ROTTERDAMMERS OVER HERSTRUCTURERING 2006 Resultaten uit de Omnibusenquête 2006
G.H. van der Wilt Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) juni 2006 In opdracht van het Programmabureau van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting
© Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur: G.H. van der Wilt Project: 06-2528 Prijs: € 10,-
Adres:
Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Telefax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Website: www.cos.rotterdam.nl
2
INHOUD
| Samenvatting en conclusies
5
1
Inleiding
7
1.1 1.2
7 7
2
Herstructurering in Rotterdam 2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 2.2.1 2.2.2
3
De enquête Opbouw van deze rapportage
9
Herstructurering in de wijk 9 Vergelijking veronderstelde herstructurering en daadwerkelijke herstructurering 9 Rotterdam aantrekkelijker door herstructurering? 10 Is herstructurering een goed idee? 11 Duurdere woningen in plaats van goedkope huurwoningen? 11 Meer woningen voor hogere inkomens? 12
Wonen en verhuizen in Rotterdam
15
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2
15 15 16 17 17
Verhuisgeneigdheid Rotterdammers Op zoek naar een andere woning? Goedkopere of duurdere woning? Koop- of huurwoning? Verkopen van huurwoningen
3
4
Samenvatting en conclusies Deze rapportage doet verslag van een onderzoek naar het draagvlak onder de Rotterdamse bevolking van herstructurering in Rotterdam. Op dit moment kent Rotterdam 19 herstructureringsgebieden, verdeeld over 8 deelgemeenten. Aan de hand van een aantal vragen die zijn gesteld in de Omnibusenquête 2006 van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek is gekeken hoe de inwoners van Rotterdam tegen herstructurering aankijken en hoe groot het draagvlak voor herstructurering onder verschillende groepen Rotterdammers is. Ook is gekeken naar de verhuisgeneigdheid van de Rotterdammers en de mogelijke relatie daarvan met herstructurering. Ruim de helft van de Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder vindt dat Rotterdam door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt. Bij Rotterdammers die veronderstellen dat er bij hen in de wijk herstructurering plaatsvindt en bij Rotterdammers waar er daadwerkelijk herstructurering in de wijk plaatsvindt is dat percentage zelfs nog hoger. Hoewel meer dan de helft van de sociale minima en van de Rotterdammers met een lage huur vindt dat Rotterdam een aantrekkelijkere woonstad wordt, is dat percentage bij deze groepen lager dan gemiddeld. Ondanks het feit dat de meerderheid van de Rotterdammers vindt dat de stad door herstructurering aantrekkelijker wordt als woonstad voor iedereen, vindt maar 30% het een goed idee dat door herstructurering goedkope huurwoningen worden gesloopt en duurdere woningen daarvoor in de plaats worden gebouwd; 54% vindt dat niet en 16% weet het niet. Niet geheel toevallig zijn het vooral Rotterdammers zonder baan, sociale minima, mensen die een lage huur betalen en mensen die in een herstructureringsgebied wonen die het meer dan gemiddeld geen goed idee vinden dat goedkope huurwoningen worden gesloopt ten koste van duurdere woningen. Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen en mensen die in een duurdere huurwoning of koopwoning wonen vinden het wel in meerderheid een goed idee. De meningen over de vraag of het een goed idee is dat door herstructurering meer woningen voor mensen met midden- en hogere inkomens worden gebouwd liggen wat dichter bij elkaar: 43% vindt dat een goed idee, 38% niet en 19% weet het niet. Evenals bij de vraag of het een goed idee is dat goedkope woningen worden gesloopt ten koste van duurdere woningen zijn het vooral sociale minima en mensen met een goedkope huur die het meer dan gemiddeld geen goed idee vinden dat er door herstructurering meer voor mensen met een hoger inkomen wordt gebouwd. Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen vinden dit wel in meerderheid een goed idee. Driekwart van de Rotterdammers is momenteel niet op zoek naar een andere woning. Van degenen die wel op zoek zeggen te zijn naar een andere woning zoekt het merendeel in Rotterdam zelf; slechts 6% geeft aan op zoek te zijn naar een woning buiten Rotterdam. Van diegenen die aangeven op zoek te zijn naar een andere woning, beweert bijna de helft dat er bij hen in de wijk herstructurering plaatsvindt, hoewel dat slechts bij iets meer dan een kwart echt zo is. De verhuisgeneigdheid in veronderstelde herstructureringsgebieden en echte herstructureringsgebieden verschilt nauwelijks van elkaar. De meeste Rotterdammers die op zoek zijn naar een andere woning, zoeken een woning in ongeveer dezelfde prijsklasse en in het huursegment. Rotterdammers tot 50 jaar, hoger 5
opgeleiden en werkenden zijn vooral op zoek naar een duurdere woning, terwijl lager opgeleiden en arbeidsongeschikten/werklozen vooral op zoek zijn naar een goedkopere woning. Mensen die in een (verondersteld) herstructureringsgebied wonen zijn bovengemiddeld vaak op zoek naar een woning die ongeveer even duur is als hun huidige woning. Ouderen, allochtonen en sociale minima zijn vooral op zoek naar een huurwoning, evenals mensen die wonen in (veronderstelde) herstructureringsgebieden. Hoger opgeleiden, Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen en Rotterdammers die niet in een (verondersteld) herstructureringsgebied wonen, zijn vaker op zoek naar een koopwoning. Het verkopen van huurwoningen door de woningbouwvereniging of –corporatie aan de bewoners daarvan is volgens 60% van de Rotterdammers een goed idee. Bijna een kwart van de Rotterdammers die huren vindt het geen goed idee, terwijl Rotterdammers in een koopwoning het meer dan gemiddeld wel een goed idee vinden. Rotterdammers die in een herstructureringsgebied wonen vinden het tenslotte een slechter idee dan Rotterdammers die niet in een herstructureringsgebied wonen.
6
1
Inleiding
Op verzoek van diverse afdelingen en diensten van de gemeente Rotterdam voert het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) jaarlijks in februari een Omnibusenquête uit onder alle Rotterdammers van 16 jaar en ouder. Op verzoek van het Programmabureau van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting zijn daarin vragen opgenomen over herstructurering en verhuizen. Bij de beantwoording van de vragen zal een onderscheid worden gemaakt tussen een aantal categorieën woonkenmerken en persoons- en huishoudenskenmerken.
1.1
De enquête
Zoals gezegd, stammen de gegevens voor dit onderzoek uit de in het voorjaar van 2006 gehouden Omnibusenquête. Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête net als vorig jaar opgesplitst in drie vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B-lijst, een aantal alleen op de C-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De vragenlijsten van de enquête zijn op basis van drie aselecte steekproeven verspreid onder drie keer 3.500 inwoners van Rotterdam. De respons bedroeg voor de A-lijst 46% (1.600 respondenten), voor de B-lijst 47% (1.635 respondenten) en voor de C-lijst eveneens 47% (1.633 respondenten); in totaal 46%. Daarmee is de respons een fractie hoger dan vorig jaar, maar nog steeds lager dan het tot voor enkele jaren gebruikelijke percentage van rond de 50. Voor zover op verifieerbare kenmerken valt na te gaan, is echter ook dit jaar de respons op de Omnibusenquête voldoende representatief voor de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder, al zijn mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen ondervertegenwoordigd. Zie hierover uitgebreider in Bijlage II. De vragen over herstructurering en verhuizen zijn allemaal opgenomen in vragenlijst A; zie Bijlage III.
