SAMENVATTING EN CONCLUSIES Inleiding Sinds 1999 voert het Sociaal Geografisch Bureau tweejaarlijks de Jongeren-monitor uit in opdracht van de sector Onderwijs en Welzijn van de gemeente Dordrecht. Doel van de monitor is het op systematische wijze in beeld brengen van de ontwikkelingen en trends in de leefsituatie, het gedrag en de attitudes van jongeren van 12 t/m 22 jaar. De monitor dient ter ondersteuning van het gemeentelijke jeugdbeleid. In 2003 heeft de derde meting plaats gevonden. De gegevens zijn afkomstig van een schriftelijke vragenlijst die in het najaar van 2003 verspreid is onder een representatieve steekproef van Dordtse jongeren. Ruim 900 jongeren retourneerden de vragenlijst, een respons van 42%. Daarnaast zijn bij bijna 300 extra allochtone jongeren gegevens verzameld om ook op het niveau van etnische groepen resultaten te kunnen vergelijken. In deze samenvatting worden de belangrijkste resultaten weergegeven. Voor een uitgebreide en meer gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar het hoofdrapport. School, werk en geld Op school Een derde van de schoolgaande jongeren is in de afgelopen maand wel eens ziek thuis gebleven, een vijfde heeft wel eens gespijbeld en vier op de tien komen wel eens te laat op school. Vergeleken met 2001 is het aandeel jongeren dat wel eens spijbelt iets gedaald (was een kwart). Verder is er niets veranderd. Op basis van vragen naar schoolplezier, omgang met andere kinderen en begrijpen van de lesstof is een algemene score (tussen de 1 en 10) verkregen van het welbevinden op school. Deze score is met 6,3 identiek aan die in de afgelopen jaren. De meeste jongeren kunnen voor steun bij problemen op school of voor hulp bij huiswerk wel bij iemand terecht. Ruim zes op de tien jongeren kunnen altijd met iemand praten als ze op school ergens mee zitten en drie op de tien soms; 7% kan echter bij niemand terecht. Zeven op de tien jongeren kunnen altijd een beroep op iemand doen voor hulp bij huiswerk; slechts 3% kan hiervoor op niemand terugvallen. Vier op de tien jongeren eten wel eens junkfood op school. Eén op de tien rookt op school. Van de schoolgaande jongeren heeft een derde een bijbaantje. Dat is wat minder dan in 2001 en 1999. Toen betrof dit nog ruim vier op de tien. Niet meer op school Vrijwel alle 12 t/m 15 jarigen zitten nog op school. Een heel klein deel (1,5%) zit niet meer op school en heeft geen diploma. Ruim een derde van de jongeren van 16 t/m 22 jaar zit niet meer op school. Van deze groep heeft 17% geen diploma, wat neerkomt op 6% van de alle jongeren in deze leeftijdsgroep (diagram 0.1). Van de 16 t/m 22 jarigen die wél een diploma hebben, beschikken er vier op de tien niet over een startkwalificatie, dat wil zeggen dat ze alleen een diploma hebben van de beroepsgerichte leerweg (voorheen VBO) of gemengde en theoretische leerweg (voorheen MAVO). Dit komt neer op 12% van alle 16 t/m 22 jarigen (diagram 0.1)
Jongeren van 16 t/m 22 jaar (100%)
Nog op school (65%)
Niet meer op school (35%)
Wel een diploma (29%)
Startkwalificatie (17%)
Geen diploma (6%)
Geen startkwalificatie (12%)
Werk Zeven op de tien jongeren van 16 t/m 22 jaar die niet meer op school zitten, hebben werk. Van de jongeren met werk hebben er acht op de tien een vaste baan; dit waren er in 2001 nog zes op de tien. Van de jongeren die niet meer op school zitten en geen werk hebben, staat de helft als werkzoekende ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Jongeren die niet meer op school zitten, geen werk hebben en zonder geldige reden niet ingeschreven staan bij het CWI worden door de gemeente Dordrecht als probleemgroep aangemerkt. Vanwege de kleine absolute aantallen is het echter niet mogelijk op basis van de monitor uitspraken te doen over de omvang van deze groep. Geld Negen op de tien jongeren hebben wekelijkse of maandelijkse inkomsten. Voor de helft van de jongeren betreft dit inkomsten uit een bijbaan en/of geld van ouders en een vijfde ontvangt studiefinanciering. Eén op de tien jongeren heeft, net als in 2001, geen wekelijkse of maandelijkse inkomsten. Gemiddeld hebben jongeren ongeveer 80 euro per week te besteden. Bijna één op de vijf jongeren heeft schulden. Het gaat meestal om een schuld bij ouders, verzorgers, familie (7% van alle jongeren) en, voor jongeren van 18 t/m 22 jaar, om rood staan bij de bank (15% van de jongeren in deze leeftijdsgroep). Zes op de tien jongeren met schulden hebben bij één persoon/bedrijf een schuld, drie op de tien hebben dit bij twee of drie personen/bedrijven. Eén op de vijf jongeren met schulden heeft maximaal een schuld van 50 euro, bij ruim een derde gaat het om een schuld van meer dan 1000 euro. Leefstijl en welbevinden Roken Anno 2003 rookt 15% van de Dordtse jongeren dagelijks en behoort 4% tot de ‘zware’ rokers (rookt dagelijks 20 sigaretten of meer). Het aandeel jongeren dat rookt is vergeleken met de afgelopen jaren wat gedaald (figuur 0.1).
