)ok hier zou eenberoepsrechtsbescherming tegen ln uitspraak daarover in gendebesluiten. ran de Arob-competentie In men, wanneermen de en. achte,dat het horen van de Raad Lgsbesluit biedt niet overtuigend. 'onden door de rechteÍ te laten :ring door de Afdeling geschillen aak tegenvernietigingsbesluiten. p rechtmatigheidsgronden wordt .te.'n)
Raadvan Statevoor wat onbesluitop de Afdeling
L lagereoverhedentegen r uitgeslotenvan publiekbesiuiten tigingsbesluiten, ,ezichtsbesluiten waarover gemakkelijkis en wordt 'oep. le Afdelingrechtspraakin kan worden gerealiseerd erp-artikelen258, 258a en r van art.5 Wet Arob; lid 2, ondera en b van de fdelingrechtspraaktegen tzonderingvan "bestuursrgeschillen moetenworden begin van de 20e eeuw werd er ret koninklijk goedkeurings- en gingenen aanwijzingeno.g.v. de van de Wet Arob. Zie ook het CeAfdeling rechtspraakin plaats 49 WRO (met eenuit te breiden ten(TK 18.530).
Samenvattingen Conclusies Dit boek is gericht op tweenauw verbondendoelen:het verbredenen verdiepen van het inzicht in de regelingvan het toezichtop provinciesen gemeentenen het ontwikkelen van een staatsrechtelijkgefundeerdenormatievetoezichtstheorie. De behoefteaan eenbredejuridische studieover de regelingvan het toezicht werd al langer onderkend; zij springt echter des te meer in het oog nu de politieke aandachtvoor dit onderwerpgroeit en wetsvoorstellenterzakevoorliggen. De hoofdvraag van de studie is, welke juridische eisenen voorwaarden uit hoofde van grondbeginselen van het staatsbestel aan regelingen uitoefeningvan het toezichtmoetenworden gesteld.Het antwoord op dezevraag wordt gezocht langstweelijnen. Langsde enelijn wordt de betekenisvan enkelegrondbeginselen voor het toezicht onderzocht, langs de andere lijn wordt nagegaanwat de kenmerken,achtergrondenen tendensenzijn van de huidige regelingvan het toezicht en hoe deze zich verhouden tot belangrijke ontwikkelingen in het bestuursrecht.Bij de uitwerking en concretiseringvan de normatievetoezichtstheorie worden beideonderzoekslijnenmet elkaar verbonden. Dezewijzevan behandelingkomt tot uitdrukking in eenopbouw van het boek uit drie hoofddelen. Deel I (de hoofdstukken 2 - 4) is vooral gewijd aan de staatsrechtelijkeuitgangspuntenvoor regelingen uitoefeningvan het toezicht. Deel II (de hoofdstukken 5 - 7) bevat een analyse en evaluatie van het In deel III (de hoofdstukken 8 toezichtsregimeuit de medebewindswetgeving. l0) worden de consequentiesvan een en ander voor de wetgever en de toezichthoudergeformuleerd. De regeling van het toezicht wordt in dit boek opgevat als bron van (toezichtsbetrekkingen). rechtsbetrekkingen Dezevormen het normerendkader voor het feitelijke toezichtsprocesdat kan bestaanuit diverse beslissingenen handelingen.
