Script Kruistocht in Spijkerrok Dieren
© 2015 Copyright PodiumsCool Alle rechten voorbehouden. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PodiumsCool mag niets uit dit document worden gereproduceerd, verspreid of toegankelijk gemaakt door middel van druk, (foto)kopie, database of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op gehele of gedeeltelijke bewerking.
1
Proloog Een aantal dokters zijn druk in de weer in het laboratorium. Ze zijn bijna zover om de eerste proef met de tijdmachine te testen. Een aantal dokters zijn bezig bij de computers. Andere dokters doen een laatste check of de laatste berekeningen nog kloppen waar ze jaren aan gewerkt hebben. Vele zijn in opperste concentratie en andere discussiëren al zoekend in de geschriften. Iedereen is zover. De coördinaten, de datum en het jaartal zijn ingevoerd en alles dat nu nog rest is het drukken op de grote rode knop. De rode knop waar Dr. Gniep al de hele dag omheen drentelt, maar wanneer het moment daar is werken Dr. Wega en Dr. Visser hem aan de kant en drukken gezamenlijk op knop. De lampen in het laboratorium beginnen heftig te knipperen, er ontstaat rook en wind. Wanneer de rust is teruggekeerd in het lab. Zien zij alleen nog een lege kooi staan. De proef met de tijdmachine is gelukt en de dokteren vliegen elkaar in de armen van blijdschap.
2
Scene 1:
Thuiskomst na hockeywedstrijd
[Dr. Wega, Jahra] Jahra komt thuis na een verloren hockeywedstrijd. Het was een hele belangrijke kwalificatiewedstrijd voor het EK die ze verloren hebben. Nu mogen zij niet mee doen met de Europese kampioenschappen. En wat het verhaal nog erger maakt. Jahra heeft een strafcorner gemist waardoor ze verloren hebben. [Filmscherm naar beneden] [Jahra komt boos thuis en zakt teleurgesteld op de stoel pakt de afstandsbediening van de tv en op elke zender wordt zij geconfronteerd met de verloren wedstrijd, Op het moment dat Dr. Wega (Moeder) binnen komt drukt Jahra de tv uit.] Dr. Wega:
[Coulisse] Hai Lieverd, hoe ging de wedstrijd? …. Jahra? …. [Komt woonkamer binnen] Oh zie je wel, je bent het toch. Waarom antwoord je niet?
Jahra:
Gewoon. [Drukt tv uit]
Dr. Wega:
Dus de wedstrijd ging niet zo goed neem ik aan?
Jahra:
Nee.
Dr. Wega:
Oh.... vervelend, sorry dat ik niet kon komen kijken. Ik ben toevallig net even thuis maar moet zo weer naar het lab.
Jahra:
Nou je hebt niks gemist.
Dr. Wega:
[Gaat bij Jahra zitten] Vertel wat is er gebeurd.
Jahra:
Ja het is allemaal mijn schuld. Ik kon de gelijkmaker maken in de laatste minuut maar ik mistte de strafcorner, allemaal omdat ik werd uitgejoeld door de andere supporters, en toen was ik mijn concentratie kwijt, dus schiet ik de bal zo recht op hun keeper af. En nu gaan we door mij niet naar het EK. Echt vet stom.
Dr. Wega:
Oh wat stom zeg. Ik kan best begrijpen dat het dan heel spannend is om zo’n strafcorner te nemen. Maar het kan nooit alleen jouw fout zijn. Je hockeyt 90 minuten met 11 hockeysters dus het kan nooit zo zijn, dat alleen jij het de laatste minuut verprutst.
Jahra:
Ja daar heb je gelijk in.... Maar goed op de radio en televisie zeggen ze allemaal dat het mijn schuld is.
Dr. Wega:
Laat ze maar lekker praten. Verliezen is nooit leuk, een volgende keer win je weer. Dat is nou eenmaal het spel. Ga anders even mee naar het Lab. Er zijn flinke ontwikkelingen gaande die jij ook leuk zult vinden!
Jahra:
Oké.... is goed. Dat vind ik wel leuk. Gaan we dan onderweg langs de McDonalds? Ik heb berenhonger. En zin in een vette hap.
Dr. Wega:
[Plagerig] vooruit omdat je zo zielig bent.
Jahra:
Niet grappig mam.
3
Scene 2:
Laboratorium
[Dr. Visser, Dr. Wega, Dr. Gniep, Jahra, Joop] Jahra en Dr. Wega komen met 2 zakken van de McDonalds binnen en treffen daar Dr. Visser die verzonken is in haar onderzoek. Jahra:
[Enthousiast] Dag Dr. Visser.
Dr. Visser:
[Schrikt] Waaoww. JAHRA.... Pff je liet me schrikken. [Jahra lacht] Oh kijk aan hebben jullie McDonalds voor me mee genomen! Daar had ik nou net zin in!
Dr. Wega:
Helaas. Deze zakken zijn net leeg [gooit ze in de prullenbak]
Dr. Visser:
Dat meen je niet! [Wijst naar Jahra] Jij hebt het zeker weer allemaal op zitten eten hé!
Jahra:
Oh dat is niet waar! Mama heeft ook veel gehad.
Dr. Visser:
Vertel wat heb je gehad…
Jahra:
2 cheeseburgers, frietjes, en een milkshake vanille.
Dr. Visser:
Ooooh....
Dr. Wega:
En wat nog meer?
Jahra:
Ooohjaa! Een flurry m&m’s
Dr. Visser:
[overdreven] Nee dat is me lievelings!
Dr. Gniep:
Wat is dat allemaal voor herrie? Ik zit daar rustig te werken en ik hoor hier alleen maar Oeh.... AA.... hiervandaan komen.
Dr. Wega:
Excuus dokter.
Jahra:
Ja sorry Dokter GNIEP.
Dr. Gniep:
Oh goed dat ik je trouwens zie, dokter Wega. Hoe gaat het met de deeltjesversneller?
Dr. Wega:
Bijzonder goed. Dr. Visser en ikzelf hebben van de week doormiddel van de Confribilator en de Motorisator te combineren met vloeibaar MT15 en dat vervolgens te verharden met onze nieuwe Magnetronorium. Zijn wij instaat om Bronkie de aap terug de tijd in te sturen en vervolgens weer terug te halen.
Dr. Gniep:
Kijk. Dat is een zeer aangename verrassing. En dat in combinatie met de MT15 wie had dat ooit gedacht. En Bronkie leeft ook nog?
Dr. Visser:
Ja uiteraard, kijk daar zit ie! [Wijst naar coulisse]
Dr Gniep:
Ah kijk aan, mooi. Het is mij namelijk in 103 pogingen nog nooit gelukt om er één, in levende lijven terug te krijgen.
Jahra:
[Verbaasd] 103! [Vindt dit afschuwelijk]
Dr. Gniep:
Ja achjaa, alles voor de wetenschap. Ik ga weer gauw verder. Proficiat dames met dit resultaat. Kijk zo zie je maar weer dat er onder mijn naam weer fantastische dingen gebeuren.
4
Jahra:
Uw naam?
Dr. Visser:
[Stoot Jahra aan] SST.
[Dr. Gniep verdwijnt in de coulisse] Jahra:
Maar mam als ik het dus goed begrepen heb, hebben jullie uitgevonden hoe je door de tijd kan reizen?
Dr. Wega:
Zo kun je het wel stellen inderdaad.
Jahra:
Maar kun je dan zomaar naar elke tijd reizen die je maar wil?
Dr. Visser:
We kunnen alleen nog terug in de tijd reizen. En we hebben nu meerdere proefjes gedaan naar verschillende tijdperken en het gaat tot nu toe allemaal goed.
Dr. Wega:
Maar degene moet wel binnen 12 uur weer terug zijn in deze tijd anders zullen er nare dingen gebeuren.
Dr. Visser:
Ja maar daar hebben wij nu pillen voor gemaakt, Daarmee kun je de tijd verlengen. Maar dat is nog in de experimentele fase.
Jahra:
Aah oké, dus als ik.... of Bronkie door de tijd zou reizen en genoeg pillen mee neem, dan kunnen we een tijdje leven in het verleden?
Dr. Wega:
Ja zo kun je het wel stellen.
Dr. Visser:
Zullen wij het je anders even laten zien met Bronkie?
Jahra:
JA!
Dr. Wega:
Vooruit dan.
Dr. Visser:
Oké Jahra, dan mag jij even de kooi met Bronkie pakken. Denk eraan, eerst even een doek over de kooi gooien anders raakt hij in paniek.
Jahra:
Ga ik doen! Waar moet ik hem neer zetten?
Dr. Wega:
Zet hem maar in de tijdmachine.
Jahra:
Wauw, Kicken.... naar welke tijd sturen we hem?
Dr. Visser:
Welke tijd wil je graag?
Jahra:
[Bedenkelijk] Het is vandaag 12 december 2010, Uhm dan wil ik hem naar 2 juni 1902 sturen.
Dr. Wega
Komt voor elkaar. Dus eerst het jaartal 1 9 0 2 en dan de datum 0 2 0 6. Heeft iedereen ze veiligheidsbril op. Daar gaat die! [Bevestiging] [Flits boem, bats]
Jahra:
[Rent naar de kooi en trekt het doek eraf] Hij is echt weg!
Dr. Wega:
Ja dat is hij zeker. En nu laten we hem 12 uur daar en dan halen we hem morgenochtend weer op.
5
Jahra:
Ja want hij heeft geen pillen bij zich, dus dat kan ook niet langer! Anders gebeuren er nare dingen.
Dr. Visser:
Juist, jij hebt het begrepen, slim kind! Maar goed ik ga zo eens op huis aan. En dan ga ik ook van de heerlijke hamburgers halen. Sluiten jullie hier de boel af?
[Jahra legt haar telefoon op het bureau] Dr. Wega:
Zeker zullen we doen, vergeet je sjaal niet want het is best koud buiten.
Dr. Visser:
Ooooh, was ik bijna vergeten, doei Jahra tot de volgende keer. [Loopt af]
Jahra:
Doei dokter Visser. Maar mam, kunnen er ook al mensen met de tijdmachine?
Dr. Wega:
Dat hebben wij nog niet getest. Maar het is vaak zoals het met een aap lukt, lukt het ook met een mens.
Jahra:
Ik zou het wel willen proberen!
Dr. Wega:
Há gek kind. Denk je nou echt dat ik ooit dat risico zou lopen. Mooi niet! Kom we gaan. [Bij de uitgang zit Joop van de security]
Joop:
Fijne avond dames, rij voorzichtig het kan glad zijn op de weg.
Dr. Wega:
Zullen we doen Joop, bedankt voor de tip.
Joop:
Ooooh wacht even, Dr. Wega Heeft u het al gehoord van Frits?
Dr. Wega:
Frits, je collega bedoel je?
Joop:
Ja inderdaad, Frits is overspannen.... en nu zit ik met al zijn nachtdiensten opgescheept. Terwijl mijn moedertje ook helemaal niet goed ligt en ik moet zo nu en dan even een boodschap voor haar doen en me zus doet net alsof er allemaal niks aan de hand is.
Jahra:
[onderbreekt Joop] Oh mam ik ben me mobiel vergeten in het Lab. Mag ik even je pasje zodat ik naar binnen kan.
Dr. Wega:
Ja natuurlijk, hier.... [geeft pasje]
Joop:
Voorzichtig hé, niet aan de knopjes zitten. [Lacht]
Jahra:
Nee hoor natuurlijk niet.
Joop:
Goed waar was ik....
Dr. Wega:
Uhm.... bij je zus geloof ik.
Joop:
Ohja.... Nou kijk. Me zus, haar derde man heeft een huis in Spanje. En wat denk je. Natuurlijk zit zij daar ook lekker te overwinteren. 1x in de week even d’r moedertje bellen en dan vervolgens mij op zadelen met de dagelijkse zorg. Nou weet je wat het is … [Praten door zonder geluid] [Ondertussen is Jahra aangekomen in het laboratorium]
6
Jahra:
Oh yes.... Ik ben binnen.... Oké de tijdmachine.... Ik heb het net allemaal goed in de gaten gehouden en als ik mezelf nu terug flits naar vanmorgen, dan kan ik de wedstrijd opnieuw spelen, de strafcorner scoren en dan kunnen wij alsnog naar het EK. Oké even kijken. Eerst de datum en dan het jaartal. Vandaag is het 12 december dus 1 2 1 2 en het jaartal 2 0 1 0. Daar ga ik dan. Op hoop van zege dat het lukt! [Rent naar de tijdmachine]
Joop:
Maar goed, Frederik de buurman van mijn zus hier in Nederland. Die komt dus boos naar mijn toe dat de postbode een fout heeft gemaakt, en de post bij mijn zus in de bus heeft gegooid. Of ik niet even de sleutel had. Maar me zus heeft verhalen over hem verteld.... Huh. Dr. Visser is toch al weg?
Dr. Wega:
Ja hoezo?
Joop:
Hoe kan dat dan?
Dr. Wega:
Hoe kan wat?
Joop:
Nou dat de tijdmachine is geactiveerd.
Dr. Wega:
De tijdmachine geactiveerd? Maar hoe dan.... Oh nee! JAHRA! KOM GAUW!
Jahra:
[Rent uit de machine] Oh shit de pillen en me mobiel vergeten. [Rent weer terug] Oké daar ga ik!
Dr. Wega:
[Joop en Dr. Wega komen net te laat binnen] Nee Jahra doe dat niet! Kom eruit! Ooooh nee. Wat een ramp, Dokter Gniep wordt woedend. Ik moet haar direct terug halen.
[Black-out]
7
Scene 3
Terecht gekomen in de Middeleeuwen
[Jahra, Thiess, Jenna, Maria, Anna, Arthur, Bertus] [Jahra is terecht gekomen in het jaar 1212. Ze heeft bij het invoeren van de gegevens het jaartal en de datum door elkaar gehaald. Ze had verwacht terecht te komen in het voetbal stadium maar ze zit op een grote steen diep in een bos] Thiess:
Help! Help me! Ze zitten achter me aan! [Trekt aan Jahra]
Jahra:
[Paniekerig] Wie of wat waar! Wie zitten er achter je aan.
Thiess:
MENS ren voor je leven! De rovers komen eraan.
Jahra:
De rovers? Waar heb jij het over?
Thiess:
Nou dan zoek je het zelf maar uit! Ik ben weg!
Jahra:
Goh.... Het lijkt wel een toneelstuk.
Anna:
[Staan achter Jahra] Dag meisje....
Jahra:
[Schrikt] WAAW
Arthur:
Wooow. Wat ben jij?
Anna:
Dat zie je toch Sukkel, beroof haar.
Bertus:
Ja beroven.... Oké geef me je. [begint te lachen] Ik wilde zeggen jas maar zo’n mal rood ding hoef ik niet. [Jenna staat met haar katapult op het zijtoneel]
Jenna:
Wegwezen schorem! [Schiet] [Arthur duikt achter Anna]
Anna:
Auw. Dat kind schiet met stenen op me. HALLO jij moet me wel beschermen.
Bertus:
Beschermen, beschermen ben je helemaal gek geworden. Dat kind schiet keihard. Ik ben weg hier! [Rent af met Anna]
Arthur:
Nou dat zal ze inderdaad niet zonder reden doen. WACHT op mij!
Jenna:
[Bezorgt] Gaat het een beetje?
Jahra:
Uhm ja ik denk het.
Thiess:
[Thiess komt angstig op met Maria] Zijn ze weg?
Jenna:
Ja bangeschijter.
Thiess:
Nou bang bang, ik bedoel ze waren met 2en en hadden wapens.... Anders had ik ze wel even gepakt hoor.
Maria:
Nou jij durft alles, en bent zo stoer.
8
Jahra: Thiess:
Goed.... Mag ik even wat vragen. Natuurlijk.
Jahra:
Weten jullie waar het hockey stadion is. Ik heb daar zo dadelijk een hockey wedstrijd.
Jenna:
Een wat voor wedstrijd?
Jahra:
Hockey.
Thiess:
Dames kan ik jullie even spreken?
Jenna:
Ja hoor, wat is er?
Thiess:
Ik denk dat we haar moeten lozen. Heb je die kleding gezien? Die meid is volledig de weg kwijt. En dan heeft ze het ook nog over Hooockey ofzo.
Maria:
Ene kant heb je gelijk....
Jenna:
Maar we kunnen haar toch niet aan haar lot over laten. Kom we geven haar een kans.
Jahra:
Maar weten jullie nu waar het hockey stadion is?
Thiess:
Nee geen idee.... maar vertel was is hockey.
Jahra:
Weten jullie niet wat hockey is? Leven jullie onder een steen ofzo?
Thiess:
Ja af en toe in een grot of andere beschutting. Maar vaak gewoon in de buitenlucht.
Jahra:
Goed verhaal dit. En nu ga je me vertellen dat we in het jaar 1300 leven zeker....
Thiess:
Nee dat duurt nog even we leven in het jaar 1212?
Jahra:
WAAAT?
[Zijtoneel] Anna:
Stelletje Lafbekken! Jullie rennen ook voor alles weg.
Arthur:
Noujaa... Alles ik bedoel ik kan best heel stoer zijn maar als iemand toch met stenen begint te schieten dan zet ik het wel op het rennen ja.
Bertus:
Ja en wat wilde je van hun stelen dan? Die jas van die joker. Zie je het al voor je Art ik in die jas 3 knuppels en een beetje jongleren. Jaa tada tatatae jatataa
Arthur:
[Giert van het lachen]
Anna:
Hou maar op jullie. Het zal jullie ook allemaal een worst wezen hoe we aan eten komen hé?
Arthur:
Worst? Ja lekker....
Bertus:
Huh? Waar heb je het over?
Arthur:
Of je worst lust....
Bertus:
Ooooh ja lekker
Anna:
Arrrrrghhh Nee sukkels! Ik ben weg hier!
9
Scene 4
Kennismaking met de Kruistocht
[Jahra, Jenna, Kian, Anselmus, Frederikus, Thiess, Maria, Carolus, Anna, Arthur] Alle kinderen lopen in de kruistocht en achteraanlopen Jahra en Jenna Jahra:
Ik hoorde net verderop dat we op een heilige missie zijn opweg naar Jeruzalem? Weet je hoever lopen dat is!? Pfff zijn er nog geen vliegtuigen of auto’s? Pfff
Jenna:
Sorry zei je wat?
