Al enkele jaren speelde ik met het idee om eens Parijs – Roubaix te gaan rijden. Het is één van de eerste wielerklassiekers van het jaar en iedereen kent de beelden van de renners die moeten afzien op de kasseien. De vraag was alleen: hoe kleed ik dat in? Het is dus een trektocht geworden van de Belgisch-Franse grens richting Parijs en weer terug, met de route van Parijs – Roubaix als rode draad. Elke dag een stukje route en verder toeristisch rond toeren in de omgeving. En als je dan toch in de buurt bent, moet je natuurlijk ook Parijs bezoeken. De eerste etappe Over mooie binnenweggetjes gaat het naar Orchies. Na een stukje slingerwerk door de stad, draai ik eindelijk Orchies uit. Wat volgt is direct de eerste kasseienstrook. Bijna stapvoets stuiter ik over de stenen. Harder gaat niet, want de fiets moet nog acht dagen mee. Ergens halverwege kan ik links door de berm. Dat gaat een stuk beter; direct schiet de snelheid omhoog. Eindelijk, na 1400 m bereik ik weer het asfalt. Heerlijk. Ik kruis de snelweg en volg mijn Garmin een mooi, klein weggetje in. Maar ja, die gaat uiteindelijk weer over in stenen. Slingerend over de weg gaat het langzaam verder. Na nog eens 2,4 km stuiteren verlaat ik de route Parijs Roubaix van 2011 en draai een oudere route op. Heel mooi, maar ik weet nu niet hoeveel kasseien hier in zitten. Nou, dat zijn er dus veel. Op circa 17 km pak ik nog eens 7,5 km aan steentjes mee. Het laatste stukje voor Wallers is wel heel erg. De gaten zijn daar zo groot, daar past bijna een hele fiets in. Het is 11:30
Saint-Armand à Wallers - 1,8 km uur en het zonnetje begint er net door te komen. Ik besluit de GPS te volgen en het 2,4 km lange stuk van de “Trouée d’Arenberg” nog even mee te nemen. Fluitend trap ik dat stuk door het bos; er ligt een mooie, strakke gravel strook naast de kasseien. Dan verlaat ik Parijs – Roubaix voor vandaag en draai richting Valenciennes. Ik slinger de stad door, zie een paar kerken en pauzeer in het park. Over rustige weggetjes tussen velden
door gaat het naar Prèseau en Vilers-Pol. Er ligt daar nog ergens een begraafplaats uit de Eerste Wereld oorlog, maar volgens de kaart kom ik er niet langs. Om niet te veel aan het zoeken te komen, accepteer ik dat en volg de GPS. Tenminste, tot deze me een slecht zand/gravel pad in wil sturen. Als ik rond kijk, blijk ik toch net ergens anders op de kaart te staan dan verwacht. Ik sta vlak bij de begraafplaats uit WO I. Het is heet en ik mijn tweede bidon van de dag is al leeg. In het gehucht Lacquignol in het Forêt de Mormal, zie ik bij een begraafplaats een kraan. Snel even een bidon vullen. Een eindje achter het dorp verlaat ik de doorgaande weg en draai een Route Forestière op. Kilometers lang golft het rustig op en neer door het bos. Dan wordt toch Landrecies bereikt en begint het laatste stukje naar Le Cateau Cambries. Dit uiteraard niet zonder het nodige klimwerk in de brandende zon. Stuiterd naar het zuiden Ik rij naar Solesmes om daar Parijs Roubaix op te pikken. Hier ligt de eerste strook kasseien van de dag. Wat het extra moeilijk maakt, is dat het klimt. Over 700 m gaat het 37 m omhoog. Dan even het asfalt op en weer voor een lange strook kasseien rechtsaf. Heel langzaam fiets ik over de D134. Soms rij ik rechts, dan weer links of in het midden. Net waar het wegdek het best lijkt. Vaak is dat de berm. Al is het wel opletten. Op stukken waar de berm kapot gereden is, is deze vaak opgevuld met grove gravel. Dat stuitert misschien niet, maar het risico van lekrijden als gevolg van die scherpe steentjes is vele malen groter. Ook hier een beetje hoogteverschil. Dan bereik ik de afslag. Niet dat ik daar veel mee opschiet, het blijven kasseien. Net voor Quièvy is de weg dan toch geasfalteerd. Maar ja, ik ben het dorp amper uit of het mooie nieuwe gladde asfalt is al weer op. Golvend gaat het tussen het wuivende graan door. In de verte zie ik al weer huizen staan. Het einde van deze strook is nabij. Als ik naar links kijk, zie ik op de volgende heuvel een grote boerderij. Dat moet ‘Fontaine au Tertre’ zijn, waar ik rechts de D134 op ben gedraaid.
