Stadmakerscongres 2014
p.1
Rotterdam – the making of Mariet Schoenmakers, 28 oktober 2014
In de Markthal eet ik een Turks broodje van de Putsebocht. North meets south. De eerste overdekte markt van ons land staat in werelds Rotterdam, en ik eet er úít de hele wereld, mét de hele wereld. ‘Een multiculti bedevaartoord’ noemt een vriendin van mij het. De foto’s die de wereld overgaan doen je denken aan de trotse zwart-wit foto’s van de Lijnbaan van na de oorlog. Commercie en cultuur komen samen in deze stad, in haar architectuur, al decennialang. Of het nu de opkomst van Zuid was, de furore van Pendrecht en ontwerper Lotte Stam-Beese, of de aanleg van de havens een eeuw geleden, altijd gaan handel en stadsontwikkeling samen. Altijd samen, met de mensen, de Rotterdammers, na de oorlog noodgedwongen nog meer. Ik noem het ‘sharing op stadsniveau’, een stad gebaseerd op menselijk contact, als deel van de stadscultuur: je eigen stad maken, je eigen hart veroveren. Dát is Rotterdam. De Lijnbaan jaren vijftig
Rotterdam moest na de oorlog zelf zijn nieuwe stadshart maken, en begon daarmee aan de randen van het verloren gegane oude centrum, en met ontmoetingsplekken. Nu het hart er in de basis weer is, en er met meer vrijheid naar het stadsplan wordt gekeken, wordt het hart door de mensen zelf kloppend gemaakt. Met bijvoorbeeld verborgen eettentjes door burgers, zoals Picknick (‘perfectioneren van eenvoud’!) aan de Mariniersweg, en met aanpassingen door Rotterdamse ambtenaren, zoals de nieuwe parkeergarage onder het Kruisplein die doorloopt naar het Doelenplein. Daarom emotioneert die Markthal (een heel nieuw fenomeen) in het hart van de stad ons nog meer: iedereen weet en ziet dat deze stad hier zo nieuw is, nog maar zeventig jaar..., en dat je hier zelf je geschiedenis maakt. Mensen maken de stad.
In de Markthal
Picknick
In deze tijd van een ‘sharing economy’ is het dus niet gek dat dit met name in Rotterdam zo voelbaar is. Het gaat bij sharen om ‘delen’ en niet om ‘ruilen’, zoals ik laatst las. Er is een hele subcultuur van collectiviteit, uitmondend in allerlei soorten ondernemerschap, het aanbieden van je diensten en wederdiensten, van eten tot zaalverhuur of tuinieren. Het zijn ook de geheimen van de stad, van de locals, waar iedereen naar op zoek is, bewoner, toerist en hippe stadsgids. En dat kan nu via internet zo gemakkelijk worden gedeeld. Het samen doen, persoonlijk, was de basis van de wederopbouw. En zo is de cirkel rond: van een stad waar de bewoners als bestuurders zelf hun ideaal maakten, via een stad die grote ingrepen niet schuwde, naar een stad die op buurtniveau door de bewoners zelf wordt gemaakt. Zo is het Schieblock een startsein van een nieuwe stadsontwikkeling door de stad zelf, geschraagd door een immense activiteit van particuliere stadsbewoners in allerlei soorten handel en wandel. En dat merk je niet in het minst in de eetcultuur: zie hier de basis voor wat de Markthal kan worden, meer dan een overdekte markt. Met dank aan die nieuwe Rotterdammers uit verre oorden, die ons gezond eten leerden, en waarmee we socialer worden.
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014
p.2
Parc de la villette, Parijs
Een tweede grote ontwikkeling van na de oorlog is de ontdekking van het buiten leven. Op straat gaan zitten eten was veertig jaar geleden niet de gewoonte. Het belang van de openbare ruimte, ook als ontwerpopgave, is jong: met de aanleg van Parc de la Villette (1986) in Parijs begon de bewustwording dat het hier om een ‘verblijfsgebied’ gaat, als vorm van stedelijk leven, niet om sec een ‘wandelpark’. Het private wordt nu in de publieke ruimte beleefd. In Rotterdam is heel lang de buitenruimte puur als functioneel gezien. Het mocht vooral niet romantisch worden, dat stuitte op de stoere Rotterdamse inborst. Omdat we ons private bestaan tegenwoordig in het publieke domein beleven, is die omslag zeker in Rotterdam zo voelbaar. De altijd al mooie Meent bruist nu van stedelijkheid, en die is juist op straat zichtbaar. En niet onbelangrijk: een nieuwe generatie bevolkt Rotterdam, voor hen is comfort, gemak en ontmoeting een vanzelfsprekende mix. De derde ontwikkeling die vooral de nieuwe generatie brengt, is de herwaardering van natuur in de stad, een klimaatbewustzijn, en de zorgzaamheid voor een duurzame planeet. Of het nu om de picknick gaat, waterberging, een moestuin of park, of het terugbrengen van de CO2-uitstoot. In een havenstad is schone lucht een groot goed. De functionele aspecten ervan geven een groene noodzaak: gras, bomen, tuinen. Een goed beheer geeft kansen tot herpositionering van de groene ruimte. Het vernieuwde en nu meer open Zuiderpark laat zien hoe een groene oase stadsdelen en mensen verbindt.
