Schade Brand In 1956 wordt er bij De Nederlanden al een uitvoerige administratie voor Brand bijgehouden, op de Hollerith. Er is een schema ponskaarten systeem Brand/Labor/Glas waar dit gedeelte van de administratie in beschreven wordt. En in 1958 is er uitgebreide beschrijving voor het invullen van de ponskaarten, waarbij alle machines besproken worden die daarbij gebruikt worden. “De Gamma levert een kostelijk werk bij de “nieuwwaarde-actie” van Brand.” Dat leert ons de Schakel in 1960, anderhalfjaar nadat de Gamma is binnengekomen. De inzet voor de berekening van de prolongatieprovisie van het gehele geconsolideerde concern wordt gemeld. En dat allemaal in een artikel waarin de automatisering van Transport wordt aangekondigd. Ook Van den Broek maakt melding van deze nieuwwaarde-actie in het jaarverslag over 1959:
In 1963 begon Brand als een van de eerste met de automatisering. Eerst de nieuwe verzekeringen, daarna ook mutaties. Dit ging nog steeds met de Gamma en de 1401 en leverde dus honderdduizenden ponskaarten op. Na de binnenkomst van de 360/40 worden de ponskaarten op tape gezet voor de prolongatie, ze blijven echter gehandhaafd voor de mutaties. In 1973 worden al deze feiten vermeld als er een nieuw systeem klaar is. De ponskaarten zijn geconverteerd, er wordt vanaf nu op tape gemuteerd, de ponskaarten mogen weg. Nieuwe polissen worden gelijk volledig ingevoerd, mutaties wordt aangevuld vanuit de dossiers op het moment dat de wijziging moet worden aangebracht. In 1977 bij de start van de 3790 proef staat het Brand bestand online. Op disk onder FM. Dit is alleen nog maar raadplegen. De planning voor mutaties online is 1980. Dat wordt 1981. In 1984, als de laatste Glaspolis geconverteerd is, is heel Brand online te muteren. En dan praten we wel over één en een kwart miljoen polissen. De poliskaarten kunnen weg. In 1975 zijn Buurmans en Eversdijk bezig om een voorstudie te maken voor de schadebehandeling. Er wordt besloten bij Brand te beginnen en daarvandaan het systeem uit te breiden. In 1982 is de eerste fase ingevoerd.
Motorvoertuigen In 1968 is er een administratie gereed die volgens De Schakel “in hoge mate geautomatiseerd is” en veel handwerk bespaart. Polisbladen, nota’s en groene kaarten worden genoemd als uitvoerdocumenten. En productiestatistieken per inspecteur en per tussenpersoon kunnen worden gemaakt. Hier wordt voor de eerste keer iets gezegd over de nadelen van tapebestanden. Je moet helemaal aan het begin starten en doorspoelen tot je er bent. Op disk is dat niet nodig.
De auto’s staan dan ook als een van de eerste bestanden onder FM op disk, zodat bij de online proeven in 1977 Auto ook mee kan doen. Voor Motorrijtuigen was er eerst de 3790-proef. De 3790 was een hulpcomputer in het HKH waarop een kopie van de polisgegevens van het AC werd opgeslagen. Eerst werden polisnummers ingetoetst en na uitvoering van een batch proces kwamen de polisgegevens op die 3790 beschikbaar voor schadebehandeling of mutatie. De mutaties die gedurende de werkdag werden ingevoerd werden om 16.30 naar ponsconcept formaat omgezet en naar het AC overgeseind waar ze gecombineerd werden tot één invoerstroom voor het dagwerk met de overige mutaties die nog via ponsconcepten werden aangeleverd. Voor de polissen voor schadeafhandeling werden Infobladen geprint: een afdruk van de polisgegevens die in het schadedossier werd opgenomen t.b.v. de verdere afhandeling van de schades. Door de steeds snellere transmissie was het op een gegeven moment niet meer nodig om de polissen eerst te bestellen en werd de 3790 vervangen door een online toepassing: domme terminals verbonden met de centrale computer. Een uitvoerig verhaal, nu in 2N, gaat uitgebreid in op de aanpak en de problemen die men met beeldschermen nog moet oplossen. Online raadplegen is nu mogelijk voor de hele portefeuille. In 1978 is ook online muteren ingevoerd en worden nieuwe polissen ook online aangemaakt. In 1981 bouwt NN, gedwongen door het nieuwe bonus/malus systeem, in een aantal maanden een nieuw administratief systeem voor Auto. Hans Evers is de grote motor achter deze actie, hij heeft met Schade afgesproken, dat de gehele klus binnen een jaar wordt gerealiseerd en dus voor 1 januari (de start) klaar is. Met heel veel overwerk lukt het. De Bruin vertelt erover in een artikel dat gewijd is aan bonus/malus. Hij geeft aan dat online muteren nu even niet mogelijk is, omdat dat programma nog niet klaar is. Toen dat allemaal weer op orde was, werd het Project Motorrijtuigen Informatie Systeem Schadebehandeling opgestart: PROMISS, het online systeem voor het afhandelen van schades motorrijtuigen. Bij de Schade vaststelling wordt vanaf 1981 Audatax gebruikt. Dit wordt in 1991 vervangen door Audacom.
Bromfietsen Bromfietsen in 1968 onder de naam Fatum (de samenvoeging is immers pas in 1971). De twee machines waar het op draaide worden genoemd (360/40 en 360/20) en niet de naam van een systeem. Van Kempe herinnert zich anno 2004 nog een blunder met de betaling van de bromfiets verzekeringen.
Bij het setje met verzekeringsbewijs en plaatje werd ook een stackaart bijgesloten voor de betaling. Die werden in die tijd gemaakt met de 360/20. Ponsingen voor rekeningnummer en bedrag en een paar regels geprint, met natuurlijk ook het bedrag. Geprint was het juiste bedrag om over te maken (zoiets als 23,50) Maar jammer genoeg stond er geponst 235,00. Iedereen die de kaart dus gebruikte om over te maken, kreeg 235,00 gulden van zijn rekening afgeschreven. En dat gaf heel wat trammelant. Een dag nadat het gebeurd was waren er al weer nieuwe, nu goede kaarten, maar dat hielp niet meer voor de snelle betalers. Jan van der Linden kwam naar aanleiding van het bovenstaande met het volgende verhaal: Op een zekere dag kreeg ik ’s morgens vroeg op kantoor een telefoontje vanuit AO Schade, dat de gehele prolongatie fout was, omdat er stackaarten werden gemaakt met een 10 x te hoog bedrag. Een verzekerde (bleek pas later klant van ACT) had bij NN Schade geklaagd, dat zijn premie 10x te hoog was afgeschreven bij de giro. Je begrijpt de paniek. Intern onderzoek leverde op dat er met de Schade prolongatie niets fout was, niets gewijzigd enz. Dus moest de fout ergens anders liggen. Het heeft een halve dag gekost voordat we het “lek” gevonden hadden. Bij het ACT maakte men acceptgirokaarten voor klanten aan als extra service voor de tussenpersonen. Bij de acceptgirokaart in kwestie was kennelijk iets niet goed gegaan bij de aanmaak, vandaar dat hij met de hand bijgeponst was. En toen was de fout gemaakt, het bedrag was één kolom naar links opgeschoven. Het vreemde aan het verhaal is, dat er ontzettend veel ophef van die bewuste fout is gemaakt. Iedereen, van hoog tot laag, schreeuwde maar wat richting mijn persoon en mijn team. Echter niemand wist waarover het ging .
Aansprakelijkheid en Vermogensschade In 1971 wordt er een mutatieprogramma opgeleverd voor de AVP. In 1979 heeft AVP een primeur. De nieuwe verzekeringen worden via een beeldscherm ingevoerd. Online raadplegen was al langer mogelijk. De behandeling van Schade Aansprakelijkheid en Vermogen gaat vanaf 1989 online. En de reisverzekeringen komen dat jaar ook uit de computer rollen.
Restadministratie In de rest administratie worden Transport, Ongevallen, Aansprakelijkheid en Ziektekosten behandeld. In een verslag uit 1975 zien we de stand van zaken op dat moment, de programmering van de administratie is klaar, de conversie bijna. In 1989 gaat deze administratie als laatste naar interactief muteren over. Bij Schade zijn de ponsconcepten dan verdwenen. Anno 2005 zijn er nog steeds programma’s van de Restadministratie in gebruik.
ZKV De polissen worden verwerkt met de Restadministratie, maar vanaf 1989 kan de behandeling van de Ziektekosten nota’s online gebeuren.
Incasso Over de Incasso van het concern is een apart hoofdstukje geschreven. ACT speelt hierbij een belangrijke rol.
Met Stratego naar HP In 1989 zijn dus alle branches interactief te muteren. Bovendien zijn de meeste domme terminals vervangen door PC’s. Het wordt tijd voor een nieuwe strategie. Nu niet per branch, maar een algemene aanpak die voor heel Schade hetzelfde moet zijn. In 1990 start AO Schade met DrieS. (Studie Structuur Systemen). Productonafhankelijkheid is het devies. We zien in een overzicht uit 1992 dat men druk bezig is om de basissystemen op te zetten en al over image nadenkt.
Terwijl de eerste plannen voor DrieS ontwikkeld worden, besluit de directie de organisatie te wijzigen. Het denken over Stratego start in 1992. In plaats van branch georiënteerd wordt meer afgestemd op de tussenpersoon. Schade wordt gesplitst in Particulieren en Bedrijven, daarbinnen wordt een organisatie opgezet in regio’s en daarbinnen in units. Binnen de unit moeten alle branches behandeld kunnen worden. Maar omdat DrieS nog niet zover is moet er een tijdelijke oplossing gezocht worden. Om de medewerkers binnen de unit met meerdere systemen te laten werken wordt de sessiemanager ingevoerd, hiermee kan eenvoudig worden overgeschakeld. En om de verschillen bij invoer weg te werken wordt een zogenaamde schillenadministratie ingevoerd. Easel geeft de mogelijkheid meer sessies te hebben met het mainframe, bovendien kan de codering hierin eenvoudig worden opgenomen. Maar daar zijn wel zwaardere PC’s voor nodig. Bij de verhuizing naar HP in 1994 mag dit allemaal tegelijk. De organisatiewijziging, Easel op een nieuwe PC en een nieuw gebouw.
ADN De POR mutatie interface bestond al jaren, maar was geen groot succes. Tussenpersonen konden mutaties doorgeven op een gestandaardiseerde manier, via tape of disk. Er werd gebruik van gemaakt maar niet in grote aantallen.
Met de invoering van ADN, het Assurantie Data Netwerk moest daar verandering inkomen. Het denken hierover begon al in 1979. NN spande zich vanaf het begin in om er een succes van te maken, want zij zag het belang bij invoer van nieuwe verzekeringen al vroeg in. Samen met het ACT voerde NN in 1992 een op ADN aansluitend acceptatiesysteem in. Hierdoor konden nieuwe verzekeringen bij de tussenpersoon al worden geaccepteerd. En was de invoer geschikt om bij NN direct verwerkt te worden. In de praktijk viel dit wat tegen. Pas bij de invoer van de Label/Waarde methode in 1996 begon de invoerstroom via ADN echt vruchten af te werpen. Van AVP, Auto en Inboedel is het 30 % van de productie. Vanaf het begin had de OR zich stevig bemoeid met de invoer van ADN. De voorspellingen over het aantal arbeidsplaatsen dat zou verdwijnen waren erg hoog. We komen in die jaren dan ook heel wat discussies over ADN tegen in de OR verslagen.
Ziektewet De invoering van de nieuwe Ziektewet in 1996 bracht uiteraard het nodige werk met zich mee. Er werd aansluiting gezocht bij NatNed, voor de administratie kon de Restadministratie dienst doen, en de uitkeringen gingen met Aspro, het bestaande Excassosysteem. Maar het was nog een hele klus om de boel op tijd klaar te krijgen.
2000N In 1996 worden de Schade en de Leven maatschappijen samengevoegd. Behalve een reorganisatie binnen de Automatiseringsafdelingen, moet de nodige inspanning gepleegd worden voor een gemeenschappelijke database met relevante informatie voor binnen en buiten. Bovendien moest er over alle strategische plannen zoals IP en Dries worden overlegd, voordat men weer verder kon.
DrieS Uit bovenstaande zaken is het begrijpelijk dat DrieS niet die vaart kon maken die de bedenkers zich voorgesteld hadden. In 1993 kan Geert van Spronsen vertellen dat er een relatiesysteem gebouwd is. De zesde poging om het samen met Leven te doen is weer mislukt, daarom doet Schade het maar alleen. Onmiddellijk gevolgd door Leven die de kunst heeft afgekeken en het met IEF nog eens dunnetjes overdoet. RBS is met CSP ontwikkeld. Omdat dit pakket niet meer gehanteerd werd, is het in 2003 ook omgezet naar IEF. Bistro is het eerste resultaat op verzekeringsgebied. Een met IEF ontwikkeld clientserver systeem voor de Bromfietsen. Het wordt in 1995 opgeleverd. Jammer dat NN een paar jaar later de bromfietsen afschaft. De eerste DrieS toepassing was maar een paar jaar actief. In 1995, nadat er eerst een Architectuur voor Leven en Schade is ontworpen wordt er ook een start gemaakt met het opzetten van WAO + en wordt de start van Wagenpark bedrijven aangekondigd. Vanaf dat moment doen Workflow management en Imaging hun intrede. In het MTP 1997-1999 wordt, behalve de start van DIVA, aangegeven dat er een nieuw front-end komt voor de particulieren verzekeringen. In de jaren daarop wordt dat ook gerealiseerd. Met Workflow management en Imaging. Pim van der Zalm geeft in 1996 in Autlines een uitgebreid verhaal over COSA, het pakket dat gekozen is.
