vakblad voor schoolleiders
Schoolleidersregister PO Samenwerken aan kwaliteit van onderwijs
Doen we genoeg tegen pestgedrag De ins en outs van het partnerpensioen Timemanagement in het onderwijs Exploreren van diversiteit in de school
4
mei 2013, 7e jaargang
inhoud
08
rubrieken 04 Korte berichten 07 CNVStandpunt 11
Open Mind
14
Mijn school
16
Vraag & antwoord
18
Boeken
23
Column Dirk van Boven
26
Column Chris Lindhout
27
Korte berichten
2
mei 2013
08
Schoolleidersregister PO Samenwerken aan kwaliteit van onderwijs.
12
Doen we genoeg aan het voorkomen van pestgedrag? Tips voor de praktijk van alledag.
15
Recensie: School en echtscheiding Alledaagse begeleiding binnen schoolbreed beleid.
19
Exploreren van diversiteit in de school Wat is de rol van de schoolleider?
24
Krijg grip op taken met goed timemanagement In het onderwijs is timemanagement essentieel.
19 12 24
colofon
Direct is een uitgave van CNV Schoolleiders en is bestemd voor leidinggevenden in het primair en voortgezet onderwijs. Hoofdredactie: Rob Bovee (tijdelijk) Redactie: Martin de Kock, Fokke Rosier, Wim Oostra, Henk Andeweg, Chris Lindhout Eindredactie: Froukje Meerman Secretariaat: Sonia Piccirillo E-mail:
[email protected] Bureau CNV Schoolleiders Postbus 2510 3500 GM Utrecht E-mail:
[email protected] Directieadvies leden CNV Schoolleiders: Ed Weevers (030) 751 10 04 E-mail:
[email protected] Advertenties: Recent BV (020) 330 89 98
[email protected] CNV Schoolleiders Ledenadministratie
[email protected] (030) 751 10 03 Opmaak: FIZZ marketing & communicatie, Meppel Druk en afwerking: Ten Brink, Meppel (0522) 24 61 62 Direct is het officiële orgaan van CNV Schoolleiders. Sinds november 2010 is er de mogelijkheid om een los abonnement te nemen op Direct. De kosten zijn € 46,00 per jaar voor 8 nummers. Hiervoor is geen lidmaatschap van CNVS vereist. Bij een lidmaatschap van CNV Schoolleiders is toezending van het blad inbegrepen.
directief
Schoolleiders spelen een cruciale rol in de kwaliteit van het onderwijs. Nog meer dan in het verleden staan schoolleiders voor de uitdaging om te sturen op het verbeteren van de onderwijsopbrengsten van alle leerlingen. Daarbij worden ze voortdurend geconfronteerd met de veranderende eisen die aan hun vak worden gesteld. Langer doorwerken, kwaliteit van onderwijs, echtscheidingen, diversiteit, timemanagement; slechts een greep uit de aandachtsgebieden uit uw onderwijspraktijk. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de ouders van een leerling gaan scheiden? Waar doe je als school goed aan als de verhoudingen tussen een kind en zijn ouders veranderen? Dan diversiteit. “Om de in de school aanwezige diversiteit in al haar kleuren te exploiteren, zijn schoolleiders een onmisbare schakel in het geheel.” Schoolleiders initiëren en coördineren immers het proces van visievorming voortdurend op nieuwe inzichten. Schoolleiders moeten zich bekwamen in het hanteren van een antenne gericht op problemen die zich kunnen voordoen voor mensen die in een minderheidspositie verkeren, gezien hun achtergrond en identiteit die anders is dan die van de meerderheid. Heeft een dag standaard te weinig uren? Is er een probleem met prioriteiten stellen? In het onderwijs is timemanagement essentieel. Het geeft inzicht en alternatieven hoe beter met de tijd te kunnen omgaan. Nog even en Nederland gaat op zomervakantie en bent u bezig met de planning van het nieuwe schooljaar, waarbij deze aandachtsgebieden na enige weken wederom uw volle aandacht zullen vragen. De redactie
mei 2013
3
korte berichten Werkgevers lopen boos weg bij cao-overleg voortgezet onderwijs De vertegenwoordigers van de VO-raad zijn boos weggelopen bij de onderhandelingen over een nieuwe cao voor het voortgezet onderwijs. Eerder hadden zij een voorstel gedaan om fors te bezuinigen op een aantal cao-regelingen. Zo zou de BAPO beperkt moeten worden tot maximaal 10 procent vanaf zestig jaar met een eigen bijdrage van 50 procent. Verder willen de werkgevers het trekkingsrecht (een keuzemenu gelijk aan 1 procent loonruimte) schrappen evenals de tweederde meerderheid bepaling bij verandering van het taakbeleid en het entreerecht op LD voor eerstegraders. Een deel van het hierdoor bezuinigde bedrag willen zij gebruiken voor een loonsverhoging van 2 procent. De rest is volgens hen nodig om de gevolgen van een tekortschietende bekostiging door de overheid op te vangen. Toen de vakbonden een tegenvoorstel deden, liepen de werkgevers zonder nog verder te willen luisteren boos weg.
In het voorstel van de bonden wordt een deel van de gelden die nu in de cao zitten anders ingezet, waarbij werknemers meer keuzemogelijkheden krijgen. Wie vooral last heeft van een hoge werkdruk, krijgt dan de mogelijkheid die merkbaar omlaag te brengen. En wie toch het meest behoefte heeft aan een loonsverhoging kan zijn budget laten uitbetalen. Bestuurder Joany Krijt: “Die 2 procent loonsverhoging klinkt misschien mooi, maar die zouden de werknemers geheel uit eigen zak moeten betalen en dan zou er daarnaast ook nog eens flink gesnoeid moeten worden in de cao. Wij maken ons ook zorgen over de kwaliteit van het onderwijs die onder druk komt te staan. Maar wij vinden het principieel onjuist dat de werknemers de tekorten dan maar uit hun arbeidsvoorwaarden moeten bijpassen. Dan maak je het de politiek wel heel gemakkelijk om te bezuinigen.” Meer informatie vindt u op www.cnvo.nl.
Volg ons op Twitter CNV Schoolleiders is actief op Twitter. Volg @schoolleiders om op de hoogte te blijven van het nieuws van CNV Schoolleiders. 4
mei 2013
CNV Onderwijs helpt scholen bij social media beleid
Wilt u iets doen? Het bestuur van CNV Schoolleiders is op zoek naar leden die vanuit de praktijk een bijdrage willen leveren.
beeld de Onderwijsinspectie of die een netwerkbijeenkomst willen participeren in de regio.
Bijvoorbeeld leden die een keer naar een bijeenkomst willen met bijvoor-
Heeft u interesse? Mail dan naar
[email protected].
Basiskwaliteit voldoende, verbetering stagneert
Steeds meer scholen benaderen CNV Onderwijs met vragen over social media. Er is vooral behoefte aan kennis over de effecten van social media, de manier hoe jongeren kunnen leren met behulp van social media en het opzetten van een goed social media beleid op school. CNV Onderwijs biedt vanaf oktober trainingen aan om scholen hierin te begeleiden. CNV Onderwijs biedt drie modules: ‘Social media in de school’, ‘Leerstrategieën van de digitale generatie’ en ‘Social media beleid: draagvlak bij schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders’. Meer informatie vindt u op www.cnvo.nl.
Uit het onderwijsverslag 2010/2011 van de Onderwijsinspectie blijkt dat Nederlandse scholen over het algemeen voldoen aan de inspectienormen voor basiskwaliteit. Nederlandse leerlingen en studenten presteren goed en de meeste leerkrachten beschikken over de benodigde basisvaardigheden. Dankzij inspanningen van leraren en schoolleiders is de kwaliteit van voormalig (zeer) zwakke scholen en opleidingen verbeterd. Alhoewel er binnen bijna alle sectoren sinds 2007 een forse daling zichtbaar is van het aantal (zeer) zwakke scholen en opleidingen, ziet de Onderwijsinspectie veel ruimte voor verbetering. De Onderwijsinspectie wil het ambitieniveau verhogen. Op dit moment is er een klein aantal scholen dat bovengemid-
deld presteert. De grote middengroep kan op een aantal punten verbeteren. Door een betere afstemming op verschillen tussen (groepen) leerlingen kan het onderwijs verbeterd worden. Ook stelt de Onderwijsinspectie dat de leerlingenzorg, de kwaliteitzorg, het opbrengstgericht werken en de kwaliteit van de examens naar een hoger niveau kunnen. Leraren, schoolleiders, besturen en andere actoren moeten gezamenlijk optrekken om het onderwijs te verbeteren. Tot slot zal de Onderwijsinspectie haar rol onderzoeken en verkennen hoe zij kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering bij de middengroep van scholen en instellingen. Het toezicht wordt meer gedifferentieerd; boven de ondergrens van basiskwaliteit zullen ook andere categorieën onderscheiden worden.
“Wij willen de beste studenten op de pabo’s en lerarenopleidingen om tot het beste onderwijs te komen”
CNV Onderwijs is het eens met het kabinet dat selectie aan de poort
van pabo’s en lerarenopleidingen op motivatie en niveau plaatsvindt.
mei 2013
5
MR Partnerschap Een professionele school vraagt professionele medezeggenschap. CNV Onderwijs Academie onderstreept het belang van een goed functionerende MR en biedt advies. Daarnaast biedt de Academie verschillende trainingen aan die op uw eigen locatie kunnen worden gegeven. Voor structurele ondersteuning biedt CNV Onderwijs Academie het MR Partnerschap aan.
Kijk voor meer informatie over advies en Partnerschap op www.cnvo.nl/academie, bel (030) 751 17 47 of stuur een e-mail naar
[email protected].