Figuur 0.1 Aandeel jongeren dat rookt, 1999, 2001 en 2003 (in procenten)
40 30 % 20 10 0 dagelijks roken 1999
zwaar roken 2001
2003
Alcohol Zes op de tien jongeren drinken wel eens alcoholhoudende dranken (anders dan Shandy en Malt). De meeste jongeren doen dit met mate. Gemiddeld dronken jongeren die wel eens alcohol drinken de afgelopen vier weken 4,6 keer. Acht op de tien jongeren drinken per keer 1 tot 4 glazen. Een klein deel drinkt relatief frequent (8% in vier weken vaker dan 10 keer) en fors (4% 10 glazen of meer per keer). Het aandeel jongeren dat wel eens drinkt is de afgelopen jaren gelijk gebleven. Wel drinken wat minder jongeren frequent. Drugs Een kwart van de Dordtse jongeren heeft ooit drugs gebruikt en 9% heeft dit de afgelopen vier weken nog gedaan. Meestal betreft dit hasj/wiet (18% wel eens gebruikt), op afstand gevolgd door afslankmiddelen (6%) en XTC (3%). Sinds 1999 is er sprake van een lichte afname van drugsgebruik. Net als in 2001 hebben vier op de tien jongeren wel eens drugs aangeboden gekregen, vooral hasj/wiet (38%) en in mindere mate XTC (13%) en cocaïne (7%). Hasj/wiet kregen jongeren vooral bij vrienden thuis, op straat en op school aangeboden, XTC in een disco of op een houseparty en cocaïne op straat. Gokgedrag Eén op de acht jongeren (12%) heeft het afgelopen jaar wel eens geld in een gokkast of fruitautomaat gegooid, van wie iets minder dan de helft dit de afgelopen maand nog heeft gedaan. Het aandeel jongeren dat wel eens gokt, is vergeleken met twee jaar geleden iets gedaald. Eetgewoonten en gewicht Zeven op de tien jongeren ontbijten iedere dag (16% doet dit slechts één of twee dagen per week) en ruim driekwart eet dagelijks een warme maaltijd (5% één of twee dagen per week). Dit komt overeen met het eetpatroon in 2001. Jongeren eten lang niet elke dag fruit: 37% doet dat slechts één of twee keer per week. Bij 12% van de jongeren is sprake van overgewicht en bij 4% van ernstig overgewicht (obesitas). Eén op de tien jongeren (11%) heeft last van onder-gewicht. Psychosociaal welbevinden Evenals in 2001 is bij een kwart van de jongeren sprake van een indicatie voor psychosociale problemen. Dit betekent niet dat deze jongeren daadwerkelijk problemen hebben, maar dat het vermoeden bestaat dat hiervan sprake zou kunnen zijn. Bijna een kwart van de jongeren
beoordeelt de eigen gezondheid als matig (22%) of slecht (1%) en 5% van de jongeren heeft wel eens een slaap- of kalmeringsmiddel hebben gebruikt. Vier op de tien jongeren maken zich (enigszins) zorgen over de toekomst. Deze percentages komen overeen met die in 2001. Criminaliteit en veiligheid Criminaliteit Bijna vier op de tien jongeren (37%) hebben de afgelopen 12 maanden wel eens een delict gepleegd: 19% uitsluitend een licht delict, 19% (tevens) een zwaar delict. Het aandeel jongeren dat uitsluitend een licht delict heeft gepleegd is wat hoger dan in 2001 (was 13%). Het meest gepleegde delict is meerijden met het openbaar vervoer zonder te betalen: één op de vijf jongeren heeft dit de afgelopen 12 maanden wel eens gedaan. Twee jaar geleden betrof dit nog 7%. Eén op de tien jongeren is wel eens betrokken geweest bij een gevecht en 5% tot 7% heeft wel eens iets gestolen op school, iets gekocht wat gestolen is, bomen of struiken vernield, iets beklad of iets van minder dan 5 euro uit een winkel meegenomen zonder te betalen. Een kwart van de jongeren heeft wel eens iemand gepest. Eén op de acht jongeren (12%) is wel eens betrapt of opgepakt door de politie en 5% is doorverwezen naar bureau Halt. Dit komt vrijwel overeen met de afgelopen jaren. Verreweg de meeste jongeren (meer dan 90%) vinden het heel erg als er iemand zomaar in elkaar geslagen wordt of als een meisje wordt lastig gevallen. Acht op de tien jongeren zeggen het heel erg te vinden als iemand een telefooncel, fiets of iets anders vernielt en zes op de tien vinden winkeldiefstal en het verkopen van softdrugs heel erg. Twee op de tien hebben echter geen moeite met winkeldiefstal en drie op de tien hebben geen moeite met het verkopen van softdrugs. De attitude van jongeren tegenover delicten is in twee jaar vrijwel niet veranderd. (On)veiligheid Ruim een derde van de Dordtse jongeren voelt zich overdag en zes op de tien voelen zich ’s avonds onveilig. Dat betekent dat de lichte daling in onveiligheidsgevoelens die in 2001 was geconstateerd niet verder heeft doorgezet (figuur 0.2). Veel jongeren voelen zich in de eigen woonbuurt onveilig: overdag geldt dat voor één op de zes jongeren en ’s avonds voor drie op de tien. Dit komt overeen met de situatie in 2001. Van de schoolgaande jeugd voelt 6% zich onveilig op school. Figuur 0.2 Aandeel jongeren dat zich wel eens onveilig voelt, 1999, 2001 en 2003 (in procenten)
80 60 % 40 20 0 overdag
's avonds 1999
2001
2003
Bijna de helft van de jongeren (46%) is de afgelopen 12 maanden slachtoffer geweest van een delict, vooral van fietsendiefstal en in wat minder mate van diefstal van spullen, bedreiging en