In 1998 komt bij Particulieren de binnenkomende post op het beeldscherm, met de bijbehorende stukken. Een waar Eldorado voor de gebruikers. In 1999 is het project bij Particulieren voltooid. Dan is inmiddels BeaNNs opgestart, wat het gehele Particulieren archief op de computer moet zetten. In 2002 is dat gelukt. In 1999 wordt er ook gestart met Parade bij Employee Benefits (Groeps Schade + Leven) waarbij de processen voor bedrijven in Workflow worden opgenomen. Slotopmerking. In 1999 vraagt de OR zich vertwijfeld af, of er nog wel eens een project afgemaakt wordt. De oorspronkelijke inhoud van DrieS is niet echt gerealiseerd. In de loop van de jaren is de nadruk op Workflow en Imaging komen liggen. En daardoor is eindelijk een eind gekomen aan die steeds maar groeiende papierstroom, die we vanaf het begin zo graag wilden wegwerken. Ook is het werkproces beheersbaarder geworden. En dat waren toch twee belangrijke doelen van de automatisering.
Operational Excellence Onder deze kop wordt in 2001 op ING niveau een nieuwe start gemaakt. Er moet meer samengewerkt worden op automatiseringsgebied en pakketten moeten de oplossing geven. GiJuice is het pakket voor Schade. In 2005 worden autoverzekeringen via Mijn NN ingevoerd door de tussenpersonen. De acceptatie vindt online plaats. Via het netwerk van ADN wordt de polis in GiJuice binnengeleid. Hier wordt zonder tussenkomst van personen de verzekering geaccepteerd en uitgeschreven. 80% van de verzekeringen kan op deze manier zonder tussenkomst van de mens worden vervaardigd. Het aantal verschillende autoverzekeringen is teruggebracht tot 4.
Rekenen bij Leven, binnen en buiten Binnen De eerste computers waren gekocht om te rekenen. De administratiemachines van de Hollerith konden de mooiste lijsten maken die je maar wilde met behulp van ponskaarten. Maar de rekenende ponsmachine was langzaam en had maar een paar geheugenregisters. Bovendien konden in de drukste tijd van het rekenwerk, de reservetijd, deze machines het werk niet aan. Vandaar dat de eerste klussen op de 650 en de Gamma de reserveberekening waren. Pas daarna kwam de administratie op de computer. In de eerste jaren werd rekenen een geïntegreerd onderdeel van de inschrijf- en mutatieprogramma’s. Pas bij de opzet van Ilias wordt rekening gehouden met een afsplitsing van het rekenen. Timesharing Het maken van offertes werd vanaf 1970 via een terminal op een computer gedaan. De computer stond in Brussel of Düsseldorf. Later werd deze dienst overgenomen door het IBM rekencentrum in Zoetermeer (CALL). Het AC kon deze dienst nog niet aanbieden. In 1976 schrijft AOrta: “de proeven met Timesharing via onze eigen /370 in KG in plaats van via een aansluiting met IBM in Zoetermeer verlopen naar wens.” In mei 1977 schrijft AOrta: “de configuratie waarmee timesharing gepleegd zal worden op de /370 in KG zal bestaan uit twee beeldschermen met toetsenbord en twee zgn. matrix-printers. Voorzichtig kan gesteld worden dat per 1.10.1977 de overgang van Zoetermeer naar KG gerealiseerd zal zijn.” VSPC zorgt voor de communicatie, de programma’s werden door de afdeling AO Computer technisch beheer geschreven in APL of Fortran. Over de eerste maand gelijk een besparing van fl. 3500, - ten opzichte van Zoetermeer. Het zijn dan niet alleen meer offerteprogramma’s maar elk soort rekenwerk dat NN kan bedenken. In 1982 zijn er negen afdelingen die met VSPC werken, 18 beeldschermen en 8 printers hangen er dan bij Leven aan de computer in KG. In 1984 zijn er 40 VSPC terminals in het concern, en tweehonderd gebruikers die ermee kunnen omgaan. De meeste voeren standaard programma’s uit, maar een flink aantal programmeert zelf, met APL. Naar de AS/400 In 1985 en 1986 worden grote delen van het rekenwerk van Actuariële Mutaties (AM) overgeheveld naar een programma op de AS/400 dat voor alle gebruikers op de AS/400 bereikbaar is. Bovendien wordt i.v.m. de hoge kosten bij het AC overwogen om alle VSPC programmatuur over te hevelen naar de AS. Hier was in het begin van de /34 ook al even over gedacht maar toen was het niet mogelijk. Er wordt nu echter wel werk van gemaakt en er wordt heel wat overgezet. In 1986 moet er geconverteerd worden van VSPC naar TSO, dat geeft weer een extra duwtje richting AS/400. PC Ondertussen is het PC-tijdperk aangebroken. Er worden natuurlijk allerlei losse PCrekenprogramma’s gemaakt, een gekoppelde toepassing is er nog niet. Bij Ilias zijn de plannen in de maak. Daar moeten Binnen en Buiten gelijk gaan oplopen.
In 1993 verdwijnen de APL-programma’s naar een PC, die via de AS/400 te benaderen is, met een besparing van 840.000 gulden. Voor het gemak worden de hardware-, software- en beheerskosten van de PC maar weggelaten. Maar de kosten zijn wel de hoofdreden om ook bij Labora, Ilias en Homes snel rekenservers in gebruik te nemen. Zowel de koppeling met het mainframe als met de AS/400 worden geïmplementeerd. Een technische beschrijving van de hand van Eric van Dijk geeft een blik op queued en non queued APPC en AS/400 dataqueues. IP Er zijn nu in korte tijd zoveel rekenservers in gebruik genomen, dat het onderhoud een probleem begint te worden. Vooral omdat er ook nog steeds Mainframe en AS/400 programma’s zijn met rekenregels. Het IP gaat dit aanpakken met de rekenbox. In 1997 geeft Frans Elderson een uitvoerige toelichting op de plannen. Er wordt hard gewerkt. De nieuwste hard- en software wordt gebruikt. Maar door het mislukken van de VTA gaat ook de rekenbox de mist in, net als Flits.
Buiten TI59 In 1980 wordt het eerste rekenapparaat buiten geleverd. Het is een TI59, een rekenmachine met wat voorgeprogrammeerde kaarten. Dick van Valkenburg heeft er natuurlijk zijn eigen visie op.
HP75C In 1983 wordt de TI59 vervangen door een HP 75C. HP Portable Plus Maar de eerste echte computer buiten is de HP Portable Plus, in 1986. Hierbij wordt het rekenprogramma BLOS geleverd (Buitendienst Leven Ondersteunings Systeem). Behalve een serie rekenmogelijkheden ook Memomaker, Time-manager en Lotus 123. Deze programmatuur wordt ook bij tussenpersonen uitgezet.
Vaste PC In 1990 krijgen alle buitendienstmedewerkers een vaste PC met printer. Blos en Algoritme worden erop gezet. De ontwikkeling van Sonnet start, maar dit levert uiteindelijk alleen een Pensioen programma op. Zo’n PC nam ruimte in beslag en sloeg ’s nachts automatisch aan en uit als er nieuwe software en gegevens overgestuurd werden. Voor dit ongemak kregen de buitendienstmedewerkers een zogenaamde “keukenvergoeding”. In 1993 wordt gestart met Commerciële Software, nu ook voor Schade. Een elektronisch Tarievenboek is het eerste resultaat voor Leven, samen met de reisverzekeringen voor Schade. In 1994 wordt een Hypotheek Advies Systeem toegevoegd. In 1996 zijn Blos en Algoritme verdwenen. Portable Als in 1999 een nieuwe Laptop wordt uitgereikt aan de buitendienst medewerkers, kunnen ze behalve bij de tussenpersoon met de Commerciële Software werken, ook nog naar het VerzekeringsAtrium en via Infonet naar de Buitendienstsite surfen.
Buitendienst en Tussenpersonen. Buitendienst. PC. In het hoofdstuk Rekenen zijn de voorlopers van de PC behandeld en de eerste stappen met rekenen op de PC. Blits bij Schade (1987) was een eerste stap om bestuurlijke informatie buiten te zetten. In 1991 krijgen de auto-experts een modern hulpmiddel. Samen met Promiss kan er nu gemailed worden. In 1997 wordt GIRAF ingezet om de Technische Buitendienst meer hulpmiddelen te geven. Thuis en in het veld kan de technische buitendienstman nu contact zoeken met de computer op het hoofdkantoor.
Co Bunt en John van Iersel
Netwerk. In 1990 krijgen alle buitendienstmedewerkers van Leven een moderne PC. Een jaar later wordt BF-netwerk geïnstalleerd, waardoor er communicatie met het hoofdkantoor mogelijk is. Markis moet informatie gaan verstrekken. In 1992 wordt dit systeem gerealiseerd. In 1999 wordt de vaste PC buiten ingeruild voor een laptop.
Tussenpersonen POR Er ging een eindeloze stroom formulieren heen en weer tussen de verzekeringsmaatschappijen en de tussenpersonen. Om daaraan iets te kunnen automatiseren, moesten er afspraken gemaakt worden tussen de partijen. Rond 1970 werd er een bestandsrecord en een prolongatierecord afgesproken, de zogenaamde POR. Het werd nu mogelijk om de uitwisseling van gegevens met computers te doen . Vooral de prolongatie leende zich hiervoor. Weldra werd door alle grote maatschappijen de prolongatie op tape aangeleverd bij veel tussenpersonen. Er ontstonden ook bedrijven die de totale prolongatie voor de tussenpersoon wilde regelen, en die dan de POR tape van de maatschappijen aangeleverd kregen. ACT Nationale-Nederlanden besloot ook zo’n maatschappij op te richten. Dat gebeurde in 1969. Het ACT (Administratie Centrum voor Tussenpersonen) zag het licht. Jack Moormann was jarenlang directeur. Het begon met batch programma’s, maar in de loop van de jaren kwamen er ook online mogelijkheden. In 1981 kon via een mini contact worden gezocht met het ACT. In Zekerheid in Verandering staat er een stukje over. In 1986 komt er een systeem met de naam CACTUS, het bestaat uit een Host- en een PC-deel. In 1990 als het ACT 20 jaar bestaat zijn er 500 klanten met 2,2 miljoen verzekeringen. (Bij de RVS hadden de inspecteurs de opdracht om het ACT niet te adviseren bij de tussenpersonen, maar eerder op ANVA te wijzen. Tenslotte was het ACT van de concurrent. Na 1984 moesten ze formeel het ACT adviseren, maar die omslag kostte wel wat moeite bij de meeste inspecteurs). In 2003 ging het ACT met ASM (Assurantie Systemen Nederland) verder als Amedia, een samenwerking van ING en Aegon. ADN Communiceren met behulp van elektronische netwerken startte als idee in 1979. Bij het hoofdstuk Schade wordt een paragraaf gewijd aan het ADN. Bij Leven was ADN geen succes. De bijnaam die het intern had geeft dat ook al aan. Het was het zogenaamde ADIDAS netwerk. Iedere aanvraag die binnenkwam (en dat waren er niet veel) werd uitgeprint en te voet bezorgd op het bureau waar de offerte gemaakt moest worden. Een programma is naar mijn weten nooit ingevoerd. Tarievenboek Het maken, en verzenden van tarievenboeken was een heel gedoe. Vanaf het moment dat er elektronische tarievenboeken kwamen werden er pogingen gedaan om het tarievenboek bij de tussenpersoon ook elektronisch te maken. Software leveren aan de tussenpersonen mocht wel binnen de afspraken met de maatschappijen, maar de bijbehorende hardware mocht je er niet bijleveren. De software van de HP Portable Plus werd wel bij een aantal grote maatschappijen neergezet, de hardware bleef echter het struikelblok.
Daar kwam een einde aan bij de gestandaardiseerde PC met DOS en Windows. De voor de buitendienst bestemde rekensoftware werd ook aan de tussenpersonen geleverd, die zelf hun PC’s hadden. In Sorbed werd vastgelegd wie wat aan software had. Dat was wel nodig voor de Helpdesk als er nieuwe software gedistribueerd werd. Er waren meerdere sets, er ging wel eens iets fout met de verzending, of een niet leesbare floppy verhinderde de installatie. Het aantal telefoontjes op die dagen liep in de honderden. We hebben het dan nog niet eens over een echte fout, waardoor de software niet te installeren was zonder hulp van de helpdesk. Dit is één- of tweemaal voor gekomen, de telefoon stond dan roodgloeiend en niet alle tussenpersonen waren dan vriendelijk aan de lijn. Er werd een scala van printers ondersteund, maar het kon toch wel eens fout lopen bij een bepaalde tussenpersoon. Frans de Wit en Max Dekkers van Infrastructuur hadden een dagtaak aan het verhelpen van dit soort storingen in het land. Ze kwamen met de grootste verzameling virussen te zitten, die ze buiten vonden. En meestal lagen de fouten niet bij de software maar bij de manier van installeren, een kapotte printer of een kapotte PC. Met Wellowell wordt een nieuwe fase ingeluid. De klant rekent zelf de premie uit en bepaalt daarmee bij wie hij zich gaat verzekeren.