Jahra:
Ach nee laat maar.... Maar hoe heet je eigenlijk
Jenna:
Oké... Ik ben Jenna en Ik kom uit Keulen.
Jahra:
Aangenaam ik ben Jahra Wega uit Amstelveen. Waarom loop jij mee met de kruistocht?
Jenna:
Ik ben meegegaan met de Kinderkruistocht toen ik Christina hoorde preken. Er was toch niemand die naar me omkeek en zij vertelde dat de kruisvaarders in het mooie, witte Jeruzalem mogen wonen en altijd gelukkig zullen zijn.
Jahra:
En dat geloof jij?
Jenna:
Christina zegt dat god het haar gezegd heeft in een droom. En ik geloof in het woord van God. Jij niet dan? Of waarom ben jij dan mee gaan lopen?
Jahra:
Noujaa... misschien wel... ik weet het eigenlijk niet... Ik ben gewoon op reis en ik ga een stuk met jullie mee.
Kian:
Godslasteraar! [Zuchtend en steunend]
(Op dat moment ziet Jahra een kind op de grond vallen dat stil blijft liggen. Verschrikt rent Jahra ernaartoe om het te helpen. Dan merkt zij dat het dood is.) Jahra:
Stop! Nee, niet doorlopen. Er is een kind gestorven! (Jenna en Thiess blijven erbij staan, maar de andere kinderen lopen onverstoorbaar zingend verder)
Jahra:
Waarom waarschuwen jullie niemand van de leiding? (Kinderen letten niet op haar, Jahra kijkt radeloos om zich heen) Waar is die heilige Christina van jullie?
Thiess:
Die loopt voorop... en haar maakt het niet uit... Vorige week zijn er 7 kinderen gestorven...
Jahra:
En daar gebeurd niks mee? Niemand geeft om hun?
Maria:
Volgens Non Anselmus is het Gods wil.
Non Anselmus: Kom op kindertjes we moeten opschieten... Non Frederikus: Ja. En we kunnen niet wachten tot de doden weer opstaan! Jahra:
[Zacht] Wat een bullshit!
Thiess:
Bullshit?
Jahra:
Onzin! Hoe kan het nou iemands wil zijn, om kinderen te laten sterven.
10
Jenna:
[Houdt haar hand voor de mond van Jahra] SST... kijk uit met wat je zegt. Je wilt niet bekent staan om de godslasteraar. Dat kan namelijk gevaarlijk zijn.
Jahra:
Oké, oké maar laten we haar op z’n minst een waardige laatste rustplaats geven. Kom help me even.
[Samen dragen ze het dode kind naar de coulissen. Op dat moment komt Carolus voorbij en ondersteunt Kian. Jahra kijkt naar hem omdat hij zo opvallend mooi gekleed is met mantel en kostbare gordel.] Jahra:
Wie is de jongen, waarom draagt hij zulke mooie kleren?
Thiess:
Dat is Carolus. Hij zal onze koning worden in Jeruzalem.
Maria:
En Cathelijne wordt koningin. [Jahra kijkt een ogenblik verbaasd naar hen en gaat dan achter Carolus aan.]
Jahra:
Wat is er met hem aan de hand?
Carolus:
Ik weet het niet. Ik ken hem niet. Maar hij ziet er niet goed uit en krijgt allemaal uitslag in zijn gezicht. Maar ik neem hem mee naar voren zodat hij daar verzorgd kan worden.
Jahra:
Dat is fijn. Ik ben Jahra Wega uit Amstelveen. Ik heb begrepen dat jij Carolus bent en koning zult worden.
Carolus:
Ja, dat klopt
Jahra:
Waarom ben jij tot toekomstige koning uitgeroepen?
Carolus
[Trots] Ik was de schildknaap van graaf van Marburg. Hij stuurde me mee met het kinderleger om zijn dochter Cathelijne te beschermen. Zij wordt koningin van Jeruzalem en haar vader heeft mij aangewezen om met haar te trouwen. Dus ik word de koning. Maar dan moeten Non Anselmus en Frederikus en natuurlijk Christina ons wel eerst veilig in Jeruzalem krijgen.
Jahra:
Zo... Dat is een hele eer.
Carolus:
Ja inderdaad. Het is me een waar genoegen. Maar nu ga ik deze jongens eerst wegbrengen. Ik zie je later nog wel. Dag! [Carolus loopt verder]
Jahra:
Ja dat is goed. Doe voorzichtig met hem.
Carolus:
Zal ik doen!
[Zijtoneel]
[Hier staan Anselmus en Frederikus te wachten met een mand vol eten]
Non Anselmus: Man man man, die kinderen lopen zo tergend langzaam. Zo komen we nooit op tijd in Genua Non Frederikus: Genua? We gaan toch naar Jeruzalem? Non Anselmus: Hoe vaak moet ik het nu nog uitleggen? We gaan eerst naar Genua. Non Frederikus: Ooooh ja nu weet ik het weer. [Knipoog] Anselmus:
Waar blijft Anna nou dan weer.
11
Anna:
Ik ben er al! [Merkt op dat Arthur ook mee is gekomen] Och ellendeling... ik zei toch dat je vuur moest gaan maken. Niet met mij mee komen.
Anselmus:
Vertel mij wat. Goed personeel is lastig te vinden deze dagen.
Frederikus:
Hé wat bedoel je daar mee?
Anselmus:
Niks... [Zacht] Dat bedoel ik dus.
Anselmus:
[Rijkt de mand met eten aan Anna] Kijk hier heb je jullie eten.
Anna:
Dank je.
Anselmus:
Lukt het een beetje om de kinderen achterin de kruistocht op te jagen? Want het tempo moet echt omhoog.
Anna:
Ja dat gaat goed. We hebben al een aantal keer aangevallen en ze beroofd van hun eten. Volgens mij beginnen ze nu aardig honger te krijgen.
Anselmus:
Dat is goed nieuws. We zijn nu bijna bij Regensburg. Zodra we daar een kamp hebben opgezet mag je ze wel flink opjagen.
Arthur:
Inderdaad hou nou meer eens op met de klagen!
Anna:
Opjagen sukkel! Kom mee.
Frederikus:
Nou nou... pittige tante hoor.
Anselmus:
Kom op we gaan weer terug.
12
Scene 5
De confrontatie
[Bettina, Fernando, Christina, Anselmus, Frederikus, Carolus, Jahra, Jenna, Maria, Thies, Robbert] Rechts op het podium staat een grote tent. In deze tent zitten de mensen van Adel samen met Nicolaas te eten. Bettina:
De kruistocht verloopt tot nu toe best goed hé Christina.
Fernando:
[Nonchalant] Inderdaad het dodental staat pas op 15 kinderen.
Christina:
Dat is heel spijtig. Maar er is weinig wat ik eraan kan doen. Het is...
Anselmus:
Godswil... ja inderdaad.
Frederikus:
Smaakt het eten?
Carolus:
Het is heerlijk, Frederikus. Ik zit erg vol.
Fernando:
Pff ik ook... Is het anders een idee dat we het overgebleven eten aan de kinderen buiten geven.
Bettina:
Nou... vind je dat nodig? Misschien dat ik straks wel weer honger krijg.
Christina:
[Lacht] Ja jij hebt altijd honger. Hier neem nog een broodje en de rest gaat naar de kinderen. Non Anselmus en Non Frederikus. Willen jullie dit zo dadelijk aan de kinderen geven?
Anselmus:
Zeker... Ik zal het allemaal in mijn mand stoppen.
Frederikus:
Oh dit is zeker weer voor Ann... [wordt onderbroken]
Anselmus:
Alle kinderen inderdaad. Hier breng dit nu naar de plek waar we het vorige keer ook heen brachten hup hup... [Naast de tent zitten Jahra, Thiess, Jenna en Maria]
Jahra:
Kijk, waar gaan zij nou weer naar toe. Iedereen is honger aan het lijden en zij lopen met manden vol eten weg.
Thiess:
Inderdaad het is niet eerlijk.
Maria:
Ik heb zo’n honger… is er echt niks meer te eten.
Jenna:
Ik weet het lieverd we hebben allemaal honger.
Jahra:
Nu ben ik het zat. Ik ga met Christina praten. Dit kan zo niet langer. Als dit nog een dag doorgaat zullen er vele kinderen sterven van de honger.
Thiess:
Ja, je hebt gelijk. Die mensen van adel voeren iets in hun schild. Het kan niet anders.
Jenna:
Je kunt er niet heen. Ze luisteren niet naar gewone kinderen.
Maria:
En als je ze tegen spreekt gooien ze je uit de kruistocht!
Jahra:
Kan me niet schelen ik ga naar die tent toe.
Thiess:
Wacht ik ga mee
13
[Jahra en Thiess lopen door het kamp. Overal waar zij kijken zien zij kampvuurtjes met hongerige kinderen daaromheen] Bettina:
Hoe durf je zomaar de heilige tent in te stappen!?
Jahra:
Wie hier is Christina?
Christina:
Ik ben Christina.
Jahra:
Ik heb wat aan te merken op de organisatie van deze kruistocht.
Fernando:
En jij bent?
Carolus:
Dit is Jahra van Amstelveen. (Ze schrikken zichtbaar van die naam.)
Jahra:
Die kinderen buiten lijden honger en jullie doen er niets aan!
Bettina:
[dreigend] Ben jij gekomen om ons de les te lezen, Jahra van Amstelveen?
Jahra:
Ja inderdaad. Want wat ik tot nu toe heb gezien van de organisatie bevalt me niks.
Christina:
[als een robot]: Maar god waakt over ons. Eet met ons.
Jahra:
[tegen Christina] Als wij ons beter organiseren zullen meer kinderen Jeruzalem bereiken.
Carolus:
Ik denk dat ze gelijk heeft!
[Non Anselmus komt de tent binnen] Anselmus: Wat doen zij hier? Jahra:
De kinderen hebben honger.
Christina:
Ik heb aan god gevraagd om de kinderen te voeden.
Jahra:
Nou dan heeft hij blijkbaar niet geluisterd.
Anselmus:
Hoe durf je.
Thiess:
[Met volle mond] Nou wat Jahra wil zeggen is dat er te weinig eten is voor alle kinderen.
Jahra:
Ja klopt dat wil ik zeggen. En als Christina met 2000 kinderen naar Jeruzalem wilt gaan...
Anselmus:
8000...
Jahra:
8000 kinderen... dat er dan wel iets moet gebeuren.
Anselmus:
God waarschuwde mij al in een droom. Een zondeling in een vreemde uitrusting die de kruistocht komt verstoren! We moeten haar [wordt onderbroken] Opsluiten en in de kerkers gooien.
Carolus:
Stop. Ik denk dat zij gelijk heeft. Er moeten wat dingen veranderen. Als toekomstige koning stel ik de gezondheid van de kinderen voorop. Er moeten een aantal dingen veranderen. We moeten taken verdelen. Kinderen hebben honger en worden ziek en hebben het koud. Ik zorg voor de kleding. Bettina jij ontfermt je over de zieken. Jahra jij zorgt voor het eten. En Non Anselmus jij en Frederikus zorgen voor mensen die orde houden.
14
Christina:
Uitstekend idee.
Fernando:
Oké puik plan. Ik heb mijn buik rond gegeten zullen wij het de anderen vertellen Carolus?
Carolus:
Is goed, ik ga met je mee. [Lopen samen de tent uit naar het zijtoneel]
Fernando:
Heb je nog hulp nodig met je taak?
Carolus:
JA natuurlijk! Wat dacht jij dan dat ik voor 8000 kinderen kleding kan maken.
Fernando:
Nee, maar goed, kijk, ik bedoel maar, dat ik...
Carolus:
Natuurlijk wil ik dat jij mij helpt. Jij maakt de beste pijl en boog van ons allemaal. En die hebben we nodig.
Fernando:
Oh gelukkig. Ja want ik zag het echt niet voor me bij de bessen verzamelaars te voegen. Kijk ik stel me vooral niet boven iemand maar ik vind het toch wel fijn om de mannelijke klussen op me te nemen.
Carolus:
Dat snap ik heel goed. En wij gaan er samen voor zorgen dat de kinderen het niet meer koud hebben...
Robbert:
Zeg heren ik hoor in het kamp allemaal geroesemoes dat er nieuwe taken zijn vertel, want dat moet ik natuurlijk wel eeuwig vastleggen op mijn doek.
Fernando:
Nee natuurlijk, uiteraard. Ik ben dus de rechterhand van de kledingclub die voor de kleding zorgt.
Carolus:
[Verbaasd] Juist. Dat klopt. Bettina ontfermt zich over de zieken en de nonnen wijzen een aantal mensen aan die die orde en de rust bewaken en Jahra zorgt voor het eten.
Robbert:
Jahra zeg je? Wie is dat dan.
Carolus:
Het nieuwe meisje in die nogal aparte rode jas.
Robbert:
Ah die, zij is mij niet onopgemerkt gebleven. Haar zal ik graag een keer willen tekenen.
Fernando:
Wat houd je tegen. Vraag het haar. Zal ze vast leuk vinden! Wij gaan het nieuws aan de andere vertellen. Succes met je schilderijen.
Robbert:
Helemaal goed, Dag heren.
Carolus:
Dag Robbert.
15
Scene 6
Paniek in het Lab
[Dr. Gniep, Dr. Wega, Dr. Visser, Dr. Thomsen] Dr. Gniep:
Crisisberaad! [Dr. Visser en Dr. Wega komen in alle paniek bij Dr. Gniep]
Dr. Gniep:
Hoe kan het zijn. Dat een meisje van 15 jaar oud. Weet hoe zij een tijdmachine moet besturen en nog erger... Hoe kan het zijn dat dit meisje oftewel jóúw dochter nog niet terug is?
Dr. Thomsen
Inderdaad dames, jullie hebben aardig wat uit te leggen. Ik snap niet hoe dit kan gebeuren. Jullie brengen de hele wetenschap in gevaar.
Dr. Wega:
Nou het zit zo. Omdat ik Jahra weleens meeneem naar het het lab, heeft zij er blijkbaar al zoveel van opgestoken dat zij wist hoe de machine werkte.
Dr. Visser:
Jazeker, en wat het ook is ze weet natuurlijk niet alles dus het wordt moeilijk om haar terug te krijgen.
Dr. Gniep:
Geen smoesjes, Zodra de pers hier ook maar lucht van krijgt, kunnen we het hele lab wel opdoeken. Dan is mijn hele welverdiende reputatie naar de knoppen! Allemaal door jullie.
Dr. Thomsen:
Nouja. Niet alleen uw reputatie, ik denk dat we allemaal wel een nieuwe baan kunnen zoeken.
Dr. Wega:
We doen ons best om haar terug te krijgen.
Dr. Gniep:
Jullie krijgen nog 12 uur de tijd. Als ze dan nog niet terug is zwaait er wat! [Loopt boos weg met Dr. Thomsen]
Dr. Visser:
Oké... denk denk denk... Wij zijn slim genoeg om haar terug te krijgen.
Dr. Wega:
Dat zijn wij zeker. Eens kijken als ik hier in de historie terug kan kijken naar welk jaartal zij is gereisd dan weten we in ieder geval in welke tijd we moeten zoeken.
Dr. Visser:
Uitstekend idee. Dan kijk ik naar de coördinaten.
Dr. Wega:
Ooooh nee...
Dr. Visser:
Wat is er?
Dr. Wega:
Ze is naar 20 oktober 2012 gereisd. Oh nee hé... hoe komt ze dan aan eten. En Oktober dan begint het al koud te worden en oh nee dit is vreselijk.
Dr. Visser:
Blijf rustig het komt goed we vinden haar terug. Eens kijken de coördinaten zijn: 52.206 , 60.899 Dat is in... even kijken... Bij Regensburg in Duitsland.
Dr. Wega:
Oh gelukkig dat valt me dan nog mee. Dus Regensburg in het jaar 1212. Wat gebeurde er toen kunnen we daar iets van vinden?
Dr. Visser:
Kijk jij op Wikipedia of waar dan ook. Of je iets van de historie kan vinden van Regensburg. Dan ga ik proberen om haar terug te krijgen in deze tijd. Misschien is ze nog precies op dezelfde plek.
16
Dr. Wega:
Uitstekend idee. Ik hoop dat ze daar nog zit te wachten om terug gestuurd te worden.
Dr. Visser:
Eens kijken jaartal 12 12 maand 10 dag 20. Coördinaten: 52.206 , 60.899. Daar gaan we. Zet je veiligheidsbril op. [Pats boem Storing]
17
Scene 7
Hongerig
[Maria, Thiess] [Zijtoneel] Maria:
Ik heb zo’n honger...
Thiess:
Ooooh ja. Ik ook. Ik kan wel een heel kalf op denk ik.
Jenna:
Ja jongens, ik weet het. Maar we moeten nu even geloven in Jahra. Zij is de verantwoordelijke voor het eten.
Maria:
Maar waar is ze nu dan?
Thiess:
Ik zag dat ze de stadpoorten van Regensburg binnen liep. Ik hoop dat ze daar iets voor elkaar krijgt.
Jenna:
Ik ga achter haar aan, wachten jullie hier.
Maria:
Hoelang denk je dat wij nog moeten lopen voordat we in Jeruzalem aankomen?
Thiess:
Ik heb echt geen idee. Ik heb begrepen dat we nog door de bossen moeten en daarna komen de koude bergtoppen en dan zijn we er bijna. Dus ik hoop nog een week of 3.
Maria:
3 weken nog, had ik maar een ezel waar ik heerlijk op kon zitten. Ik krijg een beetje last van me voeten van al die honger. Geloof jij dat Jahra dit allemaal kan oplossen?
Thiess:
Geen idee, maar ik vind haar nu al een betere leider als Christina ooit was. Ze doet in ieder geval haar best.
Maria:
Ja, daar heb je wel gelijk in. Ik hoop het ook dat het haar lukt. Zullen wij anders nog even wat bessen gaan verzamelen hier in de buurt. We staan hier toch nog wel even met ons kamp.
Thiess:
Ja is goed. Ik lust wel een paar frambozen of bosbessen of een kippenpootje of een…
Maria:
Oh ja.. Kippenpootjes.. mmm heerlijk en de helemaal afkluiven.
Thies:
Of waar ik het meest zin heb is varkens nek. Zo heeel langzaam gegaard en dan zo lekker mals dat je er niet eens op hoeft te bijten.
Maria:
Ik krijg er alleen maar honger van al dat gepraat over dat lekkere eten. Zullen we maar gauw gaan en wat bessen proberen te vinden?