Compiegne lopen Nu nog een paar wegen volgens een kilometer asfalt en ik recht en symmetrisch draai voorlopig de patroon. Op ‘kruislaatste strook kasseien punten’ komen steeds op; de 2,2 km van 4 of 8 wegen samen. Inchy naar Troisvilles. Op de grote ‘rotonde’ in Dan zitten de kasseien het midden van het er voor deze week op. bos, stuurt de GPS me Nu gaat het toeristisch een zandweg in, waar verder richting zuiden met de ATB nog tussen de uitgestrekte moeilijk door te komen akkers met gerst en is. Met een omweg tarwe door. Dit alles bereik ik de D932. Daar afgewisseld met iets staat ook het bord dat dat op koolzaad lijkt, ik al lang zocht: Parijs mais en bieten. Verder 68 km. Maar de weg is staan er ook nog veel te druk; geen enkele gewassen die fietspad en de auto’s ik zo niet herken. Zo komen met 90 km/uur ver het oog strekt gele voorbij. Bij Verbery sla en bruine velden. ik af richting Pontpoint. Sommige stukken zijn Na het kerkje van al geoogst, anderen Pontpoint volgt een wachtend om geoogst heuveltje met een helte worden. Het ling van 16 %. Aangeel/bruin wordt alleen Troisvilles à Inchy - 2,2 km gezien de zon onderonderbroken door het tussen lekker is gaan schijnen, heb ik daar wel groen van de mais en bieten. Voorbij de ruïne meer dan een paar zweetdruppeltjes verloren. van de abdij van Gouy kon ik een aantal Belgen achterop. Zij toeren een paar dagen rond in de Gelukkig beginnen de resterende kilometers omgeving van de bron van de Schelde (de ondertussen aardig af te tellen. Na Apremont Escaut). Het verbaast hen alleen dat ik in een ruik ik plots paardenlucht. Er blijkt een hele rij Rabo-broek durf te fietsen. Het is een weekje paarden achter een heg te staan. Door de na de Tour. gaten in de heg kan ik zo nu en dan iets zien. Te laat om een goede foto te kunnen maken Voor Maisseny bezoek ik nog kort een Duitse realiseer ik me wat ik daar zie; het is een oorlogsbegraafplaats uit WO I. Er staan veel poloveld waar net een partijtje is gespeeld. kruizen, maar als ik op het informatiebord kijk, Kennelijk hebben ze hier iets met paarden, schrik ik toch wel even. Hier liggen ruim 30.000 want zowel links als rechts lopen deze edele gesneuvelde Duitsers. Op elk kruis staan voor viervoeters in de wei. en achter 2 namen. Ter compensatie bezoek ik nog een extra Engelse begraafplaats. Deze zijn In Chantilly is de weg opgebroken. Gelukkig veel talrijker, kleiner en veel mooier verzorgt. kun je met de fiets overal door. Nou ja, Maar goed, dat waren dan ook de bevrijders. gelukkig? Ik stuiter weer ruim vijfhonderd meter Ondertussen begint de lucht te betrekken; niet over de kasseien. Om vervolgens de drukke getreurd, ik ben bijna in Ham. Ik besluit eerst de weg te mijden, steek ik het bos door. plaatselijke kasteelruïne te bezoeken. Die staat Halverwege moet ik wel even van de fiets. toch op het programma. Terwijl ik hier Lopend gaat het door een gigantische rondwandel, hoor ik het in de verte donderen. ‘paardenbak’ om aan de overkant het asfalt Bij de eerste druppels rij ik richting hotel. weer te bereiken. Alleen bij Luzarches en Epinay-Champlâtreux kan ik nog even van de Richting Parijs drukke weg af. Het ergste is nog wel de kruising Op papier staat een tocht van 125 km die met de N104. Daar ligt een compleet