Communicatie Er werden allerlei publicaties richting tussenpersonen gestuurd. In 1996 begon de elektronische informatiestroom vanuit NN op gang te komen. Internet en Infonet zagen het licht. Iedereen op de internetsite, Infonet alleen toegankelijk via een password. In 1997 wordt er speciaal voor de automatisering van de adviseurs een aparte afdeling opgericht, IOA.
Hypotheken Hypotheken valt tot 1994 onder het concernonderdeel Beleggingen. In 1976 wordt het Hypotheek en Leningen programma (H&L) in gebruik genomen. In AOrta wordt gesproken over een conversie die goed geslaagd is dus moet er daarvoor ook al een programma geweest zijn (Leven maakt gebruik van H&L voor de polisbeleningen). HIS is de naam van het Hypotheek Incasso Systeem dat tegelijkertijd in gebruik genomen wordt. In 1987 wordt een nieuwe, verbeterde versie van Incasso in gebruik genomen (HISAS) H&L en HISAS houden het vol tot 1992, nadat er heel wat bijgebouwd is in de loop van de tijd. In 1992 wordt Homes ( Hypotheken Online MutatiE Systeem) ingevoerd. De start van deze toepassing lag in 1987. In de MTP van 1987 wordt dat aangegeven met ”een voorstudie: hoe verder te gaan met de automatisering t.b.v. Hypotheken.” In 1994 is de tweede versie klaar en dan wordt er in 2N een uitgebreid artikel geschreven. In SO kompas geeft Henk Nijkamp een wat technischer verhaal. Het systeem is geschreven in Cobol, met CICS als TP-monitor en DB2 als DBMS. Het was het laatste DB2 systeem dat zonder hulp van IEF tot stand kwam. Voor het vervaardigen van documenten wordt gebruik gemaakt van Office Vision. Daarvoor was de 8100, de IBM machine waarmee data/text integratie mogelijk was, het paradepaardje van Hypotheken. In 1994 wordt Hypotheken onderdeel van NN Leven en gaan ook de SO’ers die voor Hypotheken werken naar Leven toe. Homes is operationeel gebleven tot in de nieuwe eeuw. Toen maakte het oprichten van het Service Center Hypotheken het schrijven van een nieuw programma noodzakelijk. Dit programma moest werken voor alle ING Hypotheekpoten. Anno 2007 is daarvan niets terecht gekomen. Homes werkt nog steeds.
Sociale Zaken In 1989 worden de personeelsdossiers opgenomen in Prins (PeRsoneel INformatie en registratie Systeem). De kaartenbakken kunnen in de prullenbak. Er was daarvoor dus kennelijk nog niets geautomatiseerd voor de personeelsdossiers. Kees Heijning vertelt in 2N iets over dit gekochte pakket. Hij heeft het dan ook over de salarisgegevens die overgeheveld zijn uit het oude systeem. Want de salarisadministratie is wel allang geautomatiseerd. Als batchsysteem uiteraard, de invoer gebeurt centraal met mutatieformulieren. Dat verandert per 1 februari 1994 als Spirit in de lucht gaat. Decentraal online invoeren is de grote plus van dit systeem Spirit betekent Systeem voor Personeels Informatie en RegIstraTie) Over Prins wordt niet meer gesproken, kennelijk was dat niet zo’n succes. Er is nog wel even een sneer naar de aankoop van het vorige pakket: het nieuwe systeem kwam volledig in eigen huis tot stand. Kom daar nu eens om.
Het artikel in 2N geeft veel details over de begeleiding van allerlei commissies, inbreng van de gebruikers, de opleiding en natuurlijk de extra beveiliging van het systeem. En de salarissen zijn er de eerste keer goed uitgekomen, hoopt de redactie. Op 1 januari 2005 wordt Spirit opgevolgd. De naam van het systeem ken ik niet, ik zag het aan het strookje, en aan het feit dat ik als Vutter weer 36 uur moest werken, als ik de kop van het formulier tenminste goed begreep. Ik was verder wel content met het overzicht. De mensen van de insluitstraat ook vermoedelijk. Eindelijk was dat formulier met die twee vouwen eruit. De personeelsverenigingen waren wat minder blij. Die waren niet helemaal goed uit de verf gekomen om maar eens een eufemisme te gebruiken. Ze hebben hard moeten werken om alles weer goed te krijgen. Hiermee wordt maar weer eens bewezen dat de analyse van de oude situatie toch ook een vak apart is.
Boekhouding Boekhoudmachines waren het instrument van de afdeling boekhouding tot in het computertijdperk. Om de gegevens niet nog eens vast te moeten leggen, werd er ponsapparatuur gekoppeld aan deze machines. Die leverden de nodige ponskaarten voor de mechanische administratie. Deze administratie werd in de jaren zestig overgenomen door de computer, maar bleef een ponskaartenadministratie, gevoed door boekhoudmachines. In 1970 werd het grootboek op de computer gezet, maar de invoer bleef gelijk. De ponskaarten uit de boekhoudmachines werden nu gebruikt voor invoer in het grootboek. In het voorjaar van 1974 werden de boekhoudmachines vervangen door een Philips X -1150 met 12 terminals. Deze terminals stonden op meerdere afdelingen. De gegevens werden vastgelegd op een magneetband, die naar het AC ging. Het systeem leek erg veel op het MDS systeem dat op de ponskamer in gebruik was. Jan van der Linden had tussen zijn vele bewaarde documenten ook nog een Operator’s Quick Reference liggen. In 1974 geeft Comptabele Zaken de opdracht voor het project AFA (Aanpassing Financiële Administratie). Het doel van dit project is het automatisch doorsluizen van boekingen uit de verzekerings- en beleggingssystemen naar grootboek of subgrootboek. In 1975 is deze “wasmand” gereed. Later is er ook een verbeterd informatiesysteem ingevoerd, het “Produkt-Code Systeem”. Peet Buijtenweg heeft aan de wieg van dit systeem gestaan. Bert Rosbach heeft aan dit project meegewerkt en haalt wat herinneringen op: In 1974 had het concernorgaan Comptabele Zaken (CZ) de behoefte aan een manier om de diverse staten voor de boekhouding automatisch uit het grootboek te vervaardigen.
Aanvankelijk begonnen we met de inventarisatie van de diverse staten en de daarbij behorende grootboek-rekeningen. Daarbij gingen we uit van een apart stukje programmatuur per staat. De selectie van de benodigde rekeningen en de opmaak van de lijst zou dan dicht bij elkaar zitten. Bij die inventarisatie ontstond het gevoel, dat er een enorme brij van programmatuur nodig zou zijn. Elke nieuwe informatiebehoefte zou dan weer uitmonden in weer een nieuw stuk(je) programmatuur. Aanvankelijk werkten we nog zonder projectleider. Toen die eenmaal was aangesteld, en we de problemen doorspraken, kwam hij met het lumineuze idee om het algemener te maken. Zijn idee was om een staat te maken in de vorm van kolommen en regels, waarbij het kruispunt van zo’n kolom een cel werd genoemd. Elke cel kreeg had dus zijn eigen identificatie: productnummer, kolomnummer, regelnummer. Aan dat adres kon je weer gegevens verbinden over wat er in die cel moest komen. Daarbij hadden we allerlei variëteiten: - het saldo van één enkele grootboekrekening, - de som van de saldi van een groep grootboekrekeningen. - een tekst. - een rekenkundige bewerking (sommatie van een regel of een kolom, cel A + of - cel B, cel C maal cel D, of cel E gedeeld door cel F). - bovendien werd er voor ieder product ook nog vastgelegd met welke frequentie en op welke datum het moest draaien. Daar bovenop kon een product ook nog op verzoek draaien. Het systeem viel toen in een aantal stukken uiteen: - mutatie van de productgegevens - selectie van de te vervaardigen producten - bij deze selectie werden ook de grootboekselecties vastgesteld - selectie uit het grootboek. Bij deze selectie was het mogelijk om te selecteren volgens een generieke sleutel. Iedere grootboekrekening had een 5-cijferig rekeningnummer. Het was ook mogelijk om een selectie te doen op de eerste positie van een rekeningnummer, op de posities 1 en 2, de posities 1 t/m 3 en 1 t/m 4 - de uiteindelijke vervaardiging van het product Het systeem was nog helemaal gebaseerd op sequentiële bestanden, met allerlei sorteerslagen en uitsplitsingen. Het programma voor het selecteren van de grootboekrekeningen heb ik getest met TSO.
Tot 1988 heeft dit boekhoudsysteem gefunctioneerd. In 1981 werd besloten om een nieuw systeem te bouwen, omdat het oude bijna niet meer voldeed aan de wensen van de afdeling. Maar tot 1988 moest er toch nog heel wat onderhoud in het systeem gestoken worden. Toen was het nieuwe systeem klaar.
Budget Realisatie Administratie en Informatie Systeem, in de wandeling BRAINS, was een online systeem waar de handboekingen nu door de boekhouders zelf rechtstreeks konden worden ingevoerd .Het was ook volgens zeggen het ingewikkeldste systeem van NN. Dat kwam voornamelijk door alle aanleverende programma’s. Die sturen via BCB alle boekingen automatisch door. In 1988 werd ook NANCI ingevoerd. Het was de eerste keer dat het AC een PC programma schreef dat bij alle werkmaatschappijen van NN werd uitgezet. Ter plaatse werden de gegevens voor het jaarwerk ingevoerd en gecontroleerd voor verzending naar ACZ. Een behoorlijke werkbesparing tijdens het jaarwerk. 2N wijdt er een stuk aan maar vergeet de betekenis van het acroniem te vermelden. (NAtionale-Nederlanden Consolidatie Interface).
Voor CONTO wordt dat niet vergeten. Maar dat was ook een hele lange: Concerngewijs Ophalen, Nazoeken en Toeleveren van Overschrijvingen. Dit systeem verving in 1992 het uit 1969 stammende IGS (Invoercontrole GrootboekSysteem). Twee ACZ mededelingen uit 1991 geven aan waarom er een nieuw systeem moet komen en hoe de dagafschriften verwerkt gaan worden.
Incasso Prolongeren ligt in het verlengde van de postenadministratie, dat is per branche verschillend. Maar incasseren is voor Leven en Schade hetzelfde. De verzekeringen die via tussenpersonen liepen werden afgerekend en gecontroleerd via de Rekening Courant Administratie. Maar de kantoorincasso gebeurde nog grotendeels met de hand. Dus leek het een goed plan een Concern Incasso Systeem op te zetten. CIS moest het gaan heten. We praten over 1972 of daaromtrent. Maar dat lukte niet zo goed. Leven en Schade hadden zulke afwijkende opvattingen, dat er geen gemeenschappelijk systeem te maken was. Vooral de output (die natuurlijk op 132 posities geprint moest worden) was een probleem. Tenslotte ging Schade alleen door met CIS, wat ze omdoopten naar Centraal Incasso Schade. Jan van der Linden merkt hierbij op: Er was door AO Schade een definitiestudierapport geschreven. Wim Combé gaf mij dat voor bestudering en commentaar. We kwamen (Wim en ik) tot dezelfde conclusie: een mooi verhaal, maar we kunnen hier niets mee, geen enkel concreet gegeven om de vervolgfase in gang te zetten. Uiteindelijk kreeg ik de opdracht om bij AO Schade de definitiestudie dunnetjes over te doen en concrete cijfers te verzamelen voor het vervolg. Ik ontdekte dat de verschillen tussen Leven en Schade groot waren. Over de “openstaande postenlijst” was maandenlang op hoog en directieniveau onderhandeld wat er wel en wat er niet op zou moeten staan. De lijst kon slechts 132 posities bevatten. Uiteindelijk bleef er een struikelblok over: de lengte van de naam en wel een verschil van één positie. Ik heb voorgesteld om de openstaande postenlijst, die bij Schade handmatig iedere maand werd afgevinkt met de ontvangen betalingen, alleen op afroep te printen. Het motto was: iedere polis die niet betaald is staat open, het incassosysteem rappelleert automatisch. De berg papier van ruim 50 cm hoogte is overbodig en de “afvinkende” medewerkers kunnen worden ingezet bij de handmatige rappellering (na 2 automatische rappels). Je begrijpt het wel: de papieren controle moest blijven en daarmee de openstaande postenlijst. Ik heb vervolgens mijn taak (definitiestudie en basisontwerp) afgemaakt.