Thiess:
Op dit moment klinken bessen zelfs lekker. Goed idee. Kom we gaan.
18
Scene 8
Het wonder van de broden
[Bakker, Jahra, Jenna] De bakker staat vrolijk te zingen en te dansen in zijn bakkerij en heeft niet door dat Jahra is binnen gekomen. Jahra:
Goedemorgen bakker. … [ Geen reactie] Hallo? …. [Schreeuwt] GOEDEMORGEN!
Bakker:
[Schrikt] Waaaw.. Kind ik ben niet doof hoor..
Jahra:
Sorry. Ik wilde u niet laten schrikken maar ik hoop dat u mij kunt helpen met een groot probleem.
Bakker:
Een groot probleem zeg je.. Zo zo.. een meisje zoals jij met een groot probleem.
Jahra:
Het zit zo. Ik zit met wat kinderen die erg honger hebben.
Bakker:
Kijk dan ben je hier helemaal juist. Want ik verkoop brood en dat helpt tegen de honger.
Jahra:
Dat is goed om te weten. Kunt u mij vertellen hoeveel broden ik hiervan kan kopen?
Bakker:
Natuurlijk kan ik dat laat eens kijken.
Jahra:
Alstublieft.
Bakker:
Wat is dat voor gekke munt?
Jahra:
Dat is een euro munt en een 50 cent muntstuk.
Bakker:
Dat is vreemd, daar heb ik nog nooit van gehoord. Ik heb toch al de nodige muntstukken in mijn leven gezien maar dit is wel een hele vreemde. Hoe kom jij hieraan? Je hebt toch niemand beroofd hé?
Jahra:
Nee natuurlijk niet! Ze komen uit Nederland.
Bakker:
Maar in Nederland betalen ze toch ook met de zilver penning?
Jahra:
[Bedenkelijk] Ja u heeft uiteraard gelijk.. maar.. uh..
Bakker:
Maar? Toch stiekem gestolen?
Jahra:
Nee nee nee. Ik heb ze van mijn moeder uit Nederland en ik weet eigenlijk niet hoe zij eraan komt.
Bakker:
[Bedenkelijk] Okéé.. en wat zou je er graag voor willen hebben dan? Ookal kan ik er niks mee denk ik. Maar ach voor mijn verzamling van munten is het altijd leuk.
Jahra:
Nou kijk… ik ben al best heel blij met [heel snel] 2000 broden?
Bakker:
2 broden zeg je?
Jahra:
[Kucht] 2000 broden.
Bakker:
[Verbaasd] 2000! Nou ik kan je hier 4 broden voor geven, ieder muntstuk 2 broden.
19
Jahra:
Maar dat is echt niet genoeg bakker. We zijn met velen.
Bakker:
Oh jij bent van buiten?
Jahra:
Ja ik reis mee met de Kinderkruistocht. En we zijn met duizenden kinderen opweg naar Jeruzalem. Oh wacht misschien kan ik u iets anders geven. Wilt u anders mijn jas in ruil voor 2000 broden?
Bakker:
[Begint te lachen] Hoe luidt dat gezegde ook al weer. Al geef je een aap een rode jas het blijft een lelijk ding?
Jahra:
Nou en bedankt. Het is trouwens een gouden ring.
Bakker:
Wat is een gouden ring?
Jahra:
‘Al draagt een aap een gouden ring, het blijft altijd een lelijk ding’
Bakker:
Oh dat was het! Nou meisje misschien in ruil voor een gouden harp zou ik je 2000 broden geven.
Jahra:
Een gouden harp heb ik helaas niet. [teleurgesteld] Dus doet u dan maar 4 broden voor deze munt stukken.
Bakker:
Komt voor de bakker. Kijk eens aan meid. Succes nog met je reis.
Jahra:
Oh wacht, misschien heb ik nog wel wat veel beters als een gouden harp.
Bakker:
Vertel wat heb je nog in de aanbieding.
Jahra:
U stond zonet zo prachtig te zingen en u heeft het net over een gouden harp. Mag ik daaruit opmaken dat u een liefhebber bent van muziek?
Bakker:
Zeker, Als mijn vader geen bakker was geweest, dan was ik muzikant geworden.
Jahra:
Dan heb ik misschien wat anders wat voor u veel geld waard is. Kijkt u eens. Stopt u deze dingen eens in uw oren.
Bakker:
In me oren ben je helemaal gek. Wat is dat voor gek ding.
Jahra:
Het is een soort troubadour in een doosje.
Bakker:
Een troubadour in een doosje.. nou dat moet dan wel een heel klein troubadourtje zijn.
Jahra:
JA.. maar dat is hij ook. En hij kan uren spelen zonder moe te worden. Probeert u het maar eens. Als u deze 2 dingen nou eens in u oren doet.
Bakker:
[Afwachtend] Okéé en dan?
Jahra:
Dan druk ik op dit knopje..
Bakker:
[Schrikt] Woaaw... Wat is dit voor ding! Je laat me zoveel schrikken door jou bezoekje ben ik 10 jaar ouder geworden.
Jahra:
Wat ik zeg een kleine troubadour in een doosje.
20
Bakker:
Het is magie! Probeer je me te beheksen?
Jahra:
We noemen hem ook wel de I-troubadour. Of Ipod mag ook. Maar gebeurt echt niks hoor. Geef mij er maar 1. [Stopt een oortje in haar oor] Of hou je soms van andere muziek? Welke muziek vind jij leuk?
Bakker:
Ooooh van alles... ik vind Halbe met z’n harp erg goed die zet bij het kerkplein. Of Diede op zijn Schalmei, prachtig prachtig.
Jahra:
Wacht dan zet ik iets anders op.
Bakker:
Wauw. Dit is mooi! Prachtig [Dansen, feest]
Jahra:
Ik weet het goed gemaakt. Jij mag mijn troubadour hebben als ik een nacht jouw bakkerij mag lenen om broden te bakken.
Bakker:
Afgesproken.
[Jenna komt de bakkerij binnen] Jenna:
Oh hier ben je. Ik was je kwijt.
Bakker:
Ken je haar? Dit doosje is magie!
Jenna:
Ja dat is mijn vriendin Jahra.
Jahra:
Hai Jen! Goed dat je er bent. Ik ga snel wat kinderen halen uit het kamp ik leg het je allemaal uit.
Jenna:
[Verrast] Oké..
Jenna:
Bakker? … HALLLOOO? … kunt u even stoppen met dansen?
Bakker:
Sorry meisje. Zei je wat? Ik had namelijk de I-troubadour in me oren.
Jenna:
De wat? Wat heeft Jahra u gegeven?
Bakker:
Nou Jahra kwam hier net mee aan. Ze hoorden me zingen en daar maakte ze uit op dat ik van muziek hou. En wat tovert ze uit haar jaszak de I-troubadour dat is een heel klein mannetje die zit muziek te spelen in dit doosje en dat hoor je via deze doppen?
Jenna:
Een kleine troubadour in een doosje hoe komt ze daar nou weer aan?
Bakker:
Ik heb geen idee en het maakt me ook niet uit wil je het ook proberen?
Jenna:
Ja is goed…
Bakker:
Hier stop deze maar in je oor.
Jenna:
[Schrikt trekt oortje er uit] Ik dacht dat u een grapje maakte maar het is echt zo.
Bakker:
Ja natuurlijk. En kijk als je hierop drukt speelt hij een ander liedje voor je.
21
Jenna:
Ooh echt… laat eens horen? Waauw dit is mooi.. VOLGENDE! OOOOH die troubadour kan wel heel veel hé! [Geeft oortje terug]
Bakker:
Nou zeg dat wel. Het is mijn nieuwe muzikale vriend. [Aait de Ipod] Of niet troubie?
Jenna:
Troubie?
Bakker:
Ja zo noem ik hem!
22
Scene 9
Duizend broden
[Jahra, Bakker, Carolus, Fernando, Thiess, Jenna, Maria] Jahra:
Hier is het! Kom gauw naar binnen allemaal!
Bakker:
[Omhelst Jahra en schreeuwt] Ik ben je eeuwig dankbaar voor de I-troubadour wat een geweldig ding. Ik ga jullie de hele nacht helpen met broden bakken.
Carolus:
[ziet bakker dansen] Waar heeft hij last van?
Jenna:
[Lacht] Dat kan hij beter zelf uitleggen. [Haalt oortje uit zijn oor]
Bakker:
Hé wat doe je.
Carolus:
Bent u lekker aan dansen bakker? Heeft u misschien muziek in uw hoofd?
Bakker:
Nee kind er zit een troubadour in dit doosje en hij speelt muziek via deze doppen!
Fernando:
Een troubadour in een doosje? Dat moet dan wel een dwergje zijn.
Bakker:
Dat is troubie zeker!
Jahra:
Maar bakker kunt u even uitleggen hoe het werkt in bakkerij?
Bakker:
Zal ik doen kind.. [Geeft de ipod aan Jenna] Hier pas jij even op troubie.. [Gaat op een legen doos staan]
Thiess:
Ooh rozijnen! Lekker! [Stopt een hand vol in zijn mond]
Fernando:
Daar kan ik er wel 100 van tegelijk in me mond stoppen
Thiess:
Ik wel 200!
Bakker:
Hé hé heren nog even allemaal laten liggen.
Fernando&Thiess:
[met volle mond] Sorry!
Bakker:
Welkom allemaal bij de eerste les: Hoe word ik de beste bakker van Regensburg. Het gaat als volgt we hebben hier een kom. Die gaat helemaal vol met bloem. Eerst glad strijken en dan gooi je dat hier op de tafel. Vervolgens pak je water en maak je er een deeg bol van. Goed kneden. [Carolus eet een hele bak frambozen leeg] Bakker:
Jongeman daar in de hoek let je ook even op.
Carolus:
[Betrapt] Ja natuurlijk.
Bakker:
Vervolgens heb je een grote bol deeg. Daar stop je nog wat rozijnen.. [Kijkt in de bak waar de rozijnen in zaten] Oh die is al leeg zie ik. Hier heb ik nog nieuwe wacht even. Oké daar stop je dus rozijnen in. Nog een keer goed kneden en dan kunnen ze de oven in.
Maria:
Jen.. Mag ik ook eens met u mee luisteren.
Jahra:
Wacht. Als je nou dit kabeltje eruit haalt. Kunnen we met zijn allen meeluisteren.
Jenna:
[Dansend] Kom laten we gaan bakken! [Bakkers dans]
23
Scene 10 De nonnen en de Rovers [Anselmus, Frederikus, Anna, Arthur, Bertus] Frederikus:
Ik snap even niet zo goed waarom je zo blij bent dat wij de bewakers moeten spelen van dit zooitje ongeregeld.
Anselmus:
Nee wij zijn niet de bewakers. Wij moeten mensen aanwijzen die de orde kunnen handhaven en daarbij het tempo wat kunnen opvoeren.
Frederikus:
Ah oké, dan begin ik het wat beter te begrijpen geloof ik. En wie wil je daar dan voor aanwijzen?
Anselmus:
Anna en haar kornuiten natuurlijk. Alle kinderen zijn bang voor hun. Dat moeten we juist gebruiken.
Frederikus:
Gebruiken waarvoor?
Anselmus:
Oh My god, jij snapt ook werkelijk waar helemaal niks. We moeten alle kinderen zo snel mogelijk in Genua krijgen. Zodat ze daar op de boot worden gezet naar Afrika om daar vervolgens als slaaf te gaan werken.
Frederikus:
Oh ja dat was het. We gaan helemaal niet naar de heilige stad. We gaan de kinderen in Genua verkopen als slaven, en dan zijn wij super rijk.
Anselmus:
Juist. En hoe eerder we in Genua zijn des te meer geld krijgen wij voor alle kinderen. Dus is het belangrijk dat we door blijven lopen en daarvoor mogen wij nu mensen aanwijzen.
Frederikus:
En daarom kiezen wij Anna en haar kornuiten omdat iedereen bang voor hun is en dan blijft het tempo lekker hoog. Oh ik ben zo slim.
Anselmus:
Juist, fantastisch idee. Maar goed waar blijven ze nou weer, jij hebt toch wel hier met ze afgesproken hé?
Frederikus:
Ja natuurlijk. [Arthur en Bertus komen opgerold]
Bertus:
Oké wedden voor 2 appels dat jij deze prop niet gaat vinden nadat ik hem super ver gegooid heb.
Arthur:
[lacht] voor 2 appels? Ik wed voor 3 appels dat ik hem wel kan vinden.
Bertus:
Oké deal. Daar gaat die! [Bertus draait zich om en Arthur haalt vervolgens de bal achter de oren van Bertus vandaan]
Bertus:
Ho wacht even voordat gaat zoeken je hebt hier iets achter je oor.
Arthur:
Huh. Hoe krijg je dat voor elkaar?
Anselmus:
Ahum...
Bertus:
Holy... Non Anselmus
24
Arthur:
En Non Frederikus.
Frederikus:
Heren van het goede leven. Waar is Anna?
Bertus:
Ooooh geen idee, ik zal haar even roepen.
Artur:
Ja die zit even te poepen.
Bertus:
Nee roepen!
Arthur:
Oh zeg dat dan. ANNAAAAAAAAAAAA!
Anselmus:
Ssssst. Niemand mag weten dat we hier hebben afgesproken.
Arthur:
Roepen. Sst... man man man dan weet ik het ook niet meer hoor.
Frederikus:
Ik kijk wel even waar ze blijft.
Anselmus:
Nou laat maar. Ik kijk zelf wel even blijf jij maar even bij deze twee jokers.
Arthur:
Jatadaada: [Improvisatie Bertus laat truc met de bal nog een keer zien]
Anna:
Ja. Ja. Ik kom al. Vertel wat is er aan de hand.
Frederikus:
Jij wordt de baas van de kruistocht! [De jongens zitten te klieren met elkaar]
Anselmus:
Nou het ligt iets genuanceerder. Ik heb je laatst uitgelegd toch dat we de kinderen in Genua gaan verkopen als slaven. En als jullie de kinderen goed opjagen dat jullie een deel van de opbrengst krijgen.
Anna:
Ja dat klopt... maar dat is nu anders ofzo? We krijgen nog wel ons geld hé! Anders lap ik jullie er allebei bij.
Anselmus:
Ja natuurlijk blijft het nog wel zo. Alleen wij hebben de opdracht gekregen om mensen aan te wijzen die de orde bewaken tijdens de kruistocht en daarvoor willen we jullie inzetten.
Anna:
Als ordebewakers? Jongens hou eens even op! Luister even mee dat is belangrijk.
Frederikus:
Ja en als echte bewakers van de rijkelui’ s kinderen. En van ons natuurlijk.
Bertus:
Oké en wat levert dat ons op?
Anselmus:
Mits jullie het goed doen. En het tempo van de kruistocht hoog houden zullen jullie rijkelijk beloond worden.
Arthur:
Bekroond worden? Jeetje kijk uit voor koning Arthur [lacht]
Anna:
[slaat zichzelf voor haar gezegd] Fantastisch gaan we doen.
Anselmus:
Fijn. Meldt je dan over een uur bij de grote tent in ons kamp. En geef aan dat jullie je willen aanmelden voor ordebewaking. En laat vooral niet merken dat wij elkaar kennen. Want dat mag niemand weten.
Anna:
Komt goed. Gaan we doen we zien jullie over een uur bij de grote tent. Tot zo.
25
Scene 11
Onzekerheid van Christina
[Christina, Bettina, Frederikus, Anselmus, Carolus, Jahra, Jenna, Maria, Fernando, Thiess, Maria] Christina zit alleen bij het kampvuur voor de grote tent Bettina:
Hallo Christina wat doe jij hier nog zo laat alleen voor de tent?
Christina:
Oh hallo Bettina, ik zit even na te denken.
Bettina:
Waarover?
Christina:
Nou ik weet eigenlijk niet of ik het allemaal wel goed doe. Ik neem al die duizenden kinderen mee op reis naar een plek die ik zelf niet eens ken.
Bettina:
Maar de nonnen beloven toch dat het alleen maar beter wordt?
Christina:
Ja dat klopt. Maar ik weet er zelf helemaal niets van.. Zij zeggen wel dat het in Jeruzalem allemaal zo goed wordt maar stel dat het mis gaat.. Er zijn nu al zoveel kinderen gestorven tijdens de reis. En ze zien mij allemaal als leider.
Bettina:
Maar je vindt toch niet dat dit jouw schuld is? Dit is toch wat god jou gezegd heeft om te doen?
Christina:
Ik weet het allemaal gewoon even niet meer. En natuurlijk is het mijn schuld. De kinderen volgen mij allemaal. Alles wat ik zeg doen ze. En dat vind ik maar eng. Het is gewoon een zware taak en ik weet niet of ik de juiste persoon ervoor ben.
Bettina:
Maar je moet er niet zo onzeker over zijn. Natuurlijk volgen de kinderen jou maar iedereen maakt altijd nog zijn eigen keuze. En jij doet alleen wat er in je droom gezegd is.
Christina:
Dat klopt wel.. maar ik weet eigenlijk niet meer zo goed wat die droom precies was. De nonnen vertellen mij zoveel dat ik niet meer weet of zij het mij verteld hebben of dat ik het in een droom heb gezien of gevoeld snap je dat?
Bettina:
Ja dat is moeilijk. Ik denk dat je je eigen gevoel moet volgen en als je ergens hulp bij nodig hebt kun je dat altijd vragen we zijn met zovele er is altijd wel iemand die je kan helpen.
Christina:
Ik weet het gewoon niet meer. Wat is nu echt en wat niet! Ik weet het gewoon niet. [Anselmus en Frederikus komen aangelopen]
Frederikus:
Dag dames, lekker naar de sterren aan het kijken?
Christina:
Zoiets,
Anselmus:
Niet zo sikkeneurig leidertje van me..
Christina:
[Boos] Nee ik doe niet sikkeneurig, ik vraag me gewoon af of ik het allemaal wel goed doe. Of dit wel de juiste manier is.
Anselmus:
Natuurlijk is dit de juiste manier. Dit heb je toch in je dromen gezien. We brengen alle kinderen naar Jeruzalem en daar zullen ze allemaal een gelukkig leven leiden.
Frederikus:
Nou nog even doorbijten en dan zullen we allemaal een rijk en welvarend leven leiden.
26
Bettina:
Dat klinkt als muziek in de oren!
Christina:
Rijk en welvarend? Jullie denken toch niet dat ik het daarvoor doe?
