemeenten. Als u zich meldt met een vraag om hulp, dan moet de gemeente uw persoonlijke situatie onderzoeken. De gemeente gaat met u en uw eventuele mantelzorger in gesprek. Een gratis cliëntondersteuner kan u helpen in dit gesprek. Blijkt uit dit onderzoek dat u niet kunt meedoen in de samenleving of niet zelfredzaam bent? Ook niet met hulp van uw netwerk of algemene voorzieningen? Dan moet de gemeente een maatwerkvoorziening aanbieden. Algemene voorzieningen zijn er voor alle burgers: een koffieochtend in het buurthuis, de boodschappenbus of de maaltijdservice. Een maatwerkvoorziening is een individuele voorziening: een woningaanpassing of specialistische dagbesteding. Als u de maatwerkvoorziening niet passend vindt, kunt u bezwaar aantekenen bij de gemeente. En daarna eventueel naar de rechter gaan. 4. Als het geld bij de gemeente op is, krijg ik geen ondersteuning meer. In de wet staat dat de gemeente maatschappelijke ondersteuning moet bieden als iemand niet zelf of met hulp van zijn netwerk kan meedoen in de samenleving of zelfredzaam kan zijn. Gemeenten moeten altijd aan deze wettelijke plicht voldoen. Ook als het geld op is. 5. Mijn gespecialiseerde dagbesteding wordt wegbezuinigd en de gemeente zal mij afschepen met een algemene voorziening, zoals een activiteit in het buurthuis. Gemeenten moeten passende ondersteuning bieden aan mensen als ze niet zelf of met hulp van hun netwerk kunnen meedoen of zelfredzaam kunnen zijn. Voor sommige mensen is een activiteit in het buurthuis passend. Bijvoorbeeld een koffieochtend bezoeken om eenzaamheid te voorkomen. Voor andere mensen is gespecialiseerde dagbesteding nodig. Bijvoorbeeld om te leren hoe ze structuur aanbrengen in hun dag. In dat geval moeten gemeenten gespecialiseerde dagbesteding aanbieden. Uit het onderzoek dat de gemeente doet, blijkt welke ondersteuning passend voor u passend is.
11 11
6. Gemeenteambtenaren hebben te weinig kennis van de zorg om te bepalen wat ik nodig heb. Gemeenten hoeven het onderzoek naar uw persoonlijke situatie niet zelf uit te voeren. Ze kunnen dit uitbesteden aan een andere organisatie. Vaak zijn dit externe organisaties die ervaring hebben met zulke onderzoeken. Ook willen veel gemeenten gaan werken met sociale wijkteams. Dan doen professionals uit het sociale wijkteam het onderzoek. Gemeenten kunnen de onderzoeken ook zelf uitvoeren. Dan moet de gemeente mensen opleiden of in dienst nemen, zodat er voldoende kennis is om goed onderzoek te doen. 7. Ik zal moeten vertrekken uit mijn verzorgingstehuis en weer zelfstandig thuis moeten gaan wonen. Als u nu al in een verzorgingshuis woont, dan mag u daar blijven wonen. U wordt niet gedwongen om weer zelfstandig thuis te gaan wonen. U houdt het recht op een plaats in een instelling. U moet misschien wel verhuizen naar een ander verzorgingshuis, omdat uw eigen verzorgingshuis gaat sluiten. Bijvoorbeeld omdat er te weinig mensen wonen of omdat het gebouw te oud is. Vanaf 2015 worden de voorwaarden voor wonen in een instelling strenger. Die voorwaarden gelden dan voor nieuwe cliënten. 8. Het is afhankelijk van de goede bui van de Wmo-consulent of ik de hulp krijg die ik nodig heb. Gemeenten moeten passende ondersteuning bieden aan mensen die niet zelf of met hulp van hun netwerk kunnen meedoen of zelfredzaam zijn. De bui van de Wmo-consulent mag geen invloed hebben op deze wettelijke taak. Daarom staan in de wet regels hoe de gemeente u en uw aanvraag moeten behandelen, bijvoorbeeld hoe gemeenten uw persoonlijke situatie moet onderzoeken. En dat u zich kunt laten helpen door een cliëntondersteuner. En dat u bezwaar en beroep kunt aantekenen als u het aanbod van de gemeente niet passend vindt. 9. De gemeente mag mijn persoonsgebonden budget (Pgb) afnemen. Na onderzoek kunnen gemeenten u een maatwerkvoorziening aanbieden. Een maatwerkvoorziening is een individuele voorziening, zoals een woningaanpassing of specialistische dagbesteding. Als u een maatwerkvoorziening krijgt, dan kunt u kiezen voor een persoonsgebonden budget (Pgb). Maar alleen als u voldoet aan twee voorwaarden: u moet uw Pgb goed kunnen beheren en u moet met het Pgb veilige en goede ondersteuning inkopen. Als u niet kunt voldoen aan deze voorwaarden, dan kan de gemeente uw Pgb afnemen of niet toekennen. 