Inleiding “De jeugdhulpverlening ziet problemen te laat. We handelen te gefragmenteerd en niet snel genoeg. Er zijn teveel hulpverleners in een gezin, die onderling afstemmings- en aansluitingsproblemen hebben. We zetten te weinig in op het versterken van eigen netwerken en gezinssystemen en we halen jongeren teveel uit de eigen omgeving.” Het zijn slechts een aantal conclusies uit de Evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg (2009) en het rapport van de parlementaire werkgroep toekomstige verkenning Jeugdzorg (2010). Conclusies die schreeuwen om een andere aanpak. Een aanpak die vorm krijgt in de transitie jeugdzorg die op 1 januari 2015 in werking treedt. In Hoorn zijn we al begonnen met een andere aanpak gericht op het doorbreken van schotten en stimuleren van samenwerking binnen de huidige CJG-structuur (Centrum voor Jeugd en Gezin). Met één wettelijk kader en één integraal financieringssysteem, versterkt de transitie jeugdzorg onze koers naar meer doelmatigheid. Het maakt meer integrale hulp bij meervoudige problematiek beter mogelijk: één gezin, één plan, één regisseur. Bovendien kunnen we met de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten het jeugdstelsel eenvoudiger inrichten. Hoe we van plan zijn het nieuwe jeugdstelsel in te richten, beschrijven we in dit document. Daarbij hebben we ons laten inspireren door andere gemeenten die al grote stappen hebben gemaakt, zoals Amsterdam, Rotterdam en kleinere gemeenten in Noord-Brabant. Het functioneel ontwerp zoals dit er nu ligt, is zeker geen blauwdruk. Sommige initiatieven staan alleen nog op papier en kunnen we pas echt ervaren tijdens de proeftuinen in 2014. De gemeente Hoorn heeft - samen met de regio West-Friesland - haar visie op de hervorming van het nieuwe jeugdstelsel inmiddels vastgesteld in haar programmaplan transities, de kadernota jeugd en het plan van aanpak CJG. Het functioneel model is een doorvertaling van het beleidskader “zorg voor de jeugd” wat ook aan de raad ter vaststelling is voorgelegd. Op 1 januari 2015 moet de transitie jeugdzorg voltooid zijn. Er is geen vaste start- of einddatum maar het is een geleidelijk proces van verandering en verbetering. Ook de inhoudelijke vernieuwing krijgt vorm tijdens dit proces waarbij er wordt voortgebouwd op lopende verbeteringen en vernieuwingen. De transitie is dus eigenlijk al in gang gezet en zal verder worden uitgebreid.
1
Samenvatting Op 1 januari 2015 wordt de gemeente Hoorn verantwoordelijk voor het gehele stelsel aan zorg voor de jeugd. Een ingrijpende verandering die voortkomt uit de decentralisatie van de jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugd-GGZ en jeugd-VB. In dit document beschrijven we hoe dit nieuwe jeugdstelsel er binnen onze gemeente uit zou kunnen zien. Het is zeker geen blauwdruk omdat we met een aantal zaken nog geen praktijkervaring hebben. Het is een schets van de inrichting van het stelsel na de invoering op 1 januari 2015 en de jaren die volgen. Uitgangspunten In hoofdstuk 1 gaan we in op de knelpunten in het huidige jeugdstelsel die de aanleiding zijn geweest voor de transitie jeugdzorg. Kort kan worden gesteld dat de huidige jeugdzorg te versnipperd, te duur en te bureaucratisch is. Er is behoefte aan minder regels en meer handelingsvrijheid voor professionals. En de zorg moet eenvoudiger, dichterbij en meer vanuit de eigen kracht van de jeugdigen en hun ouders worden benaderd. Om dit te realiseren brengt de overheid vanaf 2015 de zorg voor jeugd helemaal onder bij gemeenten en is een nieuwe Jeugdwet in voorbereiding die op 1 januari 2015 in werking treedt. Dit wetsvoorstel regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Voor onze gemeente ligt de uitdaging nu in het vroegtijdig inzetten of mobiliseren van effectieve steun of hulp bij beginnende problemen die een belemmerende invloed (kunnen) hebben op gezondheid, ontwikkeling, opvoeden en opgroeien. En te proberen hierbij aan te sluiten op de natuurlijke en vanzelfsprekende leefroutes van kinderen, ouders en opvoeders. Functioneel ontwerp In hoofdstuk 2 schetsen we het functioneel ontwerp van het nieuwe jeugdstelsel en besteden we aandacht aan de taken en functies binnen het nieuwe jeugdstelsel en hun onderlinge samenhang. De kern van het nieuwe jeugdstelsel in Hoorn is een infrastructuur van zorg onderverdeeld in vier onderdelen: digitaal platform, gebiedsteams, lokaal aanbod, gespecialiseerde Hoornse en (boven)regionale voorzieningen. Met deze inrichting komen we los van de sectorale indeling en het onderscheid naar zorgniveaus/-zwaarte. De vier onderdelen onderscheiden zich in verschijning en organisatie, maar niet op inhoud of zorgzwaarte. Een inhoudelijk onderwerp kan in elk van deze vier onderdelen terugkomen. In het nieuwe stelsel gaan we ervan uit dat gezinnen primair zelf oplossingen en hulp kunnen vinden. Door de mogelijkheden en toegankelijkheid van internet, zal een groot deel van onze informatiserende en adviserende rol vervuld worden via het digitale platform. De gebiedsteams zijn onder te verdelen in Jeugd en Sociaal. De gebiedsteams Jeugd leveren in het nieuwe stelsel zorg dichtbij en bieden (in oude termen) nulde- en eerstelijnszorg voor alle jeugdigen en gezinnen die dat wensen. Het gebiedsteam Sociaal – zoals die voor de Wmo is bedoeld – is een wijkteam dat een laagdrempelige integrale en efficiënte ondersteuning voor wijkinwoners biedt. Zo nodig wordt er nauw samengewerkt tussen de teams. Zo wordt een gezin met bijvoorbeeld schuldenproblematiek geholpen door het gebiedsteam Sociaal, waarbij het gezin door die professional wordt meegenomen naar het gebiedsteam Jeugd als er oplossingen moeten komen voor kinderen. Andersom werkt dit net zo. Op die manier werken de gebiedsteams nauws samen, blijft de toegang voor burgers helder en kan hulp op maat worden geboden. Waar nodig, brengen we de zorg naar het gezin toe. De professional beantwoordt de vraag op locatie, desgewenst ondersteund door andere professionals die bij voorkeur op maat worden ingehuurd uit het lokale aanbod. Altijd in samenspraak met de ouders/jongeren. Daarbij raadpleegt de professional zelf een specialist of nodigt een specialist uit een bijdrage te leveren aan de vraag op locatie. De specialist komt er dan tijdelijk bij. Is de vraag te complex voor deze aanpak, dan wordt in overleg met de ouders/jongere besproken welke oplossing het meest passend is. Er wordt dus niet uitgegaan van het beschikbare aanbod, maar van de meest gewenste oplossing die past bij de situatie van de ouder/jongere. Het team blijf ook na de verwijzing, de zorg volgen zodat dure zorg niet onnodig lang of met te weinig resultaat wordt ingezet. Dit is geen eenvoudige taak en vraagt om een zorgvuldige uitwerking. Soms kunnen de gebiedsteams Jeugd en Sociaal een probleem niet oplossen of zijn er omstandigheden waarin het noodzakelijk is om de jeugdige (tijdelijk) uit zijn eigen omgeving te halen. Ook bij deze specialistische trajecten blijft het uitgangspunt het aanboren van eigen kracht. Als
2
stagnatie in de hulpverlening optreedt, pakken we als gemeente de regie van de uitvoering op. Het sociale domein In hoofdstuk 3 bekijken we hoe de transitie jeugdzorg zich verhoudt tot ingrijpende hervormingen van het totale sociale domein. Met de invoering van de Participatiewet, de overgang van taken uit de AWBZ naar de Wmo en de overname van de Jeugdzorg, worden gemeenten de komende jaren verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en niet-medische zorg aan haar burgers. Bovendien wordt vanaf 2014 het passend onderwijs naar de schoolbesturen gedecentraliseerd. Deze decentralisaties gaan gepaard met forse (rijks)bezuinigingen en stelt de gemeente Hoorn voor de complexe opgave een betaalbare sociale infrastructuur te realiseren waarin burgers de beschikking hebben over adequate maatschappelijke ondersteuning en zorg die afgestemd is op hun behoefte, mogelijkheden en omgeving. Een samenhangende aanpak in het sociale domein is daarbij essentieel. Om winst te realiseren op het gebied van geld, efficiency en succesvolle hulp- en zorgverleningstrajecten. Sturing, organisatie en bekostiging In hoofdstuk 4 besteden we uitgebreider aandacht aan het functioneel model en gaan we in op het budgettaire kader, de wijze waarop de gemeente zich moet organiseren, de belangrijkste beïnvloedingsmogelijkheden en de transitieresultaten. De basis voor het Hoornse jeugdstelsel is beleidssturing gecombineerd met budget- en kwaliteitsbeheer door de gebiedsmanager. Het mandaat tot uitvoering ligt bij de gebiedsteams Jeugd en Sociaal. De gemeente beschikt daarnaast over verschillende beleidsinstrumenten om haar sturing vorm te geven, zoals toelatingscriteria zorgaanbieders, contractvoorwaarden, criteria op grond waarvan .., etc.). In het nieuwe jeugdstelsel ontvangen gemeenten voortaan een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds. Hiervoor wordt een verdeelmodel ontwikkeld dat uitgaat van het principe van kostenoriëntatie. De decentralisatie van de jeugdzorg beoogt ook een kostenbesparing van 4% in 2014 tot 15% in 2017 (landelijk € 450 miljoen op € 3 miljard, gebaseerd op regeerakkoord Rutte II). Voor de gemeente Hoorn is een bedrag voor de uitvoering van de jeugdhulp in 2015 een bedrag van 17,6 miljoen euro beschikbaar. Dit is 4% minder dan de kosten waarvoor de jeugdhulp in Hoorn in 2012 werd uitgevoerd. Na 2012 is er sprake geweest van een stijging in het zorgvolume. De door het Rijk opgelegde bezuiniging is dus feitelijk groter dan 4%. Daarnaast ontvangt de gemeente Hoorn jaarlijks een bedrag van 2,1 miljoen euro voor de uitvoering van de CJG werkzaamheden. Met het gekozen functioneel model willen we via een aantal inrichtingskeuzen, de benodigde bezuinigingen realiseren. Het nieuwe stelsel moet zo ingericht worden, dat de kosten passen binnen de toekomstige budgetten. Als toch blijkt dat de gemeente meer geld uitgeeft dan er binnenkomt van het rijk, hebben we een aantal sturingsmogelijkheden waarover we meer kunnen zeggen na een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Om het nieuwe jeugdstelsel te kunnen invoeren is het belangrijk dat aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. De belangrijkste randvoorwaarden zijn informatievoorziening, kwaliteit en de rechtspositie van jeugdigen en hun gezinnen. In onze missie en doelen garanderen we goede, verantwoorde zorg. Dat is alleen mogelijk als deze randvoorwaarden zijn gewaarborgd. In hoofdstuk 4 lichten we toe hoe we daarin voorzien. Verantwoording Graag benadrukken wij nog dat dit een beleidsdocument is, geen wetenschappelijke verhandeling, en hoofdzakelijk bedoeld is om onze inrichtingskeuzes voor het nieuwe jeugdstelsel helder te beschrijven. De verantwoording van deze keuzes is beperkt gehouden ondanks dat er veel denkwerk, onderzoek en overleg aan vooraf is gegaan.
3
Hoofdstuk 1: In dit inleidende hoofdstuk herhalen we kort de aanleiding van de transitie jeugdzorg, wat ons doel is en wat onze uitgangspunten zijn. Deze staan ook omschreven in de regionale beleidsnotitie Jeugdzorg en het programmaplan. Om de aanleiding en het doel niet uit het oog te verliezen, beginnen we het functioneel model hier ook mee. 1.1 Uitgangspunten Knelpunten in het huidige jeugdstelsel ‘De jeugdhulpverlening ziet problemen te laat. We handelen te gefragmenteerd en niet snel genoeg. Er zijn teveel hulpverleners in een gezin, die onderling afstemmings- en aansluitingsproblemen hebben. We zetten te weinig in op het versterken van eigen netwerken en gezinssystemen en we halen jongeren teveel uit de eigen omgeving.’ Het zijn slechts een aantal conclusies uit de Evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg (2009) en het rapport van de parlementaire werkgroep toekomstige verkenning Jeugdzorg (2010). Ook in 2011 liet het Sociaal en Cultureel Planbureau zien hoe de kosten voor de tweedelijns jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd (L)VB de afgelopen jaren gestaag groeiden. Opvallend hierbij is dat vooral de ambulante zorg groeit. Paradoxaal omdat, ondanks deze enorme stijging, de Evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg laat zien dat zorg juist zwaarder en langduriger werd in plaats van laagdrempelige en kortdurend. Niet alleen het hulpaanbod stijgt, ook het aantal aanmeldingen bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK), de toegangsfunctie van Bureau Jeugdzorg (BJZ) en het aantal ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen neemt sterk toe. Opvallend is daarbij dat de onderzoeksraad in 2011 constateerde dat, door de versnippering in de zorg en de ingewikkelde en lange indicatieprocedures, de juiste ondersteuning en zorg niet op tijd wordt geleverd. Het huidige jeugdzorgstelsel is ingedeeld in vijf sectoren: preventieve jeugdgezondheidszorg, jeugdGGZ (geestelijke gezondheidszorg), jeugd (L)VB ((licht) verstandelijke beperkten), jeugdzorg en lokaal jeugdbeleid. Al deze sectoren kennen hun eigen wetten, regels en uitvoering. In Hoorn zijn we al begonnen met het doorbreken van schotten en stimuleren van samenwerking binnen de huidige CJG-structuur (Centrum voor Jeugd en Gezin). Met één wettelijk kader en één integraal financieringssysteem, versterkt de transitie jeugdzorg onze koers naar meer doelmatigheid. Het maakt meer integrale hulp bij meervoudige problematiek beter mogelijk: één gezin, één plan, één regisseur. Bovendien kunnen we met de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten, het jeugdstelsel eenvoudiger inrichten. Het huidige stelsel is ingedeeld in zorgniveaus, oplopend naar zorgzwaarte. Dat betekent dat de jeugdzorg, net als in de gezondheidszorg, is opgeknipt in drie niveaus: nulde-, eerste- en tweedelijnszorg. Deze niveaus worden gescheiden door schotten met poortwachters (onafhankelijke indicatieorganen) die moeten voorkomen dat er te veel gebruik wordt gemaakt van (dure) zorg. Deze poortwachtersfunctie heeft overduidelijk niet kunnen voorkomen dat de geconsumeerde zorg steeds duurder wordt. Ook heeft het de preventieve hulpverlening niet kunnen stimuleren en zorgt het voor alleen maar meer bureaucratie. En, belangrijker nog, deze indeling naar zorgzwaarte zorgt voor verlies aan ‘controle’ zodra een jeugdige een zorgniveau opschuift. Verwijzing na verwijzing, na verwijzing zorgt ervoor dat jongeren en gezinnen snel de weg kwijt raken en verdwalen in het zorgstelsel. De zorg voor de jeugd is dus te versnipperd, te duur en te bureaucratisch. Het moet eenvoudiger, met minder regels (dichtbij, met handelingsvrijheid voor professionals) en meer vanuit de eigen kracht van gezinnen. Decentralisatie betekent niet alleen een verschuiving van geld en verantwoordelijkheden, het vraagt ook om een kanteling van beleid. Nieuw beleid waarin voortaan het recht op goede opvoed- en opgroeiondersteuning en zorg op maat centraal staat, en niet slechts het recht op zorg.
