Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
RUBENSTEXTIEL ANTWERPEN 1997 Toen in 1995 mevrouw Smets-Matthys haar onderzoeksresultaten voorstelde over de Sint-Ignatiushongerdoeken in filetwerk - waarvan ze ontdekte dat ze gebaseerd zijn op de gravures uit de Vita Beati P. Ignatii waarvoor Rubens ontwerpen maakte - was de eerste stap naar de tentoonstelling gezet. Het bestaan van de hongerdoeken was slechts in beperkte kring bekend; dat de taferelen ervan teruggaan op Rubensmateriaal, is een geheel nieuw gegeven.
DENISE EN WARD SMETS-MATTHYS
DE SINT-lGNATIUSDOEKEN1 PRECIES 375 JAAR GELEDEN, op vrijdag 22, zaterdag 23 en zondag 24 juli 1622 werden te Antwerpen luisterrijke feesten gehouden. Aanleiding tot deze feesten was de heiligverklaring van Ignatius van Loyola, stichter van de jezuïetenorde en van Franciscus Xaverius, de eerste missionaris van deze orde. In Antwerpen werd het - tot dan toe - grootste openluchttoneel opgevoerd en tevens gingen er drie afzonderlijke processies uit (ill. 46). De feestelijkheden werden nauwkeurig beschreven door pater M. De Gryse s.j. of Grisius, leraar Grieks aan het professiehuis, in een boekje dat eind 1622 bij Plantins Gulden Passer verscheen: Honor S. Ignatio de Loiola Societatis lesu Fundatori et S. Francisco Xaverio Indiarum Apostolo per Gregorium XV. inter Divos relatis,habitus a Patribus Domus Professae & Collegii (cat. 21h). Ter gelegenheid van deze feesten werden tussen de zuilen van het altaar twee enorme doeken opgehangen waarover pater De Gryse in zijn Honor S. Ignatio de Loiola schrijft: '... daarnaast was een kleed uit fijn linnen over de communiebank gespreid dat de marteldood van onze heiligenlevendig in borduurwerk uitbeeldt. En zo er nog ergens een plaats in de ganse kerk misschien niet prachtig genoegwas door zijn eigen marmer, werd dat bekleed met zeer rijkelijk linnen tapijten'2. Deze twee doeken zouden misschien ter gelegenheid van de feesten door de Sodaliteit aan de Sociëteit geschonken zijn3. De zogenaamde Sint-Ignatiusdoeken werden dus tijdens de feesten voor het eerst getoond in de Sint-Ignatiuskerk, de huidige Carolus-Borromeuskerk, die pas een jaar tevoren was ingewijd en bij deze gelegenheid – als eerste kerk ter wereld - genoemd werd naar de stichter van de orde4. Ignatius van Loyola werd geboren in 1491 in Spaans Baskenland. Op de leeftijd van 15 jaar werd hij page bij Velasquez de Cuellar, betaalmeester van het Spaanse hof. Door zijn eerzucht promoveerde hij naar het hof van koning Ferdinand van Aragon. In 1521 vocht hij tegen de Franse troepen die Pamplona belegerden. Hij gedroeg zich heldhaftig, maar een kanonskogel verbrijzelde zijn rechterbeen. Tijdens de lange revalidatieperiode las hij het leven van Christus en onderging een mystieke bekering. Hij genas op miraculeuze wijze, maar ging; hinkend door het leven met een kort been. Na zijn herstel liet hij zijn zwaard achter aan het altaar van Onze-LieveVrouw van Montserrat en trok zich terug in een grot bij Manresa. Daar schreef hij zijn Regulae SociEtatis lesu5, de latere leidraad voor de Societeit Jezus of de jezuieten. Hij begon zijn priesterstudies in Salamanca en ging naar Parijs waar hij met enkele volgelingen op 15 augustus 1534 de geloften van gehoorzaamheid, maagdelijkheid en armoede aflegde. Rond 1530 kwam hij driemaal naar Antwerpen om er studiegeld bijeen te bedelen bij enkele rijke Spaanse families. Ignatius combineerde op wonderlijke wijze meditatieve mystiek en strijdbaarheid voor het rijk van Christus en zijn kerk. Zijn vroegere militaire carriere was hieraan zeker niet vreemd. De standregels van de nieuw opgerichte Societeit Jezus werden in 1540 door paus Paulus III goedgekeurd. Elke taak die de paus de orde oplegde, moest aanvaard worden. Ignatius stierf in 1556 en werd in 1609 zalig verklaard6. Met zijn zaiigverklaring verscheen in opdracht van het hoofdhuis van de Sociëteit Jezus te Rome de Vita Beati P. Ignatii Loiolae (cat. 21c). Hierin worden de voornaamste feiten uit het leven van Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius verhaald. In de sacristie van de Antwerpse Carolus-Borromeuskerk (cat. 21e), in de collectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel (cat. 21g) en in het Gruuthusemuseum te Brugge (cat. 21f) worden lopend meters “byssus" [linnen]7 bewaard, echte meesterwerken in filetkant, geajoureerd witborduurwerk en geknoopt net, die een grote verwantschap met elkaar vertonen in gebruikte technieken, taferelen en motieven. Verdere studie toonde aan dat deze stukken ooit een geheel vormden. Vermoedelijk werden ze verknipt voor de afschaffing van de jezuietenorde in 1773 door Paus Clemens XVI met de daaropvolgende
www.topa.be
1
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
confiscatie van de kloosterlijke goederen door de Oostenrijkers. Een gedeelte van de verknipte stukken werd aan elkaar gezet en deed jaren dienst als communiebankdoek in Carolus-Borromeus te Antwerpen8. In deze hoedanigheid waren de doeken op verschillende tentoonstellingen te zien9. De andere delen van de doeken, nu te Brugge en Brussel bewaard en daar ook beschreven als altaardwaal10, raakten op niet verklaarbare wijze in prive-kantverzamelingen terecht. Na 200 jaar zijn de doeken - op acht kleine fragmenten na - te zien op de tentoonstelling. Bij de wedersamenstelling die ik voor het eerst maakte in 199211, ben ik uitgegaan van het zogenaamde communiebankkleed uit de Carolus-Borromeuskerk te Antwerpen en van de twee doeken uit de kantverzameling van het Gruuthusemuseum te Brugge. De grootste van deze twee doeken is de enige die op zijn originele breedte bewaard bleef. Uit deze reconstructie bleek dat de bewaarde stukken deel uitmaakten van twee grote doeken van 289 bij 289 cm. Beide doeken werden in spiegelbeeld van elkaar vervaardigd. Gelukkig is een van de twee doeken - op een kleine hoek na - volledig te reconstrueren. Dankzij deze reconstructie krijgen we een goed beeld van de doeken. Elk doek was samengesteld uit zescndertig vierkante tafereeltjes in filetkant van ongeveer 22 bij 22 cm. Centraal staat het 'I.H.S.'-embleem of het wapen van de orde van de jezuieten. Links en rechts hiervan zijn de portretten van Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius afgebeeld. Bovenaan links bemerken we het vierkant waarop de beide heiligen geknield zitten bij het kruis van Jezus Christus en de passiewerktuigen. Deze laatste afbeelding doet ons vermoeden dat de doeken oorspronkelijk als vasten- of hongerdoeken waren bedoeld12. De boorden van de doeken bevatten engelenfiguren in filetkant van ongeveer 22 bij 11 cm. De bovenste boord telt vijf liggende of zittende engelen, de onderste boord vier engelen eveneens liggend of zittend en aan de beide verticale zijden zijn vier staande engelen afgebeeld. Al de bovenvermelde figuren zijn omkaderd door driehoeken met binnenin halve cirkels in geajoureerd witborduurwerk. De basis van deze driehoeken is ongeveer 22 cm, de andere zijden ongeveer 16,5 cm. Op elk van de twee doeken bevinden zich honderdeenenzestig volledige en achtendertig halve driehoeken. Het geheel wordt verbonden door negentig stroken met bloem- en bladmotieven van 25 bij 6 cm. Deze bloem- en bladmotieven komen samen in achtpuntige sterren in geknoopt net met een doormeter van 15 cm. Elk doek telt zesendertig hele en negentien halve stenen. Deze sterren zijn verbonden met de bloem- en bladmotieven door kleine driehoekjes in geajoureerd witborduurwerk met een basis van 6 cm en de twee zijden 4 cm, en per doek 180 in totaal. Nadat de doeken verknipt waren, werden zij afgeboord met reticella naaldkant of passement en kloskant. Voor zowat alle gebruikte elementen op de doeken kan de inspiratiebron aangeduid worden. Voor de taferelen uit het leven van Sint-Ignatius en van Franciscus Xaverius hebben de makers van de doeken zich gebaseerd op de gravures uit de Vita Beati P. Ignatii uit 1609 (zie 21c). Tweeendertig van deze afbeeldingen zijn letterlijk overgenomen uit de Vita Beati P. Ignatii. De nummers in de vierkantjes uit de wedersamenstelling (ill. 47) verwijzen naar de respectievelijke bladzijden van deze Vita: 3. Miraculeuze genezing van Ignatius door Petrus 4. Bekering van Ignatius door het lezen van vrome literatuur 9. Ignatius legt de beloften van kuisheid af 10. Ignatius schenkt zijn kleding aan een arme 12. Slangenvisioenen tijdens het gebed 15. Ignatius vast op water en brood om de bekoringen van de duivel te overwinnen 18. Herhaalde visioenen van Christus en Maria sterken Ignatius 20. Ignatius krijgt inzicht in de menselijke en goddelijke geheimen
www.topa.be
2
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
21. Opstelling van de geestelijke oefeningen in de grot van Manresa 23. Ignatius wordt bij Padua door Christus getroost 28. Bij terugkeer van de Olijfberg wordt Ignatius mishandeld maar door Christus getroost 33. Na bezoek aan een nonnenklooster wordt Ignatius mishandeld 35. Ignatius wordt van de aarde opgeheven tijdens nachtelijk gebed 40. Verijdeling van een moordaanslag op Ignatius 45. Ignatius geneest een jongen van epilepsie 46. Genezing van een bezetene door het kruisteken 47. Genezing van een teringlijdster 50. Genezing van Simon Rodriguez 53. Visioen bij La Storta 56. Erkenning van de orde door paus Paulus III (ill. 48) 57. Franciscus Xaverius wordt naar Indie gestuurd 59. Frandscus Xaverius schrijft uit Indie naar Ignatius 61. In Rome verschijnt Ignatius voor zijn rechters 63. Ignatius werkt te Rome en sticht verschillende godsdienstige instellingen 65. Opstellen van de regels van de Societeit met de hulp van de H. Drievuldigheid en de H. Maagd. 66. Bekering van Isaac, een verstokte jood (ill. 44) 68. Ignatius ontvangt de gave om zijn tranen te bedwingen (zie cat. 21a) 70. Ignatius wordt gestoord bij het gebed en verbrandt een brief uit Spanje 72. Ignatius verdrijft de duivel in slangengedaante 73. Ontmoeting met Phillipus Nerus 76. Verschijning van Ignatius aan een rector uit Keulen. Van nummer 57 bestaat een variant m.n. de zending van Franciscus Xaverius naar de missies, die niet in de Vita Beati P. Ignatii staat afgebeeld. Volgens pater J. Andriessen van het Ruusbroecgenootschap mogen we van de veronderstelling uitgaan dat van dit belangrijke feit uit de geschiedenis van de Societeit Jezus een bijkomend tafereelwerd ontworpen. Het nummer 15 van het doek is niet meer volledig. De engelenfiguren op de boorden van de doeken zijn op engelenfiguren uit de Vita Beati P. Ignatii geïnspireerd. De bloem- en bladmotieven komen uit het patroonboek van Willem Vorsterman Ce est ung tractat de la noble art de Ieguille ascavoir ouvrages despaine (cat. 21d), door hem gedrukt en uitgegeven te Antwerpen na 1527 onder zijn drukkersmerk: 'In den Gulden Eenhoorn'. Jan Swart, een in die tijd zeer gekend houtsnijder sneed de houtblokken en een nieuwe titelpagina voor Vorsterman, want het modelboek van Vorsterman was een getrouwe kopie, in het Frans en Engels vertaald, van het modelboek van Peter Quentel (Pierre Quinty) Musterbuch fur Ornamente und Stickmuster dat in het Duits verscheen te Keulen in 1527. Quentel plagieerde op zijn beurt het modelboek van Schönsperger uit 1523 en in Augsburg uitgegeven: Furm oder modelbüchlein13. Het fraaie patroon moet uiterst gegeerd zijn geweest, het wordt nu nog gebruikt in Marken (Nederland) bij het versieren van volksklederdracht14.