Anselmus:
[Kijkt boos naar Frederikus] Nee uiteraard niet. Non Frederikus raaskalt maar wat. Je doet het om de kinderen een veilige toekomst te geven, zodat ze nooit meer honger hebben en straks een huis hebben en in het beloofde land wonen. Je weet toch wel dat je dat gedroomd hebt. Daar doe je het allemaal voor.
Christina:
Je zult ergens wel gelijk hebben. Maar wat gebeurt er dan met alle kinderen als we daar straks aankomen?
Frederikus:
Laat dat maar aan ons over.. als we straks in Genua aankomen dan zijn al je zorgen voorbij. Uuh ik bedoel natuurlijk Jeruzalem.
Anselmus:
Misschien is het beter dat JIJ even je mond verder houd. En wat Frederikus wil zeggen is dat als we straks in JERUZALEM aankomen wij het verder oppakken en we hebben natuurlijk Carolus die een goede koning zal worden.
Christina:
Oké.. Misschien maak ik me ook wel iets te druk om alles. Het zal wel loslopen. Al hoop ik wel dat we snel een oplossing hebben voor de honger. De kinderen houden het geen dag meer vol op deze manier.
Anselmus:
Nou dat is lekker het probleem van die nieuwe in die gekke jas. Laat haar dat probleem maar oplossen. Wij moeten gewoon zorgen dat de kinderen een beetje doorlopen zodat we op tijd komen.
Bettina:
Daar heb je gelijk in. En Jahra zal vast iets bedenken. [Luidt gejuich vanuit de coulisse en de andere kinderen in het kamp]
Anselmus:
Zeg wat is daar aan de hand! ORDE. STILTE! ORDE! Frederikus ga snel kijken wat daar aan de hand is!
Frederikus:
Ben al onderweg baas!
Carolus:
Kijk eens wij hebben brood voor iedereen! Zoveel als je wil!
Anselmus:
Brood voor iedereen? Hoe kan dat dan? Hoe hebben ze..
Christina:
Dat is geweldig Anselmus! Nu kunnen de kinderen allemaal weer heerlijk eten.
Anselmus:
[overdreven] Uiteraard. Geweldig.. Wat fijn..
Fernando:
Hier kijk eens voor jou een brood, en voor jou een brood.
Jenna:
Eet allemaal maar lekker op! Dan kunnen we eindelijk een keer met een volle maag naar bed!
Maria:
Dit heb je super geregeld Jahra! Iedereen zal je dankbaar zijn.
Jahra:
Hé ik heb het niet alleen gedaan! We hebben dit met zijn allen voor elkaar gekregen. [Geeft brood aan een kind] Kijk eens meis. Eet maar lekker op.
27
Jenna:
Oh hé Robbert, heb je ook al brood gehad?
Robbert:
Nee, nee, daar heb ik geen tijd voor hoor! Ik moet dit vastleggen. Een meisje met een rare rode jas op een wagen met 1000 broden. Prachtig.
Jenna:
Ja het is een prachtig gezicht maar denk eraan dat je wel wat eet.
Robbert:
Zal ik zeker doen Jenna, bedankt voor je bezorgdheid!
Anselmus:
Carolus! Kom eens hier.
Carolus:
Is et niet geweldig non Anselmus. Er is genoeg brood voor iedereen. Hier neem ook wat!
Anselmus:
Nee bedankt. Geen honger.
Carolus:
Des te meer is er voor de kinderen die WEL honger hebben.
Anselmus:
Hoe is het mogelijk dat jullie in 1 nacht verzameld hebben?
Carolus:
We hebben ze niet verzameld. We hebben ze zelf gebakken.
Fernando:
Nou kijk je doet een kommetje met bloem, strijk je glad, doe je wat water bij. Kneed je tot een lekkere bol..
Anselmus:
Ik weet wel hoe je brood bakt domoor.
Fernando:
Nouja. Domoor je vroeg zelf hoe we brood hebben gebakken.
Anselmus:
Dat bedoelde ik niet. Ik bedoelde hoe jullie aan de ingrediënten komen en wie dat geregeld heeft.
Fernando:
Nou vraag dat dan [valt even stil] en dan ben ik de domoor.
Carolus:
Jahra heeft het geregeld ze heeft haar I-troubadour aan de bakker gegeven in ruil voor zijn bakkerij voor 1 nacht.
Frederikus:
Haar I wattus?
Carolus:
I-troubadour een doosje waar magische muziek uit komt die een dwerg troubadour speelt.
Frederikus:
Juist en ik ben de paus.
Anselmus:
[Slaat frederikus voor haar hoofd] Gaan jullie maar weer verder met brood uitdelen. Hoorde je dat? Magische muziek uit een doosje.
Frederikus:
Natuurlijk, geloof je het zelf.
Anselmus:
Er is iets mis met die meid. Vanaf het begin vertrouw ik haar al niet. Ze is behekst of op zijn minst een godslasteraar. Hekserij is verboden en dit zal ik direct aangeven bij Christina. Zij zal haar aan de strop hangen. [Loopt boos weg met Frederikus achter haar aan]
Scene 12
Volle buiken
[Maria, Thiess, Jenna, Carolus, Fernando, Jahra, Anna, Bertus, Arthur, Christina, Frederikus, Anselmus]
28
Jenna:
Hebben jullie lekker gegeten?
Maria:
Heerlijk! Ik zit helemaal vol. Ik kan geen boe of bah meer zeggen.
Thiess:
[Lacht] Maar je zegt het net. Ik zit ook prop vol!
Jenna:
Gelukkig maar. Alle broden zijn op en iedereen kan met een volle buik gaan slapen. Oh Jahra is al in slaap gevallen zie ik..
Maria:
Nou ze heeft het verdient, Jenna weet je waar we morgen naartoe gaan?
Jenna:
Nee eigenlijk niet, maar misschien Carolus. [Roept Carolus die voor zijn tent zit] Carolus en Fernando kom gezellig bij ons zitten. Je zit daar zo alleen!
Carolus:
Komen eraan, we wisten niet of jullie ons er wel bij wilden hebben.
Thiess:
Natuurlijk makkers, jullie zijn nu toch één van ons. Kom erbij.
Fernando:
Gezellig!
Jenna:
Weten jullie waar we morgen naartoe gaan?
Carolus:
Ja ik hoorde ze net praten over Rosenheim. Maar dan moeten we eerst een heel stuk door het donkere woud.
Fernando:
Het donkere woud? Maar daar zijn toch geen enge dieren hé?
Thiess:
Jij bent toch nergens bang voor! Je hoort nu bij de jagers.
Fernando:
Klopt. Nee ik vroeg het ook niet voor mezelf.. maar meer voor uh.. Maria..
Maria:
Nou volgens mij ben jezelf gewoon bang.
Carolus:
Je hebt redenen genoeg om bang te zijn..
Fernando:
[Bang] Hoee.. hoee hoezoo dan?
Carolus:
Nou ik ben ooit een keer door het donkere woud heen gereisd.. en wat ik daar gezien heb..
Jenna:
Vertel wat heb je gezien?
Thiess:
Nou je hoeft het niet perse te vertellen hoor.
Carolus:
Oké omdat jullie het zo graag willen weten. Het inmiddels al een paar jaar terug. Maar het was op een regenachtige winter dag. En ze noemen het niet voor niets het donkere woud. Het was zo donker dat ik nog geen meter vooruit kon kijken.. Gelukkig was het volle maan ik liep daar moederziel alleen.. tastend met mijn handen in het duister.. Ik hoorde enge geluiden.. Ik dacht eerst dat het kreten waren van de geesten van de Rode Rovers maar helaas.. [Thiess en Fernando kruipen dicht tegen elkaar aan en Maria kruipt tegen Jenna aan]
Thiess:
Helaas?
Carolus:
[doet wolf na]
Fernando:
Wolven?
29
Carolus:
Niet zomaar wolven. Maar zo groot als beren. Met tanden als die van een haai. Ze begonnen allemaal te huilen in de nacht. Het huilen van de wolven kwam steeds dichter bij. Totdat ik oog en oog kwam te staan met één van de grootste wolven die ik ooit in me leven heb gezien. Het kwijl droop uit zijn bek er voordat ik het wist. WAAAAAAAAAWWW [Thiess en Fernando schrikken zo hard dat ze samen achterover vallen]
Jahra:
[Schrikt ook wakker] Huh wat was dat.
Jenna:
Niks aan de hand Jahra, ga maar weer lekker verder slapen.
Jahra:
Oké.
Maria:
En wat gebeurde er toen?
Carolus:
Nou ik stond dus oog in oog met hem en gelukkig had ik mijn mes mee. Dus al worstelend over de grond raakte we in gevecht ik pak mijn mes uit mijn zak en TSJAK zo in ze nek. Hartstikke dood natuurlijk. Maar normaal als je niet uitkijkt eten ze je op. En vooral kleine jongetjes zoals jullie.
Thiess:
Ik loop wel om… [duidelijk] al moet ik er dagen over doen ik ga niet door dat bos!
Carolus:
Grapje jongens… Ik ga naar bed! Trusten!
Fernando:
Nou lekker dan. Denk je echt dat ik nu kan slapen. Ik slaap met het mes in mijn hand straks is er zo’n wolf verdwaald. En staat hij in één keer aan me bed! Nee bedankt.
Jenna:
Komt vast goed. Gewoon dicht bij het vuur blijven daar houden wilde dieren niet van! Kom jongens we gaan slapen. Morgen wordt het weer een lange tocht.
Maria:
Goed idee.. slaap lekker allemaal.
Fernando:
Ik denk dat ik vanavond maar hier bij jullie blijf liggen.
Thiess:
Goed plan.. waar heb je je mes? Voor het geval dat.
Fernando:
Die leg ik hier neer.
Thiess:
Oké, weltrusten.
Jenna:
Slaap lekker!
[De Rovers komen op] Anna:
Slapen ze allemaal?
Arthur:
Geen idee, ik kan het wel even vragen. SLAPEN JULLIE?
Bertus:
Ssst.. stomkop. Dan worden ze toch allemaal weer wakker.
Anna:
Oh echt waar… Kijk daar is de tent.
Arthur: Anna:
Geen idee. Ik ben hier niet bekend. Nee daar is de tent.
30
Bertus:
Oh de tent.. daar hebben we afgesproken met Anselmus en Frederikus.
Anna:
Kom mee en doe zachtjes.
[Arthur struikelt over Thiess en die schrikt wakker Arthur gaat direct dicht tegen hem aan liggen] Arthur: Slaap kindje slaap.. Het is goed.. Mama is hier.. ga maar lekker slapen.. Thiess:
Oké mama, slaap lekker mama, tot morgen.
Arthur:
Slaap lekker grote jongen van me.
Anna:
Kom mee sukkel en nu voorzichtig!
Anselmus:
Daar zijn jullie eindelijk.
Anna:
We zijn er nu toch.
[Christina komt uit de tent] Frederikus:
Christina, dit zijn Anna, Arthur en Bertus.
Christina:
Aangenaam allen, ik ben Christina.
Bertus:
Aangenaam kennis te maken hoogheid.
Arthur:
Dag hopeloosheid.
Anna:
Hoogheid!
Arthur:
Dat bedoel ik, sorry ben een beetje zenuwachtig.
Anselmus:
Christina, wij hebben deze drie fantastische mensen bereidwillig gevonden om ons te ondersteunen in het handhaven van de orde.
Christina:
Dat is goed nieuws. Dus vanaf nu lopen jullie mee met de om iedereen bij te staan.
Anna:
Jazeker, en niet te vergeten om het tempo een beetje hoog te houden.
Christina:
Fijn om te horen. En welkom bij de kruistocht. Mocht ik iets voor jullie kunnen doen schroom niet om het te vragen. Jullie zijn nu één van ons.
Frederikus:
Fantastisch dat is dan geregeld. We zullen jullie morgenochtend bewapenen. Zodat jullie een beetje gezag uitstralen.
Christina:
Bewapenen? Is dat wel nodig?
Anselmus:
Je weet maar nooit. Zodra de kinderen weer honger krijgen kunnen zomaar in opstand komen. Laten we er een nachtje over slapen en dan praten we er morgen weer verder over.
Christina:
Uitstekend maar de wapens ben ik niet zo’n voorstander van.
Frederikus:
Laten we gaan slapen en dan praten we er morgen verder over.
Anselmus:
[Geërgerd] Goede nachtrust allen, mocht god jullie bijstaand in jullie dromen.
31
Scene 13
De tekeningen
[Dr. Visser, Dr. Wega, Dr. Gniep [Dr Wega ligt aan haar bureau te slapen. Ze heeft de hele nacht doorgewerkt totdat zij in slaap viel] Visser:
Huh jij bent er al vroeg bij?
Wega:
[Schrikt wakker] Huh wat Jahra? Ben je er? Huh oh Visser jij bent het.
Visser:
Was je nou in slaap gevallen?
Wega:
Nou.. nee niet echt in slaap. Gewoon even zo’n power napje weet je wel.
Visser:
Ben je de hele nacht aan het werk geweest?
Wega:
Ja ik geloof het wel. Maar ik heb nog steeds niks kunnen vinden over Jahra.
Visser:
Je hebt geluk dat ik een koffie voor je heb mee genomen met een dubbele shot cafeïne want ik heb zo’n vermoeden dat het een lange dag gaat worden.
Wega:
Je bent geweldig Visser. En daar kun je weleens gelijk in hebben.
Visser:
Ik snap dat je je druk maakt maar je moet wel een beetje aan je rust denken hoor.
Wega:
[Begint te langzaam te huilen] Ja dat weet ik ook wel... maar hoe kan ik nou aan me rust denken terwijl me kleine meisje ergens in het verleden rondzwermt. Ze is helemaal alleen als ik er al aan denk dat ze helemaal alleen in en dat ze het koud heeft en ze begint nu vast honger te krijgen.
Visser:
Ik snap je zorgen lieverd. Echt waar. Maar we hebben het hier wel over Jahra. De kleine meid van jou is inmiddels 15 jaar oud en is echt heel goed in staat om een paar dagen voor haarzelf te zorgen.
Wega:
Denk je dat echt?
Visser:
Dat weet ik wel zeker. Weet je nog die keer dat ze hier verdwaald was in het lab. En dat ze zelf naar beneden is gegaan. En aan Joop heeft gevraagd om jou te bellen.
Wega:
Ja dat weet ik nog.
Visser:
Nou dan.. hoe oud was ze toen?
Wega:
Een jaar of 5 geloof ik.
Visser:
Toen was ze al dapper. En je weet ook Jahra is niet op der mondje gevallen waarmee ze altijd alles voor mekaar krijgt.
Wega:
Nou, ze zet zelfs Dokter Gniep weleens voor paal.
Visser:
Inderdaad en daar zijn wij zelfs bang voor terwijl we volwassen zijn. Kom op droog je tranen en geloof erin dat Jahra zichzelf wel even kan redden.
Wega:
Je hebt gelijk.
Visser:
Goed zo. Nu moeten wij er alles aan doen om haar weer terug te krijgen in deze tijd zodat je haar weer snel kan verwennen.
32
Wega:
Yes gaan we doen.
Visser:
Maar als je haar gaat verwennen met Mc Donalds wil ik mee.
Wega:
Als we haar terug krijgen neem ik elke dag een McFlurry voor je mee.
Visser:
Nou waar wachten we dan nog op! Vertel wat heb je allemaal geprobeerd vannacht?
Wega:
Ik heb alle mogelijk bronnen op het internet geraadpleegd. Daar is weinig tot niks te vinden over de regio van Regensburg in 1200.
Visser:
Oké heel goed. Dan hebben we dat in ieder geval uitgesloten. Ben je al naar de opslag van boeken geweest in de kelder van het gebouw?
Wega:
Nee ik heb nog niks in boeken opgezocht. Laten we daar mee beginnen.
Visser:
Top gaan we daar mee beginnen. Drink jij even rustig je koffie op. Wordt even rustig wakker en dan kijk ik wel even in de kelder of ik daar boeken kan vinden over Duitsland in 1200.
Wega:
Fijn, dankje wel.
Visser:
Natuurlijk. Tot zo.
[Dr. Gniep & Dr. Thomsen komen binnen] Gniep:
En Wega, je tijd is bijna voorbij. Heb je al enig spoor van Jahra gevonden?
Wega:
We zijn nog druk bezig Dr. Gniep. We weten dat ze naar het jaar 1212 is gereisd en dat ze in de buurt van Regensburg is. Maar nu moeten we zien te achterhalen wat zich daar afspeelt en of we haar op een veilige manier terug kunnen halen.
Dr. Thomsen:
Goed om te horen dat jullie al weten waar ze naartoe is gereisd en in welke tijd. Anders had je miljoenen jaren door de geschiedenis kunnen spitten. En ook fijn om te horen dat ze niet tussen de dinosaurussen is beland. Al lijkt mij dat een hele beleving om zo’n tyrannosaurus in levenden lijve te zien.
Gniep:
Nou zeg dat wel. Wat moeten dat machtige beesten zijn geweest. Maar goed heb je al op het internet gekeken Wega?
Wega:
Daar zijn we direct mee begonnen en ben ik de hele nacht mee bezig geweest ik heb alle bronnen bekeken maar geen spoor van Jahra.
Dr Thomsen:
Dat schiet dus niet op.
Wega:
Dokter Visser is nu alle boeken in de kelder aan het verzamelen die gaan over Duitsland in 1200.
Gniep:
Uitstekend idee. Had mij idee kunnen zijn. Maar goed ik zal jullie wat extra tijd geven. Jullie krijgen nog eens 24 uur en dan moet ze terug zijn.
Wega
Snap ik dokter Gniep. We doen ons uiterste best om mijn dochter terug te halen.
Gniep:
Je zult ook begrijpen dat ik na die 24 uur de pers en de autoriteiten moet inlichten en dat het dan einde verhaal is. Daarmee niet alleen einde verhaal voor je dochter maar ook voor jou.
33
Wega:
Begrijp ik maar al te goed Dokter Gniep. Als u het niet erg vind ga ik weer snel verder met de zoektocht.
Gniep:
Wij laten je maar weer alleen. Want met babbelen komen we geen steek verder.
[Knalt tegen Dr. Visser op met een stapel boeken] Gniep:
Krijg nou wat. Kijk eens uit je doppen Visser.
Dr. Thomsen:
Nou dit had wel eens heel verkeerd kunnen aflopen Visser.