4
De oplossing: transitie en transformatie Om dit te realiseren brengt de overheid vanaf 2015 de zorg voor jeugd helemaal onder bij gemeenten en is een nieuwe Jeugdwet in voorbereiding die op 1 januari 2015 in werking treedt. Dit wetsvoorstel regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Zo wordt de gemeente verantwoordelijk voor het gehele domein van de jeugd en voor een goede afstemming tussen preventief en curatief jeugdbeleid. En, de gemeente bepaalt de koers en de kaders van het jeugdbeleid en ziet toe op het tot stand komen van een sluitende diensten- en voorzieningenstructuur. De noodzaak hiervan wordt nog eens extra onderstreept door de flinke bezuinigsopgave die ons te wachten staat. We kunnen simpelweg de dingen niet op dezelfde manier blijven doen, omdat we er het geld niet voor hebben. Voor gemeenten ligt de uitdaging nu in het vroegtijdig inzetten of mobiliseren van effectieve steun of hulp bij beginnende problemen die een belemmerende invloed (kunnen) hebben op gezondheid, ontwikkeling, opvoeden en opgroeien. En te proberen hierbij aan te sluiten op de natuurlijke en vanzelfsprekende leefroutes van kinderen, ouders en opvoeders. Op 1 januari 2015 moet de transitie jeugdzorg voltooid zijn. Er is geen vaste start- of einddatum maar het is een geleidelijk proces van verandering en verbetering. Ook de inhoudelijke vernieuwing krijgt vorm tijdens dit proces waarbij er wordt voortgebouwd op lopende verbeteringen en vernieuwingen. De transitie is dus eigenlijk al in gang gezet en zal verder worden uitgebreid. Zo zal de toegang tot hulp voor nieuwe gevallen vorm krijgen en zullen de cultuur en werkwijze - in de jaren na 1 januari 2015 – veranderen. Alle spelers in het jeugdveld zullen hier samen afspraken over maken. De gemeente Hoorn heeft - samen met de regio West-Friesland - haar visie op de hervorming van het nieuwe jeugdstelsel inmiddels vastgesteld in haar programmaplan transities, de kadernota jeugd en het plan van aanpak CJG. Ook de beleidsvisie op de jeugdzorg is bepaald. De uitgangspunten De uitgangspunten, die de basis vormen voor de architectuur van de jeugdzorg, zijn:
De zorg voor jeugd is een publiek belang: alle kinderen hebben het recht om gezond en veilig op te groeien. De rechten van het kind staan daarbij voorop. De gemeente wijst opvoeders op hun verantwoordelijkheid en op de mogelijkheden om hun kinderen veilig en gezond te laten opgroeien. De gemeente biedt, zo nodig, ondersteuning en hulp. Met een preventieve inzet streeft de gemeente naar het voorkomen en vroegtijdig oplossen van problemen. De leidraad: kinderen horen thuis, herstel van het gewone leven, stimuleren eigen kracht en zelfredzaamheid, niemand hoeft te wachten, veilig vangnet voor kinderen. Gemeenten zijn zich bewust van én nemen hun bestuurlijke verantwoordelijkheid bij blijvende risico’s. Het onderwijs is medeverantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen en geeft daar samen met de gemeente invulling aan. De gemeente geeft vorm aan haar opdrachtgeverschap door voorwaarden en kwaliteitseisen op te stellen, middelen beschikbaar te stellen en rekenschap te vragen aan organisaties. De gemeenten leggen de verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd en de budgetten, zo lokaal mogelijk neer. De individuele gemeenten zijn verantwoordelijk voor het inrichten en organiseren van dit lokale aanbod. Ondersteuning en hulp is betaalbaar, voor de cliënt en de financier. De beleidsafdelingen van de gemeenten werken samen en vormen beleid over de verschillende domeinen heen.
Goed om te weten is dat we, met onze aanpak van het CJG, al in bescheiden mate vorm geven aan deze uitgangspunten. Ook belangrijk om in het achterhoofd te houden, is dat de transitie jeugdzorg niet op zich staat. Ook op andere terreinen vinden ontwikkelingen plaats. 5
Op de positionering van het nieuwe jeugdstelsel in het gemeentelijk sociaal domein, komen we terug in hoofdstuk 3. 1.2. Missie en doelen
Onze missie en doelen voor de komende jaren staan omschreven in de kadernota jeugdbeleid. Ook herhalen we ze hier nog even kort: Missie “We zorgen voor een stevige basis en een samenhangende (zorg)structuur om gezond en veilig op te kunnen groeien. We willen kinderen, jongeren en jongvolwassenen in hun kracht zetten om zich naar beste vermogen te ontwikkelen tot actieve deelnemers aan de (lokale) samenleving. Ze verdienen speciale aandacht, of het nu gaat om speelplekken, sportvoorzieningen, onderwijs of een veilige inrichting van de openbare ruimte. Het stimuleren van ieders talent, wegwerken van achterstanden en bevorderen van maatschappelijke participatie, sociale binding, zelfstandigheid en zelfredzaamheid is hierbij heel belangrijk.” Doelen
Ouders en jeugdigen in Hoorn weten hoe zij hun eigen kracht en die van de omgeving kunnen benutten bij het oplossen van ontwikkel- en opvoed- en opgroeiproblemen. Hoorn heeft een sterke pedagogische infrastructuur waardoor kleine problemen klein blijven en talenten worden ontwikkeld. Hoorn biedt - zoveel mogelijk in de eigen omgeving van gezin, school en buurt - passende zorg voor de jeugd. De Hoornse zorg voor de jeugd is goed afgestemd op de onderwijsondersteuning zodat we passend onderwijs kunnen bieden aan alle leerlingen die dat nodig hebben. De zorg voor de Hoornse jeugd is transparant, effectief, efficiënt en betaalbaar.
1.3 De doelgroep
In de kadernota jeugdbeleid stonden we al uitgebreid stil bij de Hoornse jeugd en gezinnen. We willen 1 hier graag ook nog een aantal zaken uitlichten: De doelgroep van het nieuwe jeugdstelsel zijn alle jeugdigen en gezinnen in Hoorn. Maar we richten ons ook op anderen met een opvoedkundige rol, zoals familie, buurtbewoners, pedagogisch medewerkers van voor- en naschoolse voorzieningen, leerkrachten. Volgens de concept Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk voor jeugdigen uit de eigen gemeente. Omdat Hoorn ook een (boven) regionale functie heeft, willen we alle leerlingen die in Hoorn naar school gaan, gelijke basisondersteuning bieden. In het bijzonder in het speciaal-, 2 voortgezet- en het middelbaar beroepsonderwijs en als het gaat om collectieve preventieactiviteiten.
1
Op 1 januari 2008 had de gemeente Hoorn in totaal 68.696 inwoners en op 1 januari 2013 71.387. Na een gestage toename in de afgelopen jaren neemt het aantal inwoners volgens de prognoses van het CBS na 2013 af, om vervolgens in 2016 weer iets op te klimmen naar het niveau van eind 2012. In 2012 had ruim een kwart van de inwoners de leeftijd tussen 0 tot 23 jaar, waarvan iets meer jongens/mannen dan meisjes/vrouwen. De afgelopen jaren nam in de meeste gemeenten in de regio het aantal jongeren iets af, terwijl in Hoorn het aantal juist iets toenam. Het ligt wel in de verwachting dat het aantal jongeren ook in Hoorn de komende jaren zal dalen, vooral als gevolg van minder geboortes. Het aantal volwassenen blijft vrijwel gelijk maar het aantal 65-plussers neemt toe. De wijken Bangert en Oosterpolder, Kersenboogerd en Grote Waal hebben het grootste aantal jonge kinderen (tot 15 jaar) en in het noordelijke deel van de Kersenboogerd, de Nieuwe Steen, Risdam Noord en de Grote Waal wonen de meeste oudere jongeren (15-25 jaar).De gemeente Hoorn telt bijna 32.000 huishoudens. Qua aard en omvang van de huishoudens wijkt Hoorn nauwelijks af van Nederland als totaal: ruim een derde van de huishoudens is een eenpersoonshuishouden, een kleine derde een meerpersoonshuishouden zonder kinderen en ruim een derde een huishouden met kinderen. In Hoorn is naar schatting 8% van alle huishoudens een eenoudergezin. Dit komt vrijwel overeen met het landelijke gemiddelde. Het hoogste percentage eenoudergezinnen is te vinden in de Grote Waal en Bangert en Oosterpolder. 2 Met de regiogemeenten zullen afspraken gemaakt worden tot op welk niveau dit kan en wanneer de kosten verrekend zullen worden of er doorverwezen wordt naar een voorziening in de woonplaats van de betreffende jeugdige. 6
In ons algemene Hoornse jeugdbeleid rekenen we iedereen tot 23 jaar tot onze doelgroep. In de concept wettekst is een ‘jeugdige’ een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. De gemeente heeft de verplichting de jeugdhulp voort te zetten tot 23 jaar als de hulp gestart is voordat 3 de jeugdige 18 jaar werd. In het nieuwe jeugdstelsel houden we de leeftijd tot 23 jaar dan ook aan, zeker als het gaat om kwetsbare groepen, de brede doelgroep uit de algemene kadernota Jeugdbeleid. Zoals gezegd richten we het nieuwe jeugdstelsel in voor alle jeugdigen, hun ouders en professionele (mede-)opvoeders. Dit betekent niet dat alle jeugdigen dezelfde (mate van) zorg zullen krijgen. De basis is dezelfde, maar waar meer nodig is wordt ‘opgeschaald’ vanuit de basis. We maken daarbij een onderscheid tussen zelfredzaam en niet-zelfredzaam, en kwetsbaar en niet- kwetsbaar. In het volgende hoofdstuk laten we zien hoe deze doelgroependifferentiatie vorm krijgt in het nieuwe stelsel. Omdat verschillende doelgroepen een verschillende aanpak vragen, hebben we gebiedsteams Jeugd en gebiedsteams Sociaal in het leven geroepen. Uiteraard zullen deze teams en hun werkwijze nauw op elkaar aansluiten zodat bij het vinden van oplossingen, ook een beroep kan worden gedaan op de omgeving van de jeugdige en zijn gezin. In het volgende hoofdstuk hierover meer. 1.4 Kaders en uitgangspunten Er komt één wettelijk kader voor alle zorg voor jeugd die valt onder het Rijk, provincies, grootstedelijke regio’s, AWBZ, Zvw en gemeenten: de Wet zorg voor de jeugd. Dit zijn jeugdgezondheidszorg, provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ (inclusief begeleiding), zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en gesloten jeugdzorg. Het wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten om straks op lokaal niveau de zorg voor jeugd in samenhang te regelen. In schema:
Als vanzelfsprekend heeft de nieuwe Jeugdwet ook raakvlakken met andere beleidskaders. Omdat dit er nogal veel zijn, hebben we deze schematisch weergegeven. Zie bijlage 1. Zoals eerder genoemd, gaat de transitie gepaard met een grote bezuinigingsopgave van 15% voor de jeugdhulp en jeugdbescherming en –reclassering. Voor de AWBZ-begeleiding en -verzorging zal het zelfs gaan om 25%. De kostenbeheersing moet in het nieuwe jeugdstelsel dus goed geregeld zijn. Er moeten voldoende prikkels zijn om te investeren in preventie, effectieve interventie en innovatieve specialistische hulp, terwijl tegelijkertijd de instroom in de zorg naar beneden moet. Met 3
Deze bepaling ontslaat de gemeente overigens niet van de verplichting vanuit andere wettelijke kaders – zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning of de nieuwe Participatiewet – om aan jongvolwassenen bepaalde ondersteuning te bieden of afspraken te maken met de zorgverzekeraars als het buiten het gemeentelijk domein valt. 7
dit functioneel model schetsen we in hoofdstuk 2 de contouren van de inrichting van het nieuwe stelsel en de manier waarop de bezuiniging inhoudelijk gerealiseerd kan worden. In hoofdstuk 4 gaan we verder in op de organisatie, sturing en financiële kaders. 1.5. De rol van de gemeente
De gemeente doet een beroep op de eigen kracht van de jeugd en hun ouders. Daarbij houden we ouders/opvoeders allereerst verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Maar ze zijn niet alleen. Ook familie, vrienden, buren, school en de sportvereniging spelen een rol in het leven van een gezin. De gemeente kiest er daarom aan de ene kant voor om te normaliseren en ontzorgen zodat jeugdigen en ouders meer ‘zelf oplossen’ zonder de inzet van zorgprofessionals. Aan de andere kant organiseren we de zorg dichterbij: in de buurten en wijken, op de scholen waardoor niet alleen meer de ouders van ‘zorgkinderen’ te maken krijgen met de gebiedsteams Jeugd, maar iedereen. Deze dubbele inzet – van loslaten en normen stellen – vraagt de nodige balanceerkunsten van de gemeente en zorgprofessionals. De terughoudendheid van de gemeente kent overigens twee belangrijke uitzonderingen: de zorg aan kwetsbare en niet-zelfredzame huishoudens en hulpverlening die langdurig is vastgelopen. De vraag welke rol de gemeente als lokale overheid moet pakken, waar de verantwoordelijkheid van de gemeente ophoudt en die van de burger begint, gaat veel verder dan het nieuwe jeugdstelsel alleen. Ook op landelijk niveau speelt dit vraagstuk een belangrijke rol. De transitie jeugdzorg staat dan ook niet op zichzelf. In hoofdstuk 3 gaan we in op het nieuwe jeugdstelsel binnen het sociaal domein. Decentralisaties binnen het sociaal domein vragen van een gemeente dat zij zich flexibel, wendbaar en weerbaar durft op te stellen. Maar ook dat zij durft los te laten, ondernemerschap stimuleert en werkt met mindere regels en heldere kaders.
In de kadernota jeugdbeleid staat hoe - binnen de politiek-bestuurlijke inbedding van het jeugdbeleid de verankering van het jeugdbeleid in de afdelingen, de interne en externe afstemming en de veranderende verantwoordelijkheid van de gemeenten richting de organisaties, is vastgelegd. We herhalen ze hier nog even kort: Bestuurlijk De gemeente stuurt door spelregels en budgetten vast te leggen en door de resultaten en de besteding van gemeenschapsmiddelen te bewaken. De gemeente legt afspraken bestuurlijk vast en borgt kwaliteit. De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende rol die zij vormgeeft door sturing via de programmabegroting. Het college is verantwoordelijk voor de invulling van de door de raad vastgestelde hoofdlijnen door: het voorbereiden, vaststellen, uitvoeren en evalueren van het lokale jeugdbeleid; het verzorgen van bestuurlijke afstemming tussen de betrokkenen, lokaal en regionaal; het oppakken van actuele onderwerpen en het doen van eigen voorstellen. Ambtelijk Een integrale aanpak van de jeugdzorg in de gemeente vraagt van afdelingen dat zij continu aandacht hebben voor het onderwerp. Niet alleen vanwege de risico’s over de toekomstige taken en budgetten, maar vooral vanwege het grote maatschappelijke belang. Het is van groot belang dat de gemeentelijke afdelingen sturen op de transities, het beleidsterrein van het preventieve jeugdbeleid (jeugdgezondheidszorg en Wmo taken rond de jeugd), zodat het nieuwe stelsel in de gemeentelijke organisatie is geborgd. De ambtelijke coördinatie van het jeugdbeleid ligt bij de afdeling Stadsontwikkeling (voorheen Welzijn). Daarmee is het hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling ambtelijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het integraal jeugdbeleid. Externe afstemming Met de transitie breidt taakverantwoordelijkheid van de gemeente zich verder uit. Naast afstemming 8
tussen de verschillende afdelingen van de gemeente Hoorn, kan ook afstemming plaatsvinden tussen de gemeente en andere gemeenten, tussen de gemeente en inwoners/instellingen en tussen instellingen. Bij samenwerking tussen gemeenten heeft Hoorn soms een rol als centrumgemeente. Dan geldt dat gezamenlijk voordelen kunnen worden behaald op onder meer efficiëntie en financiën. Als blijkt dat samenwerking het proces stagneert, wordt de eigen lijn gevolgd. Een belangrijk instrument om met instellingen en inwoners te praten over beleidsontwikkeling, is het Participatie Platform voor de gemeente Hoorn. Daarnaast organiseren we diverse participatiebijeenkomsten en inspreekavonden. Ook na de transitie zal de gemeente nog steeds te maken hebben met andere financiers in het stelsel. De belangrijkste daarvan zijn de schoolbesturen, die de verantwoordelijkheid dragen voor passend onderwijs, en de zorgverzekeraar, die verantwoordelijk blijft voor de gezondheidszorg (met uitzondering van de eerder omschreven jeugd-GGZ). Omdat de schoolbesturen zelf verantwoordelijk zijn voor het onderwijs en de ondersteuning van leerlingen op school, is in de nieuwe Jeugdwet de wederzijdse verplichting opgenomen dat de schoolbesturen en gemeente het ondersteuningsplan (onderwijs) en het beleidsplan over de jeugdzorg (gemeente) aan elkaar voorleggen. Voor een goede aansluiting met het nieuwe jeugdstelsel, is het belangrijk dat we duidelijk zijn over verwachtingen en in wederkerigheid inspelen op elkaars behoeften. Met de zorgverzekeraar VGZ, die ongeveer 60% van de belangen in Hoorn behartigt, is de gemeente bezig een convenant op te stellen waarin onze ambitie voor verregaande samenwerking staat beschreven. In de komende periode zal deze samenwerking verder worden uitgediept. In hoofdstuk 3 gaan we hier verder op in.