Uw partner in training en advies
CNVStandpunt Decision makers
Rob Bovee bestuurslid CNV Schoolleiders
Hoe betrouwbaar zijn onze ‘decision makers’? Er is een sociaal akkoord gesloten tussen werkgevers en werknemers met behoud van een fatsoenlijke werkloosheidsregeling, een rechtvaardiger ontslagstelsel, meer perspectief voor flexpersoneel, extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking, uitzicht op het overwinnen van de pensioenencrisis, een betere overbruggingsregeling van het AOW-gat en voor jongeren een beter pensioenvooruitzicht. Het bezuinigingspakket van ruim vier miljard is van tafel. Burgers worden uitgedaagd om een huis of auto te kopen, waardoor de koopkracht toeneemt en de inkomsten voor de overheid stijgen. Een weekend later oppert de VVD-fractieleider dat het bezuinigingspakket in september op tafel terugkeert, wanneer de koopkrachtcijfers tegenvallen. De PvdA-fractieleider, de coalitiepartner, bevestigt dit een krappe week later in de Tweede Kamer. Op 15 maart meldt Stamos (Statistieken ArbeidsMarkt Onderwijs Sectoren) dat in het studiejaar 2012/2013 minder studenten zijn gestart met een lerarenopleiding op de pabo en de eerste en tweedegraads hbo lerarenopleidingen. De conclusie is gerechtvaardigd dat de huidige leerkrachten in het onderwijs langer nodig zijn. In 2010 zijn een kleine drieduizend collega’s gestopt met werken door met (ouderdoms) pensioen te gaan, Flexibel Pensioen en door Uittreden (de ‘oude’ FPU-regeling). De gemiddelde leeftijd van het gebruik van de pensioenregelingen is gestegen naar 63 jaar (peildatum juni 2012). In de lijn van
het gesloten sociaal akkoord een goede ontwikkeling. Een flankerende maatregel om collega’s langer aan het werk te houden, is de BAPO-regeling (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen). “De bedoeling van de BAPO-regeling is het aantrekkelijk maken om aan het arbeidsproces te blijven deelnemen door taakverlichting en/of taakvermindering.” Een werknemer van 52 jaar of ouder kan hiervoor kiezen en de feitelijke werktijd te verminderen. Vanaf 52-jarige leeftijd kan dat voor eentiende van de betrekkingsomvang, vanaf 56 voor tweetiende. Hiervoor moet dan een stukje van het salaris ingeleverd worden. De cijfers laten zien dat in 2000 het deelnamepercentage van de BAPO in het primair onderwijs voor 52-jarigen 31,5 procent was en in 2010 is teruggelopen naar 23 procent. De zestigjarigen laten een ander beeld zien. Was het percentage van deelname in 2000 nog 58,1 procent, in 2010 is het percentage gestegen naar
‘De huidige leerkrachten zijn in het onderwijs langer nodig’ 67,1 procent. Veel schoolleiders hebben in het verleden collega’s aangesteld om de BAPO-collega’s te vervangen. Als wij gemakshalve even uitgaan dat de vervanging 100 procent is, dan werkt een substantieel deel van het totale personeelsbestand in de ‘vervangingsruimte’ van de BAPO. Veelal zal dit niet meer een-twee-drie te herkennen zijn, maar wanneer er gesproken wordt over het verminderen van de BAPO, een van de maatregelen die de decision makers voorstaat, krijg ik het als bestuurder van CNV Schoolleiders aardig warm. Natuurlijk kan men de tegenvallende instroom op de opleidingen voor een deel wegstrepen tegen het voornemen om de BAPO-regeling te versoberen. Of ouder wordende collega’s gezond de werkzaamheden kunnen blijven uitvoeren, zal de toekomst uitwijzen. De geschetste dossiers zullen mogelijk in 2013-2014 voor een deel worden aangepakt en of decision makers altijd uw belang voor ogen hebben, zal moeten blijken.
mei 2013
7
Schoolleidersregister PO: samenwerken aan kwaliteit van onderwijs Schoolleiders spelen een cruciale rol in de kwaliteit van het onderwijs. Nog meer dan in het verleden staan schoolleiders voor de uitdaging om te sturen op het verbeteren van de onderwijsopbrengsten van alle leerlingen. Daarbij worden ze voortdurend geconfronteerd met de veranderende eisen die aan hun vak worden gesteld. Om het beroep schoolleider in het primair onderwijs te versterken en verder te professionaliseren is de stichting Schoolleidersregister PO opgericht.
L
eidinggevenden in het primair onderwijs hebben voortdurend te maken met veranderende politieke, onderwijskundige, morele, sociale en organisatorische eisen, die aan hun vak gesteld worden. Binnen hun integrale leiderschap komen andere accenten te liggen, zoals op onderwijskundig leiderschap en het zorgen voor een professionele leercultuur. Geld voor professionalisering Schoolleiders moeten in deze tijd een diversiteit aan kwaliteiten bezitten. Daarom is het van belang dat schoolleiders zich blijven professionaliseren en om het schoolleiderschap verder te versterken. Overheden en schoolleiders stellen zelf ook steeds meer eisen aan leiderschap. Het kabinet heeft in het
‘Schoolleiders moeten in deze tijd een diversiteit aan kwaliteiten bezitten’ Begrotingsakkoord 2013 extra geld vrijgemaakt om de professionalisering van schoolleiders steviger op de kaart te zetten. Vanaf 2013 krijgen scholen hiervoor 29,5 miljoen euro. Staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit extra geld toegekend, nadat de sociale partners in het primair onderwijs in de cao-po afspraken hebben gemaakt over de professionalisering. Volgens deze afspraken heeft elke schoolleider jaarlijks recht op 2.000 euro extra professionaliseringsbudget voor studieverlof, studiekosten of andere professionaliseringsactiviteiten om te kunnen voldoen aan de registratieeisen voor vakbekwame schoolleiders.
8
mei 2013
Gebruik huidige kennis en ervaring Schoolleidersregister PO bouwt voort op de rijke kennis en ervaring van de Nederlandse schoolleiders academie (NSA) op het gebied van professionalisering en registratie van schoolleiders. In 2012 heeft de NSA een vernieuwde versie van de beroepsstandaard voor schoolleiders in het primair onderwijs ontwikkeld. Deze beroepsstandaard rust op een stevig wetenschappelijk fundament, waarover consensus is bereikt met het werkveld in de volle breedte. De beroepsstandaard bestaat uit een competentieprofiel, bekwaamheidseisen en eisen aan verdere professionalisering en is gebaseerd op kenmerken van effectief leiderschap. Schoolleidersregister PO gebruikt dit advies om nieuwe ontwikkelingen van de beroepsgroep te toetsen en activiteiten te ontwikkelen. Registratie Professionalisering van schoolleiders is geen doel op zich, maar een middel om te komen tot goed onderwijs. Een professionele houding impliceert een vermogen en wil om continu te reflecteren op eigen kennis, effectiviteit van kennisoverdracht en vaardigheden en zichzelf te ontwikkelen. Professionele ontwikkeling en schoolontwikkeling zijn met elkaar verbonden. Daarbij speelt ook contextleren, zoals peer review, team- of netwerkleren een rol. Door voortdurend en planmatig te werken aan de professionele ontwikkeling, blijft men vakbekwaam. De registratie van bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud in een schoolleidersregister helpt bij de verdere professionalisering
Fotograaf Bert de Jong
Drs. Ursie Lambrechts is voorzitter van Schoolleidersregister PO.
van schoolleiders. Het register draagt eraan bij dat schoolleiders effectief en efficiënter met hun bekwaamheidsonderhoud bezig zijn en maakt voor iedereen transparant hoe schoolleiders aan hun bekwaamheid werken. Om deze redenen is registratie in de cao-afspraken verplicht gesteld. Vanaf juni zal registratie als schoolleider via www.schoolleidersregisterpo.nl mogelijk zijn. Schoolleiders die zich al hebben ingeschreven in het register van de NSA, blijven Register Directeur Onderwijs (RDO) wanneer zij zich inschrijven in het nieuwe register. Zij moeten bij inschrijving dan wel vermelden dat zij al ingeschreven waren in het register van NSA.
Schoolleidersregister PO zal in de komende tijd een definitief reglement opstellen met criteria en een procedure voor registratie en verlenging van registratie na vier jaar. Voor een breed gedragen registerreglement betrekt Schoolleidersregister PO zoveel mogelijk belanghebbenden en vooral de beroepsgroep zelf bij de ontwikkeling. Yvonne Vaes-Lucas, bestuurslid namens CNV Onderwijs en bestuurslid van CNV Schoolleiders: “We zijn nu, samen met de beroepsgroep, hard bezig met de inrichting van het register en met het vaststellen van de eisen en reglementen. Het gaat om meer dan alleen het opdoen van kennis. Heel belangrijk is juist de toepassing daarvan. Het moet een register worden, waarop schoolleiders trots kunnen zijn en waarin besturen vertrouwen hebben.” Startbijeenkomsten In juni vinden vier regionale bijeenkomsten ‘Samenwerken aan kwaliteit in het primair onderwijs’ over het beroep schoolleider, professionalisering en het schoolleidersregister plaats. Tijdens
mei 2013
9
de bijeenkomsten wordt meer informatie gegeven over Schoolleidersregister PO, de activiteiten en over het register. Diverse mensen van binnen en buiten de sector komen aan het woord over
‘Het register draagt eraan bij dat schoolleiders effectief en efficiënter met bekwaamheidsonderhoud bezig zijn’ professionalisering en professionele ruimte. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sander Dekker, opent officieel tijdens de eerste bijeenkomst op 10 juni het register. Over de stichting Schoolleidersregister PO heeft als taak het bewaken, stimuleren en borgen van de kwaliteit van schoolleiders. De stichting
Startbijeenkomsten De bijeenkomsten vinden plaats op: 10 juni in Den Haag 11 juni in Zwolle 12 juni in Nijmegen 13 juni in Eindhoven
Programma van de bijeenkomsten 14.00 uur Opening drs. Ursie Lambrechts, voorzitter Schoolleidersregister PO 14.20 uur Duurzaam leren en organiseren Prof. dr. Joseph Kessels 14.55 uur Professionalisering en professionele ruimte 15.30 uur Pauze 15.45 uur De Wereld Draait Door Verschillende gasten
10 juni 16.15 uur Speech staatssecretaris drs. Sander Dekker 16.45 uur Borrel
11, 12 en 13 juni: 16.30 uur Afsluiting drs. Ursie Lambrechts, voorzitter Schoolleidersregister PO 16.45 uur Borrel U kunt zich aanmelden voor de startbijeenkomsten van het Schoolleidersregister PO via www.schoolleidersregisterpo.nl/startbijeenkomst.