klaverblad eigenlijk niet ingekort kan worden. Ik volg de met op- en afritten die ik moet kruisen. Waar ik GPS door Noyon naar Pont l’Evêque, fiets mogen de auto’s 110 km/uur rijden. Sempignyen het Forêt d’Ourscamps Carrepont. Na een korte stop bij de abdijruïne van Dan bereik ik Ecouen en het hotel. Ik heb alles Ourscamp vervolg ik mijn weg. Door naar al binnen staan als ik merk dat ik iets verloren Compiegne; de huidige startplaats van Parijs heb. Dat is een complete ramp die zich daar op Roubaix. Hier liggen weer kasseien. Deze stad zaterdagmiddag heeft voltrokken. Mijn bananen kan me niet echt bekoren. In het Forêt de zijn weg!. Ik spring op de fiets in de hoop ze
nog terug te vinden, maar helaas. Wel zie ik een bord dat 1 km verderop een Super-U zit. Dan maar snel nieuwe bananen gehaald. Zo wordt het toch nog laat. Sightseeing Parijs Het hotel bij Ecouen ligt mooi op een heuvel, tegen een bosrand met een wijds uitzicht naar het oosten. Maar als je de heuvel over bent naar het zuiden, is het uitzicht heel anders. Het is één en al bebouwing, zo ver je maar kunt kijken. Na nog geen kilometer rij je Sarcelles in, één van de eerste voorsteden van Parijs. Zo hier en daar is een fietspad aangegeven. Deze zijn ongeveer één meter breed en van prima kwaliteit. Alleen rij je steeds tussen paaltjes. Grootste probleem is wel dat de fietspaden even abrupt eindigen als ze beginnen. Het is telkens haaks rechts het fietspad op en direct weer haaks om met de weg mee te rijden. Bij het volgende verkeerslicht gaat het dan weer haaks-haaks de weg op. Enzovoort. Alleen die Fransen en fietspaden. Hopeloos! Ze parkeren er scooters, auto’s en bestelbussen, slaan er bouwmateriaal op en storten er grof vuil. Ik heb echt van alles moeten omzeilen. De eerste stop in Parijs is Montmartre met de Sacre Coeur. Hier kom ik in een rally met oude auto’s terecht. Boven ben ik lang niet de enige toerist, maar zo te zien wel de enige fietser. Hier wordt ik ook nog even herkent als Nederlander. Twee Nederlandse dames herkennen de Rabo-broek. Dan gaat het richting Seine. Vanaf een eilandje in de Seine gaat het lopend over de Pont de l’Archeveche naar de achterkant van de Notre Dame. Onder een boom in het parkje achter de kerk stop ik om te eten en mensen te kijken. Via de Pont Neuf verlaat ik het eilandje in de Seine en sla linksaf langs het enorme Louvre en de Jardin des Tuileries. Daarna volgt één van de hoogtepunten van de trip; vanaf de Place de Concorde de gehele Aveneu des Champs Elysées over tot aan de Arc de Triomphe. De drukte valt eigenlijk best mee. Dat zal vorige week wel anders zijn geweest: toen was hier de finish van de Tour de France. Ondertussen wordt ik tijdens het maken van een foto nogmaals als Nederlander herkent aan mijn Rabobroek. Het rondje om de Arc de Triomphe is op zondag makkelijk te nemen; de meeste tijd rijden er bijna geen auto’s. Let wel; de meeste tijd! Net als