1.2
Opbouw van deze rapportage
Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In het tweede hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vragen die de Rotterdammers zijn gesteld over herstructurering. Na een korte uitleg van het begrip herstructurering is onder andere gevraagd of er volgens de respondenten herstructurering bij hen in de straat of wijk plaatsvindt en of ze vinden dat Rotterdam door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt. In hoofdstuk drie wordt vervolgens ingegaan op de verhuiswens van de Rotterdammer. Is men op zoek naar een andere woning en zo ja, binnen of buiten Rotterdam, goedkoper of duurder en koop of huur? Ook wordt kort ingegaan op de vraag of het een goed idee is dat woningbouwverenigingen en corporaties huurwoningen verkopen aan de bewoners daarvan. Deze rapportage kent tevens 5 bijlagen. Allereerst worden in Bijlage I de (deel)opdrachtgevers van deze enquête aangegeven. In Bijlage II worden de respons en representativiteit van de Omnibusenquête 2006 besproken aan de hand van de achtergrondkenmerken van de respondenten. In Bijlage III zijn de in dit rapport behandelde vragen letterlijk van de vragenlijst overgenomen. Bijlage IV bevat een overzicht van alle Rotterdamse herstructureringsgebieden 7
en het aantal en percentage respondenten dat daarvandaan komt. In Bijlage V tenslotte wordt een korte toelichting gegeven op de statistische interpretatie van de in deze rapportage weergeven percentages en over de significantie van verschillen. De boodschap uit deze bijlage moge zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1- à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproef kunnen zijn veroorzaakt. Als bijvoorbeeld iets het ene jaar 14% was, en het volgende jaar 15%, dan is daarmee dus nog geen toename aangetoond. Tot slot van deze inleiding zij er op gewezen, dat overal waar in deze rapportage gesproken wordt over ‘de Rotterdammers’, de Rotterdammers van 16 jaar en ouder bedoeld worden. Op 1 januari 2006 waren dat er 481.674 (van de in totaal 588.718). Voorts zij er wellicht ten overvloede op gewezen, dat de Omnibusenquête een personenenquête is, zodat de hier gepresenteerde uitkomsten in eerste instantie gelden voor personen, en niet voor huishoudens. Met andere woorden: als een bepaald percentage Rotterdammers iets vindt of heeft, dan zegt dat nog niets over het precieze percentage Rotterdamse huishoudens dat dat vindt of heeft. Resultaten uit een personenenquête kunnen echter wel worden omgerekend naar resultaten in termen van huishoudens; op sommige plaatsen in deze rapportage is dat ook gedaan, en worden tevens uitspraken gedaan over de 276.514 Rotterdamse huishoudens.
8
2
Herstructurering in Rotterdam
In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar de vragen over herstructurering. De Rotterdammers is, na een korte uitleg van het begrip ‘herstructurering’, onder andere gevraagd of bij hen in de wijk ook herstructurering plaatsvindt of dat er plannen voor zijn en of ze vinden dat Rotterdam door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad wordt voor iedereen.
2.1
Herstructurering in de wijk
Na een korte uitleg van het begrip ‘herstructurering’, waarin duidelijk wordt gemaakt dat de gemeente, corporaties en marktpartijen samen werken om van Rotterdam een aantrekkelijkere woonstad te maken en dat ze dat onder andere doen door sloop en nieuwbouw van woningen, is de Rotterdammers gevraagd of zulke herstructurering momenteel ook bij hen in de wijk plaatsvindt. In totaal meent 44% van de Rotterdammers dat er momenteel herstructurering plaatsvindt bij hen in de straat of verderop in de wijk, geeft 40%aan de er momenteel geen herstructurering bij hen in de wijk plaatsvindt en weet 16% het niet. Zie ook tabel 2.1. Tabel 2.1
Veronderstelde herstructurering en daadwerkelijke herstructurering, kolom-% wel herstructurering
geen herstructurering
totaal
-ja, bij mij in de straat
15%
6%
8%
-ja, verderop in mijn wijk
59%
28%
36%
-nee, niet bij mij in de wijk
15%
49%
40%
-weet niet
11%
17%
16%
totaal
100%
100%
100%
Vervolgens is aan degenen die hebben geantwoord dat er momenteel geen herstructurering plaatsvindt gevraagd of men weet of er wel plannen zijn voor herstructurering in de wijk. Hierop antwoordt 5% dat er volgens hen inderdaad plannen zijn voor herstructurering in de wijk. Van de overige 95% antwoordt 48% dat er volgens hen geen plannen zijn voor herstructurering en 47% dat ze niet weten of er plannen voor herstructurering zijn.
2.1.1
Vergelijking veronderstelde herstructurering en daadwerkelijke herstructurering
Als er vervolgens aan de hand van een lijst met Rotterdamse herstructureringsgebieden wordt gekeken of er daadwerkelijk herstructurering plaatsvindt in de wijken waarvan de bewoners zeggen dat er herstructurering plaatsvindt, dan blijkt dat de meerderheid van degenen die aangaven dat er herstructurering bij hen in de straat of verderop in de wijk plaatsvindt het mis heeft: in 57% van de gevallen vindt er namelijk officieel geen herstructurering plaats. Het percentage Rotterdammers dat heeft aangegeven dat er geen herstructurering bij hun in de wijk plaatsvindt en het mis heeft ligt een stuk lager: slechts 9%. Bij degenen die antwoorden het niet te weten vindt bij 82% geen herstructurering plaats in de wijk en bij 18% wel (tabel 2.2 op de volgende pagina).
9
Tabel 2.2
Veronderstelde herstructurering en daadwerkelijke herstructurering, rij-% wel herstructurering
geen herstructurering
totaal
-ja, bij mij in de straat
43%
57%
100%
-ja, verderop in mijn wijk
42%
58%
100%
9%
91%
100%
-weet niet
18%
82%
100%
totaal
25%
75%
100%
-nee, niet bij mij in de wijk
De mismatch tussen de veronderstelling van de bewoners van herstructurering en de daadwerkelijke herstructurering komt waarschijnlijk ofwel doordat men het begrip herstructurering, ondanks de uitleg van het begrip bij de vraag, niet goed begrijpt, ofwel doordat men plannen voor herstructurering in de (nabije) toekomst verwart met wat er momenteel in hun wijk gebeurt. Ook is het mogelijk dat men kleinere ingrepen in de wijk, die niets met herstructurering te maken hebben, daar wel toe rekent. In de bijlage is een lijst opgenomen met daarin een overzicht van alle Rotterdamse herstructureringswijken en de aantallen en percentages respondenten die daarin wonen.
2.1.2
Rotterdam aantrekkelijker door herstructurering?
Een meerderheid van de Rotterdammers (56%) vindt dat Rotterdam op die manier een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt. Daartegenover vindt iets meer dan één op de tien Rotterdammers dat de stad juist geen aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt. Er is niet gevraagd waarom men dat vindt, maar het verloren gaan van authentieke stadsgezichten, typische bouwstijlen, goedkope woningen en sociale structureren zijn in het algemeen veelgehoorde argumenten tegen herstructurering. Drie op de tien Rotterdammers weet overigens niet of de stad door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt of heeft daar geen mening over. Het oordeel over herstructurering en de aantrekkelijkheid van de stad verschilt bovendien wanneer wordt gekeken naar de verschillende achtergrondkenmerken van de Rotterdammers. Zoals uit tabel 2.3 op de volgende pagina valt op te maken zijn Rotterdammers tot 50 jaar, allochtonen, Rotterdammers met minimaal havo, studenten/scholieren, werkenden, Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen, Rotterdammers die denken dat er herstructurering plaatsvinden of ergens wonen waar daadwerkelijk herstructurering plaatsvindt én Rotterdammers in een koopwoning meer dan gemiddeld positief over de uitwerking van herstructurering op de aantrekkelijkheid van de stad Rotterdam. Rotterdammers met andere achtergrondkenmerken zijn niet noodzakelijkerwijs negatiever dan gemiddeld over de uitwerking van herstructurering; onder deze groep Rotterdammers bevinden zich vooral meer mensen die het niet weten of er geen mening over hebben.
10
Tabel 2.3 Vindt u dat Rotterdam door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad voor 1 iedereen wordt ? Totaal
ja 56% nee 13% weet niet / geen mening 31% Respons 1.564
ja nee weet niet / geen mening
ja nee weet niet / geen mening
2.2
58% 14% 28% 706
55% 13% 32% 857
16 tot 30 jaar 70% 11% 19% 292
Hoogst voltooide opleiding: bo/vbo mavo/ havo/ hbo/wo mbo vwo 49% 51% 61% 62% 9% 15% 12% 14% 42% 34% 27% 24% 224 489 395 444
minima ja nee weet niet / geen mening
Geslacht: man vrouw
52% 13% 36% 373
Huishoudensinkomen: tot tot 2x > 2x modaal modaal modaal 53% 61% 64% 15% 14% 11% 32% 26% 25% 457 383 256
goedkope huur 51% 16% 33% 194
bereikbare huur 52% 14% 34% 525
Leeftijd: 30 tot 50 tot 50 jaar 65 jaar 59% 50% 14% 15% 27% 34% 560 415
scholier/ student 71% 11% 18% 56
65 jaar en ouder 46% 11% 43% 297
Sociaal-economische situatie: betaald in eigen arb.ong./ werk huish. werkloos 63% 52% 46% 12% 17% 17% 25% 31% 37% 779 172 187
Veronderstelde herstr.: denkt van denkt van wel niet 64% 54% 16% 14% 20% 32% 678 617
Huur2 of koop: onderkant bovenkant middelhuur middelhuur 47% 53% 15% 17% 38% 30% 117 36
Etniciteit: Nederallochlands toon 53% 62% 15% 10% 32% 28% 1.012 552
gepensioneerd 47% 12% 41% 330
Daadwerkelijke herstr.: Is er Is er wel niet 60% 55% 14% 13% 26% 32% 388 1.176
dure huur
koop
71% 7% 22% 14
63% 12% 25% 627
Is herstructurering een goed idee?