10
mei 2013
faciliteert schoolleiders op verschillende manieren en met verschillende instrumenten. Het schoolleidersregister PO houdt zich bezig met: • de ontwikkeling en verspreiding van kennis, instrumenten en goede praktijkvoorbeelden over de professionalisering van schoolleiders; • het formuleren en periodiek actualiseren van bekwaamheidseisen voor schoolleiders in het primair onderwijs; •h et formuleren van eisen ten aanzien van het onderhoud van de bekwaamheid; • het vaststellen van de registratiecriteria en de registratieprocedures; •d e certificering van opleidingen en (na-) scholingsaanbod in relatie tot bekwaamheidseisen en registratiecriteria. Het Schoolleidersregister PO is een onafhankelijke organisatie die wordt gedragen door de werkgeversorganisatie PO-Raad en onderwijsvakorganisaties AVS, AOb en CNVO. Yvonne Vaes–Lucas (CNVO, directeur Basisschool Het Dal/ Brede School Markeent), Hubert de Waard (PO-Raad, lid College van Bestuur van Agora), Roelf Willemstein (directeur AVS), Frens Lemeer (AOb, Sprankel, speciaal basisonderwijs te Den Bosch) en de onafhankelijk voorzitter Ursie Lambrechts vormen het bestuur van het Schoolleidersregister PO. Lambrechts (1955) is van 1994 tot 2006 Tweede Kamerlid geweest voor D66 en was onder andere woordvoerder onderwijs. Zij is oud-voorzitter van de Evaluatie- en Adviescommissie Passend Onderwijs en op dit moment lid van de Onderwijsraad. Meer informatie Voor meer informatie over Schoolleidersregister PO en de activiteiten van de stichting kunt u kijken op www.schoolleidersregisterpo.nl. Henny Tuinenburg
Open mind De laatste tijd ben ik flink in de weer geweest met raden van toezicht in het primair en voortgezet onderwijs: evaluaties, trainingen, werving. Het levert telkens weer een nuttige inkijk op in actuele state of the art van het toezicht in het onderwijs. In deze column de zaken die opvielen. Een verhaal over focus, balans en onzekerheden. Maar ik begin met een belangrijke herbevestiging van een eerdere signalering. In tegenstelling tot het beeld van governance (bestuur en toezicht in het onderwijs), zoals dat hardnekkig rond zingt in de media en het publieke debat, wil ik nogmaals duidelijk neerzetten dat (naar wat ik daadwerkelijk zie) de raden van toezicht en bestuurders oprecht, gewetensvol en serieus werken aan een goede invulling van hun taak. Misschien verkeer ik in de verkeerde kringen, maar ik kom niet zoveel grote ego’s tegen, of ‘graaiers’ en ‘zakkenvullers’. Integendeel, ik ben juist optimistisch over hoe bestuur en toezicht zich ontwikkelen. Dat blijkt bijvoorbeeld in de evaluaties. Ik zie een grote bereidheid om zich de vaak nieuw verworven rol goed toe te eigenen, conform afspraken die gelden in de sector, maar ook vanuit de behoefte om toegevoegde waarde te leveren aan de lokale situatie, de eigen school of scholen. Ik houd ervan als ik burgers bereid zie om vrije tijd te besteden aan de publieke zaak en daarom verantwoordelijkheid willen dragen voor het onderwijs en de vorming van een nieuwe generatie. Ons onderwijs kent een groot maatschappelijk draagvlak en een brede participatie van burgers. Laten we die alstublieft niet frustreren door cynisme en gebrek aan geloof in al diegenen die het goed willen doen en daaraan hard werken. Dat ‘goed doen’ gaat overigens niet vanzelf. Goede intenties helpen, maar dan begint het pas. Wat me opvalt, is dat veel interne toezichthouders zich onvoldoende realiseren waar het focus in hun activiteit ligt. En dat is: in het toezicht op en de bevordering van kwaliteit van bestuur, opdat het bestuur op zijn beurt goed toezicht houdt op kwaliteit van scholen c.q. onderwijs. Vaak zie ik dat interne toezichthouders zich sterk richten op de kwaliteit van scholen.
Ze kijken over de schouder van de bestuurder mee en vormen zich een oordeel. Met regelmaat leidt dat tot goedbedoelde en soms nuttige adviezen en acties. Sympathiek, maar het schampt wel langs hun kerntaak. Toezicht houden op bestuur is moeilijk, moeilijker dan besturen zelf. Bestuurders geven richting, maken beleid en realiseren doelen. Toezichthouders beoordelen of de bestuurder goed richting geeft, of het beleid landt en of er doelen worden gerealiseerd. En als je je dan voorneemt als toezichthouder om het stellen van goede vragen tot je voornaamste interventie te maken, dan moet je soms heel goed nadenken over welke vraag je wilt stellen. Want een echt goede vraag stellen, is vaak moeilijker dan het geven van een oordeel. Tja, veel toezichthouders zeggen te worstelen met de balans tussen distantie en betrokkenheid. Het valt veel toezichthouders niet mee om goede wegen te vinden voor het gevolg te geven aan de drang om betekenis te verlenen zonder op de stoel van de bestuurder te zitten of zonder zich te verliezen in details. Vaak gaat het gesprek over deze balans ook over de vraag of je als toezichthouder over de goede informatie beschikt en bij wie je die informatie haalt.
Intern toezicht Werkbezoeken, representatie bij bijzondere gelegenheden, themabesprekingen, georganiseerde contacten met interne partijen als (G)MR en middenmanagement kunnen helpen om aan de behoefte aan betrokkenheid tegemoet te komen. Bovendien leveren deze activiteiten eigen, specifieke informatie op. Dan een echt minder prettige ervaring: veel toezichthouders zijn onzeker geworden naar aanleiding van enkele debacles in de sector. Veel vragen zich af of ze wel beschikken over alle benodigde informatie, of deze volledig is en betrouwbaar, of ze wel een goed beeld hebben van de bestuurlijke kwaliteit, en of ze niet op enig moment onaangenaam verrast worden. Veel vertrouwen hun bestuurder, dat zeker wel, maar blijven evengoed zitten met een onrustig makend gevoel. En als er dan tegenvallers zijn, schiet menig toezichthouder in de kramp, of beter: in de overreactie. In het spectrum van interventies dat hen ter beschikking staat, kiezen ze een die voor dat moment echt te ver gaat, met alle escalerende gevolgen van dien. Met scherpe vragen gericht zijn op het bestuurlijk handelen, kom je als toezichthouder heel ver. Maar menigeen meent dat er eigen actie nodig is, terwijl daarvoor dan nog geen reden is. Zo zou je het kunnen zeggen en zo wordt het ook ervaren: velen zijn nog op zoek naar hun rol. En dat is niet zo gek in sectoren, waarin het interne toezicht relatief nieuw is. Velen beleven plezier aan de zoektocht, genieten van processen waarlangs dat gebeurt en nemen groei waar. In mijn onderzoeken tijdens evaluaties zie ik dat terug. Vaak is goed af te lezen, dat een beginnende raad van toezicht in een jaar flink is gegroeid. Dat is wat mij betreft goed nieuws.
U kunt reageren op deze column via harm.
[email protected].
Harm Klifman
maand mei 2013 2011
11
Doen we genoeg aan het vo Laten we als directeuren eerlijk zijn. Het barst van de mensen die ons vertellen welke theorieën achter het pesten zitten. Boeken vol, gedachten genoeg, maar waarmee wij geconfronteerd worden, dat is de praktijk van alledag. Directeur uit het primair onderwijs Chris Lindhout deelt zijn tips om direct te gebruiken.
O
ké, je kunt mensen als pestcoördinatoren opleiden. Je kunt ze een LB-functie geven en denken: ‘telt lekker mee in de functiemix’. Je kunt allerlei antipestprogramma’s doen, invoeren, implementeren en monitoren, maar uiteindelijk moet het in de groep gebeuren. De meisjes en jongens voor de klas zullen het met de ouders moeten doen. Vandaar dat we als Direct handzame aanzetten willen geven, die je direct kunt gebruiken. Geen cursussen, geen langdurige trajecten met nazorg, maar wat gaan we doen en doen we genoeg?
Een informatieavond voor de ouders, waarin hun rol wordt belicht, is geen gek idee. Het plaatsen van tips op de website en het regelmatig in het schoolnieuws laten terugkomen van dit onderwerp. Het kan zijn dat het pestprotocol en de rollen en acties die daarin staan, eens per jaar in een bouwvergadering worden doorgewerkt en besproken. Op deze manier herhalen, is ook hier zeer nuttig, omdat zo de hele school dezelfde aanpak van pestgedrag bevordert. Maak onze aandacht voor deze zaak zichtbaar. Maak in de groepen 5 tot en met 8 en op de gangen bordjes met daarop een advies voor de ‘meelopers’. Zij zijn
Suggesties vanuit de geledingen Peil de meningen in de ondernemingsraad en de medezeggenschapsraad of de school voldoende doet aan het voorkomen van pestgedrag. Die geledingen kunnen goede informatie geven over hoe de sfeer in de school is en wat zij (de ouders) ervaren en als gewenst beschouwen. Niet dat de ouders de koers uitzetten. Dat doe jij met je team. Maar hun kijk erop is best relevant. Ook de leerlingenraad kan zo zijn input geven. Dus gebruik hen. Als er één geleding is, die weet hoe het zit, zijn zij het wel. Praktijk Natuurlijk beschikt de school over een sociaal-emotioneel lesprogramma. Er valt nog winst te boeken op het voorlichtingsterrein en de aandacht voor de ‘stille gepeste’. Dat kan door bepaalde activiteiten in onderling overleg te initiëren. Die activiteiten zijn dan op twee zaken gericht. Ten eerste het geven van voorlichting zonder dat er een casus aan de orde is. Als tweede het creëren van situaties, waarin kinderen hun gevoelens kwijt kunnen. Voorlichting Geef voorlichting aan leerlingen, ouders en leerkrachten en maak zichtbaar wat pesten is. Je kunt leerlingen voorlichten door drie maal per jaar een moment prikken, waarbij je het pesten op een adequate manier in de groepen aan de orde stelt. Dat kan via directie/zorg gestalte krijgen in de vorm van suggesties over de te behandelen onderwerpen. Doel is een structurele aanpak. Een aanpak die dus is afgesproken in alle groepen. Natuurlijk is ingaan op een actuele situatie (casus) prima en zelfs noodzakelijk. Dan kun je teruggrijpen op wat in de structurele momenten is behandeld. Hiermee ontloop je de valkuil dat de methode de leidraad wordt en niet de huidige situatie.
12
mei 2013
je aangrijpingspunt. Zij zijn degenen die preventie versterken. Zorg dat alle ouders dit pamflet per e-mail ontvangen. In de onderbouw kan via pictogrammen herhaald aandacht gevraagd worden voor dit probleem. Gevoelens Een andere tip is om situaties te creëren, waarin kinderen hun gevoelens kwijt kunnen. Hier komt de ‘stille gepeste’ om de hoek. Degene die wel gepest wordt, maar het nergens durft te melden om
oorkomen van pestgedrag? redenen als repercussies en angst. Voorstel is om een vertrouwenspersoon of -personen aan te stellen, die geen hiërarchische verbinding hebben met de leerlingen, voor zover dat mogelijk is. Te denken valt aan de IB-er/adjunct. De directeur kan gezien zijn uiteindelijke juridische verantwoordelijkheid de rol van vertrouwenspersoon lastig op zich nemen, is mijn mening. Deze vertrouwenspersonen worden elk jaar geïntroduceerd in de groepen (5 tot en met 8). Ze geven tips in de groepen om ‘stille meldingen’ te kunnen afgeven. De suggestie- en complimentenbus is ook een optie, maar daaraan kleven enkele steekhoudende bezwaren.