www.topa.be
3
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
Gelijkaardige sterren als deze tussen de bloem- en bladmotieven vinden we terug op de kraagstenen van de plafonds en op de glasramen in het museum Plantin-Moretus. Ook werden ze gebruikt als Fond de Bonnet' in mutsen zoals ze reeds vroeg bekend waren bij de kanthandel van Plantin (ill. 49) 15. Is dit toeval? Voor de realisatie van de doeken zijn de volgende technieken gebruikt: filetkant, geknoopt net, geajoureerd witborduurwerk of gesneden werk, reticella naaldkant en passement. Voor filetkant (ill. 50) moet men twee handelingen uitvoeren: eerst het filet of netknopen, nadien het bewerken van het filet of filetdoorstopwerk. Het filetknopen is eigenlijk het maken van een geknoopt netwerk. Hiervoor gebruikt men een knoopnaald en een latje. De mazen zijn meestal vierkant of vooral bij Spaans netwerk ruitvormig. Het bewerken van het netwerk gebeurt door het opvullen van de mazen met siersteken. De filetkant is even oud als de naaldkant en de bloeitijd ervan lag in de renaissance. Een opmerking hierbij: Buratto lijkt op filet, maar wordt geweven zodat de knopen outbroken16. Geknoopt net (ill. 51) wordt gemaakt volgens hetzelfde principe als het gewone filetnet, maar de figuren bekomt men door lange lussen of verlengde steken en niet door stopwerk 17. Het geajoureerd witborduurwerk of gesneden werk (ill. 52) is de voorloper van de naaldkant. Bij het gesneden werk worden stukken stof uitgesneden, al dan niet volgens de draadrichting. Over de snijranden wordt geborduurd om uitrafelen te voorkomen. Soms borduurt men spijitjes in de gaatjes of vult ze op met naaldkantpatronen. Deze techniek is reeds gebruikelijk in de 13de eeuw en in het eerste kwart van de 17de eeuw op zijn hoogtepunt te Antwerpen18. Reticella naaldkant is ook een voorloper van de naaldkant en werd gemaakt in vierkantige of rechthoekige openingen in het linnen. De motieven zijn door de structuur van het linnen voornamelijk geometrisch, maar zijn niet omboord met reliëfcontouren. Deze naaldkant wordt voor het eerst in 1493 in documenten vermeld 19. Passement is de oudste benaming voor kloskant en wordt alsdusdanig gebruikt tot het einde van de 16de eeuw. Het is eigenlijk een voorloper van de echte kloskant die rond 1550 ontstaat in de Zuidelijke Nederlanden, meer bepaald te Antwerpen. Waar passement in goud- en zilverdraad vooral door mannen werd vervaardigd, werd de latere kloskant in linnen enkel door vrouwen gemaakt20. De vervaardigers van de bijna negen vierkante meter grote doeken zijn uiteraard onbekend. Niets kan met zekerheid gesteld worden, maar de makers ervan moeten toch een grote vertrouwdheid gehad hebben met filetkant. De belangrijkste afzetter van filetkant te Antwerpen was Martine Plantin, moeder van Balthasar Moretus21. Zij had de leiding over een bloeiende linnen- en kanthandel. In het Antwerpen van de 16de en 17de eeuw hadden meer welgestelde vrouwen een dergelijke handel, bijvoorbeeld Rubens' moeder, Maria Pijpelinckx22. De kanthandel van Martine Plantin leverde zeifs aan het Franse hof. Ze werd geboren in 1550 en overleed in 1616, maar zeker is dat haar kanthandel in handen bleef van de familie Moretus tot een eind in de 18de eeuw. We haalden hoger reeds de toevallige (?) aanwezigheid aan van de sterren op de Sint-Ignatiusdoeken, in Plantins huis en op de mutsen die Plantin leverde. Indien de doeken inderdaad aan de Societeit Jezus geschonken werden door de Sodaliteit Major - waar trouwens Balthasar Moretus en Peter Paul Rubens lid van waren23 - dan zou dit een bijkomend argument zijn ten voordele van de kanthandel Plantin/Moretus. Reeds hoger haalden we aan dat we door de aanwezigheid van taferelen met de passiewerktuigen ervan uit kunnen gaan dat de enorme doeken hongerdoeken waren. Ook de afmetingen van de doeken wijzen hierop vermits ze net tussen de zuilen van het altaar in de Carolus-Borromeuskerk passen. De hongerdoek24 was oorspronkelijk een groot doek dat tijdens de vasten werd opgehangen tussen het altaar en het overige gedeelte van de kerk om het altaar aan het oog van de gelovigen te onttrekken. Dit gebeurde in de vastentijd en hoorde bij de boete, omdat de zondige mens onwaardig was om de Godheid te aanschouwen. Evenals het altaar werden kruisen, relikwieen en heiligenbeelden verhuld tijdens de vasten. De hongerdoek was eigenlijk samengesteld uit twee gelijke doeken, die opgehangen werden aan een stang. Ze werden geplaatst vanaf Aswoensdag en verwijderd op de woensdag van de goede week tijdens het lezen van het Lucas-evangelie bij de woorden: 'velum templi scissum est [het tempelgordijn scheurde in twee]'. Men trok
www.topa.be
4
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
dan het gordijn open ofwel viel het geheel met de ophangstangen met veel gedruis naar beneden. Dit rumoer symboliseerde de aardbeving die plaatsvond bij de dood van Christus. De meest voorkomende versieringsmotieven op de hongerdoeken zijn bloem- en plantmotieven, lijdens- of passiewerktuigen en taferelen uit het leven van de patroonheilige van de kerk waar het doek werd gebruikt. Er bestaan in grisaille beschilderde, geborduurde, bedrukte en in filettechniek uitgevoerde hongerdoeken. Deze laatste zijn de best bewaarde. Van deze doeken zijn veel mooie voorbeelden bewaard gebleven in Westfalen en Sicilie. In Engelmeiers publicatie over de hongerdoeken staan veel voorbeelden in filetkant afgebeeld, we halen een voorbeeld aan: de hongerdoek uit Kevelaer, Kreis Geldem van omstreeks 1650 meet 4 bij 3 meter, de martelwerktuigen" en het IHS-symbool zijn verwerkt in deze filetdoek25. Men gaat ervan uit dat de hongerdoek is ontstaan tijdens de hervormingen van de benedictijnerabdij te Cluny, gesticbt in Bourgondië in 91026. In de hongerdoeken is een parallel te zien met de oosterse 'iconostasis', een scheidingswand tussen koor en kerkschip, die in de oosterse liturgie nu nog in gebruik is. Na bet Concilie van Trente (1563), waarin de jezuiëten een zeer grote rol speelden, was het niet meer gebruikelijk om het altaar tijdens de vasten aan het gezicht van de gelovigen te onttrekken. De hongerdoeken kregen een andere bestemming, meestal in de buurt van het altaar. Op het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw kenden de hongerdoek een nieuwe maar korte bloeiperiode. Ook in Antwerpse inventarissen van kapellen vinden we dan 'grauw fusteynen cleet om in den vasten voer den aultaer te hangen met 2 gordynen ende een valle terug27. Wanneer men in de kerken begon te romaniseren en omdat de hongerdoek geen Romeinse oorsprong had veranderde zijn functie opnieuw. Algemeen wordt aangenomen dat dit in Vlaanderen gebeurde na 1628. In Spanje zijn ze echter nu nog in gebruik en tot in 1940 zijn ze nog in Belgie gesignaliseerd bij de paters Trappisten. De laatste jaren duikt de hongerdoek in kerken in onze streken terug op, hoewel het gebruik gewijzigd is. De honger- of vastendoek die tegenwoordig in de kerken wordt getoond, dient om de nadruk te leggen op de thematiek van de vastenactie 'Broederlijk delen'. Het zijn nu kleurige doeken die elders in de kerk opgesteld worden. Daarvan getuigen de Vastenkalender 1993 van het bisdom Antwerpen en het weekblad Kerkelijk Leven waarin een hongerdoek wordt afgebeeld en beschreven28. 1 Met dank aan de volgende personen voor de aanwijzigingen en hulp bij mijn opzoekingen: mevr. Nora Andries, pater J. Andriessen, dhr. Carl Depauw, mevr. Iris Kockelbergh, mevr. Ursula König, mevr. Frieda Sorber, dhr. Stephane Vandenberghe en dhr. G. Vriens(+). 2 Vriens 1995, p. 18-19. 3 De Sodaliteit is een congregatie ter verering van Onze-Lieve-Vrouw. 4 Prims 1947, p. 18. 5 Of zijn geestelijke oefeningen, de Regulae SociEtatis lesu wordt afgekort met de initialen R.S.E.I. 6 Guillermou 1962; Guillermou 1967; Thiry 1989; De Dalmases 1990. 7 Kefer-Mali 1919, p. 12; Palliser 1976, p. 114. 8 Droeshout, t.I., p. 58 e.v., t. II, p. 14-41, t. IX, p. 153 e.v., t. XI kasboek van de bouw van de Ignatiuskerk, t. XII, p. 25-37; Comite Jesuitique 14 A, 1773, p. 640-661; Kieckens 1874, p. 315-346; Bonenfant 1925, p. 139; De Moreau-Lauwreys 1939, p. 298-299; Risselin-Steenebrugen 1948, p. 93-102; Brouwers 1976, p. 43-44,56; König-Nordhoff 1982, p. 319; Bruggeman 1985, p. 24; Huybrechs 1987, p. 33; Matthys 1993; Vriens 1995, p. 18.19. 9 Mechelen 1864, p. 130, nr. 753; Antwerpen 1956, p. 139, nr. 331; Deume 1967, p. 3, nr. 8; Aalst 1981, p. 139, nr. 118; Deume 1985, p. 171, nr. 262; Brugge 1990, p. 12, nr. 1. 10 Collection 1889, p. 15, nr. 10; Van Overloop 1910, p. 9, nr. 6; Huybrechs 1987, p. 33. 11 Matthys 1993. 12 cfr. infra.
