SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Achtergrond Het Centrale Plateau, ongeveer 94.000 km2 groot, is het dichtst bevolkte gebied van Burkina Faso. Landbouw is de belangrijkste bron van bestaan. Van oudsher maken de boeren gebruik van traditionele landbouwmethoden; moderne landbouwtechnieken ziet men nauwelijks. De boerenbedrijven zijn bijna allemaal kleine familie bedrijven. De belangrijkste productie factoren zijn land, arbeid en regenval. Het onzekere karakter van de regenval maakt de landbouw productie onzeker en de voedselvoorziening kwetsbaar. De belangrijkste voedselgewassen zijn sorghum en gierst (millet). In bescheiden mate worden ook handelsgewassen voor verkoop verbouwd, o.a. pinda’s. Tot aan de jaren 1970 was het Centrale Plateau zelfvoorzienend in de voedselproductie. Sindsdien is de situatie achteruitgegaan. Gemiddeld is er op het Centrale Plateau nu een jaarlijks tekort van 24,6% van de gewenste voedsel productie. Verschillende oorzaken zijn de oorzaak van deze zorgwekkende achteruitgang: door de demografische groei is steeds minder vruchtbaar land beschikbaar, bovendien raken de bodems uitgeput door te intensief landgebruik. Traditionele methoden van braakligging worden steeds minder toegepast. Perioden van braakligging worden korter of verdwijnen helemaal. Hierdoor neemt de bodemvruchtbaarheid af, en dalen de oogst opbrengsten. In het kielzog van de groene revolutie, die in de jaren 1970 in Azië zo succesvol is geweest bij de invoering van nieuwe hybride variëteiten van rijst (‘high yielding varities’), hebben internationale landbouworganisaties1 zich ingespannen om ook voor gewassen als sorghum en millet nieuwe ‘hoge opbrengst variëteiten’ te ontwikkelen. Evenals bij de rijst teelt het geval was, zouden kunstmest en ziektebestrijdingsmiddelen toegepast kunnen worden. Het was de verwachting, dat door invoering van zulke nieuwe variëteiten en landbouwmethoden de oogstopbrengsten aanzienlijk opgevoerd zouden kunnen worden. De inspanningen hebben in Afrika niet tot succes geleid. Als reactie op de teleurstellende resultaten van deze inspanningen, waarin door de internationale gemeenschap veel geïnvesteerd was, werd het roer omgegooid. De opvattingen van ‘Low External Inputs Agriculture’ kregen vaste voet aan de grond. Het landbouwonderzoek ging zich steeds meer richten op alternatieve manieren om bestaande locale methoden van landgebruik te verbeteren, b.v. 1
B.v. ICRISAT (International Crop Research Institute for Semi-Arid Tropics), SAFGRAD (SemiArid Food Grain Research and Development)
door braakligging, geschikte gewas rotaties, gebruik van organische mest, constructie van stenen of aarden muurtjes (stone bunds) om de infiltratie van water in de bodem te verbeteren, en toepassing van zaï2; toepassing van externe inputs zoals kunstmest werd tot een minimum beperkt. Gedurende de jaren 1980 en 1990 hebben de nationale landbouwinstituten, evenals nietgouvernementele organisaties, veel geïnvesteerd in deze alternatieve methoden van ‘low external inputs’. Hoewel sommige methoden, zoals ‘stone bunds’ en zaï, in die jaren op het Centrale Plateau in Burkina Faso op grote schaal zijn toegepast, begint men toch steeds meer tot de overtuiging te komen, dat zulke alternatieve methoden alleen, d.w.z. zonder gebruik te maken van grotere doses externe inputs, geen adequaat antwoord kunnen geven op de landbouw crisis op het Centrale Plateau. Het is de mening van vele deskundigen, dat een doorbraak alleen gerealiseerd kan worden door een combinatie van het gebruik van externe inputs en van toepassing van verbeterde lokale methoden van landgebruik. Deze mening wordt gedeeld door de auteur van dit proefschrift, zoals al uit de titel van zijn proefschrift blijkt (Landbouw intensivering op het Centrale Plateau in Burkina Faso: een analyse van de mogelijkheden van nieuwe technologieën) In Burkina Faso zijn in de loop der jaren door onderzoekers van het nationale landbouw onderzoeksinstituut INERA3 in samenwerking met internationale onderzoeksinstituten veel ‘veelbelovende’ landbouwtechnieken ontwikkeld. Voorlichting’s afdelingen van Ministeries, niet-gouvernementele organisaties en boeren organisaties hebben vervolgens geprobeerd deze methoden onder de aandacht van de boeren te brengen. Verschillende projecten en programma’s zijn gelanceerd om de nieuwe technieken in te voeren op het Centrale Plateau , maar de resultaten zijn teleurstellend geweest. Het is nauwelijks gelukt om de ontwikkelde ‘veelbelovende’ technieken te implementeren in de praktijk. De maatregelen, die de invoering hadden moeten begeleiden waren niet adequaat. Er was meestal niet voldoende aandacht voor de complexiteit van de landbouw systemen op het Centrale Plateau. Deze teleurstellende resultaten zijn voor de auteur van het proefschrift, die sinds vele jaren als landbouw econoom werkzaam is bij INERA, de belangrijkste reden geweest om zijn promotie onderzoek uit te voeren. Wat kan men verwachten van deze ‘veelbelovende’ technieken voor de landbouwontwikkeling op het Centrale Plateau en welke maatregelen moeten genomen worden opdat het voor de boeren en hun gezinnen mogelijk en aantrekkelijk wordt om de methoden in te voeren? Dat zijn de vragen, waar het in dit proefschrift om gaat.