Deel I Uitgangspunten In dit deelvan het boek wordt de staatsrechtelijke basisgelegdvoor de normatieve toezichtstheorie.Daarbij worden de toezichtsverhoudingentussen rijk, proin vinciesen gemeentengeplaatstin het brederekader van de rechtsverhoudingen het binnenlandsbestuur. Hoofdstuk 2 geeft een beeld van dat bredere kader. De aandacht wordt gevestigdop het grote belang van een zorgvuldige regeling van de bestuurlijke rechtsverhoudingen, vooral ook met het oog op het maatschappelijkfunctioneren van het openbaar bestuur. Maatgevendzijn daarbij de grondbeginselenvan rechtsstaaten gedecentraliseerde eenheidsstaat. De actuelebetekenisvan deze beginselenwordt bepaaldin het licht van de veranderingenin taak en plaatsvan de overheiden van de daarmeeverbondenontwikkelingenin het bestuursrechten in de bestuurlijkeverhoudingen.Voor de huidigebestuurlijkeverhoudingengaat het er vooral om dat de formele wet daaraanvoldoendestructuur geeft,dat de primaire competentieverdelingniet wordt doorkruist door onevenredigebeïnvloedingsmogelijkhedenvoor hogere overhedenen dat er waarborgen zijn voor eenrechtmatigoptredenvan hogeretegenoverlagereoverheden.Een deugdelijke voor de lagereoverhedenis daarbij onontbeerlijk. rechtsbescherming
231
Hoofdstuk 3 is gewijd aan de staatsrechtelijkekarakteristiek van het Nederlandse toezichtsstelsel, in vergelijking met enkele buitenlandsestelsels.In ons staatsbestel staat het toezicht ten dienste van een evenwichtig compromis tussen de eisenvan eenheiden decentralisatie.Bij regeling en uitoefening van het toezicht moet deze "bemiddelende" functie steedsvoorop staan. De historische ontwikkeling van het toezichtsregime in Grondwet en organieke wetten laat een geleidelijke ontvoogding van de lagere overheden zien. In de loop van de twintigste eeuw kwam dit toezichtsregimeechter steedsmeer in de schaduw te staan van de vele toezichtsregelingenin bijzondere wetten. De Grondwet van 1983geeftde gewonewetgevernaar de letter grote vrijheid bij de regelingvan het toezicht. In de gedachtenwisselingtussenregeringen parlement werdenechter wel enkelegrenzengetrokken. De wetsvoorstellentot herzieningvan de gemeentewet en de Provinciewet sluiten hierbij onder meer aan door voor alle gevallen van preventief toezicht eenbasisin de formele wet te eisen.Na eenbeschrijving van de huidige en de voorgesteldetoezichtsbepalingenin de organieke wetten wordt het hoofdstuk afgesloten met een vergelijkende beschouwing van het Duitse, het Franseen het Engelsetoezichtsstelsel. Dezeexcursieopent ook voor Nederland nieuwe perspectieventen aanzien van de aard van het toezichtsregime,de hoofdvormen van toezicht, de toetsingsgrondenen de rol van de rechter. In hoofdstuk4 wordt eerstde huidige stand van de toezichtstheoriebeschreven. Deze blijkt nog sterk gericht te zijn op reikwijdte en grenzen van de klassieke toezichtsbevoegdheden. Er is weinig aandachtvoor de inrichting van toezichtsverhoudingen, nieuwevormen van toezicht en het verkeer tussenoverhedenin het kader van toezichtsbetrekkingen. Vervolgens worden de contouren van een normatievetheorievoor regelingèn uitoefeningvan het toezicht geschetst,door een toespitsing daarop van de grondbeginselenvan rechtsstaaten gedecentraliseerde eenheidsstaat.Daarbij staat de opvatting van toezicht als evenwichtsmechanismeen alscheckop de primaire competentieverdeling centraal.Als een van de belangrijksteuitgangspuntenkomt het vereistevan evenredigheidtussen toezicht en zijn ratio naar voren. In verband daarmeewordt onderkenddat een grote primaire vrijheid voor de lagere overheid soms betrekkelijk ruime marges voor de toezichthouderals tegenwichtkan rechtvaardigen.Als bouwsteenvoor de theorie wordt in dit hoofdstuk tenslotte ook een aan de rechtsontwikkeling aangepastebegripsomschrijvingvan toezicht uitgewerkt. De centrale elementen daarvan zijn: waarneming, beoordeling en zeggenschap.In de gegevendefinitie worden ook aansprakenvan hogere overhedenop inschakeling bij de voorbereiding van besluitenvan lagereoverhedenals vormen van toezicht aangemerkt. Benadrukt wordt dat toezichtsbetrekkingen voor de betrokken organenover en weer rechtenen plichten inhouden.
Deel II Analyse en evaluatie In dit deel van het boek wordt de huidige regeling van het toezicht in de medebewindswetgevinggeanalyseerden beoordeeldin het licht van de uitgangspunten uit deel I. Daarbij wordt verband gelegd met algemeneontwikkelingslijnen in het bestuursrecht, terwijl ook de effecten van het toezichtsregimein beschouwingworden genomen.