www.topa.be
5
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 13 Eirwen-Jones, p. 69; Paulis, p. 16-17; Lefebure 1887, p. 185-186; Lotz 1963, p. 35-49; Palliser 1976, p. 130-131, 463; Van Hemert 1978, p. 55, fig. 87; Abegg 1978, p. 15-45; Risselin-Steenebrugen 1980, p. 295-299; Levey 1983, p. 7-10; Bruggeman 1985, p. 31. 14 Van Hemert 1978, p. 55, fig. 87. 15 Risselin-Steenebrugen 1959; p. 74-111; Risselin-Steenebrugen 1961, p. 77-124; Andries 1981, p. 2. 16 De Dillmont, p. 499-560; Van Wessem, p. 130-152; Palliser 1976, p. 20-21; Van den Berck-Mertens 1977, p. 10-23; Earnshaw 1980, p. 40-42; Knight 1980, p. 49-73; Risselin-Steenebrugen 1980, p. 56-65; Levey 1983, p. 138; Filet 1985, p. 1027-1058; Coene 1992, p. 21; Matthys 1993, p. 23. 17 Churchill-Bath 1974, p. 91-95; Matthys 1993, p. 25. 18 De Dillmont 1891, p. 561-585; Van Wessem, p. 263-291; Palliser 1976, p. 2, 14,15,19,25, 79, 82, 303-305,322,328; Earnshaw 1980, p. 31-34; Risselin-Steenebrugen 1980, p. 68-69; Levey 1983, p. 134; Coene 1992, p. 25; Matthys 1993, p. 24. 19 Palliser 1976, p. 68,446; Earnshaw 1980, p. 45,70; Risselin -Sti inebrugen 1980, p. 69; Levey 1983, p. 138; Coene 1992, p. 42; Matthys 1993, p. 24. 20 Risselin-Steenebrugen 1980, p. 69-70; Levey 1983, p. 139; Coene 1992, p. 47; Matthys 1993, p. 24; Antwerpen 1993B, p. 111 21 Martine Plantin was een van de zes dochters van Christoffel Plantin en Jeanne Riviere, die reeds een linnen- en kanthandel in Parijs dreef. Samen met haar zuster Catharina had Martine op zeer jonge leeftijd een kraam in hot Predikherenpand, toenmalig centrum voor linnenverkoop te Antwerpen, en reeds een 35-tal kantwerksters in dienst. Antwerpen in de 16de eeuw 1973, p. 156; Risselin-Steenebrugen 1958, p. 59-70; Risselin-Steenebrugen 1959, p. 74-111; Risselin-Steenebrugen 1961, p. 77-124; Risselin-Steenebrugen 1980, p. 299-304. 22 Truyens-Bredael 1941, p. 66-67. 23 Sodalitas Latina Maior. 24 Weale 1865, p. 38, 51; Kors 1938, p. 282; Vastendoeken 1961, p. 110-113; Engelmeier 1965, p. 5-64; Brinkhof 1968, p. 2767-2768; Hongerdoek 1979, p. 533-642; Utrecht 1980, p. 17. 25 Engelmeier, 1965, cat. nr. 32. 26 Hongerdoek 1979, p. 534. 27 Duverger 1984,1, 2, p. 61, inventaris van de Gratiekapel, met dank aan Iris Kockelbergh voor de referentie. 28 Kerkelijk leven, 5 februari 1997, p. 7.
21a Peter Paul Rubens, ca. 1608 Sint-Ignatius ontvangt de gave om zijn tranen te bedwingen Pen, inkt, 98x114 mm Louvre, Cabinet des Dessins, inv. 22.239 LIT.: Lugt 1949, II, nr. 98; Held 1972; Held 1974, p. 249. Deze tekening stond ooit op naam van Cornelius Poelenberg. In zijn catalogus van het Louvre uit 1949 catalogiseerde Frits Lugt haar als anoniem Vlaams. In 1972 schrijft Julius Held haar op stilistische grond toe aan Rubens en herkent er het ontwerp in voor plaat 68 uit de Vita Beati P. Ignatii (Rome 1609). Hij bracht deze vondst in verband met de nota's van de 18de-eeuwse Rubensspecialist Mariette, die niet alleen deze tekening in zijn bezit had maar ook nog 3 andere tekeningen en een aantal door Rubens verbeterde drukproeven. Deze drukproeven worden thans in de Bibliothèque Nationale bewaard (cat. 21b), met oude opschriften die eveneens naar Rubens verwijzen. Held situeert de tekening na Rubens' terugkeer in Antwerpen in 1608, in tegenstelling tot Ursula König-
www.topa.be
6
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
Nordhoff die ze in 1605 en dus in Rome situeert. Ze behoort tot de beperkte groep ontwerpen die Rubens voor de Vita Ignatii moet gemaakt hebben. Held ontdekte nog een tweede dergelijke tekening in de National Gallery in Schotland (afb. 53), het ontwerp voor plaat 64 met als voorstelling Sint-lgnatius bepleit bij paus Julius III de oprichting van een jezuïetencollege in Rome, die voorheen aan Van Diepenbeeck was toegeschreven. De voorstelling van de tekening in het Louvre beschrijft het merkwaardige wonder dat Ignatius de gave kreeg om zijn tranen te beheersen, die hem anders bij het aanschouwen van het heelal – waarbij de aarde in het niets verzinkt - het zicht ontnamen. De ontwerpjes voor de Vita Ignatii nemen een belangrijke plaats in, in het oeuvre van Rubens als boekillustrator. De tekening in het Louvre toont tegelijk het oudste getoonde landschapje dat van Rubens' hand bewaard bleef. PH 21b Anoniem en toegeschreven aan Peter Paul Rubens Proefdrukken van de Vita Beati P. Ignatii-prenten HERKOMST: verkoop van het 'Cabinet de feu M. Mariette' in november 1775. Parijs, Bibliothèque Nationale, Estampes, Cc 34.j Res. LIT.: Mariette 1851-1860,5:102-3; Guibert 1926, p. 101; Held 1972, p. 101 e.v. Op de twee tentoongestelde bladen zijn zeven proefdrukken gekleefd, met onder andere: De bekering van Isaac, een verstokte jood (nr. 65); Sint-Ignatius wordt gegeseld door demonen (nr. 67), twee versies van SintIgnatius verbrandt brieven uit Spanje (nr. 68-1), Sint-Ignatius ontvangt de gave om zijn tranen te bedwingen (nr.68-2). De nummering verschilt lichtjes tussen de proefdrukken en de uiteindelijke nummering van de prenten. De correcties op de proefdrukken, zoals duidelijk zichtbaar op de prent met de Bekering van Isaac, worden algemeen aanvaard als zijnde van Rubens' hand. 21c Vita Beati P. Ignatii Loiolae Societatis lesu Fundatoris, Romae 1609 Boek met gravures, 18,5 x 12,5 cm a. Antwerpen, Ruusbroecgenootschap (UFSIA), inv.3118C23 b. Heverlee, Archief der Paters Jezuieten, inv. doos 2, V.B.I, (op de flap staat vermeld: ter gelegenheid van de zaligverklaring van Ignatius in 1609 gegraveerd door de school van Rubens). Algemeen wordt aangenomen dat het boekje in opdracht van het Romeinse professiehuis van de jezuïeten werd aangevangen met het oog op de nakende zaligverklaring van Ignatius van Loyola in 1609. Algemeen is er discussie of het nu te Rome of te Antwerpen gedrukt zou zijn. We zijn geneigd in het voordeel van Antwerpen te pleiten, zowel Plantin als Galle zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen. Ook over het auteurschap van de 79 prenten is al heel wat geschreven. Men is algemeen nogal zeker over de bijdrage van Rubens, hoewel het aantal prenten dat door hem ontworpen zou zijn, niet met zekerheid bepaald kan worden. Het overgrote deel van de prenten zou mogelijk van de hand van de graveur van het boekje zijn. Hiervoor wordt wel eens de naam van Cornelius Galle de Oude aangehaald. Funck stelt dat Jean-Baptist Barbé de hand had in deze gravures, deze hypothese is later in vraag gesteld door Held omwille van de afwijkende stijlkenmerken 1. In 1622, bij de heiligverklaring van Ignatius van Loyola, werd aan de nieuw uitgave een 80ste prent toegevoegd die dit heuglijke feit moest herdenken. DWSM
www.topa.be
7
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 1 Funck 1925; Held 1972, p. 125; zie hierover p. 162-167
21d Willem Vorsterman Ce est ung tractat de la noble art de leguile ascavoir ouvraiges despaine...Faict par moij, Guillaume Vorsterman a Anvers, [na 1527] Modelboek, ca. 20 x 14,5 cm Parijs, Bibliothèque Nationale, inv. Lh 3, res., 4°, fol. 9 r° Het boek omvat 24 folio die recto/verso bedrukt zijn met patronen voor filetkantwerk e.d.m. Op de achterzijde van het titelblad staat een gravure afgedrukt van twee personen die aan het weven zijn. De houtsneden zouden van de hand van Jan Swart kunnen zijn vermits die veel werkte voor Willem Vorsterman. 1 DWSM 1 Sabbe 1926, p. 86; Nijhoff-Kronenburg 1971, p. 835.