NB. Dit was de 4e of 5e poging tussen Leven en Schade voor een gezamenlijk systeem. Rien Bas maakte het systeem. Later sloot Vastgoed zich hierbij aan met de hurenadministratie. Dit systeem is in gebruik gebleven tot in 1992 Twist wordt ingevoerd. (TWeede Incasso SysTeem). In 1986 werd wel de stackkaart vervangen door de OLA. Leven ging zijn eigen weg en bouwde LIS (Leven Incasso Systeem). En de lening administratie komt met HIS, Hypotheek Incasso Systeem. Al deze systemen worden zo in 1972, 1973 in gebruik genomen, en in 1975 aangesloten op de boekhouding via de zogenaamde wasmand. T-records zorgden voor de communicatie. Leven bouwde LIS in 1978 om tot een nieuwe LIS, dat in gebruik gebleven is tot 2004. LIS was een batchsysteem. Leven maakte wel gebruik van de online informatiefunctie die door de boekhouding was gebouwd rond 1981, CIDS geheten (Concern Incasso Database Systeem) . Schade, Vastgoed en Hypotheken maakten ook gebruik van deze functie. In 1991 ziet het samenspel tussen LIS en de boekhouding er zo uit:
We weten dit uit een studie die Elke Klieverik en Hillard van der Steeg in 1991 deden. Er moesten aanbevelingen uit voortvloeien om de informatie voor de incassoafdeling te verbeteren. In het rapport van Elke en Hillard staat ook nog een paragraaf over "CIDS doodlopende weg". Daarin wordt opgemerkt dat de overwegingen die destijds golden om een centrale incasso database op te zetten zijn achterhaald. Dit is ook de mening van ACZ. Hypotheken en Schade zijn bezig een eigen incassosystemen te ontwikkelen (Homes resp. Twist), waarbij CIDS niet meer gebruikt wordt. Dit houdt in dat CIDS (inmiddels 10 jaar oud) voor Leven een doodlopende weg is met daarbij de opmerking dat het ook i.v.m. kostenbeheersing niet aantrekkelijk is als Leven als enige CIDS zou blijven gebruiken. Dit rapport had geen vervolg. Het IP kwam er aan, alles werd eerst op een laag pitje gezet voor het nieuwe plan. De rest van het incasso verhaal voor Leven hebben we beschreven bij het IP.
De Vaderlandsche Tot omstreeks 1985 was de Vaderlandsche in Antwerpen een flinke klant, zowel bij de uitvoering als bij de programmering. In 1959 nog heel bescheiden, in 1964 is het meer dan 10% van de uitvoeringskosten van de Nederlanden. In 1976 wordt er bij SAP 146,5 uur overgewerkt voor De Vaderlandsche, en 144,5 uur voor Schade. In 1983 vraagt De Vaderlandsche zelfs meer uren bij onderhoud dan Schade (13540 tegenover 10001). Het overlegcircuit was nogal gecompliceerd. Er werd natuurlijk ook veel heen en weer gereisd. In 1980 wordt aangekondigd dat De Vaderlandsche zelfstandig zijn automatisering gaat doen. Fokke wordt onderdirecteur in Belgie om e.e.a. te organiseren. In 1984 zien we een conversie document, waarbij opgemerkt wordt dat Job D5005-07, overseinen invoer acceptatietest, niet bestaat bij De Vaderlandsche in de nieuwe opzet. In 1986 is bij het doorbelastingsoverzicht De Vaderlandsche zo goed als verdwenen bij de uitvoering, maar bij nieuwbouw staat nog steeds een flink aantal uren.
06 Kosten en doorbelasten Vóór het AC In 1927 was de huurprijs van de Hollerith machines bij De Nederlanden 2400 dollar per jaar. Aldus IBM bij 50 jaar samenwerking NN / IBM. In 1957 was de huurprijs bij De Nationale 67.272 dollar; bij De Nederlanden 65.316. “In plaats van een vrij ruwe omslag van de kosten naar de gewerkte uren achteraf worden de gewerkte uren via een uurtarief direct aan de opdrachtgever toegerekend.” Met deze zinsnede start Van den Broek in 1959 de doorbelasting bij De Nederlanden aan de hand van tarieven. die van te voren zijn vastgelegd. Niet alleen voor de Gamma ((fl. 256,05 per uur), nee voor het hele scala van machines dat op dat moment bij de dienst automatisering aanwezig is. De ponskamer is niet vergeten (fl. 4,51) en er is ook een tarief voor systeemanalyse (fl. 12,55) voor het eerst te hanteren in 1960. Er is een staat waarin de verdeling van de kosten, in totaal ongeveer één miljoen gulden, per afdeling is weergegeven. Leven is de hoofdgebruiker van de Gamma, daarna komt Brand. De aanschafprijs van de Gamma was ongeveer een miljoen. De discussie over tijdschrijven werd toen ook al gevoerd. “Wij vinden het bovendien wat veel gevraagd van deze functionarissen (bedoeld worden de Staf research en hogere leiding) een gedetailleerde tijdsverantwoording te verlangen.” Van de rest werd dat kennelijk wel gevraagd. Over 1964 wordt er nog steeds apart gerapporteerd. In dat jaar wordt er winst gemaakt op de Gamma, doordat er veel eenmalige opdrachten zijn geweest. De winst wordt naar “eer en geweten” verdeeld. Leven krijgt het grootste deel, want die heeft toentertijd de aanloop betaald. Programmeren op de Gamma is trouwens fl. 38,50 per uur, op de 1401 fl. 25,50. Het verschil zit hem in de testkosten, de Gamma is duurder dan de 1401 per uur. Er zijn geen gegevens bekend over de doorberekening bij de Nationale. Wij schatten zo dat de kosten in 1959 fl. 500.000 per jaar waren. Een IBM 650 kostte in Amerika toen $ 150.000, dat zal in guldens 500.000 geweest zijn.
AC In het TLI-rapport uit 1970 wordt het computertarief uit dat jaar vermeld, fl. 600 per uur. Dat was de prijs voor de 360/40, all in. Dus nog geen aparte tarieven voor de randapparatuur. In 1973 in het rapport over de conversie naambestanden wordt een computertarief van fl. 2000 per uur genoemd. Dat was dus de 360/50 prijs. Dit waren CPU tijden, geen vloertijden. De 360/20 moest fl. 125 per uur opbrengen. Uit 1973 hebben we ook nog wat mankosten. Een lijnmedewerker kostte voor kosten/baten berekeningen fl. 25.000 per jaar. Voor een AO-medewerker werd fl. 50 per uur in rekening gebracht, een systeemanalist van het AC was fl. 50 per uur, een programmeur fl. 30 per uur. Voor ponsen ging met uit van 25 cent per kaart.
We weten ook hoeveel uren er overgewerkt werd door het schadeteam van de afdeling SAP, en voor wie. Minutieus opgeschreven per man/vrouw, per werkmaatschappij, per jaar. En zonder spreadsheet, maar in een schriftje.
Jammer genoeg een nieuw schriftje vanaf 1986, het oude was vol en weggegooid. Maar de overzichten die er van gemaakt zijn liggen er nog wel. In 1974 werden de SMF gegevens al gebruikt om de accounting te doen. Wat daar precies mee gebeurde, weten we niet meer. In 1975 maakt Jan van den Broek wat aantekeningen, waar we uit afleiden dat vanaf dat jaar een apart tarief voor de randapparatuur wordt ingevoerd. Het tarief: Er is ook al een verdeling per klant bekend. Niet alleen van de uitvoeringskosten; ook de uren nieuwbouw en onderhoud programmering worden vastgelegd, met een vergelijking van planning en realisatie.
Voor de uitvoeringskosten wordt rond die tijd een doorbelastingsprogramma gemaakt dat heel lang in gebruik is geweest. Piet Krijnsen herinnert zich: Ik ben mij er omstreeks 1984 mee gaan bemoeien. Toen waren er verschillende systemen die gebruik maakten van "rauwe SMF" - die ongemakkelijke gegevens die het operating system oplevert over zijn activiteiten. IBM wijzigde met enige regelmaat de indeling van die records, zonder dat daarover adequaat werd gecommuniceerd (of geen adequate luisteraars had). Met als gevolg dat de "afnemende" systemen weinig betrouwbare info opleverden. Om dat probleem te tacklen zijn toen onderzoeken gedaan die er uiteindelijk in resulteerden dat wij het pakket
MICS aanschaften, waarin uiteindelijk de hele doorbelastingsadministratie is ondergebracht en aangekoppeld. Mijn betrokkenheid (in 1984) is gestart met de implementatie van MICS in de NN-omgeving.
Jan van Houwelingen schrijft: Ik heb daar ooit een herstelactie voor moeten uitvoeren waar ik maanden terug moest draaien, daarna programmatuur aanpassen en weer met de juiste tapes vooruit draaien omdat Jan Beumer had geconstateerd dat de cijfers niet juist waren. Dit was in 1987. Daarna is het systeem Accounting opgezet bij de nieuwbouwafdeling van SOC-1. Dat zal ongeveer eind 1988 geweest zijn. Jos Koevoets heeft toen de STAAT-31 gemaakt. Deze lijst heeft het daglicht gezien tot 1995. Met de integratie van de doorbelasting van ccAZO en ccWP zijn toen de 01-, 02-, 03- en 04lijsten ontstaan.
De “31 staat” is voor iedereen die wel eens wat kosten moest opzoeken een begrip.
Bij een slimme keuze van projectnummers in combinatie met het “administratief complex” konden er heel wat conclusies getrokken worden over stijgende of dalende rekeningen, gegroepeerd op vele manieren. Jan van der Linden doet in 1986 (Jan van Houwelingen zou er dus een paar jaar naast zitten met 1988) bijvoorbeeld zijn best om wat verschillen te verklaren bij de invoer van Labora. Opvallend zijn de hoge ponskosten t.o.v. de computerkosten, al moet wel worden opgemerkt dat de kosten van de AS/400 hier niet zijn bijgeteld.
Was het budget van de automatisering in 1959 voor beide maatschappijen ongeveer 1,5 miljoen, in 1988 was dat ca. 90 miljoen, waarvan 75 miljoen AC (voor decentralisatie SO), 10 miljoen AO Leven en 5 miljoen AO Schade. Voor de CPU is er nu een batch en een online tarief, er wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de verschillende kosten die toegerekend worden. In 1995 verschijnt het eerste ING tarievenboek, de NN vlag wappert nog wel op WP. We zijn bovendien getuige van de laatste decentralisatie. De RVS gaat naar de computer in Ede. De samenvoeging van de VV- en de RVS-administratie doet men in Ede liever in huis. Pas een paar jaar later komt de RVS-administratie, maar nu als één geheel, weer terug. In 1996 is de doorbelasting helemaal op ING-leest geschoeid .Er wordt 600 miljoen binnengehaald. In 1999 bedraagt het budget voor Automatisering NN 245 miljoen: 100 miljoen ITC en 145 miljoen Stafdienst IT (NN).
Leven Behalve Prompt waarmee de mankosten worden doorbelast zien we tot 1992 alleen wat losse opmerkingen over kosten en doorbelasten. In 1978 moet Dik van Valkenburg een schampere opmerking maken over de hoogte van de AC tarieven voor ontwikkelaars.
BI was in de jaren tachtig verantwoordelijk voor de doorbelasting. Maar de cijfers kwamen van het AC (de 31 staat) en Organisatie en Opleiding. Van Zwieten is de auteur van het stuk uit 1986, met de cijfers van 1985 en de vergelijking met 1984.
In de AC-kosten zit de machinehuur, ook van terminals en S/38. AO kosten is Administratieve Organisatie en systeemontwerp S/38, CTB (Computer Toepassing en Beheer) is kosten uitvoering S/38 (zonder machines). “Kostenbewustzijn is een aspect dat bij een aantal medewerkers binnen onze organisatie begint te leven en dat door de sector Automatisering tot doelstelling is verheven. “ Met deze woorden opent in 1992 het rapport van de werkgroep, die wat over de doorbelasting geschreven heeft. Carla Fransen heeft de leiding van het clubje dat daarna een heuse doorbelasting voor de klanten gaat maken. Een nota waar niet alleen de kosten van mainframe opstaan maar ook alle PC’s, printers en beeldschermen. En voor het eerst doorbelasting van de AS/400 die verder gaat dan 40 % individueel, 60% collectief. Nee, de AS wordt per beeldscherm omgeslagen en per afdeling op de nota vermeld. Een PC telt voor de helft mee. Elke maand krijgt elke sector zo’n indrukwekkende nota toegestuurd. Een voorblad met een totaal opsomming, en daarna een uitgebreide specificatie. Maar het echte kostenbewustzijn leefde alleen maar bij AZ, waar de nota werd vervaardigd en waar onder de leiding van Jan van der Linden, later Hillard van der Steeg, de fraaiste maandoverzichten werden vervaardigd. De cijfers werden ook gebruikt om bijvoorbeeld per product de computerkosten uit te rekenen, zoals Hillard deed in het ABC-project.