9
Hoofdstuk 2: Het functioneel ontwerp: het nieuwe jeugdstelsel op hoofdlijnen Dit hoofdstuk beschrijft het functioneel ontwerp: het nieuwe jeugdstelsel op hoofdlijnen. We besteden aandacht aan de taken en functies binnen het nieuwe jeugdstelsel en hun onderlinge samenhang. Let wel, dit is geen blauwdruk die simpel uitgevoerd kan worden, maar een beschrijving op hoofdlijnen. Het is een schets van de inrichting van het stelsel na de invoering op 1 januari 2015 en de jaren die volgen. De kern van het nieuwe jeugdstelsel in Hoorn is de infrastructuur van zorg onderverdeeld in vier vormen. In paragraaf 1 leggen we deze vier onderdelen kort uit en onderbouwen we onze keuze. Vervolgens beschrijven we per paragraaf een onderdeel: paragraaf 2: het digitaal platform; paragraaf 3: de gebiedsteams; paragraaf 4: het lokale aanbod; paragraaf 5: de gespecialiseerde Hoornse en (boven)regionale voorzieningen. In hoofdstuk 4 gaan we nader in op sturing, organisatie en bekostiging. 2.1.
De infrastructuur van zorg: vier onderdelen
Met de inrichting van het nieuwe stelsel komen we los van de sectorale indeling en het onderscheid naar zorgniveaus/-zwaarte. In plaats daarvan richten we de nieuwe infrastructuur van zorg in op vier onderdelen: het digitale platform, de gebiedsteams, het lokale aanbod en de gespecialiseerde stedelijke en regionale voorzieningen. Deze vier onderdelen onderscheiden zich in verschijning en organisatie, maar niet op inhoud of zorgzwaarte. Een inhoudelijk onderwerp kan in elk van deze vier onderdelen terugkomen (denk aan de jeugd-GGZ of de jeugd (L)VB). Stedelijke en regionale voorzieningen zullen in de regel intensievere en meer gespecialiseerde zorg leveren dan de zorgaanbieders in het lokale aanbod. Volgens de kadernota jeugdbeleid kan een goede kwaliteit van het opgroei- en opvoedklimaat eraan bijdragen dat minder kinderen en jongeren in de problemen komen en dus ook minder vaak gebruik maken van specialistische zorg. Met de nieuwe infrastructuur willen we traditionele schotten in de zorg doorbreken en afzetten tegen populatie en intensiteit van zorg zoals beschreven in de kadernota jeugdbeleid:
Een stevige basis: 80% van de jeugdigen en gezinnen ervaren geen problemen bij het opgroeien. Wel is een stevige infrastructuur nodig zodat kinderen en jongeren zich naar beste vermogen kunnen ontwikkelen. De overheid biedt een veilig en stimulerend basisaanbod van algemene voorzieningen. Dit basisaanbod is voor iedereen beschikbaar en aantrekkelijk. Versterking ondersteunen: voor ongeveer 15% van de jeugdigen en gezinnen is het basisaanbod van voorzieningen niet voldoende. Er is extra hulp of ondersteuning nodig. De jongere of opvoeder beslist samen met de professional over de inzet van zorg. Men werkt daarbij outreachend, wat betekent dat de ondersteuning zo veel mogelijk naar de jeugdige, de opvoeders en de betrokkenen toekomt. Opvoeding overnemen: 5% van de jeugdigen en gezinnen heeft sterkere ondersteuning of overname van de opvoeding nodig. Dit doorbreekt de oorspronkelijke opvoedingscontext. Uitgangspunt is dat ongewenste situaties niet te lang voortduren en dat zo snel mogelijk weer moet worden teruggekeerd naar de oorspronkelijke of een nieuwe gewenste situatie.
De infrastructuur van zorg in vier onderdelen is een manier om traditionele schotten in de zorg te doorbreken en af te zetten tegen de populatie en intensiteit van zorg. Daarbij is het belangrijk om stevig in te zetten op het voorkómen van problemen. Dit vraagt om een forse investering, in geld maar ook in tijd. Desondanks zullen de opbrengsten grotendeels pas op termijn zichtbaar worden (over enkele jaren en geleidelijk). Investeren we niet in preventie, dan loopt de gemeente het risico dat het beroep op de jeugdzorg blijft groeien en dat zij, als gevolg van de nieuwe verantwoordelijkheid, aan de uitvoering ervan structureel zal moeten bijdragen uit eigen middelen. Door de mogelijkheden en toegankelijkheid van internet, zal een groot deel van onze informatiserende
10
en adviserende rol vervuld worden via het digitale platform. Het digitale platform geeft direct antwoord op alledaagse (opvoed)vragen, maakt het vrij toegankelijke aanbod inzichtelijk, brengt aanbod en vraag samen en maakt inzichtelijk welk stap het beste genomen kan worden (melden bij het gebiedsteam) om te komen tot het niet vrij toegankelijke aanbod. Het digitale platform laat ouders en jeugdigen, waar mogelijk, zelf hun dossier beheren. In paragraaf 2 gaan we hier verder op in. De gebiedsteams Jeugd leveren in het nieuwe stelsel, zorg dichtbij en bieden (in oude termen) nuldeen eerstelijnszorg voor alle jeugdigen en gezinnen die dat wensen. In het nieuwe jeugdstelsel neemt de zorgprofessional van het gebiedsteam de rol van poortwachter (indicatiestelling) over en heeft het mandaat om gespecialiseerde zorg in te roepen. Besluiten over de zorgtoedeling worden zo dichter bij de dagelijkse praktijk belegd. In paragraaf 3 gaan we verder in op de functies en taken van de gebiedsteams en in hoofdstuk 4 gaan we nader in op de bekostiging en sturing. De constante factor in de basisinfrastructuur van het nieuwe jeugdstelsel, zijn het digitale platform en de gebiedsteams Jeugd. In het kader van de generalistische aanpak van beide teams, is soms meer gespecialiseerde of intensievere ondersteuning nodig. Deze kan eenvoudig worden ingeroepen via het lokale aanbod of de gespecialiseerde stedelijke of regionale voorzieningen. Om de keuzevrijheid te garanderen, kunnen ouders en jongeren voor advies en ondersteuning ook zelf terecht bij de zorgaanbieders in het lokale aanbod. Het lokale aanbod is overigens niet volledig vrij-toegankelijk. De precieze afbakening moet nog worden uitgewerkt, maar in grove lijnen kunnen we stellen dat naarmate de zorg individueler geboden wordt en/of duurder is, deze in mindere mate vrij toegankelijk is. De term lokaal aanbod gebruiken we niet alleen om het verschil met de vaste inzet van de gebiedsteams Jeugd en gebiedsteam Sociaal weer te geven, maar ook om richting te geven aan de organisatie, sturing en bekostiging van dit aanbod. Hier gaan we in hoofdstuk 4 verder op in. In schema:
In paragraaf 4 gaan we verder in op het begrip lokaal aanbod en in paragraaf 5 bespreken we het gespecialiseerde stedelijke en (boven) regionale aanbod. 2.2. Het digitale platform Het internet is tegenwoordig één van de eerste hulpbronnen die ouders en jeugdigen raadplegen om 11
informatie te vinden. Zorgaanbieders en de overheid spelen hier ook steeds meer op in. Voorbeelden hiervan zijn het elektronisch patiënt dossier, e-health, online lotgenotencontact en de veelvuldige inzet van sociale media campagnes. De digitale omgeving biedt veel mogelijkheden om de toegang tot, en de keuzevrijheid in voorzieningen te versterken en tegelijkertijd te investeren in de eigen kracht van de burger en zijn sociale netwerk. De digitale omgeving biedt bovendien de mogelijkheid om de kwaliteit van dienstverlening te verhogen en bedrijfsprocessen efficiënter in te richten. De online mogelijkheden zijn divers en bieden gemeenten zo veel meerwaarde, dat zij ze optimaal benut en aanzet tot gebruik ervan. Onder de verzamelnaam digitaal platform willen we als gemeente de online mogelijkheden verder onderzoeken. We hebben hierbij de volgende voorzieningen in gedachten: Marktplaats Een marktplaats waar je informatie en advies kunt inwinnen over uiteenlopende onderwerpen. Belangrijk is dat de gemeente zorgt dat de informatie gebundeld wordt aangeboden en niet gefragmenteerd, zoals nu vaak het geval is. Ook de onderlinge afstemming tussen de aangeboden informatie en het beleid, kan scherper. En het online zoeken naar antwoorden op specifieke vragen, zou beter gefaciliteerd moeten worden. De sociale kaart en het overzicht van zorgaanbod, zoals die nu bijvoorbeeld op de CJG website te vinden is, kunnen verder worden doorontwikkeld. Om op actuele en veelvoorkomende vragen alert te kunnen reageren, zou eenvoudig een koppeling kunnen worden gemaakt met het gebiedsteam. Daarbinnen kan ook online hulpverlening een rol spelen. Het digitaal platform geeft gebruikers inzicht in het vrij- en niet vrij-toegankelijke aanbod en maakt de kosten inzichtelijk door aan te geven hoe, en wie, wat betaalt. Zo maken we burgers ook meteen kostenbewust. Daarnaast kan de gemeente via de digitale marktplaats burgers vragen naar hun mening over het verkregen zorgaanbod en zo sturen op kwaliteit en klanttevredenheid. Tot slot is het mogelijk om specifieke functies te ontwikkelen om via het digitale platform ook online hulpverlening toegankelijk te maken. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de mogelijkheden om een beveiligde omgeving te creëren. Dit overigens niet ten koste van face-to-face contact, maar als extra middel. Als gemeente moeten we daarbij steeds de afweging maken welke rol wij, als overheid, wel of juist niet pakken. Digitaal dossier Om de eigen kracht, de zelfredzaamheid en de keuzevrijheid van burgers te vergroten, is het belangrijk de mogelijkheden van een digitaal dossier te onderzoeken. Idealiter een vorm waarbij het beheer - als de situatie van de jeugdigen en het gezin dit ook toestaat - in handen is van de ouders of de jongere zelf. Het beheer bestaat dan niet alleen uit het inzien van het dossier of het aanleveren van specifieke informatie, maar biedt ook de mogelijkheid om zelf afspraken te maken in de agenda van de hulpverlener. Hiermee vergroten we de eigen kracht, zelfregie en zeggenschap van burgers, faciliteren we de samenwerking tussen verschillende hulpverleners én verminderen we administratieve lasten. Een dergelijk digitaal dossier moet wel voldoen aan de juridische eisen voor registratie en dossiervorming. De mogelijkheden en de beperkingen moeten we nog verder onderzoeken. Virtueel persoonsgebonden budget Momenteel wordt ook gekeken naar de wettelijke verplichtingen en mogelijkheden van een persoonsgebonden budget (PGB) in het jeugddomein. Waarschijnlijk zal dit jeugd-PGB worden vormgegeven als een virtueel budget voor de inkoop van niet-vrij toegankelijke zorg. Onderzocht wordt of het mogelijk is het jeugd-PGB te koppelen aan het eerder genoemde digitale dossier zodat de aanvraag en de toekenning digitaal kunnen plaatsvinden, en de toekenning en de uitputting direct zichtbaar zijn. Ook dit kan alleen in een beveiligde omgeving. Om uniformiteit te borgen tussen het jeugdstelsel en de Wmo, zal het PGB-budget in samenspraak
12
worden uitgewerkt. 2.3. Gebiedsteams Om invulling te geven aan de nieuwe verantwoordelijkheden, gaat Hoorn aan de slag met een gebiedsgerichte aanpak. Deze benadering is overigens niet nieuw: het werken met multidisciplinaire teams voor de jeugdzorg is de voortzetting en versterking van het huidige CJG beleid (raad van juni 2008). De huidige gebiedsindeling is afgeleid van de gebiedsindeling CJG (raad van oktober 2011). Het versterken van de huidige CJG teams en de omvorming tot gebiedsteams is onlangs ook aan de orde geweest bij de behandeling van de kadernota jeugdbeleid (september 2013). De indeling Ter verduidelijking de gebieden op een rij:
Grote Waal, Binnenstad, Venenlaankwartier, Hoorn-Noord. Risdam-Zuid, Risdam-Noord, Nieuwe Steen, Zwaag. Kersenboogerd-Noord, Kersenboogerd-Zuid, Hoorn 80, Bangert en Oosterpolder, Blokker.
Elk gebied heeft zijn eigen kenmerken, waarbij een sterkere verbinding kan worden gelegd tussen de sterke wijken en minder krachtige wijken.