Visser:
Oh excuus dokter Gniep en Thomsen. Zal niet meer gebeuren.
Gniep:
Nee dat mag ik hopen voor je. Goed wij gaam weer verder met onze andere fantastische uitvindingen. Hebben jullie nog wat ratten of muizen of konijnen over? Ik heb zin om iets met beesten te gaan doen.
Wega:
Nee. U heeft ze van de week allemaal al meegenomen.
Dr. Thomsen:
Apen dan?
Visser:
Nee ook niet!
Gniep:
Balen. Kunnen we weer geen dierproeven doen. Wij zijn weg.
Visser:
Inderdaad heel jammer voor jullie maar beter voor de dieren lijkt me zo.
Gniep:
Ik doe net of ik dat niet gehoord heb. 24 uur de tijd.. Tik tak tik tak dames
Dr. Thomsen:
Ja tik tak! [lacht]
Wega&Visser:
DAG Dr. Thomsen en DR. GNIEP
Visser:
Bah akelige kerels. Die moeten maar eens proefjes op zichzelf uit proberen.
Wega:
Zeg dat wel. Zie je het al voor je komen ze morgen op kantoor met oren zo groot als A4-tjes. [Pakt 2 blaadjes en houd ze langs haar oren]
Visser:
[lacht] Of een neus zo groot als een olifant! [Olifanten geluid]
Wega:
[Lacht] Genoeg gekkigheid. Je hebt wat boeken kunnen vinden zie ik.
Visser:
Je hebt gelijk en ik heb super veel boeken gevonden met de hulp van Joop. Dit zijn alle boeken die gaan over Duitsland in de 13de eeuw.
Wega:
Fantastisch goed bezig. Zullen we maar gewoon boek voor boek doorspitten en kijken of we iets tegen komen?
Visser:
Dat lijkt me helaas de enige mogelijkheid. Hier pak jij deze stapel. Dan begin ik met deze.
Wega:
Eens kijken dit boek gaat over het hoge noorden van Duitsland. Nee dat lijkt me niet.
34
Visser:
1212 was het toch? In Regensburg?
Wega:
Ja. Heb je iets gevonden?
Visser:
Nee nog niet. Deze gaat over de kerken in Duitsland lijkt me ook niet echt relevant.
Wega:
Dit is echt zoeken naar een spelt in een hooiberg.
Visser:
Nou zeg dat wel. Een boek over de bouw van boerderijen in de 13 de eeuw. NOPE [Gooit boek weg]
Wega:
[Lacht] Het is ook zo moeilijk omdat je niet weet waarna je moet zoeken hé. Een boek met Recepten NOPE! [Gooit ook boek weg]
Visser:
Houtbewerking van de 13de eeuw NOPE! [Gooit boek weg]
Wega:
Oh ik ben echt bang dat we haar nooit gaan vinden.
Visser:
WACHT! Wellicht.. hier schrijven ze over een Kinderkruistocht in die tijd. En die kruistocht kwam ook langs Regenburg.
Wega:
oh echt! Laat zien!
Visser:
En er zit ook een afbeelding bij.
Wega:
Er staat dat er een meisje in aparte kledij 1000 broden heeft gebakken in 1 nacht.
Visser:
Het lijkt wel een sprookje!
Wega:
Laat mij die afbeelding nog eens zien… Zie je dit meisje staan.. Zij lijkt wel op JAHRA!
Visser:
Haar rode JAS! Die herken je overal.
Wega:
Ze valt er wel een beetje mee buiten de boot laten we maar zeggen. Dit kan wel eens wat zijn. Hoe gaat het verhaal verder?
[Bladeren door het boek en komen op de afbeelding met de wolven] Dr. Visser:
Oh nee toch..
[Black out] Projectie van meisje bij wolven Einde eerste akte
35
2e Akte
Scene 14
De reis door het bos
Bettina:
Oké de laatste spullen zijn gepakt we kunnen weer vertrekken.
Carolus:
Goed gedaan Bettina de kinderen zitten ook weer vol energie, dus we kunnen vandaag aardig wat kilometers lopen.
Anselmus:
Eindelijk. We hebben hier veelte lang gestaan.
Christina:
Kinderen luister goed. We gaan zo vertrekken. Zorg dat je alle spullen bij je hebt. Het is nog een lange tocht naar Jeruzalem. We gaan eerst richting Rosenheim daar zullen wij ons volgende kamp opzetten.
Thiess:
Klaar voor dames?
Maria:
Zeker laten we gaan!
[Projectie: reis] Bettina:
Gelukkig waren we net voor het donker klaar met het opzetten van het kamp.
Fernando:
Nou ik zie geen hand voor ogen. Het is zo donker hier in het bos. [huil van een wolf] [Schrikt] Wat was dat?
Carolus:
Dat zijn de wolven. Zij gaan op jacht als het donker is.
Fernando:
Op jacht? Waar jagen ze op dan?
Carolus:
Op kleine jongetjes zoals jij! [laat Fernado schrikken]
[Spanning opbouwen] Christina:
Zo is het weer genoeg jongens. Het was vandaag een lange tocht. Iedereen heeft zijn rust verdiend. Laten we eten en gaan slapen.
Bettina:
Nou ik weet niet of ik wel kan slapen hoor met al die wolven in de buurt.
Anselmus:
Dat komt vast goed. We hebben een aantal kinderen op de wacht staan.
[Jahra zit even alleen in het kamp en krijgt ineens last van hoofdpijn] Jahra:
Auww.. Me hoofd.. lijkt wel of die uit elkaar knalt.
[Huil van een wolf] Robbert:
Gaat het Jahra?
Jahra:
Ja het gaat wel. Ik neem even een pilletje.
Robbert:
Een pilletje? Vertel eens waar kom je echt vandaan?
Jahra:
Uit Nederland.
Robbert:
Nederland zeg je. Maar ik ben een keer in Nederland geweest en daar hebben ze geen troubadour in een doosje en ook geen kledingmakers die zulke jassen maken.
[Gegil van een kind en huilende wolven]
36
Jahra:
Hoorde je dat? [Anselmus komt aangelopen]
Robbert:
Ja dat leek wel op een kind in nood.
Anselmus:
Nou waar wacht je op. Ga je dat kind nog redden of niet?
Jahra:
Ja maar daar zijn allemaal wolven.. daar kan ik toch..
Anselmus:
Oké dus ‘de redder van de kruistocht’ laat een kind verslinden door een stel wolven. [gegil van een kind] [Alle wolven zitten om het kind heen]
Jahra:
Ik ga al… [zoekend] Hallo waar ben je? [Gegil] Oh nee hé, Ga weg jij stomme rot wolf! AAAAAAAAAAH!
[Wolvendans – Jahra staat angstig tussen de wolven te zwaaien met haar fakkel, uiteindelijk weet zij de wolven weg te jagen en beland zij bij het kind] Christina:
Wat is hier allemaal aan de hand? Wat is er gebeurd Jahra?
Jahra:
[Verdrietig] Ik was te laat. Ze werd aangevallen door wolven en ik wilde haar redden maar ik was te laat.
Christina:
Wat vreselijk dat je dit hebt moeten zien. Maar ze is nu bij god. Je had niet meer kunnen doen.
Jahra:
Ik wilde haar nog helpen, ik hoorde geschreeuw in het bos, ik wilde gelijk gaan.. maar..
Anselmus:
Je aarzelde.. en nu is ze er niet meer. Je had gelijk moeten gaan Jahra, jij had haar kunnen redden.
Jahra:
Ik kon er niks aan doen.. ik was..
Anselmus:
Bang. En daarom te laat.
Robbert:
Zo kan die wel weer Anselmus, Jahra heeft gedaan wat ze kon. Jij was zo dapper om er naartoe te gaan Jahra, terwijl de anderen niks deden. Het is niet jouw schuld.
Anselmus:
Nouja, prima allemaal je moet maar zo denken het is godswil. En we moeten weer verder.
Jahra:
Hoe kan je dat nou zeggen? Hoezo godswil?
Anselmus:
Twijfel jij aan de daden van god? Ik wist het je bent een behekste godslasteraar.
Christina:
GENOEG! Niemand heeft dit kunnen voorkomen. Het laatste dat we kunnen doen is dit kind een laatste rust plaats geven en beter op onze hoede zijn. Ik stel voor dat we haar begraven en terug keren naar onze tenten.
Robbert:
Mee eens, kom Jahra wij gaan terug naar het kamp en we vragen Carolus om haar gedenkwaardig te begraven.
Jahra:
Oké…
37
Scéne 15
De training van de strijders
[Jonas, Julian] [Zijtoneel] Thiess:
Luister wat er gister is gebeurd met die wolven, is vreselijk. Wij mannen, STOERE mannen moeten zien te voorkomen dat dit ooit nog een keer gebeurd.
Fernando:
Eens. Wij STOERE mannen hebben de kracht en spieren om de kinderen te beschermen tegen al het kwaad!
Thiess:
Juist, [pakt een stok] We moeten trainen met zwaarden en schilden! En dan sla ik zo die wolven neer [slaat Fernando met een stok op zijn billen]
Fernando:
Au.. waarom doe je dat?
Thiess:
Au? STOERE mannen kennen geen au, geen pijn! [Zwaait in het rond met zijn stok]
Fernando:
[Pakt de stok terug en slaat Thiess vervolgens terug op zijn billen]
Thiess:
AUU! [Begint te huilen] Waarom sla je me zo hard? Dat doet hartstikke pijn!
Fernando:
Jij begon.
Thiess:
Nietes.
Fernando:
Welles. En wat huil je nou, je kent toch geen pijn, BABY
Thiess:
Hou op! Je bent zelf een baby.
Fernando:
Misschien is het idee van zwaarden en schilden niet zo’n goed idee.
Thiess:
Eens.. [Bedenkelijk] Ik weet wat anders. Jenna heeft altijd een katapult. Ik bedoel we zijn wel heel stoer, maar we kunnen ook van een afstandje de kinderen beschermen toch?
Fernando:
Lijkt me een beter plan. Maar hoe komen we aan een katapult?
Thiess:
Zelf maken natuurlijk. Je moet een stok vinden die in 2 stokken uiteen gaat en daartussen binden we dan een stukje geitendarm dat knalt als een gek.
Fernando:
Gadsie, darm?
Thiess:
Ja man, dat is top spul, Zoek jij zo’n stok ga ik kijken voor een stukje darm. [rent af]
Fernando:
Oookéé.. Een stok die uiteen gaat in 2 stokken, juist. Uh even kijken. Dit? [pakt een stok] Nee dit is niks, deze dan, nah ook niet echt. [Zoekend, valt een keer, improviseren] Oh kijk hier heb ik er één! THIESS!
Thiess:
Ben er alweer. Ik kon geen darm vinden, maar.. ik heb wat beters,
Fernando:
Een plasser van een ezel!
Thiess:
Ah bah nee.. Ik mocht de katapult van Jenna lenen.
Fernando:
Oké super! Laat zien hoe werkt het.
38
Thiess:
Best, moet je opletten, je pakt een steen, die doe je hier tegenaan, en dat trek je dit naar achteren en dan laat je los, [Het elastiek komt tegen je eigen hand aan] AU! [Begint weer te huilen]
Fernando:
[Bedenkelijk] Okee… Dat lijkt me ook pijn doen.. maar dan moeten de wolven dus de katapult vast houden en dat naar achteren trekken, ik weet niet of ze dat kunnen hoor?
Thiess:
[Jammerend] Neeeee.. normaal schiet de steen weg maar nu kwam het tegen mijn hand..
Fernando:
Aah okee.. Maar ook niet zo’n goed plan dus?
Thiess:
Nou weetje.. ik hoef die stoere man niet meer uit lopen te hangen. Ik zet het gewoon op het rennen als er gevaar is.
Fernando:
Ha. Dat lijkt me inderdaad een beter idee. Kom we gaan weer naar het kamp.
39
Scéne 16
Dr. Thomsen naar 1212
[Dr. Wega, Dr. Gniep, Joop, Jenna] Visser:
Oké vriendin, luister. We hebben dus goed en slecht nieuw. Hier, in het verhaal, staat dus beschreven dat de kinderkruistocht zich bevindt in de bossen van Rosenheim en dat zij zijn aangevallen door wolven. Het goede nieuws is dat wij weten dat Jahra nog leeft. En dat ze heldhaftig was.
Wega:
Inderdaad, godzijdank dat ze nog in leven is. Maar wat nu?
Visser:
Het is nu belangrijk dat we de tijdmachine weer gaan testen en dat we als de wiedeweerga nieuwe pillen sturen zodat Jahra het langer kan uit houden.
Wega:
Uitstekend, dat is nu het belangrijkste. En misschien kan ik haar dan ook een boodschap sturen.
Visser:
Wacht! Hebben we al een volgende locatie van de kruistocht?
Wega:
Er staat dat zij over 3 dagen in Genua aankomen.
Visser:
Dat is fantastisch! Laat mij even wat opzoeken.
Wega:
Wat ga je doen dan?
Visser:
Nou, kijk. Stel nou dat.. wacht even hoor..
Wega:
Stel nou wat? Wat ben je aan het doen visser?
Visser:
Ik zoek hier de geschiedenis van Genua op. Ik zie dat er nu nog steeds midden op het kerkplein een kerk staat. En die kerk is gebouwd in 1100 na christus. Dus dat betekend… dat
Wega:
Die kerk er ook staat als Jahra daar over 3 dagen aankomt.
Visser:
Dit is fantastisch nieuws. Zodra we de coördinaten hebben achterhaalt van de kerk is er misschien een kans om haar terug te halen.
Gniep:
Dames, dames. Wat een enthousiasme. Een enthousiasme die ik niet kan verklaren want ik zie nog steeds geen Jahra. Wat is er aan de hand?
Wega:
We zijn erg dichtbij Gnieppert. Uh Dr. Gniep bedoel ik.
Gniep:
Juist, erg dichtbij. Dat ben ik ook altijd met mijn proefjes, totdat er weer zo’n dier sterft en mijn proef mislukt.
Visser:
We zijn momenteel erg druk Dr. Gniep dus als u het niet erg vindt? Waar is uw wederhelft eigenlijk?
Gniep:
Bedoel je dat ik stoor visser?
Visser:
Nou.. nee natuurlijk niet.
Gniep:
Dat dacht ik. En als u Dr. Thomsen bedoelt? Die is even koffie voor mij halen. Dus vertel mij maar eens even wat jullie aan het doen zijn.
40
Wega:
Het zit zo, We hebben de tijdmachine weer aan de praat. En we weten ongeveer waar Jahra zich op dit moment bevindt. We gaan Jahra nieuwe pillen en een boodschap sturen zodat zij nog iets langer dan kan blijven.
Gniep:
Langer blijven? Ben je helemaal gek.
Thomsen:
Daar ben ik weer. Kijk eens wat ik voor u heb meegenomen. Een Frappuccino [spreek je uit als Frappotjino] met extra karamel.
Gniep:
Oeehh.. lekker!
Thomsen:
Heb ik iets gemist? Nog steeds geen Jahra zie ik?
Gniep:
Nou die vrouwen zijn helemaal gek, ze willen Jahra langer laten blijven in 1212.
Wega:
Nee luister, In dit boek staat de alles beschreven. Hierin staat ook dat de kinderkruistocht over 3 dagen in Genua aankomt. En wij hebben achterhaalt dat daar een kerk staat die in het jaar 1100 is gebouwd. Van die kerk zoeken wij nu de coördinaten. Op het briefje dat we bij de pillen doen schrijven wij dat Jahra over 3 dagen om klokslag 12 uur voor die kerk moet staan en dan proberen we haar terug te halen in deze tijd. Snapt u?
Thomsen:
Oké, ik denk dat ik het begrijp. Eerst pillen met een briefje met daarop wat Jahra over 3 dagen moet gaan doen. En dan halen jullie haar terug.
Visser:
Mooi samengevat, dus als jullie verder niks meer heeft gaan wij graag verder.
Gniep:
Snap ik, Wij kijken wel even mee van een afstandje.
Thomsen:
Terwijl wij van onze heerlijke frappuccino genieten. Die ik elke dag trouw voor u haal.
Gniep:
Je bent onmisbaar Thomsen. Onmisbaar.
Wega:
Blergh wat een geslijm. Wij gaan weer echt aan het werk.
Visser:
Oké, Wega schrijf jij vast een briefje aan Jahra en pak een potje pillen dan zoek ik de coördinaten van het kamp.
Wega:
Doe ik. Even kijken een papier en pen, Lieve Jahra, Ik hoop dat alles goed met je gaat. Wij maken ons erg ongerust. In dit potje zitten nieuwe pillen, zorg dat je deze optijd in neemt. Anders gaat het helemaal mis en dan ben ik bang dat we elkaar nooit meer terugzien. [Achterkant] Luister nu goed. Jullie gaan nu richting Genua, daar zullen jullie over 3 dagen aankomen. Zorg dat je klokslag 12 uur in de middag bij de ingang van de kerk in Genua staat. Dan halen wij je terug. Doe voorzichtig, Liefs, Mama
Visser:
Hé ook liefs van mij!
Wega:
[Lacht] En natuurlijk van Visser,
41
Visser:
Ik heb hier de coördinaten van het kamp.
Wega:
Ik wikkel nog even het briefje om de pillen en dan ben ik ook klaar, [stopt pillen in tijdmachine] Oké vertel wat zijn de coördinaten.
Visser:
52.004 , 59.899.
Wega:
Check, jaartal 1 2 1 2 en datum 1 5 1 2. [Loopt samen met Visser naar de rode knop]. Klaar voor?
Visser:
Go!
[Flits boem bats]
42
[Ondertussen in 1212 hebben Robbert en Jenna een lichtflits gezien] [Zijtoneel] Jenna:
[Geschrokken] Woow zag je dat.
Robbert:
Wauw wat gebeurde er. Ik zat rustig te tekenen en ineens zag ik dat hele felle licht.
Jenna:
Inderdaad! Heb jij dat ooit eerder gezien Robbert?
Robbert:
Nee nog nooit. Het kan ook geen bliksem zijn want het heeft al dagen niet geregend.
Jenna:
Maar wat was het dan. Zo uit het niets. Het lijkt wel tovenarij.
Robbert:
Dat heb je goed Jenna, Dit was niet iets normaals. Ik wil dit vastleggen in een tekening en er een verklaring voor zoeken.
Jenna:
Het maakt me een beetje bang.. Ik vind het griezelig.