ik voor de Avenue de la Grande Armée langs kom, stormen de auto’s daar drie rijen dik de rotonde op. Met enig kunst en vliegwerk steek ik daar zonder kleerscheuren tussen door. Als ik bekomen van de schrik, aan de buitenrand van de rotonde sta en opzij kijk, is al het verkeer op de rotonde weer verdwenen. Na de rotonde voor 11/12 genomen te hebben, gaat het rechts, dan de Seine over en naar de Champs de Mars. Hier sta ik tussen de Ecole Militaire en de Eiffeltoren. Natuurlijk pak ik hier ook nog even de Avenue Gustave Eiffel. Je fiets dan langs de voeten van de Eiffeltoren. Dan zie je pas echt de afmetingen van die ijzeren gigant. De laatste stop in Parijs is het Bois de Boulogne. Dit bos midden in Parijs, met een afmeting van circa 2,5 bij 3,5 km, is een oase van rust. Je kunt er rond fietsen zonder de stadsdrukte te horen. Dit komt vooral omdat op zondag een aantal grote wegen door het bos afgesloten zijn voor het autoverkeer. Het weer begint te veranderen; de wolken krijgen de overhand en de wind haalt aan. Tijd om terug te keren. Met de wind in de rug en een paar regensputters op het gezicht, gaat het in een vlot tempo richting St. Denis. Net als ik Montmorency omhoog rij, komt de zon er nog even door. Ik zie nog even iets anders dan bebouwing als ik langs St. Brice en Piscop naar Ezonville rij. Terug naar het noorden Ik ga de goede kant op; in het zuiden is het grijs en bewolkt, in het noorden blauwe lucht en zon. Het golft rustig op en neer. Nu eindelijk de wind eens in de rug en de scheidslijn bewolkingzonnig ongeveer recht boven mij. Even moet ik nog aan “Henk van’t Lech” denken als ik langs tientallen hoogspanningsmasten rij. De eerste stop is bij de ruïnes van Abbey de Chaalis. Helaas is het geplande binnenweggetje dat op de kaart staat afgesloten. Moet ik de volgende kilometers toch over de N330. Al snel ruil ik de grote weg weer in voor een mooi stuk binnendoor. Helaas ontkom ik er vervolgens weer niet aan een stuk over de D130 te moeten. Maar met de wind in de rug leg ik die drukke 12 km snel af. Op het programma staan de ‘Ruines GalloRomains’ van Champlieu. De weg die ik ingestuurd wordt, is volgens mij uit de zelfde tijd als de ruïnes en vervolgens niet meer onderhouden. Vandaar dat ik op goed geluk de eerst volgende afslag maar pak. Daar zie ik iets dat ieder
fietsershart sneller doet slaan! Letterlijk wel te verstaan. Het is aan helling á la Diepe Hel; in 1,7 km gaat het 75 m omhoog met een piek van 15 %. Over een mooi weggetje tussen de graanvelden door gaat het boven langs de heuvel. De Gallo-Romaanse ruïnes zijn overblijfselen van een Romeins theater met thermen aan de ene kant van de weg en een tempel tegenover. Het is duidelijk middagstijd. De heren die het gras rond de ruïnes kort moeten houden, pauzeren. Eén ligt languit onder een boom te slapen, één lig in het theater in de zon en de derde kijkt maar een beetje om zich heen. En die fietser, die zit aan de andere kant van het theater en neemt een broodje en een banaan. Als laatste stop is de ruïne van de Prieure de Ste Croix gepland. Het gaat eerst 300 m door een slecht zandpad waar deels gelopen moet worden, om er dan achter te komen dat er vrijwel niets te zien is vanwege een hoge muur. Het zal bij het kasteel horen dat hier ligt. Terug bij de weg zie ik bij het meertje wel een inrit, maar geen kasteel. Die zie ik een eindje verder wel even tussen de bomen door boven op de heuvel links. Dan gaat het door een haarspeld omhoog. Nu heb ik rechts weer graanvelden en links een muur, en nog meer muur, en nog maar eens muur. Eindelijk bereik ik de tweede inrit naar het kasteel. Het is echt zo’n