232
i I
c e. t( v( ki ve ol ci va vl g( g( S m
g( la ni
vi,
eÍ or
'istiekvan het Nederlandse dsestelsels.In ons staatshtig compromis tussen de itoefeningvan het toezicht an. De historischeontwikrrganiekewetten laat een zien. In de loop van de sdsmeerin de schaduwte wetten.De Grondwet van iheidbij de regelingvan het arlementwerdenechterwel zieningvan de gemeentewet loor voor alle gevallenvan . Na eenbeschrijvingvan de organiekewettenwordt het uwing van het Duitse, het opent ook voor Nederland rn het toezichtsregime,de le rol van de rechter. beschreven. oezichtstheorie ,n grenzenvan de klassieke de inrichtingvan toezichtskeertussenoverhedenin het den de contouren van een door het toezichtgeschetst, rechtsstaaten gedecentralian toezichtals evenwichts,everdeling centraal.Als een tussen ;tevan evenredigheid eewordt onderkenddat een Lsbetrekkelijkruime marges rrdigen.Als bouwsteenvoor r aan de rechtsontwikkeling rerkt. De centraleelementen ;hap.In de gegevendefinitie rschakeling bij de voorberei:n van toezichtaangemerkt. : betrokkenorganenover en
ling van het toezicht in de lin het licht van de uitgangsret algemeneontwikkelingsr van het toezichtsregime in
Hoofdstuk 5 geeft een uitvoerige analytische beschrijving van kenmerken, ontwikkelingen en achtergrondenvan het toezichtsregimevan moderne medebewindswetten.Daarbij staan niet de afzonderlijke toezichtsvormencentraal, maar de besluitenvan lagereoverhedendie aan eenof meervormen van toezicht onderworpen zijn. Veel aandacht gaat uit naar de ratio van toezichtsbetrekkingen: de belangendie de wetgeverdaarmeebeoogdete beschermen.Uit de analysekomt eenbeeldnaar voren dat sterk afwijkt van het klassiekebeeld.Niet alleen is het aantal toezichtsbetrekkingensterk gegroeid,ook zijn karakter en verschijningsvormenvan het toezichtveranderd.Opvallendzijn de combinaties gericht op voortvan toezichtsvormenin meervoudigetoezichtsbetrekkingen, durendebemoeienisvan de toezichthoudermet de decentralebeleidsvoering,en met hun bestuurlijk-juridische de nauwe samenhangvan toezichtsbetrekkingen context.In de bevindingenwordenalgemenepatronenzichtbaarvoor wat betreft het object van toezicht, de betrokken partijen, de vormgeving van toezichtsbetrekkingenen de ratio daarvan.Als objectvan toezichtspringenvooral plannen en planningsprocessen in het oog. Bij veel toezichtsbetrekkingenzijn alle drie overheidsniveausdirect of indirect partij. Door de aaneenschakelingvan toezichtsvormenverliesthet gangbareonderscheidtussenrepressief,preventief geeftzich doorgaans en positieftoezichtaan betekenis.De medebewindswetgever weinig moeite om de positie van de aan toezicht onderworpenoverhedenmet inhoudelijkeen procedurelewaarborgente omkleden.Het modernetoezichtstaat vooral in het teken van "verticale coórdinatie", waarbij de toezichthouder dikwijls ook een eigen primaire verantwoordelijkheid op het desbetreffende beleidsterreinheeft. Al met al heeft het huidige toezichtsregimebehalve een werendook eensturendelement,waarop steedsmeernadruk is komen te liggen. In hooídstuk6 wordende samenhangen en raakvlakkentussenontwikkelingen in het toezichtsregimeen ontwikkelingen in de sfeervan wetgeving,planning, rechtsbescherming, overlegtussenoverhedenen de rol van de provincie nader onderzocht.Daardoor wordt vooral licht geworpenop de doorwerking van aard en stijl van de moderne medebewindswetgevingin de inrichting van de toezichtsverhoudingen.De taakvervlechtingtussen de bestuursniveausgaat vergezeldvan een verdichting en vertakking van het net van toezichtsbetrekkingen en leidt in dat kader tot een steedsintensieverbestuurlijk en ambtelijk