SCALAE
Scalae
L E E S G R A M M AT I C A L AT I J N
L E E S G R A M M AT I C A L AT I J N
ISBN 978-90-301-4204-1
ARLESC0L_cover.indd 1
Copyright 3/09/13 15:58
Copyright
Ars Legendi
Scalae
leesgrammatica David Stienaers Marc Van Den Eynde
Copyright ARLESC0L_AME.indb 1
2/09/13 15:15
Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Ontwerp en opmaak cover: Axenza Ontwerp en opmaak binnenwerk: puurprint Omslagillustratie: shutterstock
Copyright
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
ARLESC0L_AME.indb 2
NUR 116
© Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. ISBN 978-90-301-4204-1
20824/0
D2013/0032/0892
2/09/13 15:15
Scalae Inhoud Deel 1: Vormleer 1 Naamwoorden
p. 15
2 Voornaamwoorden
p. 24
3 Werkwoorden
p. 35
4 Bijwoorden
p. 71
5 Telwoorden
p. 73
6 Voorzetsels en voegwoorden
p. 75
Deel 2: Zinsleer 1 Elementaire zinsleer
p. 78
2 Gebruik van de naamvallen
p. 93
3 Gebruik van de voornaamwoorden
p. 113
4 Woorden die een bijzin inleiden
p. 122
5 Gebruik van het werkwoord
p. 133
6 Gebruik van comparatief en superlatief
p. 165
7 Gebruik van de voorzetsels
p. 166
Copyright 8 Gebruik van enkele signaalwoorden
ARLESC0L_AME.indb 3
p. 169
3
2/09/13 15:15
Deel 3: Stijlleer 1 Topic, focus en setting
p. 172
2 Overzicht van de belangrijkste stijlmiddelen
p. 173
Deel 4: Metriek 1 Scanderen van dactylische hexameters
p. 182
2 Versschema’s
p. 187
Begrippenlijst
p. 190
Register van Latijnse woorden
p. 200
4
ARLESC0L_AME.indb 4
Copyright 2/09/13 15:15
Beste leerling Met Scalae zijn we bij de trap van het Romeinse huis aangekomen. Deze leesgrammatica wil jou een opstap bieden naar een vlottere lectuur van Latijnse teksten. Alle grammatica die je geleerd hebt in Vestibulum, Atrium, Tablinum en Peristylium, vind je hier terug. Scalae bestaat uit zes delen: 1 2 3 4 5 6
vormleer (V) zinsleer (Z) stijlleer (S) metriek (M) begrippenlijst register van Latijnse woorden
Ò overzicht van de woordsoorten en hun vorming Ò gebruik van de woordsoorten in de samenhang van de zin Ò overzicht van stijlmiddelen Ò versleer Ò korte uitleg bij grammaticale begrippen
Je kunt Scalae op twee manieren gebruiken: 1 Om een bepaald onderdeel van de grammatica te herhalen In Z 5.3.1 vind je bijvoorbeeld een handig overzicht van de manieren waarop een infinitief gebruikt kan worden en van de signalen je kunnen helpen bij het maken van de juiste keuze. 2 Om problemen op te lossen tijdens de lectuur van een tekst of bij de herhaling van een gelezen tekst -- Ik heb een probleem bij het herkennen van een woord Ò vormleer -- Ik heb een probleem met de samenhang van de zin Ò zinsleer -- Ik begrijp een stijlmiddel niet meer Ò stijlleer -- Ik heb een probleem bij het scanderen van een vers Ò metriek Als je bijvoorbeeld niet volledig begrijpt hoe een vorm in de datief past in de samenhang van de zin, dan vind je in Z 2.6 een overzicht van de verschillende mogelijkheden voor de datief. Op basis van ontledingsvragen en andere signalen kun je dan tot de oplossing komen. We hopen dat Scalae voor jou een hulp zal zijn voor het vlotter lezen van teksten!
Copyright
ARLESC0L_AME.indb 5
5
2/09/13 15:15
Beste collega Teksten leren lezen staat centraal in de reeks Ars Legendi. Ook deze leesgrammatica Scalae staat volledig in functie van lectuur en zal leerlingen een opstap bieden naar een vlottere lectuur van teksten in de tweede en derde graad. In de loop van de voorbije jaren hebben leerlingen beetje bij beetje hun grammaticale kennis opgebouwd. In Scalae wordt de verworven taalkennis samengebracht in een groter raamwerk op basis van de leerplannen (D/2011/7841/001 en D/2013/7841/002). Via Scalae leren leerlingen oordeelkundig gebruikmaken van een grammaticaal referentiekader. Mindmaps, tabellen en stappenplannen helpen de grammatica overzichtelijk te presenteren. Scalae bestaat uit zes delen: de vormleer (V), de zinsleer (Z), de stijlleer (S), de metriek (M), de alfabetische begrippenlijst en een register van Latijnse woorden. In de eerste plaats is Scalae bedoeld als overzichtelijk instrument waarmee leerlingen hun grammaticale kennis kunnen opfrissen in functie van lectuur. Wanneer je als leerkracht merkt dat bepaalde leerlingen of de hele klas onderdelen van de grammatica onvoldoende beheersen, kun je de opdracht geven die onderdelen grondig te bestuderen en in aansluiting daarop die leerlingen (of de hele klas) aan een controletoets te onderwerpen. Scalae is ook een praktisch hulpmiddel dat de leerlingen kunnen hanteren als leerlingen bij de lectuur van een Latijnse tekst een (grammaticaal) probleem ondervinden. Daarom is het uitgangspunt niet alleen in vormleer maar ook in zinsleer de vorm van woorden of woordgroepen. De alfabetische lijst met grammaticale begrippen (en hun eventuele frequent gebruikte afkorting) is voor de leerlingen een onontbeerlijk hulpmiddel. Het deel stijlleer en het deel metriek zijn bewust minimaal gehouden zodat de leraar over genoeg vrijheid beschikt voor een eigen persoonlijke aanpak. Bij Scalae hoort ook een handleiding met o.a. een visietekst met verantwoording van de vernieuwde aanpak van Scalae, verantwoording en ondersteunende informatie bij ieder onderdeel van de grammatica, suggesties voor evaluatie … We houden eraan al onze collega-auteurs die de opeenvolgende versies kritisch hebben nagelezen te danken, en in het bijzonder P. Adriaens, L. De Vuyst, H. Dreesen, J. Van de Moortel en B. Van der Biest. David Stienaers Marc Van Den Eynde
6
ARLESC0L_AME.indb 6
Copyright
2/09/13 15:15
Mindmaps de witte vakjes duiden de functies van de zinsdeelstukken aan
de groene vakjes duiden de functies van noodzakelijke zinsdelen aan
meewerkend voorwerp
voorwerp
BWB
datief
voorwerp
het kroontje duidt de dominant aan
verbum dicendi
voorwaarde: potentialis
voorwerp (bezitter)
BWB
de donkergrijze vakjes duiden de functies aan van niet-noodzakelijke zins delen
het petje duidt de rol aan
Copyright ARLESC0L_AME.indb 7
7
2/09/13 15:15