21e Fragment van een hongerdoek met scenes uit het leven van Sint-Ignatius Vlas, filetkant, netwerk, geajoureerd witborduurwerk, gesneden werk, rondom een rand reticella-naaldkant aangezet, 87 X 720 cm Anoniem Vlaams, Iste kwart 17de eeuw Drie aan elkaar genaaide stroken van 53 cm hoog met daarboven een strook linnen, gereinigd in 1997 (o.l.v. N. Andries) Antwerpen, kerkfabriek Carolus-Borromeus LIT.: Mechelen 1864, p. 130, nr. 753; Risselin –Steenebrugen 1948, p. 93-102; Huybrechs 1987, p. 33; Antwerpen 1956, p. 139, nr. 331; Deurne 1967, p. 3, nr. 8; Deurne 1985, p.171, nr. 262. Dit doek met in hoofdzaak filetkant is een fragment van een hongerdoek 1. Het is samengesteld uit vierkanten in stopwerk op geknoopt net, die de scènes uit het leven van Sint-Ignatius van Loyola, Sint-Franciscus Xaverius en engelen voorstellen. Deze scènes worden omringd door driehoeken met halve cirkels in geajoureerd witborduurwerk. Dc daardoor ontstane ruiten worden begrensd door strookjes stopwerk op geknoopt net met bloem- en bladmotieven, met aan beide zijden kleine driehoekjes in geajoureerd witborduurwerk, en door stervormen in geknoopt net. Het bloem- en bladmotief van de strookjes vinden we terug in de modelboeken van Schönsperger, Quentel en Vorsterman (cat. 21d) 2. Waarschijnlijk is bij de vervaardiging ervan uitgegaan van Vorstermans boek. De sterren zijn identiek aan deze die gebruikt zijn in de Fond de bonnet' (afb. 49) uit de kanthandel Plantin-Moretus. De verschillende heiligentaferelen werden uitgevoerd op basis van deze uit de Vita Beati P. Ignatii (cat. 21e). Op het als communiebankkleed omschreven stuk uit Carolus-Borromeus staan 20 taferelen uit de Vita Beati P. Ignatii afgebeeld, evenals het I.H.S.-embleem vcm de Societeit Jezus en de afbeeldingen van Sint-Ignatius en Sint-Franciscus Xaverius. De afkortingen van de namen en de portretten van de twee heiligen zijn in spiegelbeeld verwerkt. Het I.H.S.-embleem naast de afbeelding van Sint-Ignatius is wel correct weergegeven. Dit in spiegelbeeld zetten van letters duidt op de ongeletterdheid van de filetkantwerksters. De vier verticale en vier horizontale engelen gaan eveneens terug op voorbeelden van de Vita Beati P. Ignatii, DWSM 1 Zie hierover p. 169 e.v. 2 Zie hierover p. 174.
21f Fragment van een hongerdoek met scenes uit het leven van Sint-Ignatius Vlas, filetkant, netwerk, geajoureerd witborduurwerk, rondom een rand geklost passement aangezet, 58,5 x 289 cm en 57 x 215 cm Anoniem Vlaams, 1ste kwart 17de eeuw www.topa.be
8
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
HERKOMST: Carolus-Borromeuskerk (wellicht tot het einde van de 18de eeuw); schenking Liedts 1889. Brugge, Gruuthusemuseum, inv. 0.2.XIX en 0.281.XIX LIT.: Anciennes Dentelles, p. 7-8; Collection 1889, p. 15. Het doek (inv. 0.2.XIX) behoort tot dezelfde hongerdoek als het Antwerpse fragment; het is dan ook in dezelfde technieken uitgevoerd en heeft dezelfde kenmerken als het doek uit Carolus Borromeus. Het is echter het enige fragment dat op zijn oorspronkelijke breedte bewaard is gebleven. De later aangebrachte rand is uitgevoerd in passement. Dit doek haalt 9 taferelen uit dc Vita Beati P. Ignatii aan en heeft twee verticale engelfiguren. De vraag blijft hoe het doek terecht kwam in de collectie. Op het schenkingsalbum staat vermeld dat de kantcollectie behoorde aan wijlen Augusta, barones Liedts, wiens schoonmoeder de enorme collectie bijeenbracht. Charles Liedts - in zijn tijd een zeer bekwaam staatsman, minister en persoonlijke vriend van Leopold I - en zijn echtgenote waren geziene gasten aan het koninklijk hof. Omwille van bewezen diensten baron Liedts ronselde o.a. een regiment vrijwilligers die in Mexico dienst deden als lijfwacht voor Charlotte, dochter van Leopold en echtgenote van Maximiliaan, keizer van Mexico - kregen ze wel eens geschenken aangeboden door Leopold I, waaronder porselein en kant. En we weten dat onze eerste vorstin een rijke kantcollectie had, waarvan echter aan het hof niets is bewaard gebleven. Verkreeg barones Liedts langs deze weg de stukken van het SintIgnatiusdoek? 1 In het tweede, slecht bewaarde stuk (inv. 0.281.XDQ vinden we 3 taferelen uit de Vita Beati P. Ignatii terug. Het vierde tafereel, dit aan de linkerzijde, geeft de passie- of martelwerktuigen weer met daaronder geknield SintIgnatius en Sint-Franciscus. Verder zijn er twee verticale en vier horizontale engelen aangebracht. DWSM 1 Juste 1893, p. 107-109; Verhaegen 1912, p. 8-9; Cahier des Arts 1961; Minnaert 1980, p. 3-8; Tulleken 1983, p. 7-8; Brussel 1990, p. 44.
21g Vier fragmenten van een hongerdoek met scenes uit het leven van Sint-Ignatius Vlas, 4 delen, 55 x 274 cm/57 x 280 cm/57 x 280 cm/ 57 x 44 cm, filetkant, netwerk, geajoureerd witborduurwerk, stukken geklost passement aangezet Anoniem Vlaams, 1ste kwart 17de eeuw HERKOMST: Carolus-Borromeuskerk (wellicht tot het einde van de 18de eeuw); schenking Montefiore 18991901. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, inv. D. 2331/1-4 LIT.: Van Overloop 1910; Avant propos, p. 9; Risselin-Steenebrugen 1948, p. 93-102; Aalst 1981, p.139, nr. 118. De laatste delen van de hongerdoek. Hier vinden we in totaal 25 taferelen uit de Vita Beati P. Ignatu terug. Verder zijn eveneens het I.H.S.-embleem en de portretten van Sint-Ignatius en Sint-Franciscus Xaverius afgebeeld. In totaal zijn er dus 28 vierkanten met taferelen en 7 verticale engelen. Het doek kwam in het bezit van het museum door de schenking van de kantcollectie Montefiore. De heer Eugeen van Overloop, toenmalig hoofdconservator, vermeld in zijn Guide du Visiteur uit 1910 bij nr. 6 van de gids dat het fragmenten waren van filetkant doeken uit de Carol us-Borromeuskerk te Antwerpen: 'Sur Ie paroi verticale de la vitrine suivante,fragments de courtines, ou se trouvent retracées des scènes de I'histoire de la Compagnie de Jésus. Ces pieces présentent un enchevêtrement de filet brodé, de point coupé et d'une sorte d'ouvrage en etoile, semi dentelle, semi macramé (travail a noeuds). Elles proviennent de l’Eglise Saint-Charles (anciennement eglise des Jesuites) ou il subsiste encore d'autres fragments, servant aujourd'hui de nappes de communion'.
www.topa.be
9
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997
De doeken van Brussel zijn in spiegelbeeld uitgevoerd ten opzichte van deze van Antwerpen en Brugge, op enkele details na. Zo heeft de tafel op de Brusselse Ignatius-afbeelding dwarslatten, op de Antwerpse niet. Op de Antwerpse Sint-Ignatius ontvangt de gave om zijn tranen te bedwingen staan vijf sterren en een volledige boomstam afgebeeld, op de Brusselse die in spiegelbeeld staan, ziet men acht sterren. Twee taferelen zijn niet in spiegelbeeld weergegeven, m.n. Ignatius schenkt zijn kleren aan een arme en het Visioen bij la Storta. Ook mevrouw Montefiore-Levi was een geregelde gast aan het koninklijk hof en vanuit dit standpunt gezien is het wellicht geen toeval dat ook zij een deel van de Sint-Ignatiusdoeken in haar collectie had 1. DWSM 1 Bulletin Bruxelles 1901 /1902, nr. 1, p. 3; Van Overloop 1904, nr. 5, p. 33-35; Stuckmans 1974, p. 596-618.