Tot slot is de Rotterdammers nog gevraagd of ze het een goed idee vinden dat door herstructurering goedkope huurwoningen worden gesloopt en duurdere woningen daarvoor in de plaats worden gebouwd en of ze het een goed idee vinden dat door herstructurering meer woningen voor mensen met middeninkomens en hogere inkomens worden gebouwd.
2.2.1
Duurdere woningen in plaats van goedkope huurwoningen?
Meer dan de helft van de Rotterdamse bevolking (54%) vindt het geen goed idee om door herstructurering goedkope huurwoningen te slopen ten koste van duurdere woningen, 30% vindt het wel een goed idee en 16% weet het niet. Degenen die het meer dan gemiddeld eens zijn met de stelling dat het een goed idee is dat door herstructurering goedkope huurwoningen worden gesloopt en duurdere woningen daarvoor in de plaats worden gebouwd hebben veelal dezelfde achtergrondkenmerken als de
1
Percentages gaan in een aantal gevallen over kleine absolute aantallen en zijn daardoor slechts indicatief
2
de huurklassen hebben de volgende betekenis: goedkope huur: tot € 330, bereikbare huur: € 330 - € 510, onderkant
middelhuur: € 510 - € 610, bovenkant middelhuur: € 610 - € 760 en dure huur: € 760 en meer
11
Rotterdammers die eerder aangaven dat Rotterdam op deze manier een aantrekkelijkere woonstad wordt voor iedereen: jonge Rotterdammers, Rotterdammers met een hoge opleiding, een bovenmodaal inkomen en Rotterdammers die in een dure huurwoningen of koopwoning wonen. Vooral diegenen die hun woonmogelijkheden veelal beperkt zien tot de goedkope huurwoningen (ouderen, lager opgeleiden, zonder werk en met een inkomen tot modaal) vinden het slopen daarvan en het daarvoor in de plaats terugbouwen van duurdere woningen geen goed idee. Overigens vindt bijna de helft van alle Rotterdammers die het geen goed idee vinden wel dat Rotterdam door herstructurering een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt. Waarschijnlijk geldt dit alleen zolang de eigen woning niet aan herstructurering ten prooi valt. Tabel 2.4 Vindt u het een goed idee dat op deze manier goedkope huurwoningen worden 3 gesloopt en duurdere woningen daarvoor in de plaats worden gebouwd ? Totaal
ja 30% nee 54% weet niet / geen mening 16% Respons 1.566
ja nee weet niet / geen mening
ja nee weet niet / geen mening
2.2.2
31% 53% 15% 706
29% 55% 16% 858
16 tot 30 jaar 37% 51% 12% 290
Hoogst voltooide opleiding: bo/vbo mavo/ havo/ hbo/wo mbo vwo 18% 23% 30% 45% 62% 64% 55% 38% 20% 13% 15% 17% 226 488 393 445
minima ja nee weet niet / geen mening
Geslacht: man vrouw
19% 65% 16% 374
Huishoudensinkomen: tot tot 2x > 2x modaal modaal modaal 22% 40% 50% 62% 46% 33% 16% 14% 17% 458 383 256
goedkope huur 20% 65% 15% 197
bereikbare huur 18% 68% 14% 526
Leeftijd: 30 tot 50 tot 50 jaar 65 jaar 35% 26% 48% 62% 17% 13% 561 415
scholier/ student 38% 47% 15% 55
65 jaar en ouder 20% 58% 21% 300
Sociaal-economische situatie: betaald in eigen arb.ong./ werk huish. werkloos 40% 21% 13% 45% 62% 74% 15% 17% 13% 781 173 186
Veronderstelde herstr.: denkt van denkt van wel niet 32% 33% 55% 50% 13% 17% 681 614
Huur of koop: onderkant bovenkant middelhuur middelhuur 26% 39% 54% 47% 20% 14% 118 36
Etniciteit: Nederallochlands toon 34% 24% 52% 57% 14% 19% 1.015 551
gepensioneerd 21% 60% 19% 331
Daadwerkelijke herstr.: Is er Is er wel niet 26% 31% 59% 53% 15% 16% 390 1.176
dure huur
koop
57% 21% 21% 14
44% 40% 16% 624
Meer woningen voor hogere inkomens?
De meningen over de vraag of het een goed idee is dat door herstructurering meer woningen voor mensen met middeninkomens en hogere inkomen worden gebouwd liggen dichter bij elkaar dan bij de vorige vraag. Zo vindt 43% dat een goed idee, 38% een slecht idee en weet 19% het niet. Opleidingsniveau en huishoudensinkomen spelen ook bij de beantwoording van 3
Percentages gaan in een aantal gevallen over kleine absolute aantallen en zijn daardoor slechts indicatief
12
deze vraag een belangrijke rol, zij het dat de verschillen minder groot zijn dan bij de beantwoording van de vorige vraag. Daarnaast speelt ook het type huur een belangrijke rol. Vooral de Rotterdammers die in het dure huursegment wonen hebben een uitgesproken mening: 71% hiervan vindt het een goed idee om meer woningen voor mensen met midden- en hogere inkomens te bouwen. Het zijn dus vooral de mensen op wie de vraag betrekking heeft die het er mee eens zijn. Oudere Rotterdammers, Rotterdammers met een huishoudensinkomen tot modaal, werklozen en mensen die in het goedkope huursegment wonen vinden het geen goed idee om meer woningen te bouwen voor mensen met hogere inkomens. Tabel 2.5 Vindt u het een goed idee dat op deze manier meer woningen voor mensen met 4 midden- en hogere inkomens worden gebouwd ? Totaal
ja 43% nee 38% weet niet / geen mening 19% Respons 1.566
ja nee weet niet / geen mening
ja nee weet niet / geen mening
4
43% 38% 19% 707
42% 39% 19% 857
16 tot 30 jaar 53% 33% 14% 292
Hoogst voltooide opleiding: bo/vbo mavo/ havo/ hbo/wo mbo vwo 34% 35% 42% 57% 37% 47% 40% 28% 29% 18% 18% 15% 224 489 394 445
minima ja nee weet niet / geen mening
Geslacht: man vrouw
35% 42% 23% 375
Huishoudensinkomen: tot tot 2x > 2x modaal modaal modaal 34% 50% 62% 45% 34% 27% 21% 15% 11% 457 383 257
goedkope huur 33% 49% 18% 196
bereikbare huur 32% 45% 23% 526
Leeftijd: 30 tot 50 tot 50 jaar 65 jaar 47% 40% 37% 43% 16% 17% 561 414
scholier/ student 61% 27% 12% 56
65 jaar en ouder 29% 41% 30% 299
Sociaal-economische situatie: betaald in eigen arb.ong./ werk huish. werkloos 50% 42% 30% 34% 38% 54% 16% 20% 16% 781 173 185
Veronderstelde herstr.: denkt van denkt van wel niet 45% 45% 39% 37% 16% 18% 680 616
Huur of koop: onderkant bovenkant middelhuur middelhuur 30% 50% 45% 36% 25% 14% 116 36
Etniciteit: Nederallochlands toon 43% 42% 40% 36% 17% 22% 1.015 551
Daadwerkelijke herstr.: Is er Is er wel Niet 40% 43% 40% 38% 20% 19% 389 1.177
dure huur
koop
71% 14% 14% 14
56% 30% 14% 627
Percentages gaan in een aantal gevallen over kleine absolute aantallen en zijn daardoor slechts indicatief
13
gepensioneerd 29% 43% 28% 330
14
3
Wonen en verhuizen in Rotterdam
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vragen over verhuizen. De Rotterdammers is gevraagd of ze op zoek zijn naar een (andere) woning en of deze woning dan duurder of goedkoper zou moeten zijn dan hun huidige woning. Ook is gevraagd of de gewenste woning een huur- of koopwoning moet zijn. Tenslotte wordt ingegaan op de vraag of het een goed idee is dat woningbouwverenigingen en corporaties huurwoningen verkopen aan de bewoners daarvan.