Eenmaal per jaar waren alle leidinggevenden binnen de automatisering echt geïnteresseerd in de kosten. Dat was op het moment dat de MTP moest worden samengesteld. Deze ceremonie voltrok zich elk jaar binnen geheel NN. Het budget voor de volgende drie jaar moest worden vastgesteld, met de doelen in dezelfde periode. Formeel moest elke sector zijn opgave doen voor de te verwachten automatiseringskosten, maar in de praktijk lag deze klus op het bordje van de automatiseerders. AN, later het ITC, kwam met een voorzet voor de machine- en mankosten. Elk jaar gaf dit de nodige discussies over gebruikte methodes. De manier waarop het aantal aansluitingen werd vastgesteld, hoeveel van TOS voor ieders rekening kwam, of software wel eerlijk werd verdeeld. En dan heb ik nog maar drie discussiepunten genoemd. Als iedereen dan naar eer en geweten zijn deel had opgeleverd en de voorstellen naar de directie gingen, kwam het vervelendste stuk van de hele MTP. Er moest overal nog 5 of 10 % af. Nu was de MTP meestal begonnen met “lager dan vorig jaar”, dus dat laatste stukje ook nog inleveren viel niet mee.
Het NN-accountteam van het ITC waarmee in de beginjaren 2000 werd onderhandeld over de ITC-kosten die in de MTP van NN moesten worden opgenomen. V.l.n.r.: Ineke Bé, Fred Goudriaan, Peter Philipsen, Rob van Viersen.
Schade Als José Killian in 1992 (als stagiaire) een “Definitiestudie en Ontwerp voor een Factureringssysteem Automatiseringskosten” opstelt, geeft ze daarin een beschrijving van het systeem zoals het op dat moment werkt bij Schade. De basis van de doorberekening van de kosten AN is de 31 staat. Voor de decentrale Apparatuur levert OST de verdeelsleutel aan die is gebaseerd op de tarieven AN en de gegevens uit Infoman. Voor de afdelingen van systeemontwerp wordt Prompt als basis gebruikt, de afdeling ondersteuning heeft een eigen werkregistratie. José komt dan met een uitgewerkt plan om het allemaal nog mooier te maken. Hier gebeurt verder niets mee. Uiteindelijk wordt bij de samenvoeging van Schade en Leven het Rotterdamse doorbelastingsysteem overgenomen.
07 Architectuur IAA Na SNA (Systems Network Architecture) en SAA ( Systems Applications Architecture) komt IBM in 1990 met IAA (Insurance Application Architecture). Koppel de “Business” los van de applicaties is het thema. Met 22 andere verzekeringsmaatschappijen over de hele wereld en drie softwarehuizen stapt NN ook in dit IBM project. De aankondiging is van de hand van Peter Hendriks (zie foto) die zitting zal nemen in de Customer Advisory Board. Er doet een fors aantal mensen mee van verschillende werkmaatschappijen. In 1992 geeft Rob de la Ruelle een driedimensionaal plaatje. De hoofdmoten zijn Business Model en System Model, beide onderverdeeld in Data Model, Function Model en Worflow Model. Vervolgens geeft hij kort het nut aan van de studie van IAA.
NN Architectuur In 1995 zijn we een paar stappen verder, en is IAA één van de pijlers van de architectuur. Ook het drie lagen concept komt in dit artikel naar voren.
In het IP rapport uit 1996 is dat het vier lagen concept geworden. Workflow Management is erbij gekomen. Bij het IP is de NN Architectuur heel wat verder ingevuld. Maar IAA is losgelaten als standaard, wordt alleen nog als referentiekader gebruikt. Het vier lagen concept wordt in 1998 nog eens op een rijtje gezet.
IAA wordt niet meer genoemd.
ING Architectuur In 1996 geeft het IP het al aan, door ITC wordt gewerkt aan de ING Architectuur (ICA, ING Component Architectuur). Hieronder een van de vele plaatjes van de ING Architectuur die thans is gebruik is.
Boven vijf groepen: Channel Services, Marketing en Sales Support Services, Party Relation Services, Finance en Risk Management Services, Staff & Support Services Daar onder General Production Services en Agreement Services. Onder Agreement Services vinden we diensten zoals Life, Employee Benefits, Private Banking. Alles wordt via de Application bus aan elkaar gekoppeld.
08 Beveiliging Toegang Bert Rosbach weet nog hoe de beveiliging geregeld was, toen het AC nog aan de Schiekade zat: Toen de ruimte met de computers nog aan de Schiekade was gevestigd, kon iedereen gewoon door deze ruimte lopen. De tapes werden opgeslagen in een kluis aan de andere kant van de gang. Op een kwade dag liep een lid van de Raad van Bestuur van Nationale-Nederlanden door die gang, en zag de wagen met tapes onbewaakt staan. Hij heeft toen een tape van de wagen gepakt en is met de tape onder zijn arm naar de directeur van het AC gegaan. Met een kwaad gebaar werd de tape op diens bureau gedeponeerd.
In de Groenhovenstraat was het beter afgeschermd. Het handboek Operations geeft uitvoerige aanwijzingen. De operator die als eerste aankomt, krijgt de sleutel en de deurkruk van de portier. De laatste levert hem weer in. Toegang is alleen mogelijk met een sleutelkaart. Daarmee kan de deur worden geopend. Bovendien moet iedereen een badge dragen. Groen voor AC medewerkers die ook een sleutelkaart kunnen krijgen, geel voor de overige AC medewerkers en rood voor bezoekers die alleen onder begeleiding op de zaal mogen zijn. Jan van der Linden merkt hier over op: Op papier was het dus goed geregeld. Jan Beumer verkondigde dit trots. Maar nu de praktijk. De werkruimte van de werkvoorbereiders was nagenoeg gesitueerd voor de toegangsduur tot de computerruimte. Voor de gezelligheid lunchten zij gezamenlijk. De badges werden dan op de bureaus achtergelaten. Om te laten weten dat de beveiliging niet optimaal was heb ik op een zekere dag alle badges in de lunchpauze verzameld en naar Jan Beumer gebracht, echter met de uitdrukkelijke opmerking dat hiervoor niemand “gestraft” moest worden. De actie was louter bedoeld om de getroffen maatregelen ook in de praktijk goed uit te voeren en regelmatig te controleren. Zoals gezegd is ook gedaan.
Bij de verhuizing naar de Wilgenplas komt er een extra sluis bij de portier, met een toegangscontrole voor het hele gebouw.
Brand In de Groenhovenstraat is er een CO2 installatie geïnstalleerd. Die staat ’s nachts en in het weekend aan en moet door de eerste operator op handbediening worden gezet. Er is een heel verhaal in het Handboek Operations hoe dat moet en wat er moet gebeuren bij een calamiteit. In de Wilgenplas is vanaf de bouw het blusgas Halon geïnstalleerd op de computerzalen onder de zwevende vloeren. De computerruimten zelf waren toen te groot om effectief met Halon te kunnen vullen, vandaar dat toen is gekozen voor watersprinklers. In 2004 werd het gebruik van Halon als blusgas verboden en er wordt besloten om op de computerzalen het blusgas FM-200 te installeren. Bovendien wordt er een “early-warning” brandmeldsysteem op beide zalen geïnstalleerd. Dit systeem dient bij de minst geringste wijziging van luchtdeeltjes een alarm te geven. Ook de handblussers worden vervangen door schuimblussers. Tenslotte bestaat de watersprinkler installatie ook nog steeds, maar dat is nu het allerlaatste redmiddel geworden.
Uitwijk In 1981 geeft een circulaire aan dat er nagedacht is over uitwijk bij calamiteiten. Er is gestudeerd op een empty shell, samen met anderen (eind jaren 70 werd het CUC opgericht Computer Uitwijk Centrum). Maar daar ziet de directie niets in. Het inrichten van een computerzaal in HKR vindt zij een beter idee. Dat plan zal worden uitgewerkt. In 1986 schrijft de security coordinator Pim Audiffred dat er een jaar gestudeerd is op een uitwijkplan, samen met externe deskundigen. Hij legt de nu genomen maatregelen uit. Er is weer sprake van een empty shell, maar er wordt geen plaats genoemd. Uit de MTP van dat jaar blijkt dit in Amsterdam te zijn bij IBM, want daar wordt een uitwijktest gehouden. In 1988 wordt er een uitwijktest met de batch gedaan in het CUC in Lelystad. Kennelijk is dat toch de oplossing voor de empty shell gebleken. Binnen de gestelde tijd was het systeem operationeel. In 1992 (Wilgenplas) is er een nieuw calamiteitenplan. Er is besloten om intern uit te wijken. Van de productiezaal in bouwdeel C naar bouwdeel D. De test op 13 juni loopt goed. Het CUC is weer uit beeld. Vanaf dat moment wordt er tweemaal per jaar een uitwijktest gepland, met testen door systeemontwerpers en gebruikers. Ook de AS/400 wordt erbij betrokken. Daar is de AS/400C de uitwijkmachine. Het kost altijd wat moeite om testers te vinden. Het is zondagwerk, de aanvangstijd is verschuifbaar en je moet van te voren ook tijd ervoor vrijmaken. Bovendien wordt de hele operatie regelmatig afgeblazen als er te veel problemen in de aanloop zijn. Het komt steeds weer bij een klein groepje mensen terecht, die dan wel veel ervaring krijgen.
Beveiliging transacties en bestanden Toen in 1978 de eerste transactie met CICS werden opgezet was er geen sprake van invoeren van passwords. Maar dat zal toch wel snel veranderd zijn? In 1980 wordt er in de opsomming van software nog geen opmerking over ACF2 gemaakt. En ook een rapport over beveiliging IAD/AC uit 1979 praat nog niet over passwords. De oudste verwijzing naar ACF2 is uit 1987, dan wordt release 4.1 ingevoerd. ACF2 bestond toen al een paar jaar. Iets over de historie vinden we op het Internet. ACF2 is gehandhaafd tot op vandaag. TSO had een password ingebouwd als standaard, daar begon de beveiliging dus vanaf het eerste jaar (1977). Op de mini’s was het beter geregeld; vanaf de eerste machine, de 34, is er al sprake van password beveiliging. Ger Leentfaar en Lock maken er in 1978 al gewag van, als ze een rapport maken over “fysieke beveiliging minicomputers”. Maar een verbinding met het mainframe komt nog niet ter sprake. Op de AS/400 werd in tabellen de autorisatie per gebruiker geregeld. Basis was de kostenplaats, die bepaalde waarop iemand mocht aansluiten. Vandaar dat reorganisaties altijd een ontzettend karwei waren op de AS/400. Alle tabellen moesten worden gewijzigd. Toen de PC eenmaal aan een LAN gekoppeld werd, moest daar ook een beveiliging voor komen. Als je ’s morgens moest aansluiten op LAN, AS en Host was je wel even bezig met alle userid’s en passwords. Ook het wijzigen van de passwords was een crime, door alle afwijkende regeltjes voor hoofd- en kleine letters, al of niet een cijfer, geen onderdeel van je naam, enz. In dit verband schiet het volgende me weer te binnen:
Toen ik in 1990 bij NN binnen kwam, was de LAN autorisatie net ingevoerd. Er werd nogal op gemopperd. Een van mijn collega’s deed dit tijdens het werkoverleg van de afdeling Consultancy, waar Combé toen de leiding van had. Eerst op het LAN aansluiten, dan op de AS/400 en daarna nog eens op de Host, wat een gedoe. Combé hoorde het gemopper aan en zei toen: “Dat doet me denken aan mijn schoonmoeder. Toen we in 1969 met open mond naar de landing op de maan zaten te kijken, zei ze: wat is dat beeld toch slecht”. En toen ging hij verder met het volgende onderwerp.
Virussen De intrede van de PC leidde een nieuw hoofdstuk in voor de beveiliging. Het begon erg gematigd. In 1988 praten we nog over losse PC’s en geen netwerk verbindingen. Het AC praat er nog erg luchtig over. Als je nu bij je vriendje maar geen floppy meeneemt en op kantoor gebruikt is er niet veel aan de hand. In 1989 na het eerste virus met veel publiciteit wordt de toon al wat ernstiger. En in 1992 is het echt een serieuze zaak.
In november 1990 geeft Automatisering Nederland een brochure uit “Computerbeveiliging” voor alle medewerkers met als opschrift “Virussen … hoe voorkom je ze?” Bij de vraag …maar wat doet NN eigenlijk zelf? wordt melding gemaakt van het feit dat onlangs een Virus Expertise Team (VET) is geformeerd. In september 1993 verschijnt een circulaire van directeur Rijkelijkhuizen aan alle medewerkers over “Verantwoord computergebruik” met daarbij het boekje “Read me” met tal van regels. Ook wordt aangekondigd dat er plannen zijn om de diskettestations af te sluiten zodat het zelf installeren van software niet meer mogelijk zal zijn. In de loop van de jaren zijn alle diskettestations uit de machines verdwenen. De virusscanners worden dagelijks bijgewerkt. Er is een firewall voor inkomend verkeer. Er is controle op het bezoeken van sexsites. Als je met een toepassing naar een extern netwerk wil, moet je een certificaat van het ITC aanvragen. En voor je die hebt, heb je heel wat vragen te beantwoorden.