vernieling van spullen. Vergeleken met twee jaar geleden zijn wat minder jongeren slachtoffer van een delict (was 55%). Drie op de tien jongeren zijn de afgelopen maanden wel eens gepest. In 2001 was dit nog een kwart. Vrienden, vrije tijd en voorzieningen Thuissituatie Bijna zeven op de tien jongeren wonen bij hun ouders of verzorgers, 15% woont in een eenoudergezin en 15% woont zelfstandig, alleen of samen met een partner. Vergeleken met 2001 is het aandeel jongeren dat bij beide ouders woont wat gestegen en het aandeel jongeren in een eenoudergezin wat gedaald. Ruim drie kwart van de jongeren die bij hun ouders wonen, heeft het thuis naar de zin, iets meer dan in 2001. De overigen zeggen het wisselend naar de zin te hebben. De overgrote meerderheid van de jongeren kan -altijd of soms- met hun ouders praten als ze ergens mee zitten (4% kan dit niet) en kan bij problemen thuis bij iemand anders terecht (7% kan dit niet). Vrienden en vriendinnen Net als in 2001 vinden negen op de tien jongeren dat ze voldoende vrienden hebben; één op de tien jongeren is minder tevreden over de omvang van hun vriendenkring. Jongeren gaan meestal om met vrienden van hun eigen leeftijd, 15% heeft vooral oudere vrienden, 5% vooral jongere vrienden. Bijna een kwart van de jongeren gaat ‘heel vaak’ en nog eens 37% ‘af en toe’ om met jongeren uit een andere bevolkingsgroep; vier op de tien doen dit zelden of nooit. Dit komt overeen met de situatie in 2001. Een kwart van de jongeren zou wel meer contact willen hebben met mensen uit een andere bevolkingsgroep, drie op de tien hebben daar geen behoefte aan of zou juist minder contact willen. Anno 2003 gaan jongeren even vaak om met ‘verkeerde vrienden’ (vrienden die roken, drinken en/of drugs gebruiken) als twee jaar geleden. Jongeren ontmoeten hun vrienden voornamelijk thuis, op school en bij vrienden thuis. Deze drie ontmoetingsplaatsen stonden in 2001 ook in de top drie. Eén op de vijf jongeren ontmoet zijn vrienden op straat, bij de sportvereniging of in een café/ discotheek. Vrijetijdsbesteding De helft van de jongeren verveelt zich nooit, 45% doet dit af en toe en 5% heel vaak. Vergeleken met 2001 is het aandeel jongeren dat zich verveelt iets gedaald. Vier op de tien jongeren sporten meerdere keren per week of dagelijks, een derde sport echter vrij weinig (één keer per maand of minder). Het sportgedrag van jongeren is vergeleken met de jaren daarvoor niet veranderd. Bijna de helft van de jongeren is lid van een sportvereniging. Dat is iets meer dan in de afgelopen jaren. Een kwart is lid van een andere vereniging. Bijna een kwart van de jongeren heeft de afgelopen maanden wel eens onbe-taald vrijwilligerswerk gedaan. Bij jongeren die dit niet hebben gedaan is hier wel belangstelling voor: vier op de tien zouden wel eens vrijwilligerswerk willen doen.
Net als in 2001 gaan jongeren vooral ‘uit’ bij vrienden thuis. Daarna worden bioscoop/ theater, feestje/party, discotheek en snackbar het meest genoemd (tussen de 40% en 50%). De coffeeshop en speelhal worden het minst bezocht (3%). Voorzieningen Zes op de tien jongeren maken wel eens gebruik van een overdekt zwembad, de helft van een sportzaal of sporthal en vier op de tien van een sportcomplex of zwembad in de open lucht. Een derde sport wel eens op een onofficieel sportterrein. Vergeleken met twee jaar geleden maken minder jongeren gebruik van een sportcomplex/zwembad in de open lucht en een onofficieel sportterrein. Van de culturele voorzieningen is de bioscoop het meest populair. Ruim drie kwart van de jongeren is hier in de afgelopen 12 maanden wel eens geweest. Daarna volgen de discotheek (51%) en de schouwburg (44%). Deze drie voor-zieningen werden ook in de afgelopen jaren door de meeste jongeren bezocht. Het aandeel jongeren met een Cultureel Jongeren Paspoort is vergeleken met 1999 en 2001 fors gedaald (van bijna een kwart naar 15%). Ook het aandeel jongeren met een Museumjaarkaart is verder gedaald, van 9% in 1999 naar 5% in 2001 en 3% in 2003. Ruim de helft van de jongeren is lid van de bibliotheek, iets minder dan in de afgelopen jaren. Het aandeel jongeren dat les heeft gehad of een cursus heeft gevolgd bij de muziekschool is iets gestegen (van 10% in 2001 naar 14% in 2003), terwijl het aandeel jongeren dat bij dit bij een creativiteitscentrum heeft gedaan gelijk is gebleven (11%). Net als in 2001 heeft bijna één op de vijf jongeren de afgelopen 12 maanden een buurthuis of wijkcentrum bezocht. Het Leger des Heils, Bureau Halt en de Kindertelefoon zijn bij jongeren het meest bekend: meer dan 80% kent deze hulpinstellingen. Ook Bureau Slachtofferhulp is redelijk bekend (bij 64%). Het Boumanhuis en Bureau Schuldhulpverlening genieten de minste bekendheid (bekend bij een vijfde van de jongeren). Vergeleken met 2001 is een wat lager aandeel jongeren bekend met het Jongeren Informatie Punt (JIP) en Bureau Jeugdzorg. Het aandeel jongeren dat van hulpinstellingen gebruik heeft gemaakt ligt tussen de 1% en 6%. Jongeren hebben nog het meest gebruik gemaakt van Maat-schappelijk werk op School, Bureau Jeugdzorg, JIP en Bureau Halt. Bijna zes op de tien jongeren (58%) vinden dat er in hun buurt en 37% dat er in Dordrecht niet genoeg te doen is voor jongeren van hun leeftijd. Deze percentages zijn iets hoger dan in 2001 (figuur 0.3). Bijna de helft van de jongeren mist dingen in hun buurt, vooral een plek waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten, een goede plek om te voetballen en speelplekken voor (kleine) kinderen. Vier op de tien jongeren missen dingen in Dordrecht. Dit betreft vooral uitgaansgelegenheden, een ‘fatsoenlijke’ bioscoop en een gezellige discotheek.