21h Grisius Honor 5. ignatio Loiola Societatis lesu Fundatori et S. Francisco Xaverio Indiarum Apostolorum per Gregorium XV.inter Divos relatis habitus a Patribus Domus Professae & Collegij Soc. lesu Antverpiae 24 julij 1622, Antverpiae, Ex officina Plantiniana, M.DC.XXII. Boek, ca. 18 x 10 cm Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, (UFSIA), inv. 3068.M7. Dit boekje beschrijft op een 60 pagina's in Latijn de viering die te Antwerpen georganiseerd werd in juli 1622 naar aanleiding van de heiligverklaringen van Ignatius van Loyola en van Franciscus Xaverius op 12 maart 1622. Op de pagina's 18 en 19 geeft Grisius een beschrijving van de linnenhongerdoeken. De titelbladzijde is verlucht met een embleem van de Societeit Jezus geflankeerd door twee geknielde engelen en twee putti. Op pagina 59 staat de kerkelijke goedkeuring voor dit boekje afgedrukt, die op 22 oktober 1622 door Egbertus Spitholdis, kanunnik en plebaan van Antwerpen, gegeven werd. De laatste bladzijde is gereserveerd voor Plantins drukkersmerk: de gulden passer met de spreuk 'Labore et Constantia'. DWSM
L ITERATUUR ABEGG 1978 M. Abegg, Apropos Patterns, for embroidery, lace and woven textiles,Bern, 1978. ADELSON 1991 Candace Adelson, The Tapestry Patronage ofCosimo I de' Medici 1545-1553 (PhD thesis New York University 1990), I-IV, Ann Arbor, 1991. AERTS 1993 W. Aerts (ed.), De Ome-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen,Antwerpen, 1993. ANCIENNES DENTELLES Anciennes Dentelles Belges, ayant fait partie de la collection de Feue Madame Augusta, Baronne Liedts, Brugge Museum Gruuthuse, I, Anvers, s.d. ANDRIES 1981 N. Andries, Mechelse Kant, eindwerk 6de jaar Kant, Sint-Maria Instituut, Antwerpen, 1981. BALIS 1986
www.topa.be
10
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 A. Balls, Rubens Hunting Scenes (Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, XVIII, 2), London-Oxford-New York, 1986. BASAN 1767 F. Basan, Catalogue des estampes gravees d'apres Rubens, Parijs 1767. BAUDOUIN 1972 F. Baudouin, Rubens en zijn eeuw, Antwerpen, 1972. BAUDOUIN 1977 F. Baudouin, Nicolaas Rockox «vriendt ende patroon» van Rubens,Kredietbank, Antwerpen, 1977. BAUDOUIN 1978 F. Baudouin/ 'Een aanwinst voor het Antwerps kunstpatrimonium. Het Orakel, een wandtapijt van de Decius-Mus-reeks naar een ontwerp van P.P. Rubens', in Antwerpen, Tijdschrift der Stad Antwerpen, 24-4, december 1978, p. 192-196. BAUER 1980 Rotraud Bauer, 'Veranderungen im Inventarbestand der Tapisseriensammlung des Kunsthistorischen Museums in Wien', in Jahrbuch der Kunsthistorischen Sammlungen in Wien, 76,1980. BAUMSTARK 1983 R. Baumstark, 'Notes on the Decius Mus Cycle', in The Ringling Museum of Art Journal, 1,1983, p. 178-191. BAUMSTARK 1985 R. Baumstark, Peter Paul Rubens. The Decius Mus Cycle,The Metropolitan Museum of Art, New York, 1985. BAUMSTARK 1988 R. Baumstark, Peter Paul Rubens. Tod und Sieg des romischen Konsuls Decius Mus, Vaduz, 1988. BETERAMS 1957 F.G.C. Beterams, Het BegijuJioftc Mechelen, Inventaris van het Archief van de Commissie van Openbare Onderstand te Mechelen, II, Mechelen, 1957. BIAVATI 1977 G. Biavati, 'II recupero conoscitivo dei Rubens genovesi', in [cat. tent.] Rubens e Genova, Genua, 1977-78, p. 149-181. BIRIOUKOVA 1974 L. Birioukova, Les tapisseries francaises de la fin du XVe au XXe siecle dans les collections de VErmitage, Leningrad, 1974. BLAZKOVA-DUVERGER 1970 J. Blazkova en E. Duverger, Les tapisseries d'Octavio Piccolomini et Ie marchand anversois Louis Malo, St.-Amandsberg, 1970. BLAZKOVA 1978 J. Blazkova/ 'Les tapisseries de Decius Mus en Boheme', in Artes Textiles IX, 1978, p. 49-74. BODART 1977 D. Bodart, [cat. tent.] Rubens e I'incisione nelle collezioni del Gabinetto Nazionale delle Stampe, Villa della Farnesina alia Lungara, Rome
www.topa.be
11
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 1977. BOETTIGER 1896-98 J. Boettiger, Svenska statens samling afvafda tapeter, I-IV, Stockholm, 1896-98. BONENFANT 1925 P. Bonenfant, La suppression de la compagnie de Jesus dans les Pays-Bas autrichiens (1773) (Memoires de la Classe de lettres de I'Academie Royale de Belgiaue, 19), Brussel, 1925. BRASSAT 1988 Wolfgang Brassat, 'Fur die Einheit der katholischen Liga. Zum politischen Gehalt des Eucharistie-Zyklus von Peter Paul Rubens', in Idea, Jahrbuch der Hamburger Kunsthalle, VII, 1988, p. 43-62. BRASSAT 1992 Wolfgang Brassat, Tapisserien und Politik, Berlijn, 1982. BRINKHOFF 1968 L. Brinkhoff, Liturgisch Woordenboek, Liturgische orientatie na Vaticanum II/II, Roermond, 1968-1970. BROUWERS 1976 L. Brouwers s.j., Het Hof Van Liere, van patriciershuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975, Loyolavereniging, Antwerpen/1976. BROWN-DELMARCEL 1996 Clifford M. Brown en Guy Delmarcel, Tapestries for the Courts ofFederico II, Ercolc mni Ferrante Gonzaga. 1522-1563, College Art Association /LJniv. of Washington Press, Seattle-London, 1996. BRUGGEMAN 1985 M. Bruggeman, Brugge en kant, een historisch overzicht, Brugge, 1985 BULLETIN BRUXELLES 1901/1902 'La magnifique collection de dentelles, don de Mme Montefiore', in Bulletin des Musees Royaux des Arts decoratifs et Industriels, Premiere annee, 1901/1902, N° 1,1901. BURCKHARDT 1981 J. Burckhardt, Rubens, Brussel, 1981. CARLIER 1898 A. Carlier, La Belgiaue dentelliere, Bmxelles, 1898. CHURCHILL-BATH 1974 V. Churchill-Bath, Lace, Middlesex, 1974. COCKE 1971 R. Cocke, 'The literary sources of the «History of Achilles» by P.P. Rubens', in The Burlington Magazine, CXIII, 1971, p. 608609. COENE 1992 J. Coene, Geillustreerd en verklarend kantlexicon, Gentse Kantacademie, 1992.
www.topa.be
12
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 COLLECTION 1889 Collection d'anciennes Dentelles Flamandes de feue Madame Augusta,Baronne Liedts donnee a la ville de Bruges, Brugge, 1889. COOLIDGE 1966 J. Coolidge, 'Louis XIII and Rubens. The Story of the Constantine Tapestries', in Gazette des Beaux-Arts, CVIII, mei-juni, 1966, p. 271-292. CORTES HERNANDEZ 1996 Susana Cortes Hernandez, 'Une serie de tapices de «La Apoteosis de la Eucaristia y los obispos toledanos» de la Catedral de Toledo', in Reales Sitios, XXXIII, no. 130,1996, p. 54-64, kleurafb. COURAL 1967 J. Coural, 'Chefs-d'oeuvre de la tapisserie parisienne 1597-1662', in [cat. tent.] Versailles, 1967. CRICK-KUNTZIGER 1934 M. Crick-Kuntziger, 'La tenture d'Achilles d'apres Rubens et les tapissiers Jean et Francois Raes', in Bulletin des Musees royaux d'Art et d'Histoire, 3e serie, VI, 1934, p. 2-12,70-71. CRICK-KUNTZIGER 1939 M. Crick-Kuntziger, 'Les tapisseries de Francois Raes'/ in Bulletin des Musees royaux d'Art et d'Histoire, 1939, p. 142-144. CRICK-KUNTZIGER 1956 M. Crick-Kuntziger, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Catalogus van de Wandtapijten, Brussel, 1956. DAVIUSO\ 1988 Bernice Davidson, 'The Furti di Giove Tapestries Designed by Perino del Vaga for Andrea Doria', in The Art Bulletin, LXX (1988), p. 424-450. DAVIDSON 1990 Berenice Davidson, 'The Navigazione d'Enea Tapestries Designed by Perino del Vaga for Andrea Doria', in The Art Bulletin, LXXII (1990), p. 35-50. DV. CHAFFOY DE COURCELLES 1961 George de Chaffoy de Courcelles, 'Le Baron Charles Liedts, Ministre d'Etat (1802-1878)', in Le Cahier des Arts, revue mensuelle artistique et Uternire, 6e Annee, Avril 1961. DE- DALMASES 1990 C. De Dalmases, Magister Ignatius, het leven van Ignatius van Loyola, stichter van de Jezuïetenorde (ca. 1491-1556), Tielt, 1990. DE DILMONT 1891 Th. De Dilmont, Encyclopedie des ouvrages de Dames, 1891, Mulhouse. DELEN 1956 A.J.J. Delen, De Grafische Kunsten door de Eeuwen heen, Antwerpen, 1956. DELMARCEL 1977
www.topa.be
13
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Guy Delmarcel, 'Jachttaferelen. Een nieuwe reeks wandtapijten in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel' in Museumleven, 4,1977, p. 4-12. DELMARCEL 1979 G. Delmarcel, Wandtapijten. 3. Barok en 18de eeuw, Museumgids Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 1979. D^I.MAKCEL 1983 Guy Delmarcel, The Rubens Tapestry Set in Valetta, Malta, Some New Facts and Documents', in The Ringling Museum of Art Journal,1983, p. 192-209. DELMARCEL 1985 Guy Delmarcel, 'Nieuwe gegevens over de wandtapijten van het Nieuwe Testament door Judocus de Vos te Malta (16991700)', in Belgisch Tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunst-geschiedenis-Revue beige d'archeologie et d'histoire de I'art, LIV, 1985, p. 29-44. DELMARCEL 1987 G. Delmarcel, 'L'arazzeria antica a Bruxelles e la manifattura di Jan Raes', in [cat. tent.] Arazzi per la Cattcdrale di Cremona, Cremona, 1987, p. 44-53. DELMARCEL 1991 Guy Delmarcel, 'The 17th-century Flemish tapestries of Toledo cathedral exhibited at the feast of Corpus Christ!' in Bulletin du CJ£rA,n°69,1991,p.ll5. DELMARCEL 1995 G. Delmarcel/ [cat. tent.] Tapisseries de Bruges, Bruxelles et Beauvais, XVIIe et XVIIe siecles. Chefs-d'oeuvre de la collection Toms, Lausanne, 1995. DELMARCEL-DUVERGER 1987 Guy Delmarcel en Erik Duverger, [cat. tent.] Brugge en de tapijtkunst, Brugge 1987. DE MAEYER 1955 Marcel De Maeyer, 'Otto Venius en de tapijtenreeks De Veldslagen van aartshertog Albrecht', in Artes Textiles II, 1955, p. 105-111. DE MOUREAU-LAUWREYS 1939 E. De Moreau en J. Lauwreys, Kerkgeschiedenis, Antwerpen/1939. DF NAVE-VOET 1989 F. De Nave en L. Voet/ Museum Plantin-Moretus (Musea Nostra XV), Brussel/1989. DHPAUW 1993 Carl Depauw, 'De Eucharistie-cyclus / The Eucharist Series'/ in [cat. tent.] Rubens Cantoor, een verzameling tekeningen ontstaan in Rubens' atelier, Rubenshuis, Antwerpen, 1993, p. 194-213. DE POORTER 1978 Nora De Poorter, The Eucharist Series (Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, II), I-II, Brussel-Londen, 1978. DE POORTER 1983