3.1
Verhuisgeneigdheid Rotterdammers
3.1.1
Op zoek naar een andere woning?
Meer dan driekwart van de Rotterdammers heeft geen verhuisplannen en wil voorlopig blijven wonen waar hij of zij nu al woont. De overige 24% is wel op zoek naar een andere woning; 10% hoopt vooral in de eigen buurt een woning te vinden, 8% zoekt vooral buiten de eigen buurt maar wel binnen Rotterdam en 6% zoekt buiten Rotterdam een woning. Bij de leeftijd zijn er grote verschillen te zien: 90- tot 95% van de Rotterdammers vanaf 50 jaar blijft het liefst wonen waar ze nu al wonen of in ieder geval in dezelfde buurt. Bij de jongste groep is dat anders: 15% wil wel binnen Rotterdam verhuizen, maar niet binnen de eigen buurt. Bijna 10% van de 30 tot 50-jarigen wil bij een verhuizing buiten Rotterdam gaan wonen. Ook qua opleiding en sociaal-economische status bestaan er grote verschillen: lager opgeleiden, mensen werkzaam in het huishouden en gepensioneerden blijven het liefst waar ze nu al wonen of in dezelfde buurt, terwijl hoger opgeleiden, werkenden en werklozen meer aangeven buiten de eigen buurt in Rotterdam of helemaal buiten Rotterdam te willen gaan wonen. Van de Rotterdammers die in een goedkope huurwoning wonen is iets minder dan een derde op zoek naar een andere woning. Deze wordt vooral gezocht in Rotterdam zelf. Zie voor een uitgebreid overzicht tabel 3.1. Tabel 3.1
Op zoek naar woning?
nee, wil hier blijven ja, binnen eigen buurt ja, binnen Rotterdam ja, buiten Rotterdam Respons
nee, wil hier blijven ja, binnen eigen buurt ja, binnen Rotterdam ja, buiten Rotterdam
5
5
Bent u op zoek naar een (andere) woning ? Totaal
76% 10% 8% 6% 1.573
Geslacht: man vrouw 77% 8% 8% 7% 710
75% 12% 7% 6% 861
16 tot 30 jaar 62% 16% 15% 7% 292
Hoogst voltooide opleiding: bo/vbo mavo/ havo/ hbo/wo mbo vwo 80% 74% 72% 81% 10% 9% 13% 8% 10% 8% 5% 7% 6% 6% 10% 1% 227 489 397 446
Leeftijd: 30 tot 50 tot 50 jaar 65 jaar 72% 83% 11% 6% 8% 5% 9% 6% 561 415
scholier/ student 74% 11% 11% 4% 54
65 jaar en ouder 88% 7% 4% 2% 305
Etniciteit: Nederallochlands toon 79% 71% 7% 14% 6% 11% 8% 4% 1.018 555
Sociaal-economische situatie: betaald in eigen arb.ong./ werk huish. werkloos 82% 66% 73% 9% 10% 16% 9% 4% 12% 3% 6% 9% 781 175 190
Percentages gaan in een aantal gevallen over kleine absolute aantallen en zijn daardoor slechts indicatief
15
gepensioneerd 88% 6% 4% 2% 333
minima nee, wil hier blijven ja, binnen eigen buurt ja, binnen Rotterdam ja, buiten Rotterdam
nee, wil hier blijven ja, binnen eigen buurt ja, binnen Rotterdam ja, buiten Rotterdam
72% 13% 11% 4% 379
Huishoudensinkomen: tot tot 2x > 2x modaal modaal modaal 79% 75% 79% 9% 10% 5% 6% 8% 6% 6% 7% 10% 459 383 256
goedkope huur 68% 16% 12% 3% 196
bereikbare huur 73% 12% 10% 6% 533
Veronderstelde herstr.: denkt van denkt van wel niet 76% 76% 11% 8% 7% 8% 6% 8% 677 613
Huur of koop: onderkant bovenkant middelhuur middelhuur 81% 78% 10% 3% 3% 11% 6% 8% 115 36
Daadwerkelijke herstr.: Is er Is er wel Niet 74% 77% 11% 9% 10% 7% 5% 7% 390 1.183
dure huur
koop
92% 8% 0% 0% 13
81% 6% 5% 8% 629
Van de Rotterdammers die aangeven op zoek te zijn naar een (andere) woning beweert 10% dat er momenteel herstructurering bij hen in de straat plaatsvindt. Nog eens 34% zegt dat er herstructurering bij hen in de wijk plaatsvindt. Bijna de helft van de Rotterdammers die op zoek zijn naar een nieuwe woning beweert dus dat er herstructurering in de eigen straat of wijk plaatsvindt. Wanneer we echter kijken naar de plek waar Rotterdammers met een verhuiswens nu wonen en de gebieden in Rotterdam waar op dit moment daadwerkelijk herstructurering plaatsvindt, dan blijkt dat slechts 27% van de Rotterdammers met een verhuiswens woont in een wijk waar momenteel herstructurering plaatsvindt. Iets minder dan één vijfde van de Rotterdammers met een verhuiswens heeft dus een verkeerd beeld van de herstructurering. Zoals al in het vorige hoofdstuk aangegeven komt dit waarschijnlijk ofwel doordat men het begrip herstructurering, ondanks de uitleg van het begrip bij de vraag, niet goed begrijpt, ofwel doordat men plannen voor herstructurering in de (nabije) toekomst verwart met wat er momenteel gebeurt. De relatie tussen veronderstelde herstructurering aan de ene kant en verhuiswensen aan de andere kant is niet zonder meer hard te maken, maar het lijkt er wel op dat de veronderstelde herstructurering een deel van de bewoners van een wijk afstoot. Tegelijkertijd blijkt dat maar iets meer dan een kwart van de Rotterdammers met een verhuiswens daadwerkelijk met herstructurering geconfronteerd wordt. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het idee van herstructurering een grotere invloed heeft op de wens te gaan verhuizen dan de daadwerkelijke herstructurering.
3.1.2
Goedkopere of duurdere woning?
De Rotterdammers die hebben aangegeven op zoek te zijn naar een andere woning is vervolgens gevraagd of ze op zoek zijn naar een goedkopere of een duurdere woning. Bijna één op de drie Rotterdammers met een verhuiswens zegt op zoek te zijn naar een duurdere woning. De meeste Rotterdammers (46%) antwoorden echter op zoek te zijn naar een woning die ongeveer even duur is als de huidige woning. 15% is op zoek naar een goedkopere woning en 8% weet het (nog) niet of vindt dat niet zo belangrijk. Vooral autochtonen, Rotterdammers tot 50 jaar, hoger opgeleiden, werkenden en Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen zijn op zoek naar een duurdere woning, terwijl laag opgeleiden, scholieren/studenten en arbeidsongeschikten/werklozen meer dan gemiddeld op zoek zijn naar een goedkopere
16
woning. Mensen die in een (verondersteld) herstructureringsgebied wonen zijn meer dan gemiddeld op zoek naar een woning die ongeveer net zo duur is. Van de Rotterdammers die nu in een goedkope of bereikbare huurwoning wonen wil het grootste deel (72%) een woning die net zo duur of zelfs goedkoper is. Van degenen die nu in een koopwoning wonen zegt de helft op zoek te zijn naar een duurdere woning en ongeveer een kwart naar een even zo dure woning. Let wel dat het hier veelal om kleine absolute aantallen gaat en deze uitkomsten slechts indicatief zijn.
3.1.3
Koop- of huurwoning?
Van de Rotterdammers met een verhuiswens is 47% op zoek naar een huurwoning en 41% naar een koopwoning. De overige 12% geeft aan dat ze het nog niet weten of dat het niet uitmaakt of het een koop- of huurwoning wordt. Qua leeftijd en etniciteit bestaan er duidelijke verschillen: ouderen en allochtonen zijn vooral op zoek naar een huurwoning, terwijl de meeste Rotterdammers tot 50 jaar en autochtonen naar een koopwoning op zoek zijn. Wanneer wordt gekeken naar de opleiding en sociaal economische status van de Rotterdammers dan blijkt dat alleen hoger opgeleiden en werkenden bovengemiddeld op zoek zijn naar een koopwoning, wat zich ook vertaalt in huishoudensinkomen: Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen zijn meer dan gemiddeld op zoek naar een koopwoning, terwijl vier van de vijf sociale minima naar een huurwoning zoeken. Wat verder nog opvalt is degenen die denken dat er bij hen in de wijk herstructurering plaatsvindt vaker dan gemiddeld naar een huurwoning op zoek zijn en mensen die dat niet denken meer dan gemiddeld op zoek zijn naar een koopwoning en dat Rotterdammers die in een herstructureringsgebied wonen bovengemiddeld vaak op zoek zijn naar een huurwoning, terwijl Rotterdammers die niet in een herstructureringsgebied wonen vaker op zoek zijn naar een koopwoning. Ook hier moet echter worden opgemerkt dat de uitspraken zijn gebaseerd op veelal kleine absolute aantallen en de uitkomsten dus slechts indicatief zijn.