10. Gemeenten krijgen de beschikking over mijn medische dossier. Gemeenten krijgen geen medische dossiers te zien. De gemeente mag bijvoorbeeld alleen weten dat iemand nu een indicatie heeft voor de AWBZ (straks nieuwe Wet langdurige zorg). De gemeente krijgt niet te zien wat er in het dossier staat. De gemeente mag alleen gegevens bekijken als u daar toestemming voor geeft. En alleen als het voor uw aanvraag voor hulp belangrijk is. Bovendien hebben alle artsen, ook de huisarts, een medisch beroepsgeheim. Bron: Ministerie van VWS
12
Ouderen missen de pinautomaten Nog altijd hebben de banken geen plan voor pinautomaten op het platteland. Dat is slecht nieuws voor ouderen. Hen raakt het verdwijnen van geldautomaten nog harder dan anderen. De vaak genoemde norm van 5 km – hemelsbreed – is voor velen een onoverbrugbare afstand. Probeer het maar eens te doen met een rollator. Wie weet zit er wel een rivier of overweg tussen. En hoe veilig voel je je als 85-jarige met een paar honderd euro aan contant geld op zak, als je een uur terug naar huis moet lopen? De Unie KBO onderzocht in maart 2014 het betaalgedrag van senioren. Contant geld is nog volop populair bij het afrekenen in buurtwinkels, op de markt (95%) en aan de deur. Zelfs in de supermarkt wil een kwart van de ouderen het liefst met ‘echt geld’ betalen. Eén op de drie senioren geeft aan dat de normafstand van 5 kilometer naar de dichtstbijzijnde geldautomaat veel te ver is. De dichtstbijzijnde geldautomaat ligt nu nog gemiddeld op 1,68 km. Dat lijkt acceptabel. Maar er zijn grote verschillen in gebieden. In steden is die afstand doorgaans klein, in het buitengebied heel wat groter. Bij ruim 40% van de ondervraagde senioren zijn in de afgelopen vijf jaar bovendien geldautomaten in hun woonomgeving verdwenen, vooral op het platteland. Deze waarneming klopt met de feiten. In vijf jaar tijd zijn er volgens De Nederlandsche Bank en onderzoeksbureau RBR duizend bankkantoren gesloten en duizend geldautomaten opgeheven. Naast afstand spelen ook veiligheid, obstakels en toegankelijkheid een rol. Hoe kom je veilig en snel naar de pinautomaat en hoe kom je veilig en snel terug? De Unie KBO wil dat banken en overheid samen kijken naar de toegangswegen, mogelijke vervoerswijzen en obstakels zoals drukke wegen, water of moeilijk begaanbaar terrein. Een betere spreiding van pinautomaten op het platteland lijkt nu aandacht te krijgen van de politiek. Kamerleden dringen aan op een snel plan van de banken. Basale voorzieningen zoals pinautomaten horen voor iedereen dichtbij, veilig en toegankelijk te zijn. Zeker voor plattelandsbewoners, die al zoveel voorzieningen in rap tempo hebben zien verdwijnen: winkels, het postkantoor, de buslijn, de bibliotheek, het buurthuis.
Belastingen: bent u btw-plichtig? Door internet verdienen particulieren steeds vaker een zakcentje bij. Ook ouderen. Denk aan het verhuren van uw caravan of kamer in de vakantie, de verkoop van meubelen of een klein handeltje in kleding. Maar hoe zit dat dan met de belastingen? Ook bij relatief kleine bedragen kunnen fiscale aspecten een rol spelen. U bent zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van uw inkomsten en het regelen van de verschuldigde belastingafdracht. Doet u aan verkoop of verhuur, dan gelden er andere criteria dan voor uw inkomstenbelasting (alleen). Als u regelmatig goederen of diensten verkoopt, dan bent u voor de Belastingdienst btw-plichtig. Afdragen van btw is niet zo eenvoudig. U moet bijvoorbeeld een btwadministratie bijhouden. De btw die u betaalt, kunt u terugkrijgen via de Belastingdienst. Alleen voor hele kleine ondernemingen geldt een vrijstelling. De Belastingdienst of een belastingadviseur kan u hier uitsluitsel over geven.