De gebiedsteams vormen, naast het hiervoor beschreven digitale platform, de basisinfrastructuur van het nieuwe jeugdstelsel. Deze teams stimuleren de eigen kracht en sociale veerkracht, en bieden laagdrempelige ondersteuning. Bij de gebiedsgerichte benadering gaan we altijd uit van de vraag en behoefte van de wijk of buurt (het gebied) en niet van de verschillende verantwoordelijkheden in de wet of het beschikbare aanbod. De kenmerken per gebied zijn dus leidend. De gebiedsteams Jeugd zijn de poortwachter voor een groot deel van de jeugdhulp. Zij moeten hiervoor voldoende mandaat krijgen en zijn voor ons als gemeente belangrijk voor de sturing op de inzet van zorg en het zorgvolume. De werkwijze van het gebiedsteam voorziet in een aantal mogelijkheden voor beheersing van het zorgvolume en de bijbehorende kosten. Hiermee komt de 13
oude indicatiestelling te vervallen. Wat overigens niet betekent dat een zorgvuldige beoordeling en verwijsprocedure niet belangrijk zijn of geregistreerd moeten worden. Wel is het zo dat de handelingsvrijheid van professionals wordt vergroot en de bureaucratie verminderd. In onderstaande paragrafen beschrijven we de taken, de werkwijze en functionarissen. Gebiedsteam Jeugd Het gebiedsteam Jeugd is de spin in het web in de transitie jeugdzorg en het kloppende hart in de uitvoering van het gemeentelijk (jeugd)beleid. Voor een belangrijk deel is dit een verdere ontwikkeling van een koers die al in gang is gezet. Uitgangspunt voor gebiedsgericht werken, is het versterken van de eigen kracht van jeugdigen en ouders. Aansluiting op de eigen omgeving maakt de eigen kracht sterker. Taken In het nieuwe jeugdstelsel spreken we over de drie compartimenten: 1) een stevige basis 2) opvoeden versterken en 3) opvoeden overnemen. De onderstaande kerntaken zijn enerzijds ingegeven door deze compartimenten (waarbij het compartiment opvoeden overnemen bewust buiten het gebiedsteam Jeugd is gehouden) en anderzijds een doorontwikkeling van de taken zoals die in 2009 door het ministerie in het programma voor het Centrum van Jeugd en Gezin zijn vastgelegd. We gaan kort op deze vier taken in: 1. Monitoren, screenen en vaccineren De uitvoering van de taken van de jeugdgezondheidszorg (inclusief het uniforme deel van het basistakenpakket) zullen als taak worden belegd bij het gebiedsteam Jeugd. Dit betekent dat de vaste contacten van de jeugdgezondheidszorg en het rijksvaccinatieprogramma worden onderhouden door het gebiedsteam Jeugd. Landelijk wordt het basistakenpakket JGZ geëvalueerd. We hopen dat de landelijke richtlijnen straks de ruimte geven om meer vraaggericht te werken, zonder dat we daarbij de populatiebrede benadering geheel loslaten. 2. Het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, in de kinderopvang, voorschoolse educatie en in het onderwijs . Een belangrijke taak van de gebiedsteams Jeugd is het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen en bij professionele (mede) opvoeders. Om aan te sluiten op de natuurlijke en vanzelfsprekende leefroutes van kinderen, ouders en opvoeders, is een opbouw van onderaf nodig, en een daarop afgestemde houding en werkwijze. De verschillende onderdelen van jeugd- en opvoedondersteuning worden dan ook op en rond de natuurlijke leefomgeving van kind en gezin bijeengebracht. Hiermee zetten we het gedachtegoed van het CJG niet alleen voort, maar bouwen het ook verder uit. 3. Ondersteuning bieden De bovengenoemde taken zijn gericht op algemene preventie en richten zich op alle ouders en jeugdigen. Soms is tijdelijk (of langdurig) extra ondersteuning nodig. Het gebiedsteam Jeugd zal dan eerst zoeken naar ondersteuning vanuit het sociale netwerk van het gezin en de jeugdigen zelf. De veiligheid van het kind staat daarbij vanzelfsprekend altijd voorop. Maar het gebiedsteam Jeugd kan ook zelf professionele ondersteuning bieden op het brede terrein van jeugdhulp en preventieve jeugdgezondheidszorg. Dat kan variëren van enkele individuele gesprekken tot een groepsaanbod of een kortlopende behandeling. Een precieze begrenzing is nu nog niet te geven. Om slagvaardig te zijn en blijven en meer te kunnen helpen (in plaats van door te verwijzen) zal het aanbod wel een deel van het huidige ambulante jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd (l)VB inlijven. 4. Signaleren, analyseren en begeleiden naar en zichthouden op aanvullende hulp. Uit de taken van de gebiedsteams Jeugd zullen veel signalen komen. Het gebiedsteam Jeugd analyseert deze signalen en adviseert vervolgens. Soms zal een enkel adviestraject voldoende zijn en kan de nodige ondersteuning georganiseerd worden. Soms zal de conclusie zijn dat meer of andere zorg nodig is. Het is de verantwoordelijkheid van het gebiedsteam Jeugd dat deze hulp er ook komt. De optimale ontwikkeling en veiligheid van het kind staan hierbij voorop. Het gebiedsteam Jeugd blijft betrokken om het verloop te blijven volgen.
14
Werkwijze Het kind, de jongere en de opvoeder staan centraal en de belangen en rechten van het kind altijd voorop. In de hulpverlening hanteren we het principe één gezin één plan, zodat de hulpverlening samenhangend en goed gecoördineerd is. De regie voor het proces ligt bij ouders en kinderen. De verantwoordelijk voor de uitvoering, samen met ouder en kind, ligt bij het gebiedsteam Jeugd. Het gebiedsteam Jeugd, en daarmee ook de teamleden, heeft een onafhankelijke positie ten opzichte van instellingen en onderwijs. Het gebiedsteam Jeugd richt haar werkzaamheden in op basis van een analyse van de populatie en de zorgbehoefte in het gebied. Uiteraard binnen de kaders die de gemeente stelt en in goede afstemming met de vindplaatsen. Met de aanwezige kansen en talenten als uitgangspunt, gaan we ontproblematiseren en op zoek naar de eigen mogelijkheden in het eigen netwerk. Dit ligt geheel in lijn met de ontwikkelingen in de Wmo en de Participatiewet, en vereist een andere opstelling van hulpverleners. De nadruk ligt op preventie en op het ontwikkelen van de mogelijkheden en talenten van ouders/jongeren. Zo proberen we het probleemoplossend vermogen van de ouders/jeugdigen te vergroten en hun autonomie te versterken. We werken outreachend. Op basis van signalen van bijvoorbeeld scholen, gaan professionals naar de burgers toe. Dit doen we in een vroeg stadium zodat eventuele problemen al met lichte ondersteuning kunnen worden verholpen. Daarnaast werken we ook digitaal. Wanneer er specifieke zorgen zijn over een kind werkt het gebiedsteam Jeugd oplossings- en handelingsgericht. Er wordt een helder doel geformuleerd en na verloop van tijd wordt geëvalueerd of dit behaald is of dat bijstelling of nader onderzoek nodig is. Waar nodig, brengen we de zorg naar het gezin toe. De professional beantwoordt de vraag op locatie, desgewenst ondersteund door andere professionals die bij voorkeur op maat worden ingehuurd uit het lokale aanbod. Altijd in samenspraak met de ouders/jongeren. Daarbij raadpleegt de professional zelf een specialist of nodigt een specialist uit een bijdrage te leveren aan de vraag op locatie. De specialist komt er dan tijdelijk bij. Is de vraag te complex voor deze aanpak, dan wordt in overleg met de ouders/jongere besproken welke oplossing het meest passend is. Er wordt dus niet uitgegaan van het beschikbare aanbod, maar van de meest gewenste oplossing die past bij de situatie van de ouder/jongere. Als verwijzer naar de intensievere zorg, heeft het gebiedsteam ook de belangrijke taak om de kosten beperkt te houden. Hier komen we in hoofdstuk 4 uitgebreid op terug. Het team blijf ook na de verwijzing, de zorg volgen zodat dure zorg niet onnodig lang of met te weinig resultaat wordt ingezet. Dit is geen eenvoudige taak en vraagt om een zorgvuldige uitwerking. Functionarissen en caseload De grootte en de samenstelling van de gebiedsteams Jeugd zijn afhankelijk van de populatie, de jeugdpopulatie, de scholen en de zorgzwaarte in het verzorgingsgebied. De totale omvang van de gebiedsteams zullen afhangen van de financiële kaders van het Rijk en de ervaringen die we in 2014 op doen in de proeftuinen. De caseload is nu berekend op ongeveer 300 jeugdigen per teamlid. Deze caseload is een aanname gebaseerd op het rekenmodel uit de gezondheidszorg en gelijk aan de verdeelsleutel van de huisartsen. In de proeftuin zal gekeken worden welke invloed deze caseload heeft op de kwaliteit, de klanttevredenheid, de resultaten, de kosten-batenanalyse en de ervaren werkdruk. Uitgaande van bovengenoemde rekenmodel komen we per gebied ongeveer uit op 8 a 10 fte per team, aangevuld met specialistische expertise. Het team wordt aangestuurd door een teamleider die een belangrijke rol speelt in de borging van kwaliteit en de sturing van het team in de veranderopdracht. De teamleider van het gebiedsteam Jeugd is in dienst van de gemeente. We hebben voor deze gemeentelijke regie op de uitvoering gekozen omdat de teamleider domeinoverstijgende doorzettingsmacht moet hebben. Teamleden: De teamleden functioneren op hbo+ niveau. Een teamlid is een generalist met basiskennis op het gebied van: · jeugdgezondheidszorg; 15
· opvoed en opgroeiondersteuning; · geestelijk gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ); · licht verstandelijk beperkten. Het gaat hier om basiskennis. Het teamlid is geen specialist maar weet van elk van deze gebieden genoeg om veelvoorkomende vragen zelf te beantwoorden of snel passende zorg in te zetten. Deze vier kennisterreinen zullen zoals eerder gezegd, nog sterk vanuit sectoren gefinancierd en georganiseerd worden. Het samenbrengen van deze vier terreinen in één persoon is dan ook een stevig klus, niet alleen inhoudelijk maar ook organisatorisch (hier komen we in hoofdstuk 4 verder op terug). In 2014 willen we al zoveel mogenlijk volgen deze gebiedsgerichte benadering. Dit gaan we doen doormiddel van de proeftuin gebiedsgericht werken. Zeker is dat we bij de start van de proeftuinen op 1 januari 2014, geen teamleden hebben die aan alle eisen voldoen. Wel hebben we het vertrouwen dat de kwaliteit van deze zorgprofessionals groot genoeg is om een goede start te maken. Specialistische kennis: In ieder team zal ook specialistische kennis aanwezig zijn. De specialisten vallen ook onder aansturing van de teamleider. Er is dus geen sprake van een specialistische werkbegeleider. We denken aan de volgende specialistische kennis: · Jeugdarts · Jeugdpsycholoog · (L)VB specialist . Gedragswetenschapper Aangezien de preventieve JGZ een kerntaak is van het gebiedsteam Jeugd, kan de functie van jeugdarts niet ontbreken in het team. Ook de functies van jeugdpsycholoog, (L)VB specialist en Gedragswetenschapper willen we een vaste plek geven in het gebiedsteam Jeugd. Zij zijn beschikbaar als achterwacht maar hebben ook hun eigen klantcontacten. In deze fase kunnen we nog geen uitsluitsel geven over specifieke eisen die wij aan de invulling van deze functie zullen stellen. De precieze invulling van bovengenoemde werkzaamheden van specialisten werken we verder uit in de proeftuin. Gebiedsteam Sociaal Het gebiedsteam Sociaal zoals die voor de Wmo is bedoeld is een wijkteam die een laagdrempelige, integrale en efficiënte ondersteuning voor wijkinwoners biedt. Het team kenmerkt zich door de ‘eropafaanpak’ te gebruiken. De leden van het team zijn aanwezig in de wijk en als er signalen van problemen zijn, wachten zij niet af, maar gaan met mensen in gesprek. Burgers kunnen met elke hulpvraag terecht bij het gebiedsteam Sociaal. Of het nu gaat om een zorgvraag of een vraag over welzijn, activiteiten, werk, schulden, vervoer of echtscheiding. Als nodig wordt er nauw samengewerkt met het andere gebiedsteam. Zo wordt een gezin met bijvoorbeeld schuldenproblematiek geholpen door het gebeidsteam Sociaal, waarbij het gezin door die professional wordt ‘meegenomen’ naar het gebiedsteam Jeugd als er oplossingen moeten komen voor de kinderen. Andersom werkt dit net zo. Op die manier werken de gebiedsteams nauw samen, blijft de toegang voor burgers helder en kan hulp op maat worden geboden. Taken De primaire taak van deze bundeling van het gebiedsteam Jeugd en het gebiedsteam Sociaal is om domeinoverstijgend en creatief de eigen kracht van de meest kwetsbare huishoudens met kinderen te versterken. Om, samen met professionals uit het netwerk, met het huishouden een plan op te stellen en zo nodig extra ondersteuning in te schakelen of een beroep te doen op gespecialiseerde stedelijke of regionale voorzieningen. Uitgangspunt is ook hier dat er sprake is van een netwerk-, oplossings-, handelingsgerichte aanpak. Waarbij het eigen netwerk van het gezin altijd geanalyseerd en benut wordt en waarbij er oplossingsgericht wordt gewerkt. De focus ligt dus op de mogelijkheden en niet op problemen. Het betreft hier een intergrale aanpak die ervoor zorgt dat de zorg aan deze groep samenhangend vanuit het perspectief van het gezin, efficiënt en effectief georganiseerd wordt. De samenwerking tussen gebiedsteam Jeugd en het gebiedsteam Sociaal betreft altijd maatwerk, waarbij de veiligheid van de gezinsleden de hoofdrol speelt
16
Functionarissen De grootte en de samenstelling van de gebiedsteams Sociaal zijn afhankelijk van de populatie en de zorgzwaarte (behoefte) in het verzorgingsgebied. Zij verschillen dus in omvang en samenstelling. De teamleden van het gebiedsteam Sociaal zijn generalist naar buiten maar specialist naar binnen (voor collega’s in het team). Voor jeugdigen en gezinnen is de (jeugd)generalist de belangrijkste functionaris. Het gaat om een professional die getraind is in gezinsgericht werken, ook met gezinnen waar de zelfregie ver te zoeken is of er zorgen zijn over de veiligheid van het kind. Aansturing De gebiedsteams Sociaal en Jeugd worden per gebied geleid door één teamleider in gemeentelijke dienst. Voor deze gemeentelijke regie op de uitvoering is gekozen om de teamleider domeinoverstijgende doorzettingsmacht moet hebben, ook richting gemeentelijke diensten. 2.4. Het lokale aanbod Zoals gezegd in paragraaf 1 van dit hoofdstuk, wordt de constante factor van het nieuwe jeugdstelsel gevormd door het digitale platform, de gebiedsteams Jeugd en de gebiedsteam Sociaal. Het overige (lokale) aanbod noemen we het ‘lokale aanbod’. De gemeente zal geen productenboek ontwikkelen van activiteiten die vallen onder het lokale aanbod. Schotten verdwijnen en ook hier kunnen jeugdhulpaanbieders/zorgaanbieders gewoon doen wat nodig is voor jeugdige en ouders. Onder lokaal aanbod vallen alle activiteiten die nu nog vallen onder basisvoorzieningen, preventieactiviteiten, diagnostiek & behandeling en begeleiding. Het lokale aanbod is een aanvulling op de basisstructuur maar overlapt deze ook (deels). Deze overlap is bewust gecreëerd om tegemoet te komen aan keuzevrijheid van de ouders zoals die in de concept wettekst is verankerd. Als er behoefte is, kan voor advies ook gekozen worden voor een andere zorgprofessional dan die uit het gebiedsteam. Vanuit het lokale aanbod wordt ook (hoog) gespecialiseerde ambulante jeugdhulp geboden onder vergelijkbare voorwaarden als meer generalistische jeugdhulp. Het lokale aanbod kan verzorgd worden door iedereen die voldoet aan de gemeentelijke en landelijke eisen. Dus ook een zpp’er of vrijgevestigde. Instellingen worden gecontracteerd door de gemeente en vervolgens worden de geleverde diensten gedeclareerd op basis van de gerealiseerde uren. We toetsen de kwaliteit van deze zorgaanbieders vooraf en achteraf (o.a. door klantwaarderingen en samenwerking met de gebiedsteams). Meer hierover in hoofdstuk 4. We kunnen sturen op volume door de criteria voor toelating, en het feit dat voor intensievere zorg een verwijzing van de gebedsteams nodig is. Het lokale aanbod is dus niet volledig vrij-toegankelijk. Zoals eerder gezegd moet de afbakening nog verder worden uitgewerkt, maar gedacht wordt aan een vrijtoegankelijk aantal gesprekken, bijvoorbeeld 5. Te denken valt aan een model zoals dat nu gebruikt wordt voor de eerstelijns gezondheidszorg. De gemeente zal de begrenzingen aangeven van verantwoorde jeugdhulp en dus wat door de gemeente – binnen de gestelde grenzen – wordt vergoed. Wat daarbuiten valt, zullen ouders via de zorgverzekeraar of zelf moeten betalen. Deze randvoorwaarden moeten nog verder worden uitgewerkt. Het is vanzelfsprekend dat er ook hier kwaliteits-, registratie- en verantwoordingseisen zijn. Maar ook hier streven we ernaar de regeldruk te verminderen en de handelingsvrijheid te vergroten. Belangrijk om hier op te merken, is dat ook de huisarts (of eventueel een andere medisch specialist) op basis van de nieuwe Jeugdwet kan doorverwijzen naar specialistische zorg. In de afspraken die we zullen maken met huisartsen en zorgverzekeraars, willen we opnemen dat de medisch specialist in dat geval altijd contact opneemt met het gebiedsteam. Begeleiding, kortdurend verblijf en verzorging Ook de functies begeleiding, kortdurend verblijf en (persoonlijke) verzorging maken onderdeel uit van de transitie en zullen onder de Jeugdwet komen te vallen. Het Rijk heeft echter al aangekondigd dat
17
deze decentralisatie gepaard gaat met een bezuiniging van 25%. Het is nu nog niet te zeggen welke vormen van begeleiding door de gebiedsteams worden opgepakt, welke vormen zullen komen te vervallen en welke geschaard zullen worden onder een (jeugd)PGB. We verwachten dat de functie ‘begeleiding’ geboden zal worden door zorgaanbieders binnen het lokale aanbod. Ook hier vervalt de indicatiestelling. Het mandaat om deze ondersteuning in te zetten bij de jeugd, zal voortaan liggen bij de gebiedsteams of gefinancierd worden uit het (jeugd)PGB. 2.5. Gespecialiseerde stedelijke en regionale voorzieningen Soms kunnen de gebiedsteams Jeugd en Sociaal een probleem niet oplossen of zijn er omstandigheden waarin het noodzakelijk is om de jeugdige (tijdelijk) uit zijn eigen omgeving te halen. Bij specialistische zorg buiten het gebiedsteam maken we onderscheid in:
het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK); de gecertificeerde instellingen die de jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren; intensieve vormen van jeugdhulp in combinatie met verblijf (pleegzorg, gesloten en residentiele zorg).