09 ITIL De eerste stappen In de jaren tachtig ontwikkelde de Engelse Overheid de methodiek die nu bekend staat als de ITIL methode. ITIL staat voor Information Technology Infrastructure Library, een verzameling van “Best Practices”. Op het Internet is van alles te vinden over deze methode, er is zelfs een startpagina voor in het leven geroepen. In 1991 startte AN een studie die resulteerde in het oprichten van een speciaal groepje dat zich bezig ging houden met ITIL. Configuration Management en Problem Management werden weldra ingevoerd.
Leven De rest van dit verhaal concentreert zich op Leven. Niet omdat het daar beter ging, maar omdat ik daar toevallig middenin zat en er dus wat meer over kan vertellen. AN had het voortouw, bij Leven volgde men deze ontwikkelingen op korte afstand en lag men ook wel eens voor op AN. In 1991 schreef Jacob Boer een rapport over Helpdesk, Problem en Change Management. In 1992 werden de Helpdesk (bezet door Hans Hoeneveld, Tineke Mark en Thea Bakker) en Problem Management (Rob Lagendijk) op poten gezet. Theo de Wachter begon daarna met Change Management (Jacob was wat anders gaan doen). Later nam ik Problem Management van Rob Lagendijk over. Toen in 1994 AN Change Management in ging voeren, maakte Theo de Wachter namens NN Leven deel uit van een werkgroep onder leiding van Dorien Jongeneel. Daar waren ook Leo van de Berg en Wim van Berkum (later Jaap Lolkema) bij betrokken. Weldra voerde Leven de controle op alle AN wijzigingen in, in nauwe samenwerking met Huub Klunder en Fred Goudriaan van relatiebeheer AN. Schade besloot alleen de belangrijke wijzigingen te gaan controleren.
Zoals blijkt uit het artikel over Change Management van Jacob in InoInfo van augustus 1992 was de aanpak helemaal volgens ITIL. Er werd ook hard gewerkt aan SLA’s. De eerste SLA binnen NN Leven werd met BI afgesloten. Pieter Priems en Peter Speelman waren er helemaal voor in om als proefkonijn te fungeren. Paul de Widt was er bij namens EXO. Even later volgde een SLA voor alle sectoren, samen met een rapportage over beschikbaarheid van de systemen en de snelheid waarmee storingen werden opgelost.
In 1994 volgde de eerste SLA met AN. Een plechtige gebeurtenis zoals de foto laat zien. Configuration Management draaide toen ook.
van links naar rechts : Rijkelijkhuizen, Stibbe, Beumer, Opmeer, Combé Het communicatiemiddel waarin alles vastgelegd werd, was Infoman, een pakket van IBM op het mainframe. Dat had eerst nogal wat voeten in aarde, want een pakket op de “host” had in die tijd nu eenmaal niet veel aanhangers bij Leven. Maar uiteindelijk gaven de communicatiemogelijkheden met AN toch de doorslag. Wie een change wilde doorvoeren moest hem zelf invoeren, wie een problem behandeld had, moest het record aanvullen en sluiten. Het technische team had veel profijt van het Configuration deel, want elke PC was ingevoerd, met de plaats waar hij stond. Met SAS werden de nodige overzichten geproduceerd. Theo de Wachter had zich gespecialiseerd in Problem en Change. Frans de Wit zorgde voor Configuration, o.a. voor de kostenadministratie. In 1994 werd een groepje bij AZ belast met alle ITIL taken. Alleen de Helpdesk en Configuration bleven bij EXO. In de praktijk konden Theo de Wachter en ik ITIL maar gedeeltelijk gestalte geven. Problem Management was meer Incident Management, en alleen de wijzigingen van mainframe en AS/400 hadden we onder controle. Capacity was eenmaal per jaar meedenken tijdens de MTP ronde over de benodigde capaciteit op mainframe en AS/400.
De afdeling AZ in 1997 waar toen ITIL gedeeltelijk was belegd. . Op de voorgrond Henk de Zeeuw, auteur van dit boek. Helemaal rechts Hillard van der Steeg “coauteur” van dit boek.
Maar het was een begin. De beschikbaarheid van mainframe en AS/400 was behoorlijk hoog (99,2 voor die tijd een mooi getal) en de snelheid waarmee storingen werden opgeheven was binnen de afgesproken normen. Groot was dan ook onze verontwaardiging toen een rapport van Pink dat in 1998 werd opgesteld Change en Problem Management als nieuwe functie voorstelde. Dat er meer met ITIL gedaan moest worden bij Infrastructuur was ons ook wel duidelijk, maar we hadden toch wel iets gedaan sinds 1992?
Infra2000 Het onderzoek van Pink resulteerde in een afdeling Infrastructuur (toen voor Leven en Schade), die alles volgens het ITIL boek moest doen. Een servicedesk voor het afhandelen van de incidenten, account managers voor de nieuwe opdrachten. Change Management op nieuwe leest geschoeid met een wekelijkse change meeting onder leiding van Monique Lettinga, en Problem Management nu vrij van Incident Management. Apart een clubje Planning en Controle dat zich, naast het bestellen van hard en software, met alle overige processen bezighield. Eerst de hele afdeling Infrastructuur naar de basiscursus, iedereen examen doen, en daarna alles in simulaties nog eens oefenen voor we weer op het bedrijf losgelaten werden. En uiteraard alle functies nauwgezet beschrijven. We konden het woord ITIL niet meer zien. Maar toen konden we, na de bigbang en het Millennium overleefd te hebben, in 2000 goed aan de slag. Jammer genoeg nog steeds met Infoman, in 1997 ingepakt in een leuke schil met een nieuwe naam, ASIM, maar nog steeds een mainframe toepassing. De PC versie vonden we te duur. Er kwam meer grip op de changes, ook PC toepassingen kwamen onder controle. En, wat belangrijker was, iedereen ging het nut ervan inzien. Zeker toen de SO afdelingen via SO2000 het gecontroleerd overdragen als een must gingen zien. De beschikbaarheid werd beter gemeten en kon dus ook beter worden gecorrigeerd. PC pakketten werden eindelijk goed geadministreerd. Aan de beveiliging werkte één man continu. De doorstart van de Change- en Problem opzet uit 1992 was goed geslaagd. Jammer dat ING in 2002 vond dat alles weer gereorganiseerd moest worden, en nu in ING verband.
10 De eindgebruiker als automatiseerder De rekenmachine Iemand die vooruit wilde bij het Leven bedrijf moest toch wel minimaal Actuarieel A hebben. Zeker toen het “beroemde” boek van De Heer en Sattler “Actuariële Wiskunde” in 1954 werd uitgegeven. Vele studenten hebben in de loop van de jaren vertwijfeld naar hun hoofd gegrepen als de heren weer eens vaststelden dat e.e.a. gemakkelijk was in te zien. Als je bij Automatisering solliciteerde was het in ieder geval een pré, dat Actuarieel A. En dat deden er veel. Ze werden bij voorkeur belast met het programmeren van de rekenregels, ze konden immers omgaan met Nx en Dx. Voor de rekenaars die gewoon op de afdeling bleven, werden de hulpmiddelen om te rekenen steeds beter. Comptometers werden vervangen door elektrische machines, en vanaf 1961 kwamen de eerste elektronische, geluidloze machines op de markt.
Call en VSPC Maar in 1970 begon het computertijdperk voor de gebruikers zichtbaar te worden. De eerste offertes werden met behulp van een terminal, aangesloten op een computer in Brussel, aangemaakt. Langzaam maar zeker kropen rekenaars achter de terminal om hun eigen programma’s te maken. Toen in 1977 het AC VSPC invoerde op de eigen computer was het hek van de dam. Binnen enkele jaren stonden er 40 VSPC terminals. VSPC werd voor rekenwerk gebruikt. Maar Culprit gaf vanaf 1983 de mogelijkheid overzichten uit bestanden te maken, en bij Leven was er de Query functie op de S/38. Dus behalve rekenaars kwamen er ook andere gebruikers die zelf eenvoudige programma’s in elkaar zetten. Om hierbij hulp te geven richt het AC per 1 januari 1980 het IC op (Informatie Centrum). Ze zorgen voor opleidingen, selectie van pakketten en ondersteuning bij problemen.
PC Vanaf 1983 coördineert het IC ook het PC gebruik. In 1983 worden er een paar PC’s op proef neergezet, in 1984 wordt er een evaluatie gehouden en die valt positief uit voor de PC. Fred de Smeth, in 1985 leider van het IC, zegt dan: “De eindgebruiker betaalt de aanschafkosten, de hard- en software en ondersteuning bij het gebruik. Dat is alles. Daarna betaal je alleen nog maar voor 220 volt stookkosten. Een ander voordeel zijn de vele toepassingsmogelijkheden van de PC”.
In 1985 schrijft het ITC een prijsvraag uit: PC-Wat er mee. Joop Hakkennes is de winnaar. Er waren op dat moment kennelijk nog mensen die twijfelden aan het nut van zo’n ding, zeker voor leidinggevenden. Maar de jaren erop lieten zien dat de PC best populair was. Dat werd natuurlijk ook veroorzaakt door de PC Privé actie in 1986. 1300 mensen bestelden een home computer of een PC. De Micro Computer Club werd al in 1980 opgericht en bestaat nog steeds, zoals bijgaande circulaire leert Ook op de afdelingen werd het aantal PC’s snel groter. Bij Leven bijvoorbeeld stonden er 6 PC’s in 1984, 86 in 1986 en eind 88 waren dat er 281. Behalve als domme terminal werd de PC ingezet voor de tekstverwerking. Maar Spreadsheets met Lotus 123 waren ook erg populair. De actuariële mensen konden zich uitleven met Pascal. Tot 1 december 1994 wordt bij Leven het rekengedeelte van de offertesoftware Individueel door gebruikers geschreven, daarna wordt de verantwoordelijkheid door de automatisering overgenomen (met de mensen erbij).
BEA In 1988 staan er 800 PC’s in het concern en begint de IAD zich zorgen te maken. Hoe zit het met de continuïteit op de afdeling als er één enthousiaste medewerker een programma schrijft dat op de gehele afdeling gebruikt gaat worden? En wie garandeert de kwaliteit van dit soort programma’s? Er komt een cursus BEA (Betrouwbaarheidsaspecten Eindgebruikers Applicaties) en een voorlichtingscampagne.
WAC Collectief richtte er een afdeling voor op, WAC (Werkplek Automatisering Collectief). Daar had men al heel veel ervaring met het doen van Queries op de AS/400, dat wilde de leiding wel graag geïntegreerd hebben met de PC. Er werden AS/400 specialisten door de automatisering uitgeleend aan de gebruiker om dit mogelijk te maken. Bij het opstellen van de IP rapporten werden dan ook opmerkingen gemaakt dat hier de eindgebruiker wel heel ver ging.
Jaar 2000 Het had een rampjaar kunnen worden voor de PC gebruikers. Hardware die het niet meer zou doen, verouderde software, en eigengemaakte programma’s waar verkeerd met de datum was omgegaan. De hele wereld zat er mee, NN dus ook. Er werden uitgebreide maatregelen genomen om alles te controleren en te verbeteren. Het hoofdstuk Millennium van Bijzondere gebeurtenissen geeft de totale operatie weer, het PC gebeuren van de gebruiker was daar maar een klein, maar wel belangrijk, onderdeeltje van.
11 Communicatie Van Papier tot Intranet Tijdschriften, mededelingen en circulaires, dat waren de middelen om vroeger (voor Intranet) mee te communiceren. En gelukkig maar, vanuit het standpunt van de historieschrijver gezien. Er is een schat aan informatie opgeslagen in het Archief van ING, in kasten op kantoor en bij mensen thuis. Maar voorlopig alleen nog maar op papier. Als ik een stukje elektronisch toegestuurd krijg voor deze geschiedschrijving is het altijd ingescanned. Iemand had het papier bewaard. Ik ben nog niet tegen een elektronisch archief opgelopen dat uit oorspronkelijk, met de computer opgebouwde, documenten en foto’s bestaat. Arie van der Giesen heeft de oorspronkelijke frames van NEDl@nd voor me opgedoken, maar de “content”ontbreekt.. En Arie is een bewaarder, zo zijn er niet veel.
Personeelsbladen In 1953 wordt de mechanische administratie uitvoerig behandeld in De Schakel, het personeelsblad van De Nederlanden van 1845. Dit blad bevat artikelen over allerlei onderwerpen, mechanische administratie en computer maken daar ruim deel van uit. In Rotterdam verschijnt in die tijd bij de Nationale Het Kompas, ook hier regelmatig mechanisering en automatisering. In 1941 wordt in Kompas bijvoorbeeld een aantal kantoormachines besproken.
Ook de opvolger van beide bladen 2N bevat veel artikelen over de computer. Dat was nieuws in die tijd. De 2N van 1970 bijvoorbeeld, een collectors item met die prachtige tekeningen van Otto Dicke, met de bijbehorende verhalen. Naast deze algemene personeelsbladen ontstonden er ook aparte pamfletten binnen de automatiseringsclubs. Hierin staat meer technische informatie. Maar ook nieuwe personeelsleden werden genoemd.