onderbouw met pictogrammen. 6 Stel vertrouwenspersonen voor in de groepen 5 tot en met 8. Wij hebben goede ervaringen om leerlingen uit groep 8 eens per jaar een presentatie te laten maken en die presentatie te laten zien in de groepen 6 tot en met 8 . Gouden tip Pesten is in de hele maatschappij aanwezig. Van voetbalveld tot werkvloer, van kerkclub tot straat en camping. Het is een utopie om een wet te maken in het onderwijs en dan te denken dat het pesten uitgebannen wordt. De gouden tip is: ‘je pest nooit iemand die je kent’. Scholen moeten het leren kennen van elkaar (van kind tot kind) tot hoofditem verheffen. Sommige kinderen kennen elkaar nauwelijks. Je kunt allerlei activiteiten bedenken, die bevorderen dat leerlingen elkaar leren kennen en ja, op een kleine school is het makkelijker dan op een grote. Waar is het onderzoek dat aantoont dat pesten op een kleine school minder aanwezig is dan op
‘De gouden tip is dat je nooit iemand pest die je kent’
De tips kort samengevat: 1 Drie maal per jaar een les geven in het kader van pesten. 2 Plan een informatieavond voor de ouders. 3 Tuig een website op met informatie over pesten voor ouders en laat het item regelmatig terugkeren in het schoolnieuws, dan wel via een aparte mailing. 4 Bespreek aanpak pestpreventie eens per jaar in een teamvergadering. 5 Maak regels rondom pestgedrag visueel in de klas en in de gangen. Werk in de
een grote school? En dan willen we kleine scholen gaan afschaffen? We zijn de verbinding met elkaar en misschien wel met onszelf een beetje verloren. Het zou goed zijn als dat wat terugkwam. Vrienden pesten elkaar niet. Nu hoef je niet met elk kind bevriend te zijn, maar het gevoel van eenheid, van ‘ik ken jou’, draagt veel bij aan het voorkomen van pesten. En dan bedoel ik niet het ‘kennen’ dat we via Facebook doen. Het is goed als iedere school zich de vraag ter harte neemt of ze genoeg doet aan het voorkomen van pesten. Niet als een aanzet tot weer een systeem, maar als betrokken vraag die geboren is uit liefde voor de kinderen. Chris Lindhout
mei 2013
13
mijn school Over de schouder meekijken met ….. Eva We kijken mee over de schouder van Eva, teamleider van een vmbo-t school. Dit is het vierde schooljaar van haar leiderschap. Eva heeft veel idealen, is een bezig baasje en betrokken bij haar leerlingen.
Het schijnt dat er zo’n zestien jaar geleden een wet is gemaakt, die regelt dat er meer vrouwen moeten gaan leidinggeven in het onderwijs. Hoe ik dat weet? Mijn vader heeft ook in het onderwijs heeft gezeten en wist me dat nog precies te vertellen. “Ik lees daarover nooit meer iets. ’t Zal nu wel ongeveer voor mekaar zijn”, zei hij laatst tegen me. De aanleiding was mijn opmerking dat er geen mannen meer solliciteren op nieuwe functies. We houden deze maanden weer ons rondje voor volgend schooljaar. Alleen voor gymnastiek solliciteerde er een jongen die net van het hbo kwam. Maar goed, er komen bijna alleen maar vrouwen op onze advertentie af. De lerarenopleiding is blijkbaar ook al aan het vervrouwelijken. Verder struin ik tegenwoordig ook de basisscholen af. Ik
14
mei 2013
kom daar altijd in november om voorlichting over onze vmbo-t afdeling te geven. Eerlijk gezegd probeer ik daar meer met de onderwijzers te praten, dan met de ouders. Als er onder hen iemand is, die belangstelling heeft om bij ons de centrale vakken te geven, dan is dat mooi meegenomen. Maar ook daar werken tegenwoordig bijna alleen maar vrouwen. Af en toe is er nog een wat oudere man, meestal nog de directeur, maar die wil dan niet meer naar het vmbo. “Dat is voor mij geen uitdaging meer”, gaf op een van de scholen een directeur eerlijk toe. “Over drie jaar ben ik 65 jaar en vier maanden, dan houd ik het echt voor gezien.” Trouwens, over motivatie gesproken, maar dat zeg ik maar even tussendoor. Ik heb op internet opgezocht hoe het nu zat met die wet om meer vrouwen in de schoolleiding te krijgen. Ze waren er wel,
maar kwamen niet. De toenmalige minister Netelenbos heeft die wet geregeld. “Ze staat nu haar mannetje in de scheepvaart”, vertelde mijn vader met een lachje om zijn mond. Destijds dus mannen zat, de vrouwen wilden niet in de schoolleiding. Ik schrijf jullie dit, omdat we tegenwoordig zeggen: ‘mannen zat, maar ze willen niet meer voor de klas’. Zelfs de leerlingen beginnen af en toe erover te klagen. Je zou het niet verwachten, maar het zijn juist de meiden bij ons op school die het roepen. Ze schuwen daarbij stevige uitspraken niet. “Mevrouw, het lijkt hier wel een nonnenklooster”, riep Samantha laatst door de klas. Uiteraard reageerde ik: “Nou, nou, Samantha dat kan wel iets minder, vind je ook niet.” Ze kreeg zelfs bijval en ik moest bekennen dat er geen mannelijke leraren meer bij kwamen. Jullie begrijpen het al, ik wil een nieuwe wet die voorschrijft dat op alle scholen voortaan 50 procent van de docenten man is. Daarom doe ik deze keer maar eens een oproep aan die mensen in de Tweede Kamer dat de man weer terugkomt in het onderwijs. Daar zitten nog mannen zat. Ik heb ook begrepen dat als ze stoppen met Kamerlid zijn, ze moeilijk een baan kunnen krijgen. Laat ze die kans pakken. Het zou fantastisch zijn als de onderwijsbond daarvoor nu eens een actie begint. Ik zou zeggen; laten alle vrouwen die dit lezen vragen of de bazen van onze vakbond naar Den Haag gaan en daar bij onze vrouwelijke minister van Onderwijs een oproep doen om een wet te maken. Een wet voor de mannen! Ik ben benieuwd. Verder moet ik bekennen dat ik op 30 april ook naar Amsterdam ben geweest. Een heel gedoe om er te komen. Je had de verbaasde gezichten van een paar oudleerlingen moeten zien die ik tegenkwam op het Rokin. Zo hadden ze mij nog nooit gezien, Oranje Boven! Maar wat wil je? We kregen sinds honderd jaar weer een man op de troon.
recensie School en echtscheiding Alledaagse begeleiding binnen een schoolbreed beleid Na de kerstvakantie is het duidelijk geworden voor drie gezinnen op een school. De partners kunnen niet langer met elkaar door een deur en ze zetten de scheidingsprocedure in gang. Gelukkig stellen de ouders de school in kennis van deze voor kinderen zeer ingrijpende beslissing. Maar waar doe je als school goed aan, wanneer ouders van een leerling gaan scheiden en de verhoudingen tussen een kind en zijn ouders veranderen?
H
et boek ‘School en echtscheiding’ van Angelique van der Pluijm en Margit Grevelt probeert de problematiek van echtscheiding gerelateerd aan school te vertalen naar een planmatige manier van begeleiding voor het kind met aansluiting op de uitgangspunten van de huidige zorgroute en passend onderwijs. De eerste drie hoofdstukken van het boek hebben een inleidend en beschrijvend karakter over de achtergrond en de feiten rond echtscheiding. Je krijgt inzicht in juridische aspecten, waarmee je rond echtscheiding rekening moet houden. Bij het beschrijven van de sociaal emotionele aspecten die worden beïnvloed door een echtscheiding, worden bijvoorbeeld per leeftijdsgroep mogelijke reacties geschetst van kinderen op het scheiden van hun ouders. Vanuit een zogenoemde ‘dynamische driehoek’ geven de auteurs het belang aan van structuur in de groeiruimte die een kind moet hebben om zich te kunnen ontplooien. Een scheiding is korte of lange tijd van negatieve invloed op deze groeiruimte.
Weerbarstige realiteit De laatste hoofdstukken van het boek pretenderen dat het omgaan met echtscheiding te vatten is in een protocol. Dit schuurt met de weerbarstige realiteit, waarin de emoties die komen kijken bij een echtscheiding rond een kind het niet altijd mogelijk maken ‘om volgens een boekje te werken’. Ook op de voorbeeldteksten bij het protocol valt wel wat af te dingen. De schrijvers hebben op basis van een grote hoeveelheid literatuur tips, voorbeeldvragen en documenten op een rij gezet die in de praktijk zeker bruikbaar zijn. De bijlagen bieden ook een meerwaarde voor de schoolorganisatie. Martin de Kock
Zorgroute De auteurs plaatsen op basis van gesprekken over echtscheiding op veel scholen het begeleiden van leerlingen in een ‘zorgroute’. Deze route kan per school op detail verschillen. Ze bieden een overzichtelijk stappenplan, waarin ze omschrijven welke partijen je inzet om een leerling te begeleiden die worstelt met de gevolgen van een echtscheiding van zijn ouders. Vanuit het stappenplan dat gericht is op de totale organisatie, worden ook concrete aanbevelingen voor de leerkracht gegeven. Hierbij wordt gestart bij het bieden van alledaagse begeleiding en van hieruit wordt geschetst hoe leraren in gesprekken met kinderen over de scheiding kunnen praten, maar ook hoe ze met ouders kunnen communiceren over blijvende betrokkenheid op de ontwikkeling van hun kind. Het boek geeft hierbij veel relevante aandachtspunten en voorbeeldvragen. Bij het omgaan met ouders wordt benadrukt dat de wederzijdse verwachtingen duidelijk moeten zijn.
School en echtscheiding Alledaagse begeleiding binnen een schoolbreed beleid Angelique van der Pluijm & Margit van Grevelt ISBN: 9789088503269 Uitgeverij SWP € 24,90
mei 2013
15
vraag & antwoord
Partnerpensioen, hoe zit dat eigenlijk? Een uitvaartverzekeraar roept mensen op niet te wachten tot het te laat is met het uitspreken van waardering voor mensen die je dierbaar zijn. Op deze manier probeert hij aandacht te vragen voor een goede overlijdensverzekering. Maar weet u eigenlijk hoe het zit met de uitkering die uw partner krijgt als u komt te overlijden?
De Algemene nabestaandenwet (Anw) is een volksverzekering, waarop oorspronkelijk iedereen van wie de partner overleed een beroep kon doen. Voor de Anw gelden dezelfde verzekeringsvoorwaarden als voor de AOW. Gedurende de periode dat iemand in het buitenland woont met een sociale uitkering of in het buitenland werkt en op grond daarvan in dat land verzekerd is voor sociale voorzieningen, is hij niet verzekerd voor de Anw. Kort gezegd: wie in Nederland geen AOW-premie betaalt, is niet verzekerd voor de Anw.
16
mei 2013
Anno 2013 geldt de Anw voor een beperkte doelgroep: mensen die geboren zijn voor 1 januari 1950 en mensen die geboren zijn in of na 1950 en voldoen aan tenminste een van de volgende voorwaarden op de dag van overlijden van de partner. Ze hebben een (ongehuwd) kind, jonger dan achttien jaar dat tot de huishouding behoort, zijn voor tenminste 45 procent arbeidsongeschikt of bij zwangerschap. De uitkering duurt zolang de uitkeringsgerechtigde aan de voorwaarden blijft voldoen en geen nieuwe partner heeft, maar uiterlijk tot de datum waarop de AOW ingaat.