Hoe lezen we een Latijnse zin 1 Principes van de dynamisch-lineaire leesmethode 1 Bij de lectuur gaat onze aandacht hoofdzakelijk naar tekstbegrip: grammaticale analyse is slechts een hulpmiddel om de tekst te begrijpen. 2 Zoals bij de lectuur van een Nederlandse, Franse of Engelse tekst, beginnen we vooraan in de zin. Heel vaak vinden we daar een aanknopingspunt met wat we in de vorige zin gelezen hebben (zie S 1). 3 We splitsen woordgroepen af (naarmate je meer leeservaring hebt, doe je dat bijna onbewust). Bij iedere woordgroep bedenken we al een voorlopige vertaling. 4 Ook vragen we ons af welke functie die woordgroep als zinsdeel of zinsdeelstuk zou kunnen hebben in de zin en we vormen ons al een beeld over het gezegde als dat nog moet volgen (grammaticale verwachtingspatronen). 5 Onze aandacht blijft hoofdzakelijk gaan naar de inhoud van wat we lezen en we proberen te voorzien wat er zal volgen (inhoudelijke verwachtingspatronen). 6 Bij langere zinnen zijn we heel alert voor woorden die een bijzin kunnen inleiden (zie Z 4). Daar begint een zinsdeel of zinsdeelstuk dat pas kan eindigen als we een gezegde tegenkomen. Bij langere zinnen kan het nuttig zijn een schematische voorstelling van de zin te maken (zie Z 1.7). 7 Het gezegde van de hoofdzin of van een bijzin is het uitgangspunt voor een controlefase: aan de hand van ontledingsvragen bij het gezegde controleren we de samenhang van de zinsdelen en bepalen we de functie (en eventueel de rol) ervan. We gaan na of we bepaalde verwachtingen moeten bijsturen; we herbekijken indien nodig de morfologische analyse en zoeken voor bepaalde woorden of woordgroepen een andere betekenis. 2 Concretisering van de leesmethode aan de hand van een voorbeeld
Bij wijze van voorbeeld wordt de leesmethode hier toegelicht aan de hand van de laatste zin van Caesar, DBG, II, 25. In de lange zin die voorafgaat, wordt beschreven hoe Caesar in de hachelijke strijd tegen de Nerviërs naar de eerste linies trekt en daar bevelen geeft.
8
ARLESC0L_AME.indb 8
Copyright 2/09/13 15:15
Cūius advéntu spe illātā milĭtibus ac redintegrāto ănimo, cum pro se quisque in conspéctu imperatōris ĕtiam in extrēmis suis rēbus ŏperam navāre cŭperet, paulum hóstium ímpetus tardātus est. Aangezien de zin vrij lang is, doen we er goed aan tijdens de lectuur een schematische voorstelling te maken. In het groen staan de voorlopige vertalingen. Rood duidt de controlefase aan. In het blauw staat vermeld wat de lezer op dat moment inhoudelijk begrepen heeft. -- De zin begint met Cūius ... en aangezien er geen antecedent voorafgaat, is cuius hier waarschijnlijk een verbindend betrekkelijk voornaamwoord (Z 3.5.2) dat verwijst naar Caesar in de vorige zin. -- Cūius advéntu is een naamwoordgroep met een kern in de ablatief en dat zinsdeel heeft dan waarschijnlijk de functie BWB. Voorlopige standaardvertaling: Bij/Door zijn aankomst. -- spe illātā is een ablatief met de functie BWB en aangezien illātā een part. perf. is van het werkwoord inférre, is de kans heel groot dat spe illātā een losse ablatief is (Z 5.3.4).
bijzin 1ste graad
Cūius advéntu spe illātā -- Uit de WL blijkt dat we bij inférre een datief (voorwerp) mogen verwachten en die komt er ook: milĭtibus.
Ò Voorlopige vertaling van deze losse ablatief: nadat/ doordat hoop gebracht was in de soldaten. Vlotte vertaling: doordat de soldaten hoop gekregen hadden. bijzin 1ste graad
-- ac is een nevenschikkend voegwoord (V 6). We verwachten dus een tweede datief of een tweede losse ablatief. -- redintegrāto ănimo zal wel een tweede losse ablatief zijn.
Cūius advéntu spe illātā ac redintegrāto ănimo Ò Voorlopige vertaling van deze losse ablatief: ‘(en) doordat de geest/moed vernieuwd was’.
Copyright ARLESC0L_AME.indb 9
9
2/09/13 15:15
Wat we tot nog toe gelezen hebben, maakt ons duidelijk dat de tussenkomst van Caesar (waarover we in de lange vorige zin gelezen hebben) niet zonder resultaat gebleven is: bij de soldaten is er – door de tussenkomst van Caesar – opnieuw hoop en meer moed. -- cum kan geen voorzetsel zijn aangezien het volgende woord het voorzetsel pro is, dus leidt het voegwoord cum een BWB-zin in met de rol ‘tijd, reden ...’ (Z 4) en we kunnen voorlopig cum vertalen als toen, maar die vertaling zullen we misschien moeten bijsturen als zou blijken dat de rol ‘tijd’ in de samenhang van de zin niet past. -- pro se betekent voor zich(zelf) en het onbepaalde voornaamwoord quisque zal het onderwerp zijn van de cum-zin. -- pro se quisque kunnen we vertalen als iedereen voor zich(zelf). -- De voorzetselgroep in conspéctu imperatōris kunnen we letterlijk vertalen als in het zien van de veldheer en vlotter als in het zicht van de veldheer. -- ĕtiam betekent zelfs; bij de voorzetselgroep in extrēmis suis rēbus valt op dat het bezittelijk vnw. suis voor rēbus staat en dus nadruk krijgt (V 2.3d). We kunnen voorlopig letterlijk vertalen als zelfs in hun (eigen) uiterste zaken. -- Intussen verwachten we nog altijd het gezegde van de cum-zin en we beseffen dat de belangrijkste zinsdelen van de hoofdzin nog aan bod moeten komen. -- ŏperam is een accusatief en dus waarschijnlijk LV van navāre; de uitdrukking ŏperam navāre betekent moeite doen. -- cŭperet is A. conj. impf. en is het (verwachte) gezegde van de cum-zin en er volgt een komma, die laat aanvoelen dat de cum-zin afgesloten is. De conjunctief en de context wijzen wel eerder in de richting van de rol reden/oorzaak. I.p.v. onmiddellijk de verdere onderdelen van de hoofdzin aan te pakken, kan het zinvol zijn een controlefase in te lassen voor de cum-zin en een voorlopige vertaling te maken van die bijzin. • Bij het gezegde cŭperet hoort een onderwerp als antwoord op de vraag ‘wie verlangt?’ en dat onderwerp is – zoals we voorzien hadden – de nominatief quisque. • We verwachten bij het gezegde cŭperet een LV als antwoord op de vraag ‘Wat verlangde ieder(e) (soldaat)? en dat LV is ŏperam navāre. • De overige zinsdelen zijn bijwoordelijke bepalingen.