13 13
Ouderen veilig mobiel BROEM De ANWB werkt samen met Veilig Verkeer Nederland en de Bovag in BROEM. Dit staat voor 'Breed Overleg Ouderen en Mobiliteit' en heeft als doel mensen langer mobiel te houden maar op een veilige wijze. In de jaren waarin u aan het verkeer deelneemt, is er veel veranderd. Het is drukker dan ooit, wegen en kruispunten zijn ingewikkelder geworden. Ook is er de laatste jaren een niet aflatende stroom aan veranderingen en vernieuwingen in verkeersregels op gang gekomen. Kortom: deelname aan het verkeer wordt er niet eenvoudiger op! Naarmate u ouder wordt, is snel reageren op vlug veranderende verkeerssituaties niet meer vanzelfsprekend. En omdat het ook heel normaal is dat uw concentratievermogen minder wordt, kan het nooit kwaad uw rijvaardigheid periodiek onder de loep te nemen. BROEM cursus Speciaal voor verkeersdeelnemers van ongeveer 60 jaar en ouder worden op tal van plaatsen in Nederland BROEM-dagen georganiseerd. In een ontspannen sfeer test u de kwaliteit van uw rijvaardigheid. Zo nodig ontvangt u deskundig advies van speciaal daarvoor opgeleide ritbegeleiders. De cursus bestaat uit:
Ogen-, oren- en reactietest Gewijzigde verkeersregels (theorie) Rijvaardigheidsrit (praktijk)
Aanmelden U kunt zich aanmelden via de plaatselijke afdeling van Veilig Verkeer Nederland. (www.veiligverkeernederland.nl)
Nederlanders staan iets minder vaak rood Nederlanders staan dit jaar iets minder vaak rood en ontvangen minder vaak betalingsherinneringen vergeleken met vorig jaar. Dat concludeert het platform Wijzer in geldzaken, een initiatief van het ministerie van Financiën, in een dinsdag verschenen onderzoek. Volgens het rapport let het gros van de Nederlanders over het algemeen goed op de uitgaven. De helft zegt zelfs 'heel goed' op te letten (52 procent) en een meerderheid spaart (87 procent). Meer dan de helft (58 procent) heeft het afgelopen jaar niet rood gestaan en twee derde heeft geen betalingsherinneringen ontvangen. ''Hierin zien we een lichte verbetering ten opzichte van vorig jaar'', concludeert Wijzer in geldzaken. Buffer Ruim zes op de tien Nederlanders heeft nu een buffer voor de korte termijn, waarmee ze iets beter voorbereid zijn op financiële tegenslagen vergeleken met 2013. Het bedrag in dit spaarpotje is bij ruim een kwart van de mensen hoger dan 5.000 euro. Mensen in loondienst letten volgens de onderzoekers minder goed op hun financiën, zij staan vaker rood en ontvangen vaker betalingsherinneringen. Zij beschikken echter vaak wel over een goede buffer om onvoorziene gebeurtenissen financieel op te vangen. Niet-werkenden houden daarentegen hun financiën goed in de gaten, maar hebben relatief weinig spaargeld en buffers. Door: ANP
14
Koopkracht senioren 2014-2015 Koopkracht zonder zorgkosten Uit tabel 1 valt af te lezen dat een alleenstaande met alleen een AOW-uitkering er volgend jaar 2 euro per maand op achteruit gaat. Voor een echtpaar met alleen een AOW-uitkering is de koopkrachtdaling 10 euro per maand; oftewel 0,5%. Het bedrag achter AOW, duidt het aanvullend pensioen aan.