verkeer.Bij de evàluatievan het toezichtsregimein dit bredereverband wordt onderkenddat de verwevenheidvan toezichtsbetrekkingenmet hun sectorspecifieke context tot een genuanceerde benaderingdwingt. Een "koude sanering" van het toezichtsregimezonder de behoeftevan hogere overhedenaan beïnvloeding te verminderen zou averechts kunnen werken. Anderzijds wordt gewezenop gebreken die het toezichtsregimeover de hele linie vertoont: gebrekkigemotivering en normering van toezichtsbetrekkingen, evenwichtsverstoring door een overdaadaan toezichtsvormenen onvoldoenderechtsbescherming tegentoezichtsuitoefening. ln hoofdstuk 7 wordt, vooral met het oog op het evenredigheidsbeginsel, getrachtenig inzicht te krijgen in de effectiviteiten de verhoudingvan baten en Betoogdwordt dat de effectiviteitsvraag lastenvan het huidige toezichtsregime. niet, zoals vaak gebeurt, vanuit het gezichtspuntvan de toezichthoudermaar vanuit dat van de wetgevermoet worden geformuleerd.Er zijn nauwelijksdoor empirischonderzoekgefundeerdeaanknopingspuntenvoor algemeneuitspraken overde effectiviteitvan toezichtsbetrekkingen. Wel kan wordenaangenomendat
233
" w e r e n d " t o e z i c h t e f l è c t i c v e ri s d a n " s t u r e n d " t o c z i c h t .e n d a t c o r n b i n a t r c sv : l n t o c z i c h t s v o r m c nd c e f f e c t i v i t e i tv e r g r o t e n . D e b c s t u u r s k u n d i g cl i t e r a t u L r rg t - e ï t a a n l c i c l i n gt o t g r o t c t w i y Í è lo v e r d c e l ' Í è c t i v i t c ivt a n t o ez i c h t g er i c h t o p " r ' c r t i c a l c r a a r v a na a n z i c n l i j kz i . i nc n d i t s t r c v en c o ó r d i n a t i e" . t e r w i j l v a s t s t a a d t a t d e l a s t e rd n a a r v c r r : . a a n c lsea m c n h a n e o o k p r i n c i p i ê l c b e z w a r c n I i e e f t . L ) a a r n r e ek o n r c n g r o t c d c l c n v a n h c t t o c z i c h t o p g c s p a n n c nv o c t m c t h e t e v r - n r e c l i g h c i d s b e g i n st ee I s t a a n . A a n d e b e s t r . r u r s k u n d i glei t e r a t u u r k a n g c e n s c h e r p i n z i c h t w o r d e n o n t l c c n d i n c l ev o o r w a a r c i e nv o o r c e n t o e z i c h t s r e g i n rdea t c l f c c t i c f è n s c l c c t i c Íi s . D c b c n u d c r i n gv u n b e s t u u r l i j k ev e r h o u c l i n g e n a l s i n r . ' l o c d s vr e h o u c l i n g c nd. i c i n d c l i t er a t u u r w c i w o r d t a r r n g c p r c z c nb, i c d t h r c r o p z i c h z e l lt c w ei n i g p c r s p c c t i c f .Z i j b l i . j k tz e r 1 1t e. s:l c i c l e nt o t z c c r a u n v c c h t b a r ce c v o l g l r c k k i n g c n .
Dccl lll ('onscqucntics I n h c t s l o t d c e l v a n h c t b o e k w o r d e n c l e u i t g a n g s p u n t c nu t t h c t c c r s t c c n d c b c v i n d i n g c nv u n h c t t w c c c l cd c e l o p c l k a r r b e t r o k k e n i n e c n u i t * c r k i n g e n c o n c r e l i s c r i n - vea n d e n o r n r a t i e l e t o c z i c h t s t h e o r i c D . uarmee ontstaatccn richt i n g e e . " c n dk a c l e rv o o r c l c ' , r , c t g c v cern ! o o r t i e t o c z j c h t h o u r l c r . t l o o J t l . r t u k , 9 i s g r ' w i . j t lu a n d e w c n s e l i . j k ci n r i t : h t i n g v a n h c t t o c z i c h t . I l c s c h o u l l i n g e no r , c r a c h t e l c c n v o l g e n st l e v o r n r e n v u n t o e z i c h t .u l t c r n a t i c v c nv o o r t o c z i c h t , c ' l e t o e z i c h t s r n s t a n t i cd, i t ï c r c n t i a t i c v a n h c t t o c z i c h l s r c g i r n ec n d c l o c t s i n g s n o r m c nl