Met uitzondering van het AMHK (waar iedereen zich kan melden), gaat het hier om niet vrijtoegankelijke (in oude termen: tweedelijns) voorzieningen waarvoor een verwijzing nodig is. (Jeugdbescherming en jeugdreclassering nemen een andere positie in omdat hiervoor een rechterlijke uitspraak nodig is). Ook bij deze specialistische trajecten blijft het uitgangspunt het aanboren van eigen kracht. Voor een aantal van deze vormen van specialistische zorg moeten regionale en bovenregionale afspraken gemaakt worden, zowel over de inhoud (vertaling van kaders naar specifieke taken en functies) als het proces (organisatiestructuur, inkoop en sturing). Eerder is al opgemerkt dat ook de huisarts (of eventueel een andere medisch specialist) op basis van de nieuwe Jeugdwet kan doorverwijzen naar specialistische zorg. Hierover willen we duidelijke afspraken maken met de zorgverzekeraars en de huisartsen. Daarbij willen we in ieder geval regelen dat zij hierover altijd contact opnemen met het gebiedsteam. In deze paragraaf kunnen we geen uitputtend overzicht geven en duiden we daarom de belangrijkste stedelijke en regionale voorzieningen. 1) Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Op dit moment worden de beleidsterreinen huiselijk geweld en kindermishandeling vormgegeven door twee wettelijke kaders: de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Wet op de Jeugdzorg. Door de inwerkingtreding van de nieuwe wet krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid om op bovenlokaal niveau een Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) te organiseren. Het AMHK integreert het huidige Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Het doel van deze integratie is een betere samenhang in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit bevordert een integrale en systeemgerichte aanpak voor het gezin. Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de Wmo en met de inwerkingtreding van de Jeugdwet, zal de Wmo voor dit punt worden gewijzigd. De taken van het nieuwe AMHK zijn in ieder geval advies, onderzoek en consultatie op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling, voor zowel burgers als professionals. Onder huiselijk geweld en kindermishandeling vallen o.a. emotionele en fysieke mishandeling van kinderen, verwaarlozing van kinderen, seksueel misbruik van kinderen, partnergeweld tussen volwassenen, eergerelateerd geweld (jeugd en volwassenen) en ouderenmishandeling. In nauwe samenspraak met Bureau Jeugdzorg en de Steunpunten Huiselijk Geweld (en ondersteund door de VNG) worden plannen ontwikkeld voor de vorming van een (boven)regionaal AMHK dat op 1 januari 2015 operationeel zal zijn. De gemeenteraad zal op korte termijn een apart bestuurlijk besluit nemen met betrekking tot de schaalgrootte, de bestuurlijke aansturing en de projectorganisatie. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan het beperken van de transitiekosten.
18
De relatie tussen het gebiedsteam en het AMHK moet verder worden uitgewerkt. Vast staat dat er, ongeacht of er onderzoek wordt gedaan door de raad voor de kinderbescherming, na een melding bij het AMHK zo snel mogelijk hulp wordt geboden via het gebiedsteam Jeugd of via het gebiedsteam Sociaal. Ook als er onderzoek wordt gedaan, dient het gebiedsteam nauw betrokken te zijn om dubbel werk te voorkomen. Crisisdienst Soms is snelle hulp van groot belang voor de veiligheid van het kind of de situatie thuis. In dat geval kan er worden opgeschaald naar een crisisdienst. In het huidige jeugdstelsel is de crisisdienst per sector geregeld. Ons voornemen is om in het nieuwe jeugdstelsel hiervoor één stedelijk (of regionaal) crisisteam op te richten. Bekeken wordt of dit team in het nieuwe stelsel gesitueerd kan worden bij het AMHK. De crisisdienst maakt bij een melding de afweging of de zaak wordt verwezen naar de gebiedsteams (die de zaak binnen 24 tot 48 uur oppakken) of dat onmiddellijke crisisinterventie noodzakelijk is. De voorzieningen achter de crisisopvang zijn momenteel nog per sector geregeld. In de toekomst willen we onderzoeken hoe we dit beter, sector-overstijgend en met meer samenwerking, kunnen organiseren. Om te kunnen besluiten vanuit welk wettelijk kader eventuele dwangmaatregelen ingezet moeten worden, zal de crisisdienst ook moeten beschikken over goede juridische expertise. Een voorlopige ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing moet geregeld worden via de Raad voor de Kinderbescherming. Ook daarom is het van belang om te onderzoeken of het AMHK en de crisisdienst (en Raad voor de Kinderbescherming) dichter bij elkaar gesitueerd kunnen worden. 2) Jeugdbescherming en jeugdreclassering In de nieuwe Jeugdwet borgt de gemeente de veiligheid van jeugdigen en kan zij ingrijpen als die veiligheid in het geding is. Hiervoor worden een aantal ingrijpende maatregelen opgenomen in de nieuwe Jeugdwet. In de wet wordt de uitvoering van bovengenoemde maatregelen strikt gescheiden van de uitvoering van jeugdhulp. Dat betekent dat de uitvoering van een maatregel alleen mag worden belegd bij een gecertificeerde instelling die niet ook zelf jeugdhulp biedt. Gemeenten moeten daarom kunnen beschikken over een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen, zodat de uitspraak van de rechter (of een andere instantie) ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Nieuwe aanbieders hebben straks de mogelijkheid ook uitvoerder te worden. Te denken valt hierbij aan landelijk werkende zorginstellingen op het gebied van (L)VB, uitvoerders van volwassenreclassering of geheel nieuwe partijen. De gemeente stelt regionale richtlijnen op voor de handhaving en uitvoering van hulp in het kader van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. Zij doet dit volgens de wettelijke kwaliteits- en uitvoeringseisen, waarbij zoveel mogelijk maatwerk op cliëntniveau gehandhaafd blijft. De gemeente sluit ook contracten af met gecertificeerde instellingen. Routing en logistiek van jeugdbescherming en jeugdreclassering worden op casuïstiek niveau geïntegreerd. Binnen de regio West-Friesland wordt geopteerd voor een doorontwikkeling van de JB en JR functies, die nu binnen de huidige vestiging van BJZ Noord-Holland worden uitgeoefend, tot een gecertificeerde instelling voor de regio. De regio West-Friesland kiest ervoor om, zeker in de eerste fase na de transitiedatum, naast de dwangmaatregelen, ook de ‘drang’ binnen de gecertificeerde instelling te positioneren. Later dient bezien te worden of en in welke mate dit binnen de gebiedsteams kan worden gepositioneerd. Uitgangspunt is dat het normatief kader en expertise over drang & dwang een plek krijgt in de gebiedsteams. In de komende periode zal onderzocht worden hoe de schakel tussen de gebiedsteams en de drang & dwang maatregelen zo goed mogelijk kunnen worden vormgegeven. Bijvoorbeeld door een jeugdbeschermer (uit een gecertificeerde instelling) tijdelijk een duo te laten vormen met het gebiedsteam Sociaal. Uitgangspunt is ook hier dat de drang & dwang aanpak multidisciplinair (door sectoren heen) vormgegeven wordt en zo dicht mogelijk bij het gebiedsteam belegd. Voorbeelden van een dergelijke aanpak kunnen gevonden worden in Utrecht en Rotterdam. In de komende periode zullen we dit verder uitwerken en een apart advies over uitbrengen.
19
Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming is de onafhankelijk adviseur van kinderrechters bij een verzoek tot een jeugdbeschermingsmaatregel, bij gezag en omgang na scheiding en straffen voor jeugdigen. Ook in het geval van adoptie, pleegzorg en afstamming adviseert de raad. Volgens de concept Jeugdwet kan het college van B&W – of door hen gemandateerde bevoegde personen – een verzoek indienen bij de raad om te onderzoeken of een jeugdbeschermingsmaatregel nodig is. Deze rol lag voorheen bij BJZ. De gemeente en de Raad voor de Kinderbescherming dienen hierover afspraken te maken. Ook moeten er afspraken worden gemaakt over de gecertificeerde instelling die de raad opneemt in haar verzoekschrift richting de rechter. Belangrijk is dus de vraag welke personen en/of hulpverleners van de gemeente het mandaat krijgen een verzoek tot onderzoek te doen bij de raad. De precieze werkwijze moet uitgewerkt worden in een gezamenlijk protocol. 1) Residentiële zorg, langdurig verblijf en pleegzorg Soms is de problematiek zo ernstig, de gezinssituatie zo wankel of bedreigend voor de jeugdige dat tijdelijk of voor langere tijd verblijf nodig is in een pleeggezin, gezinshuis of residentiële setting. Als een residentiële plaatsing noodzakelijk is, zorgen we ervoor dat:
de jeugdige zo kort mogelijk residentieel verblijft; de jeugdige zo kort mogelijk in een instelling verblijft (ook hier gelden uitzonderingen, bijvoorbeeld voor zeer ernstig (meervoudig) gehandicapten kinderen die levenslang in een instelling zullen verblijven); de jeugdige zoveel mogelijk in gezinsverband verblijft. Het gemeentelijk beleid zal er dan ook op gericht zijn dat pleegezinnen en gezinshuizen in voldoende mate beschikbaar zijn.
Sommige jeugdigen die residentieel verblijven hebben gespecialiseerde zorg nodig op het terrein van psychiatrie of (L)VB. Deze ondersteuning (multifocale zorg: afstemming tussen GGZ en jeugdzorg) zal beschikbaar moeten zijn voor deze jeugdigen en hun pleegouders. 2.5 Expertise en behandelcentra Vanuit het lokale aanbod kan ook (hoog) gespecialiseerde ambulante jeugdhulp worden geboden onder vergelijkbare voorwaarden als voor meer generalistische jeugdhulp. Toch zal ook in het nieuwe stelsel een aparte positie gelden voor een beperkte hoeveelheid topklinische zorg. Het gaat hier om centra met een relatief kleine doelgroep en (zeer) hoge kosten, waarvan we het voortbestaan toch belangrijk vinden voor de inwoners van de gemeente Hoorn. We zullen op stedelijk, regionaal, bovenregionaal of soms zelfs landelijk niveau afspraken maken over garantstellingen en kwaliteit van dienstverlening. Deze centra zal wel gevraagd worden om hun specialistische kennis beschikbaar te stellen aan de gebiedsteams en de zorgaanbieders uit het lokale aanbod. Voor de regio West-Friesland wordt momenteel onderzocht wat de omvang is van deze topklinische zorg. 2.6 Aanpak stagnatie Als stagnatie in de hulpverlening optreedt, pakken we als gemeente – via de procesregisseur – de regie van de uitvoering op. Gelijktijdig zorgen we ervoor dat hulpverleners, bij ernstige stagnatie of ingewikkelde problematiek, snel en eenvoudig een experttafel kan worden ingezet. Deze experttafel wordt voorgezeten door de procesregisseur. Hierbij wordt voortgebouwd op de ervaring die we nu hebben in de procesregie CJG en koplopers. Mocht de stagnatie van daaruit niet kunnen worden opgelost, dan kan de gemeentelijke escalatieroute worden ingezet die loopt tot aan het college van Burgemeester en Wethouders. De experttafels hebben de prettige bijkomstigheid dat zij systeemfouten en verbeterkansen in het nieuwe jeugdstelsel signaleren en duiden.