Uit tabel 1 blijkt dat de koopkracht licht daalt voor alleenstaanden met alleen AOW met 0,1 procent. Dit komt onder andere doordat de AOW-uitkering minder stijgt dan de verwachte prijsstijgingen. Voor alleenstaanden met een klein aanvullend pensioen van 1.500 tot 5.000 euro stijgt de koopkracht licht met 0,2 procent. Zij profiteren van de iets hogere zorg- en huurtoeslag. Voor alleenstaanden met een aanvullend pensioen van 10.000 euro is de koopkrachtdaling met 1,2 procent het laagst. Bij dit inkomen ondervindt het huishouden het grootste nadeel van de sterkere afbouw van de zorgtoeslag. Alleenstaanden met een aanvullend pensioen vanaf 10.000 euro ervaren een koopkrachtdaling van 0,3 tot 0,7 procent. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van het belastingtarief in de eerste belastingschijf en de zeer beperkte verwachte gemiddelde indexatie van het aanvullend pensioen.Voor echtparen is bij geen van de inkomensniveaus een koopkrachtstijging zichtbaar. Met alleen AOW en een klein aanvullend pensioen van 2.500 euro is de koopkrachtdaling 0,5 procent. Net zoals bij een aanvullend pensioen vanaf 30.000 euro. Bij echtparen met een aanvullend pensioen van 5.000 tot en met 20.000 euro is een koopkrachtdaling van 1 procent zichtbaar. Bij 10.000 euro is de sterkste daling van 1,9 procent zichtbaar. Net zoals bij alleenstaanden komt dit vooral door de lagere zorgtoeslag. Met zorgkosten In tabel 2 staan de koopkrachtveranderingen weergegeven voor verschillende voorbeeldhuishoudens met zorgkosten. 15 15
Hierbij merken we op dat in de koopkrachtdaling geen rekening is gehouden met vergoedingen die gemeenten mogelijk geven ter compensatie van zorgkosten.
Huishoudens met extra zorgkosten die een beroep doen op de Wmo, hebben een andere koopkrachtverwachting voor 2015. In 2015 wordt de korting van 33% op de eigen bijdrage Wmo afgeschaft. Omdat de eigen bijdrage stijgt naarmate het inkomen oploopt, is het effect van het wegvallen van deze korting relatief kleiner voor de lage inkomens. Tot de inkomensgrens voor de Wmo valt de koopkrachtmutatie voor de voorbeeldhuishoudens met zorg ongeveer 0,5 procent lager uit dan voor de voorbeeldhuishoudens zonder zorg. Bij hogere inkomens loopt de koopkrachtdaling op tot 4,4 – 4,8 procent. Bij de hoogste inkomens neemt de koopkrachtdaling verhoudingsgewijs weer wat af. Dit komt doordat hierbij het berekende bedrag voor zorg de beperkende factor is. De maximale periodebijdrage voor de eigen bijdrage Wmo is bij die inkomens hoger dan die in dit rapport berekende kosten. Als er sprake is van hogere kosten door meer zorggebruik dan waarmee gerekend is in dit rapport, dan zal de koopkrachtdaling bij de hoogste inkomens groter zijn dan is weergegeven in de tabel. Huishoudelijke hulp in 2015 In 2015 wordt de zorg voor een deel anders georganiseerd. Dat betekent onder andere dat mensen huishoudelijke hulp mogelijk zelf moeten gaan inkopen. Afhankelijk van het uurtarief kan dit een koopkrachtdaling van 15 procent betekenen als gemeenten dit niet compenseren.