3.2
Verkopen van huurwoningen
Bijna 60% van alle Rotterdammers vindt het een goed idee dat woningbouwverenigingen of corporaties huurwoningen verkopen aan de bewoners daarvan. Opvallend is dat van de Rotterdammers die nu in een koopwoning wonen, 73% het een goed idee vindt om huurwoningen te verkopen aan de bewoners daarvan. Dit hoge percentage kan misschien worden verklaard vanuit de algemene aanname dat bewoners van koopwoningen hun eigen woning en de directe omgeving daarvan beter onderhouden dan bewoners van huurwoningen. Mensen die nu in een koopwoning wonen zouden dus het idee kunnen hebben dat hun straat of buurt er op vooruit gaat als de huurwoningen veranderen in koopwoningen. Van de bewoners van huurwoningen vindt 50% het een goed idee dat woningbouwverenigingen of corporaties huurwoningen verkopen aan de bewoners daarvan. Van de overige 50% vindt 23% het geen goed idee en weet 27% het niet of heeft geen mening. Wat verder opvalt is dat meer Rotterdammers die in een wijk wonen waar herstructurering plaatsvindt het geen goed idee vinden dan Rotterdammers die wonen in een wijk waar geen herstructurering plaatsvindt. De veronderstelling van herstructurering lijkt niet zo’n grote invloed te hebben: het percentage Rotterdammers dat het verkopen van huurwoningen aan de 17
bewoners daarvan geen goed idee vindt is ongeveer gelijk bij de mensen die wel of niet denken dat er herstructurering bij hen in de wijk plaatsvindt. Wel zijn er iets meer mensen die niet denken dat er herstructurering plaatsvindt en het een goed idee vinden dan mensen die wel denken dat er herstructurering plaatsvindt en het een goed idee vinden.
18
Bijlagen
19
20
BIJLAGE I: OPDRACHTGEVERS VOOR DE OMNIBUSENQUETE 2006
Aan de Omnibusenquête 2006 hebben de volgende instanties deelgenomen als (deel-)opdrachtgever met vragen in de A-lijst en/of de B-lijst en/of de C-lijst: 1. de Afdeling Concernstrategie van de Bestuursdienst met een vraag naar de belangrijkste problemen in Rotterdam (A-, B- én C-lijst, ieder vraag 7), vragen over het imago van de stad (Alijst, vraag 8 en 9) en vragen over de waardering van het gemeentebestuur (A-lijst, vraag 10 en B-lijst, vraag 51 en 76); 2. de Afdeling Organisatie- en Informatie Management van de Bestuursdienst met vragen over klachtenafhandeling (A-lijst, vraag 11 tot en met 17), over de invloed van burgers op de gemeente (A-lijst, vraag 32), over servicenormen (A-lijst, vraag 45 tot en met 49) en over contacten met de gemeente en de deelgemeenten (A-lijst, vraag 50); 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
16. 17.
de Afdeling Wonen van de dS+V met vragen over wonen in Rotterdam (A-lijst, vraag 18 tot en met 25); het WoningBedrijf Rotterdam met vragen over wonen in Rotterdam (A-lijst, vraag 26 tot en met 31); het Programma Dienstverlening van de Bestuursdienst en de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over contacten met de gemeente en de deelgemeenten (Alijst, vraag 33 tot en met 42; B-lijst, vraag 34 tot en met 43), over het bezit en gebruik van Internet en over gemeentelijke informatievoorziening en dienstverlening op Internet (B-lijst, vraag 16 tot en met 29) en over het centrale telefoonnummer van de gemeente (B-lijst, vraag 52 tot en met 56); de gemeentelijke Ombudsman met vragen over hun bekendheid (A-lijst, vraag 43 en 44; Blijst, vraag 14 en 15); het Programmabureau van de dS+V met vragen over herstructurering (A-lijst, vraag 51 tot en met 55) en over verhuizen (A-lijst, vraag 63 tot en met 66); de Afdeling Personeelsbeleid en Arbeidsvoorwaarden van de Bestuursdienst met een vraag over de betrouwbaarheid van de gemeente Rotterdam (A-lijst, vraag 56; B-lijst, vraag 59); de dienst Stadstoezicht met vragen over de gemeentelijke dienst ‘Stadstoezicht’ (A-lijst, vraag 57 tot en met 62); de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over gemeenteraadsverkiezingen (A-lijst, vraag 67 tot en met 69); Gemeentebelastingen Rotterdam met vragen over gemeentelijke heffingen (A-lijst, vraag 70 tot en met 73); de Rekenkamer Rotterdam met vragen over hun bekendheid (A-lijst, vraag 74 en 75; B-lijst, vraag 57 en 58); de Afdeling Beheer Buitenruimte van de Dienst Gemeentewerken met vragen over het onderhoud van de buurt (B-lijst, vraag 8 tot en met 11); het Bureau ‘Opzoomer Mee’ met vragen over Opzoomeren (B-lijst, vraag 12 en 13); Roteb met vragen over of men de buurt en Rotterdam schoon vindt (B-lijst, vraag 30 tot en met 32), over hondenbeleid (B-lijst, vraag 33) en over afvalinzameling en hun dienstverlening (B-lijst, vraag 67 tot en met 75); de Bibliotheek Rotterdam met vragen over bezoek aan de bibliotheek (B-lijst, vraag 44 tot en met 50); de Politie Rijnmond met vragen over de nazorg van de politie (B-lijst, vraag 60 tot en met
21
18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
66); de Dienst Marktwezen Rotterdam met vragen over markten in Rotterdam (B-lijst, vraag 77 tot en met 83); de Afdeling Waterhuishouding van de Dienst Gemeentewerken met vragen over singels, sloten en vijvers in Rotterdam (C-lijst, vraag 8 tot en met 10); de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving met vragen over de integratie van alllochtonen (C-lijst, vraag 11 tot en met 17) en over onderwijs (C-lijst, vraag 18 tot en met 24); de Afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuursdienst met vragen over rampen in de stad (C-lijst, vraag 25 tot en met 29); de Afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V met vragen over bezit en gebruik van vervoermiddelen (C-lijst, vraag 30 tot en met 44); RTV Rijnmond met vragen over de provincie Zuid-Holland en de media (C-lijst, vraag 45 en 46); de DCMR met vragen over geluid (C-lijst, vraag 47 tot en met 50); het Luxor Theater met vragen over het Luxor Theater (C-lijst, vraag 51 tot en met 54); de Afdeling Regie Werk en Inkomen van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid met vragen over de Rotterdamse Sociale Dienst (C-lijst, vraag 55 tot en met 58); het Maritiem Museum Rotterdam met een vraag over de bekendheid van en het bezoek aan Rotterdamse musea (C-lijst, vraag 59 tot en met 61); de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over de Stadskrant (Clijst, vraag 62 tot en met 64); de Dienst Sport en Recreatie met vragen over sport (C-lijst, vraag 65 tot en met 67); en de RET met vragen over de RET (C-lijst, vraag 68 tot en met 71).
22
BIJLAGE II: ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête dit jaar opgesplitst in drie vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B-lijst, een aantal alleen op de C-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De respons bedroeg voor de A-lijst 46% (1.600 respondenten), voor de B-lijst 47% (1.635 respondenten) en voor de C-lijst eveneens 47% (1.633 respondenten); in totaal 46%. Daarmee is de respons een fractie hoger dan vorig jaar, maar nog steeds lager dan het tot voor enkele jaren gebruikelijke percentage van rond de 50. Bij deze responspercentages moet worden bedacht, dat ieder formulier dat om welke reden dan ook niet ingevuld is geretourneerd tot de non-respons is gerekend; dus ook formulieren voor mensen die inmiddels niet meer bereikbaar zijn door bijvoorbeeld verhuizing of overlijden. Veel onderzoeksbureaus tellen zulke mislukte contacten niet mee bij de bepaling van het responspercentage. Al met al is een respons zoals hierboven weergegeven zeker niet slecht voor schriftelijke enquêtes in een stad als Rotterdam; het CBS kampt bijvoorbeeld bij haar landelijke enquêtes in de grote steden met een slechtere en selectievere respons, en overal kampen markten opinieonderzoeksbureaus met een dalende responsbereidheid! In deze Bijlage wordt aan de hand van een aantal algemene persoonskenmerken de representativiteit van de uiteindelijke netto steekproef (de respons) besproken. Daartoe worden kenmerken van de respondenten vergeleken met die van de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder.