De hoogte van de uitkering bedraagt nu 1.119,52 euro per maand, exclusief 82,56 euro vakantie-uitkering. Op de Anw-uitkering worden andere sociale uitkeringen volledig gekort. Inkomen uit arbeid en (vroeg)pensioenen wordt gedeeltelijk gekort. Daarvan wordt 50 procent van het minimumloon gekort en eenderde van het inkomen dat overblijft. De overheid heeft plannen om de duur van de Anw-uitkering te maximeren tot twaalf maanden. Meer informatie kunt u opvragen bij de Sociale Verzekeringsbank. ABP Partnerpensioen Het ABP kent twee vormen van partnerpensioen: de uitkering bij overlijden voor 65 jaar en de uitkering bij overlijden op of na 65 jaar. Deze uitkeringen verschillen in hoogte en voorwaarden. Partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar (PP 65-): bij de toekenning van het partnerpensioen in
deze situatie wordt onderscheid gemaakt tussen de opgebouwde rechten over de periode tot 1 juli 1999 en de periode daarna. Is het pensioen uitsluitend opgebouwd in de periode tot uiterlijk 1 juli 1999, dan bestaat bij overlijden voor 65 jaar altijd recht op partnerpensioen. Dit pensioen wordt dan alleen berekend over de opgebouwde diensttijd. Is er sprake van diensttijd die (mede) is opgebouwd vanaf 1 juli 1999, dan is er alleen recht op een partnerpensioen als er op de datum van overlijden sprake is van pensioenopbouw bij het ABP vanuit een baan, een werkloosheidsuitkering uit een baan, waarin ABP-pensioen werd opgebouwd of ouderdoms- of invaliditeitspensioen vanuit een baan, waarin ABPpensioen werd opgebouwd. Als het deelnemerschap aan het ABP eindigt, bijvoorbeeld doordat een werkloosheidsuitkering eindigt of door ontslag zonder recht op een uitkering, dan vervalt het recht op partnerpensioen. Dan kan een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen worden geruild tegen een partnerpensioen 65-. Dat moet binnen drie maanden, nadat het deelnemerschap is geëindigd. De waarde van het op deze manier verkregen recht op partnerpensioen is afhankelijk van de leeftijd waarop de uitruil plaatsvindt. Als voldaan wordt aan de voorwaarden voor het PP 65-, wordt de hoogte van de uitkering gebaseerd op de pensioenjaren die de overledene tot 65 jaar zou hebben opgebouwd. Het partnerpensioen bedraagt 5/7e deel van het ouderdomspensioen over de pensioenjaren die zijn opgebouwd tot 2006 en 5/10e deel voor de jaren daarna. Voor deelnemers met FPU (overgangs)recht geldt dat het hele partnerpensioen 5/7e deel van het ouderdomspensioen bedraagt. Als de partner aan wie het PP 65- wordt toegekend nog geen 65 is, wordt een toeslag toegekend als compensatie voor de hogere loonheffing die tot 65 jaar van toepassing is. Deze toeslag bedraagt 7,5 procent van het PP 65-. De toeslag eindigt als de belanghebbende een nieuw partnerschap aangaat. Als de partner aan wie het PP 65- wordt toegekend geen recht heeft op Anw, wordt een toeslag verleend tot maximaal 75 procent van de Anw. De hoogte is afhankelijk van het aantal pensioenjaren, waarop het
PP 65- is gebaseerd. Is de belanghebbende jonger dan veertig jaar, dan duurt de toeslag maximaal twaalf maanden. Net als bij de Anw gaat de toeslag omlaag, naarmate er naast het PP 65- nog andere inkomsten ontstaan. De toeslag eindigt bij 65 jaar. Niet duidelijk is of deze toeslagen worden aangepast aan de nieuwe AOW-leeftijd. Bijzonder Partnerpensioen 65Als de overledene een ex-partner had, kan het zo zijn dat een deel van het PP 65- naar de ex-partner gaat. Dat geldt dan voor opgebouwde pensioenjaren in de periode tot 1 juli 1999 voor zover de relatie
belanghebbende jonger is dan 65, dan gelden de bepalingen over de compensatie voor de hogere loonheffing tot 65 jaar en de Anw-vervangende toeslag onder dezelfde voorwaarden als bij het PP 65-. Bijzonder partnerpensioen 65+ Als er sprake is van een ex-partner, dan heeft deze recht op PP 65+ indien het partnerschap met de overledene was ingegaan, voordat de overledene 65 jaar was. Voor de berekening van dit bijzondere partnerpensioen worden ook de jaren meegeteld, waarop de overledene pensioen heeft opgebouwd en die voorafgaan
‘Het ABP kent twee vormen van partnerpensioen’ tussen de overledene en de ex-partner tot die datum heeft geduurd. Het recht op het bijzonder partnerpensioen geldt ook als tijdens de relatie ouderdomspensioen is omgezet naar partnerpensioen 65-. Het bijzondere partnerpensioen 65- wordt in mindering gebracht op het partnerpensioen 65- van de latere partner. Overige bepalingen Het PP65- loopt na 65 jaar door en eindigt bij overlijden van de belanghebbende. Als de belanghebbende een nieuwe huishouding gaat voeren, wordt het PP65- opnieuw (en blijvend) vastgesteld. Daarbij blijven de pensioenjaren van de overleden die liggen tussen het overlijden en 65 jaar buiten beschouwing. PP 65+ Partnerpensioen bij overlijden op of na 65 jaar (PP 65+): bij het overlijden op of na 65 jaar heeft de achterblijvende partner recht op een PP 65+. Voorwaarde is dat het partnerschap is aangegaan, voordat de overledene 65 jaar werd. Over de periode tot 1 januari 2004 bedraagt de uitkering 5/7e deel van het ouderdomspensioen dat in dezelfde periode is opgebouwd, voor de periode daarna is de uitkering nog maar 5/14e van het ouderdomspensioen. Als de deelnemer kiest voor het partnerplus-pensioen, wordt ook over de periode vanaf de ingangsdatum van deze verzekering 5/7e deel van het ouderdomspensioen uitbetaald. Als de
aan het partnerschap. Voor de hoogte geldt ook hier dat voor de pensioenjaren tot 2004 5/7e van het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en over de daarna opgebouwde pensioenjaren 5/14e. Uitruil Zoals beschreven, kan een deel van het ouderdomspensioen worden omgezet naar partnerpensioen 65-. Dat kan alleen op het moment waarop de pensioenopbouw stopt, bijvoorbeeld bij ontslag of einde werkloosheidsuitkering. Maar er zijn ook andere uitruilmogelijkheden. Op het moment waarop het ouderdomspensioen ingaat, kan een deel van het ouderdomspensioen worden omgezet in partnerpensioen en omgekeerd. Voor omzetting van partnerpensioen naar ouderdomspensioen is de toestemming van de partner nodig. Als er geen partner bekend is bij het ABP, wordt de omzetting van partnerpensioen naar ouderdomspensioen automatisch toegekend. Als u partnerpensioen 65+ omzet naar ouderdomspensioen, levert elke euro partnerpensioen 65+ ongeveer 17 cent ouderdomspensioen op. Omgekeerd brengt elke euro ouderdomspensioen die u omzet in partnerpensioen 65+ ongeveer 4 euro op. De in dit artikel beschreven regeling kent specifieke bepalingen die van toepassing zijn in specifieke situaties. Het ABP kan u daarover meer vertellen. Jan Damen, CNV Onderwijs
mei 2013
17
boeken
Executieve functies besturen de gedrags- en aandachtsgebieden in de hersenen. Ze ontwikkelen zich langzaam tot in de volwassenheid. Bij iedere leeftijd hoort specifiek gedrag dat te maken heeft met het rijpingstadium. Paula Moraine laat zien dat het mogelijk is bij iedere leerling de executieve functies te versterken en verder te ontwikkelen. Een voorwaarde voor het slagen van dit proces is te weten of de leerling wel begrijpt wat er van hem gevraagd wordt. Heeft het te leren werk betekenis voor de leerling en bovenal heeft de leerling het gevoel dat hij het aankan? Ze behandelt de voorwaarden voor een goede relatie met de leerling, het belang van de relatie, inzicht in sterke en zwakke kanten en ze benadrukt dat het belangrijk is dat ouders en school hierin samen met de leerling werken. Dit alles is geïllustreerd met casussen.
Wat is pesten? Hoe ontstaat het? Hoe voelt het om gepest te worden en wat kun je eraan doen? In dit hulp- en werkboek kunnen kinderen aan de hand van gerichte vragen en opdrachten opschrijven en tekenen wat het pesten met ze doet en hoe ze het kunnen aanpakken om er iets tegen te doen. Het doel is om het zelfvertrouwen van een gepest kind op te bouwen, dat het zijn grenzen leert aangeven en dat het kind leert om voor zichzelf op te komen. Het boek leert kinderen dat ze ook zelf iets tegen het pestprobleem kunnen doen.
Aandacht graag Leerlingen ondersteunen in het beheersen van alledaagse executieve functies Paula Moraine ISBN 9789088503856 Uitgeverij SWP € 24,90
Pesten Mijn boek over durf en zelfvertrouwen Astrid Tulleners ISBN 9789085605218 Uitgeverij SWP € 15,50
18
mei 2013
In het boek staat een stappenplan met veel praktische tips. Het biedt ook handvatten om pesten in de klas aan te pakken. Het boek is geschikt voor kinderen vanaf tien jaar, voor ouders, leerkrachten en hulpverleners.
Als kinderen sociaal onhandig zijn, worden ze al gauw vreemd of niet passend bij de sociale norm gevonden. In dit handboek staan gemakkelijk te leren spelletjes voor kinderen van vijf tot twaalf jaar om sociale vaardigheden aan te leren en het helpt volwassenen om de sociale vaardigheden van kinderen te begrijpen en aan te moedigen. Daarnaast presenteert het boek de theorie achter de spelletjes in begrijpelijke taal en bevat het een grote variatie aan activiteiten, actief en passief, verbaal en non-verbaal, voor groepen van verschillende groottes. Deborah Plummer schenkt aandacht aan kwesties die zich kunnen voordoen als je werkt met kinderen met zeer uiteenlopend communicatief gedrag, inclusief kinderen met leerproblemen. Ze biedt diverse cognitieve en gedragsmethoden om kinderen te helpen de vaardigheden die in de spelletjes aan bod komen, te versterken.
Kinderen sociale vaardigheden leren door middel van spel Deborah M. Plummer ISBN 9789088502491 Uitgeverij SWP € 21,50
De rol van de schoolleider bij het exploreren van diversiteit in de school President Barack Obama heeft de wereld verrast met zijn inaugurale rede bij de aanvaarding van het presidentschap voor de Verenigde Staten op 20 januari 2013 door diversiteit als centraal thema uitvoerig aan de orde te stellen. U heeft het ongetwijfeld gelezen en wellicht heeft het u geïnspireerd om voor uw eigen leef- en werksituatie een vertaling te maken.
