Examenopdracht medewerker ICT niv. 2 Zoek informatie over een actueel onderwerp in de ICT. Gebruik hiervoor internet en vakliteratuur. Verwerk de informatie in een kort, duidelijk verslag. Het verslag wordt gemaakt volgens vastgesteld standaard. (bijlage 1). Aan de hand van het verslag wordt een presentatie gegeven (bijlage 2). Het lezen, schrijven en spreken worden beoordeeld op B1 niveau. Onderstaande beoordelingscriteria horen hierbij. Lezen: Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen. Schrijven: Ik kan eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Spreken: Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen, of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven. In periode 3, vanaf 1 februari tot 1 mei worden per les 2 of 3 presentaties gehouden. De duur van de presentatie is 10 minuten. Bij de presentatie worden 6 vragen gemaakt die na afloop aan de klas worden gesteld. Verslag en presentatie worden op examenniveau beoordeeld. Theorie bij lezen: Communicatie voor ICT hoofdstuk 4.2, 4.3, 4.4 (pag. 123 –132) Theorie bij schrijven: Communicatie voor ICT hoofdstuk 3.7(pag. 103 - 110) Theorie bij spreken, presentatie: Communicatie voor ICT hoofdstuk 8(pag. 199 - 240) Wie presenteert wanneer.
Planning presentaties SWIOB1A 7
16 feb
8
23 feb
9
2 mrt
Gerald Benes, Martijn Katuin Voorjaarsvakantie Djille Dam, Michael Rotteveel, Aron Duursma
10
9 mrt Hugo Appeldoorn, Michel Hart
11
16 mrt Pascal Bos, Evert v.d. Laan, Phi Lee
12
23 mrt Nico Hermes, Kyle Richardson
13
30 mrt Julian Haas, Michael Wiekens
14
6 apr Vrije dag i.v.m. Pasen
15
13 apr Linda Westerkamp, Daniel Leppink
16
20 apr Matthew de Vries, Mike Tiggelman
17
27 apr Dennis Geertsema, Tom Staalsmid
Planning presentaties SWIOB1B 7
16 feb
8
23 feb
9
2 mrt
Vincent Arends, Jorrit Klein Bramel Voorjaarsvakantie Jan Bijkerk, Vincent Westerkamp
10
9 mrt Stefan Keizer, Hans Ensing
11
16 mrt Sasha Herashchenko, Robert Beekelaar
12
23 mrt Wesley Jans, Niels Wagner
13
30 mrt Edwin Tempelman, Rick Koning
14
6 apr Vrije dag i.v.m. Pasen
15
13 apr Justin Kuik, Jan Tapper
16
20 apr Paulo Luis, Jop Sandee
17
27 apr Jeff Oertel
Bijlage 1 REGELS OMTRENT HET MAKEN VAN EEN VERSLAG VOOR NEDERLANDS * * * * *
Het verslag moet getypt worden Er moet gebruik worden gemaakt van een duidelijk lettertype minimale puntgrootte 10, maximale puntgrootte 14 Het verslag mag geïllustreerd worden met plaatjes, deze moeten wel relevant zijn. De plaatjes moeten in verhouding staan tot het verslag De lay-out moet uniform zijn Laat in ieder geval de spellingscontrole het verslag nog eens doorlopen en lees het verslag goed na op taalfouten
Hoe is het verslag opgebouwd: Voorkant: Titel, subtitel Naam schrijver Klas In opdracht voor: vak en/of docent Inleverdatum Iets wat de voorkant leuker maakt (relevant) Inhoudsopgave:
Hoofdstukken, bladzijdennummers
Inleiding:
Waarom dit werkstuk, wat kan de lezer allemaal verwachten bij het lezen van dit verslag/werkstuk
Hoofdstukken:
Zorg voor een goede bladverdeling, verdeel het werkstuk in hoofdstukken alinea’s en/of paragrafen. Zorg ervoor dat de tekst niet letterlijk uit andere boeken wordt overgenomen, het moet wel jouw verslag blijven. Zorg dat de tekst die je schrijft nuttig is. Denk aan de bladzijdennummering.
Nawoord:
Wat heb je van het verslag gevonden, geleerd.
Bronvermelding:
Internet sites; Vaktijdschriften, naam, uitgave en artikel, schrijver; Boek, naam schrijver, titel, uitgeverij en plaats uitgeverij, jaar van uitgave.
Het verslag moet netjes worden ingebonden. Er kan gebruik gemaakt worden van een showmapje of een snelhechter. Belangrijk is wel dat het overzichtelijk en zorgvuldig opgeborgen kan worden. Voor het nakijken is het makkelijker dat de verslagen niet in plastic hoezen zitten. De docent mag met pen opmerkingen maken in het verslag.
Bijlage 2 HOE HOUD IK EEN PRESENTATIE? 1.1
Opbouw:
Inleiding: • Wat is je onderwerp? • Wat is je doelstelling? • Wat ga je vertellen in je presentatie? Kern: •
Behandeling van de onderdelen die je genoemd hebt in de inleiding. Zorg dat de lijn van je verhaal duidelijk blijft.
•
Geef een conclusie, samenvatting of oplossing.
Slot:
Hoe bereid je dat voor? 1. 2. 3. 4.
Kies een onderwerp. (het onderwerp van je verslag.) Noteer alles wat in je hoofd opkomt over dat onderwerp. Gebruik losse woorden, geen hele zinnen. Gebruik je verslag om dit onderdeel op te zetten. Kies uit dit lijstje de dingen die je wilt behandelen in je presentatie. Neem dit over op een nieuw blad en zet de onderwerpen in de goede volgorde. Dit is gelijk je spiekbriefje.
Alleen lijstje met kernwoorden! Hele verhalen worden ingenomen! 1.2
Voor en tijdens je presentatie.
1.
Let op je publiek: • Wat is het voor publiek? • Wat weet je al van het onderwerp? • Waar interesseert het zich voor? • Hoe is je verhouding met het publiek? Tijdens: • Maak contact met je publiek. • Zorg dat het publiek je verstaat, praat rustig, duidelijk, niet monotoon. • Zorg dat het publiek alles goed kan zien.
2.
Hulpmiddelen • Wat voor ruimte is het? • Welke hulpmiddelen ga ik gebruiken? • Moet ik sommige hulpmiddelen bespreken? • Soorten: • Bord: zorg voor krijt en een borstel. Zet niet alles kris kras door elkaar heen. • Video: bespreek deze tijdig bij de docent. Stel hem van tevoren in. • Foto’s, etc.: Let op de grootte. Laat ik de foto’s, voorwerpen, etc. tijdens of na mijn presentatie zien?
3.
Tijd • De presentatie moet 10 minuten duren! Niet korter, maar ook niet langer.
4.
Taalgebruik: • Geen boekentaal, maar ook niet te populair. • Leg moeilijke woorden uit. • Gebruik korte zinnen.
5.
Vragen stellen: • Bouw een mogelijkheid in om het publiek vragen te laten stellen. • Bedenk van tevoren of je de vragen tijdens je presentatie laat stellen of dat je het publiek na je presentatie de gelegenheid geeft om vragen te stellen.