JOSTEN & SMITS
Gezichtsverlies Denise de Wit-reeks
de geus
© Marc Josten & Rob Smits, 2014 Omslagontwerp Mijke Wondergem Omslagillustratie © Andy & Michelle Kerry/Trevillion Images en Shutterstock isbn 978 90 445 2831 2 nur 305 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Wilt u het gratis magazine Geuzennieuws met informatie over onze nieuwe uitgaven ontvangen, ga dan naar www.degeus.nl en meld u aan.
VERBR ANDINGSTEMPER ATUUR 1 september
Het was een zwaarbewolkte nacht. De zwarte bestelbus minderde vaart en doofde de lichten. Even later schakelde de bestuurder de motor helemaal uit. Geluidloos rolde de auto de dijk af. Het klinkerweggetje was hobbelig. Een diepe kuil deed de auto schudden. De vracht in de laadruimte begon te schuiven en bonkte tegen de zijkant. Het busje had nog precies genoeg snelheid om een scherpe bocht te maken en een hoogommuurd bedrijfsterrein op te rollen. Onder een overkapping kwam het tot stilstand. Het rook er naar natte stenen en schimmel. De bestuurder stapte uit. De zolen van zijn rubberlaarzen waren ontdaan van profiel. Een lichtbundel speurde het terrein van de vervallen steenfabriek af. De deur van de laadruimte ging open. De zaklamp bescheen een mensenlijf dat op blauw plastic lag. De bestuurder pakte een zeildoek en vouwde het uit op de grond van het overkapte fabrieksterrein. Hij trok het lichaam het busje uit, en liet het op het zeil ploffen. Een punt van een paarse jurk werd zichtbaar. Nog nahijgend pakte hij zijn mobiele telefoon en toetste een nummer in. ‘Zo, eindelijk’, klonk het aan de andere kant. ‘Heb je mijn instructies opgevolgd?’ ‘Ze ligt klaar.’ 9
Een week geleden was hem gevraagd om een jonge vrouw te ontvoeren en om het leven te brengen. ‘Iemand naar wie niemand omkijkt’, had zijn opdrachtgever eraan toegevoegd. De vervolgopdracht luidde: verbrand haar lichaam en wel dusdanig dat er geen spoor dna meer te traceren is. ‘Maar hoe dan?’ had de bestuurder gevraagd. ‘Met een vloeistof die een extreem hoge verbrandingstemperatuur heeft. Je moet het gebit eruit timmeren en daarna het lichaam niet één maar twéé keer verbranden. Het moet compleet verkolen.’ De opdrachtgever was onverbiddelijk. Uiteindelijk had de bestuurder met tegenzin in Hamburg een geschikt slachtoffer gevonden. Honderd meter van de Reeperbahn was een park waar veel hoertjes hun geld in de buitenlucht verdienden. De meesten kwamen zonder geldige papieren uit Afrika of het voormalig Oostblok. Bij hen was het risico op ontdekking klein. Hij kon het weten. Want als het werk het toeliet, vereerde hij de Reeperbahn graag met een bezoekje. En nu was hij alweer twee dagen terug in Nederland. In een verlaten steenfabriek met een dode vrouw, en met een plastic doosje dat zijn opdrachtgever hem eerder had gestuurd. Vlak na zijn ontbijt had hij het opengemaakt. In het doosje zat een bruin aangekoekt plastic zakje met een bloederig stukje vlees. Als je goed keek, kon je het herkennen als een deel van een oor. Om na afloop aan het verbrande lijk te hechten, had zijn baas op een bijgesloten briefje geschreven. Uit de jerrycan kwamen klokkende geluiden terwijl de kerosine op het lichaam neerplensde. Even later viel een brandende lucifer op het van brandstof glimmende lichaam. Wijd opengesperde ogen leken even tot leven te komen door de glans. In een fractie van een seconde laaide er een fel vuur op. 10
De man deed een paar stappen naar achteren. De lucht zinderde van de hitte. Het lichaam begon te sissen en blakerde langzaam zwart. Na een kwartier was het vuur gedoofd. Aan het verbrande lichaam was weinig menselijks meer te herkennen. Hij keek naar het hoofd. Zijn maag trok samen. Meteen schakelde hij zijn gevoel uit. Daar was-ie goed in. Dat wist zijn opdrachtgever ook. Hij goot een tweede jerrycan leeg over de zwarte pop. Het vuur was net zo fel als het vorige. Daarop opende de brandstichter het plastic doosje en haalde er het stukje oor uit. Met het vuur van een aansteker verschroeide hij de snijrand. Met zorg drukte hij het geamputeerde stukje vlees tegen het lijk. Door de hitte begon het oor te smeulen. Nadat hij de jerrycans terug in de auto had gezet en alle sporen had uitgewist, reed hij met gedoofde lichten terug de dijk op.