www.topa.be
14
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Nora De Poorter, 'Engelemnuziek van Rubens in het Kolveniershof, in Antwerpen, Tijdschrift der Stad Antwerpen, 29, juni 1983, p. 75-80. DE POORTER 1980 N. De Poorter, 'Over de weduwe Geubels en de datering van Jordaens' tapijtenreeks' De taferelen uit het landleven'/ m Gentsebijdragen tot de Kunstgeschiedenis, 25,1979-1980, p. 208-224. DUBON 1964 D. Dubon, Tapestries/rom the Samuel H.Krcss Collection at the Philadelphia Museum of Art; The History of Constantine the Great designed by Peter Paul Rubens and Pietro da Cortona, Phaidon Press, Aylesbury, 1964. DUVERGER 1971 E. Duverger, 'Tapijten naar Rubens en Jordaens in het bezit van het Antwerps handelsvennootschap Fourment-van Hecke', m Artes Textiles, VII, 1971, p. 148-159. DUVERGER 1981 Erik Duverger, 'Patronen voor tapijtwerk in het sterfhuis van Francois van den Hecke', in Artes Textiles, X, 1981, p. 221-234. DUVERGER 1981-1984 E. Duverger/ 'Enkele archivalische gegevens over Catharina van den Eynde en over haar zoon Jacques II Geubels/ tapissiers te Brussel'/ in Gentse bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, 26, 1981-1984, p. 161-193. DUVERGER 1984 Erik Duverger/ Antwerpse Kunstinventarissen uit de zeventiende eeuw (Fontes Historiae Artis neerlandicae: Bronnen voor de kunstgeschiedenis van de Nederlanden, 1,1-8)/ Brussel, 1984-1995. DUVERGER 1986 Erik Duverger, 'Flamische Wandteppiche fur den Wiener Hof aniasslich der Hochzeit Kaiser Leopolds I. im Jahre 1666', in Artes Textiles. Bijdragen tot de geschiedenis van de Tapijt-, Borduur- en Textielkunst, XI, 1986, p. 176-177. . DUVERGER 1978 J. Duverger, 'Aantekeningen betreffende de patronen van P.P. Rubens en de tapijten met de Geschiedenis van Decius Mus', in Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, 24,1976-78, p. 15-42. EARNSHAW 1980 P. Eamshaw, Kantsoorten herkennen, De Bilt, 1980. EIRWEN-JONES M. Eirwen-Jones, The Romance of Lace, The Lace of the Low Countries, London, s.d. ENGELMEIER 1965 P. Engelmeier, Westfälische Hungertucher vom 14. bis 19. Jahrhundert, Munster, 1965. ERRERA 1905 Isabel Errera, Collections de Broderies Anciennes, Catalogue, Brussel, 1905. EVERS 1946 H.G. Evers, Peter Paul Rubens, Antwerpen, 1946. FABRI 1985
www.topa.be
15
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Ria Fabri, 'Smokkelpraktijken van Antwerpse kooplieden tijdens de 17de eeuw', in Antwerpen: Tijdschrift der Stad Antwerpen, 1985, jg. 31, nr. 3, p. 124-129. FABRI 1991 R. Fabri, De 17de-eeuwse Antwerpse kunstlcast. Typologische en historische aspecten (Verhandelingen van de Koninklijke Academic voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie, Klasse der Schone Kunsten, 53), Brussel, 1991. FENAILLE 1923 M. Fenaille, Etat general des tapisseries de la Manufacture des Gobelins depuis son origine jusau'a nos jours, 1600-1900,1, Parijs, 1923. FERRERO VlALE 1956 M. Ferrero Viale, Tapisseries rubeniennes et jordaenesques a Turin', in Aries Textiles, III, 1956, p. 67-70. FILET 1985 'Filet' in Reallexicon zur Deutsche Kunstgeschichte, VIII, Munchen, 1985. FORTI GRAZZINI 1994 Nello Forti Grazirmi, 11 Patrimonio nrtistico del Quirinale. Gli Arazzi, I-II, Rome-Milaan, 1994. FREEDBERG 1984 D. Freedberg, The Life of Christ after the Passion (Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, VU), Brussel, 1984. FUNCK 1925 M. Funck, Le livre beige a gravures, guide de I'amateur de livres illustres imprimes en Belgique avant le XVIIIe siecle, ParijsBrussel, 1925. GRIETEN 1996 S. Grieten en J. Bungeneers (ed.), Inventaris van het Kunstpatrimonium van de Provincie Antwerpen. De Onze-LieveVrouwekathedraal van Antwerpen, Antwerpen, 1996. GOBEL 1923 H. Gobel, Wandteppiche, 1. Die Niederlande, I-II, Leipzig, 1923. GOBEL 1928 H. Gobel, Wandteppiche, 2. Die Romanischen Lander, I-II, Leipzig, 1928. GOHR 1977 Siegfried Gohr, Triumph der Eucharistie/ Wandteppiche aus dem Kolner Dom'/ in [cat. tent.] Peter Paul Rubens 1577-1640, Keulen/ 1977, p. 359-368. GUIBERT 1926 Joseph Guibert, Le Cabinet des Estampes de la Bibliotheque Nationale, Histoire des Collections suivie d'un guide du Chercheur, Paris, 1926. GUIFFREY 1892 J. Guiffrey, 'Les manufactures parisiennes de tapisseries au XVIIe siecle'/ in Memoires de la Societe de I'histoire de Paris et
www.topa.be
16
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 de I'lle-de-Francc, XIX, 1892, p. 71-114. GUIFFREY 1904 Jules Guiffrey, 'Les tapisseries de Malte7, in Gazette des Beaux-Arts, 32,1904, p.299-310. GUILLERMOU 1962 A. Guillermou, 'Ignatius van Loyola', in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten, Reinbeck bei Hamburg, 1962. GUILLERMOU 1967 A. Guillermou, Saint Ignace de Loyola, pages choisies, Paris, 1967. HAMBURG 1964 'Europaische Abteilung, Erwerbungen 1962', in Jahrbuch der Hamburger Kunstsammlungen 9,1964, p. 238-241. HAVERKAMP BEGEMANN 1975 E. Haverkamp Begemann, The Achilles Series (Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, X), Brussel, 1975. HECQUET 1751 R. Hecquet, Catalogue des estampes gravees d'apres Rubens, Parijs 1751. HELD 1972 Julius S. Held, 'Rubens and the Vita Beati P. Ignatii Loiolae of 1609, in J.R. Martin (ed.), Rubens Before 1620, Princeton 1972. HELD 1974 Julius S. Held, 'Some Rubens Drawings: Unknown or Neglected, in Master Drawings, 1974, XII, p. 249-260. HELD 1977 Julius S. Held (ed.)/ [cat. tent.] Rubens and the Book: Title Pages by Peter Paul Rubens, Chapin Library, Stetson Hall, Williamstown 1977 HELD 1980 J.S. Held, The Oil Sketches of Peter Paul Rubens. A Critical Catalogue, 1, Princeton, 1980. HOLLSTEIN F.W.H. Hollstein, Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts, ca. 1450-1700, Amsterdam, 1949 ff. HONGERDOEK 1979 'De Hongerdoek, in Antiek, 13, nr. 8,1979. HONGERDOEK 1993 'De Hongerdoek, in Vastenkalender, Bisdom Antwerpen, 25 februari 1993. HOOGEWERFF 1925 G.J. Hoogewerff, ^relaten en Brusselsche Tapijtwevers7, m Mededelingen van Nederlandsch Instituut te Rome, V, 1925, p. 137-160. HUVENNE 1996 Paul Huvenne, The Rubens House (Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen), Gent, [1996].
www.topa.be
17
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 HUYBRECHS 1987 F. Huybrechs, Kunst in de Sint-Caroluskerk te Antwerpen, Kerkfabriek Sint-Carolus Borromeus, Antwerpen, 1987. INVENTARIS 1990 Inventaris van de kanten in bezit van het Museum Gruuthuse te Brugge, Brugge, 1990. JAFFE 1961 M. Jaffe, '«The Return from the Flight into Egypt» by Peter Paul Rubens', in Wadsworth Atheneum Bulletin, Hartford/ Summer 1961, p. 10-26. JAFFE 1969 Michael Jaffe, 'Reflexions on the Jordaens Exhibition7, in The National Gallery of Canada Ottawa Bulletin, XIII, 1969. JAFFE 1977 M. Jaffe, Rubens and Italy, Oxford, 1977. JAFFE 1989 M. Jaffe, Rubens, Catalogo complete, Milaan, 1989. JARRY 1958 Madeleine Jarry, 'Les tentures du Nouveau Testament de Feglise Saint-Jean de Malte'/ in Le Jardin des Arts, n°41, mars 1958, p.329-338. JARRY 1960 M. Jarry , '«New Testament» Tapestries in St. Johr^s Malta: «Triumphs» after Rubens'/ in The Burlington Magazine, 102, 1960, p. 149-152. JARRY 1979 M. Jarry/ 'Parisian Workshops of the Seventeenth Century7, in Acts of the Tapestry Symposium, November 1976, The Fine Arts Museum of San Francisco, 1979, p. 175-185. JUNQUERA 1966 Paulina Junquera de Vega, 'Los tapices de la Pasion7, in Reales Sitios, III, nr. 7,1966, p. 61-62. JUNQUERA 1969 Paulina en Juan Jose Junquera/ 'Descalzas Reales, Serie de tapices La Apoteosis de la Eucaristia', in Reales Sitios, VI, nr. 22/ 1969, p. 18-31/ kleurafb. JUNQUERA 1986 Paulina Junquera de Vega en Carmen Diaz Gallegos, Catalogo de tapices del patrimonio Nacional. IL Siglo XVII, Madrid, 1986. JUNQUERA 1986B Paulina Junquera de Vega en Concha Herrero Carretero, Catalogo de tapices del Patrimonio Nacionnl. I. Siglo XVI, Madrid, 1986. JUDSON-VAN DE VELDE 1977 J.R. Judson en C. Van de Velde, Book Illustrations and Title Pages Corpus Rubenianum Ludwig Burchard XXI), Brussel, 1977.