Bron: Nibud
16
Nieuwe technologie maakt autorijden makkelijker voor iedereen Overal ter wereld – ook in Nederland – worden er proeven mee gedaan: de zelfsturende auto. Maar ook nu al doen autofabrikanten er veel aan om het rijden veiliger en makkelijker te maken – voor iedereen, maar zeker voor plussers. Rij jij of rij ik? Veel babyboomers zullen zich deze populaire kreet op dashboardstickers nog kunnen herinneren. Een dezer dagen wordt het antwoord heel verrassend: jij niet, en ik ook niet! Google is hard op weg met een plan om auto’s zonder chauffeur de weg op te sturen. De elektronicagigant experimenteert er al volop mee en eind dit jaar worden de eerste prototypes verwacht. Maar de dag dat iedereen in zo’n zelfsturende auto rijdt, zal nog even op zich laten wachten. Toch staat ook nu al de techniek voor niets; de nieuwste snufjes ondersteunen automobilisten wiens rijvermogen aan het verminderen is. En dat is vooral goed nieuws voor babyboomers en senioren. Technologie voor jong en oud Niet alleen de veiligheid op de weg telt, er zijn ook commerciële drijfveren om dergelijke technieken te ontwikkelen. In de VS zal spoedig 40 procent van de bevolking ouder zijn dan 55. Bovendien voorspelt men dat consumenten van 65 jaar en ouder vier keer zoveel nieuwe auto’s zullen kopen dan mensen jonger dan 25. Voor autofabrikanten is het dus van groot belang om hun voertuigen dusdanig uit te rusten dat ouderen zo lang mogelijk vol vertrouwen achter het stuur kruipen. Hierbij komt een hoop creativiteit kijken, want een auto met allerlei extraatjes voor senioren moet er niet uitzien als een soort invalidenwagen. Daar is de babyboomer te ijdel voor en het schrikt ook jongere consumenten af. De oplossing ligt in het concept van het zogenoemde ‘universal design’, het ontwerpen van producten die zaken makkelijker maken voor mensen van alle leeftijden. Wat er nu is en binnenkort komt “De sleutelvraag voor elke nieuwe technologie”, zegt Chrysler-ingenieur
Marilyn Vala,”is hoe het ‘t leven
van iemand kan verbeteren, ongeacht zijn leeftijd.” Voorzieningen voor oudere bestuurders moeten ook handig zijn voor jongere mensen. “Trouwens”, zegt Richard Vaughan, chef innovatie en design voor Visteon, “er zijn in de VS zo’n 47 miljoen gehandicapten die het moeilijk vinden om in een ‘ouderwetse’ auto te rijden.” Een aantal nieuwe snufjes zijn al volop verkrijgbaar: een alarm dat afgaat als er een auto in de blinde hoek van de achteruitkijkspiegel rijdt; een automatisch remsysteem dat ingrijpt als de bestuurder niet goed oplet; automatisch inparkeren; een cruise control die de auto in het midden van de rijbaan houdt en die bovendien zorgt voor een veilige afstand tot de auto’s voor en achter. Visteon voorspelt dat over een jaar of vijf nieuwe auto’s ook voorzien zullen zijn van systemen die de oog- en handbewegingen van de bestuurder in de gaten houden en die mensen met een gebrek aan mobiliteit en beweeglijkheid ondersteunen. Subtiel maar doeltreffend Vala noemt de nieuwe Chrysler 200 als het voorbeeld van een auto met weinig opvallende foefjes die toch een enorm verschil maken. Zo zitten alle knoppen ter hoogte van het bovenlichaam; men hoeft zich niet ongemakkelijk uit te rekken of te bukken om een knop om te schakelen. De knoppen zijn ook makkelijker te bedienen dan een flat-paneltoets. Alles is goed leesbaar. De handrem wordt elektronisch bediend en vergt minder kracht. Enzovoort. “De consument”, zegt Vaughan, “groeit gretig mee met deze ontwikkelingen, net zoals toen babyboomers de eerst videogames en mobiele telefoons leerden bedienen.” Al deze vernieuwingen zullen er in de nabije toekomst voor zorgen dat ouderen (en jongeren) die nu wegens een lichamelijk gebrek niet achter het stuur kunnen plaatsnemen, dat straks wel kunnen – met alle vertrouwen! Bron: route50plus
17 17
Ziekte en reïntegratie MIJN WERKNEMER IS ZIEK GEWORDEN Een zieke of arbeidsongeschikte werknemer moet weer terugkeren op de werkvloer. Bij langdurige ziekte heeft u als werkgever een aantal reïntegratieverplichtingen. Het is belangrijk dat u op tijd de juiste maatregelen neemt. Verplichtingen werkgever U heeft als werkgever een flink aantal verplichtingen voor de reïntegratie van uw zieke of arbeidsongeschikte werknemer. Tijdens de ziekteperiode moet u mee werken aan de reïntegratie van uw zieke werknemer. Zo moet een plan van aanpak worden opgesteld, waarin alle op reïntegratie gerichte activiteiten, bijbehorende termijnen en afspraken staan vermeld. Als de werknemer langer dan 20 maanden arbeidsongeschikt is, moet u bovendien samen met de werknemer een reïntegratieverslag opstellen. Ook moet u voldoen aan de regels van het UWV, zodat uw werknemer in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA). Als het niet mogelijk is om uw werknemer te laten terugkeren in zijn of haar huidige functie, dan moet u voor passend werk zorgen. Loondoorbetaling bij ziekte Als uw werknemer door ziekte arbeidsongeschikt is geworden, bent u verplicht gedurende de eerste twee ziektejaren minimaal 70% van het laatstverdiende loon door te betalen. In het eerste ziektejaar moet dit ten minste het wettelijke minimumloon zijn. Plan van aanpak Is uw werknemer langdurig ziek of is de kans daarop aanwezig dan moet u in samenspraak met uw werknemer een plan van aanpak opstellen. Na de ziekmelding heeft u daarvoor uiterlijk acht weken de tijd. In het plan van aanpak vermeldt u:
welke reïntegratiegerichte activiteiten u neemt; de termijn waarin de reïntegratie wordt verwacht; de momenten waarop de evaluatie van de reïntegratie-activiteiten plaatsvindt en wie de contactpersoon is voor u, uw werknemer en de arbodienst.