De Meent
Het Zuiderpark
Rotterdam Centraal
Bij al deze thema’s is er een sterke bottom-up beweging aan de gang. Het kleine initiatief van tuinen en eethuizen, naast de grote ingrepen zoals het groen aan de Boompjes. In Rotterdam paste het niet, en nu helemaal niet meer, dat ‘de stad’ (lees: de overheid) alleen bepaalt hoe de stad eruit ziet. Dat doen de ondernemers en de ondernemende burgers. The game has changed… nevertheless. De enorme dadendrang van deze stad, gekoppeld aan een almaar doorbloeiende economie, bracht in het begin van deze eeuw een even enorme plannendrang – met het idee dat al die plannen zó gemaakt gingen worden. Er leefde eigenlijk het idee dat ‘het kleine’ niet nodig was voor de stadsontwikkeling. Ze hadden beter moeten weten, want was het immers niet een gewone particuliere ondernemer die wat zag in wat nu hotel New York is, dat een urban hotspot is geworden? Meer dan een gebouw is het in de minds van mensen iets heel groots, ‘a place to be’. Iets zien in een plek is typisch Rotterdam. Het filmische van de stad ook. De nieuwe lijnen (dus niet een heel gebied achter elkaar volbouwend) die we nu in de stad zien ontstaan, zijn een mix van stedelijk ingrijpen, hyperparticulier initiatief en omarming door de burger, of het nu financieel is of programmatisch. De lijn Centraal Station – Schieblock – Luchtsingel – Hofbogen is er zo een. Ze zijn niet de letterlijke weerslag van een masterplan, maar een kralensnoer van projecten die allemaal wel over verbindingen gaan, en met gezond verstand hun vorm krijgen. Het nieuwe Centraal Station verbindt met zijn voorplein en majestueuze hal het spoor (lees Parijs etc.) met de stad, zowel zuidwaarts als naar noord, west en oost. En de voorgevel hoeft niet direct aan het Weena te liggen, het voorplein is minstens zo belangrijk als een gevel kan zijn. Public space goes first. Het Schieblock is doorwaadbaar, en heeft publieke functies als bestemming op de begane grond, de Luchtsingel is een experience op niveau en dropt je in een ander stadsdeel, de Hofbogen zijn ineens te doorkruisen en een doel geworden. Het persoonlijk engagement (ook bij de overheid!) heeft al deze projecten doen uitstijgen boven hun primaire doel. Allemaal willen ze zich met de stad verbinden, iets betekenen. Je ziet een nieuwe stadsplattegrond ontstaan met nog meer van deze verbindingslijnen, van functie, plek en public space van steeds separate projecten. Rotterdam heeft een Nolli-kaart gekregen.
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014
p.3
Wat is er nieuw? Dat zijn de spelers en het spel. Niet meer een overall plan, maar het individuele plan. En de ontwerper zoekt zelf zijn funding, vindt medestanders en ziet zijn idee omarmd worden. Het waterplein is daarvan een goed voorbeeld. Het ontwerp is ontstaan uit de creativiteit van ontwerpers, overtuigd van de noodzaak, en haakt aan op de ambitie van de stad. Die stad (de overheid) ziet concreet worden wat zij als doel hebben geformuleerd (climate change), maar wat zij zelf niet hoeven of kunnen vormgeven. De ontwerper is nu ondernemer. En dat ondernemerschap wordt door genereuze funding van overheden gesteund en waargemaakt. De overheid is hier de voorbeeldige opdrachtgever, door het idee aangestoken. Zonder hen geen waterplein. Het is steeds die combi privaat-publiek die Rotterdam maakt.
Het Waterplein
De stadsplattegrond die er is, is de basis voor die plannen. De stad is er al, het gaat nu om invoegingen en het intiemer maken van die stad: kortsluitingen tussen gebieden, de grote schaal en de grote maaswijdte van het basisplan verkleinen naar de menselijke schaal en de schaal van de lopende mens. Niet meer de auto als maat voor de stad en het stadsleven, dat is een inhoudelijke ommekeer in de stadsontwikkeling van Rotterdam. Op deze kleine schaal kunnen private initiatieven hun meerwaarde afgeven. En allemaal doen ze iets met de openbare ruimte. Allemaal gaan ze over publiek domein. In en buiten het gebouw gebeuren nu andere dingen, het wordt een bestemming die je al van ver ziet. Dat zien is heel belangrijk in Rotterdam. Door te zien wat het wordt, ziet de stad nog meer potentie eromheen. Daarom levert elk gebouw een nieuw stuk stad op, en moet het publieke gebouw zich openen op de begane grond. Deze nieuwe tijd geeft ook daarom een nieuw spel, omdat we interactief schier eindeloos, en heel persoonlijk zonder tussenkomst van anderen, kunnen communiceren: the digital world, the digital mindset, is ours. Via internet organiseren we onze eigen klantenkring. We hebben niemand nodig. Daardoor éísen we ook toegang, we dwingen naar elkaar af dat we contact hebben. Crowdfunding en sharing economy zijn de resultante van een digital world, en zullen niet verdwijnen. Alles gaat nu echt anders, het is een waardenshift. Het gaat niet meer ‘institutioneel’. We kiezen met wie we binding willen, we dwingen binding af door ons verhaal. En door dat verhaal ontstaat nu een groep gelijkgestemden die elkaar kunnen vinden, die funding vinden en daarmee een changing power worden. Dat begint op gebouwniveau, en dat zet zich door naar straat en buurt.