c i c l e nt o t d c v o l g c n t l ec o n c l u s r e s : - r n i r a t g c v c r i cv lo o r d c i n r i c h t i n g v a n h c t t o o z i c h ti s n i c t t l a t d c h o g c r c o v c r h c i r l d c p r i n r a i r cb c s l i s s i n gl n c c m o c t k u n n c n d l u g c n . n u a r - c l a ti n b r c u k o p b ep a a l d c b c l a n g c n m o c t k u n n c n r v o r d c n v o o r k o m en ; d e w e t g e\ e r n r o c t c i i e b el u n g c n duiclcli.f k onrschri.jvcn. - g o c t l k c u l i n g s v c r c i s t c nk u n n c r . t i n r c c l g e r a l l c n w o r d c n v c n l r n g c n d o o r o v e r l e s -c n l a a d p l c g i n g s v c r p l i c h t i n g c\no o r l a g c r co r , c r h c d c nc n v o r n r e n l l u r p o s i t i e l ' t o e z r c h t .i n b e g i n s e l n r o c t g o c n e o e t l k c u r i n g w o r c l c n g c ê i s t v u t r r b c s l u i t c nc h c a l l e c nd c b el a n g c n v a n c l eI a g c r co v e r - h e c l cznc l l -r a k c n ; - b e - r ' o c p s n r o g c l i j k h c d cv n o o r h o s e r e o v e r h e c i e nk o m c n i n a u n m c r k i n s l t l s a l t e r n a t i c l v ( ) o r v o r m c n v a n t o c z i c h t : o v c r r r c n r i l r gv a n l i e t [ r r a n s c s v s t c c l l . w u a r i n d c c c n t l a l e b e s l u i t c n o p v c r z o c k v l r n d c h o g e r c o v c r l ' r e i t lr . v o r c l c i r g c l o c t s tc l o o r t l e u d n i i n i s t r a t i c v cr c c h t e r .r ' c n l i c n t o r c r w c g i n g : - " o n p l r r - t i j c i i g h c i dj"s g c c r rg c s c h i k t c r i t c r i u r n v o o l c l e k e u z c v u n d c t o c z i c l r t h o u c l e r :r ' o o l p r o r " i n c i l r a tl o c z i c l r t o p t l c t c m c c n t c n p l e i t r o o l l i l c l e g r o t r r c p o l i l i c k - b c s t u L r r l i .bj kc ct r o k k c n h c i tol p c l a tn i r . e a ub: i j r c r r a n g i n gv a n p r c \ en t i c l ' t o e - z i c l trlto o r r ep r c s s i el t o ez i c h t n r t t c tc l a tt en a l i n z i c nr a n c l cg c n r e r : n t L inl r c e l s t ci n s t l r n t i ca a n g c t l e p u t e c r d cs t a l e n r ' , o r c i e no p g e d l a g e n . - c e n b e p e l k i n s v u r ' l h c t t o c z i c h t v o o r b e p a u l c l eg l o e p e n l a g c r c o v c r h c d c n ( ) n t n r o c tg c e nb e z w a r c n ;e e c l i f l c r c n t i e c r dLcr i t b r c i d i n gv u n h e t t o e z i c h ti s a l l c e n t o c l a r r t b a ra b i n n e n c c n c l t r i c l e l i .w i kc t t c l i .ki k a r l c r ' . - b e p e r k i n gv u n h c t t o c z i c h t1 ( ) tr e c h t m u t i s h e i c l s t o e l s i ni ser v c n s c l i j kc n ' , ' o o r c l e g r o t c n r e c r c l c r h e i dv u n d c b c s l u i t c n v a n l a g c r c o v c r h e c l e n n t o g e l i . j k .i n L t i t z o r t d c r i n g s g c l ' u l l cknl n ( t i . l d c l i j k ) a a n ' , ' u l l c n c l cb c l e i c l s t o c t s i n gr . r o r d c n tocgcstairn. A a n h e t s l o t v a n h c t h o o Í d s t u k w o r c l c n u . c t u e v i n g s l ' r o l i t i c kncr o g c l i j k h c d c n b c s p r o k e no n r d c q c w c n s t ci n r i c h t i n gr , a nh e t t o e z r c h t c b c l o l d c r c n . l ) e L r e t e k c n i s
23.1
t t (
c
t
t( z h
K
c t(
)ezicht,en dat combinatiesvan estuurskundigeliteratuur geeft rn toezichtgerichtop "verticale anaanzienlijkzijn en dit streven lwarenheeft. Daarmee komen te et hetevenredigheidsbeginsel r geen scherp inzicht worden gimedat effectiefèn selectiefis. die in de invloedsverhoudingen, ichzelfte weinig perspectief. Zíj ;trekkingen.