Figuur 0.3 Aandeel jongeren dat vindt dat er niet genoeg te doen is in de buurt en in Dordrecht, 2003 (in procenten)
80 60 % 40 20 0 in de buurt 1999
in Dordrecht 2001
2003
Interactie met de gemeente Volgens drie op de tien jongeren doet de gemeente niet genoeg voor jongeren, vier op de tien geeft het oordeel ‘gaat wel’ en één op de tien vindt dat de gemeente genoeg doet. Dit is vergelijkbaar met twee jaar geleden. Bijna drie kwart van de jongeren is van mening dat de gemeente bij beslissingen die met jongeren te maken hebben, meer rekening moet houden met de wensen van jongeren. Twee derde meent dat jongeren meer betrokken moeten woorden bij beslissingen van de gemeente. Dit komt overeen met het beeld van twee jaar geleden. Groepen jongeren Leeftijdsgroepen Er zijn geen verschillen tussen de leeftijdsgroepen in welbevinden op school. Wel spijbelen 18 t/m 22 jarigen wat vaker dan 12 t/m 17 jarigen. De oudere leeftijdsgroep heeft vaker een bijbaantje, vaker vaste inkomsten, maar ook vaker schulden dan de jongere leeftijdsgroep. Jongeren van 18 t/m 22 jaar hebben een ongezondere leefstijl dan jongeren van 12 t/m 17 jaar. Ze roken en drinken vaker en hebben vaker wel eens drugs gebruikt. Ook ontbijten ze wat minder geregeld en eten ze minder vaak een warme maaltijd; bij deze groep is vaker sprake van overgewicht. Op het terrein van criminaliteit en veiligheid zijn er weinig verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Jongeren van 12 t/m 17 jaar zijn wat vaker betrapt of opgepakt door de politie. Verder hebben ze wat vaker iemand gepest en zijn ook zelf wat vaker gepest dan jongeren van 18 t/m 22 jaar. Dit verschil wordt deels verklaard door het feit dat pesten wat vaker op school voorkomt. Jongeren van 12 t/m 17 jaar voelen zich ten slotte wat onveiliger op school. Kijken we naar de vriendenkring dan zijn wat meer 12 t/m 17 jarigen dan 18 t/m 22 jarigen hier tevreden over. Zij gaan ook wat vaker om met vrienden van een andere etniciteit en ontmoeten hun vrienden wat vaker op school en op straat. De ‘oudere’ jongeren ontmoeten hun vrienden wat vaker thuis, bij vrienden thuis of in de discotheek of het café. Wat betreft de vrijetijdsbesteding zijn er enkele verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Jongeren van 12 t/m 17 jaar sporten vaker, zijn vaker lid van een sportvereniging en maken vaker gebruik van sportvoorzieningen. Verder hebben ze vaker een Cultureel Jongeren Paspoort, zijn ze vaker lid van de bibliotheek en hebben ze vaker les gehad of een cursus gevolgd bij een muziekschool of creativiteitscentrum.
Jongeren van 12 t/m 17 jaar missen wat vaker dingen in hun buurt, terwijl jongeren van 18 t/m 22 jaar vaker vinden dat er in Dordrecht niet genoeg voor hen te doen is. Jongens en meisjes Er zijn enkele verschillen in schoolverzuim tussen jongens en meisjes. Meisjes blijven wat vaker ziek thuis, jongens spijbelen wat vaker. Jongens en meisjes hebben even vaak een bijbaantje, een vast inkomen en schulden. Jongens drinken vaker en meer alcohol dan meisjes, hebben vaker recent drugs gebruikt en gokken wat vaker. Het eetpatroon van jongens en meisjes verschilt niet. Wel is er bij meisjes van 12 t/m 17 jaar relatief vaak sprake van onder-gewicht en bij meisjes van 18 t/m 22 jaar van extreem overgewicht. Jongens van 18 t/m 22 jaar zijn wat vaker ‘gewoon’ te zwaar. Verder is er bij meisjes vaker sprake van een indicatie voor psychosociale problemen. Het aandeel meisjes dat de afgelopen 12 maanden een delict heeft gepleegd is vergeleken met 2001 sterk gestegen (van 25% in 2001 naar 35% in 2003) en verschilt niet meer van het aandeel jongens. Wél plegen jongens vaker een zwaar delict, zijn ze vaker door de politie betrapt of opgepakt en vaker doorgestuurd naar bureau Halt. Meisjes voelen zich vaker onveilig dan jongens, zowel overdag als ’s avonds. Het aandeel meisjes dat zich ’s avonds wel eens onveilig voelt is vergeleken met 2001 fors gestegen (van 67% naar 78%). Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen jongens en meisjes in (beleving van) hun vriendenkring en de plaatsen waar ze hun vrienden ontmoeten. Jongens sporten wat meer dan meisjes, zijn vaker lid van een sportvereniging en maken meer gebruik van sportvoorzieningen. Meisjes zijn wat vaker lid van de bibliotheek. Voor het overige zijn er geen verschillen tussen jongens en meisjes in het gebruik van culturele voorzieningen. Meisjes zijn minder tevreden dan jongens over wat er in hun buurt voor hen te doen is. In hun mening over wat er in Dordrecht voor hen te doen is verschillen jongens en meisjes niet. Etnische groepen Schoolverzuim komt wat vaker voor onder allochtone jongeren dan onder au-tochtone jongeren. Zij blijven wat vaker ziek thuis en komen vaker te laat op school. Vooral Antilliaanse en Turkse jongeren blijven vaker ziek thuis. Verder is het aandeel Turkse jongeren dat te laat komt het hoogst en komt spijbelen onder deze groep het vaakst voor. Turkse jongeren hebben ook een wat lagere score op schoolplezier. Allochtone jongeren hebben minder vaak een bijbaantje en een vast inkomen dan autochtone jongeren. Tegelijkertijd hebben allochtone jongeren vaker en gemiddeld hogere schulden dan autochtone jongeren. Twee etnische groepen vallen hierbij extra op. Antilliaanse en Turkse jongeren hebben het vaakst geen bijbaantje en Turkse jongeren hebben het vaakst geen vast inkomen. Antilliaanse jongeren hebben het vaakst schulden. Allochtone jongeren drinken minder vaak alcohol dan autochtone jongeren en hebben minder vaak wel eens drugs gebruikt. Dat geldt vooral voor Turkse en Marokkaanse jongeren. De laatste groep rookt ook wat minder. Wat betreft eetpatroon en gewicht valt vooral de Antilliaanse groep in negatieve zin op. Antilliaanse jongeren ontbijten minder frequent, eten minder frequent een warme maaltijd en eten minder vaak fruit. Bij deze groep is bovendien vaker sprake van (ernstig) overgewicht. Verder is er bij Antilliaanse en Turkse jongeren vaker sprake van een indicatie voor psychosociale problemen.