II.1
Geslacht en leeftijd
In figuur II.1 staat de verdeling van de respondenten van de Omnibusenquête 2006 en van de Rotterdamse bevolking naar geslacht en naar leeftijd begin 2006. Traditiegetrouw blijken vrouwen en Rotterdammers van 45 tot 75 jaar oververtegenwoordigd, en mannen en jongeren ondervertegenwoordigd.
Figuur II.1:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar geslacht en naar leeftijd.
Geslacht: Man Vrouw Respons Leeftijd: 16 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 t/m 75 jaar 76 jaar en ouder Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
45% 55% 1.598 10% 36% 35% 11% 9% 1.597
45% 55% 1.634 11% 35% 34% 12% 8% 1.631
44% 56% 1.632 9% 35% 36% 13% 8% 1.631
45% 55% 4.864 10% 35% 35% 12% 8% 4.859
Bevolking Rotterdam op 1-1-’06 48% 52% 481.674 15% 39% 28% 10% 8% 481.674
Nadere analyse van de respons per leeftijd leert, dat die het slechtst is bij de jongeren: nog geen 40%. Vervolgens loopt de respons langzaam op tot zo’n 55- à 60% bij de ouderen, maar vanaf 75 à 80 jaar daalt de respons snel met de leeftijd (figuur II.2).
23
Figuur II.2:
Respons op de Omnibusenquête 2006 naar leeftijd. 70%
115 Respons, aantal (linker as)
110
Respons, percentage (rechter as)
105
Responspercentage trendlijn
100
60%
95 90 85 50%
80 75 70
40%
65 60 55 50
30%
45 40 35
20%
30 25 20 10%
15 10 5
leeftijd
II.2
Etniciteit
Figuur II.3 geeft de verdeling van de respondenten en van de Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder naar etniciteit. Autochtonen (“Nederlanders”) zijn oververtegenwoordigd, en de meeste allochtone groeperingen zijn als vanouds ondervertegenwoordigd. De afwijkingen zijn echter een stuk minder groot dan in de afgelopen jaren.
Figuur II.3:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar etniciteit.
Surinamers Antillianen/Arubanen Turken Marokkanen Kaapverdianen Overige arme landen Etnische aandachtsgroepen Nederlanders Noord-mediterranen Overige rijke landen Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
7% 2% 7% 4% 2% 5% 28%
7% 2% 6% 4% 2% 5% 26%
6% 2% 6% 3% 1% 5% 25%
7% 2% 7% 4% 2% 5% 26%
Bevolking Rotterdam op 1-1-’06 8% 3% 7% 5% 2% 8% 33%
65% 2% 5% 1.599
66% 2% 6% 1.634
67% 2% 5% 1.631
66% 2% 5% 4.864
58% 3% 6% 481.674
24
89
87
85
83
81
79
77
75
73
71
69
67
65
63
61
59
57
55
53
51
49
47
45
43
41
39
37
35
33
31
29
27
25
23
21
19
0% 17
0
II.3
Deelgemeente
Figuur II.4 geeft tenslotte de verdelingen naar deelgemeente. De spreiding van de respondenten over de deelgemeenten is uitstekend; alleen is traditiegetrouw Delfshaven wat ondervertegenwoordigd en Prins Alexander wat oververtegenwoordigd.
Figuur II.4:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar deelgemeente.
Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet en Pernis Hoek van Holland Respons
II.4
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
5% 10% 3% 8% 8% 8% 17% 11% 11% 10% 7% 2% 1.532
4% 9% 3% 9% 8% 9% 16% 12% 11% 9% 7% 1% 1.575
5% 10% 2% 8% 8% 8% 18% 11% 11% 10% 7% 2% 1.571
5% 10% 3% 8% 8% 8% 17% 12% 11% 10% 7% 2% 4.678
Bevolking Rotterdam op 1-1-’06 6% 12% 3% 9% 7% 9% 15% 12% 10% 11% 7% 2% 481.674
Conclusie
Net als in eerdere jaren en in andere enquêtes, zijn sommige bevolkingsgroepen, en met name mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen, ondervertegenwoordigd in de Omnibusenquête. Niettemin is de respons zeker niet slecht; kwantitatief zowel als kwalitatief. De ondervertegenwoordiging van een aantal (niet-westerse) allochtone groeperingen is echter flink afgenomen; mede doordat bij hen met meer succes aanvullend mondeling is gerappelleerd. De respons van mannen blijft nog steeds achter bij die van vrouwen, al is het verschil wederom dit jaar minder groot dan vorig jaar. Dit verschil wordt, ook al traditiegetrouw, voor een deel veroorzaakt doordat kennelijk méér mannen de vragenlijst door een vrouwelijke huisgenoot laten invullen dan 1 andersom . Deze relatieve tevredenheid over de representativiteit naar controleerbare kenmerken neemt niet weg, dat natuurlijk nog steeds wel een zekere selectiviteit in de respons van de Omnibusenquête bestaat. Dit selectieve karakter van de respons lijkt met name ook terug te vinden in het traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te lage aandeel respondenten dat zegt een minimuminkomen te hebben, en het al even traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te hoge aandeel respondenten dat zegt een boven-modaal huishoudensinkomen te hebben (ook onder allochtonen): gevreesd moet worden dat daarmee toch een wat te rooskleurig beeld wordt gesuggereerd. Voor de selectiviteit van de respons op enquêtes kan een aantal verklaringen worden bedacht, die impliceren dat een oplossing van deze problematiek niet zo simpel is. Zo zijn frequent verhuizende mensen (letterlijk) moeilijk te achterhalen, evenals mensen die niet wonen op het adres waar ze door Burgerzaken geacht worden te wonen. Dit impliceert in een aantal opzichten ook een selectiviteit. Daarnaast valt niet te vermijden, dat - ondanks de moeite die gedaan wordt om de vragen in de enquête zo begrijpelijk mogelijk te formuleren - dergelijke vragenlijsten voor een aantal mensen toch te hoog gegrepen zijn; met name voor mensen die de Nederlandse taal slecht
25
beheersen. En tenslotte moet ook gevreesd worden, dat de grote stad een aantal inwoners heeft die steeds minder ontvankelijk zijn voor vormen van maatschappelijke participatie zoals het deelnemen aan een gemeentelijke enquête. In dat opzicht is wellicht ook een vergelijking te trekken met de selectieve opkomst bij verkiezingen. Al met al moet worden geconcludeerd, dat de Omnibusenquête een zekere mate van selectiviteit in zijn respons kent, die voor een belangrijk deel moeilijk tot niet te voorkomen is, en waarmee bij de interpretatie van resultaten rekening moet worden gehouden. De mate waarin deze selectiviteit uitkomsten beïnvloedt, moet echter ook niet overschat worden. Zo valt eenvoudig na te rekenen, dat als bijvoorbeeld 50% van de Nederlanders iets vindt, en 25% van de allochtonen, hiervoor in de totale Omnibusenquête voor de totale Rotterdamse bevolking 41,5% zal worden gemeten, terwijl dit 39,4% had moeten zijn. Een dergelijk verschil ligt in de orde van grootte van de betrouwbaarheidsmarge van de Omnibusenquête (zie Bijlage III), en is dan ook maar nét significant. (Bovendien is het in zo’n geval wellicht interessanter te weten dat autochtonen en allochtonen kennelijk zo sterk verschillen, dan hoeveel het totale gemiddelde precies bedraagt...)
Noten 1.
Van de 4.868 respondenten in de totale Omnibusenquête 2006 hadden er 138 ingevuld een vrouw te zijn terwijl de vragenlijst aan een man was gestuurd, en 52 een man te zijn terwijl de vragenlijst aan een vrouw was gestuurd.
26
BIJLAGE III: DE VRAGEN IN DE VRAGENLIJST Nu volgen enkele vragen over wonen in Rotterdam. 18.