Robbert:
Dat hoeft niet kind. We zijn met vele. Hé wat ligt hier dan voor gek potje.
Jenna:
Er zit ook een briefje omheen geef eens.
Robbert:
Alsjeblieft.
Jenna:
Dit is gek, het is een briefje voor Jahra.
Robbert:
Wat staat er dan?
Jenna:
Lieve Jahra, Ik hoop dat alles goed met je gaat. Wij maken ons erg ongerust. In dit potje zitten nieuwe pillen, zorg dat je deze optijd in neemt. Anders gaat het helemaal mis en dan ben ik bang dat we elkaar nooit meer terug gaan.
Robbert:
Dit potje moet direct naar Jahra! Ik kom zo terug! [Rent af]
Jenna:
Ooh wacht er staat ook nog iets op de achterkant. [Achterkant] Luister nu goed.. Jullie gaan nu richting Genua, daar zullen jullie over 3 dagen aankomen. Zorg dat je klokslag 12 uur in de middag bij de ingang van de kerk in Genua staat. Dan halen wij je terug. Doe voorzichtig, Liefs, Mama en natuurlijk Visser
[In het lab] Thomsen:
[Staat in de tijdmachine] Het potje lijkt verdwenen dames, [Zoekend]
Wega:
YES!
Gniep:
Mooi, mooi.
Joop:
[Komt binnen met een dienblad] Goede avond dames! Wat zijn jullie lekker vrolijk! Kijk eens een lekker bakkie koffie.
Visser:
Heerlijk Joop! Waren WIJ net aan toe!
43
Joop:
Dat hoor ik graag! Wat is het hier donker in het lab ik zet de koffie even hier neer want zie geen hand voor ogen! [Zet het blad met koffie op de rode knop]
Visser & Wega: NEEEEEEEE! Joop:
Wat gebeurt er?
Wega:
Haal het daarvan af?!
Joop:
Wat bedoel je? Wat heb ik gedaan? [Duikt op de grond] Mammmiee!
Visser:
Snel haal die koffie daar weg!
Joop:
Neeee! Laat het stoppen!
Wega:
[Haalt de koffie van de knop]
[Dr Thomsen is per ongeluk naar het jaar 1212 gereisd en Jenna is naar de toekomst gereisd] Robbert:
Jenna, daar ben ik weer! Ik heb de pillen aan Jahra gegeven!
Thomsen:
[Schrikt] Wie ben jij?
Robbert:
Robbert aangenaam, ik ben tekenaar. En u bent?
Thomsen:
Robbert? Wat zie je er mal uit.
Robbert:
Nou mal, Vrij gewoontjes misschien maar u ziet er wel heel wit uit. Zo met die jas.
Thomsen:
Robbert?
Robbert:
Ja?
Thomsen:
Waar ben ik?
Robbert:
In het bos.
Thomsen:
Oké. Robbert?
Robbert:
Ja?
Thomsen:
Welk jaar is het?
Robbert:
1212, hoezo bent u verdwaald?
Thomsen:
Oh nee toch, het zal toch niet hé.
Robbert:
Wat?
Thomsen:
Nee laat maar, ik hoorde je net praten over Jahra.
Robbert:
Klopt, kent u haar ook?
Thomsen:
Jazeker, Kun je mij naar haar toe brengen?
Robbert:
Dat kan ik zeker. Hoort u bij dat malle potje? Hé wacht eens, heeft u Jenna gezien?
44
Thomsen:
Jenna, nee niet gezien, ik leg het je later uit, breng me nu bij Jahra alsjeblieft.
Robbert:
Oké kom mee, het kamp is niet ver weg.
Thomsen:
Het kamp, [verbaasd] dit is echt ongelooflijk.
Robbert:
Hoe bedoel je dat? Wees maar blij dat je mij tegen bent gekomen!
Thomsen:
Nou, het ene moment zit je lekker te genieten van een frappoccino, het andere moment sta ik naast een man die kortgeleden niet meer was dan een tekening in een boek.
Robbert:
Juist, ik ben de tekenaar inderdaad. [tegen zichzelf] dit is al net zo’n vreemde vogel als Jahra in het begin.
Thomsen:
nou, toe maar dan, op naar Jahra.
Robbert:
volg mij maar dan…
45
Scéne 17
Terug in het kamp
[Bettina, Robbert, Thomsen, Maria] Bettina:
Robbert. Wie is dat?
Robbert:
Oh dit is uh.. uh.. ja hoe heet je eigenlijk.
Bettina:
Nou?
Thomsen:
[Schudt de hand van Bettina] Ik ben Doctor Thomsen aangenaam en jij bent?
Bettina:
[Geschrokken dat hij een hand geeft] Wat doet u nou? U weet toch dat dit niet gebruikelijk is. We kennen elkaar amper.
Thomsen:
Nouja.. niet gebruikelijk het is wel zo netjes om mezelf even voor te stellen. Ik bedoel ik begin u niet ineens te zoenen ofzo. Ik schud u netjes de hand.
Bettina:
Bent u nou helemaal gek, dat zou er eens bij moeten komen. Waar heb je deze ongemanierde man gevonden Robbert?
Thomsen:
Nouja, ongemanierd zou ik het niet willen noemen. Ik vind u eerder een tikkeltje onbeleefd.
Bettina:
Onbeleefd. Haal hem onmiddellijk hiervandaan. Dat soort gespuis hoef ik hier niet.
Robbert:
Laten we even overnieuw beginnen. Bettina dit is Meneer Thomsen [Thomsen steekt zijn hand weer uit] Nee niet doen, de heer Thomsen en ik kwamen elkaar tegen in het bos. Zodoende kwamen wij aan de praat en wat blijkt. Hij kent Jahra. En vroeg mij hem naar haar toe te brengen. Dus zodoende.
Bettina:
Ah. Een bekende van Jahra dat verklaart een hoop.
Thomsen:
En daarmee bedoelt u?
Bettina:
Nou zij is net zo’n rare snuiter als dat u bent en allebei hebben jullie een kledendracht die ik nog nooit van mijn leven heb gezien.
[Maria komt aangelopen] Maria:
Hai Robbert, en Hai Bettina, en onbekend wit gedaante, wacht bent u een spook?
Thomsen:
Dag kind.
Maria:
Het spook praat! [dor het dolle] Ik heet Maria!
Thomsen:
Wat een mooie naam.
Maria:
Dank u wel. En uw naam is?
Robbert:
Dit is meneer Thomsen, en hij is opzoek naar Jahra. Weet jij toevallig waar zij is?
Maria:
Oehh. Ik heb Jahra sinds vanmorgen niet meer gezien. Toen hebben we samen met Thiess en Jenna Hockey gespeelt. Kent u dat ook meneer Thomsen?
Thomsen:
Jazeker,
46
Maria:
Echt een fantastisch spelletje we hadden een ronde steen en die moesten we dan met de stok tussen twee paaltje krijgen en dan kreeg je een punt. Erg moeilijk maar Jahra was erg goed en toen gebeurde. ..
Bettina:
Oké genoeg weer Maria, deftige mensen praten en daar praat geen boerenkind doorheen.
Thomsen:
[negeert Bettina en richt zich tot Maria] Maar daar heb je helemaal gelijk in Maria, Jahra hoort bij de beste hockeyers van heel Nederland.
Bettina:
Pfff… Als jullie Jahra zoeken, zij is een stukje verder op. Bij de inham van de beek.
Robbert:
Ah oké fijn om te horen. Dan gaan we daar snel naartoe.
Thomsen:
Dag Maria, Tot de volgende keer, [Knikt met het hoofd] Bettina [Loopt met Robbert af]
Maria:
Doet u de volgende keer ook mee met hockey?
Thomsen:
Zeker, zoek maar vast een mooie stok voor me!
[Thomsen, Maria en Bettina gaan af Anselmus en Frederikus komen op] Anselmus:
Dit duurt mij allemaal veelte lang. Dat kind is gisteren doodgebeten door de wolven en over een paar uur is het alweer donker. Hebben ze nou echt dagen nodig om daarvan bij te komen.
Frederikus:
Nouja, ik vond het eigenlijk best wel even angstig hoor. Ik snap dat niemand nu zin heeft om weer kilometers te lopen. Ik bedoel de schrik zit dan toch een beetje in de beentjes hé.
Anselmus:
Bedoel je nou te zeggen dat we hier nu nog langer moeten blijven?
Frederikus:
Nou.. moeten, moeten, ik bedoel alleen maar te zeggen..
Anselmus:
Dat je geen geld wil verdienen?
Frederikus:
Geld verdienen? Wat heeft dat met de wolven te maken?
Anselmus:
Je weet toch, hoe sneller wij in Genua aan komen met de kinderen en hun verkopen als slaven dat we daar meer geld voor krijgen.
Frederikus:
Oh GOD ja dat klopt. Helemaal erbij in geschoten.
Anselmus:
[Zucht] Jij bent echt ongelofelijk. Echt wat moet ik toch zonder jou.
Frederikus:
Nee dat snap ik wel, je zal radeloos en hopeloos zijn zonder mij. Ik zou ook niet zonder mezelf kunnen… Oh wacht, als ik er zelf niet zou zijn dan zou ik er ook niet voor mezelf kunnen zijn en niet voor jou, dus ja, wat moeten we toch zonder mij!
Anselmus:
Oh stomkop, bedenk liever een plan hoe we de kinderen kunnen opjagen.
Frederikus:
Prima, laat dat maar aan mij over. Ik zal eens laten zien wat ik in mijn mars heb! Muhahaha.
Anselmus:
Muhahaha? Jij bent echt niet goed bij je hoofd. Maar goed, laat jij maar eens zien wat je kan.
Frederikus:
Dat ga ik zeker doen, weet jij waar Anna, Arthur en Bertus zijn?
Anselmus:
Ik denk in het kamp, Ik ga zelf nog even opzoek naar Christina. Succes met je plan
Frederikus:
Gaat goed komen, je zal versteld staan!
47
Scéne 18
Duivelsplan
[Frederikus, Anna, Bertus, Arthur] Frederikus:
[Fluisterend van een afstandje] Aah daar zijn jullie.. Hallo.. pssst.. Kom eens?
Anna:
[Fluisterend] Jongens, Pssst. Kom Frederikus roept.
Arthur:
[Luidruchtig] Ah Frederikus! Leuk om je weer te zien gekke non!
Bertus:
Stil sukkel.
Arthur:
Oh oké,
Anna:
Wat kunnen we voor je doen Frederikus?
Frederikus:
Kom mee, ik kan hier niet praten. Ik heb een plan. Een kwaadaardig plan muahhaah
Arthur:
Muahhah
Anna:
Ssst.. [droog] ik neem aan dat dat plan geheim moet blijven. Kom we gaan naar een stillere plek.
[Zijtoneel] Anna:
Vertel wat is je plan.
Frederikus:
Goed, luister. Zoals jullie weten zijn de kinderen gisteren aangevallen!
Bertus:
Ja door bloeddorstige wolven! [Huil van een wolf]
Arthur:
[Zit op de grond als een hond die vlooien heeft]
Anna:
Ik word stapelgek van jullie. Hoe kan iemand jullie nou serieus nemen. Luister naar Frederikus.
Frederikus:
Jeetje, ik dacht dat ik prettig gestoord was maar dit slaat werkelijk alles. Maar even opnieuw. We zijn gisteren aangevallen door wolven en daardoor staan we nu alweer een hele dag stil. Er moet nodig wat veranderen in het tempo.
Bertus:
Oké, hoe wil je dat doen dan?
Arthur:
Gewoon een tandje er bij.. tjop tjop.. gas der op
Anna:
[schreeuwd heel boos] Luisteren. [de jongens kruipen samen weg in de hoek met hun handen boven het hoofd]
Frederikus:
Ik denk dat we ze bang moeten maken. Het is vannacht volle maan en ik denk dat we ze zo bang moeten maken dat ze het op het rennen zetten. En dan is het aan ons om ze de goede kant op te laten rennen.
Anna:
Fantastisch idee, en over dat bang maken heb ik zelf ook nog wel een idee. Iedereen kent het verhaal van de Geesten van de Rode rovers.
48
Frederikus:
De geesten van de rode rovers? Dat zegt me zo even niks.
Bertus:
Ken je die mythe niet? De geesten van de Rode rovers komen tevoorschijn wanneer het volle maan is. Ze hebben maar één doel en dat is het ontvoeren van onweerbare kinderen die ze voor altijd gevangenhouden.
Frederikus:
Oeeh klinkt angstig… maar niet angstig genoeg, ik vraag me af of die kinderen daar bang voor zullen zijn?
Arthur:
Dat zijn ze zeker, ieder kind is bekend met deze mythe en ze zullen het wel laten om met volle maan alleen te gaan lopen.
Frederikus:
Oké, nou, dit klinkt als een bijzonder goed plan. Gaan jullie je klaar maken voor vanavond. Zorg dat je de kinderen bang maakt zodat ze het allemaal op het rennen zetten. Dan vangen Anselmus en ik ze op en sturen ze de juiste kant op. Succes met de voorbereidingen, ik ga dit gauw aan Anselmus vertellen.
Anna:
Kom jongens wij gaan ook.
49
Scéne 19
Jenna in het Lab
[Jenna, Wega, Visser, Gniep] Jenna:
[Paniek] Aaah laat met eruit! Wat is dit voor raar ding! Laat me eruit!
Wega:
[Geschrokken] Wat gebeurd er?
Visser:
Snel er zit iemand in de tijdmachine!
Wega:
JAHRA! Ben jij dat!
Visser:
[Kijkt in de tijdmachine]
Jenna:
WAAAH! Ga uit de weg! Ik heb een katapult en ik schiet je zo voor je kop.
Wega:
Dat klinkt niet echt als Jahra!
Jenna:
Laat me hier nu uit!
Visser:
Kom maar kind, doe maar rustig we zullen je geen kwaad doen.
Jenna:
Rustig? Wat is dit voor een plek! Ik was net nog in het bos en nu sta ik hier. Ik wordt gek, of ik droom… [doet haar ogen stijf dicht]
Wega:
Doe maar rustig meisje! Kom even uit die grote bak en kom even zitten, we zullen het je allemaal proberen uit te leggen.
Jenna:
[Twijfelend] Oké, maar als jullie me proberen te belazeren, echt ik pak me katapult en schiet alles kapot.
Wega:
[vol emotie] Vertel op, hoe is het met Jahra!
Visser:
[corrigerend] Wega, wachten.
Gniep:
Dan schiet je alles kapot? Moet je eens even heel goed luisteren meisje. Als je ook maar iets aanraakt met die smerige poten van je.. [Jenna pakt haar katapult en richt deze op Gniep]
Wega:
GNIEP! Let maar niet op hem hoor. Hij is altijd een beetje sikkeneurig. Misschien is het beter dat je even weg gaat Gniep.
Gniep:
Niet voordat ik weet waar Dr. Thomsen is gebleven! Vertel wat heb je met hem gedaan!
Jenna:
Waar heb je het over? Ik ken helemaal geen Thomsen.
Visser:
Ik vrees dat zij van plek zijn gewisseld in de tijd, maar Dr. Gniep het is beter dat u even weg gaat. We houden u op de hoogte. [duwt Gniep het lab uit] Zo dat is beter, opgeruimd staat netjes.
Jenna:
[Bang] Waar ben ik beland? Waar is iedereen? Waar zijn Thiess en Maria? Ik wil weer terug.
Wega:
Dat is een lang verhaal, ik ga het proberen uit te leggen. Kijk die grote bak waar je net in stond is een soort apparaat waarmee je van plek kan veranderen. En niet alleen van plek maar ook van tijd. We gaan ons best doen om jou zo snel mogelijk weer naar je eigen plek te brengen oké?
50
Jenna:
Een wat? Ik snap het helemaal niet. Eerst zag ik een grote flits en allemaal felle kleuren en vonden we een gekke koker met dit briefje en nu sta ik hier. Dit is hekserij, jullie horen op de brandstapel. [Trekt haar katapult]
Wega:
[geritst het papiertje uit haar handen] Oh nee toch, dat is het briefje voor Jahra.
Jenna:
Jahra? Kennen jullie haar?
Wega:
Ja ik ben de moeder van Jahra! Jij kent haar dus ook?
Jenna:
Als het gaat over Jahra met de gekke rode… [wordt onderbroken]
Visser:
Jas!
Jenna:
Ja inderdaad! [Beginnen allemaal voorzichtig te lachen behalve Jenna]
Wega:
We snappen dat het allemaal heel gek voor je is. Maar Jahra is net als jij van plek gewisseld.
Jenna:
Het is inderdaad niet te geloven, jullie zijn dus echt heksen… Ik moet echt terug naar de kinderkruistocht. Maria en Thies en alle andere kinderen hebben mij nodig. Ik heb jullie niets te bieden. Flits mij terug met jullie heksenkracht en laat ons met rust.
Visser:
Rustig meisje, ik wil eerst weten of je alleen nog dat briefje bij je hebt. Of heb je ook de koker mee genomen?
Jenna:
Nee die heb ik aan Robbert gegeven en die heeft het naar Jahra toegebracht volgens mij.
Wega:
Oké gelukkig, Visser luister, Ik denk dat Dr. Thomsen en dit meisje.. hoe heet je eigenlijk?
Jenna:
Mijn naam is Jenna.
Wega:
Oké, ik denk dus dat Jenna en Dr. Thomsen van plek zijn gewisseld. Dat betekend dat Dr. Thomsen nu in de buurt is bij Jahra.
Visser:
Dat is een geruststellende gedachte. Nu hoop ik maar dat hij haar vertelt dat ze bij de grote kerk moeten verzamelen om terug te komen in deze tijd.
Wega:
Jenna over 2 dagen gaan we proberen om Jahra terug te krijgen. Op dat moment zullen wij jou ook weer terugsturen naar je eigen plek. Je moet het dus nog even met ons uithouden. Oké?
Jenna:
Twee dagen? Dat is nog zo lang! Ik zal het doen maar die rare man van net moet niet teveel in mijn buurt komt.
Visser:
Daar zullen wij voor zorgen. Kom dan laten geven we je even een rondleiding en kunnen wij je laten zien waar je terecht bent gekomen.
51
Scéne 20
Ontmoeting Dr.Thomsen & Jahra
[Anselmus, Christina, Carolus, Jahra, Thomsen, Maria, Robbert] [Zijtoneel] Anselmus:
Ah Christina hier ben je.. Ik was je al aan het zoeken.
Christina:
Hai Anselmus, Oh waarvoor?