11
ENGEL ACHTIG Een half jaar later: 1 maart
‘Ze is dood’, zei de heldere vrouwenstem aan de andere kant van de lijn. ‘Mijn dochter is dood. Ze hebben maanden naar de moordenaar gezocht, maar niemand die ook maar iets kon vinden wat naar de dader verwees. Ik ben dringend op zoek naar iemand die dat wél kan.’ Ze sprak zachtjes. De stem was engelachtig. Als van een andere planeet. Denise de Wit had haar mobiel dicht tegen haar oor gedrukt. Haar ogen dwaalden af over de Kloveniersburgwal die in het licht van die late middag een melkachtige tint had aangenomen. Zelf was Denise kinderloos, maar uit haar eigen familiegeschiedenis wist ze dat rouwende moeders als gewonde dieren waren. Ze onderbrak de vrouw nergens. In haar roze fleecepeignoir liep Denise door het huis. Met een mok koffie zo zwart als zoab nestelde ze zich op de bank. Ze overdacht nog een keer het telefoongesprek met de Amerikaanse. Het was merkwaardig geweest, surrealistisch. Door de opdracht aan te nemen, zou ze zonder enige succesgarantie een jaarsalaris opstrijken. Sinds enkele maanden was ze eigenaresse van een eenmanszaak en vanaf toen heette een opdracht ‘een acquisitie’. Wat hadden 13
collega’s haar uitgelachen om haar loopbaanverandering. Ging ze voortaan uitzoeken of echtgenoten vreemdgingen? Was ze met een muts over haar hoofd achter lantaarnpalen te vinden? Ze had geprobeerd de grappen met grapjes te pareren. Terwijl iedereen die haar kende had kunnen weten dat Denise alleen het grote werk zou doen: het oplossen van moorden, ontvoeringen en kunstroven met hoge losgeldeisen. Dat meldde ook haar website, maar dat negeerden al die lolbroeken. Op haar visitekaartje stond, met gouden krulletters: Denise de Wit, privédetective. Als voormalig rechercheur en advocaat had ze genoeg verstand van zaken, maar over specifieke ervaring in haar nieuwe beroep beschikte ze niet. Het saldo op haar bankrekening was naar een zorgelijk niveau gedaald. Het aanbod van de Amerikaanse kwam op het juiste moment. Natuurlijk had Denise van de zaak-Janice Feenstra gehoord. Er was een klein half jaar geleden zelfs sprake geweest van een mediahype. Eerst in de vs, want daar bleken de Feenstra’s een bekende familie te zijn. Vader Mike, Nederlander van geboorte, had fortuin gemaakt met het ontwikkelen van nieuwe media. In de tijd dat Facebook opkwam, had hij het vervolgsucces al bedacht: CopyFaced. Het was een concept voor drukke mensen die niet alles tegelijk konden doen. Na een hersenscan zouden al hun gegevens in een Facebookachtig programma komen, waardoor acties en reacties automatisch op een tijdlijn verschenen, zonder dat er enige handeling bij kwam kijken. Het was een soort virtuele kloon die zijn klanten van zichzelf maakten. Voor huwelijksbemiddelaars was het een potentiële goudmijn, voor headhunters en uitzendbureaus eveneens. Je zou met CopyFaced huwelijkskandidaten en sollicitanten kunnen keuren zonder ze ooit te zien. Voordat het product was uitontwikkeld, had Mike zijn concept voor een kwart miljard verkocht aan een groep risico-investeerders. Sindsdien was 14
hij alleen nog bij het bedrijf betrokken als creatief adviseur. Moeder Cathy was een bekende in het societycircuit van Silicon Valley. Ze speelde de rol van ‘the great woman behind the great man’ met volle overgave. Het was geen wonder dat het gruwelijke einde van hun dochter de aandacht van alle media kreeg. Satellietwagens van diverse Amerikaanse tv-stations kruisten door Nederland, op zoek naar hoofdrolspelers. Twee auto’s hadden elkaar zelfs geramd aan de oever van de Rijn. De Nederlandse pers was er nog eens extra op gedoken. Eerst de landelijke ochtendbladen, daarna de roddel- en misdaadrubrieken op de televisie. Wekenlang was de moord op Janice Feenstra voorpaginanieuws. jonge vrouw vermoord en verbrand politie zoekt vrouwenpyromaan De bekende misdaadverslaggever Jonas van Rijn had er enkele uitzendingen aan gewijd en daarin sprak hij van ‘barbaarse methoden’ en meldde hij dat hij niet zou ‘rusten voor dit monster achter de tralies zit’. Maar toen werd het Kerst, en nu was er zo veel tijd verstreken dat de storm was geluwd. Alleen was de dader nog steeds niet gevonden. Dat maakte de zaak tot een slapende vulkaan. Zover strekte de kennis van Denise. Maar na het telefoongesprek met Cathy Feenstra moest ze op zoek naar meer informatie om een scherper beeld van de zaak te krijgen. Daarna zou ze pas beslissen of ze de opdracht aan zou nemen. De websites van cnn, rtl Nieuws, Nu.nl en Jonasvanrijnmisdaadverslaggever.nl flitsten over het scherm. Denise maakte met haar knip- en plaktoets een lange lijst. Ze 15