20
Hoofdstuk 3: Het nieuwe jeugdstelsel binnen het sociale domein In het vorige hoofdstuk zijn we ingegaan op de taken en functies van het nieuwe jeugdstelsel in Hoorn. Maar de transitie jeugdzorg staat niet op zichzelf. Zij is onderdeel van een ingrijpende hervormingen van het totale sociale domein. Met de invoering van de Participatiewet, de overgang van taken uit de AWBZ naar de Wmo en de overname van de Jeugdzorg, worden gemeenten de komende jaren verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en niet-medische zorg aan haar burgers. Bovendien wordt vanaf 2014 het passend onderwijs naar de schoolbesturen gedecentraliseerd. Zoals in de voorgaande hoofdstukken uitgebreid besproken gaan deze decentralisaties gepaard met forse (rijks)bezuinigingen. Dit stelt de gemeente Hoorn voor de complexe opgave een betaalbare sociale infrastructuur te realiseren, waarin burgers de beschikking hebben over adequate maatschappelijke ondersteuning en zorg die afgestemd op hun behoefte, mogelijkheden en omgeving Een samenhangende aanpak in het sociale domein is daarbij essentieel. Om winst te realiseren op het gebied van geld, efficiency en succesvolle hulp- en zorgverleningstrajecten. Voordat we in hoofdstuk 4 verder gaan met sturing, bekostiging en organisatie willen daarom eerst ingaan op de wijze waarop het nieuwe jeugdstelsel inhaakt op de hervormingen binnen het sociale domein. In de onderstaande paragrafen gaan we respectievelijk in op onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en gezondheidszorg 3.1 Passend Onderwijs – 1 augustus 2014 Vanaf 1 augustus 2014 komt er een nieuw stelsel voor Passend Onderwijs dat scholen verplicht een 4 passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Lukt dit niet binnen de school waar ouders hun kind aangemeld hebben, dan is het schoolbestuur verplicht een plek te vinden op een andere school binnen of buiten het samenwerkingsverband. Het kabinet hoopt dat zo minder kinderen worden doorverwezen naar specialistisch onderwijs en meer kinderen 5 onderwijs kunnen volgen in hun eigen woonomgeving. Er is veel onderlinge samenhang tussen de transities Jeugdzorg en AWBZ, alsook met de Participatiewet omdat de praktijkscholen eveneens onder Passend Onderwijs komen te vallen. Ondersteuning Scholen zullen de komende jaren meer aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid om passend onderwijs te bieden aan leerlingen met een grotere diversiteit aan talenten en (zorg)ondersteuningsbehoeften. Daarom leggen scholen voortaan in hun onderwijs ondersteuningsprofiel vast wat zij kunnen bieden. Via het samenwerkingsverband wordt al deze informatie gebundeld in het regionale ondersteuningsplan. De scholen zijn verplicht dit regionale ondersteuningsplan af te stemmen met de gemeente. De gemeente is op haar beurt verantwoordelijk voor gemeentelijke of regionale afspraken met alle betrokken instanties. De gemeente legt daarbij de verbinding tussen school en (zorg)instellingen Zorg voor de Jeugd Bijna alle scholen maken gebruik van een interne zorgcoördinator om ondersteuning in de school vorm te geven. In het basisonderwijs is dit bijvoorbeeld een intern begeleider en in het voortgezet onderwijs wordt deze rol vervuld door de zorgcoördinator. Zij ondersteunen de leerkrachten/docenten bij het verhelderen van de hulpvraag en het opstellen van een handelingsplan. In de regel zijn zij het die ook extra onderwijsondersteuning van buiten de klas organiseren. De 4
afbakening
tussen
extra
onderwijsondersteuning
(een
verantwoordelijkheid
van
de
Met uitzondering voor kinderen voor kinderen die doof of slechthorend zijn, ernstige taal/spraak problemen hebben of slechtziend of blind zijn. 5 In de wet Passend Onderwijs wordt consequent gesproken over ondersteuning aan leerlingen in plaats van zorg aan leerlingen. Dit om onderwijsondersteuning te onderscheiden van zorg voor de jeugd. (Uitzondering hierop is de termzorgplicht. 21
schoolbesturen) en de zorg voor de jeugd (een verantwoordelijkheid van de gemeente) is niet altijd duidelijk. Leerproblemen en gedragsproblemen lopen soms onlosmakelijk met elkaar verbonden. In hoofdstuk 2 hebben we uitgebreid beschreven hoe we de basiszorg vanuit de gebiedsteams dicht tegen de vindplaats (en daarmee de school) aan organiseren. De gebiedsteams zijn ook de vaste aanspreekpunten voor de school, hebben een brede expertise en een groter mandaat. Proeftuinen De interne zorgstructuur op school en het werk van het gebiedsteam, overlappen elkaar. Daarom willen we in 2014 in de proeftuin ervaring opdoen met de samenwerking tussen het gebiedsteam en het basisonderwijs en de rol- en de taakverdeling tussen de interne begeleiders en het gebiedsteam verder uitwerken. Ook moet helder worden hoe de sturing op de interne en externe zorgstructuur effectief inhoud en vorm krijgt. Voor het voortgezet onderwijs hebben we een aparte proeftuin ingericht: ‘Koplopers in de school’. Deze proeftuin moet inzicht geven in hoe het gebiedsgericht werken opgenomen kan worden binnen het voortgezet- en middelbaarberoepsonderwijs en hoe het zich verhoudt tot de regionale functie van deze onderwijsinstellingen. Samenwerking decentralisatie passend onderwijs & jeugdzorg Als gemeente zullen we afspraken moeten maken met samenwerkingsverbanden en schoolbesturen over de positionering van het gebiedsteam en de interne zorgstructuur. Bij voorkeur naar aanleiding van het ondersteuningsplan van het onderwijs - dat naar alle waarschijnlijkheid begin 2014 in concept gereed is - en het gemeentelijke beleidsplan over de jeugdzorg. Hierbij spelen de ervaringen in de proeftuinen een belangrijke rol. De afgelopen jaren zijn we al intensief met elkaar in gesprek geweest over de uitvoering van een 6 aantal thema’s. Een deel daarvan is vastgelegd in de Lokale Educatieve Agenda (LEA), waarin de gemeente, het onderwijsveld en de jeugd (zorg)instellingen de gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben beschreven om de verbinding tussen onderwijs en zorg goed te organiseren. De gemeente legt daarbij de verbinding tussen school en (zorg)instellingen. Er is binnen het LEA overeenstemming over centrale uitgangspunten als eigen kracht, één gezin één plan, klein houden van problemen, het versterken en het organiseren van hulp en ondersteuning dichtbij de natuurlijke leefomgeving, en de rol van de gemeente als verbinder tussen de zorg binnen en buiten de school. Zowel het onderwijs als de gemeente wil ouders een sterke positie geven. De gemeente en de schoolbesturen zullen komend jaar verdere afspraken moeten maken over de driehoek, leerkracht, leerling en ouders en de positie van de gebiedsteams. Bij een verwijzing naar speciale onderwijsvoorzieningen en het arrangeren van gezamenlijke onderwijszorgtrajecten, zullen de gemeente en de samenwerkingsverbanden afspraken moeten maken over de inzet van de gebiedsteams en andere zorgprofessionals uit het lokale aanbod. Volgens de concept Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk voor jeugdigen uit de eigen gemeente. Omdat Hoorn ook een (boven) regionale functie heeft, willen we alle leerlingen die in Hoorn naar school gaan, gelijke basisondersteuning bieden. In het bijzonder in het speciaal-, 7 voortgezet- en het middelbaar beroepsonderwijs en als het gaat om collectieve preventieactiviteiten. Leerplicht De leerplichtambtenaar heeft een aparte rol en maakt geen onderdeel uit van het gebiedsteam. Hij of zij is primair handhaver van de leerplichtwet en zet zich in voor het voorkomen van schoolverzuim. Daarvoor kan hij verschillende instrumenten inzetten, oplopend in zwaarte. De introductie en inzet van het gebiedsteam zou invloed kunnen hebben op de aard en de omvang van de werkzaamheden van leerplichtambtenaren. Op dit moment geven leerplichtambtenaren namelijk zelf veel begeleiding aan zorgleerlingen. Een taak die in de toekomst bij het gebiedsteam zal komen te liggen.
6
De LEA is de gezamenlijke ambitie van schoolbesturen, welzijnsinstellingen, instelling voor kinderopvang, GGD, BJZ, en partners betrokken bij voor- en vroegschoolse educatie. 7 Met de regiogemeenten zullen afspraken gemaakt worden tot op welk niveau dit kan en wanneer de kosten verrekend zullen worden of er doorverwezen wordt naar een voorziening in de woonplaats van de betreffende jeugdige. 22
3.2 Maatschappelijke ondersteuning Vanuit de AWBZ zullen per 1 januari 2015 begeleiding, ondersteuning en verzorging worden overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning. De decentralisatie van deze functies gaat gepaard met een bezuinigingsopgave van 25%. Daarnaast worden in aanloop naar 2016, bepaalde zorgzwaartepakketten geleidelijk afgeschaft voor mensen die langdurig in een instelling worden opgenomen. Dit betekent dat mensen met een zwaardere zorgvraag afhankelijk worden van zorg thuis, waardoor het beroep op de gemeenten in het kader van de Wmo zwaarder zal worden. Dit geldt voor alle mensen met een beperking, van jong tot oud. Omdat de aanspraak op dagbesteding al per 1 januari 2014 vervalt en er 40% wordt bezuinigd op huishoudelijke hulp, spreekt thuis blijven wonen voor deze groep echter niet voor zich. Een substantieel deel van de doelgroep van de AWBZ is jeugd. Het Rijk brengt dit onderdeel onder de Jeugdwet. Vanuit de Wmo is een apart beleidsplan opgesteld. De uitwerking van het nieuwe Wmo-beleid kent veel raakvlakken met die van de jeugdzorg. De volgende onderwerpen zullen dan ook samen verder worden uitgewerkt:
Vanuit de transitie AWBZ en participatie, leveren de gebiedsteams Sociaal een laagdrempelige, integrale en efficiënte ondersteuning voor wijkinwoners biedt. Het team kenmerkt zich door de ‘eropaf-aanpak’ te gebruiken. De leden van het team zijn aanwezig in de wijk en als er signalen van problemen zijn, wachten zij niet af, maar gaan met mensen in gesprek. Burgers kunnen met elke hulpvraag terecht bij het gebiedsteam Sociaal. Of het nu gaat om een zorgvraag of een vraag over welzijn, activiteiten, werk, schulden, vervoer of echtscheiding. In het vorige hoofdstuk hebben we al uitgebreid stilgestaan bij het onderdeel Jeugd in deze teams. We doen dat hier daarom niet opnieuw. Naar verwachting zal bij de uitwerking van de gebiedsteams Sociaal worden gekozen voor dezelfde gebiedsindeling, zodat op een efficiënte manier kan worden samengewerkt. Het persoonsgebonden budget waarmee burgers zelf begeleiding en verzorging kunnen organiseren, blijft mogelijk. Zowel op basis van de herziene Wmo als de nieuwe Jeugdwet. Om uniformiteit tussen het jeugdstelsel en de Wmo te borgen, zal het PGB-budget in samenspraak worden uitgewerkt Het versterken van de eigen kracht, het sociale netwerk en de informele netwerken in de buurt of wijk, zijn inhoudelijke uitgangspunten van beide programma’s. Mantelzorgers en vrijwilligers zijn en blijven onderdeel van deze informele netwerken. De invulling van ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers zal daarom gezamenlijk worden uitgewerkt. Een knip in de begeleiding en verzorging van jeugdigen en volwassenen, vraagt dat zowel het beleid als de uitvoering van dit onderdeel zorgvuldig afgestemd en geborgd worden. Zowel bij de inrichting van het stelsel voor Jeugd als dat voor Wmo wordt uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak. De sturing, inkoop en invulling van het gebiedsgericht werken zullen nauw op elkaar afgestemd worden. Bijvoorbeeld door de inrichting van één inkoopbureau en het werken met één gebiedsmanager die domeinoverschrijdend opdrachtgever is voor de verschillende teams. In hoofdstuk 4 komen we hier op terug. Het jeugd- en jongerenwerk blijft onderdeel van de Wmo en beschouwen we daarom als een basisvoorziening. Jongerenwerkers maken daarmee deel uit van de algemene pedagogische infrastructuur. De relatie tussen het gebiedsteam Jeugd en de jongerenwerkers zullen we in de proeftuinen verder uitwerken
3.3 Werk en inkomen Wie kan werken, hoeft niet afhankelijk te zijn van een uitkering. De meeste jongeren vinden dan ook na school hun weg naar de arbeidsmarkt. Er zijn jongeren die het, door een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking, moeilijker hebben. Om deze jongeren en andere mensen die nu geen werk hebben, betere kansen te bieden op (regulier) werk of andere kansen van participatie, treedt (naar verwachting) per 1 januari 2015 de Participatiewet in. Deze wet is een samenvoeging van de Wet Werk en Bijstand, de Wet Sociale Werkvoorzieningen en delen van de huidige Wajong (ondersteuning voor jonggehandicapten bij het vinden van werk). De Participatiewet heeft rechtstreekse gevolgen voor jonggehandicapten die niet volledig en 23
duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Zij moeten zo veel mogelijk bij reguliere werkgevers aan de slag. Om de dienstverlening aan werkgevers hierbij te verbeteren, moeten gemeenten (boven)regionaal gaan samenwerken. Ook bij het begeleiden van arbeidsgehandicapten naar werk zullen gemeenten een grote rol gaan spelen. Alle doelgroepen aan ‘de onderkant van de arbeidsmarkt’ worden de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Gemeenten krijgen dus meer doelgroepen en taken, maar worden tegelijkertijd geconfronteerd met een enorme korting op de budgetten. Aan de gemeente de uitdaging om te voorkomen dat bij alle hervormingen de groep meest kwetsbare jongeren tussen wal en schip vallen. Een goed voorbeeld waarbij werktoeleiding en -begeleiding worden aangevuld met ondersteuning vanuit het jeugdstelsel, is bijvoorbeeld uitbreiding van het jongerenloket met jobcoaches en klantmanagers. Initiatieven als deze moeten we doorzetten en verder uitbouwen want het snijvlak onderwijs-arbeidsmarkt is een complex veld waar veel partijen samenkomen. 3.4 Gezondheidszorg In het nieuwe jeugdstelsel komen de preventieve jeugdgezondheidszorg en de geestelijke gezondheidszorg onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid te vallen. De rest van de gezondheidszorg (fysiotherapie, logopedie, huisartsen, verloskunde, ziekenhuis, kraamzorg, etc.) worden bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet. Ook als het om jeugdigen gaat. Omdat er veel raakvlakken zijn tussen de gezondheidszorg en de zorg voor jeugd, moeten we als gemeente goede afspraken maken met zorgverzekeraars en uitvoerders van de gezondheidszorg. Momenteel zijn we in gesprek met VGZ, de preferente zorgverzekeraar in Hoorn, met de huisartsenbranche, eerste lijn verloskunde en het Westgriesgasthuis. Hieronder een aantal onderwerpen van gesprek:
24
We willen met zorgverzekeraar VGZ afspraken maken over een rechtstreekse verwijzing van de specialisten van het gebiedsteam naar medisch specialistische zorg en naar paramedische zorg. In hoofdstuk 2 hebben we reeds aangegeven dat volgens de concept Jeugdwet de huisarts (of eventueel een andere medisch specialist) kan doorverwijzen naar specialistische jeugdzorg, of specialistische zorg uit het lokale aanbod zoals bijvoorbeeld jeugd-GGZ. Hierover willen we duidelijke afspraken maken met de zorgverzekeraars en de huisartsen. Daarbij willen we in ieder geval regelen dat huisartsen, bij verwijzing naar specialistische jeugdhulp, altijd het gebiedsteam op de hoogte stellen. De werkwijze (criteria en procedure) voor doorverwijzing naar specialistische jeugdzorg of specialistische zorg uit het lokale aanbod zou niet moeten verschillen van die van het gebiedsteam. In de huisartsenconferentie in november 2013 willen we hierover graag (concrete) afspraken maken. Door VGZ wordt ingezet op de versterking van de eerste lijn, onder andere door de vorming van gezondheidscentra en geïntegreerde eerstelijnszorg vanuit een gebiedsgerichte aanpak. De gebiedsteams en de zorgaanbieders uit het lokale aanbod en deze gezondheidscentra moeten zich tot elkaar gaan verhouden. De komende tijd zullen we samen met VGZ bijeenkomsten organiseren tussen deze partijen. De afgelopen periode zijn eerste afspraken gemaakt tussen de gemeente en de eerste en tweedelijns verloskundige zorg over (risico)overdracht. Deze worden in 2014 in de proeftuin geïmplementeerd.