D
e president liet tijdens de inauguratieplechtigheid de openlijk homoseksuele dichter Richard Blanco zijn gedicht ‘One Today’ voordragen. Hij pleitte voor een open en vrije samenleving, waarin iedereen, ongeacht sociale en culturele achtergronden en ongeacht seksuele geaardheid, de ruimte krijgt om te participeren in die samenleving. Om dit te realiseren, werd natuurlijk ook het onderwijs aangegeven; het zou eens niet zo zijn. Toch wordt er nog wel eens geklaagd in het onderwijs, en ongetwijfeld ook bij de schoolleiders, dat het onderwijs er niet is om alle maatschappelijke problemen het hoofd te bieden. Oppervlakkig gezien lijkt het er in de politieke discussie wel over te gaan en dat wordt mede gestimuleerd doordat men steeds nieuwe items benoemd, die dan vervolgens in projecten en eisen worden neergelegd, veelal zonder bijbehorende financiën en faciliteiten erbij te verstrekken. En door dat laatste is het logisch dat er geklaagd wordt. Ontwikkelingen Als we er wat nader bij stilstaan, is het niet zo vreemd dat bij het bespreken van maatschappelijke vraagstukken altijd de link een keer gelegd wordt naar het onderwijs. Het gaat er bij onderwijs immers om dat leerlingen zo goed mogelijk worden voorbereid op het leven in die samenleving
mei 2013
19
en, waar nodig, zo goed mogelijk ondersteuning krijgen bij het leven dat ze al leven. Zij moeten zoveel mogelijk hun eigen verantwoordelijkheden leren dragen binnen hun omgeving en binnen de school. Ze moeten zichzelf worden en leren met anderen om te gaan. Dit waren vroeger impliciete doelstellingen, toen scholen en gezinnen onderdeel waren van homogene gemeenschappen. Door de culturele en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw zijn er grote wijzigingen opgetreden in de homogeniteit van de Nederlandse en de lokale gemeenschap. Door met name de deconfessionalisering en de emancipatiebewegingen in ons land zijn er grote verschil-
‘Een verantwoordelijk wereldburger worden, moet een centrale plaats krijgen in doelstellingen van het onderwijs’ len ontstaan, in de wijze waarop er tegen opvoeding en onderwijs wordt aangekeken. Dit kreeg nog een dimensie erbij door de immigratie vanuit vele culturen. De multiculturele samenleving is een feit en dat geeft ook nog heel wat complicaties met de resultaten van de emancipatiebewegingen van vrouwen, lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender mensen (LHBT) in onze eigen cultuur, waar ook wij vaak nog niet helemaal uit zijn. In maart heeft Maurice Crul zijn oratie uitgesproken bij het aanvaarden van het hoogleraarschap Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit. Ik haal een paar citaten uit het interview dat
20
mei 2013
hij gaf aan NRC van 25 maart 2013 onder de titel ‘Minderheden doen mee na goed onderwijs’. Niet een apart contract, maar goed onderwijs zorgt voor participatie van etnische groepen. “De grote vraag is hoe er in een samenleving die in toenemende mate divers is, omgegaan wordt met de participatie vanuit verschillende groepen. De dominante visie op de multi-etnische samenleving werd geruime tijd bepaald door het idee van het multiculturalisme. Het centrale concept daarbij was tolerantie. Dit opent, zo heeft de actualiteit in de afgelopen week ook weer bewezen, de deur voor tolerantie van opvattingen die resulteren in de onderdrukking van anderen, zoals de uitsluiting op basis van seksuele geaardheid. Die schijnbaar onontwarbare knoop, waarin het multiculturalisme zichzelf heeft vastgedraaid, blokkeert al jaren het integratiedebat.” “De oproep van Asscher tot intolerantie van intolerantie ondersteun ik van harte, maar de weg ernaartoe moet een andere zijn. Zijn eis tot aanpassing is vooral gebaseerd op het idee van het gelijk van de eigen etnisch gedefinieerde meerderheid. Dat is gezien de emancipatie van de tweede generatie en ook gezien de getals-
verhoudingen in de grote steden, waar die aanpassing afgedwongen moet worden, steeds meer een gepasseerd station.” “De klassieke minderheidsgroepen, zoals Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse Nederlanders, worden in toenemende mate gevestigde groepen, assertief en opkomend voor hun eigen belangen en die van hun kinderen. Het is niet zozeer de vraag of zij participeren, maar hoe beleidsmakers en instellingen omgaan met hun eis tot participatie.” “Het oude integratie-denken moet op de schop. Het opbouwen van intolerantie voor intolerantie, met name in de superdiverse stad, kan niet op een andere manier tot stand komen dan vanuit de minderheidsgroepen zelf. Het grote verschil rond de publiciteit over Junus nu, in vergelijking met tien jaar geleden, is dat hoogopgeleide Turks-Nederlandse jongeren, zoals de schrijver Özean Akyol, zich in de media en op internet uitspreken om homoseksualiteit te aanvaarden. Dat is een opvallend nieuw gegeven dat nog nauwelijks is opgepikt in de discussie.” “Hoe kun je het onderwijs zodanig inrichten dat dit tot participatie in de samenleving leidt. Niet een participatiecontract leidt tot emancipatie, maar de mogelijkheid om te participeren leidt tot emancipatie.” “In zijn hoedanigheid van minister van Sociale Zaken heeft Asscher zelf de sleutel in handen om de participatie te bevorderen. Met de huidige drie dagdelen opvang via de voorschool leren de allochtone kinderen geen Nederlands en kunnen hun moeders niet de arbeidsmarkt op. Door een geïntegreerde en kwalitatief goede opvang van vijf dagen aan te bieden, pakt de minister het taalprobleem aan en bevordert hij de emancipatie van de vrouwen. Werkende Turkse tweedegeneratie vrouwen veranderen het denken in de Turkse gemeenschap, niet het participatiecontract van Asscher.” School Ontwikkelingen en nieuwe inzichten zullen ook binnen de school leidend moeten zijn en de politieke kaders zullen de noodzakelijke ruimte moeten creëren. Zichzelf
leren worden en leren omgaan met anderen en een verantwoordelijk (wereld)burger worden kan niet meer alleen impliciet vorm krijgen, maar moet een centrale plaats krijgen in de doelstellingen van het onderwijs. Dat is wat in de internationale discussie over onderwijs voor de 21ste eeuw, met name in UNESCO, ook als zodanig geformuleerd wordt als aanvulling op de school als instelling om kennis over te dragen (UNESCO-rapport ‘Learning: The Treasure Within’ uit 1996). Dat heeft, buiten het basisonderwijs, echter nooit een expliciete verandering van centrale onderwijsdoelstellingen opgeleverd in ons land. Het is symptomatisch dat de discussie over de onderwijskwaliteit zich veelal beperkt tot het reken- en taalniveau. Vorig en dit jaar zijn we, ik vrees tijdelijk, een paar keer ‘wakker’ geschud door een paar schrijnende pestgevallen en zelfdodingen. In de multiculturele samenleving ziet ook de concrete omgeving van de school en de school zelf er zeer divers uit. Toch wordt de aanwezige diversiteit vaak nog niet als uitgangspunt gehanteerd voor de inrichting van het onderwijs, deels omdat deze soms ook onzichtbaar aanwezig is. We kennen het onderscheid in vrouwen en mannen, jongens en meisjes, culturele en sociale
‘Ruimte scheppen om ook voor die minderheid het vinden van de eigen identiteit mogelijk te maken’ achtergronden, arm en rijk, levensbeschouwelijke diversiteit, zelfs ook binnen de vroegere vaste richtingen, seksuele (LHBT) en gender-diversiteit, leerlingen die extra aandacht nodig hebben en leerlingen die meer moeten worden uitgedaagd om te excelleren. De diversiteit in leerstijlen is veel groter dan vroeger bij het overdragen van kennis wel werd gedacht. Je bent je vaak niet ervan bewust dat voor een aantal met name LHBT-kinderen en ook voor sommige collega’s in de school problematische situaties kunnen ontstaan, die direct met hun eigen identiteit te maken hebben. Het ontdekken dat je seksuele oriëntatie anders is dan die van de meerderheid, kan kinderen uit hun evenwicht brengen. De school is vaak eerst geneigd te stellen dat dit soort problemen op de eigen school niet speelt en dan doe je er ook niets aan. Daarna komt de houding van herkenning van het probleem in de eigen situatie. En dan pas kom je eraan toe er ook iets aan te gaan doen. In het laatste stadium maak je bewust gebruik van de diversiteit die in allerlei schakeringen ook op uw school aanwezig is. Dan pas ga je ruimte scheppen om ook voor die minderheid het vinden van de eigen identiteit mogelijk te maken. En dat kan samen met de overige leerlingen, bijvoorbeeld door een Gay Straight Alliance op te zetten van homo- en heteroseksuele leerlingen
mei 2013
21
gezamenlijk (www.gaystraightalliance.nl). Het expertisecentrum EduDivers heeft veel materiaal voor scholen ontwikkeld (www. edudivers.nl). Verder kunt u de website van het COC raadplegen en van de plaatselijke afdelingen, die ook activiteiten voor scholen organiseren en aanbieden. Een van de voorbeelden daarvan is seksuele diversiteit op Nijmeegse scholen (www.gezondeschoolregionijmegen.nl). U kunt van vele speciaal voor de school ontwikkelde producten gebruikmaken. In scholen die deze bewustwordingsstadia van ontkenning tot bewust gebruikmaken van de diversiteit hebben doorlopen, heeft men ontdekt dat dit leidt tot nieuwe creativiteit en tot innovatie van onderwijs (‘Our Creative Diversity’, UNESCO-rapport uit 1995). De ontstane openheid en ruimte naar elkaar toe blijken grote invloed te hebben op de sfeer in de school, waardoor het werkklimaat beduidend verbetert, zo werd in januari geconstateerd op de studiedag van Zestor (arbeidsmarkt- en opleidingsfonds