Anselmus:
Ooh gewoon even kijken of je alweer zover was om te vertrekken.
Christina:
Ik weet niet of het nu het juiste moment is om alweer onze spullen te pakken.
Anselmus:
Wat bedoel je?
Christina:
Nou wat er met die wolven is gebeurd is natuurlijk niet niks. Ik merk dat alle kinderen erg geschrokken zijn en dat ze behoefte hebben aan wat rust.
Anselmus:
Ja maar, we zijn nog steeds in dezelfde bossen waar al die wolven ook zijn. Je wil toch niet net als Jahra op je geweten hebben dat er nog een kind wordt aangevallen hier.
Christina:
Nee natuurlijk wil ik dat niet, we hebben maatregelen genomen tegen de wolven, dus zolang de kinderen in het kamp blijven zullen ze niet aangevallen worden.
Anselmus:
Dat heb ik inderdaad gezien, en dat getuigt ook van zeer goed leiderschap van jou Christina de kinderen mogen maar blij met jou zijn, maar ik denk toch dat het beter is om onze spullen te pakken en verder te reizen.
Christina:
Waarom die haast? Die ene dag meer of minder maakt toch niet uit.
Anselmus:
Nou kijk het zit zo.. de nachten worden natuurlijk ook steeds kouder dus we moeten gewoon snel verder. Dus kom laten we onze spullen pakken en weer verder trekken.
Christina:
Nee Anselmus, even niet. We blijven vannacht nog op deze plek en morgen ochtend zullen wij alle spullen bij elkaar pakken en weer verder reizen.
Anselmus:
Dan moet je het allemaal zelf maar weten. Als je toch niet naar me wil luisteren dan moet je het lekker op je eigen manier doen. Maar als er iets gebeurd met de kinderen is het jouw schuld.
Christina:
Er zal niks gebeuren.
Anselmus:
Prima, DAAAG
[Hoofdtoneel] [Jahra en Carolus zijn aan het hockeyen] Robbert:
Kijk daar is ze!
Thomsen:
Jahra!
Jahra:
[Verbaasd] Dokter Thomsen? Maar hoe.. wat doet u hier?
Thomsen:
Wat ben ik blij jou te zien!
Carolus:
Ah jullie kennen elkaar. Vrienden van Jahra zijn vrienden van mij. Carolus aangenaam.
52
Thomsen:
Dag Carolus, ik ben dokter Thomsen.
Carolus:
Komt u ook een spelletje hockey spelen dokter Thomsen?
Thomsen:
Wellicht hebben we daar straks wel even tijd voor. Ik geloof dat... [Denkt na over de naam van Maria maar komt er niet op] Hoe heet dat kleine meisje ook al weer?
Carolus:
Maria bedoelt u?
Thomsen:
Inderdaad, Maria is een mooie stok voor mij aan het zoeken waarmee ik kan hockeyen. Maar wilt u zo vriendelijk zijn om ons even te excuseren, ik moet Jahra even onder vier ogen spreken.
Carolus:
Uiteraard. Ik was toch aan de winnende hand.
Jahra:
Nou volgens mij was het 5 – 3 voor mij.
Carolus:
Dat bedoel ik, ik was aan de winnende hand. Robbert durf jij het tegen mij op te nemen?
Robbert:
Ha. Kijk maar uit jij, ik maak je helemaal in. Geef mij die stok maar Jahra.
Jahra:
Dit heet een stick jongens, geen stok.
Robbert:
Stick, stok ik vind het allemaal goed. Kijk maar uit, aanstaande koning.
Carolus:
Ik geef me niet zomaar gewonnen.
Jahra:
Dokter Thomsen vertel hoe bent u hier terecht gekomen?
Thomsen:
Dat is nogal een bizar verhaal. Ik ben blij dat het goed met je gaat. Het gaat wel goed met je toch?
Jahra:
Het gaat uitstekend, alleen af en toe last van hoofdpijn maar gelukkig had Robbert een potje met pillen gevonden en ik wist gelijk dat die voor mij waren. Hoe is het met mama? En dokter Visser?
Thomsen:
Ze zijn erg bezorgd maar het gaat goed met ze.
Jahra:
Maar hoe hebben jullie mij gevonden?
Thomsen:
Ook dat is een bijzonder verhaal. Je moeder en Visser hebben hebben achterhaalt naar welke plek en tijd je was gereisd daarna hebben zij tekeningen gevonden in oude boeken over de kruistocht. Ze kwamen een tekening tegen van een meisje die wel 1000 broden had gebakken en die uitdeelde. En je prachtige rode jas viel gelijk op in de tekeningen.
Jahra:
Oh wat gaaf, die tekeningen moeten van Robbert zijn. Hij heeft altijd zijn penseel vast om alles vast te leggen. En dan zeggen ze dat de jeugd van tegenwoordig de wereld door het scherm van de telefoon ziet. Nou voor Robbert is het niet anders hoor.
Thomsen:
Je hebt gelijk, daarin is er maar weinig veranderd.
Jahra:
Maar dat verklaard nog steeds niet waarom jij hier bent.
Thomsen:
Nee dat klopt. Zoals ik vertelde je moeder en Visser zijn er dus achter gekomen waar jij verblijft. En dat je over 3 dagen in Genua aan zult komen. Ze hebben dus het potje pillen met daarbij het briefje naar je opgestuurd.
53
Jahra:
Welk briefje?
Thomsen:
Het briefje dat bij het potje pillen zat.
Jahra:
Ik heb geen briefje gezien hoor.
Thomsen:
Ooh oke.. dat is vreemd… Maar op dat briefje stond dus, dat jullie over 3 dagen aankomen in Genua en dat je daar om klokslag 12 uur voor de kerk moet gaan staan. En dan kunnen ze ons terug halen.
Jahra:
Wat een goed nieuws! Maar dat verklaard nog steeds niet waarom u hier bent.
Thomsen:
Nou dat was een klein ongelukje. Toen ik in de tijdmachine ging kijken of het potje verdwenen was, is de tijdmachine weer geactiveerd waardoor ik op dezelfde plek terecht kwam als het potje pillen. En toen kwam ik Robbert tegen.
Jahra:
Wauw oké, Dus als ik het goed begrijp moeten wij over 3 dagen bij de kerk gaan staan en kunnen we weer terug naar de toekomst?
Thomsen:
Dat klopt helemaal! Dus je zit hier 3 dagen met me opgescheept.
Jahra:
Laten we er het beste van maken! Ik zal je even voorstellen aan iedereen. Dus je hebt Maria al gezien en Robbert en Carolus.
Thomsen:
En een hele onaardige dame. Bettina.
Jahra:
Oh die heb je ook al gezien… inderdaad niet echt mijn type. En Jenna heb je nog niet ontmoet?
Thomsen:
Nee Jenna nog niet.. Maar daar moet ik je ook nog wat over vertellen.
Jahra:
Oh?
Thomsen:
Toen ik dus hier net aankwam, kwam ik Robbert tegen. Hij dacht dat ik Jenna was. Maar Jenna is plotseling verdwenen. Ze heeft blijkbaar op de plek gestaan waar ik terecht ben gekomen en ik vrees..
Jahra:
[Paniek] Dat zij nu in de toekomst is?
Thomsen:
Inderdaad.
Jahra:
Oh wat moet ze bang zijn. Maar gelukkig is ze bij mijn moeder. Die zal goed voor haar zorgen.
Thomsen:
Dat zal zeker erg spannend voor haar zijn.
Jahra:
Nou inderdaad, voor mij was het al erg bijzonder om terug te gaan in de tijd, maar naar de toekomst zal helemaal raar zijn voor Jenna, zij heeft nog nooit een computer gezien!
Thomsen:
Dat zal even wennen zijn, maar zoals je al zei, je moeder zal erg goed voor haar zorgen.
[Maria komt met een stick opgerend] Maria:
Dag meneer Thomsen! Ik heb een mooie stok voor u gevonden. Doet u mee met spelletje hockey?
Thomsen:
Zeker kind, laten we beginnen!
54
Scéne 21
Uitvoering Duivels plan
[Frederikus, Anna, Bertus, Arthur, Jahra, Maria, Carolus, Thiess, Fernando, Anselmus] [Zijtoneel] Frederikus:
Nou ze moeten nu toch wel een beetje opschieten..
Bertus:
[Laat Fredrikus schrikken met zijn rode spoken masker] Waaaw!
Frederikus:
HELPPPPP
Anna:
Ssst.. wij zijn het!
Frederikus:
Ga weg engerd!
Anna:
Frederikus, ik ben het Anna.
Frederikus:
Ooh zeg dat dan meteen. Ik schrok me kapot.
Arthur:
Dus onze vermomming werkt wel hé!
Frederikus:
Echt wel jullie zien er vreselijk eng uit!
Bertus:
Bedankt, al heeft Arthur niet heel veel nodig om er eng uit te zien.
Arthur:
Nee jij trekt volle zalen.
Bertus:
Nou ik ben in ieder geval een stuk knapper en gespierder dan dat jij bent.
Arthur:
[Sarcastisch] Nou echt wel jij bent moeders mooiste en super gespierd.
Bertus:
Ja dankje, dat zei ik toch.
Arthur:
Ik meende het niet sukkel jouw hoofd is al eng genoeg voor die kinderen.
Anna:
En weer klaar! Stelletje kleuters. We moeten onze kop erbij houden.
Frederikus:
Jep. Wanneer gaan we toeslaan?
Anna:
Wanneer ze gaan slapen.
Arthur:
Zie ze nou zitten, gezellig met z’n allen, bij het kampvuur, lekker te eten, en te praten.
Bertus:
Nou ga er lekker bij zitten zou ik zeggen.
Arthur:
Lijkt me best gezellig.
Anna:
Helemaal niet, jij blijft hier en wacht op mijn teken.
Arthur:
Yes sir!
Anna:
[Geeft Arthur een klap]
Arthur:
Auw..
55
[Hoofdtoneel] Christina:
Goedenavond allemaal,
Carolus:
Hallo Christina.
Maria:
Hai Christina
Christina:
Hallo allemaal, Ik wilde even zeggen dat we morgenochtend vroeg weer vertrekken.
Maria:
Dat is goed nieuws, is het nog ver?
Christina:
Met een beetje geluk zullen wij over 2 dagen in Genua aankomen en dan is het niet ver meer naar Jeruzalem.
Maria:
Gelukkig, want ik heb het er wel een beetje mee gehad.
Christina:
Dat snap ik goed kind, We zijn er bijna en god zal ons ook tijdens de laatste dagen bij staan. Ik zie dat we een nieuw iemand hebben in de kruistocht..
Carolus:
Inderdaad, Dit is Thomsen, een bijzonder slimme man die ook nog eens uitstekend kan hockeyen.
Christina:
Leuk u te ontmoeten Thomsen, mijn naam is Christina.
Thomsen:
Insgelijks mevrouw.
Christina:
Bent u van plan om met ons mee te reizen naar Jeruzalem?
Thomsen:
Nee ik denk dat ik in Genua zal blijven.
Christina:
Helemaal goed. Ik ga weer naar mijn tent want zodra de zon op is zullen we vertrekken. Slaap zacht lieve volgelingen.
Carolus:
Slaap zacht.
Thiess:
Ik denk dat wij ook maar moeten gaan slapen. Ik ben zo moe van al dat hockeyen. Wat jij Fernando?
Maria:
Ooh die ligt al te slapen.
Jahra:
Slaap lekker allemaal.
[Zijtoneel] Bertus:
Slapen ze?
Arthur:
Ik denk het..
Anna:
Oké ik tel af en dan vallen wij ze aan. 3, 2, 1.
[Vallen de kinderen aan die liggen te slapen] Thiess:
Wat gebeurd er! RENNENNN!
Fernando:
Het zijn de geesten van de rode rovers! Ren voor je leven!
56
Carolus:
Pak je zwaarden verdedig jezelf! Jongens?
Anna:
Ik zou maar gaan rennen klein koninkje.
Carolus:
Oké.. ben al weg!
Arthur:
Hé ik heb er één, Muahaha!
Maria:
Laat me los!
Bertus:
Kom die nemen we mee!
Maria:
Laat me los! HELPPP!
Jahra:
Jongens Maria is in nood!
Fernando:
Ik ben weg!
Jahra:
Geef me je zwaard Fernando!
Fernando:
Hier!
Jahra:
Laat haar los, vuillakken!
Bertus:
Dat kind heeft een zwaard!
Arthur:
Oké, we laten haar al los!
Anna:
Waaaawww!!
Jahra:
Rennen Maria, kom mee!
Anna:
Ren kleine opdonders! REN!!
Frederikus:
[Komt langzaam tevoorschijn] Was dat niet een beetje te heftig?
Bertus:
Te heftig? Zag je ze rennen? Die zijn morgen al in Genua als ze zo door blijven rennen!
Anna:
Dit is toch wat je wilde?
Frederikus:
Ja, jullie moesten ze opjagen maar om ze nou vast te pakken en net te doen alsof je ze gaat ontvoeren.
Anselmus:
Uitstekend gedaan Anna, uitstekend. Ik had zo mijn twijfels over je Frederikus maar je hebt laten zien dat je ook wat in je mars hebt.
Fredrikus:
Ja bedankt, Maar dit was niet helemaal de bedoeling maar fijn dat je tevreden bent.
Anselmus:
Tevreden? Je bent geniaal! Nu zullen ze snel in Genua aankomen en kunnen wij ze eindelijk verkopen als slaven! En die Christina maar denken dat ze naar het beloofde land gaan. Wat een mooi nonnen pak al niet kan doen!
Arthur:
Muahahah [Wordt arrogant aangekeken door Anselmus] Sorry ik dacht ik maak het iets dramatischer.
57
Scène 22
Rennen voor de geesten
[Thies, Fernando, Christina, Carolus, Thomsen, Robbert, Jahra, Maria] Thiess: Zijn we ze kwijt? Fernando:
Ik weet het niet.. Ik denk het wel.
Christina:
Oké even rustig allemaal. Laten we even kijken of we iedereen nog bij ons hebben.
Carolus:
Rustig? Heb je die wezens gezien? Dat moeten de geesten van de rode rovers zijn geweest.
Thomsen:
Waar zijn Jahra en Maria? Ik dacht dat ze achter ons zaten.
Christina:
En waar zijn de nonnen?
Robbert:
Oh nee toch.. als het maar goed met ze gaat.
Carolus:
We moeten terug om te kijken waar ze zijn.
Thiess:
Terug? Ben je helemaal gek geworden. Laten we verder rennen..
Carolus:
Nee dat gaat niet. We kunnen Jahra en Maria niet achter laten! Ik ga ze zoeken! JAHRAA! MARIAA!!
[Jahra en Maria komen vermoeid aangerend] Jahra:
We zijn er al! Ik denk dat we ze kwijt zijn.
Thomsen:
Oh gelukkig je bent er..
Jahra:
Volgens mij heb ik ze bang gemaakt met mijn zwaard. Ik denk niet dat ze ons zijn komen volgen.
Thiess:
Gelukkig maar..
Jahra:
Hier Fernando heb je je zwaard terug.
Fernando:
Het lijkt me een beter idee dat jij die bij je houdt.
Maria:
Inderdaad, want jij liet me gewoon barsten. Gelukkig dat jij me kwam helpen Jahra. Zonder jou hadden ze me mee genomen denk ik.
Christina:
Dat is gelukkig niet gebeurd, Jahra bedankt dat je het opnam voor Maria.
Robbert:
Wat gaan we nu doen?
Christina:
Het lijkt me verstandig dat we nog even doorlopen. Een stukje verder ligt Genua. Daar zullen we een aantal dagen verblijven om tot rust te komen.
Thomsen:
Uistekend idee. Maria heb je de nonnen nog ergens gezien?
Maria:
Nee die heb ik een tijdje al niet meer gezien.
Carolus:
Die nonnen zijn oud en wijs genoeg om zichzelf te redden. Kom laten we snel dit bos verlaten en verder lopen naar het dorp.
58
Christina: Goed plan. Laten we verder lopen het is niet ver meer. [Jahra en Dr. Thomsen lopen bij elkaar en Dr. Thomsen wrijft over zijn hoofd] Jahra:
Heb je hoofdpijn Dr. Thomsen?
Thomsen:
Ja, het kwam ineens opzetten. Het voelt alsof er erg veel druk op me hoofd staat.
Jahra:
Heb je afgelopen 24 uur al wel een pil gehad?
Thomsen:
Oh nee dat ben ik helemaal vergeten.
Jahra:
Hier alstublieft. De hoofdpijn zal straks wegtrekken.
Thomsen:
Dank je wel Jahra, je bent maar een dapper en verstandig meisje.
Jahra:
Dankje.
Thomsen:
Ik meen het. Ik vind het erg knap hoe je het afgelopen tijd hebt uitgehouden. En mooi om te zien hoe behulpzaam je bent.
Jahra:
Het gaat eigenlijk allemaal van zelf. En ik vind het stiekem ook wel leuk om hier te zijn. Geen gedoe met telefoons en televisies. Gewoon lekker bezig zijn met elkaar en het zoeken van eten. Dat bevalt me wel.
Thomsen:
Dat kan ik me erg goed voorstellen.
[Carolus, Christina en Bettina lopen bij elkaar] Bettina: Ik ben blij dat we er bijna zijn. Carolus:
Zeg dat wel. Het was een heftige tocht.
Christina:
We hebben echt van alles meegemaakt. De extreme honger, de kou, wolven, en nu ook nog de geesten van de rode rovers. We hebben veel moeten doorstaan met z’n allen.
Carolus:
Heel veel, maar gelukkig kwamen we Jahra tegen onderweg anders had het allemaal nog veel erger kunnen zijn.
Bettina:
Daar heb je gelijk in. Ik blijf haar een rare vinden maar ze heeft de kinderen goed geholpen tijdens de reis.
Christina:
Inderdaad, ze is erg bijzonder.
Bettina:
Oh kijk ik zie het dorp al!
Christina:
Gelukkig we zijn er.
Carolus:
Luister goed allemaal. In de verte ligt Genua. Het is omringt door weilanden daar zullen wij ons kamp opzetten gedurende de nacht.
Thomsen:
Fijn dat we er zijn. Mijn arme laboratorium voetjes kunnen dit helemaal niet aan.
Jahra:
Piepert, nog een klein stukje anders vertel ik aan Dr. Gniep hoe zielig je wel niet bent.