Problemen bij ziekte en reïntegratie Door de hoeveelheid aan regels in het reïntegratieproces ontstaan vaak spanningen tussen u en uw werknemer. De meest voorkomende problemen zijn:
onvoldoende reïntegratie-inspanningen van werkgever; onvoldoende reïntegratie-inspanningen van werknemer; oordeel bedrijfsarts; opschorting van het loon; uw werknemer weigert passende werkzaamheden en verstoorde arbeidsrelatie.
Deskundigenoordeel Als er problemen ontstaan tijdens de reïntegratie (bijvoorbeeld als uw werknemer weigert passend werk te aanvaarden of zich niet houdt aan zijn reïntegratieverplichtingen) en u er samen met uw werknemer niet meer uitkomt, kunt u het UWV vragen om een onafhankelijk deskundigenoordeel te geven. Het UWV geeft alléén een oordeel over de volgende situaties:
of uw werknemer op een bepaalde datum wel of niet weer volledig zijn eigen werk kan doen; of het werk dat uw werknemer binnen of buiten het bedrijf wil of moet doen, passend is voor uw werknemer; of u genoeg heeft gedaan voor uw werknemer zijn reïntegratie en of uw werknemer genoeg heeft gedaan voor zijn reïntegratie. 18
Sancties richting werknemer Van uw werknemer wordt verlangd dat hij zich houdt aan zijn reïntegratieverplichtingen. Komt hij deze niet na, dan kunt u overgaan tot een loonsanctie. Dit betekent dat u de uitbetaling van het loon mag stopzetten. Blijft uw werknemer het reïntegratietraject frustreren dan kan er voldoende grond bestaan om uw werknemer te ontslaan. Let op, terughoudendheid is hierbij geboden. Sancties richting werkgever Na het tweede ziektejaar oordeelt het UWV of uw reïntegratieinspanningen voldoende zijn geweest. Bij onvoldoende inspanningen, kan het UWV u een sanctie opleggen om het loon maximaal 1 jaar langer aan uw werknemer door te betalen. Daarnaast bestaat de verhaalsanctie. Als u onvoldoende reïntegratieinspanningen heeft verricht en uw werknemer vervolgens ziek uit dienst gaat en een Ziektewet-uitkering aanvraagt, dan kan het UWV deze sanctie opleggen. De uitkeringsinstantie verhaalt het ziekengeld op u als werkgever. Dit is 70% van het laatstverdiende loon (gemaximeerd) plus premies. Let op Ziekte en reïntegratie zijn erg ingewikkelde en lastige arbeidsrechtelijke vraagstukken. Als werkgever kunt u te maken krijgen met een werknemer die zich niet of onvoldoende aan zijn reintegratieverplichting houdt. U wilt dan natuurlijk maatregelen tegen de betreffende werknemer nemen. Ook kunt u door de ingewikkelde regelgeving bepaalde verplichtingen over het hoofd zien, die onder andere kunnen leiden tot het langer doorbetalen van het loon. Naast de loonsanctie en de verhaalsanctie zijn er ook nog andere gevolgen waar u als werkgever rekening mee moet houden. Zo kunt u als u het dienstverband met een zieke of arbeidsongeschikte werknemer wilt beëindigen, te maken krijgen met een hogere ontslagvergoeding als u zich niet aan de reïntegratieverplichtingen heeft gehouden. Dat geldt zowel bij de ontbindingsprocedure als bij een procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag. Bron: Juridisch Centrum
Stichting Dienstverlening Serviceflats
Postbus 65 4180 BB WAARDENBURG
Telefoon: 0345 - 56 86 16 Fax: 0345 - 56 86 48 Website: www.sds-online.nl Email:
[email protected]
19