10
ARLESC0L_AME.indb 10
bijzin 1ste graad
Cūius advéntu spe illātā ac redintegrāto ănimo cum quisque ŏperam navāre cŭperet We hadden al begrepen dat de soldaten door de komst van Caesar opnieuw hoop en moed kregen. In de cum-zin wordt dat verder bevestigd: nu Caesar toekijkt, wil iedereen zijn uiterste best doen en daarbij denken ze nog nauwelijks aan het risico dat ze zelf lopen. We gaan nu verder met de verkenning van de andere zinsdelen van de hoofdzin.
Copyright
Ò Als voorlopige vertaling van de cum-zin bekomen we: omdat/toen ieder voor zich in het zicht van de veldheer zelfs in hun eigen uiterste zaken verlangde moeite te doen.
2/09/13 15:15
-- paulum betekent een beetje. -- hóstium ímpetus betekent de stormloop van de vijand en dat is waarschijnlijk het onderwerp van de hoofdzin. -- tardātus est: gezegde van de hoofdzin.
bijzin 1ste graad
Cūius advéntu spe illātā ac redintegrāto ănimo cum quisque ŏperam navāre cŭperet paulum hóstium ímpetus tardātus est. Vanuit het gezegde van de hoofdzin sluiten we af met een laatste controlefase. • We stellen vast dat hóstium ímpetus inderdaad het antwoord geeft op de vraag ‘Wie/Wat is vertraagd?’ • De losse ablatieven en de cum-zin zijn inderdaad het antwoord op de vraag ‘Waarom/Waardoor is de stormloop vertraagd?’ en zijn dus BWB-zinnen met de rol ‘reden’.
Na de positieve gevolgen van Caesars optreden is het resultaat wel heel magertjes: de stormloop van de vijand wordt ‘een beetje!’ vertraagd. Ò Een aanvaardbare vlotte vertaling kan er dan als volgt uitzien: Aangezien de soldaten door zijn tussenkomst opnieuw hoop en moed gekregen hadden en aangezien allen zelfs in hun eigen precaire situatie verlangden zich in te spannen in het zicht van de veldheer, werd de stormloop van de vijand een beetje vertraagd.
Copyright ARLESC0L_AME.indb 11
11
2/09/13 15:15
Copyright
Deel 1
Vormleer 1 Naamwoorden
p. 15
2 Voornaamwoorden
p. 24
3 Werkwoorden
p. 35
4 Bijwoorden
p. 71
5 Telwoorden
p. 73
6 Voorzetsels en voegwoorden
p. 75
Copyright ARLESC0L_AME.indb 13
13
2/09/13 15:15
Overzicht van de woordsoorten
bijwoorden naamwoorden
substantieven adjectieven
telwoorden
voornaamwoorden
hoofdtelwoorden rangtelwoorden
persoonlijk bezittelijk vragend
woordsoorten
aanwijzend betrekkelijk met accusatief
voorzetsels
met ablatief
onbepaald werkwoorden zelfstandige werkwoorden
voegwoorden
koppelwerkwoorden
nevenschikkend onderschikkend
14 ~ Vormleer
ARLESC0L_AME.indb 14
Copyright 2/09/13 15:15
1 Naamwoorden 1.1 Stappenplan om naamval, genus en getal te bepalen
p. 16
1.2 Verbuiging van de substantieven en adjectieven van de eerste klasse
p. 17
1.3 Verbuiging van de substantieven en adjectieven van de tweede klasse
p. 18
1.4 Verbuiging van de substantieven van de derde klasse
p. 19
1.5 Dubbelgangers bij de uitgangen van de substantieven en de adjectieven
p. 20
1.6 Comparatief en superlatief van adjectieven 1.6.1 Vorming van comparatief en superlatief 1.6.2 Vreemde comparatieven en superlatieven
p. 22 p. 22 p. 23
Copyright ARLESC0L_AME.indb 15
Naamwoorden ~ 15
2/09/13 15:15
1.1 Stappenplan om naamval, genus en getal te bepalen
?
ð
Stap 1
Stap 2
Stap 3
grondwoord + aanvullende gegevens + stam
woordsoort + klasse:
splitsing: stam - uitgang
ð
bij een substantief : 1ste, 2de of 3de bij een adjectief : 1ste of 2de
+ ð opsomming: naamval - genus - getal
pătrum
< păter - pătris, m. stam: pătr-
= substantief van de 2de klasse
pătr-um:
gen. m. mv.
lātum
< lātus - lāta, lātum stam: lāt-
= adjectief van de 1ste klasse
lāt-um:
acc. m. enk. + nom./acc. onz. enk.
16 ~ Vormleer
ARLESC0L_AME.indb 16
Copyright 2/09/13 15:15
1.2 Verbuiging van de substantieven en adjectieven van de eerste klasse Tot de eerste klasse behoren de substantieven met als aanvullend gegeven de gen. enk. op -i of -ae. Tot de eerste klasse behoren de adjectieven met als aanvullende gegevens -a, -um. substantieven enkelvoud m. nom. zie WL
vr.
meervoud onz.
m.
vr.
onz.
rŏs-a
dōn-um
ăv-i
rŏs-ae
dōn-a
acc. ăv-um
rŏs-am
= nom.