oprijlaan waar je niet halverwege zonder benzine wilt komen te staan. Het is circa 2,5 km tot aan het kasteel. Nu is het nog maar een klein stukje tot Noyon; het eindpunt van deze etappe. Veel ‘Frans vlak’ Vandaag heel afwisselend terrein. Vanuit Noyon neem ik een mooie route binnendoor. Vanaf het ogenblik dat ik de D1032 afdraai, gaat het een heuvelachtig gebied in. Nu eens mooie, compacte heuvels. Het gaat continu iets op en neer, meer op dan neer trouwens, en de weg is bijna nooit recht. Achter elk heuveltje en elke bocht is het uitzicht weer anders. Bosranden, weilanden, akkertjes met gerst of tarwe, mais, bieten. Telkens een nieuw, ander uitzicht. Nog geen 10 km verder verandert het terrein echt. Het gebied gaat over in lange, glooiende hellingen. De omgeving verandert niet meer in grote lijnen, hooguit nog in detail. Dan is het honderden meters een akker met tarwe, dan is het gerst, afgewisseld met zo nu en dan het groen van mais of bieten. Vele hectares, soms wel tientallen per akker. In een laagte is het soms maar één kleur met een paar scharkeringen om me heen. Op een hoogte is het een weidse lappendeken van verschillende kleuren. Van het Canal de St. Quentin tot Bohain-enVermandois heb ik de alternatieve route van
Vertain à Saint-Martin-sur-Écaillon - 2,3 km Parijs - Roubaix gevolgd. Nu gaat het ‘toeristisch’ verder. De laatste stop van de dag is bij de ruïne van de Abbay de Vaucelles. Nou ja, ruïne, het meeste staat er nog gewoon. En aan de geestelijke gezangen te horen, is het nog steeds als klooster in gebruik. Terwijl ik hier iets probeer te filmen, begint een pony, door het gaas, aan mijn fietstas te sjorren. Na een sprintje en het verplaatsen van de fiets, wordt het filmpje toch nog gemaakt. Dan gaat het door naar Cambrai, de overnachtingsplaats. Terug naar de Hel Ik heb al een mooie aanloop gehad als ik bij Vertain de eerste kasseienstrook op rij. Er groeit een beetje gras in het midden, waardoor daar redelijk te fietsen is. De tweede strook volgt binnen een paar kilometer. Langzaam, maar toch zwetend, wordt ook deze strook overwonnen. Om niet in tijdnood te komen op de geplande lange rit, besluit ik bij Artres een stukje af te snijden. Het is immers vakantie! De 2,5 km vanaf het bordje Querénaing tot in Maing, pak ik wel weer mee. In Maing tonen ze ook nog eens dat men ook in de tegenwoordige tijd nog precies weet hoe de kasseien moeten worden gelegd. Voor de begraafplaats langs is de weg geheel nieuw bestraat; uiteraard met kasseien. Nu pak ik weer de alternatieve route naar Bellaing om vervolgens het Bois d’Arenberg
nogmaals door te steken. Ik besluit vandaag nog één strook kasseien mee te pakken. De 1,4 km voor Boursignies. Ik rij een heel mooi weggetje, maar vind geen kasseien. Ik heb de GPS-route toch kennelijk niet helemaal goed uitgezet. De dag wordt weer afgesloten met een toeristisch tripje. Via St. Armand zoek ik de weg naar het kasteel l’Hermitage. Volgens de kaart zou ik daar rond om heen moeten kunnen fietsen. Als ik voor het hek van het verlaten kasteel sta, blijkt er ook inderdaad een weggetje naar links te lopen. Ik rij langs de slagboom en toer over een bosweggetje met veel rommel op het asfalt. Hier mogen geen auto’s komen, dus wordt de weg ook niet schoon gereden. Na het rondje