www.topa.be
18
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 JUSTE 1893 Th. Juste 'Liedts Charles' in Biographie Nationale Academie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts de Belgique, XII), Bruxelles, 1892/1893. KALF1988 Elisabeth Kalf, Waar legwerk hangt. Corpus van wandtapijten in Nederlands openbaar en particulier bezit, I, Alphen aan den Rijn, 1988. KANTHANDEL 1973 'Kanthandel der familie Plantijn', in Antwerpen in de XVIde Eeuw (Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis), Antwerpen, 1973. KEFER-MALI 1919 M. Kefer-Mali, Causeries sur I'histoire de la dentelle, Bruxelles, 1919. KlECKENS 1874 F. Kieckens s.j.. Fetes celebrees a Anvers au mois dejuillet 1622 a I'occasion de la Canonisation d'lgnace de Loyola et de Francois-Xavier {Collections de Precis Historiques, seconde serie, III), Bruxelles, 1874. KNIGHT 1980 Pauline Knight, The Technique of Filet Lace, London, 1980. KONIG-NORDHOFF 1982 U. Konig-Nordhoff, Ikonografie Ignatius van Loyola, Berlin, 1981-1982. KORS1938 J.B. Kors, Encyclopaedisch Kerkelijk Woordenboek, Bilthoven, 1938. KRUGER 1989 P. Kriiger, Studien zu Rubens' Konstantinzyklus (Europdische Hochschulschriften, Reihe XXVIII Kunstgeschichte, 92), Frankfurt am Main-Parijs, 1989. LEEMANS 1972 LEFEBURE 1996 Amaury Lefebure/ 'Les tapisseries et leur usage, en France au XVIIe siecle', in [cat. tent.] Lisses et Delices, Chefs-d'ceuvres de la tapisserie de Henri IV a Louis XIV, Chateau de Chambord, Chambord, 1996, p. 17-29. LEFEBURE 1887 E. Lefebure, Broderie et dentelles, Paris, 1887. LEVEY1983 S.M. Levey, Lace, a History, Victoria en Albertmuseum, London 1983. LOTZ 1933 A. Lotz, Bibliographie der Modelbucher, Leipzig, 1933. LOTZ 1963
www.topa.be
19
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 A. Lotz, Bibliographie der Modelbucher, Stuttgart, 1963. LOZOYA 1969 El Marques de Lozoya, 'Ampliacion del Museo en las Descalzas Reales', in Reates Sitios, VI, nr. 22,1969, p. 13-17. LUDMANN 1968 J.-D. Ludmann, 'Le mobilier de FAppartement Royal du Palais des Rohan a Strasbourg', in Cahiers Alsaciens d'Archeologie, d'Art et d'Histoire, 1968, dl. 12, p. 75-90. LUGT 1949 F. Lugt, Musee du Louvre. Inventaire General des Dessins des Ecoles du Nord. Ecole Flamande, II, Paris, 1949. ^MANNAERTS 1983 R. Mannaerts, De Artistieke Expressie van de Mariale Devotie der Jezuieten te Antwerpen, (1562-1773), een iconografisch onderzoek, Leuven, 1983. MARIETTE, 1851-1860 P.J. Mariette, Abecedario et autres notes inedites de cet amateur sur les arts et les artistes, (ed.) P. de Chennevieres en A. De Montaiglon, I-VI, Parijs/1851-1860. MATTHYS 1993 D. Matthys/ De Ignatiusdoeken, eindwerk 6de jaar Kant, Instituut Sint-Maria, Antwerpen/1992/1993. MINNAERT 1980 S. Minnaert, 'Charles Liedts', in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaerde [Van zijn Kastelnij en van den Lande tussen Maercke en Ronne], deel XX, Iste aflevering, 1980. MOLLER 1962 L.L. Moller, 'Aufbahrung und Triumph des Romischen Helden Publius Decius Mus', in Stiftung zur Forderung des Hamburgischen Kunstsammlungen, Erwerbungen 1962, p. 38-42. MULLER HOFSTEDE 1993 Justus Muller Hofstede, Ein Jagdteppich nach Peter Paul Rubens, Miinchen 1993. NlJHOFF-KRONENBURG 1971 W. Nijhoff en M.E. Kronenburg/ Nederlandse Bibliografie, van 1500 tot 1540,1-VII, Den Haag, 1923-1971. ORTTZECHAGUE'1950 Jose Ortiz Echague, Espana mistica {Espana, III), Madrid, 1950. PALUSER 1976 Bury Palliser, A History of Lace, London, 1976. PAULIS L. Paulis, Le Passé de la Dentelle Belge {PubJié avec le concours de la Fondation Universitaire des Musees Royaux d'Art et d'Histoire et des Amies de la Dentelle), s.l., s.d. PHILIPPEN 1943 L.J.M. Philippen, 'Begijnenwerkzaamheden'/ in Prosper Verheyden gehuldigd ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag,
www.topa.be
20
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Antwerpen, 1943. POHLEN 1985 I. Pohlen, Untersuchungen zur Reproduktionsgraphik der Rubenswerkstatt {Beitrdge zur Kunstwissenschaft 6), Miinchen, 1985. PRIMS 1947 Fl. Prims, De kunst- en kunstenaarskerk Sint-Carolus Borromeus te Antwerpen, geschiedenis en beschrijving, Antwerpen, 1947. PRIMS 1982 Fl. Prims, Geschiedenis van Antwerpen, deel 6,1 en 6,2, Brussel, 1982. RENGER 1977 K. Renger en G. Unverfert (ed.), [cat. tent] Rubens in der Grafik, Gottingen-Hannover-Numberg, 1977. RISSELIN-STEENEBRUGEN 1948 M. Risselin-Steenebrugen, Filet brodé retraçant des épisodes de la vie de Saint Ignace de Loyola', in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 1948, jg. 20, nr. 4-6, p. 93-102. RISSELIN-STEENEBRUGEN 1958 M. Risselin-Steenebrugen, 'Dentelles Anversoises et commerce Espagnol, in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 1958, jg. 30, nr. 4. RISSELIN-STEENEBRUGEN 1959 M. Risselin-Steenebrugen/ 'Christophe Plantin, facteur en lingeries fines et dentelles', in De Gulden Passer, jg 37,1959, p. 74-111. RISSELIN-STEENBRUGEN 1961 M. Risselin-Steenebrugen / 'Les debuts de 1'industrie dentelliere - Martine et Catherine Plantin', in De Gulden Passer, jg 39,1961, p. 77-127. RISSELIN-STEENEBRUGEN 1973 M. Risselin-Steenebrugen, Trois siecles de dentelles aux Musees royaux d'Art et d'Histoire, Brussel/1973. RISSELIN-STEENEBRUGEN 1980 M. Risselin-Steenebrugen, Trois siecles de dentelles aux Musees royaux d'Art et d'Histoire, Brussel [1980]. ROBINSON-WILSON 1980 Franklin W. Robinson en William H. Wilson, Catalogue of the Flemish and Dutch Paintings 1400-1900, The John and Mable Ringling Museum of Art, Sarasota, 1980. ROMBOUTS-VAN LERIUS 1961 Ph. Rombouts en Th. Van Lerius, Les Liggeren de la Gilde Anversoise, Amsterdam, 1961. ROOSES 1890 M. Rooses, Catalogus van Rubens' workeii m yravuur enfotografie tentoongesteld in het Museum voor Schoone Kunsten te Antwerpen, Antwerpen, 1890. ROOSES-RUELENS 1898
www.topa.be
21
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Max Rooses en Charles Ruelens, Correspondance de Rubens et documents epistolaires concernant sa vie et ses ceuvres, Antwerpen/1898. ROUZET 1975 A. Rouzet, Dictionnaire des impnmeurs, libraires et editeurs des Xve et XVe siecles dans les limites geographiques de la Belgiaue actuelle, Nieuwkoop, 1975. SABBE 1926 M. Sabbe, Antwerpsche Druckerije (Eigen Schoon VI), Brussel, s.d. SABBE 1937 M. Sabbe/ Dc Meesters van de Gulden Passer, Amsterdam, 1937. SANCHEZ BELTRAN 1993 M. J. Sanchez Beltran, 'Un tapiz inedito de Guillam van Leefdael, «La colera de Aquiles contra Agamenon»'/ in Archivo Espanol de Arte, nr. 263,1993, p. 305-308. SCHNEEBALG-PERELMAN 1986 S. Schneebalg-Perelman, 'Rubens et la tapisserie', in Rcrnc 1^'l^c d'Archeologie et d'Histoire de I'Art, 55,1986, p. 133-139. SCHULTEN 1986 / Walter Schulten, Triumph der Eucharistie, Bildteppiche nach Entwurfen von P.P. Rubens (Meisterwerke des Kolner Domes, 2), Keulen, 1986. SCRIBNER 1982 Charles Scribner, The Triumph of the Eucharist, Tapestries Designed by Rubens, III, Ann Arbor, 1982. SHEARMAN 1972 J. Shearman, Raphael's Cartoons in the Collection of her Majesty the Queen and the Tapestries/or the Sistine Chapel, London, 1972. SOMMERVOGEL Carlos Sommervogel, Bibliothecfue de la Compagnie de Jesus, Neue aufl., I-XTI, Brussel-Paris 1890ff. SORBER 1989 F. Sorber, 'Kledij in Antwerpse Archieven in de zeventiende eeuw, in Antwerpen in de XVIIde eeuw (Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis), Antwerpen, 1989, p. 451-487. SOTHEBY'S 1997 Sotheby's New York, Important Old Master Paintings, 30 januari 1997. STAFFERS 1996 G. Stappers, De geschiedenis van Abraham (ca. 1540), Brusselse wandtapijten uit het atelier vein Willcni de Kempeneer, onuitgegeven licentiaatsverhandeling wetenschappen, K.U.Leuven, 1996.