rgspuntenuit het eersteen de :trokkenin een uitwerking en :ie.Daarmeeontstaat een richrczichthouder. richting van het toezicht. Beyantoezicht,alternatievenvoor 'an het toezichtsregimeen de es: ht is nietdat de hogereoverheid n,maardat inbreukop bepaalde de wetgevermoet die belangen lllen worden vervangen door agereoverhedenen vormen van edkeuringworden geëist voor , overheden zelf raken; len komen in aanmerking als emingvan het Franse systeem, n de hogere overheid worden lient overweging; voor de keuzevan de toezichtneentenpleit vooral de grotere reau;bij vervangingvan prevenin vandegemeenten tenaanzien Lenopgedragen; ilde groepen lagere overheden rreidingvanhettoezichtis alleen ier; is wenselijken voor de stoetsing Iagereoverhedenmogelijk; in rllendebeleidstoetsingworden
van interne aanwijzingenvoor de rijksdiensten van procedurelevoorzieningen wordt beperktgeacht.Richtinggevende bepalingenin de organiekewettenzouden meer uitzicht op structureleverbeteringenbieden. Een hogerestatus van deze wetten wordt bepleit. ln hoofdstuk 9 staat de normering van de toezichtsuitoefeningcentraal. Allereerstworden enkelealgemenetendensenin de toezichtspraktijkgeschetst: terugtredvan het repressieftoezichten intensiveringvan het preventieftoezicht. Vervolgens wordt de verhouding tussen toezichtspraktijk en juridisch kader belicht. Betoogd wordt dat de toezichtsbetrekkingals handelingskaderalle bestuurlijk en ambtelijk verkeertussende betrokken partijen normeert, en met name ook de overlegfasevan het toezichtsproces bestrijkt. De wettelijkeregeling van de toezichtsbetrekkingkan niet meer dan een kaderstellendbegin van juridische vormgeving zijn. Voor de verdere begrenzingvan de toezichtsuitoefening zijn vooral ook algemene beginselenvan behoorlijk toezicht en onafhankelijketoetsingvan het optredenvan de toezichthoudervan belang.De strekking van de algemenebeginselenvan behoorlijk bestuurin de bestuurlijke verhoudingenwordt, behalvedoor het eigenkarakter van die verhoudingen,ook bepaald door achterliggendewaarden ten aanzien van de verhouding tussen overheiden samenleving.Mede aan de hand van jurisprudentieworden de meest relevantebeginselenin algemeneeisenvoor de toezichtsuitoefeninggeconcretiseerd: het motiveringsbeginsel,de procedurele beginselen,het verbod van Aansluitend wordt détournementde pouvoir c.a. en het vertrouwensbeginsel. betoogddat op de toezichthoudereenverplichtingrust tot zelÍbindingin de vorm Voorbeeldendaarvanin de sfeervan het financieelen het van beleidsregelgeving. planologischtoezichtworden kort besproken.De betekenisvan beginselenvan als waarbehoorlijk toezicht en van de plicht tot toezichtsbeleidsregelgeving borgenvoor rechtmatigtoezichtis sterkafhankelijkvan eengoederegelingvan de rechtsbescherming van de lagereoverheden. In hoofdstuk10 wordt de huidige regelingvan de "interbestuurlijke" rechtsbescherming,en in het bijzonder die bij het toezicht,beschrevenen beoordeeld. Uitgangspuntbij de beoordelingis dat alle concreteinterventiesvan hogereten opzichte van lagere overhedenmoeten kunnen worden voorgelegd aan een onafhankelijkeinstantie die bevoegdis tot een ruime rechtmatigheidstoetsing. Daarbij wordt overwogen dat geschillen tussen overheden primair als rechtsgeschillenmoetenworden gezien.De huidigeregelingvan de rechtsbescherming tegen toezichtsuitoefeningis onbevredigendomdat sommige categorieéntoezichtsbesluitengeheelzijn onttrokken aan publiekrechtelijketoetsing,terwijl bij het creêrenvan eenberoepsmogelijkheid te gemakkelijkis en wordt gekozenvoor Kroonberoep in plaats van Arob-beroep. Een aanzienlijkeuitbreiding van de competentievan de Afdeling rechtspraakvan de Raadvan Statein geschillenover toezichtsuitoefeningwordt bepleit. Er worden verschillendemogelijkheden aangegeven om dezete realiseren.
mogelijkheden 3evingspolitieke De betekenis icht te bevorderen.
23s