Tussen autochtone en allochtone jongeren zijn geen noemenswaardige verschillen wat betreft het plegen van delicten. Wel zijn Surinaamse en Antilliaanse jongeren wat vaker opgepakt door de politie en zijn Surinaamse jongeren vaker doorverwezen naar Halt. Wat betreft veiligheidsgevoelens zien we dat meer autochtone dan allochtone jongeren zich in het algemeen onveilig voelen. Turkse jongeren voelen zich wat vaker onveilig op school. De thuissituatie van autochtone en allochtone jongeren verschilt. Nederlandse jongeren wonen vaker bij beide ouders dan de overige etnische groepen. Surinaamse en Antilliaanse jongeren wonen vaker in een eenoudergezin, Antilliaanse jongeren wonen bovendien vaker zelfstandig. Minder Turkse en Antilliaanse jongeren hebben het altijd naar de zin thuis. Bij problemen thuis kunnen zij ook het vaakst nergens terecht. Wat betreft de vriendenkring zijn er nauwelijks verschillen tussen autochtone en allochtone jongeren. Wél gaan allochtone jongeren wat vaker om met jongeren van een andere etniciteit en staan hier vaker positief tegenover dan autochtone jongeren. Ook hebben ze minder ‘verkeerde’ vrienden. Marokkaanse jongeren staan het meest positief tegenover een ‘gemengde’ vriendenkring en hebben het minst vaak ‘verkeerde’ vrienden. Allochtone jongeren ontmoeten hun vrienden wat vaker op straat en in het buurthuis of wijkcentrum dan autochtone jongeren. Nederlandse en Surinaamse jongeren zien hun vrienden wat vaker in het café of de discotheek en op de sportvereniging dan de overige etnische groepen. Er is een aantal verschillen in vrijetijdsbesteding tussen autochtone en allochtone jongeren. Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse jongeren sporten minder en zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Ook maken allochtone jongeren minder vaak gebruik van sportvoorzieningen met uitzondering van een onofficieel sportterrein; dat geldt vooral voor Antilliaanse jongeren. Verder zijn Turkse en Marokkaanse jongeren minder vaak lid van een andere vereniging. Antilliaanse jongeren bezoeken culturele voorzieningen minder vaak dan de overige etnische groepen. Ze zijn ook minder vaak lid van de bibliotheek en lezen in hun vrije tijd minder vaak een boek of krant. Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen de etnische groepen in hun mening of er voor hen genoeg te doen is in hun buurt en in Dordrecht. Kerngegevens per wijk Samenstelling bevolking Wanneer we kijken naar de groep 12 t/m 22 jarigen dan woont er in de Binnenstad verhoudingsgewijs het hoogste aandeel 18 t/m 22 jarigen (57%) en in Stadspolders het laagste aandeel (35%). Het aandeel jongens en meisjes verschilt nauwelijks tussen de wijken. Allochtone jongeren (meer dan 40%) vinden we vooral in Noordflank, Oud-Krispijn, de Staart en Crabbehof/ Zuidhoven. In Dubbeldam wonen vrijwel geen allochtone jongeren (slechts 4%). Wijken waar het goed gaat Met de jongeren in Dubbeldam, Sterrenburg en Het Reeland gaat het over het geheel genomen goed. Deze wijken scoren boven of rond het gemiddelde van heel Dordrecht op de meeste kerngegevens. Sterrenburg scoort het beste wat betreft het welbevinden van jongeren, de thuissituatie en het aandeel jongeren dat zich verveelt. Het Reeland en Dubbeldam hebben de beste scores wat betreft de ervaren veiligheid. Ook scoren deze wijken goed op de kerngegevens voor participatie. Wél is het alcoholgebruik onder jongeren in deze wijken relatief hoog. Voor Het Reeland geldt dat tevens voor het aandeel jongeren dat gokt. In Dubbeldam is daarnaast het aandeel jongeren dat een licht delict heeft gepleegd relatief hoog.