Hoofdstuk 4: Functioneel model: Sturing, organisatie en bekostiging In hoofdstuk 2 hebben we op hoofdlijnen de taken en de functies van het nieuwe jeugdstelsel inhoudelijk beschreven. Dit hoofdstuk is het tweede deel van het functioneel model en gaat in op het budgettaire kader, de wijze waarop de gemeente zich moet organiseren, de belangrijkste beïnvloedingsmogelijkheden en de transitieresultaten. We beginnen dit hoofdstuk met het budgettair kader (paragraaf 1). Vervolgens beschrijven we, volgens de opbouw van het functioneel model, de sturing, bekostiging en organisatie van de vier onderdelen die de basisstructuur vormen van het nieuwe jeugdstelsel (paragraaf 2). Tot slot gaan we in op de randvoorwaarden: het kwaliteitsbeleid, de informatievoorziening en de rechtspositie van jeugdigen en ouders (paragraaf 3). 4.1 Budgettair kader Huidige jeugdstelsel Zoals al beschreven in hoofdstuk 1 en 3 is het huidige jeugdstelsel ingedeeld in sectoren met eigen financieringskaders. Voor de financiering kunnen we grofweg de volgende onderverdeling maken: 1. Het gemeentelijk preventieve jeugdbeleid wordt gefinancierd met middelen uit het gemeentefonds, aangevuld met specifieke doeluitkeringen. In de meeste gevallen wordt via subsidies een opdracht verleend voor het uitvoeren van beleid. Ook zijn er cofinancieringafspraken met schoolbesturen over de uitvoering van bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk of een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoering van de preventieve jeugdgezondheidszorg (GGD). 2. De provincie krijgt van het rijk een doeluitkering voor de uitvoering van de jeugdzorg. De provincie gebruikt deze doeluitkering voor subsidie aan Bureau jeugdzorg en uitvoerende instellingen voor jeugdhulp (zoals Parlan) die regionaal zijn georganiseerd. Daarnaast zijn er enkele landelijke instellingen die van het rijk subsidie ontvangen op basis van productieafspraken. 3. De langdurige GGZ-zorg en de zorg voor kinderen met een beperking wordt gefinancierd uit de AWBZ. Een onafhankelijk indicatieorgaan (CIZ en BJZ) bepaalt het recht op zorg, als pakket of in tijd en functie. Het is ook mogelijk om de zorgaanspraak te ontvangen in de vorm van een PGB. 4. Duurt de GGZ-zorg korter dan 365 dagen, dan wordt deze gefinancierd door de zorgverzekeraars. Behandelingen die langer duren, vallen onder de AWBZ. De bekostiging vindt plaats op basis van de aan zorg bestede tijd. Wordt de zorg uitgevoerd door de jeugdzorg, AWBZ en de zorgverzekeraar, dan wordt deze vergoed naar cliëntenstroom. Nieuwe jeugdstelsel In het nieuwe jeugdstelsel ontvangen gemeenten voortaan een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds. Hiervoor wordt een verdeelmodel ontwikkeld dat uitgaat van het principe van 8 kostenoriëntatie. De decentralisatie van de jeugdzorg beoogt ook een kostenbesparing oplopend van 4% in 2014 oplopend tot 15% in 2017 (landelijk € 450 miljoen op € 3 miljard, gebaseerd op regeerakkoord Rutte II). Een eerder door het Rijk aangekondigde heffing voor een eigen bijdrage is in het regeerakkoord Rutte II geschrapt. Dit bedrag is gebaseerd op historische gronden. Het definitieve verdeelmodel, op basis van objectieve indicatoren, is gepland voor de meicirculaire 2014 met als geplande ingangsdatum 2016. Hierin is ook voorzien in een ingroei pad van historisch naar objectief verdeelmodel. Voor de gemeente Hoorn is een bedrag voor de uitvoering van de jeugdhulp in 2015 een bedrag van 17,2 miljoen euro beschikbaar (meicirculaire 2013). Dit is 4% minder dan de kosten waarvoor de jeugdhulp in Hoorn in 2012 werd uitgevoerd. Na 2012 is er sprake geweest van een stijging in het zorgvolume. De door het Rijk opgelegde bezuiniging is dus feitelijk groter dan 4%. 8
Dit betekent dat de gemeente ook voor de jeugdigen waarvan de jeugdhulp (tijdelijk) in een andere gemeente plaatsvindt de kosten moet dragen zolang het gezin, waaruit de jeugdige afkomstig is en vermoedelijk weer naar terugkeert, binnen deze gemeente blijft wonen. 25
Voor de gemeente Hoorn is een bedrag voor de uitvoering van de jeugdhulp in 2015 een bedrag van 17,6 miljoen euro beschikbaar. Dit is 4% minder dan de kosten waarvoor de jeugdhulp in Hoorn in 2012 werd uitgevoerd. Na 2012 is er sprake geweest van een stijging in het zorgvolume. De door het Rijk opgelegde bezuiniging is dus feitelijk groter dan 4%. Daarnaast ontvangt de gemeente Hoorn jaarlijks een bedrag van 2,1 miljoen euro voor de uitvoering van de CJG werkzaamheden. De jeugdhulpaanbieders en BJZ moeten tot en met 31 december 2014 hun zorg verlenen binnen de huidige kaders. Ten slotte bestaat de wens en wettelijke plicht om cliënten continuïteit van zorg te bieden. Over deze zogenaamde transitiearrangementen bent u apart geïnformeerd. Door de complexiteit van de transitie, het belang van het borgen van continuïteit en de kwetsbaarheid van de doelgroep en daaraan verbonden hoge (bestuurlijke en financiële) risico's, zal de eerste drie jaar na de decentralisatie slechts beperkt marktwerking worden toegepast voor inkoop van het aanbod waarvoor gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn. Met bestaande aanbieders zullen de gemeenten gezamenlijke afspraken maken over het zorg- en ondersteuningsaanbod. Uitgangspunten voor vernieuwing van het aanbod zijn: de kracht van de burger, cliënt en uitvoerend professional. Organisatiebelangen zijn hieraan ondergeschikt. Er moet een einde komen aan de huidige versnippering en organisaties wordt gevraagd samen te werken met een hoge bindingsintensiteit en sturend vermogen. Hiervoor is een eerste aanzet gegeven tijdens de bijeenkomst met instellingen die plaatsvond op (oktober 2013 in Alkmaar). Voor het ontwikkelingsperspectief voor de jaren na 2015, zal een inkoopstrategie jeugdhulp worden ontwikkel welke in 2014 aan u zal worden voorgelegd. Met dit functioneel model willen we via een aantal inrichtingskeuzen, de benodigde bezuinigingen realiseren. Het nieuwe stelsel moet zo ingericht worden dat de kosten passen binnen de toekomstige 9 budgetten. Al deze acties moeten ertoe bijdragen dat zorg goedkoper kan worden geleverd dan nu het geval is. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse moet het potentieel van besparingen bepalen dat we begin 2014 in een apart aan u zullen voorleggen. Let wel, een maatschappelijke kosten-batenanalyse is slechts een indicatie, want met veel van de nieuwe werkwijzen hebben we nog geen praktijkervaring. We kunnen ook niet met zekerheid stellen dat we ook echt een besparing realiseren. Daarom zullen we medio 2014 de uitkomsten van de proeftuin laten doorberekenen. Opgemerkt moet worden dat bij de inzet op preventie de resultaten pas op langere termijn zichtbaar zullen zijn (over enkele jaren en geleidelijk). Uit ervaringen in Denemarken (werkbezoek gemeente Rotterdam) blijkt dat de decentralisatie van de jeugdzorg kan leiden tot een zogenaamde boeggolf: door actievere aandacht worden in eerste instantie meer hulpbehoevende kinderen en gezinnen geïdentificeerd. Deze boeggolf zal in principe worden gedekt uit de overkomende middelen van de jeugdzorg en worden meegenomen als risico in 2015. Als toch blijkt dat de gemeente meer geld uitgeeft dan er binnenkomt van het rijk, hebben we de volgende sturingsmogelijkheden:
9
Inperken van de keuzevrijheid en gedeeltelijk vrije toegankelijkheid waarop het stelsel is gebouwd. Terugbrengen van de capaciteit en verhogen van de caseload per gebiedsteam. Risico is wel dat minder gevallen van escalatie kunnen worden voorkomen. Verlagen van de jaarlijkse tarieven. Risico is wel dat de kwaliteit en continuïteit van zorg in het geding kan komen.
Zoals we in hoofdstuk 2 hebben geschetst, willen we door het versterken en benutten van de eigen kracht de zelfredzaamheid van kinderen, jongeren en het gezin vergroten zodat zij kunnen meedoen in de samenleving. We kijken vroegtijdig en breed naar problemen. Voor het organiseren van hulp in de buurt, zet het gebiedsteam Jeugd hulpverleners in die zelf ook problemen kunnen oppakken zodat er minder wordt doorverwezen en medicalisering wordt beperkt. De hulpvraag staat hierbij centraal. En doordat problemen effectief worden opgelost, worden zij niet onnodig groot. Spelen er in een gezin meerdere problemen, dan worden deze samenhangend en sluitend aangepakt door het gebiedsteam Sociaal zonder dat er overlap of gaten in de ondersteuning ontstaan. Om overzicht te houden, ligt de regie bij één coördinator die interventies regisseert en prioriteert. De interventies liggen bij het gezin en vinden plaats in de sociale context en staan dus in het teken van de eigen kracht. Is professionele ondersteuning nodig om te kunnen meedoen in de samenleving, dan wordt snel en effectief en in de vertrouwde leefomgeving van de jongere, eenvoudige of zwaardere expertise ingezet. Deze zorg wordt betaald op basis van geleverde uren en dagen hulp, om maatwerk en duurzame oplossingen te kunnen bieden. Is het gezin of de sociale omgeving niet in staat om de regie te pakken, dan wordt hierin ondersteund. Is het niet mogelijk ondersteuning te bieden in de eigen omgeving omdat de veiligheid van het kind, de jongere, het gezin of de omgeving dusdanig in het geding, wordt andere zorg geboden. Uitgangspunt blijft om zorg en ondersteuning zo snel mogelijk weer in de eigen leefomgeving te bieden. 26
De invulling van deze maatregelen kan worden uitgewerkt als er meer bekend is over de maatschappelijke kosten-batenanalyse. 4.2 Sturing, organisaties en bekostiging De gemeente heeft een redelijke mate van beleidsvrijheid om haar eigen invulling te geven aan uitvoering en sturing van het nieuwe jeugdstelsel. De basis voor het Hoornse jeugdstelsel is beleidssturing gecombineerd met budget- en kwaliteitsbeheer door een gebiedsmanager. Het mandaat tot uitvoering ligt bij de gebiedsteams Jeugd en Sociaal. De gemeente beschikt over verschillende beleidsinstrumenten om haar sturing vorm te geven, zoals toelatingscriteria zorgaanbieders, contractvoorwaarden, criteria op grond waarvan .., etc.). Zoals omschreven in hoofdstuk 2, kunnen zorgaanbieders die voldoen aan de landelijke en Hoornse criteria, hun aanbod op contractbasis beschikbaar stellen voor het lokale aanbod. Met al deze partijen moet een inkooprelatie worden onderhouden wat vraagt om een professionele inkooporganisatie. In de regel wordt gewerkt met raamcontracten ofwel nulurencontracten (de zorg wordt gedeclareerd op basis van de geleverde uren). In paragraaf 2.3 gaan we hier verder op in. De inkooporganisatie bewaakt, samen met de beleidsafdeling, de levering (zowel in kwaliteit als in kwantiteit) en de beschikbaarheid van het aanbod. Een belangrijke rol bij de toekenning en verantwoording van contracten, is de analyse van de prestaties van een organisatie. In deze analyse wordt gekeken naar klantwaardering, effectmeeting, klachten en kosten. De betalingen aan de organisaties uit het lokale aanbod, geschiedt direct en geven de gemeente de benodigde informatie voor budgetbeheer. Ook zal de betalingsinformatie maandelijks worden gebruikt voor rapportages aan de gebiedsmanager. Veel zorgaanbieders van specialistisch aanbod of residentiële zorg zullen hun diensten in meerdere gemeenten aanbieden. Dat kan onpraktische situaties opleveren. Regionale samenwerking is daarom zeer wenselijk en daarom zal er een bovengemeentelijk samenwerkingsverband moeten komen. Het is nog niet duidelijk hoe dit er (juridisch) zou kunnen uitzien.
4.2.1
Sturing, organisatie en bekostiging: digitaal platform
Het digitaal platform is een verzamelnaam voor meerdere digitale voorzieningen. Voor de invulling van het digitaal platform gaat de gemeente op zoek naar kostendekkende initiatieven. De gemeente is echter niet verantwoordelijk voor het eigendom en het beheer van het platform. Hiervoor gaat zij op zoek naar een zelfstandige partij. Alle zorgaanbieders die actief zijn op het digitaal platform, zijn verplicht om (via een gemeentelijke verordening en individuele gemeentelijke voorzieningen) hun gegevens beschikbaar te stellen en actueel te houden, en mee te werken aan klantwaarderingen. Onderzocht moet worden of ook de formele afhandeling van een verwijzing, de betaling van aanbod en het beheer van dossier kan verlopen via het digitale platform of daaraan kan worden gekoppeld. 4.2.2 Sturing, organisatie en bekostiging: gebiedsteams Gebiedsteam Jeugd De gebiedsteams Jeugd hebben als voornaamste rol:
het beheersen van het zorgvolume; het vergoten van de eigen kracht en de zelfredzaamheid van kinderen, jongeren en het gezin zodat zij kunnen meedoen aan de samenleving en de zorgconsumptie verminderd; het doorverwijzen naar het lokale aanbod en gespecialiseerde voorzieningen.