kasteel gaat het door naar de kerk van Peruwels en zoek ik de weg langs het kerkhof. Alleen, wat doen al die auto’s met een Belgisch kenteken hier langs de weg? Bij het bestuderen van de kaart zie ik het: de muur om het landgoed van daar net, links van de weg, vormt de grens tussen Frankrijk en België. Met temperaturen van 27 °C in de schaduw, heb ik het wel gezien voor vandaag. De finish van de Hel Vol goede moed begin ik aan de laatste rit richting Orchies. Het gaat langs een industrieterrein en dan de kasseien op. De kasseienstrook loopt direct achter de bedrijven langs. Dan draai ik van het industrieterrein af en gaat het de snelweg over richting langste strook van de dag. Dit wordt 2,6 km stuiteren over de D12 naar Bersée. Omdat de dag met 134 geplande kilometers, met daarin 19 km kasseien, wel erg lang dreigt te worden, snij ik bij Bersée een stuk af, er blijft nog genoeg over. Het weer wisselt, dan weer breken de wolken, dan trekken ze dicht en zou er zo een bui
kunnen vallen. Dorpje na dorpje komen voorbij. Daartussen allerlei velden. Het is hier niet zo grootschalig als verder naar het zuiden. Vandaar dat alles sneller wisselt. Ik kom zelfs lang een molen, de Moulin de Vertain, gelegen aan een kasseienstrook. Het gaat ondertussen aardig richting Lille. Op de voorlaatste kasseienstrook van 1,4 km, van Willems naar Ham, begint het toch licht te druppelen. De kasseien glanzen net van het vocht, maar het blijft bij deze paar druppels. Toch heb ik nu al het idee dat de stenen gladder zijn. Later gaat het via een klein fietstunneltje onder de autoweg door Ham in. Dan is het de pijlen PR volgen richting Velodrome; de finish. Ik ben er eigenlijk nog net iets eerder dan verwacht. Op de laatste 300 m (ceremoniële) kasseien heeft elke renner van Parijs - Roubaix sinds 1896 zijn eigen tegel. Nu de tocht volbracht is, gaat het via een ommetje terug. Je kunt de volgende berg al op grote afstand ten noorden van Tournai zien liggen; zo alleen in de omgeving. Ik rij langs de flanken van de berg tot ik de juiste afslag bereik. Dan gaat het links en begint de klim. De zon brandt weer goed en de helling houdt maar aan. Dan schakel ik maar eens terug. Op deze klim is er geen meter rust. Meter na meter schuift langzaam aan mij voorbij. Dan uiteindelijk, na menig zweetdruppeltje, zie ik in de verte het bord. Ik zet nog een keer aan en bereik eindelijk de top en het bordje van de Col de la Croix Jurabu. Weer een col gehaald;al is deze maar 99 m! Overdrijven is ook een kunst. Het zit er bijna op. Via kleine weggetjes gaat het naar Tournai, even de stad in, en langs de Escaut er weer uit. Langs steengroeves, een ruïne, een kasteeltje bij Antoinne en een militaire begraafplaats met slachtoffers uit WO II gaat het naar de laatste stop; de monoliet bij Brunehaut. Hier liggen ook de laatste meters kasseien. Dan zit het er echt op. In 8 dagen zijn 919 km afgelegd met 38,1 km aan verschillende kasseienstroken. Daarmee heb ik niet alle kasseienstroken van Parijs - Roubaix gezien, dat horen 50 km te zijn, maar ik heb wel bijna 80 % gezien. Ik kan dus eerlijk zeggen dat ik weet wat Parijs - Roubaix is. Het hele reisverslag en meer foto’s zijn te vinden op www.luggenhorst.nl.
Het Velodrome, de finish van Parijs-Roubaix
Henk Luggenhorst