Kunst-
STOCKMANS 1974 Fr. Stockmans 'Montefiore - Levi Georges' in Biographie Nationale (Academie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux
www.topa.be
22
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 Arts de Belgique, 38), Bruxelles, 1974. J. TEIXEIRA 1983 J. Teixeira, 'Tapecaria (0 Paco Ducal de Vila Vicosa: sua Arquitectura e suas Coleccoes)', in 0 Paco Ducal de Vila Vicosa: sua Arquitectura e suas Coleccoes, 1983, p. 205-209, nr. 285-288. THIEME-BECKER U. Thieme en F. Becker, Allgemeines Lexicon der Bildenden Kunstler, I-XXXVI, Leipzig, 1920 ff. THIJS 1987 A. Thijs, Van 'werkwinkel' tot Fabriek'. De textielnijverheid te Antwerpen (einde 15de-begin 19dc eeuw), Brussel, 1987. THIRY 1989 A. Thiry s.j., Le recit du pelerin, autobiographic de Saint Ignace de Loyola, Namur, 1989. TRUYENS-BREDAEL 1941 C.L. Truyens-Bredael, Het kantwerk van de Ommegang, Antwerpen 1941. TULLEKEN 1983 M.J. Tulleken, 'I. Schilderijen, het legaat Liedts en de Liedtsverzameling', in Publicaties van de Vereniging voor Vreemdelingen - verkeer en Monumentenzorg, Stedelijk Museum Oudenaarde, 1983. VAN DEN BERCK-MERTENS 1977 M. Van Den Berck-Mertens, Paradijselijk Handwerkboek, De Bilt, 1977. VAN DER MEULEN 1976-78 M. Van der Meulen, 'Rubens and the Antique Sculpture Collections in Rome', in Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, 24, 1976-78, p. 149-150. VAN DER MEULEN 1994 M. Van der Meulen, Rubens's Copies after the Antique (Corpus Rubemmuirn Ludwi^ Bin-chard, XXIII), I-III, Londen, 1994. VAN HEMERT 1978 M. Van Hemert, The Needlework of the island of museum Marken, Vrienden van het Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem, 1978. VAN OVERLOOP 1904 E. Van Overloop, 'Collection Madame Montefiore', in Bulletin des Musees Royaux des Arts decoratifs et Industriels, Bibliothèque dentelliere, 3e annee, N° 5, Bruxelles, 1904. VAN OVERLOOP 1910 E. Van Overloop, La Dentelle: Guide du Visiteur, Palais au Cinquantenaire, Bruxelles, 1910. VAN TICHELEN 1990 I. Van Tichelen, 'Diana en Endymion, een zeventiende-eeuws wandtapijt uit de ateliers van Parijs. Eerste resultaten van een onderzoek'/ in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 1990, jg. 61, p. 133-155. VAN WESSEM H.J. Van Wessem, Ik kan Handwerken, Leiden, s.d.
www.topa.be
23
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 VASTENDOEKEN 1961 'Vastendoeken', in Societe d'Emulation de Bruges, 1961, deel 98. VERHAEGEN 1912 P. Verhaegen, 'La Dentelle Belge', in Bulletin du Ministere de L’Industrie et du Travail, Societé Belge de Librairie, Office de Publicité Bruxelles, 1912. VLIEGHE 1972-1973 Hans Vlieghe, Saints (Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, VIII), I-II, Brussel, 1972-1973. VLIEGHE 1977 H. Vlieghe, De schilder Rubens, Utrecht/Antwerpen, 1977. VLIEGHE 1979 H. Vlieghe, 'De leerpraktijk van een jonge schilder: Het notitieboekje van Pieter van Lint in het Institut neerlandais te Parijs7/ in Jaarboek 1979, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, p. 262-265, nr. 32-37. VOET 1973 L. Voet, De Gouden Eeuw van Antwerpen, Antwerpen, 1973. VON BALDASS 1920 L. von Baldass, Die Wiener Gobelinsamrnlung. Dreihundert Bildtafein mit beschreibcndcni Text und wissenschaftlichen Anmerkungen, I-XV, Wenen,1920. VON BIRK 1883 E. Ritter von Birk, 'Inventar der im Besitz des Allerhochsten Kaiserhauses befindlichen Niederlander Tapeten und Gobelins', in Jahrbuch der Kunsthistorischen Sammlungen des Allerhochsten Kaiserhauses, 1,1,1883, p. 213-248. VON SIMSON 1986 0. Von Simson, 'Rubens und Homer', in W. Knopp, Spiegelungen, Mainz, 1986, p. 105-124. VOORHELM SCHNEEVOOGT 1873 C.G. Voorhelm Schneevoogt, Catalogue des estampes gravees d'apres P.P. Rubens, Haarlem, 1873. VON WURZBACH 1904 A. Von Wurzbach, Niederlandisches Kiinstler-Lexicon, I-in, Leipzig-Wenen, 1904. WACE 1968 Alan Wace, The Marlborough Tapestries at Blenheim Palace and Their Relation to Other Military Tapestries of the War of Spanish Succession, London-New York, 1968. WAUTERS 1878 A. Wauters, Les tapisseries bruxelloises, Brussel, 1878. WEALE 1865 J. Weale, Le Beffroi, 1865. WIJSTAD 1976
www.topa.be
24
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 S. Wijstad, 'Het leven van Achilles door P.P. Rubens', in Hermeneus, tijdschrift voor mitickc cultuur, 49, nr. 3, p. 176-1^5. WOLDBYE 1969 V. Woldbve, Hollandske Blomstertaepper i Danmark, Kunstindustrimuseet Virksomhed, Kopenhagen 1969.
TENTOONSTELLINGEN AALST1981 Aalst Sint-Jozefcollege 1619/1621/1831 /1981, Collegekerk, Pontstraat, Aalst/ 198L AMSTERDAM 1972 V. Woldbye en C.A. Burgers, Geweven boeket, Rijksmuseum Amsterdam, 1972. ANCONA 1989 Arazzi rubensiani e tessuti preziosi dei musei diocesani di Ancona e Osimo, Ancona, 1989. ANDERNACH 1988 P. Huvenne en H. Nieuwdorp, Peter Paul Rubens Graphiken, Stadtmuseum, Andernach, 1988. ANTWERPEN 1956 Scaldis tentoonstelling. Oude kunst en cultuur, hedendaagse kunst, economie, Stedelijke Feestzaal & Provinciaal Veiligheidsinstituut, Antwerpen/1956. ANTWERPEN 1977 Kunstwerken uit de Eeuw van Rubens in Antwerpse Kerken en Kloosters, Sint-Jacobskerk, Antwerpen, 1977. ANTWFRPFN 1985 Alfons Thijs, De Jezuïeten en het Katholiek Herstel te Antwerpen na 1585, UFSIA-Centrale bibliotheek nr. 12, Antwerpen, 1985. ANTWERPEN 1989 Historische Kant uit de Sint-Andrieskerk, T.I.K.A., Sint-Andrieskerk, Antwerpen, 1989. ANTWERPEN 1993 Rubens Cantoor. Een verzameling tekeningen ontstaan in Rubens' atelier, Rubenshuis, Antwerpen, 1993. ANTWERPEN 1993B Antwerpen, verhaal van een Metropool, Hessenhuis, Antwerpen, 1993. A\T\VERPE\'-MUNSTER 1990 Jan Boeckhorst. 1604-1668. Medewerker van Rubens, Antwerpen-Munster, 1990. BRUGGE 1990 Kant op zijn best. Museum Gruuthuse-Brangwyn, Brugge, 1990. BRUSSEL 1977
www.topa.be
25
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 R. Bauer en G. Delmarcel, Brusselse wandtapijten in Rubens' eeuw, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 1977. BRUSSEL 1990 Marg. Coppens, Kant uit het Koningshuis, tentoonstelling georganiseerd ter gelegenheid van de zestigste verjaardag en het veertigjarige koningschap van Zijne Majesteit Koning Boudewijn, Bank Brussel Lambert, Brussel/1990. DEURNE 1967 Kant vroeger en nu, Provinciaal Museum Sterckshof, Deurne, 1967. DEURNE 1973 Antwerpse Wandtapijten, Het Sterckshof, Deurne, 1973. DEURNE 1985 Uit de Sacristie: textiel en juwelen in kerkelijk bezit in de provincie Antwerpen, Provinciaal Museum Sterckshof, Deurne, 1985. DOORNIK 1956 Scaldis: Art et Civilisation, Halle aux Draps, Tournai 1956. FLORENCE-MILAAN-GENUA 1987 II Tempo di Rubens, Florence-Milaan-Genua, 1986-1987. HALBTURN 1976 Rotraud Bauer, Historische Schlachten auf Tapisserien aus dem Besitz des Kunsthistorischen Museums Wien, Halbturn, 1976. KEULEN 1977 Peter Paul Rubens 1577-1640, Katalog II, Maler mit dem Grabstichel, Rubens und die Druckgraphik, Wallraf-RichartzMuseum, Keulen, 1977. KOPENHAGEN 1969 Hollands Buket, Kunstindustrimuseet, Kopenhagen, 1969. 1.1SSABON 1978 Fr. Baudouin, Rubens e sous Gravadores, Lissabon, 1978. LIER 1959 Kerkelijke Kunst, Museum Wuyts-Van Campen en baron Caroly, Lier, 1959. MECHELEN 1864 W.H. James Weale, Objets d'Art Religieux du Moyen Age, de la Renaissance et des Temps Modernes, Hotel Liedekerke, Mechelen, 1864. MECHELEN 1992 J. De Boeck (ed.), Renasci. Tapestries, Mechelen, 1992. MUNSTER 1976 Bilder nach Bildem. Druckgraphik und die Vermittlung von Kunst, Munster 1976.
www.topa.be
26
Antwerpen, Sint-Carolus Borromeuskerk Wetenschappelijke studie Rubenstekstiel, Antwerpen 1997 PARIJS 1977-78 Le siecle de Rubens dans les collections francaises, Grand Palais, Parijs, 1977-1978. RIMINI 1988 Arazzi rubensiani nel museo diocesano di Ancona e la Confraternita del SS. Sacramento, Rimini, 1988. ROTTERDAM 1983 Het leven van Achilles, in J. Giltay, Schilderkunst uit de eerste hand, olieverfschetsen van Tintoretto tot Goya, Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam, 1983, p. 53-69, nr. 7-13. ROTTERDAM 1990 Peter Paul Rubens, Het leven van Achilles, in N. De Poorter en J. Giltay, Rubens en zijn tijd, Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam, 1990, p. 96-113, nr. 26-32. TOKIO 1995 E. Janssen, The anger of Achilles, in Ukiyo-e Prints and Tapestries from the Collection of the Royal Museums of Art and History, Belgium, Tokyo National Museum, Tokio, 1995. UTRECHT 1980 Kant in de Kerk, Museum Het Catherijneconvent, Utrecht, 1980.
HANDSCHRIFTEN VRIENS 1995 De Eer aan S. Ignatius uit Loyola en aan S. Franciscus Xaverius te Antwerpen bewezen in juli 1622, vertaling van M. Grisius: Honor S. Ignatio Loiola Societatis lesu Fundatori et S. Francisco Xaverio Indiarum Apostolorum per Gregorium XV.inter Divos relatis habitus a Patribus Domus Professae &' Collegij Soc. lesu Antverpiae 24 Julij 1922, Antverpiae, Ex officina Plantiniana, M.DC.XXII, Sint Truiden, 1995. SODALITAS LATINA MAIOR Sodalitas Latina Maior Antwerpiensis B. Mariae Virginis, bestuurslijst van de Sodaliteit, archief O.L. Vrouwcollege, Antwerpen. COMITE JESUITIQUE Proces Verbal des premières opérations faites par le Conseiller Van den Cruyce le 13/9/1773 a la Maison Professe des cy devant Jésuites dans la ville d'Anvers, Comite Jesuitiaue, 14A, biz. 640, rijksarchief Brussel. DROESHOUT Annales de la maison professe d'Anvers, Droeshout, Archief der Bollandisten, Brussel.
www.topa.be
27