AC/ITC Het AC had vanaf 1986 AC Update, later omgedoopt in AN Update. Alles over nieuwe computers, nieuwe mensen, en nieuwe software. TOS Kompas kwam daar in 1992 bij. Dit bevatte meer uitgewerkte verhalen over software. In 1995 werden beide bladen vervangen door IT Kompas, ITC Nieuws en IT mededelingen. In 1997 werd ITC WEB ingevoerd. De Intranet site van ITC kwam naast IT Kompas. Maar steeds meer zaken gingen naar het Intranet. Als je nu een blad opslaat zoals OPS&IT Magazine zegt het eerste blad al waar de actuele informatie staat op het Intranet.
NN Bij Leven was er ook een blad binnen de Administratieve Organisatie. Het begon met AOrta, door Fons van der Stee ingesteld, onder redactie van Van den Heuvel. Het werd later omgedoopt in INFOO (opleidingen behoorde toen ook tot de organisatie). Dick van Valkenburg had de redactie. Nieuwe zaken voor de sector werden afgewisseld met allerlei kwinkslagen. Kijk bijvoorbeeld eens naar dit nummer uit juni 1979 van de hand van Dick van Valkenburg. Van der Stee is hier het slachtoffer.
Maar ook Loek Schoenmakers wordt “fijntjes” op zijn nummer gezet. Directieleden worden niet ontzien. Onder Wim Combé werd het later een stuk gematigder, dus ook saaier. InoInfo heette het in 1992, omgedoopt in Autlines in 1995. Samen met het Haagse orgaan, Automatief heette het even Inform IT, totdat het personeelsblad van NN werd omgedoopt in Middenin. Toen bracht Middenin IT het nieuws bij de automatiseerders. Van Schade kennen we alleen de naam van het periodiekje: Automatief. Maar Nedl@nd zou een eind maken aan het papier. NN ging via Intranet communiceren. Nieuws, informatie en handboeken, alles kwam er op te staan en iedereen kreeg een aansluiting. In maart 2000 ging Nedl@nd in de lucht. Automatisering moest even overschakelen, we waren 1998 vast voor ons zelf begonnen, maar de standaards klopten niet. In mei stond Middenin IT ook op Nedl@nd. In 2001 verdween het door gebrek aan belangstelling. Nedl@nd werd benaderd met Netscape als browser, wat kon je anders verwachten van Arie van der Giesen, Internetter van het eerste uur. In 2002, toen iedereen Windows NT had, stapten we toch over naar Internet Explorer. In 2008 gaat Arie van der Giesen voor me op zoek en hij vindt dan de orginele frames van de eerste Nedl@nd versie. De content bestaat niet meer. Aardige bijzonderheid is dat IE 7 een fout geeft op deze pagina’s, andere browsers geven geen boodschap.
Nedl@nd was een groot succes bij de gebruikers. Al werden veel handboeken met een password afgesloten. Bovendien was niet iedereen blij met de opstartprocedure die je verplicht op Nedl@nd deed belanden.
Mail en Internet CEO Een mail systeem dat bij AN in gebruik was (alleen bij de leidinggevenden). Bij AN was het erg populair. Het stond los van het computernetwerk, en je had er ook een speciale beeldbuis voor nodig. Bij Leven is het nooit populair geworden, die gaven de voorkeur aan de AS/400. Wim Combé en Jan van der Linden werkten er bijvoorbeeld wel mee.
Mail AN zet in 1992 een proef op met OfficeVision/PS, een combinatie van Mainframe/LAN mailen. Maar tegelijkertijd starten er proeven met cc:Mail. Bij Buitenland en bij NN Leven. Uiteindelijk wordt in 1995 een Email backbone geïnstalleerd, die vier systemen bij verschillende bedrijfsonderdelen met elkaar laat werken. Al wordt er in deze tekening even over heen gekeken dat NN Leven al vanaf 1993 met cc:Mail operationeel is. Aad (Jacobs) verstuurt het eerste mailtje, dat door Rinus (Minderhout) in een volle zaal belangstellenden ontvangen wordt. In 2002 stapten we concernwijd over op Outlook.
Internet De eerste Internet aansluitingen werden uitgegeven met een los modem op externe telefoonlijnen. Op de IT conferentie in 1995 wordt nog heel duidelijk aangegeven dat er eerst gestandaardiseerd moet worden op het Internet voordat het een grote vlucht gaat krijgen. Hier wordt op de rol van de overheid gewezen. Ook bij de introductie van de Mail wordt duidelijk aangegeven dat het om interne mail gaat, zonder verbinding met de buitenwereld. In 1996 concludeert Rinnooy Kan nog dat ITC achterloopt in Internet toepassingen. In september van dat jaar wordt Internet vrijgegeven op het interne net, er is een firewall gebouwd. En in december wordt er een uitvoerig artikel gewijd aan de gevaren van het Internet en de beveiliging, niets over alle mogelijkheden. Maar dan is het niet meer tegen te houden. Alle klanten komen met toepassingen en het ITC moet de expertise leveren. En dat doet zij dan ook. Vanaf dat moment groeit het internet gebruik tot grote hoogte. De klant komt steeds dichterbij.
Mail en internet bij NN Leven AS/400 De S38 en natuurlijk ook zijn opvolger de AS/400 bevatte een Office pakket. Behalve een tekstverwerker zat daar ook een mailpakket in. Iedereen die binnen de automatisering of de AO’s op de AS/400 zat, had de mailfunctie ter beschikking. Met een PC die op het LAN zat, kon je ook naar de AS400 en zat je in het mailcircuit. Daar werd stevig gebruik van gemaakt bij NN Leven. Niet iedereen hield zich aan de regels die later onder de naam nettiquette voor het emailverkeer opgesteld werden. Er werden wel eens erge dingen uitgewisseld. Maar het voorzag in een behoefte. cc: Mail In 1992 kreeg Carla Fransen de opdracht om mail voor iedereen te onderzoeken. Er gingen stemmen op om daar de emailfunctie van de AS/400 voor te gebruiken, maar Carla kwam met een ander advies. Ze had cc: Mail geselecteerd en dat werd het jaar daarop ingevoerd bij de automatisering. De gebruikers volgden hier onmiddellijk op, ze zaten er al een poos op te wachten.
Er werd direct vanaf het begin een aantal regels gecommuniceerd, en die regels werden in de loop van de jaren regelmatig herhaald. Maar vooral het zinloze versturen van cc’tjes was (en is) onuitroeibaar. Alles moest bewaard blijven vond het merendeel van de gebruikers. Sommigen hadden zelfs de prullenbak een bewaarfunctie toegedacht. De Mail servers groeiden als kool. Het kostte de nodige moeite om een dagelijkse backup te maken. Het ging regelmatig mis.
Dan moet zo’n server wel eens kapot gaan en blijkt de backup te ontbreken. Midden in de 2000N perikelen zijn we eens drie weken kwijtgeraakt. Daarna werd er meer aandacht aan besteed. Misbruik was er natuurlijk ook. Een gebruiker bood via mail alle mogelijke software aan tegen afbraakprijzen. Hij kwam er met een schrobbering van af, omdat er ook personen van zeer hoge echelons op zijn aanbiedingen waren ingegaan.
Externe Mail Het mailverkeer ging nog harder groeien toen in 1996 cc: Mail ook gebruikt kon worden voor de Externe Mail. Iedereen die zich maar iets voelde moest een aansluiting. De prijs die ITC ervoor rekende was nog een beetje een rem, maar niet zo lang. Honderden aansluitingen kwamen er bij per jaar en de bijlagen die meegestuurd werden zorgden voor de nodige groei bij het ITC. Boven 1 Mb werd ’s nachts verstuurd, anders werd het te gek met de load. Internet Mondjesmaat werden er internet aansluitingen verstrekt in het begin, maar ook hier volgde een explosie. Je moest toch kunnen internetten voor je werk. Publicatie van de meest bezochte sites (ANWB, beurs, reisbureaus) hielp niet. Toen er een NN-site werd gepubliceerd in 1996 was het hek helemaal van de dam. Die eerste site was erg oranje, het EK voetbal gaf kleur aan deze nieuwigheid van NN. De site moest in de lucht voordat het testen behoorlijk afgesloten was, hij was in de Ster al aangekondigd. Arie van der Giesen die verantwoordelijk was namens Automatisering (Arie Internet werd hij in de wandeling genoemd) kon niet veel anders doen dan diezelfde avond de site in de lucht brengen. Het jaar daarop kwam er een nieuwe site extern geprogrammeerd onder PHP (Personal Home Page), heel vooruitstrevend voor die tijd. Het gastenboek was niet zo’n succes. Iedereen mocht commentaar geven en dat werd onmiddellijk zichtbaar op de website. Er werd al snel een filter ingebouwd voor de meest smerige dingen, maar daar was geen beginnen aan. Het gastenboek verdween geruisloos. Natuurlijk waren er ook bij NN automatiseringsmensen die naar minder verheffende sites gingen onder kantoortijd, ondanks alle regels die hiervoor waren opgesteld. Enkele externen maakten het wel erg bont. Een van hen was wat kwijt, er moest iets via de backups teruggezet. Hij had veel haast en bleef bellen. Iemand bij Infra vroeg zich af wat hij nou zo hard nodig had en keek eens wat verder. Het bleek o.a. de cache te zijn van Internet waar nogal wat dubieuze sites in voorkwamen. In opdracht van de leiding keek hij toen ook bij een paar collega’s. Er stonden dezelfde dag drie externen op straat. De verontwaardiging bij de automatiseringsmensen ging meer over het feit dat ze zo stom waren om hun cache niet leeg te maken dan over het bezoek aan de sexsites.
12 Bijzondere gebeurtenissen Overlijden, geboortes, vertrek, huwelijken en scheidingen, binnen een grote groep automatiseerders gebeurt er altijd wel wat. Op al die gebeurtenissen gaan we niet in. Er is één uitzondering. Het overlijden van Carlton Johnson in 1994 heeft een diepe indruk gemaakt op iedereen binnen NN. Een bedrijfsongeval komt gelukkig niet veel voor bij een bedrijf als NN, maar nu gebeurde het dan toch. En bij zo’n jonge man. We waren als naast collega’s weken lang verslagen.
Big Bang In 1996 gingen de Schade en Levenmaatschappij nauwer samenwerken en werd besloten de organisatie te kantelen. Om die reden moesten een paar honderd mensen van DP naar HP en andersom. De directie besloot dat dit in één grote actie moest gebeuren, voor het jaar 2000. Nu had de automatisering zijn handen al vol aan het Millennium, de Euro en de omzetting naar Windows NT, maar Durk Brands was onverbiddelijk. Het moest. Binnen de club 2000N die de kanteling moest doen, ontstond toen een aparte club die zich met de verhuizing ging bezig houden. De verhuizing kreeg al snel de naam Big Bang. Maar de chaos die na de eerste Big Bang ontstond moest uiteraard worden vermeden. De gebruiker mocht er niets van merken. Behalve dan dat hij naar een ander kantoor moest reizen, voor sommige al frustrerend genoeg om af te haken.
Nu was de samenwerking tussen de twee automatiseringsclubs nog maar net begonnen, dus dat maakte het organisatieprobleem niet eenvoudiger. SO2000 en Infra2000 waren net opgestart, daar waren veel mensen druk mee bezig. En die moesten plotseling naar de Big Bang. Het technische probleem was vrij gecompliceerd. In HP werkte men met PC’s onder OS2, die via een schil communiceerde met het mainframe. Aangezien dit de ITC-standaard was, was dit het eenvoudigst. Dat moest gewoon werken in Rotterdam. Maar in Rotterdam waren we net flink bezig om Windows NT in te voeren. Dat moest nu ook in Den Haag werken. Net zoals de “domme” AS/400 buizen die we ook nog hadden staan. Plus de nodige DOS PC’s die we nog hadden. Alle PC’s moesten kunnen communiceren met de servers in beide gebouwen, over een netwerk dat daar nog niet klaar voor was. Iedereen moest de nodige printcapaciteit in zijn nabijheid hebben. En (iets wat nog wel eens wordt gebagatelliseerd) alle autorisaties moesten worden aangepast. Bloed, zweet en tranen heeft het gekost. Maar het lukte zonder kleerscheuren. De eigenlijke verhuizing ging ook goed. Aad Vleugels mag in IT Kompas het hele verhaal nog een keer vertellen. De winst van deze versnelde operatie was voor de Automatisering drieledig. Windows NT werd ook onmiddellijk bij Schade ingevoerd, het Netwerk kreeg meer aandacht en werd gemoderniseerd, en de noodzakelijke samenwerking van Hagenaars en Rotterdammers werd versneld.
Millennium Je kon het al jaren zien aankomen. In het begin van de automatisering hadden we zo weinig ruimte in interne en externe geheugens dat we de eeuw maar weglieten. Het zou nog veertig jaar duren voordat het een probleem was, en dan zou alles allang goed overgeprogrammeerd zijn. Dachten we in 1966. Maar dat was niet zo. Nieuwe programma’s werden opgetrokken op de oude en op de eerste chips was ook niet genoeg ruimte. Niemand nam de tijd om die datum nu eens goed aan te pakken. Nou, dat hebben we geweten. Na een wereldwijd alarm begon NN vanaf 1995 ook na te denken over het jaar 2000. Alle programma’s werden gescreend, ook die van de AS/400. Hiervoor werd het nodige werk uitbesteed aan India. Rien Bas (zie foto) toog naar dit land voor het nodige overleg Alle software moest een certificaat hebben, hetzelfde gold voor alle hardware. Een immense inventarisatie over ons hele concern. We maakten er gebruik van om wat oude spullen te lozen. PC’s voor een bepaald jaar gingen eruit, DOS werd verboden. Ook veel “stiekeme” software kwam boven tafel en kon worden opgeruimd. Iedereen nam het zekere voor het onzekere. We hebben daardoor schromelijk overdreven. Zoveel hadden we niet weg hoeven te gooien. Er kwam in 2003 nog een DOS PC boven tafel die vrolijk door had staan draaien. Maar goed, dat is achteraf praten.