Vindt u het een goed idee dat woningbouwverenigingen / corporaties huurwoningen verkopen aan de bewoners? o o o
ja nee weet niet / geen mening
De volgende vragen gaan over ‘herstructurering’. 51.
Rotterdam wil een aantrekkelijke woonstad zijn voor iedereen. Vergeleken met andere steden heeft Rotterdam op dit moment echter veel goedkope (huur)woningen, en te weinig woningen voor de woonwensen van Rotterdammers en mensen uit de omgeving met middeninkomens en hoge inkomens. Het is van groot belang voor de economie van de stad om ook aan de woonwensen van die mensen te voldoen. Ook zijn veel goedkope huurwoningen in matige of slechte staat van onderhoud. Slopen van woningen is in veel gevallen onvermijdelijk. De gemeente, corporaties en marktpartijen werken daarom in een aantal wijken samen om Rotterdam een aantrekkelijkere woonstad te maken, en daarin investeren ze samen grote bedragen. Dat doen ze door sloop en nieuwbouw van woningen, en door te investeren in betere buitenruimte met voldoende parkeerruimte en in voorzieningen zoals scholen en buurthuizen. In totaal worden op deze manier 19 wijken aangepakt. De gemeente noemt deze aanpak ‘herstructurering’. Gebeurt zulke ‘herstructurering’ momenteel bij u in de wijk ook? We bedoelen hier dus niet de sloop of verbouwing van enkele woningen, maar zo’n aanpak van de hele wijk. o o o o
52.
=> Ga door naar vraag 53 => Ga door naar vraag 53
Weet u of er plannen zijn voor zulke ‘herstructurering’ bij u in de wijk? o o o o
53.
ja, bij mij in de straat ja, niet in mijn straat, maar wel verderop nee, dit gebeurt nu niet bij mij in de wijk weet niet
ja, bij mij in de straat ja, niet in mijn straat, maar wel verderop nee, zulke plannen zijn er volgens mij niet weet niet
Vindt u dat Rotterdam op deze manier een aantrekkelijkere woonstad voor iedereen wordt? o o o
ja nee weet niet / geen mening
27
24.
Vindt u het een goed idee dat op deze manier goedkope huurwoningen worden gesloopt, en duurdere woningen daarvoor in de plaats worden gebouwd? o o o
55.
ja nee weet niet / geen mening
Vindt u het een goed idee dat op deze manier meer woningen voor mensen met middeninkomens en hogere inkomens worden gebouwd? o o o
ja nee weet niet / geen mening
De volgende vragen gaan over verhuizen. 63.
Bent u op zoek naar een (andere) woning? o o o o
64.
Bent u op zoek naar een goedkopere of naar een duurdere woning? o o o o
65.
duurdere woning (bijvoorbeeld: groter, beter, ...) ongeveer even duur => Ga door naar vraag 66 goedkopere woning (bijvoorbeeld: kleiner) => Ga door naar vraag 66 weet niet / is niet zo belangrijk
Zou u eventueel een duurdere woning accepteren als die verder aan uw wensen voldoet? o o o
66.
nee, ik wil voorlopig blijven wonen waar ik nu woon => Ga door naar vraag 67 ja, en ik hoop vooral in mijn eigen buurt een woning te vinden ja, ik zoek vooral buiten mijn buurt, maar wel in Rotterdam, een woning ja, ik zoek buiten Rotterdam een woning
nee, nooit ja, eventueel wel weet niet
Bent u op zoek naar een koopwoning of naar een huurwoning? o o o
huurwoning koopwoning maakt niet uit / weet niet
28
BIJLAGE
IV:
Deelgemeente Feijenoord
Herkomst respondenten herstructureringswijk Herstructureringsgebied Landbouwbuurt Katendrecht
Charlois
Delfshaven
Hoogvliet
IJsselmonde
naar
Aantal respondenten
deelgemeente
Percentage
4
0%
5
0%
Afrikaanderwijk
22
1%
Bloemhof
27
2%
Hillesluis
28
2%
Pendrecht
26
2%
Tarwewijk
27
2%
Zuidwijk
28
2%
Tussendijken
12
1%
Bospolder
18
1%
Spangen
24
2%
6
0%
Hoogvliet Noord
26
2%
Hoogvliet Maasranden
37
2%
Lombardijen
20
1%
IJsselmonde
29
2%
Hoogvliet Stadshart
Kralingen / Crooswijk
Nieuw Crooswijk
12
1%
Noord
Noord
18
1%
Hillegersberg / Schiebroek
Schiebroek Zuid
28
2%
geen herstructureringsgebied
1.203
75%
Totaal
1.600
100%
29
en
30
BIJLAGE V: DE BETEKENIS VAN DE PERCENTAGES; SIGNIFICANTIE V.1
Percentages
In de tabellen in dit rapport staan de uitkomsten in percentagevorm weergegeven. Dit is gedaan omdat percentages in populaties van verschillende grootte (bijvoorbeeld: de steekproef versus heel Rotterdam) onderling gemakkelijker te vergelijken zijn dan aantallen. Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie, dat schatting en werkelijke waarde ten gevolge van het toeval kunnen afwijken. (Daarnaast zijn ook afwijkingen mogelijk ten gevolge van andere zaken dan het toeval, zoals onder- en oververtegenwoordigingen van bepaalde categorieën respondenten, bijvoorbeeld door selectieve non-respons.) Deze mogelijke afwijkingen ten gevolge van het toeval kunnen worden uitgedrukt in statistische betrouwbaarheidsmarges. Gangbaar hierbij is een uitdrukking in 95%-betrouwbaarheidsmarges. De 95%-betrouwbaarheidsmarge bij een steekproefpercentage en een steekproefgrootte geeft aan, hoe groot de afwijking van de geschatte waarde met de werkelijke waarde zou kunnen zijn ten gevolge van het toeval. De betekenis van zo'n marge is, dat, indien de steekproef en de meting vele malen zouden worden herhaald, en steeds een 95%-betrouwbaarheidsmarge zou worden bepaald, de werkelijke waarde zich in 95 van de 100 gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge (dus: de onnauwkeurigheid) is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben de grootste onnauwkeurigheid, en hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de 1 onnauwkeurigheid . Dit betekent in het bijzonder ook, dat bij heel kleine percentages die zijn veroorzaakt door één of twee respondenten nog sprake kan zijn van een toevalstreffer, maar dat dit niet kan worden gezegd als het wat meer respondenten betreft. De volgende tabel geeft voor in steekproeven of delen daarvan gemeten percentages de betrouwbaarheidsmarges voor een meting van 50% (dus voor het ongunstigste geval), en ter illustratie ook voor een meting van 10- of 90%.
Figuur III.1:
De 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.
Bij een (deel-)steekproefomvang van: 50 100 150 200 250 500 3.241 (Omnibusenquête A+B) 4.868 (volledige Omnibusenquête)
is 10% eigenlijk: 10% ± 8% 10% ± 6% 10% ± 5% 10% ± 4% 10% ± 4% 10% ± 3% 10% ± 1% 10% ± 1%
is 50% eigenlijk: 50% ± 14% 50% ± 10% 50% ± 8% 50% ± 7% 50% ± 6% 50% ± 4% 50% ± 2% 50% ± 1%
is 90% eigenlijk: 90% ± 8% 90% ± 6% 90% ± 5% 90% ± 4% 90% ± 4% 90% ± 3% 90% ± 1% 90% ± 1%
Voorbeeld: als in een steekproef(-deel) van 500 ondervraagden 50% een bepaald antwoord geeft, moet dit gelezen worden als 50% ± 4%, ofwel 46- à 54 procent. Bij kleinere of grotere gemeten percentages wordt deze marge kleiner.
31
V.2
Vergelijkingen
Ook bij de vergelijking van percentages of verdelingen (bijvoorbeeld: tussen mannen en vrouwen, of tussen dit jaar en vorig jaar) is het mogelijk dat een gemeten verschil slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproef of steekproeven. Het gemeten verschil heet in dat geval niet ‘significant’. Voor de bepaling of het verschil tussen twee gemeten percentages groot genoeg is om significant te zijn, bestaan wiskundige technieken: de zogeheten t-toets. Van de uitkomsten van zo’n toets is echter geen eenvoudig leesbaar en interpreteerbaar overzicht te geven zoals met betrouwbaarheidsmarges is gedaan in figuur III.1. Wèl kan in het algemeen gesteld worden, dat de grens tussen ‘significant’ en ‘niet-significant’ wat kleiner is dan het totaal van de beide betrouwbaarheidsmarges. Voorbeeld: iets is niet aantoonbaar toegenomen als het vorig jaar volgens de Omnibusenquête 50% was en dit jaar 52%. Een stijging van 10- naar 12% daarentegen is wèl significant. Daarmee moge de boodschap zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1- à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproeven kunnen zijn veroorzaakt.