Wijken waar het minder goed gaat Met de jongeren in de Staart, Wielwijk en Oud- en Nieuw-Krispijn gaat het over de hele linie minder goed. Wat betreft de Staart en Wielwijk zijn vooral de scores op welbevinden, thuissituatie, vrienden en participatie relatief laag. Relatief veel jongeren uit deze wijken hebben een indicatie voor psychosociale problemen, hebben te kampen met overgewicht en maken zich zorgen over de toekomst. Het aandeel jongeren dat het thuis naar de zin heeft in deze wijken het laagst en relatief veel jongeren geven aan bij problemen thuis naar niemand toe te kunnen en niet genoeg vrienden te hebben. Ook is het aandeel jongeren dat zich verveelt in deze wijken het hoogst en zijn relatief weinig jongeren lid van verenigingen en de bibliotheek. Het aandeel jongeren met een bijbaantje en met een vast inkomen is in deze wijken het laagst; in de Staart heeft een relatief groot aandeel jongeren schulden. Ten slotte is het aandeel jongeren dat een zwaar delict heeft gepleegd het hoogst in de Staart. Positief zijn in Wielwijk het lage alcoholgebruik en het lage aandeel jongeren dat een delict heeft gepleegd. In Oud- en Nieuw-Krispijn is vooral de (ervaren) veiligheid een aandachtspunt. Het aandeel jongeren dat zich onveilig voelt is in deze wijken veruit het hoogst. Dit komt overeen met de uitkomsten van de monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2003. Hoewel het aandeel jongeren dat een delict heeft gepleegd in deze wijken rond het gemiddelde ligt, is het aandeel jongeren dat opgepakt is door de politie en dat doorverwezen is naar Halt het hoogst. Verder is er in beide wijken sprake van relatief veel jongeren met overgewicht. Nieuw-Krispijn scoort ook wat minder goed wat betreft indicatie voor psychosociale problemen. Jongeren uit Oud-Krispijn sporten relatief weinig en zijn het minst vaak lid van de bibliotheek. Jongeren uit de Staart en Nieuw-Krispijn ten slotte, zeggen het vaakst dat er in hun buurt voor hen niet genoeg te doen is. Wijken die er tussenin zitten De Binnenstad, Noordflank, Crabbehof/Zuidhoven en Stadspolders zijn wijken die op de meeste kerngegevens rond het gemiddelde scoren. Elke wijk heeft specifieke aandachtspunten. In de Binnenstad en Noordflank is het aandeel jongeren dat spijbelt vrij hoog (vooral in Noordflank), hebben relatief veel jongeren schulden (vooral in de Binnenstad) en hebben relatief veel jongeren een (licht) delict gepleegd. Het aandeel jongeren dat wel eens alcohol drinkt is in de Binnenstad het hoogst. Dit is deels te verklaren door het hoge aandeel 18 t/m 22 jarigen dat daar woont. In positieve zin valt de Binnenstad op door het lage aandeel jongeren dat vindt dat er in hun buurt niet genoeg voor hen te doen is. In Crabbehof/Zuidhoven zijn vooral de thuissituatie van jongeren en hun sociale participatie aandachtspunten. In deze wijk sporten relatief weinig jongeren en zijn relatief weinig jongeren lid van de bibliotheek. Wél scoort Crabbehof/ Zuidhoven het meest positief wat betreft spijbelgedrag en welbevinden op school. Stadspolders ten slotte scoort op vrijwel alle kerngegevens gemiddeld.
Tabel 0.1
Kerngegevens per wijk, Bin samenstelling bevolking 57 % 18 t/m 22 jaar 50 % meisjes 15 % allochtonen
2003 Nf
OK
NK
HR
St
Ww
CZ
Sb
Dd
Sp
D
48 49 47
52 50 50
45 53 35
46 51 21
50 52 43
53 52 47
60 52 43
44 48 18
41 47 3
35 47 12
46 49 26
27 6,5
41 6,5
24 6,4
19 6,4
17 6,4
16 6,5
21 6,4
13 6,7
16 6,2
19 6,4
18 6,1
20 6,3
38
30
19
29
32
21
22
33
46
44
33
34
% zonder wekelijkse of maandelijkse inkomsten
7
12
14
10
10
19
16
10
10
8
3
10
% met schulden leefstijl en welbevinden % dagelijks rookt % alcohol drinkt % ooit drugs heeft gebruikt % het afgelopen jaar wel eens heeft gegokt % slechts 1 of 2 dagen ontbijt
36
25
20
23
16
25
13
23
12
22
16
18
13 71 25 13
15 56 32 14
11 55 17 10
21 49 30 11
19 68 22 25
16 54 29 6
17 40 21 9
18 58 28 12
12 64 27 7
10 69 25 12
20 59 21 12
15 60 24 12
16
24
22
19
10
11
26
22
13
12
13
16
% met indicatie voor psychosociale problemen % goede ervaren gezondheid % met (ernstig) overgewicht % (enigszins) zorgen over de toekomst criminaliteit en veiligheid % uitsluitend licht delict % (tevens) zwaar delict % betrapt/opgepakt door politie % doorverwezen naar Halt
24
28
29
38
28
39
35
34
21
25
19
26
76 20 42
70 14 47
80 22 43
67 24 44
73 10 34
69 22 56
79 22 56
79 18 42
84 11 38
83 11 41
73 17 34
77 16 41
26 19 14 2
32 17 9 3
16 17 17 9
18 15 18 13
16 17 16 7
11 28 14 6
13 9 11 2
12 16 14 4
23 16 8 1
28 11 8 4
19 22 12 5
19 18 12 5
% voelt zich overdag onveilig in eigen woonbuurt % voelt zich ’s avonds onveilig in eigen woonbuurt vrienden, vrije tijd en voorzieningen % thuis naar zin indicatorscore sfeer thuis % naar niemand toe kunnen bij problemen thuis
20
19
29
34
6
14
21
21
15
7
13
17
27
30
49
49
13
22
33
29
28
19
24
29
70 8,4 4
72 8,7 7
79 8,5 7
71 8,3 7
73 8,6 3
65 8,3 13
65 8,3 13