Het jaar 2000 werd heel spannend. Eerst een kleine generale bij de jaarovergang naar 1999, want 99 was zo’n mooi getal om je programma mee te eindigen ( if jaar is 99 then eof), maar dat ging goed. Toen de laatste loodjes en de periodes waarin niets meer mocht worden gewijzigd. Changemanagement had het druk aan het eind van dat jaar. In december moesten er zelfs directeuren aan te pas komen als er iets gewijzigd moest worden. Daar zaten we dan op oudejaarsdag. Geen productie, alle apparatuur uit. We hoorden het aankomen uit het Oosten. Alles gaat goed, niets aan de hand. Maar het draaiboek werd nauwgezet gevolgd. Eerst de stroom, dan de mainframes, de servers en daarna de gebruikers die zouden testen. We hadden een instructie die niets aan het toeval overliet. Meer dan een enkel PC programma dat vond dat het nu 19100 was, hebben we niet gevonden. Maar de oliebollen waren lekker. Much ado about nothing? We zullen het niet weten. Maar wel een geslaagde concern operatie. En met de planning kon niet geknoeid. Die was al in het jaar 525 vastgesteld.
De Euro Als op 31 december 1998 de koers van de euro bekend wordt gemaakt, heeft de Eurowerkgroep er al heel wat werk opzitten. Alle programmatuur is geanalyseerd en er is vastgesteld wanneer alles moet worden omgezet. Er is een testprogramma samengesteld en de kosten zijn ingeschat. Vanaf nu kunnen ook sommige programma’s al ingevoerd worden. De euro-wijziging is niet zo spectaculair als de millenniumwijziging, hij is echter voor de SO’ ers net zo groot met ook een harde deadline, 1 januari 2002. Er werd een IDMS-bridge ontwikkeld, die guldens omzet in euro’s. Maar deze routine performde niet geweldig, hij kostte nogal wat cpu seconden. En omdat de Schadeprogrammatuur nog bijna helemaal onder IDMS draaide, tikte het daar hard aan. Hans Evers kaartte het aan bij de bouwers van de bridge, maar daar werd geroepen dat het allemaal onzin was. Ondanks het feit dat sommige transacties wel vijf maal zolang van de CPU gebruik maakten, bleef de bridge gehandhaafd. 1 Januari 2002 komt en gaat, ook dit grote project loopt goed. Al gaat er in de randgebieden natuurlijk wel eens wat fout (ik kreeg een in guldens uitgerekende uitkering in euro’s uitbetaald, een leuke laatste afrekening).
13 Sport en Hobby Dit hoofdstuk heeft niets met automatisering te maken. Het gaat over de sporten die de automatiseerders bedreven en de hobby’s die ze hadden. Tenminste als er ooit wat over geschreven of gefotografeerd is. Voor dit hoofdstuk moet je toch eigenlijk op de CD zijn. Er zijn zoveel foto’s, we konden ze niet allemaal afdrukken. Maar op de CD staan ze allemaal. Leg dus dit boek even neer en ga achter je computer zitten.
Sport Eerst dan maar NN als sponsor. Het is dan wel geen sport waaraan actief werd meegedaan, maar het bedrijf stond er wel bol van. Vooral van het voetbal. Fietsen Of de zesdaagse ook zo populair was op kantoor vertelt 2N niet, maar ze raakt wel heel enthousiast bij de koers speciaal gewijd aan de “Vrouwenpolis”. Wie weet heeft Arie van der Giesen zijn liefde voor het fietsen aan deze zesdaagsen te danken.
Volley Na het fietsen Volleybal. Jarenlang was NN sponsor van deze sport. Ook bij NNPV was volleybal heel belangrijk. Op de sportdag in 1972 werd er gevolleyd. En vanaf 1983 organiseerde NNPV eens per jaar een volleybaltoernooi voor afdelingen. Deze competitie was zo populair bij de automatiseerders in Rotterdam dat Henk de Bruin en Paul van Dijk in 1991 een toernooi voor AO Leven organiseerden. En dat mochten ze toen elk jaar doen. De leiding deed ook mee, Wim Combé ontbrak geen jaar. In 1994, toen Wim Combé met pensioen ging, werd de wisselbeker omgedoopt in Combé-beker. Hij kwam hem nog jaren uitreiken. Voetbal Voetballen werd er altijd al gedaan bij automatisering. Bijvoorbeeld tegen Pandata in 1973. De fotoverzameling van Hillard wijdt er een hele bladzij aan. Met de bazen. Die toekijken. Wessel Burger had nog een foto uit de pauze, met dames. Verder is voetballen Oranje, ook voor automatiseerders. In 1994 nog zwart wit als Dick Advocaat een laptop aangeboden krijgt van Bas Opmeer, maar een paar jaar later is er een Oranje-site. En in 2000 is zelfs het gebouw oranje. En zijn alle afdelingen. zo kleurrijk, oranje haren, oranje kleding het kon niet op. En als je goed je best doet mag je naar een wedstrijd. Verkleed als oranje fan. In 2006 wordt er een heel blad aan het voetballen gewijd. Maar dan hebben we ook niet veel anders meer om over op te scheppen.
Computastars Computastars organiseerde, samen met het tijdschrift ComputerWeekly, al vanaf 1977 sportwedstrijden voor IT’ers. Eerst alleen in Engeland maar weldra deden in veel WestEuropese landen ook IT’ers mee. In 1987 deed NN voor het eerst mee, gelijk maar met 7 teams. Drie van Leven, en vier van het AC. Uit het feit dat Leven en AC niet van elkaar wisten dat ze mee zouden doen, blijkt het overlegniveau uit die dagen. Een Leven- en een AC-team mochten naar de finale. Twee jaar later eindigt er een AN- team op de eerste plaats in Nederland. Maar dat kwam eigenlijk door de contourennota. Dit team bestond uit ex-RVS’ers die naar AC waren overgegaan. (zo dat ben ik weer even kwijt). Het AN-team wordt in 1990 derde in de internationale eindstrijd. In 1993 deed er ook een vrouwenteam mee bij Leven. Die waren zo goed dat ze in 1994 mee naar de finale mochten. Ze werden eerste bij de vrouwen. Een foto van Carla Fransen (of Franson of Franssen zoals het scorebord maar bleef proberen) sierde dat jaar de voorpagina van ComputerWeekly. In 1996 gingen ze weer mee naar York, met een mannenteam en een veteranenteam. Nu werden de dames vierde. Er deden ook regelmatig veteranenteams mee, ook weer in 2002 Maar die waren zo goed dat ze alle teams versloegen, ook de niet veteranen. Ze gingen dus als de kanshebbers mee naar de internationale finale in Wrexham (Noord Wales) in licht gewijzigde opstelling.. En hier werden ze dus ook eerste, Europees kampioen. Computastars is nu verdwenen. Trappenloop In 1994 werd de eerste NN Trappenloop georganiseerd. 754 treden in ongeveer 8 minuten. Vanaf het begin deden er automatiseerders mee. Arie van der Giesen wordt driemaal tweede, maar gaat hem daarna driemaal winnen. Als hij in 2002 verslagen wordt prijkt hij toch weer bovenaan in de 2N: “Van der Giesen onttroond”. Maar het is wel weer een automatiseerder waarvan hij verliest: Bert Hederik. Het team automatiseerders bestaande uit Bert Hederik, Arie van der Giesen, Henny Ros en Hans Buitendijk wordt eerste. Ook in 2003 wordt Arie tweede, Bert zakt naar de vierde plaats. In 2004 is de laatste trappenloop gehouden, Arie deed niet mee vanwege een blessure.
Individuele sporters Dit is een verzamelbak van sportstukjes die we aantroffen in 2N, of nog eerder Zo staat in 1969 Ans Wagenaar in Het Kompas met haar tennishobby. In 1991 wordt Corine Cools in het zonnetje gezet met jiu jitsu. In 1992 deden een paar dames mee met roeien. In 1996 mag Carola van Buijtenen alles vertellen over bowlen.
Hobby Een eigen PC thuis is natuurlijk een hobby die aansluit bij het werk. Vóór het eerste PC Privé-project waren er de trotse bezitters van een Commodore. Of je behoorde bij de fans van Sinclair met een ZX81 of een Spectrum. Of een Apple als je een echte fanaat was met geld. Het was een bescheiden groep. Maar dat veranderde in 1986 toe NN met zijn eerste PC Privé-project kwam. Honderden machines gingen er over de toonbank. Met een harde schijf van 20 MB en een intern geheugen van 640K was dit een machine om u tegen te zeggen. Dat mocht dan ook wel voor 7000 gulden, maar dan had je wel een kleurenscherm en de baas betaalde de helft. Voor vragen kon je terecht bij de Micro Computer Club van de NNPV. Van die NNPV was Koos Kerhof, automatiseerder van het eerste uur, jarenlang voorzitter.. Al mag je je afvragen of zoiets onder hobby gerangschikt mag worden. Het is gewoon hard werken, als je zijn verslag leest.
Om ikonen te schilderen hoef je niet hard te werken. Je zegt gewoon: dat kan ik ook. Tenminste Fokke zegt dat. Maar Bert Rosbach moet er wel tegenaan met zijn beenderhobby. Maar die geeft er niet zo veel geld aan uit als Ton Modderman met zijn modelvliegen, want daar kost een stuurfoutje 300 gulden. Ton America bespeelt een orgel in zijn vrije tijd en begeleidt een koor. Hij wordt rustig van het spelen van muziek.
Of dat met René van der Linden ook het geval is? Maar goed, hij doet het vrijwillig, die brandweer.
Datzelfde geldt voor Hans Hoeneveld, scout in hart en nieren. Het zal niet altijd even ontspannend zijn al die kinderen, maar hij heeft er lol in.
Jan van Huuksloot Kuilenburg mocht zijn foto’s in het World Trade Centre in Rotterdam tentoonstellen. En terecht.
Een aantal dames dat meedoet met het managementgame. En Jan van der Linden die het vrouwennetwerk bestudeert. Niet direct een hobby, maar werk is het ook niet.
Maar Jan past natuurlijk beter bij zijn passie, de postzegels. Als veilingmeester in 1994 in 2N vereeuwigd.
Pim van der Zalm heeft als hobby het verzamelen van oude ansichtkaarten en heeft diverse boekjes daarover op zijn naam staan.
Het zal wel geen hobby geweest zijn, het opmaken van die kerstboom in WP. Het bijzondere van deze foto is dat alle vrouwen die rond 1992 in WP werkten op deze foto staan. Van links naar rechts staan Sieta Lindenbergh, Janny Holster, Petra in't Veen, Ria van den Eijk, Denise Lim-Hok-Koen en Sandra van der Knaap en zittend Wilma Collee en Marga Lagendijk
14 Bronnen Bedrijfshistorisch Archief ING. Ingrid Elferink en Theo Kamphuis Koos ter Beek Jan van den Broek Menno van Buul Hans Evers Carla Fransen André van der Hart Leen Keemink Jan van der Linden Tineke Mark Irene Oostrum Frits Oudijk Huub Klunder Leen Pieren Henny Ros Lex Schreurs Dick van Valkenburg Petra in het Veen Leo Verwoert
Leo van den Berg Wessel Burger Thijs Blom Paul van Dijk Arie van der Giesen Jan van Houwelingen Wim van Kempe Jan Lindenberg Ton Modderman Herman van Osenbruggen Piet Krijnsen Leen Pieren Bram Roes Bert Rosbach Hillard van der Steeg Adri Vergalen Theo de Wachter
Informatie, Maandblad voor de Informatievoorziening: Huizinga en Van der Ven Het Kompas, personeelsblad van De Nationale De Schakel, personeelsblad van De Nederlanden van 1845 2N, personeelsblad Nationale-Nederlanden Middenin, personeelsblad Nationale-Nederlanden Personeelsbladen van AC, AN en ITC : SO Kompas, TOS Kompas, IT Kompas AC Update en AN Update IT Kompas, ITC Nieuws en IT mededelingen Personeelsblad NN Leven AO: AOrta, INFOO, Ino/Info Autlines, Inform IT, Middenin IT Personeelsjaarverslagen en Sociaal jaarverslagen van Nationale-Nederlanden OR jaarverslagen Nationale-Nederlanden Ondernemen in Risico J. Barendrecht en T.Langenhuyzen blz.310 en 340 Zekerheid in Verandering J.J. Dankers en J. Verheul 1988 De tekening op bladzij 24 is door Charlotte Meijerink gemaakt, mijn oudste kleindochter.