NB: het gebiedsteams Jeugd kan als enige doorverwijzen omdat zij op casuïstiekniveau op een
27
verantwoorde wijze de beslissing kunnen nemen of doorverwijzing nodig is. Sturing verloopt hier via de contacten met jeugdigen en gezinnen. Het succes van het gebiedsteam Jeugd bij het uitvoeren van hun taken bepaalt in belangrijke mate of de kosten van het nieuwe jeugdstelsel beheersbaar zijn. We gaan uit van 3 gebiedsteams Jeugd (en 3 gebiedsteams Sociaal) waarbij elk team meerdere wijken bedient. Hoewel een nieuwe indeling denkbaar is, adviseren we hier voort te bouwen op de huidige CJG structuur. De keuze voor deze CJG-indeling is gebaseerd op een sociaalruimtelijke analyse waarbij gekeken is naar de populatie (20.000 tot 25.000 inwoners). Daarin is, geheel volgens de kadernota jeugdbeleid, gekeken naar de bereikbaarheid en de schaalgrootte voor een goede uitvoering van de jeugdgezondheidzorg en opvoed- en opgroeiondersteuning. De CJG-indeling houdt ook rekening met de verschillen in zorggebruik per gebied. In sommige gebieden is het zorggebruik aanmerkelijk hoger of lager. De grootte van de teams is gebaseerd op het rekenmodel uit de gezondheidszorg en gelijk aan de verdeelsleutel van de huisartsen. De teams zijn bewust vrij groot om differentiatie mogelijk te maken en ook de specialisten (jeugdarts/ jeugdpsycholoog/LVB specialist) een vaste rol te geven in de teams. In de proeftuin bekijken we welke invloed de samenstelling en caseload van het team heeft op de kwaliteit, de klanttevredenheid, de resultaten, kosten-batenanalyse en de ervaren werkdruk. Op de inhoudelijke taken en functies van de gebiedsteams zijn we in hoofdstuk 2 uitgebreid ingegaan. De teams hebben veel handelingsvrijheid om de zorg te organiseren naar de behoefte in hun gebied. Hiervoor stellen zij eerst, in overleg met de gebiedsmanager en binnen de stedelijke kaders, een werkplan op. Dit werkplan is gebaseerd op de analyse van vraag en aanbod en in afstemming met onderwijs en instellingen in hun gebied. De teams worden functiegericht bekostigd, dus voor het beschikbaar stellen van personele inzet en capaciteit en niet afhankelijk van hun productie voor de bekostiging. Toch zal er ook gestuurd worden op prestaties. Klantwaarderingen en effectiviteitsmetingen moeten de zorg van de teams verbeteren. De gebiedsmanager spreekt de teams aan op kwaliteit, gebruik van zorg en het aantal doorverwijzingen. De activiteiten en zorg van het gebiedsteam worden op eenzelfde wijze geregistreerd en, als dit mogelijk is, via het digitaal platform. De gebiedsteams Jeugd kunnen worden ondergebracht bij: 1. de gemeente; 2. als uitvoeringsorganisatie van de overheid; 3. als samenwerkingsverband van de bestaande organisaties; 4. als samenwerkingsorganisatie van professionals. Iedere mogelijkheid heeft voor- en nadelen. De eerste keus, de gemeente als uitvoerder, vinden wij niet passen in onze gemeentelijke visie. De gemeente zou haar taak als opdrachtgever onvoldoende kunnen waarmaken en de handelingsvrijheid van professionals te veel aantasten. De vierde optie van gebiedsteams als samenwerkingsverband van individuele zorgprofessionals, vinden wij te kwetsbaar als het gaat om borging van continuïteit en kwaliteit. De tweede mogelijkheid brengt alle zorgprofessionals onder bij een uitvoeringsorganisatie. Aangezien de gebiedsteams als poortwachter fungeren, is de waarborging van hun onafhankelijkheid hier een belangrijk thema. Dit kan, evenals de sturing, in een verlengd overheidsmodel eenvoudig geregeld worden, maar vraagt om een ingrijpende reorganisatie. De derde optie vraagt zorgaanbieders om zelf uitvoering te geven binnen kaders van de gemeente en met een relatief kleine overheidsrol. Dit model is minder ingrijpend maar kent veel risico’s omdat samenwerking een ingewikkeld proces is. Binnen de huidige CJG-structuur zien we dat instellingsbelangen toch de boventoon blijven voeren. Bovendien blijft, zelfs wanneer de uitvoering op afstand wordt gezet, de gemeente ‘het gezicht’ van de jeugdzorg terwijl de sturing op de uitvoering
28
beperkter is. Ons advies is om nu nog niet te kiezen. In de proeftuin (2014) en de eerste twee overgangsjaren (2015 en 2016) onderzoeken we beide varianten en gaan in gesprek met instellingen over de verschillende scenario’s. In deze periode adviseren wij om teams te detacheren op basis van het bekostiging principe “nieuw voor oud”. De selectie vindt plaats door de gemeente op basis van competentieprofielen. Met de instellingen worden afspraken gemaakt over de vervangbaarheid en kwaliteit van de teamleden. Het gebiedsteam Jeugd wordt geleid door een teamleider in gemeentelijke dienst. Voor deze gemeentelijke regie op de uitvoering is gekozen omdat de teamleider een domeinoverstijgende doorzettingsmacht moet hebben, ook binnen het gemeentelijk domein. Gebiedsbudget Een groot deel van het totale Hoornse budget voor de jeugdzorg wordt, op basis van vaste indicatoren, verdeeld over de drie gebieden. Deze vaste indicatoren voor verdeling zijn onder meer bevolkingssamenstelling, risicofactoren en prevalentie van jeugd- en gezinsproblematiek. De budgetverdeling is niet statisch, maar verandert mee met de bevolkingskarakteristieken. Ieder gebied beschikt zo over een eigen budget voor het bieden van zorg voor jeugd. Het werken met gebiedsbudgetten sluit aan bij de principes om sturing dichtbij, op wijk- en buurtniveau te organiseren. De basisregel is dat alle zorgkosten ten laste komen van het budget van het gebied waar het gezin duurzaam verblijft. Als eerste stap zien we een gebiedsbudget dat alle middelen van het nieuwe jeugdstelsel omvat. We onderzoeken de mogelijkheden om te komen tot één ontschot gebiedsbudget voor het hele sociale domein. De gebiedsmanager ontvangt maandelijks van de centrale inkooporganisatie een rapportage over de besteding van zorggebruik in de gebieden waar zijn teams actief zijn. Zo krijgt hij een duidelijke terugkoppeling over budgetbeheersing na verwijzing. Iets wat in de huidige situatie nog een groot struikelblok is. Doordat de kosten van de zorg in het lokale aanbod drukken op de budgetten van de gebieden, is dit een extra stimulans voor de gebiedsmanager om de gebiedsteams nauwgezet en kritisch te volgen. De gebiedsmanager kan ook besluiten een plafond te stellen aan het zorgvolume dat zijn teams mogen ‘inzetten’. Blijven de teams binnen het budget, dan kan hij hen belonen door een groter gedeelte van het gebiedsbudget in te zetten voor preventieve activiteiten of het team uitbreiden om de caseload te verlagen. Gebiedsmanager De gebiedsmanager beheert het gebiedsbudget alsook de (gedelegeerde) budgetverantwoordelijkheid voor de gebiedsbudgetten. Hij gebruikt een deel van zijn budget voor het inrichten en in stand houden van het gebiedsteams Jeugd. Voor deze basisinfrastructuur stelt de gemeente stedelijke kaders vast. De gebiedsmanager heeft binnen die kaders de ruimte om met de uitvoerders van de teams afspraken te maken over grootte en samenstelling, afhankelijk van lokale behoeften. Het resterende gebiedsbudget zal de gebiedsmanager inzetten voor hulp uit het lokale aanbod of stedelijke en regionale voorzieningen, die ingezet wordt door de gebiedsteams. Ook de kosten van vrijtoegankelijke hulp en de kosten van hulp die wordt ingezet door huisartsen, medisch specialisten, jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders komt ten laste van het budget. Door de gebiedsmanager verantwoordelijk te maken voor het integrale budget, voor zowel preventie, lichte hulp als gespecialiseerde zorg, blijven de prikkels op de juiste plaats. Af- en doorschuifgedrag raakt direct het budget van de gebiedsmanager en de gebiedsteams, en loont dus niet. Dreigt het budget in een gebied uitgeput te raken, dan zal de gebiedsmanager moeten bijsturen en in gesprek gaan met de doorverwijzers (gebiedsteams, huisartsen) om de inzet van zorg te beperken. Hieraan zijn uiteraard grenzen want niet elke zorg is te sturen. Ook kan de gebiedsmanager teams verkleinen of juist uitbreiden. Teams die relatief weinig doorverwijzen en veel zelf doen, kunnen worden beloond met uitbreiding waardoor de caseload verlaagt. Het omgekeerde is natuurlijk ook mogelijk.
29
Leidt het ingrijpen van de gebiedsmanager niet tot het gewenste resultaat dan kan de beleidsafdeling ingrijpen. Als laatste redmiddel kan met budgetten worden geschoven tussen gebieden. Dit is eenvoudig te regelen omdat de middelen centraal blijven (in één begroting). Dreigt een budgetoverschrijding voor de hele stad, dan kan uiteindelijk worden besloten om alle of bepaalde groepen zorgaanbieders een budgetplafond op te leggen. Door budgettekorten kunnen wel wachtlijsten ontstaan. De precieze invulling van deze ‘rode knop’ functie moet nog nader (juridisch) onderzocht worden. Een en ander hangt ook sterk af van de definitieve tekst van de nieuwe Jeugdwet. De gebiedsmanager heeft ook een belangrijke informatiepositie en ontvangt de behandel- en doorverwijsgegevens, de uitputting van budget en de facturatiegegevens, etc. van het inkoopbureau en de beleidsafdeling. Zo kan hij ongewenste zorg-, kosten of kwaliteitspatronen op sporen en bijsturen. In schema:
4.2.3 Sturing, organisatie en bekostiging: lokaal aanbod In het lokale aanbod kunnen zorgaanbieders hun diensten aanbieden als zij voldoen aan de wettelijke en Hoornse criteria. Het gebiedsteams Jeugd kan dit lokale aanbod inzetten als zij vinden dat er meer ondersteuning nodig is dan zij zelf kunnen bieden. Zij ‘schrijven’ dan een verwijsbrief (in juridische zin is dit een besluit namens het College waarop bezwaar en beroep mogelijk is) waarna de zorgaanbieders uit het lokale aanbod hulp en ondersteuning leveren conform de vooraf met de centrale inkooporganisatie overeengekomen randvoorwaarden en de afspraken met het gebiedsteam. Hun kosten worden centraal gefactureerd en komen ten laste van het gebiedsbudget. De zorgaanbieders uit het lokale aanbod krijgen een prestatiebekostiging: zij worden bekostigd op de werkelijk door hen gerealiseerde uren en (verblijfs)dagen, waarbij de gemeente de (marges van de) tariefstellingen zal bepalen. Prestatiebekostiging moet voorkomen dat de hulp aan jeugdigen en gezinnen met de zwaarste
30
problematiek financieel onaantrekkelijk wordt en er te veel gekeken wordt vanuit het aanbod en niet vanuit de hulpvraag. Bij product- of trajectbekostiging bestaat de kans op onder- en overbehandeling van bepaalde groepen. Toch is ook de bekostiging op basis van uren en dagen risicovol maar kan worden ingeperkt door te sturen op het volume van het gebiedsteam (zie voorgaande paragraaf). In sommige gevallen kunnen specifieke diensten wél bewust als product worden bekostigd, bijvoorbeeld als de levering van een product altijd een vaste tijdsinspanning vergt. De gemeente is terughoudend in haar bemoeienis met de organisatievorm en spreiding van voorzieningen en zorgaanbieders in het lokale aanbod. De verwachting is dat de markt hier haar werk doet. 4.2.4 Sturing, organisatie en bekostiging: gespecialiseerde stedelijke en regionale voorzieningen Gebiedsteams kunnen hun gebiedsbudget ook inzetten voor het zorgaanbod van gespecialiseerde stedelijke en regionale voorzieningen. De werkwijze is hetzelfde als bij het lokale aanbod maar de bekostiging zal verschillen per type voorziening. In het nieuwe stelsel geldt voor een beperkte hoeveelheid topklinische zorg een aparte positie. Denk aan centra met een relatief kleine doelgroep en (zeer) hoge kosten, waarvan het voortbestaan belangrijk is voor de inwoners van de gemeente Hoorn. Over de garantstelling en kwaliteit van deze dienstverlening maken we op stedelijk, regionaal, bovenregionaal of soms zelfs landelijk niveau afspraken. Deze afspraken moeten organisatorisch en juridisch nog nader worden bepaald. Deze centra worden wel gevraagd om hun specialistische kennis beschikbaar te stellen aan de gebiedsteams en de zorgaanbieders uit het lokale aanbod. Enkele speciale voorzieningen die altijd beschikbaar moeten zijn ongeacht de vraag, zoals het AMHK en de crisisdienst, worden op een andere manier bekostigd. 4.3 Randvoorwaarden Om het nieuwe jeugdstelsel te kunnen invoeren is het belangrijk dat aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. De belangrijkste zijn: - informatievoorziening; - kwaliteit; - rechtspositie van jeugdigen en hun gezinnen. Op elk van deze randvoorwaarden gaan we hieronder kort in. 4.3.1
Informatievoorziening
Om het nieuwe jeugdstelsel zijn werk te kunnen laten doen, moet de informatievoorziening volledig op orde zijn. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) spelen daarbij een belangrijke rol en vragen onze continue aandacht. De ICT-voorzieningen moeten werkprocessen ondersteunen en op efficiënte wijze managementinformatie kunnen ontsluiten. Niet alleen op gemeenteniveau maar ook bij alle ketenpartners die betrokken zijn bij de beheersing en uitvoering van het jeugdstelsel. Goede ICT is dus een gedeelde verantwoordelijkheid en zal hiervoor regionaal een plan worden opgesteld. Zolang het bestaande informatieaanbod en de informatiebehoefte nog niet (volledig en definitief) bekend zijn, kunnen we nog geen uitspraken doen over de toekomstige infrastructuur. In de proeftuin maken we daarom voorlopig gebruik van een tijdelijk systeem. De landelijke verwijsindex blijft het signaleringssysteem. 4.3.2
Kwaliteit
De belangrijkste opgave waarvoor de gemeente zich gesteld ziet in het nieuwe jeugdstelsel, is het sturen op kwaliteit. In onze missie en doelen garanderen we goede, verantwoorde zorg en dat is alleen mogelijk als de kwaliteit van de zorg is gewaarborgd. De Jeugdwet beschrijft de kwaliteitsregels en wettelijke bepalingen voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen uitgebreid. Veel uitgebreider dan we als gemeente gewend zijn in de Wet maatschappelijke ondersteuning (rond opvoed- en opgroeiondersteuning) of de Wet publieke
31
gezondheid (rond jeugdgezondheidszorg). Zelfs uitgebreider dan de bepalingen in de huidige Wet op de Jeugdzorg. Reden hiervoor is de wettelijke verankering van het professionaliseringstraject in de jeugdzorg. Maar ook omdat een deel van de gezondheidszorg (GGZ en VB) nu binnen het jeugdstelsel valt, neemt de kwaliteitswetgeving toe. En, volgens de nieuwe Jeugdwet kan het rijk ook nadere eisen stellen aan de deskundigheid van hulpaanbieders. Om zorgaanbieders in ons jeugdstelsel niet extra te belasten met onnodig uitgebreide en administratief belastende regels, zullen we als gemeente alert moeten zijn op de verdere uitwerking van het kwaliteitsbeleid. Als gemeente borgen wij zelf de kwaliteit van onze zorgaanbieders door jeugdigen en ouders standaard de dienstverlening te laten beoordelen. We vragen hierbij naar hun ervaring met bejegening door de zorgprofessional, de effectiviteit van zijn hulp en tevredenheid met de behandeling. De beoordelingen maken we bekend via het digitaal platform en zijn voor iedereen toegankelijk. Zorgprofessionals in Hoorn hebben binnen het nieuwe jeugdstelsel grote handelingsvrijheid. Een hulpverlener mag doen wat nodig is, maar moet zijn handelen wel kunnen verantwoorden. We zullen dan ook regelmatig vragen om verantwoording in het hulpverleningsproces en de dossiervoering. Daarbij gaan we ervan uit dat een hulpverlener zijn eigen professionele handelen ook regelmatig toetst bij collega’s en openstaat voor advies. Intercollegiale toetsing, intervisie en nascholing moeten een aantoonbaar onderdeel zijn van de professionele ontwikkeling van iedere zorgprofessional die werkzaam is in onze gemeente. Ook de inkoopvoorwaarden zijn een belangrijk middel om de kwaliteit te waarborgen omdat zij regelingen bevatten waaraan ieder zorgaanbieder gebonden is. Deze regelingen stellen de gemeente in staat om slecht presterende zorgaanbieders te stimuleren hun prestaties te verbeteren. Op dit moment heeft het jeugddomein te maken met vijf rijksinspecties: - Inspectie Jeugdzorg (IJZ); - Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ); - Inspectie Veiligheid & Justitie (IV&J); - Inspectie van het Onderwijs (IvhO); - Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW). Daarnaast heeft het Rijk het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) opgericht om te zorgen dat de vijf inspecties elkaar aanvullen en versterken in plaats van overlappen. De Inspectie Jeugdzorg zal met de nieuwe Jeugdwet omgevormd worden tot een nieuwe Inspectie Jeugd. 4.3.4 Rechtspositie en participatie De rechtspositie van jeugdigen en hun ouders is een belangrijke randvoorwaarde binnen het nieuwe jeugdstelsel. Hierin wordt op een aantal manieren voorzien. Doorverwijzingen van het gebiedsteam naar meer gespecialiseerde of intensievere zorg, gebeuren altijd namens de gemeente en op grond van de voorwaarden zoals die zijn vastgesteld in de gemeentelijke verordening. Binnen de Jeugdwet noemen we dat ‘het toekennen van een individuele voorziening’. Dit betekent dat het gaat om een beschikking van de gemeente waarop bezwaar en beroep mogelijk is op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Beroepen op grond van de Awb komen volgens de Jeugdwet voor de kinderrechter. Hoe de bezwaar- en beroepsprocedures verder worden uitgewerkt, moet nog nader worden bekeken. De nieuwe Jeugdwet beschrijft waaraan de behandeling van klachten over de ontvangen zorg van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, moet voldoen. Klachten over vrijheidsbeperkende maatregelen of verlof binnen de gesloten jeugdhulp worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie die het mandaat heeft om eerder genomen besluiten te vernietigen. In de klachtenregeling is ook de mogelijkheid tot beroep bij een beroepscommissie opgenomen. Hebben de jeugdige en hun ouders problemen met hun hulpverlener, dan zijn de gemeente en de zorgaanbieders volgens de nieuwe Jeugdwet verplicht om een onafhankelijke vertrouwenspersoon beschikbaar te stellen. Deze vertrouwenspersoon ondersteunt de jeugdige en zijn ouders. De exacte taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon moeten, bij verordening van de gemeente, nog
32
verder worden uitgewerkt. Om de onafhankelijkheid van deze vertrouwenspersoon te garanderen, zal deze niet in dienst zijn van de gemeente. Volgens de nieuwe Jeugdwet hebben jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen recht op inspraak in het beleid van de gemeente. Hoe deze inspraak georganiseerd wordt, staat niet beschreven. De gemeente Hoorn wil graag in overleg met de regio een effectieve en vernieuwende manier vinden om dit te realiseren. Op basis van de Jeugdwet hebben in ieder geval alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen met meer dan 10 medewerkers, een cliëntenraad.
33