ăv-os
rŏs-as
= nom.
gen. ăv-i
rŏs-ae
dōn-i
av-ōrum
ros-ārum
dōn-ōrum
dat. ăv-o
rŏs-ae
dōn-o
ăv-is
rŏs-is
dōn-is
abl. ăv-o
rŏs-ā
dōn-o
ăv-is
rŏs-is
dōn-is
a De nom. m. enk. heeft bij de meeste substantieven en adjectieven de uitgang -us. Het substantief vĭr en de substantieven en adjectieven op -er (zoals puer en miser) missen de uitgang -us. b De vocatief (naamval voor de aanspreking) heeft dezelfde vorm als de nominatief, behalve bij naamwoorden op -us: daar is de uitgang meestal -e (bv. o amice!), maar de voc. enk. van fīlius en van eigennamen op -ius gaat uit op een lange -i (bv. caríssime fīli, caríssime Lūci). c Bij deus is de nom. mv. di en de dat./abl. mv. dīs.
adjectieven enkelvoud m. nom. zie WL
ARLESC0L_AME.indb 17
vr.
meervoud onz.
m.
vr.
onz.
bŏn-a
bŏn-um
bŏn-i
bŏn-ae
bŏn-a
acc. bŏn-um
bŏn-am
= nom.
bŏn-os
bŏn-as
= nom.
gen. bŏn-i
bŏn-ae
bŏn-i
bon-ōrum bon-ārum bon-ōrum
dat. bŏn-o
bŏn-ae
bŏn-o
bŏn-is
bŏn-is
bŏn-is
abl. bŏn-o
bŏn-ā
bŏn-o
bŏn-is
bŏn-is
bŏn-is
d De adjectieven tōtus en sōlus hebben de voornaamwoordelijke uitgangen -īus in de gen. enk. en -i in de dat. enk. dux totīus civitātis illīus de leider van heel die stam
tĭbi sōli
aan/voor jou alleen
Copyright
Naamwoorden ~ 17
2/09/13 15:15
1.3 Verbuiging van de substantieven en de adjectieven van de tweede klasse Tot de tweede klasse behoren de substantieven met als aanvullend gegeven de gen. enk. op -is. Tot de tweede klasse behoren alle adjectieven die NIET als aanvullende gegevens -a, -um hebben. substantieven enkelvoud m./vr. nom. zie WL
meervoud onz.
m./vr.
onz.
zie WL
dŭc-es
córpor-a
acc. dŭc-em
= nom.
dŭc-es
= nom.
gen. dŭc-is
córpor-is
dŭc-um
córpor-um
dat. dŭc-i
córpor-i
dŭc-ibus
corpŏr-ibus
abl. dŭc-e
córpor-e
dŭc-ibus
corpŏr-ibus
adjectieven enkelvoud m./vr. nom. zie WL
meervoud onz.
m./vr.
onz.
zie WL
fort-es
fórt-ia
acc. fort-em
= nom.
fort-es
= nom.
gen. fort-is
fort-is
fórt-ium
fórt-ium
dat. fort-i
fort-i
fórt-ibus
fórt-ibus
abl. fort-i
fort-i
fórt-ibus
fórt-ibus
18 ~ Vormleer
ARLESC0L_AME.indb 18
a Bij de substantieven leer je in de woordenlijst de nom. enk. als grondwoord (bv. dux, māter, corpus) en de gen. enk. als aanvullend gegeven (bv. dŭcis, mātris, córporis). Bij de adjectieven leer je de nom. m. enk. als grondwoord (bv. fortis, vĕtus, ācer) en de nom. vr. en onz. enk. als aanvullende gegevens (bv. fortis, forte; vĕtus, vĕtus; ācris, ācre). b De vocatief (naamval voor de aanspreking) heeft altijd dezelfde vorm als de nominatief. c De uitgangen -e, -a en -um worden gebruikt bij de meeste substantieven (bv. dŭce, córpora, dŭcum), maar ook bij enkele adjectieven als pauper, vetus en dives (bv. paúpere, vĕtera, dīvitum). Daartegenover worden de uitgangen -i, -ia en -ium gebruikt bij de meeste adjectieven (forti, fórtia, fórtium), maar ook bij enkele substantieven als măre, ănimal en vīres (bv. mări, animālia, vīrium).
Copyright 2/09/13 15:15
1.4 Verbuiging van de substantieven van de derde klasse Tot de derde klasse behoren twee groepen substantieven: • substantieven op -u-s met als aanvullend gegeven -ū-s (gen. enk.) • substantieven op -ē-s met als aanvullend gegeven -e-i (gen. enk.) enkelvoud m. nom. fructu-s
meervoud vr.
m.
vr.
rē-s
fructū-s
rē-s
acc. fructu-m
re-m
fructū-s
rē-s
gen. fructū-s
re-i
frúctu-um
rē-rum
dat. frúctu-i
re-i
frúcti-bus
rē-bus
abl. fructu
re
frúcti-bus
rē-bus
a Dies is mannelijk of vrouwelijk. De overige substantieven op -e-s zijn vrouwelijk. b Slechts enkele substantieven op -u-s zijn vrouwelijk; de overige zijn mannelijk. mănus, mănūs, vr. dŏmus, dŏmūs, vr. c Dŏmus hoort bij de derde klasse, maar ontleent enkele vormen aan de verbuiging van de eerste klasse: abl. enk.: dŏmo acc. mv.: dŏmos gen. mv.: domōrum, soms dŏmuum
Copyright ARLESC0L_AME.indb 19
Naamwoorden ~ 19
2/09/13 15:15
1.5 Dubbelgangers bij de uitgangen van de substantieven en de adjectieven
BASISREGELS • In het onzijdig is de nominatief altijd gelijk aan de accusatief. • In het meervoud is de datief altijd gelijk aan de ablatief. • De vocatief is meestal gelijk aan de nominatief. (uitzonderingen: cāre amīce, …; o Lūci, fīli mi!)
Als een vorm zowel datief als ablatief kan zijn, dan denken we eerder aan: • de datief als het gaat om personen • de ablatief als het gaat om zaken
20 ~ Vormleer
ARLESC0L_AME.indb 20
Copyright 2/09/13 15:15
dubbelgangers
eerste klasse -ă
-um
adjectieven
adjectieven
tweede klasse nom. vr. enk.
bŏna
substantieven
nom./acc. onz. mv.
bŏnum
nom./acc. onz. enk.
-is
acc. m. enk.
fortis adjectieven ācris
gen. vr. enk. substantieven
rŏsae
cīvis
dat. vr. enk. nom. vr. mv.
-ae
-i
adjectieven
forti
gen. vr. enk. adjectieven
bŏnae
dat. vr. enk. nom. vr. mv.
substantieven
ăvi
-i
gen. m. enk. nom. m. mv.
substantieven
dŭces
adjectieven
fortes
-es
derde klasse nom. m. enk.
fructus
gen. m. enk.
gen. m. enk. fructūs
nom. m./vr. enk. gen. enk.
-s
substantieven
nom. m. mv. acc. m. mv.
nom. vr. enk.
nom. vr. enk.
gen. enk.
rēs
nom. vr. mv. acc. vr. mv.
dat. enk. abl. enk.
nom. m. enk.