‘Om de diversiteit in school in al haar kleuren te exploiteren, zijn schoolleiders onmisbaar’ voor het hbo) onder de titel ‘De essentie van diversiteit’. Het gaat om menswording en leren met elkaar te leven en daarbij zijn alle bekende vakgebieden van belang als leveranciers van oriëntatiepunten voor iedereen in het eigen leerproces. Vakgebieden zijn geen doel meer op zichzelf, maar dienstbaar aan de individuele ontplooiing van de (jonge) mens. De Finse onderwijsexpert Pasi Sahlberg zei daarover: “Het Finse onderwijsbeleid is momenteel erg gericht op kunst, creativiteit en theater. Dat is waar het om gaat, geloven wij. Dat heeft onze economie nodig. We hebben mensen nodig die groot kunnen denken.” En daarmee bewijst Finland gebruik te hebben gemaakt van wat de laatste decennia daarover in de internationale discussie naar voren is gebracht. Je moet niet bezig zijn het beste onderwijsland ter wereld te worden, maar vooral met het werken aan de brede kwaliteit van het eigen onderwijs. Schoolleider Om de in de school aanwezige diversiteit in al haar kleuren te exploiteren, zijn schoolleiders een onmisbare schakel in het geheel. Zij initiëren en coördineren immers het proces van visievorming voortdurend op nieuwe inzichten. Zij moeten zich voortdurend bekwamen in het hanteren van een antenne gericht op problemen die zich kunnen voordoen voor mensen die in een minderheidspositie verkeren, gezien hun achtergrond en identiteit die anders is dan die van de meerderheid. Te vaak komt het nog voor dat schoolleiders zeggen dat dit soort problemen zich op hun school niet voordoen. Dan moeten er nog drie stadia doorlopen worden om het onderwijs voor allen optimaal te laten zijn. Wil een en ander vorm, gestalte en inhoud krijgen, dan is het van groot belang dat tot in het hoogste orgaan van de school
22
mei 2013
iemand diversiteit in zijn portefeuille heeft, zo werd op de studiedag van Zestor geconstateerd. De schoolleider speelt een belangrijke rol in het team bij het vertalen van de maatschappelijke onderwijswensen naar zijn concrete school. In de gezamenlijkheid van de vereniging van schoolleiders is er ook omgekeerd een specifieke rol om nieuwe inzichten in de politiek aan te kaarten om zodoende tot betere onderwijskaders te komen, waarin het onderwijs voor de 21ste eeuw vorm kan krijgen. Commissie Diversiteit Op het terrein van diversiteit adviseren wij als Commissie Diversiteit het bestuur, de sectorraden en stuurgroepen betreffende een integrale aanpak van diversiteitbeleid, dat uiteindelijk moet uitwerken in de concrete schoolsituaties. Wij geven workshops en inleidingen rond dit thema en geven regelmatig nieuwsbrieven uit, waarin we actuele informatie geven over de verschillende deelgebieden. Wij verwijzen naar de expertisecentra die er in Nederland voorhanden zijn om de verdere emancipatie van vrouwen, LHBT’ers en culturele minderheden te ondersteunen. Deze centra geven ook veel materiaal uit dat zeer goed op school te gebruiken is en laten in onderzoek ook zien wat er nog ontbreekt. Daarmee kunt u uw voordeel doen. Gelukkig zijn er ook steeds meer scholen met good practice op een of meerdere deelterreinen die door de expertisecentra mede zijn ontwikkeld en omgezet in onderwijsmateriaal voor de diverse onderwijssoorten primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Als Commissie Diversiteit houden wij de ontwikkelingen en actuele rapporten en onderzoeken op de deelterreinen zoveel mogelijk bij, die het Sociaal Cultureel Planbureau, de diverse ministeries en expertisecentra uitgeven en dat wat het openbare debat in de media aan de orde brengt. U kunt van onze diensten gebruik maken door onze nieuwsbrieven die via de bondsbytes worden verspreid in ‘Uw CNVO’ op te nemen. Herman Brinkhoff, secretaris Commissie Diversiteit
column
Ouderbetrokkenheid 3.0 In het kader van het VVE-traject (Voor- en Vroegschoolse Educatie) organiseert de gemeente waarin ik werk een bijeenkomst over ouderbetrokkenheid. Voor deze studiemiddag zijn de directeuren van de scholen en kinderopvangorganisaties binnen de gemeente allemaal uitgenodigd. De gemeente heeft het CPS ingehuurd om het verhaal te vertellen. Eerder was er al een soortgelijke bijeenkomst voor leerkrachten in de onderbouw en pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzalen en de kinderopvang. Een succesvolle bijeenkomst, waarvan de meeste deelnemers enthousiast terugkwamen op hun werkplek. Wellicht de reden dat ook bijna alle directeuren bij deze bijeenkomst aanwezig zijn. Het verhaal van CPS zit goed in elkaar. Eerst wordt duidelijk uitgelegd wat het verschil is tussen ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid. Het lijkt een simpele
ten we denken aan het onderwijs van de toekomst. Hetzelfde gebeurde bij ICT 2.0, schoolleider 2.0, enzovoort. Bij de bijeenkomst van vandaag hebben we het over 3.0. Ik vraag me af hoe lang we verder gaan tellen, of dat we achter de punt ook nog cijfers gaan gebruiken. Los van de hogere wiskunde is het verhaal van CPS over ouderbetrokkenheid goed om over na te denken. 3.0 vraagt om een andere mindset. Bij 1.0 zijn we vooral aan het zenden. Daarin zijn wij als school goed. Zowel directieleden als leerkrachten zijn een ster in boodschappen versturen. De workshopleider heeft enkele sprekende voorbeelden van brieven en emails die school gezonden zijn. Het levert mij plaatsvervangende schaamte op, maar we lachen er met zijn allen om. Bij 2.0 komen de reacties van ouders in beeld. Ook zij zenden. En van de voorbeeldreacties gaan mijn haren rechtovereind staan. Maar al reflecterend kan ik soortgelijke
‘3.0 is echt samen werken en samen verantwoordelijk zijn’ uitleg. Ouderparticipatie is hulp van ouders in de school, ouderbetrokkenheid is samen met ouders de verantwoordelijkheid delen. Het klinkt simpel, maar tijdens de hele middag blijkt dat de deelnemers de begrippen regelmatig door elkaar gooien. Afgelopen jaar heb ik diverse congressen bezocht, waar achter het onderwerp 2.0 werd gezet. Bij onderwijs 2.0 moes-
reacties uit mijn eigen praktijk voor de geest halen. 3.0 is echt samen werken en samen verantwoordelijk zijn. Dat betekent samen een nieuwe methode uitkiezen, samen een nieuwsbrief maken, enzovoort. Een mooie gedachte die vast ook weerstand zal oproepen. De eerste bewustwordingsdag zou bestaan uit een studiedag die zowel voor ouders als leerkrachten is.
De gemeente heeft budget, dus wil inzetten op ouderbetrokkenheid. Mijn vraag wat het doel van de gemeente is, welk punt zij op de horizon zien, is te moeilijk. Na wat gestommel komt er een antwoord waarmee we niets kunnen. De secretaris van het lokaal onderwijsberaad stelt voor dat wij als directeuren de visie zullen bepalen. Ik analyseer wat er gebeurt en grijp in. Wat er nu gebeurt, is absoluut geen 3.0. Ik hoor reacties van gemeente, van een directeur van school en van een directeur van een peuterspeelzaal. Ik opper dat we een bijeenkomst moeten organiseren, waarbij alle stakeholders aanwezig zijn, zowel mensen van school en opvang als van de gemeente, beleidsmedewerkers en beleidsmakers, maar ook ouders en wellicht zelfs kinderen. Ik zie de glimlach op het gezicht van de workshopleider groeien. Was het zijn opzet dat er iemand met dit idee zou komen, of is hij ook verrast? Ik heb in ieder geval het idee dat ik het verzonnen heb. Het idee wordt opgepikt en het lokaal onderwijsberaad gaat samen met enkele medewerkers van de gemeente bedenken hoe een dergelijke bijeenkomst georganiseerd kan worden. Terug op school vertel ik mijn collega’s enthousiast over de inhoud van de studiemiddag en zeg ik dat we een ouder/leerkrachtavond over ouderbetrokkenheid gaan organiseren. Een van mijn collega’s geeft me repliek. “Dit is wel een echt 1.0 voorstel, mogen wij er ook over mee beslissen?” Dirk van Boven
mei 2013
23
Krijg grip op taken met goed timemanagement In het onderwijs is timemanagement essentieel. Heeft uw dag standaard te weinig uren? Heeft u moeite met prioriteiten stellen en ‘nee’ zeggen? In de cursus Timemanagement krijgen deelnemers inzicht in hun manier van timemanagement en alternatieven aangereikt hoe ze beter met de tijd kunnen omgaan. Direct sprak met twee deelnemers.
E
rna Gantevoort is secretaresse op scholengemeenschap Twickel in Hengelo (Overijssel, vijf vestigingen). “Ik werk als secretaresse voor een kleine locatie. Ik heb 1.001 verschillende taken. Daardoor had ik soms geen overzicht meer van wat ik als eerste of als laatste moest doen. Had ik een bepaalde planning voor de ochtend in gedachten, dan werd deze totaal verstoord door allerhande adhoc werkzaamheden. Te denken valt aan een docent die zich om 8.00 uur ziek meldt (uitroosteren), nog
‘Zo ben je constant voor allerlei mensen bezig en elke persoon stelt zijn eigen deadline’ een extra aanmelding voor bijvoorbeeld een tienminuten-gesprek, lokalenwisseling, een leerling die een kopie van het rooster moet hebben, etc. Op een gegeven moment had ik zoveel op mijn bordje liggen, dat ik dacht: wat moet ik nou als eerste doen? Alles is
24
mei 2013
belangrijk en alles heeft prioriteit. Ik kon geen keuze maken en werd helemaal gek van mezelf, waarop mijn direct leidinggevende tegen me zei: “Volg eens een cursus timemanagement”.” En daar heeft Gantevoort veel aan gehad. “Ik ben nu bijvoorbeeld met de organisatie rondom examens bezig en heb voor mijn neus een blocnote liggen met daarop allerlei punten die gedaan moeten worden. Oftewel, ik heb een strakke planning gemaakt. Vanochtend kwam er een collega binnenlopen die tegen me zei: “Je bent heel goed bezig”. Taken die al zijn uitgevoerd, streep ik door op mijn blocnote. Dat geeft een heel goed gevoel, als je al die strepen ziet. Ik werk volgens planning alles af en wijk er niet vanaf.” Matrix van Covey “Ik maak veel gebruik van de matrix van Covey (waarin de relatie wordt gelegd tussen belangrijkheid en urgentie, red.). Wat is belangrijk? Wat is niet belangrijk? Wat kun je verplaatsen naar een andere week? Afgelopen maandag was er nog een mooi voorbeeld. De vrijdag ervoor had ik een rooster gemaakt voor de 10-minuten-
CNV Onderwijs Academie biedt de cursus Timemanagement op maat en op locatie aan en kan de cursus aanpassen op uw behoeften. Zo kan het onderwerp als een workshop van een paar uur worden aangeboden en als thema van een studiedag voor het hele team. Ook individuele deelnemers kunnen zich aanmelden voor een cursus Timemanagement. Neem voor meer informatie contact op met CNV Onderwijs Academie via 030 – 751 17 47 of stuur een mail naar
[email protected].