67 8,3 15
82 8,7 7
78 8,5 3
78 8,6 4
77 8,6 7
% niet genoeg vrienden
18
10
15
18
9
19
19
16
11
12
9
13
% zich vaak/af en toe verveelt
47
56
58
59
52
61
66
59
36
48
48
50
% 1x per maand of minder sport
39
38
45
35
21
37
30
41
23
23
37
32
% lid sportvereniging % lid andere vereniging
41 29
45 24
31 17
37 22
53 22
39 19
33 7
33 25
59 24
66 36
45 32
47 25
% lid bibliotheek % cursus muziekschool % cursus creativiteitscentrum
54 16 14
56 17 10
36 19 4
44 13 13
64 10 11
41 8 8
38 8 9
41 12 10
58 19 7
64 20 14
56 9 16
53 15 11
% niet genoeg te doen in buurt
42
53
55
67
54
67
58
59
56
58
54
58
school, werk en geld % wel eens gespijbeld indicator score welbevinden op school % met een bijbaantje
Toelichting per kerngegeven zijn de twee meest negatieve scores rood en de twee meest positieve scores blauw gemaakt Bin=Binnenstad, Nf=Noordflank, OK=Oud-Krispijn, NK=Nieuw-Krispijn, HR=Het Reeland, St=Staart, Ww=Wielwijk, C/Z= Crabbehof/Zuidhoven, Sb=Sterrenburg, Dd=Dubbeldam, Sp=Stadspolders, D=Dordrecht
Ontwikkelingen De belangrijkste ontwikkelingen sinds 2001 worden hierna nog eens puntsgewijs genoemd. Positieve ontwikkelingen • Spijbelen is licht gedaald. • Roken en gokken zijn licht afgenomen; er is een dalende trend in drugsgebruik. • Minder jongeren vervelen zich. • Meer jongeren zijn lid van een sportvereniging. Negatieve ontwikkelingen • Minder jongeren hebben een bijbaantje. • Meer jongeren hebben een licht delict gepleegd. Dit heeft vooral te maken met een toename van het zwartrijden. De toename van het aandeel jongeren dat een licht delict heeft gepleegd komt vooral op het conto van meisjes. • Meer meisjes voelen zich overdag en ’s avonds onveilig. • Minder jongeren zijn lid van de bibliotheek. • Meer jongeren vinden dat er in hun buurt en in Dordrecht niet genoeg voor hen te doen is. Realisatie GSB-doelen Evenals twee jaar geleden wordt ook in deze Jongerenmonitor gekeken in hoeverre de gemeentelijke streefdoelen van het Grotestedenbeleid voor het jaar 2004 bereikt zijn. Hierna wordt per streefdoel de stand van zaken geschetst. Streefdoel: 60% van de jeugd (12-17 jaar) voelt zich veilig Tabel 0.2 Percentage jongeren met het antwoord ‘niet mee eens of oneens’, ‘mee oneens’ of ‘helemaal mee oneens’ op de vraag of zij zich wel eens onveilig voelen 2003 2001 1999 overdag ’s avonds overdag ’s avonds overdag ‘s avonds 12 t/m 17 jaar 67% 40% 70% 47% 60% 39% 18 t/m 22 jaar 64% 35% 62% 35% 59% 33% 12 t/m 22 jaar 65% 38% 66% 42% 60% 36%
Wat betreft de veiligheidsgevoelens zien we, evenals twee jaar geleden dat wat betreft de situatie overdag het streefdoel voor 2004 ruim bereikt is. De situatie ’s avonds is hier echter nog ver van verwijderd. Streefdoel: wapenbezit onder Dordtse scholieren is gedaald naar 5% Tabel 0.3
Percentage jongeren dat zegt de afgelopen 12 maanden wel eens een wapen bij zich gedragen te hebben. 2003 2001 1999 12 t/m 22 jaar 4% 5% 7%
Dit streefdoel was in 2001 al bereikt; dit is twee jaar later niet veranderd. Streefdoel: 75% jeugd is tevreden over ruimte in de buurt Tabel 0.4 Percentage jongeren met het antwoord ‘ja’ of ‘gaat wel’ op de vraag of er in hun buurt genoeg te doen is voor jongeren van hun leeftijd 2003 2001 1999 12 t/m 22 jaar 42% 47% 40%
De situatie in 2003 ligt nog even ver verwijderd van het streefdoel als in 2001. Streefdoel: 75% jeugd is positief over uitgaansvoorzieningen in de stad
Tabel 0.5 Percentage jongeren met het antwoord ‘ja’of ‘gaat wel’ op de vraag of er in Dordrecht genoeg te doen is voor jongeren van hun leeftijd 2003 2001 1999 12 t/m 17 jaar 71% 75% 57% 18 t/m 22 jaar 57% 64% 50% 12 t/m 22 jaar 63% 70% 54%
De situatie wijkt vooral wat betreft de 18 t/m 22 jarigen nog af van het streefdoel. Conclusies Het beeld dat uit de Jongerenmonitor naar voren komt lijkt in grote lijnen op dat van de afgelopen jaren. De belangrijkste conclusies en aandachtspunten worden hierna kort samengevat. Spijbelen en voortijdig schoolverlaten Op het terrein van onderwijs kan een aantal positieve zaken genoemd worden. Er wordt door minder jongeren gespijbeld en het aandeel schoolverlaters zonder diploma lijkt beperkt. Kijken we echter tevens naar schoolverlaters zonder startkwalificatie, dan heeft toch nog bijna een vijfde van de Dordtse 16 t/m 22 jarigen geen diploma of startkwalificatie. Deze jongeren lopen een grotere kans geen (vast) werk te vinden en in tijden van recessie hun baan te verliezen. Aandacht voor deze groep blijft dus gewenst. Sluitende aanpak Een sluitende aanpak voor jongeren is één van de speerpunten van het gemeentelijke beleid. Schoolverlaters die geen werk hebben en zonder geldige reden, zoals een vervolgopleiding, niet bij het CWI staan ingeschreven worden beschouwd als een probleemgroep die kans loopt in de marge van de samenleving terecht te komen. Op basis van de Jongerenmonitor blijkt het echter niet mogelijk een schatting te maken