2
zaï is een traditionele methode, waarbij gaten in de grond gegraven worden, 10 à 15 cm diep, die opgevuld worden met organische mest. In het begin van het groeiseizoen worden zaden toegevoegd. Zaï is erg arbeidintensief, maar het werk kan uitgevoerd worden in het droge seizoen, wanneer arbeid beschikbaar is. 3 Institut National d’Environnement et de Recherches Agricoles
318
Samenvatting en Conclusies
Aanpak Het promotie onderzoek berust op drie pijlers: I.
een studie en recapitulatie van zeventien ‘veelbelovende’ landbouwtechnieken, die op landbouwkundige proefstations en op boeren bedrijven uitvoerig zijn uitgetest. Het gaat om lokale en nieuwe variëteiten van sorghum, millet en niébé (cow peas), gecombineerd met verschillende verbeterde locale methoden van landgebruik , b.v. toepassing van stone bunds, van zaï,van lage dosis kunstmest, hoge dosis kunstmest etc. Voorbeelden zijn: - sorghum met toepassing van stone bunds - sorghum met toepassing van stone bunds en 2,5 ton organische mest per hectare - sorghum met toepassing van zaï en 10 ton organische mest per hectare etc. De studie van deze landbouwtechnieken omvatte de analyse van hectare opbrengsten, van benodigde arbeid per hectare voor de verschillende landbouw activiteiten, kosten etc.
II.
een recapitulatie en analyse van de gegevens van uitgebreide dorps studies in twee dorpen op het Centrale Plateau, Donsin en Thiougou. Donsin is representatief voor het Noordelijk deel van het Centrale Plateau, Thiougou voor het zuidelijke deel. Sinds 1990 worden de landbouwsystemen en de strategieën van de boeren in deze twee dorpen nauw gevolgd door INERA. In het landbouwseizoenen 1992/1993 en 1993/1994 werden door INERA-teams uitvoerige dorpsstudies verricht in de twee dorpen. De auteur van het proefschrift was hier intensief bij betrokken. In 1999/2000 werden gegevens geactualiseerd. De dorpsstudies omvatten classificatie van drie categorieën van boeren huishoudens (‘rijk’, gemiddeld, arm; op grond van welomschreven criteria), en veel gegevens over de sociale organisatie in de dorpen, verdeling van land, landgebruik, hectare opbrengsten, inkomsten, beschikbaarheid en inzet van arbeid, samenwerking tussen huishoudens, etc.
III.
toepassing van wiskundige modellen als middel om landbouw systemen en de boeren strategieën te analyseren. In het bijzonder kan met behulp van deze modellen de simultane invloed onderzocht worden van demografische, sociale, economische, klimatologische, bodemkundige en andere factoren. De modellen staan bekend onder de naam Lineare Programmering. Voor beide dorpen werden voor de drie categorieën huishoudens (zie hierboven onder II) zulke modellen 319
ontwikkeld. Op grond van de gegevens van de dorpsstudies in Donsin en Thiougou en andere bronnen werden parameters in de modellen geschat. De gesimuleerde ‘optimale’ strategieën van de boeren en hun families kwamen redelijk overeen met de waargenomen strategieën. Vervolgens voerde hij in zijn modellen de mogelijkheid in van toepassing van de zeventien ‘veelbelovende’ nieuwe technologieën (zie onder I). Hij kon hiermee analyseren welke nieuwe strategieën voor de boeren in Donsin en Thiougou ‘optimaal’ waren. De overtuigingskracht van de modelmatige analyses heeft om twee redenen aan kracht gewonnen. De auteur van het proefschrift heeft zijn modellen niet alleen op huishoud niveau toegepast, maar ook op dorps niveau. Daarbij was uitwisseling mogelijk tussen de drie verschillende categorieën huishoudens. Op de tweede plaats heeft hij zijn Lineaire Programmering’s modellen uitgebreid tot modellen uit de z.g. Stochastische Programmering. Dit stelde hem in staat om rekening te houden met risico’s ten gevolge van onzekere regenval en om de merites van de nieuwe technologieën in jaren van slechte en goede regenval te bestuderen. In de analyses hebben prijzen van landbouwproducten en vooral ook de prijzen van kunstmest een belangrijke rol gespeeld. Aan het einde van het proefschrift worden resultaten besproken van scenario’s die kunnen bijdragen aan intensivering van de landbouw, zoals lagere prijzen voor kunstmest op een competitieve markt en toegang tot micro kredieten. Conclusies De verkregen resultaten laten zien, dat de nieuwe ‘veelbelovende’ technologieën kunnen bijdragen aan een toename van de landbouw productie op het Centrale Plateau. Dat