plaatste alle informatie op chronologische volgorde in één document. Het stoffelijk overschot van Janice was gevonden op het terrein van een verlaten steenfabriek aan de Rijnoever. Haar lichaam was door de hoge verbrandingstemperatuur moeilijk te identificeren geweest. Het had lang geduurd voor de forensische teams vast konden stellen dat het verkoolde lichaam dat van Janice Feenstra was. In misdaadrubrieken bleef de vraag onbeantwoord waarom de dader het lijk zo onherkenbaar mogelijk had willen achterlaten. Bij een minder hoge verbrandingstemperatuur zouden sporen als vingerafdrukken ook zijn verdwenen. Bovendien kocht niet iedereen kerosine, en maakte de koper zich daarmee kwetsbaarder dan bij de aanschaf van benzine. Er werd druk gespeculeerd of Janice bij leven was verbrand of na overlijden. En hoe paste het dna-materiaal erbij, dat nog terug te vinden was in een stukje oor? Was dit slordigheid van de dader of opzet? En als het opzet was, wat was dan het motief? Politie en justitie zwegen. Vanwege ‘het onderzoeksbelang’? Of was het omdat ze het echt niet wisten? Denise bekeek talloze reportages uit Arnhem en omgeving, zonder dat het een nuttige aanwijzing opleverde. Ze besefte dat het nieuws over een heropening van het onderzoek het vuur van de publiciteit weer in alle hevigheid zou doen oplaaien. Terwijl ze over internet surfte, scrollde ze in haar hoofd ook door het telefoongesprek met Cathy, dat ze eerder had gevoerd. Ten einde raad was de vrouw. Denise leek haar laatste strohalm. ‘Ach, mevrouw De Wit’, had Cathy gezegd. ‘Ik kan u wel tientallen voorbeelden geven waaruit zonneklaar blijkt dat die zogenaamde professionals helemaal niet in staat zijn om moordenaars te vinden. Ze kunnen er niets van. Helemaal niets. Punt. Probleem is dat politiemannen over16
al ter wereld laaggeschoold zijn. Ze hebben een beperkte intelligentie en gaan gebukt onder een minimale arbeidsmoraal. En dan bomt het niet of ze nu bij u uit Nederland komen of bij mij uit Californië. Het is geen kwestie van onwil, was het dat maar! Nee, het is een kwestie van nietkunnen. En vooral, ze trekken veel te makkelijk conclusies, geven het op, en dan wordt het een cold case.’ Denise wilde haar tegenspreken, want de vrouw maakte met haar engelachtige stem haar oud-collega’s zwart, onder wie zich, naar haar stellige overtuiging, een aantal zeer toegewijde mensen bevond. Maar Cathy Feenstra was onstuitbaar. ‘De ballen snappen ze van recherchewerk. Punt. En nu ga ik u uitleggen waarom ik uitgerekend u bel. Ik kwam op een liefdadigheidsavond van de damesclub van de Lions in Monterey, eergisteren, het is puur toeval, begrijpt u, het hoofd P&O van de fbi tegen. U móét haar kennen, een rijzige, grijzende dame, met felzwarte ogen. Zij leek u in ieder geval wél te kennen. Van uw gezamenlijke kadettentijd op Quantico. Ze gaf hoog over u op. Cécil Deliberto heet ze, en ze vertelde me dat u een extremistische aanslag op de Amsterdam Arena in uw eentje hebt bezworen. Nou, dat klonk wel goed. Ik ben bij thuiskomst meteen achter de computer gekropen en heb uw naam gegoogled. En mevrouw De Wit, ik moet zeggen: ik ben onder de indruk! Opeens dacht ik: deze vrouw heeft de expertise die ik zoek, en ze komt nog uit Holland ook.’ ‘Hoe raakte uw dochter in Nederland verzeild?’ vroeg Denise, hoewel ze daar al het een ander over gelezen had. ‘Dat is een lang verhaal’, zei Cathy. ‘Dat kan er nog wel bij’, zei Denise. ‘Ik wil alles weten.’ ‘Mijn man is Nederlander met heimwee naar zijn geboorteland’, zei ze. ‘Toen hij zes jaar geleden zijn bedrijf CopyFaced verkocht, wilde hij terug. Mijn dochter en ik zijn hem toen gevolgd. Janice ging eerst naar de internationale 17