Hoofdstuk 22 1090 - 1051 voor Christus - schema 29
Schema 29 De koningen van Israël Met de dood van Saul in 1047 v.Chr., zoals we hebben gezien in het vorige hoofdstuk, valt dus zijn eerste regeringsjaar 1087/1086 v.Chr. Veertig jaar heeft hij eveneens over de twaalf stammen geregeerd. De profeet Samuël253, de laatste richter van Israël, zalfde Saul tot koning over Israël. Dit betekende het einde van de Richteren-periode over Israël: de periode tussen de inname van Kanaän door Jozua en het uitverkiezen van Saul tot koning door het volk. Het was na de dood van Jozua dat de HERE God telkens 253
I Samuël 8:4-7 356
Richters liet opstaan die het volk uitredden uit verdrukkingen door de omringende volken. Saul regeerde van 1087 tot 1047 voor Christus. In het begin van de regering van Saul zien we successen en verlost Saul Israël van de meeste van zijn vijanden. Saul werd echter door de HERE God verworpen na de strijd tegen Amalek. Mozes moest al tegen Amalek strijden bij de Israëlietische Exodus uit Egypte. De Amalekieten hebben daarop Egypte onderworpen en 425 jaar over het Midden- Oosten geheerst. De Bijbel noemt Amalek voor deze periode ‘eerste der volken’254. Dit verklaart ook waarom de Bijbelboeken Richteren en I en II Samuël zwijgen over Egypte als grootmacht. Velikovsky identificeert de Amalekieten van de Bijbel met de Hyksos of Amoe van de Egyptische geschriften. Voorwerpen met de naam van een van hun koningen, Chian, zijn gevonden in Gezer, in Bagdad en op Kreta255. Over de Hyksos is niet veel bekend. Voor menig Egyptoloog blijven ze raadselachtig!256. Misschien geeft het hierna volgende citaat uit Exodus 17:14 het antwoord: “En de HERE zeide tot Mozes: Schrijf dit ter nagedachtenis in een boek, en prent het Jozua in; dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen.” Het is Saul die de strijd tegen Amalek zou aanbinden: “En Saul versloeg Amalek van Havila af tot in de 254
Numeri 24:20 Dr. J. Nat, Het Oude Oosten – 1935 – Hoofdstuk II Syrië en de Hyksos 256 Philipp Vandenberg, Nefertete - hoofdstuk 5 - de Hyksos 255
357
nabijheid van Sur, dat ten oosten van Egypte ligt. Agag, de koning van Amalek, greep hij levend...” 1 Samuël 15:7 De laatste regel van het bovenvermelde Bijbelcitaat geeft echter de reden van Saul’s val weer. Hij spaarde namelijk het leven van koning Agag en nam goederen als buit mee in plaats van alles in de ban te slaan, zoals zijn opdracht luidde. Het resultaat was dat de profeet Samuël257 David moest zalven tot nieuwe koning en Saul als koning verworpen werd. HET NIEUWE RIJK IN EGYPTE In het zuiden van Egypte is de zeventiende dynastie opgekomen die vanuit Thebe tegen de Hyksos dominantie optreedt. De tijdgenoot van Saul in Thebe is farao Seqenenre Tao en diens zoon Kamose die het verzet tegen de Hyksos aanvangen. De opvolger van Kamose was diens jongere broer Ahmose, de eerste farao van de achttiende dynastie. Het is Ahmose die het leger vanuit het zuiden naar de Nijldelta zal voeren en samen met Saul Avaris, de stad van Amalek veroveren. Het eerste regeringsjaar van farao Ahmose, de grondvester van de achttiende dynastie, valt nu in 1049 v. Chr. met de val van Avaris. “Avaris werd vernietigd...Sharuhen werd gedurende drie jaar belegerd” (gedeelte van de graf-inscriptie van Ahmose, zoon van Eben). Deze graftombe vermeldt de oorlog van Ahmose met de Hyksos of Amoe. Zij verhaalt ook dat na de val van Avaris het Egyptische Leger de Hyksos tot in Retenoe 257
I Samuël 15:7 - Handelingen 13:22 358
of Israël achtervolgde en daar na een belegering van drie jaar Sharuhen bezette. Velikovsky leert dat de inscriptie het in feite over een buitenlands leger heeft, dat tegen de Hyksos streed en identificeert dit leger als het Israëlische onder leiding van Saul. De Bijbel leert dat Saul de overwinning behaalde.