van de omvang van deze groep Voor het in beeld brengen van deze groep is een andere aanpak nodig dan een schriftelijke enquête. Een specifiek op deze probleemgroep gericht onderzoek is dan ook aan te bevelen. Schulden Veel jongeren hebben schulden. Voor een deel gaat dit om kleine bedragen. Er is echter ook een groep jongeren met meer dan 1000 euro schuld. Dit is een duidelijk aandachtspunt, wat ook door de gemeente al als speerpunt voor beleid is genoemd. Het is dan ook van belang dit onderwerp te blijven monitoren. Leefstijl Er is een licht positieve ontwikkeling geconstateerd wat betreft roken, gokken en drugsgebruik van jongeren. Wel is het aandeel jongeren dat dagelijks rookt nog fors (15%). Het alcoholgebruik is niet veranderd, evenals het eetpatroon. Veel jongeren eten nauwelijks fruit, terwijl op school veel jongeren wel eens junkfood eten. Bijna een vijfde van de Dordtse jongeren heeft last van (ernstig) overgewicht. Het sportgedrag is niet veranderd: een derde van de jongeren sport nauwelijks. Op het terrein van de leefstijl van jongeren lijkt dus nog winst te behalen. Psychosociale problemen Bij een groot aandeel jongeren is sprake van een vermoeden van psychosociale problemen. Uit onderzoek van het SGB onder hulpverleningsinstanties1 komt naar voren dat er vooral voor jongeren van 18 jaar en ouder minder is op het gebied van signalering van psychosociale problemen en dat het hulpaanbod voor deze groep vrijblijvend is. Ook dreigen jongeren met 1
Soffers, I. Notitie inventarisatie signalering van jongeren met psychosociale problemen. Dordrecht: SGB, 2004.
psychosociale problemen die weinig opvallend gedrag vertonen en niet zelf naar de hulpverlening stappen buiten de boot te vallen. Dit is bij het signaleren van jongeren met psychosociale problemen een belangrijk aandachtspunt. Veiligheid Een groot deel van de jongeren voelt zich overdag en ’s avonds wel eens onveilig. Hierin is geen verbetering opgetreden vergeleken met twee jaar geleden; de licht positieve ontwikkeling die zich op dit terrein tussen 1999 en 2001 voordeed, heeft zich niet verder doorgezet. Veiligheid blijft dan ook een belangrijk aandachtspunt. Een klein deel van de schoolgaande jeugd voelt zich onveilig op school. Ook pesten en gepest worden komt op school veel voor. Veiligheid op school staat al op de beleidsagenda van de gemeente. Aandacht voor pesten is hierbij gewenst. Vrijetijdsbesteding Jongeren vervelen zich wat minder dan twee jaar geleden. In hun vrijetijdsbesteding is nauwelijks iets veranderd. Nog steeds vinden veel jongeren dat er in hun buurt niet genoeg te doen is (58%) en ook het aandeel jongeren dat van mening is dat er in Dordrecht niet genoeg te doen is, is fors (37%). Hierin is vergeleken met twee jaar geleden geen verbetering opgetreden. Het streefdoel van de gemeente, dat 75% van de jongeren positief is over de ‘ruimte in de buurt’ en over ‘uitgaan in de Binnenstad’, is hiermee nog steeds niet bereikt. Een adequaat voorzieningenaanbod voor jongeren is een speerpunt van het gemeentelijke beleid. Duidelijk is dat dit wat de jongeren betreft nog verbetering behoeft. Hierbij vinden veel jongeren het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met hun wensen. Doelgroepen Meisjes zijn een aandachtsgroep wat betreft gewicht en indicatie voor psychosociale problematiek. Ook de toegenomen gevoelens van onveiligheid bij deze groep behoeven aandacht. Van de etnische groepen springen vooral Turkse en Antilliaanse jongeren er op diverse terreinen in negatieve zin uit. Beide groepen scoren op schoolverzuim, de kans op psychosociale problemen, de thuissituatie en sociale participatie minder gunstig. Turkse jongeren hebben ook wat vaker geen vast inkomen. Bij Antilliaanse jongeren zijn daarnaast de schuldenproblematiek en het eetpatroon aandachtspunten. Naar verwachting betreft het hier veelal een samenhangende problematiek. Wijken De wijken die op basis van de Jongerenmonitor aandacht behoeven, komen ook uit andere monitoren als kwetsbaar naar voren: de Staart, Wielwijk en Oud- en Nieuw-Krispijn. Met het project Communities that Care wordt in de Staart een start gemaakt met een structurele en geïntegreerde aanpak van de jongeren-problematiek in deze wijk. Dit kan op termijn mogelijk ook voor de andere wijken als voorbeeld dienen. Ten slotte De Jongerenmonitor is een instrument waarmee op een breed terrein ontwikkelingen en trends kunnen worden vastgesteld. De monitor heeft vooral een signaalfunctie. Om daadwerkelijk inzicht te krijgen in bepaalde thema’s dient nader onderzoek plaats te vinden. Verder dient opgemerkt te worden dat met de monitor specifieke ‘probleem-groepen’ jongeren, zoals dak- en thuisloze jongeren, verslaafden en jongeren met psychische problemen, minder goed worden bereikt. Voor inzicht in de situatie van deze specifieke doelgroepen is een andere aanpak vereist.