geldt voor nagenoeg alle onderzochte technologieën. En onderscheid wordt gemaakt tusen ‘weinig intensieve methoden’ en ‘intensieve methoden’. De ‘weinig intensieve methoden’ hebben slechts een bescheiden effect, meestal op korte termijn, de effecten zijn niet duurzaam en de invoering ervan vereist geen bijzondere maatregelen. De ‘intensieve methoden’ dragen aanzienlijk bij aan productie verhoging en ook aan duurzaamheid, maar invoering heeft heel wat voeten in de aarde (zie hieronder). Over het algemeen zullen de boeren huishoudens in eerste instantie de ‘weinig intensieve methoden’ toepassen. Met deze verbeteringen zullen de huishoudens (net) voldoende voedsel kunnen produceren, zelfs in een slecht regenjaar. Zij hoeven geen vee te verkopen om granen te kopen. De productie van pinda’s als handelsgewas neemt enigszins toe. Vooral in het noordelijker gelegen Donsin blijft na invoering van de ‘weinig intensieve methoden’ de situatie echter precair, vooral voor de armste huishoudens. 320
Samenvatting en Conclusies
Dat de boeren kiezen voor invoering van ‘weinig intensieve’ en niet voor ‘intensieve methoden’ is niet verwonderlijk. Omdat de ‘weinig intensieve methoden’ productie van voldoende voedsel garanderen, stelt men zich tevreden met dit resultaat; investeren in hogere productie door gebruik van kunstmest brengt te hoge kosten met zich mee en is te riskant. De ‘weinig intensieve methoden’ zijn niet duurzaam. Toch zijn zij beter dan de huidige praktijk. Invoering van ‘weinig intensieve methoden’ is daarom een eerste stap op weg naar de invoering van intensieve methoden. Wil men de landbouwproductie opvoeren, en een duurzaam karakter geven, de risiko’s op onvoldoende voedsel productie verminderen en het bestaansniveau van de boeren huishoudens boven de armoede grens tillen, dan moeten ‘intensieve methoden’ worden toegepast. Er is geen alternatief. De simulatie berekeningen laten zien, dat de huidige prijs niveaus van b.v. kunstmest de boeren ervan weerhouden om ‘intensieve methoden’ toe te passen. Maar de simulaties laten ook zien, dat de boeren positief reageren op financieeleconomische maatregelen, die investering in de landbouw mogelijk maken. In het bijzonder spelen (micro-) kredieten een belangrijke rol. Indien boeren toegang krijgen tot kredieten, stelt dit hun in staat b.v. kunstmest te kopen en ook om nieuwe gewas variëteiten aan te schaffen. Met name is de rol van niébé (cow peas) opmerkelijk. Indien ‘intensieve methoden’ worden ingevoerd, zal dit gewas een belangrijk handelsgewas worden op Central Plateau. De auteur van het proefschrift wijst ook op het belang van de ontwikkeling van een efficiënte competitieve markt voor kunstmest. Het is te verwachten, dat de boeren dan aanzienlijk lagere prijzen voor de kunstmest hoeven te betalen. Het proefschrift wordt afgesloten met de conclusie, dat intensivering van de landbouw op het Centrale Plateau mogelijk is, wanneer aan twee voorwaarden voldaan wordt: a) boeren betere toegang krijgen tot kredieten voor investering in de landbouw. Weliswaar heeft gedurende de laatste jaren de ontwikkeling van ‘Systèmes Financiers Décentralisés’ in Burkina Faso een hoge vlucht genomen, maar veel huishoudens hebben nog geen toegang tot deze kredietsystemen, en bovendien wordt het grootste deel van de kredieten niet besteed aan investering in de landbouw. b) zich voor voedselgewassen een competitieve markt voor kunstmest en andere inputs ontwikkelt. Verwezen wordt naar Mali, waar de prijzen van kunstmest 20 à 30 % lager zijn dan in Burkina Faso. Een meer competitieve markt vereist adequate regelgeving, betere distributie systemen, kwaliteitscontrole, goede voorlichting en informatie etc. Belangrijke taken zijn weggelegd voor zowel de overheid als de private 321
sector. Aan het einde van de bespreking van de conclusies wordt uitvoerig stil gestaan bij een controversieel discussie punt: de traditionele rechten van grondgebruik. Omdat de individuele boeren en hun families het land, dat zij verbouwen, niet in eigendom hebben kunnen zij er niet zeker van zijn dat de dorpsgemeenschap of clan hen in de toekomst zal toestaan om hun velden te blijven verbouwen. Volgens de auteur van het proefschrift is dit een groot beletsel voor investering in en intensivering van de landbouw. Volgens hem moet het landbezit geprivatiseerd worden.
322