Kaart 14 Het Nieuwe Rijk begon aldus aan de verovering en de controle van het Amalekietische Rijk, van de beek van Egypte af tot aan de Eufraat. Deze regio werd door de Egyptenaren met Retenoe aangeduid! Velikovsky identificeerde dit Retenoe met Eretznoe ofwel het land Israël. Ah-mose betekend ‘De maan is geboren’. Hij is ook bekend als Ahmozes of Ahmosis. Zijn troonnaam is Neb-pehty-re ‘De heer van kracht 359
is Re’. Volgens Flavius Josephus noemt Manetho hem Thetmosis en geeft hem een regeringsperiode van 25 jaar en vier maanden. Het begin van de regering van Ahmose en dus van het Nieuwe Rijk kan op basis van Bijbelse verankering aangetoond worden. Het begin van het Nieuwe Rijk met farao Ahmose aan het hoofd wordt zodoende op de tijdsbalk in 1049 v. Chr. geplaatst. Het was het 38ste jaar van de regering van Saul in Israël. De achttiende dynastie van Egypte controleerde dus al vanaf Farao Ahmose het gebied dat de Hyksos beheerst hadden. Een tijd geleden bestudeerde ik het werk258 van Peter H. Schulze, Hatschepsut, waarin deze onderzoeker de idee oppert dat de Egyptenaren in hun oorlogen tegen de Hyksos eveneens op het erfrecht over hun rijk uit waren. Het bewijs of aanwijzing hiertoe was de verwijzing in de graftombe van een dienaar van Amonhotep I naar een huwelijk tussen een dochter van de laatste Hyksos vorst Apophis en Amonhotep I. Dit huwelijk werd gesloten om het legitieme erfrecht op het rijk der Hyksos te verzekeren. Toen ik dit las dacht ik onmiddellijk aan het Bijbelrelaas waar Saul de verslagen Amalek-koning in leven liet. Had Saul ook het erfrecht in gedachte? Voor de goede orde geef ik hierna een overzicht der verschillende bronnen betreffende de duur der regeringsjaren van de farao’s van de achttiende dynastie. De meest afwijkende is de Sothis lijst die ik niettemin mijn lezers niet wil onthouden. Identificatie van de Sothislijst met Manetho: 258
Peter H. Schulze, Herrin beider Länder Hatschepsut, Frau, Gott und Pharao, 1976 360
Sothislijst: regeringsjaren: Manetho lijst: 26. Silites 19 Hyksos farao 27. Baeon 44 ditto 28. Apachnas 36 ditto 29. Aphophis 61 ditto 30. Sethos 50 ditto 31. Kertos 29 ditto 32. Aseth 20 ditto 33. Amosis 26 Ahmose 34. Chebron 13 Amonhotep I 35. Amemphis 15 Thothmosis I 36. Amenses 11 Thothmosis II (Hatsjepsoet wordt niet vermeld) 37. Misphragmuthosis 16 Thothmosis III 38. Misphres 23 Amonhotep II (Ethiopische tussenperiode) 39. Tuthmosis 39 ThothmosisIV 40. Amenophtis 34 Amonhotep III 41. Oros 48 Achnaton (alternatieve geslachtslijn ter verdoezeling van de Amarna farao’s) 42. Acencheres 25 43. Athoris 29 44. Chencheres 26 45. Acherres 8 46 Armaeos 9 Horemheb Hierna volgt een fragment uit de Abydoslijst. De zogenaamde Abydoslijst geeft in afwijking van de Sothislijst, de Hyksos koningen niet weer, maar springt van de farao’s van de twaalfde dynastie rechtstreeks naar de achttiende dynastie: Abydos lijst: Manetho: 361
66. Neb pehtet ra Ahmose HIATUS Chebron 67. Tcheser ka ra Amonhotep I 68. Aa kheper ka ra Thothmosis I 69. Aa kheper en ra Thothmosis II H I AT U S Hatsjepsoet 70. Men kheper ra Thothmosis III 71. Aa kheper ra Amonhotep II HIATUS Zera 72. Men kheperu ra Thothmosis IV 73. Neb maat ra Amonhotep III HIATUS Amarna farao's 74. Tcheser kheperu ra setep en ra Horemheb HIATUS Assyriërs 75. Men pehtet ra Ramses I 76. Men maat ra Sethi I We merkten op, dat Seti I de Hyksos-farao’s niet vermeldt, maar ook de beruchte Amarna koningen werden niet waardig geacht deel uit te maken van zijn lijst, daarenboven laat Sethi, Hatsjepsoet weg en maakt een tijdsprong vanaf Amonhotep III tot aan Horemheb. Ook de chaos-periode volgend op Horemheb, met verscheidene koningshuizen die over Egypte heersten, vermeldt Seti, de vader van Ramses II niet. Het toont aan dat we zonder de andere bronnen geen nauwkeurig historisch verslag kunnen maken. De Ethiopische tussenperiode uit de LEGENDS OF THE JEWS hoeft ook niet meer als een postulaat genomen te worden. De Kosmische catastrofes voortgezet Naar het einde toe van Samuël’s optreden in Israël 362
vond een catastrofe plaats. Zowel de bijbel als Flavius Josephus259 is hier heel duidelijk! “Terwijl Samuël bezig was het brandoffer te brengen, rukten de Filistijnen op ten strijde tegen Israël, maar de HERE deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israël de nederlaag leden. De mannen van Israël trokken toen uit Mizpa, vervolgden de Filistijnen en versloegen hen tot beneden Beth-Kar. En Samuël nam een steen en stelde die op tussen Mizpa en Sen; hij gaf hem de naam Eben-Haëzer, en zeide: Tot hiertoe heeft ons de HERE geholpen.” I Samuël 7:10 Flavius Josephus vermeldt erbij dat ook vurige bliksemstralen oplichten die de ogen van de Filistijnen verbrandden. Ook de vermelding van de steen vinden we bij Josephus terug. Met zekerheid moeten we hier aan een meteoriet denken die toentertijd uit de hemel viel. Vermoedelijk ligt er in Mekka een zelfde steen die uit deze periode stamt. Het dateren van deze gebeurtenis op de tijdsbalk is mogelijk door, zoals in hoofdstuk 17 aangehaald, van een cyclus van rampen uit te gaan. 860 voor Christus is dan een ankerjaar. Door in schijven van 46 jaar in de tijd 259
Joodse Oudheden Boek VI, ii, 2 363
terug te rekenen komt men in 1090 v.Chr. terecht voor deze hierboven beschreven catastrofe. Dit jaar, valt op de tijdsbalk, aan het einde van Samuëls bediening als richter, drie jaar voor het zalven van Saul tot koning over de twaalf stammen van Israël. Dit past in het bijbelse relaas waar blijkt dat het verslagen van de Filistijnen aan het einde van de bediening van Samuël plaatsvindt. Samuël’s zonen als richters over Israël kunnen nu ook chronologisch geplaatst worden!
364