-i
substantieven
nom. m./vr. mv.
rei
gen. vr. enk. dat. vr. enk.
acc. m./vr. mv. nom. m./vr. mv. acc. m./vr. mv.
gen. m. enk. adjectieven
bŏni
gen. onz. enk.
Copyright nom. m. mv.
ARLESC0L_AME.indb 21
Naamwoorden ~ 21
2/09/13 15:15
1.6 Comparatief en superlatief van adjectieven 1.6.1 Vorming van comparatief en superlatief achtervoegsel bij de stam uitgangen
voorbeeld
vertaling
van de 1ste klasse van de 2de klasse
alt-us, alt-a, alt-um fort-is, fort-is, fort-e
hoog sterk
van de substantieven van de 2de klasse
ált-ior, ált-ior, ált-ius fórt-ior, fórt-ior, fórt-ius
hoger sterker
alt-íssim-us, -a, -um fort-íssim-us, -a, -um
hoogste, heel hoog sterkste, heel sterk
misér-rim-us, -a, -um facíl-lim-us, -a, -um
ellendigste, heel ellendig gemakkelijkste, heel gemakkelijk
positief comparatief -ior-ius nom./acc. onz. enk. superlatief -issim-rim-lim-
van de 1ste klasse
a Wanneer er een vergelijking gemaakt wordt met iemand/iets anders, is de comparatief of superlatief relatief gebruikt. We vertalen de comparatief dan met ‘…-er dan’ (zie Z 6 en Z 2.7), de superlatief met ‘…-ste van’ (zie Z 6 en Z 2.5). b Wanneer er geen vergelijking gemaakt wordt met iemand/iets anders, is de comparatief of superlatief absoluut gebruikt. Een comparatief kunnen we dan vertalen met ‘nogal/vrij …, te …’. Een superlatief kunnen we vaak weergeven met een kernachtige uitdrukking (bv. fortíssimus: beresterk).
22 ~ Vormleer
ARLESC0L_AME.indb 22
Copyright
2/09/13 15:15
1.6.2 Vreemde comparatieven en superlatieven comparatief
vertaling
superlatief
vertaling
māior
groter
máximus
grootste, heel groot
mĭnor
kleiner
mĭnimus
kleinste, heel klein
mělior
beter
óptimus
beste, heel goed
pēior
slechter
péssimus
slechtste, heel slecht
plūres
meer
plūrimi
zeer veel
plerīque
de meeste
Copyright ARLESC0L_AME.indb 23
Naamwoorden ~ 23
2/09/13 15:15
Copyright
Deel 2
Zinsleer 1 Elementaire zinsleer
p. 78
2 Gebruik van de naamvallen
p. 93
3 Gebruik van de voornaamwoorden
p. 113
4 Woorden die een bijzin inleiden
p. 122
5 Gebruik van het werkwoord
p. 133
6 Gebruik van comparatief en superlatief
p. 165
7 Gebruik van de voorzetsels
p. 166
8 Gebruik van enkele signaalwoorden
p. 169
Copyright ARLESC0L_AME.indb 77
77
2/09/13 15:15
1 Elementaire zinsleer 1.1 Over hoofdzin en bijzin
p. 79
1.2 Schematische voorstelling van een zin en zijn zinsdelen
p. 80
1.3 Overzicht van de zinsdelen
p. 82
1.4 Schematische voorstelling van de zinsdeelstukken
p. 84
1.5 Overzicht van de zinsdeelstukken
p. 85
1.6 Overzicht van de soorten bijzinnen 1.6.1 Vanuit de vorm van de bijzin 1.6.2 Vanuit de functie van de bijzin
p. 86 p. 86 p. 88
1.7 Schematische voorstelling van een samengestelde zin
p. 90
78 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 78
Copyright 2/09/13 15:15
1.1 Over hoofdzin en bijzin
Nerviōrum de mōribus cum quaéreret , Caesar nullum esse ăditum ad eos mercatōribus reperiēbat.
hoofdzin
bijzin
Toen Caesar naar de gewoontes van de Nerviërs informeerde, vernam hij dat handelaars geen toegang tot hen hadden.
a Een hoofdzin is een zin die geen zinsdeel of zinsdeelstuk is. Een hoofdzin kan een of meer bijzinnen bevatten. b Een bijzin is een zin die een zinsdeel of zinsdeelstuk is in de hoofdzin of in een bijzin van een hogere graad (zie Z 1.7).
Copyright ARLESC0L_AME.indb 79
Elementaire zinsleer ~ 79
2/09/13 15:15
1.2 Schematische voorstelling van een zin en zijn zinsdelen
gezegde
voorwerp (bezitter)
BVG
meestal nominatief of accusatief
ablatief
datief
voorwerp
genitief
vraagwoord + conj.
onderschikkend voegwoord + conj.
infinitiefzin
infinitief
accusatief
vraagwoord + conj.
datief
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
onderschikkend voegwoord + conj.
infinitiefzin
infinitief
nominatief
onderwerp
datief
+ noodzakelijke zinsdelen
a Welke en hoeveel noodzakelijke zinsdelen een gezegde oproept, hangt af van de betekenis van dat gezegde. b Bij een aantal werkwoorden zoals ‘beschouwen als’, ‘rekenen tot’, ‘aanstellen tot’ is de BVG een noodzakelijk zinsdeel (Z 2.4.1). In de overige gevallen is de BVG een niet-noodzakelijk zinsdeel (Z 2.1).
80 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 80
Copyright 2/09/13 15:15
ARLESC0L_AME.indb 81
BWB
alle naamvallen, maar vaak nominatief of accusatief
losse ablatief
onderschikkend voegwoord + ind./conj.
bijwoord
vz. + acc.
datief
vz. + abl.
ablatief
gezegde
+ niet noodzakelijke zinsdelen
BVG
Copyright Elementaire zinsleer ~ 81
2/09/13 15:15
1.3 Overzicht van de zinsdelen functie
vorm (van de kern)
dominant
ontledingsvraag
noodzakelijke zinsdelen gezegde
WWG
ZWW
NWG
KWW + NDG in de nominatief
-
nominatief
NDG: Wie/Wat + KWW + ond.? Wie/Wat + gez.?
infinitief onderwerp
bijzin: • infinitiefzin • onderschikkend voegwoord + conj. • vraagwoord + conj. accusatief
Wat + gez.?
gezegde
Wie/Wat + WWG + ond.?
infinitief lijdend voorwerp
bijzin: • infinitiefzin • onderschikkend voegwoord + conj. • vraagwoord + conj.
meewerkend voorwerp
datief
voorwerp
genitief, datief of ablatief
gezegde met vaste naamval
vaak: Wie/Wat + WWG + ond.?
voorwerp (bezitter)
datief
gezegde = vorm van esse
Aan wie + behoren + ond.?
bepaling van gesteldheid
meestal nominatief of accusatief
gezegde + zinsdeel waarmee BVG in NGG overeenkomt
Hoe/Waartoe + gez. + ond. (+ LV)?