Thomsen:
Nee nee nee, doe dat alsjeblieft niet. Er is niks aan de hand.
Jahra:
Dat was een grapje, rustig maar.
59
Scene 23
Opbiechten Frederikus
[Anselmus, Anna, Frederikus, Arthur, Bertus, Thiess, Christina, Thomsen, Jahra, Maria] Anselmus:
Oh kijk, ze zetten daar hun kamp op. Zoveel kilometers hebben ze nog nooit in een dag gelopen. Jullie actie heeft goed gewerkt mannen.
Anna:
Ahumm.
Anselmus:
En vrouwen natuurlijk.
Frederikus:
En wat is nu het plan?
Anselmus:
Volgens mijn berekeningen komen de slavenhandelaren morgen aan. Wij verkopen de kinderen voor 100 penningen per stuk en wij zullen de rest van ons leven als koningen doorbrengen!
Arthur:
Oh zie je wel! Allemaal buigen voor Koning Arthur!
Anna:
Nee domkop natuurlijk wordt je geen koning. Je wordt alleen stinkend rijk.
Bertus:
Moet dat perse stinkend zijn? Ik hou niet zo van vieze luchtjes.
Anselmus:
Genoeg weer.
Frederikus:
Maar waar gaan die kinderen dan naartoe nadat we ze verkocht hebben?
Anselmus:
Geen idee waar ze terecht komen, misschien wel in Afrika.
Frederikus:
En wat moeten ze daar dan gaan doen?
Anselmus:
Joh wat maak je je druk. Het gaat erom dat wij ons geld krijgen.
Frederikus:
Ik maak me niet druk.. en dat geld is fijn.. maar..
Anselmus:
Geen tijd voor schuldgevoelens. Kom we gaan naar het kamp.
Frederikus:
Gaan jullie maar vast. Ik blijf nog even hier.
Anselmus:
Wat jij wil.
Arthur:
Ja wat jij wil. [Krijgt klap van Anna] Auw..
[Lopen naar het kamp] Thiess:
Oh daar heb je Non Anselmus en haar ordebewakers.
Anselmus:
Dag lieve kinderen, dat was even schrikken hé? Gelukkig zijn we nu veilig in Genua.
Maria:
Waar waren jullie eigenlijk tijdens de aanval?
Bertus:
Wij waren er ook tijdens de aanval [Krijgt een klap]
Anna:
Gaat je niks aan koter, je bent nu toch veilig daar gaat het toch om.
Christina:
Laten we aardig blijven doen. We zijn nu veilig en dat is het belangrijkste.
60
Thomsen:
Hé, waar hebben jullie die andere non gelaten?
Arthur:
Die zit verderop in de bosjes te piekeren.
Thomsen:
Oh.. oké ik ga wel even bij haar kijken.
Anselmus:
Christina heb jij de kinderen al uitgelegd wat nu het verdere plan is?
Christina:
Nee nog niet helemaal.
Anselmus:
Oké, allemaal centraal en monden dicht.
Jahra:
Waar gaat dat dan weer over?
Thiess:
Geen idee. Kom laten we luisteren.
Anselmus:
Luister goed allemaal. We zijn inmiddels in Genua aangekomen. We zullen hier vannacht verblijven. Morgen komen een aantal mensen ons verder helpen. Zij brengen ons naar de heilige stad Jeruzalem. Alle gevaren zijn nu voorbij. Rust goed uit en doe wat wij van jullie vragen.
Maria:
Maar hoe gaan wij naar Jeruzalem dan?
Anselmus:
Dat is nog even een verrassing. Eet met z’n allen en ga daarna lekker slapen. Morgen wordt een bijzondere dag.
Thiess:
[Tegen Jahra] Waarom kan ze niet gewoon vertellen hoe we naar Jeruzalem gaan.
Jahra:
Ik heb geen idee.
Thiess:
Ik vind het altijd maar een griezelig mens die Anselmus.
Jahra:
Ja het is ook niet echt mijn type.
[Zijtoneel] Thomsen:
Oh hier zit je. Iedereen is in het kamp en ik was je al kwijt. Non Frederikus was het toch?
Frederikus:
Ja klopt.
Thomsen:
Is er iets met je?
Frederikus:
Nee het gaat wel.
Thomsen:
Ik zie het toch, vertel wat is er aan de hand.
Frederikus:
Ik kan niet meer naar het kamp.
Thomsen:
Oh? Waarom niet?
Frederikus:
Ik heb iets vreselijks gedaan.
Thomsen:
Ach zo erg kan het toch niet zijn. Kom mee naar het kamp.
Frederikus:
Nou…
61
Thomsen:
Vertel wat heb je gedaan dan?
Frederikus:
Kan ik niet vertellen.
Thomsen:
Want?
Frederikus:
Dan wordt Anselmus laaiend en loopt het hele plan in de soep.
Thomsen:
Maar je voelt je er duidelijk niet goed over. Vertel het op ze minst. Wat kan er nou zo erg zijn?
Frederikus:
Nou oké, ik ben eigenlijk geen non.
Thomsen:
Huh? Je bent geen non? Maar waarom gedraag je je dan zo? En heb je die kleding aan?
Frederikus:
Dat hoort allemaal bij een groter plan.
Thomsen:
Een groter plan? Vertel.
Frederikus:
Kan ik niet
Thomsen:
Vertel..
Frederikus:
Oké, Anselmus is ook geen non, maar we hebben ons verkleed als nonnen.
Thomsen:
Ja dat is me inmiddels duidelijk, maar waarom doen jullie dat?
Frederikus:
Wij hebben Christina laten geloven dat zij een uitverkorenen is en dat ze alle kinderen op een heilige missie moest nemen.. Maar dat is allemaal niet waar.
Thomsen:
Maar waarom laten jullie haar dat dan geloven?
Frederikus:
Wij wilden zoveel mogelijk kinderen verzamelen om ze vervolgens te verkopen als slaven.
Thomsen:
Waaat? Maar waarom?
Frederikus:
Nou het begon allemaal klein met 10 kinderen en dat werden er al snel 100 en nu zijn het 1000en kinderen. En Anselmus werd alsmaar blijer en blijer hoe meer kinderen erbij kwamen hoe rijker we zouden worden. Maar door zoveel kinderen ging de kruistocht veelste langzaam dus moesten we zorgen dat het tempo af en toe omhoog ging. [Snel praten] En toen hebben wij de orde bewakers gevraagd om zich te verkleden als de geesten van de Rode rovers maar toen werd Maria gepakt en dat wilde ik helemaal niet en toen voelde ik me schuldig en naar en nu weet ik niet meer wat ik moet doen.
Thomsen:
Maar dit is vreselijk. Wanneer worden de kinderen verkocht als slaven?
Frederikus:
Morgen.
Thomsen:
Morgen al? We moeten hier een stokje voor steken. Dit mag niet gebeuren.
Frederikus:
Dat lijkt me het beste. Ik wilde dit helemaal niet.
Thomsen:
Het is goed dat je het mij verteld hebt Frederikus. We moeten nu een plan bedenken om Anselmus tegen te houden. Weet je wat. Jij gaat terug naar het kamp en je doet
62
net alsof er niks aan de hand is. Laat niks merken aan Anselmus. En dan stuur je Jahra, Carolus en Christina deze kant op oké? Frederikus:
Oké… maar Anselmus mag dit nooit te weten komen!
63
Scene 24
Het plan tegen Anselmus
Christina, Thomsen, Carolus, Jahra, Anselmus, Frederikus, Robbert, Maria, Thiess, Fernando, Commandant] Christina: Thomsen wat is er aan de hand? Frederikus vroeg of wij hier heen wilde komen en ze zag er niet echt vrolijk uit. Thomsen:
Fijn dat jullie er zijn. Luister goed wat ik jullie nu ga vertellen zal een schrok voor jullie zijn.
Carolus:
Oké dat klinkt niet goed..
Thomsen:
Nee dat is het ook niet.. Frederikus heeft mij net wat opgebiecht. Frederikus en Anselmus zijn geen echte nonnen..
Jahra:
Geen echte nonnen? Waarom gedragen zij zich dan zo.
Thomsen:
Luister even..
Jahra:
Sorry.
Thomsen:
Zij doen zich voor als nonnen en hebben jou, Christina doen geloven dat je op een heilige missie bent. Maar dat is helaas niet waar. Ze hebben alle kinderen verzameld om ze morgen te verkopen als slaven.
Christina:
Maar hoe kan dat? Ze dragen immers ook nonnenkleding!
Thomsen:
Ze hebben een zeer slecht plan bedacht en daar hebben ze jou voor gebruikt. Morgen komen hier slavenhandelaren en als we niets doen worden alle kinderen verkocht als slaven.
Carolus:
Oh daarom deed Anselmus zo geheimzinnig over morgen.
Thomsen:
Inderdaad. Zij is er nog van overtuigd dat de handelaren morgen komen en die zullen de kinderen over de rest van de wereld verspreiden en ze gebruiken als slaven.
Jahra:
Ik ga nu naar haar toe en zal haar eens even flink de waarheid vertellen.
Carolus:
Nee doe dat niet.. we moeten dit slim aanpakken.
Christina:
Eens.
Jahra:
Ik wist dat dat akelige mens niet te vertrouwen was. Wat gaan we nu doen? En wat doen we met Frederikus?
Thomsen:
Frederikus is fout geweest maar ze heeft haar spijt betuigd ze zal met ons plan mee werken om Anselmus in de val te lokken.
Carolus:
Ik heb een idee. Ik ken de commandant van de stadwacht van Genua. Ik vraag of hij samen met een aantal wachters zich voor wil doen als de slavenhandelaren.
Jahra:
Ja goed idee! En zodra Anselmus de kinderen wil verkopen als slaven hebben zij genoeg bewijs om haar voor de rest van haar leven op te sluiten.
Christina:
Uitstekend idee jongens.
Thomsen:
Maar dit was nog niet alles. De ordebewakers.
64
Christina:
Anna, Bertus en Arthur bedoel je?
Thomsen:
Ja inderdaad. Die zitten ook in het complot.
Carolus:
Hoe dat zo?
Thomsen:
Zij moesten het tempo van de kruistocht hoog houden en hebben zich voor gedaan als de geesten van de rode rovers. Allemaal om op tijd aan te komen in Genua. Dus zij zijn op de hoogte van het plan van Anselmus en het zal me niks verbazen als zij meedelen in de winst.
Carolus:
Dan moeten zij ook opgepakt worden.
Jahra:
Inderdaad!
Christina:
Oké we hebben een plan. Het is belangrijk dat we niet laten merken dat wij hiervan afweten. Carolus jij praat met de commandant en zorg dat zij morgenvroeg zodra de zon op is naar ons toekomen in vermomming. En zodra Anselmus heeft gezegd de kinderen te willen verkopen dat ze haar dan oppakken.
Carolus:
Is goed, ik ben weg. Succes!
Jahra:
Wij moeten nu terug naar het kamp anders valt het op. Ik ligt Thiess, Maria, Fernando en Robbert in. Verder doen we net alsof er niks aan de hand is.
Thomsen:
Uistekend, Jahra nog één ding. Morgenmiddag klokslag 12 uur moeten we bij de kerk staan.
Christina:
Waarom?
Jahra:
Je hebt onze hulp niet meer nodig. Wij gaan weer naar huis.
Christina:
Naar huis? Maar?
Jahra:
Geen tijd om uit te leggen we moeten terug naar het kamp.
[Hoofdtoneel] Maria:
Waar is iedereen?
Thiess:
Ik heb geen idee ze liepen even weg. Wil je nog wat eten?
Maria:
Nee dank je.
Jahra:
Ah Thiess, Maria goed dat jullie er zijn. Oh Fernando en Robbert kom eens.
Fernando:
Oké!
Robbert:
Wat is er aan de hand.
Jahra:
Kom even zitten, ik moet jullie wat vertellen.. [Vertelt het verhaal in gebaren]
Anselmus:
Zo Frederikus.. Weer een beetje bijgekomen?
Frederikus:
Ja ja, zeker.. ik was gewoon even zenuwachtig..
65
Anselmus:
Dat snap ik! Maar nu kunnen we niet meer terug en morgen zullen we een fortuin hebben.
Frederikus:
Nou ik kan niet wachten.
Anselmus:
Je bent maar een aparte!
Frederikus:
Ik ga maar slapen, voel me niet zo lekker.
Anselmus:
Goed, Ik denk dat iedereen maar moet gaan slapen, morgen is de belangrijke dag!
Anselmus:
Luister goed allemaal! Het is tijd om te slapen! Morgen een belangrijke dag. Rust goed uit allemaal.
Jahra:
Oké kom wij gaan ook slapen.. morgen is zeker een belangrijke dag.
[Voiceover – nacht dag setting] Anselmus:
Goedemorgen zonnestraaltjes, tijd om de spullen te pakken.
Robbert:
Carolus, waarneer komt de commandant?
Carolus:
Kalm, hij komt wel. Geloof me.
Jahra:
Ssst.. pak je spullen jongens. Speel het spel mee.
Maria:
Ik vind het zo spannend!
Thiess:
Anders ik wel..
Jahra:
Ssst.. komt allemaal goed.
Commandant:
Dag allemaal.
Christina:
Dag meneer, wat kan ik voor u doen.
Commandant:
Ik ben opzoek naar Anselmus. Enige idee waar zij is?
Anselmus:
Ik ben hier! Ik ben er al! Komt u even mee. Dan kunnen wij het even doorspreken.
Commandant:
Uistekend.
Anselmus:
U bent met veel mensen.. poeh poeh.. Anna lopen jullie ook even mee?
Anna:
Zeker!
Anselmus:
Goed we hebben enig contact gehad per brief. Maar zoals u ziet zijn het duizenden kinderen.
Commandant:
Juist..
Anselmus:
Dat is geen probleem voor u toch?
Commandant:
En u bedoelt?
Anselmus:
Het geld dat we hebben afgesproken. 100 penningen per kind en dan zijn ze voor u.
66
Commandant:
[Bedenkelijk] mmm..
Anselmus:
Wacht ik weet het goed gemaakt. U betaald mij 90 penningen per slaaf. Ze zijn allen gezond en kunnen hard werken. Koopje toch? 90 penningen maal 10.000 kinderen dat zijn dus 900.000 penningen als ik het goed zeg.
Commandant:
[Gooit mantel af] GRIJP HEN! Anselmus, jullie worden gearresteerd wegens mensenhandel. U en uw bondgenoten zullen de rest van jullie leven doorbrengen in de cellen van Genua.
Anselmus:
Nee maar, dit is een misverstand. U heeft het verkeerd begrepen maar? Het was allemaal het idee van Frederikus..
Christina:
Daar is niks van waar Commandant. Frederikus is zo eerlijk geweest om dit duistere plan met ons te delen en de kinderen toch nog te helpen.
Anna:
Laat me los jij! Rotzak. Anselmus als ik je te pakken krijg!
Bertus:
Dan ben je nog lang niet jarig!
Anselmus:
Frederikus help me dan ook..
Frederikus:
Jouw plannen zijn in en in slecht. Ik zal jou nooit meer helpen.
Commandant:
Neem ze mee en sluit ze op!
Anselmus:
Nee help me dan! Ze zullen me vermoorden HELLPP!!
Christina:
Jij zal de rest van je leven doorbrengen in de cel en dat is je verdiende loon Anselmus.
Carolus:
Het is ons gelukt!
[Zijtoneel] Thiess:
Die zullen we nooit meer terug zien.
Christina:
Thomsen en Jahra zonder jullie was dit nooit gelukt en had het allemaal slecht af kunnen lopen.
Jahra:
Gelukkig is het allemaal goed afgelopen.
Thomsen:
Jahra we moeten opschieten het is bijna 12 uur.
Maria:
Jahra waar ga je naar toe?
Jahra:
Het is tijd voor ons om weer naar huis te gaan.
Thiess:
[Drammerig] Maar ik ga jullie zo missen..
Jahra:
Wij gaan jou ook missen kleine stoere man.
Fernando:
Ik kan er niet tegen hoor als je gaat huilen.. want dan moet ik ook.. [begint te huilen bij Thiess]
67
Jahra:
Het komt allemaal goed jongens. Passen jullie goed op elkaar wij gaan nu naar de kerk toe om daarna naar huis te gaan.
Thomsen:
Tot ziens allemaal! Ik wens jullie al het beste!
Christina:
Dank jullie wel voor alles!
68
Scene 25
Het weerzien
Gniep:
Nog een paar minuten dames, en dan is het zover. Zijn jullie er klaar voor?
Jenna:
Maar gaat dit wel allemaal goed? Ik vind het toch wel erg spannend hoor.
Wega:
Snap ik. Het is ook spannend. Maar binnen een paar minuten zie jij je vrienden weer terug.
Jenna:
En dan is Jahra weer hier?
Visser:
Ja klopt.
Gniep:
En mijn onmisbare vriend Thomsen!
Wega:
Ja Dr. Gniep ook Dr. Thomsen zal weer terugkomen.
Gniep:
Ik kan niet wachten.
Wega:
Ik hoop maar dat ze bij de kerk staan..
Visser:
Dat komt helemaal goed. Vertrouw nou maar op Jahra. Ze weet heel goed wat ze doet.
Wega:
Kunnen wij nog iets voor je doen Jenna?
Jenna:
Nee hoor. Dank je wel.
Gniep:
Nog 2 minuten..
Visser:
Oké Jenna ga jij weer in de machine staan?
Jenna:
Zal ik doen.
Wega:
Ik voer de juiste coordinaten in.. Goede reis Jenna, Het ga je goed!
Jenna:
Dank je wel! Jullie ook! En doe de groetjes aan Jahra!
Visser:
Zullen we zeker doen!
[Zijtoneel] Thomsen:
We hebben het gered.. ben je er klaar voor Jahra?
Jahra:
Helemaal!
[Hoofdtoneel] Gniep:
Nog 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1. GO
[FLITS BOEM PATS] Wega:
Jahra je bent terug!
Jahra:
MAM!
Gniep:
[Vliegt Dr. Thomsen in de armen] Je bent er weer gelukkig!
69
Wega:
Gaat het goed met je? Ik was zo bezorgd.
Jahra:
Het gaat super! Blij dat ik jullie weer zien!
Visser:
En wij zijn blij dat jullie er weer zijn.
Wega:
Beloof je dit nooit meer te doen?
Jahra:
Beloofd mam.. [Knuffel] Mam ik heb erg honger..
Visser:
Ik zeg MC Donalds!
70