gesprekken voor de docenten, ouders en leerlingen. Op maandag kreeg ik een mail van een docent dat hij niet voor 20.00 uur kon starten met de gesprekken. Helaas, de gesprekken waren al gepland en werden dezelfde dag uitgedeeld. Ik zei tegen de leraar dat ik niet weer ermee aan de slag zou gaan. Vervolgens regelde de docent dit zelf.” “Voorheen had ik dat waarschijnlijk toch gedaan. Dan had ik het rooster weer opengebroken en de brieven vernietigd om die docent tevreden te stellen. Dat kost me weer tijd, waardoor ik afwijk van mijn planning. Het gaat ook om ‘nee’ leren zeggen. Dat is best moeilijk, want ik ben niet iemand die snel ‘nee’ zegt. Nu kijken ze me vreemd aan en zeggen: ‘ja, is goed’. Ik leg hen uit wat ik geleerd heb tijdens de cursus. Ze hebben begrip ervoor. Dat had ik eerder moeten zeggen. Ik heb al veel collega’s laten zien wat ik geleerd heb en hen aangespoord om ook de cursus te volgen.” Heel veel deadlines Ook Ron van Stokkum volgde de cursus Timemanagement. Van Stokkum is oplei-
dingsdocent Communicatie aan de Christelijke Hogeschool Ede. “Ik had zoveel taken dat ik op een gegeven moment de grip kwijt was. In het hbo heb je te maken met verschillende vakken die je geeft aan studenten van diverse jaren. En daarnaast heb je als docent ook nog een aantal andere werkzaamheden. Zo zit ik onder meer in de examencommissie. Een grote verscheidenheid aan taken dus. Het is gewoon zo dat studenten iets van jou verlangen, omdat wij dat andersom ook doen. Studenten moeten hun werk op tijd inleveren, dan mogen zij van ons verwachten dat wij het op tijd nakijken. Als studenten op stage zijn en wij hen op afstand begeleiden, dan willen zij ook weten of ze goed bezig zijn of niet. Daarop moet je snel feedback geven. Zo ben je constant voor allerlei mensen bezig en elke persoon stelt jou zijn eigen deadline. Als je daarvan teveel krijgt, raak je de grip kwijt. Collega’s van mij hadden de cursus Timemanagement al gevolgd en gaven aan dat ze toch weer structuur hadden in hun activiteiten. Toen dacht ik, dat wil ik ook.” Terugkomdag Op de vraag wat Van Stokkum concreet heeft opgestoken van de cursus, antwoordt hij: “Eigenlijk iets heel geks. Als ik studenten heb die heel veel taken hebben, zeg ik tegen ze dat ze deze moeten opschrijven. Als je dan klaar bent, streep je ze makkelijk weg. Zelf sloeg ik voorheen alles in mijn hoofd op. Het is interessant om te zien tijdens zo’n cursus, waarbij de deelnemers uit alle gebieden van het onderwijs komen, dat heel veel collega’s daarmee te maken hebben. Het versterkte in ieder geval het idee dat ik zelf ook met lijstjes moest gaan werken. En het tweede aspect wat toch ook de nadruk heeft gekregen, is het stellen van prioriteiten. Welke taken zijn belangrijk en wat kan nog even wachten? Dat is lastig, en dan moet je ook leren om ‘nee’ te zeggen. Als je jarenlang ‘ja’ hebt gezegd, dan is dat even wennen. Maar het gaat steeds beter. Ook is het leuk om op een terugkomdag nog wat ervaringen met medecursisten te kunnen delen. Wat ik heel verfrissend vond, is dat je even in een andere omgeving zit. Daardoor kun je jezelf ook makkelijker blootgeven en zeggen: ‘daar ben ik de mist ingegaan’.” Edwin van Baarle, CNV Onderwijs
mei 2013
25
column door Chris Lindhout
Peter neemt plaats recht tegenover me in het restaurant waar we afgesproken hadden. Hij vertelt. Haar mededeling heeft hem verrast en geschokt. Ze kwam wat weifelend zijn kantoor binnen. Ze aarzelde bij zijn bureau en lanceerde daarna in één keer de boodschap. “Ik ga een jaartje nadenken, Peter.” “Je gaat wat?”, vroeg hij wat onnozel. “Nou, gewoon, ik ga een jaartje, hoe heet dat ook al weer… sabbatsverlof nemen. Een jaar ertussenuit. Een jaar de zaken op een rijtje zetten.” “Waarom?”, vroeg hij. “Wat heeft je dat doen besluiten?” Ze keek afwezig de ruimte in, alsof ze eigenlijk niet wilde zeggen wat in haar hart zit. “Ik heb al een tijdje het gevoel dat wat we aan het doen zijn in het onderwijs mij niet echt vrolijk maakt. Ik mis een beetje het plezier.”
Het is weg Normaal gesproken een reactie van een 55-plusser, maar een meid van bijna veertig. Nee, dat is niet te verwachten. En dan te bedenken dat hij, als directeur, zijn uiterste best doet om allerlei ballonnetjes van mister Balloon (onze staatssecretaris) ver van de werkvloer te houden en hij ook probeert de werkdruk tot een minimum te beperken. Ondanks dat hangt zijn collega haar passie aan de wilgen. Peter zweeg even en keek in zijn zwarte koffie “Heeft het mij te maken”, vroeg hij. “Nee, Peter, ik weet dat jij je best doet om het allemaal behapbaar te houden voor ons, maar de bureaucratie en het gedoe dat naar mijn idee niks met de kinderen te maken heeft, dat jaagt mijn plezier weg.” “Zoals?”, vroeg hij door. “Dat gedram over die masteropleiding, die we allemaal moeten volgen. Dat angstige gezeur over die stoet aan gehandicapte leerlingen die in onze groep moeten passen.” Hij keek verbaasd. “Passend onderwijs heet dat toch?”, beantwoordde zij zijn niet-gestelde vraag. “Oh dat”, antwoordde hij toonloos. “Dat extra werk met Twitter, de nieuwe website, het ouderportaal en
26
mei 2013
de digitale borden. De trendanalyses en de 1-zorgroute… de excellente school, het saneren van scholen onder de honderd, die ouderbemoeienis, het toetsregiem… Ik trek het allemaal niet meer, omdat …” “Omdat wat?”, vroeg hij. “Omdat, wat ik echt wil, het echte contact met de kinderen, dat lijdt eronder”, zei ze zacht, bijna verontschuldigend. Peter kijkt me aan en vervolgt: “Ik wilde al het positieve in stelling brengen om haar de andere kant te laten zien. De uitdaging, de zegen van digitale systemen, het nauwgezette volgen van de leerling, maar ik kon het niet.” Ik luister naar de stem van Peter en een stem in mijn hoofd zegt: ‘Wat doen we als directeuren verkeerd, waardoor prima leerkrachten verdwijnen? Wat doen we verkeerd?’.
korte berichten Gedicht Starten met opbrengstgericht leidinggeven?
Penta Nova verzorgt erkende opleidingen voor (aankomend) onderwijsmanagement. • Oriëntatie op management • IMPULS trainingen • opleiding Middenmanagement • opleiding Schoolleider • opleiding Directeur Primair Onderwijs • Master Educational Leadership (NVAO geaccrediteerd) Kijk voor meer informatie en data van voorlichtingsavonden in mei op www.pentanova.nl
www.rapportomslagen.nl wanneer je een tien wil scoren met het rapportomslag!
Kijk voor meer informatie op onze website of neem vrijblijvend contact op.
Verlangen Ik wilde dat ze me niet alleen hoorden, maar dat ze ook naar me luisterden. Dat ze niet alleen naar me keken, maar dat ze me ook echt zagen. Dat ze niet alleen gevoel voor me hadden, maar ook iets voor me voelden. Dat ze me niet alleen uniek noemden, maar me ook het gevoel gaven dat ik uniek was. Dat ik niet alleen mezelf mocht zijn binnen hun regels, maar dat ik ook mezelf mocht zijn, als ik mezelf was. Dat wilde ik. En ik verlangde steeds naar een meester en een juf, naar een papa en een mama die zo waren. Chris Lindhout
050 - 549 11 05
[email protected]
mei 2013
27
Werf een nieuw CNV-lid en ga er samen op uit! Gunt u anderen óók de voordelen van het CNV-lidmaatschap? Meld dan een nieuw CNV-lid aan en ontvang als dank een cadeaubon. Zo kunt u samen met het nieuwe lid iets leuks gaan doen! En elke keer iets anders als u dat wilt! Wilt u een Dinerbon, een Theaterbon of doet u samen liever iets spectaculairders? U kunt zoveel nieuwe leden aanmelden als u wilt en voor elk lid ontvangt u een nieuwe cadeaubon.
VOORDELEN VAN HET CNV-LIDMAATSCHAP: • • • • • • • • •
Geïnformeerd worden over de ontwikkelingen in de sector waarin u werkt Meepraten over uw CAO Professionele rechtsbijstand. Verzekerd van rechtshulp bij arbeids-kwesties en in privézaken Samen opkomen voor betere afspraken Individuele hulp en begeleiding met betrekking tot werk Deskundige hulp bij de belastingaangifte Korting op verzekeringen Toegang tot de vraagbaak van het CNV Loopbaan- en beroepsinhoudelijk advies
U KUNT KIEZEN UIT DE VOLGENDE CADEAUBONNEN T.W.V. €25,- : • Dinerbon • Snowworld Zoetermeer • Theaterbon VVV Cadeaubon • • Bioscoopbon Deze actie geldt niet in combinatie met andere ledenwerfacties. Kijk voor meer voorwaarden, informatie en aanmelding op: www.cnv.nl/actie of bel met (030) 751 10 40
Aanmeldbon
CNV Onderwijs, t.a.v. Ledenadministratie, Antwoordnummer 51053, 3501 VC Utrecht
[email protected]
Gegevens nieuw lid
Uw gegevens
Naam en voorletters
M/V
Adres
Naam en voorletters Tel.nr. Woonplaats
Postcode
Woonplaats
Postcode
Tel. nr. overdag Geboortedatum
Tel. nr. ‘s avonds Emailadres
Relatie tot het nieuwe lid:
Sector waarin u werkzaam bent
M/V
Adres
Collega
Familie
Vriend/in
Anders, namelijk:
Hierbij machtig ik het CNV de contributie automatisch maandelijks af te schrijven van mijn rekening
Ik ben lid van:
ACP
CNV Dienstenbond
CNV Vakmensen
CNV Publieke Zaak
CNV Onderwijs
Lidnummer: Bank/gironummer Als aanbrenger van een nieuw lid ontvang ik graag de volgende cadeaubon: Datum
Handtekening
Dinerbon
Theaterbon
Bioscoopbon
Snowworld
VVV Cadeaubon Het CNV zal na ontvangst van de aanmelding telefonisch contact opnemen voor aanvullende gegevens om de inschrijving definitief te maken. De contributie verschilt per bond (volledige info vindt u op www.cnv.nl) maar bedraagt gemiddeld 15 euro per maand. Studenten, werklozen, gepensioneerden en arbeidsongeschikten betalen een aangepast tarief.
U als aanbrenger van het nieuwe lid ontvangt uw gekozen aanbrengcadeau op uw privé-adres. Toezending kan pas plaatsvinden nadat de gegevens van het nieuwe lid telefonisch zijn gecontroleerd en een eerste contributie is geïnd.
Aanmelden kan ook via: www.cnv.nl/actie