82 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 82
Wat + WWG + ond.?
Aan wie + WWG + ond. + LV?
Copyright
2/09/13 15:15
functie
vorm (van de kern)
dominant
ontledingsvraag
niet-noodzakelijke zinsdelen
bijwoordelijke bepaling
ablatief
Wanneer/Hoe/Waarmee/Waarom … + gez. + ond.?
voorzetsel + acc.
Waarheen/Waar …+ gez. + ond.?
voorzetsel + abl.
Door wie/Waaruit/Waar …+ gez. + ond.?
bijwoord
Hoe/Waar/Wanneer … + gez. + ond.?
datief
bepaling van gesteldheid
gezegde
Voor wie + gez. + ond.?
bijzin: • onderschikkend voegwoord + ind./conj. • losse ablatief
Wanneer/Waarom … + gez. + ond. + …?
alle naamvallen, maar vooral nominatief of accusatief
Hoe (= in welke gesteldheid) + gez. + ond. + …?
Copyright ARLESC0L_AME.indb 83
Elementaire zinsleer ~ 83
2/09/13 15:15
1.4 Schematische voorstelling van de zinsdeelstukken
kern = substantief
= adjectief
+ niet noodzakelijk zinsdeelstuk
BVB
adjectief
genitief
bijstelling: substantief in dezelfde naamval als de kern
+ niet noodzakelijk zinsdeelstuk
+ noodzakelijk zinsdeelstuk
voorwerp
BVB-zin: betrekkelijk voornaamwoord + ind. (of conj.)
vaste naamval bij het adjectief
voorwerp (vergelijking)
ablatief
quam + …
BWB
abl., bijwoord …
a In een voorzetselgroep bestaat de kern uit het voorzetsel en het substantief. b Voor de betrekkelijke bijzin (BVB-zin): zie Z 3.5.1 en Z 4.
84 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 84
Copyright 2/09/13 15:15
1.5 Overzicht van de zinsdeelstukken functie
vorm
dominant
ontledingsvraag
noodzakelijk zinsdeelstuk
kern
substantief (in alle naamvallen) voorzetsel + substantief adjectief niet-noodzakelijk zinsdeelstuk kern = substantief adjectief
kern
substantief in de genitief bijvoeglijke bepaling (BVB)
Welk(e) + kern? Wat voor (een) + kern?
bijstelling: substantief in dezelfde naamval als de kern BVB-zin: betrekkelijk voornaamwoord + ind. (of conj.)
kern: antecedent
kern = adjectief voorwerp
vaste naamval bij het adjectief
voorwerp (vergelijking)
ablatief quam + …
BWB
abl., bijwoord …
ARLESC0L_AME.indb 85
kern
adjectief + vz. + wie/wat?
comparatief
…-er dan wie/wat?
kern
Copyright
Elementaire zinsleer ~ 85
2/09/13 15:15
1.6 Overzicht van de soorten bijzinnen 1.6.1 Vanuit de vorm van de bijzin cum (cum temporale) dum + ind. pres
tijd
dōnec postquam + ind. perf.
BWB
+ indicatief
pri�squam ut
toegeving reden voorwaarde (realis) vergelijking
tijd
quamquam quia
toegeving
quod
cum (cum causale)
reden
si
si
nĭsi
voorwaarde (potentialis of irrealis)
sīcut
doel
ut
ut
gevolg
ut
vergelijking
quăsi
verbum timendi
ARLESC0L_AME.indb 86
cum (cum concessivum)
quŏniam
verbum volendi
86 ~ Zinsleer
cum (cum historicum)
nĭsi
BWB
+ conjunctief
ut ontkenning: nē nē ontkenning: nē nōn
LV
Copyright passief verbum volendi
ut ontkenning: nē
passief verbum timendi
nē ontkenning: nē nōn
onderwerp
2/09/13 15:15
verbum dicendi verbum sentiendi
LV
verbum volendi infinitiefzin
NWG onpersoonlijk werkwoord
onderwerp
passief verbum dicendi, sentiendi of volendi verbum sentiendi verbum dicendi vraagwoord + conj. (indirecte vraag)
onderschikkend voegwoord
LV
verbum rogandi passief verbum sentiendi, dicendi of rogandi onpersoonlijke uitdrukking
bijzinnen betrekkelijk voornaamwoord
losse ablatief
+ indicatief + conjunctief
BWB
doel gevolg
BVB
tijd, reden …
Copyright ARLESC0L_AME.indb 87
onderwerp
Elementaire zinsleer ~ 87
2/09/13 15:15
1.6.2 Vanuit de functie van de bijzin cum (cum temporale) dum + ind. pres.
tijd
dōnec postquam + ind. perf. pri�squam
+ indicatief
ut
toegeving reden
quamquam quia quod quŏniam
voorwaarde (realis)
nĭsi
vergelijking
tijd
si
toegeving
sīcut ut
reden
cum (cum concessivum)
cum (cum causale)
voorwaarde (potentialis of irrealis)
si
doel
ut
gevolg
ut
vergelijking
quăsi
+ conjunctief
nĭsi
Copyright tijd, reden …
88 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 88
onderschikkend voegwoord
cum (cum historicum)
losse ablatief
2/09/13 15:15
verbum dicendi infinitiefzin
verbum sentiendi verbum volendi
LV
BWB
ut + conj. ontkenning: ne
verbum volendi
ne + conj. ontkenning: ne non
verbum timendi
vraagwoord + conj. (indirecte vraag)
verbum rogandi verbum dicendi
bijzinnen
verbum sentiendi NWG infinitiefzin
onpersoonlijk werkwoord passief verbum dicendi, sentiendi of volendi
onderwerp
ut + conj. ontkenning: ne
passief verbum volendi
ne + conj. ontkenning: ne non
passief verbum timendi
vraagwoord + conj. (indirecte vraag)
onpersoonlijke uitdrukking passief verbum sentiendi, dicendi of rogandi
BVB
betrekkelijk vnw. + ind.
Copyright betrekkelijk vnw. + conj.