V.3
Gemiddelden
Ook om te bepalen of het verschil tussen twee gemeten gemiddelden (bijvoorbeeld het verschil tussen twee rapportcijfers) significant is of slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproeven, kan een t-toets worden verricht. Hoewel ook hier het precieze resultaat van geval tot geval verschilt, en met name ook afhangt van de gemeten waarden en de spreiding rond de gemiddelden, geldt in de praktijk in het algemeen, dat verschillen in rapportcijfers van 0,2 en hoger significant zijn. (Bij een meting over een deel van de steekproef - bijvoorbeeld: over alleen de Rotterdamse mannen - ligt deze grens hoger.)
Noten 1.
Bij het berekenen van de betrouwbaarheidsmarge bij percentages kan worden uitgegaan van de volgende benaderende formule: absolute 95%-betrouwbaarheidsmarge bij p% = 1,96 x √p(100-p) / √(n-1), waarbij n de omvang van de (deel-) steekproef is. Een gemeten percentage van 50% in de totale Omnibusenquête (A- plus B- plus C-lijst) heeft dus een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √4.867 = 1,4%. Evenzo heeft een gemeten percentage van 1% een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(1x99) / √4.867 = 0,3%. Bij alleen de 2.168 mannen in de totale enquête heeft een gemeten percentage van 50% evenwel een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √2.167 = 2,1%, en een gemeten percentage van 1% een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(1x99) / √2.167 = 0,4%.
32
Publicatieoverzicht COS Titel rapport (uitgave)
jaar
ALGEMEEN Binnenstadsmonitor 2005 Staat van Rotterdam 2005 Feitenkaart Omnibusenquête 2005 Kerncijfers Rotterdam 2005 Feitenkaart Rotterdam in Europees perspectief Staat van de Jeugd Catalogus Rotterdamse Monitors 2004 De G4 in de peiling Monitor Prins Alexander Stadspeiling Vlaardingen 2003
2005 2005 2005 2005 2004 2004 2004 2003 2003 2003
ARBEID EN INKOMEN Monitor Gemeentelijke Lastendruk Rotterdam, 2003-2006* Feitenkaart Inkomensbronnen Rotterdam en regio 2002 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2002 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2002 Rotterdammers over werken bij de gemeente 2005 De Rotterdamse marktbezoeker 2005 Feitenkaart economie en arbeidsmarkt in Rotterdam Economische statistiek per deelgemeente Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster, Rijnmond. Een pilot. Dagindeling van Rotterdammers
2006 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2004 2004 2002
BEVOLKINGSGROEPEN Monitor allochtone ouderen IJsselmonde Minderhedenmonitor 2003. Integratie en inburgering Sociale integratie en de islam in Rotterdam Emancipatiemonitor Rotterdam 2004 Lus di Trafiko in 2003. Het jaar van de uitvoering Feitenkaart kerncijfers Antillianen in Rotterdam Prognose bevolkingsgroepen Rotterdam 2017 De maatschappelijke rol van de Rotterdamse moskeeën Migranten op de Rotterdamse woningmarkt: verhuisstromen en zoekervaringen binnen het aanbodmodel
2005 2004 2004 2004 2004 2004 2003 2003 2001
COMMUNICATIE EN KLANTTEVREDENHEID Stadswinkel op voorhand Rapportage Mediagebruik Rotterdamse Ambtenaren Tevredenheidsmeting Feijenoord Rotterdammers over de Dienst Burgerzaken. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting maart 2005. Tussendijken Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting maart 2005. Middelland Rotterdam bekeken en beluisterd in 2004 Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting september 2004 Spangen Klanten over het City Informatie Centrum Bekendheid met Rotterdamse trouwlocaties Bekendheid en waardering stadsregio Rotterdam
2006 2005 2005 2005 2005 2005 2004 2004 2004 2002 2002
DEMOGRAFIE Bevolkingsmonitor - eerste kwartaal 2006 Trendprognose Rotterdam 2020 De bevolkingsontwikkeling van Rotterdam 2003-2004 Huishoudensprognose Rotterdam 2017 Verhuizen in Rotterdam, onderzoek verhuisbewegingen 1995-2000 Inpakken en wegwezen: migratie-onderzoek Rotterdam en regio 1998-2000
2006 2006 2004 2003 2002 2002
KUNST EN CULTUUR Klanttevredenheid SKVR Rotterdammers en de bibliotheek 2005 Cultuurparticipatie van Rotterdammers in 2003 Belangstelling voor opera in Rotterdam 2004 Cultuurparticipatie van Almeerders in 2002 Museumbezoek in de stadsregio Rotterdam
2006 2005 2004 2004 2003 2002
33
Publicatieoverzicht COS (vervolg) Titel rapport (uitgave)
jaar
LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID Herkenning van radicalisering Monitor hot spots Rotterdam 3e meting (2005) Nulmeting Leefbaarheid Opvang Pijnackerstraat Oude Noorden Rotterdammers over het milieu 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Blokken aan de Laan. Effecten van de fysieke aanpak van twee bouwblokken in de hot spot Dordtselaan Woonwensen van WBR-huurders in Nieuw Crooswijk Bewonersonderzoek afvalscheiding Monitor Delfshaven schoon najaar 2002
2005 2005 2005 2005 2005 2003 2003 2003
ONDERWIJS Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2004 - 2019 Integratie in het primair onderwijs Rotterdam Wonen en leren van volwassenen in de regio Belangstelling Openbaar Daltononderwijs Papendrecht
2005 2005 2005 2004
POLITIEK EN BESTUUR Analyse gemeenteraadsverkiezingen 2006 Analyse deelraadsverkiezingen 2006 Feitenkaart negende Belevingsmonitor Jong en veelkleurig onderweg naar de stembus
2006 2006 2005 2001
RUIMTELIJKE ORDENING EN VERKEER Belevingsonderzoek groene golf Schiekade/Schieweg Rotterdammers over imagobepalende plekken in de openbare ruimte Rotterdammers over het verkeer 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Rotterdammers en parkeren 2002. Resultaten uit de Omnibusenquête 2002 Rotterdammers en fietsen. Resultaten uit de Omnibusenquête 2001
2006 2005 2005 2002 2001
VRIJETIJDSBESTEDING Recreatief bezoek van Rotterdammers aan Rotterdam - Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête van 2005 Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2005 Relevante trends voor het vrijwilligerswerk in 2020 Rotterdammers in de wintermaanden van 2005 Joffen in Feijenoord. Rotterdammers in hun vrije tijd 2003. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003 Vrijetijdsdeelname onder 55-plussers Rotterdamse bezoekers van openbaar groen 2001 Tijdsbesteding en uitgaansgedrag van Rotterdamse jongeren
2006 2006 2006 2005 2005 2004 2003 2003 2002
WELZIJN EN VOLKSGEZONDHEID Sociale kaart 2004. Stadsregio Rotterdam Jonge moeders in Rotterdam. Stand van zaken 2004
2004 2004
WONEN Kans van slagen. Monitor woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam. 2005 kwartaal 4 Feitenkaart aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2002 Evaluatie experiment huisvestingsvergunning Bewonersonderzoek Nesselande Monitor aanbodmodel Rotterdam 2003 Woningmarktonderzoek gemeente Albrandswaard Bewoners van nieuwbouwwoningen in Hoge Heren en Hoge Erasmus Huursubsidie en vangnetregeling Rotterdam '00/'01 en '01/'02 De markt voor koopwoningen in 2002. Woonwensenonderzoek onder ouderen van 55 jaar e.o. in Maassluis Quick scan van de Rotterdamse kamermarkt
2006 2005 2005 2005 2004 2004 2003 2003 2003 2003 2003
OVERIG Rapportage Warmtekrachtkoppeling Bergschenhoek Rotterdammers en computers 2005 Evaluatie stoelmassage dS+V. Resultaten uit een enquête bij drie dS+V-afdelingen
2005 2005 2004
Bovenstaand overzicht is een greep uit het publicatieaanbod van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Een compleet publicatieoverzicht is te raadplegen op Internet: http://www.cos.rotterdam.nl.
34