ARLESC0L_AME.indb 89
doel
kern
gevolg
Elementaire zinsleer ~ 89
2/09/13 15:15
1.7 Schematische voorstelling van een samengestelde zin Áppius, qui Vergīniam stuprāre* in ănimo habēbat, tantŏpere libīdine captus ĕrat ut cliéntem vírginem illam in servitūtem adsĕrere* iussísset. (* stuprāre: onteren; * adsĕrere: opeisen)
Áppius is het onderwerp van de hoofdzin. Om aan te duiden dat een zin door een bijzin onderbroken wordt, plaatsen we drie puntjes na Áppius.
qui is een betrekkelijk voornaamwoord. We verwachten dus een betrekkelijke bijzin die uitleg geeft over Áppius. Die BVB-zin plaatsen we op een nieuwe regel meer naar rechts, onder de noemer ‘bijzin 1ste graad’: die bijzin sluit rechtstreeks aan bij een zinsdeel dat afh ankelijk is van het gezegde van de hoofdzin, namelijk het onderwerp Áppius.
Áppius …
De drie puntjes voor tantŏpere duiden aan dat we na de bijzin nu verdergaan met de andere zinsdelen van de hoofdzin.
bijzin 1ste graad
De komma na het gezegde van die BVB-zin schept de verwachting dat de bijzin af is.
bijzin 2de graad
qui Vergīniam stuprāre in ănimo habēbat,
… tantŏpere libīdine captus ĕrat ut …
Omdat de BWB-zin (rol: gevolg) ingeleid door ut een bijzin is die afh ankelijk is van het gezegde van de hoofdzin, plaatsen we die op een nieuwe regel meer naar rechts, onder de noemer ‘bijzin 1ste graad’. Om aan te duiden dat deze bijzin van de eerste graad onderbroken wordt door een andere bijzin, plaatsen we na ut drie puntjes.
90 ~ Zinsleer
ARLESC0L_AME.indb 90
cliéntem vírginem illam in servitūtem adsĕrere
… iussísset.
Copyright De drie puntjes voor iussísset duiden aan dat de bijzin van de 1ste graad, begonnen met ut, nu verder wordt aangevuld.
Het lijdend voorwerp van de ut-zin heeft de vorm van een infinitiefzin. Die bijzin plaatsen we dus op een nieuwe regel meer naar rechts, onder de noemer ‘bijzin 2de graad’, omdat hij afh ankelijk is van het gezegde van de bijzin van de 1ste graad.
2/09/13 15:15
Quŏniam păter Vergīniae in Álgido monte exércitūs partem dūcens ăberat, stătim consĭlium perăgere stătuit.
Uit quŏniam leiden we af dat de zin begint met een BWB-zin (rol: reden). Die bijzin plaatsen we dus onder de noemer ‘bijzin 1ste graad’, omdat die waarschijnlijk afh angt van het gezegde van de hoofdzin. De drie puntjes na Vergīniae duiden aan dat deze bijzin ingeleid door quŏniam onderbroken wordt.
De drie puntjes voor ăberat duiden aan dat de bijzin van de eerste graad, ingeleid door quŏniam, nu aangevuld wordt.
In een schematische voorstelling beschouwen we een losse ablatief en een participium met een voorwerp en/of bijwoordelijke bepaling als een bijzin. Păter, het onderwerp van de ‘bijzin 1ste graad’, is de dominant van het participium dūcens. Bij dat participium hoort het LV exércitūs partem en de BWB (rol: plaats) in Álgido monte. We plaatsen die zogenaamde bijzin dus op een nieuwe regel onder de noemer ‘bijzin 2de graad’.
bijzin 1ste graad bijzin 2de graad quŏniam păter Vergīniae …
… ăberat,
in Álgido monte exércitus partem dūcens
stătim consĭlium perăgere stătuit.
De zin eindigt met de andere zinsdelen van de hoofdzin die geen bijzin zijn. Die plaatsen we uiterst links.
!
ARLESC0L_AME.indb 91
Copyright
In de twee voorbeelden hierboven zijn alle woorden van de zin in de schematische voorstelling opgenomen. Als je zelf een schematische voorstelling maakt, is het beter de woorden weg te laten die minder belangrijk zijn voor de structuur van de zin. Zo bespaar je tijd en heb je een duidelijker beeld van de samenstelling van de zin. Elementaire zinsleer ~ 91
2/09/13 15:15
Copyright
Deel 3
Stijlleer 1 Topic, focus en setting
p. 172
2 Overzicht van de belangrijkste stijlmiddelen
p. 173
Copyright ARLESC0L_AME.indb 171
171
2/09/13 15:15
1 Topic, focus en setting Een zin begint meestal met een element dat de lezer al kent uit de context. De persoon of zaak die al bekend is voor de lezer, noemen we het topic van de zin. Het vervolg van de zin zal over dit topic nieuwe informatie geven. Hi is het topic van deze zin en verwijst naar de druïden.
In een zin staat vaak ook informatie over tijd, plaats of omstandigheden waarin de nieuwe informatie zal plaatsvinden. We spreken dan over de setting van de zin. Die setting kan voor of na het topic staan.
Hi certo anni témpore in fīnibus Carnūtum Hi certo Carnūtum consīdunt in lŏco consecrāto.
De rest van de zin bevat dan de nieuwe informatie voor de lezer. De belangrijkste nieuwe informatie, die we de focus noemen, staat meestal helemaal achteraan of bijna achteraan in de zin. In deze zin is in lŏco consecrāto de focus.
a De gewone woordorde is: (setting) – topic – (setting) – focus. b Wanneer opeenvolgende zinnen hetzelfde topic hebben, hoeft dit niet altijd opnieuw expliciet uitgedrukt te worden. c Om allerlei redenen (emotie, variatie …) kan van de gewone woordorde afgeweken worden.
172 ~ Stijlleer
ARLESC0L_AME.indb 172
Copyright 2/09/13 15:15
2 Overzicht van de belangrijkste stijlmiddelen Wanneer een spreker zijn boodschap of een deel ervan extra kracht wil bijzetten, kan hij een beroep doen op stijlmiddelen. Door af te wijken van het gewone taalgebruik en de gewone woordorde probeert hij met een stijlmiddel een bepaald effect bij zijn publiek te bereiken. Wat nu juist het effect van een stijlmiddel is, hangt erg nauw samen met de specifieke context waarin een stijlmiddel voorkomt. We kunnen drie hoofddoelen onderscheiden: • verduidelijkend à De spreker gebruikt een stijlmiddel zodat het publiek de draad van de boodschap niet zou verliezen. Hij legt ook klemtonen op wat voor hem belangrijk is. • emotionerend à Een stijlmiddel is gebruikt om een bepaald gevoel bij het publiek op te roepen. • esthetisch à Een stijlmiddel dient om de boodschap aangenamer te maken voor het publiek. stijlmiddel
beschrijving
voorbeeld
alliteratie
Herhaling van dezelfde beginmedeklinker(s) in nauw op elkaar volgende woorden
Vēni, vīdi, vīci. Ik kwam, ik zag, ik overwon.
amplificatie
Herhaling van eenzelfde begrip in de vorm van Ĕrat Athēnis spatiōsa et căpax dŏmus. Er stond in Athene een ruim en groot huis. een of meer synoniemen Vaak is een amplicificatie drieledig en neemt elk deel toe in lengte.
anafoor
Herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep op de eerste plaats van een zin, zinsdeel of zinsdeelstuk
Úndique clamōres oriúntur virōrum, úndique ululātus gemitūsque puellārum ac mātrum.
Woorden, woordgroepen of zinnen worden naar vorm en/of naar betekenis aan elkaar tegengesteld.
Et ăpud illum quĭdem rătio ratiōnem, ăpud illos timōrem tĭmor vīcit.
Soortgelijke woorden of woordgroepen worden na elkaar geplaatst zonder een nevenschikkend voegwoord. Vaak kan et aangevuld worden, soms ook het tegenstellende sed of het verklarende ĕnim.
Vēni, vīdi, vīci.
antithese
asyndeton
Overal ontstond er geroep van mannen, overal geschreeuw en gezucht van meisjes en moeders. Bij hem haalde het ene argument het op het andere argument, bij hen de ene angst op de andere angst. Ik kwam, ik zag, ik overwon.
Copyright
(antoniem: polysyndeton)
Overzicht van de belangrijkste stijlmiddelen ~ 173
ARLESC0L_AME.indb 173
2/09/13 15:15
Copyright
Deel 4
Metriek 1 Scanderen van dactylische hexameters 1.1 Begrippen bij het scanderen 1.2 Overzicht van de tekens gebruikt bij het scanderen 1.3 Regels bij het scanderen
p. 182 p. 182 p. 183 p. 185
2 Versschema’s 2.1 De dactylische hexameter 2.2 De dactylische pentameter
p. 187 p. 187 p. 189
Copyright ARLESC0L_AME.indb 181
181
2/09/13 15:15
1 Scanderen van dactylische hexameters 1.1 Begrippen bij het scanderen
Het Latijnse vers is ritmisch en bestaat uit een afwisseling van lange ( — ) en korte ( ⏑ ) lettergrepen. Deze lange en korte lettergrepen staan niet willekeurig in het vers, maar volgen een vast patroon of versschema. Zo bestaat een dactylische hexameter uit 6 versvoeten (hexa = zes), waarvan er 5 dactylisch kunnen zijn.
Bij het scanderen bakenen we een versvoet af met een rechte streep: │
De cesuur (= rustpunt) van het vers wordt aangeduid met twee schuine strepen: ̸ ̸. Bij het lezen wachten we hier even.
━ ││ ━́ ⏔ │ │ ━ ́ ⏔ │ ━ ́ ̸ ̸ ⏔ │ │ ━ ́ ⏔ │ ━ ́ ⏑⏑ │ ━ ́ ⏑
De eerste vier versvoeten van een dactylische hexameter kunnen bestaan bestaan uit: ━́ ⏑⏑ = een dactylus of ━́ ━ = een spondee In elke versvoet draagt één lettergreep de ritmische klemtoon of ictus ( ).́
182 ~ Metriek
ARLESC0L_AME.indb 182
De vijfde versvoet van een dactylische hexameter is altijd een dactylus ( ━́ ⏑ ⏑).
De zesde en laatste versvoet kan bestaan bestaan uit: ━́ ━ = een spondee ━ ⏑ = een trochee
Copyright 2/09/13 15:15
1.2 Overzicht van de tekens gebruikt bij het scanderen teken
━a
⏑a
́
betekenis
voorbeeld
lange lettergreep korte lettergreep ictus geeft de lettergreep met ritmische klemtoon aan in elke versvoet
déxtra Lebínthos erát fecúndaque mélle Calýmne
│
einde versvoet
| | | | | || déxtra Lebínthos erát fecúndaque mélle Calýmne
̸̸
hoofdcesuur duidelijk rustpunt in het vers
déxtra Lebínthos erát // fecúndaque mélle Calýmne
̸
bijcesuur lichter rustpunt in het vers
quámvis sínt / sub aquá, // sub aquá / maledícere témptant
eindklinker_beginklinker elisie iungere_equos = [joenger’ekwoos] Als een woord eindigt op een klinker of -m en het sive_hanc = [siew’anc] volgende woord ook begint met een klinker of h-, Pyrram_affatur = [Purr’affatoer] wordt de eindklinker van het eerste woord niet uitgesproken. Dit wegvallen noemen we elisie. ∩
synizese om metrische redenen worden twee aparte klinkers soms samengesmolten tot een tweeklank.
◠ deinde dehinc ◠ reicere
= [dejnde] = [dejnk] = [rejkere]
Copyright
Scanderen van dactylische hexameters ~ 183
ARLESC0L_AME.indb 183
2/09/13 15:15
a In prozateksten geven de tekentjes ¯ en ˘ zowel de lengte van een klinker aan als de klemtoon. Bij het scanderen wijzen deze tekentjes alleen op de lengte van de lettergreep. b Bij es en est vindt omgekeerde elisie plaats. In dat geval valt de beginklinker van es of est weg. = [timidi’st] timidi_est nimium_est = [nimioem’st] c Soms vindt er om stilistische redenen geen elisie plaats tussen twee opeenvolgende klinkers. We spreken dan van een hiaat. lámentís gemitúque_et fémineó ululátu (Verg., Aen., 4, 667) effect: behoud van de -o versterkt klanknabootsing door het gejammer, gekerm en geschreeuw der vrouwen van het gejammer d Enkele opmerkingen bij de cesuren in een vers: 1 In elk vers is er een duidelijk rustpunt of hoofdcesuur waardoor het vers in twee delen verdeeld wordt. Daarnaast kunnen er nog bijkomende lichtere bijcesuren (/) verschijnen. Vaak wordt de cesuur duidelijk door de aanwezigheid van een leesteken. ét patriaé / tremuére manús. // Dedit óscula náto (Ov., Met., 8, 211) tábueránt ceraé: // nudós quatit ílle lacértos (Ov., Met., 8, 227) 2 Een cesuur zorgt voor een zinvolle indeling van het vers en ligt dan ook nooit binnenin een woord of tussen een voorzetsel en een naamwoord.
184 ~ Metriek
ARLESC0L_AME.indb 184
Copyright 2/09/13 15:15
Copyright
SCALAE
Scalae
L E E S G R A M M AT I C A L AT I J N
L E E S G R A M M AT I C A L AT I J N
Copyright ARLESC0L_cover.indd 1
ISBN 978-90-301-4204-1
3/09/13 15:58