Who makes the city? Voor Rotterdam is het nu de kunst deze olievlek van particuliere initiatieven te koppelen aan het huidige grote verhaal van deze stad. Het zal nodig zijn de spelregels te veranderen nu er nieuwe spelers zijn die het spel geheel volwaardig meespelen, c.q. hun rol in het spel opeisen. Al veel langer zien we dat de institutionele werkelijkheid een grotere handicap is voor vernieuwing dan de inhoudelijke drive. Die drive is er wel degelijk en wil meestal verder dan de organisatie. Wat we ook zien is dat al deze private projecten inzetten op contact maken, dat zij verder gaan dan het accommoderen van een ‘programma’. Zij maken public life omdat dit ook economische meerwaarde heeft. Ze maken zowel de routing en toegankelijkheid als de bestemming zelf voor nieuw economisch handelen.
Schutting rond het Stadskantoor
Het grote verhaal van de stad wordt gevoed en bepaald door de nieuwe plattegrond van activiteiten die nu ontstaat. Het is dezelfde move die door het onderzoek Sense of place van Arnold Reijndorp tien jaar geleden werd geagendeerd: kijk hoe de stad werkelijk wordt gebruikt. Wat is de thematiek van deze tijd? Welke opgave ligt er en welke urgentie? In plaats van onopgeloste kwesties zoeken de private initiatiefnemers concrete kansen, met de vervulling van echte behoeften (anders zouden ze er niet zijn). Van theater Walhalla tot Eetbaar Rotterdam. Ze begonnen klein en worden groot. Ook de grote stadsprojecten zetten in op ‘verbinding’. Zie vanuit het begrip city lounge de thematiek van ‘verbinden en ontmoeten’, zoals we dat lezen op de schutting rond het nieuwe stadskantoor (zie foto). Wie staat erbij stil dat hier, behalve een kantoor met een heel open plint, een geheel nieuwe route en zichtlijn ontstaat van Coolsingel
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014
p.4
naar Jacobsplaats? Het biedt kansen voor ondernemers die zo dadelijk ‘in de loop liggen’. De stad, het stedelijk leven, wordt gemaakt door die ondernemers. Rotterdam gelooft in architectuur, en in het effect van de ruimtelijke discipline op het gedrag van mensen. Of het nu de Erasmusbrug is, of De Rotterdam: ze genereren letterlijk beweging, het ‘ernaar toe willen’. Onbewust vraagt elk nieuw project dat het iets teweegbrengt in het publiek domein. In die zin maken de gebouwen en hun opdrachtgevers de stad. Maar de eenvoudige vraag van de stad om ‘inpassing’, een zichtlijn of route, doet wonderen. Je kunt dwars door De Rotterdam naar de Maas, die je al ziet vanaf de Rijnhaven, en straks dwars door het Erasmus MC van Cool naar Museumpark en Het Park. Dat is typisch Rotterdam. De opgave is nu door die nieuwe verbindingen een nieuwe menselijke schaal aan de stad toe te voegen. De gemeente kan door haar ambitie, en het kennen van het nieuwe verhaal van de stad, zo mede-opdrachtgever zijn. Dat is een andere vorm van ambitie tonen dan de meer utopische van na de oorlog, met de uitvoering van het basisplan in de decennia daarna. Rotterdam is growing up. De eetcultuur van gezond en bijzonder is maatstaf voor een kosmopolitische stadscultuur. Juist daarin heeft de ontmoeting afgelopen jaren plaatsgevonden als basis van een really connected urban lifestyle, van jong en oud. Het gaat nu om de hoe-vragen en antwoorden om the next step te maken: investerend vermogen wordt door het ontwerp en het verhaal verleid. De interactieve en digitale dialoog stuwt ondernemerschap op naar een werkelijk maatschappelijke betekenis. Een nieuwe governance geeft game changers hun platform. Het professionaliseren van proeftuinen geeft ze een nieuwe economische power.
Stadt und Bildung In Hamburg zeggen ze: ‘De mensen zijn veranderd, dus bouwen we anders’. Dit lijkt een eenvoudig statement, maar het echt ánders doen, gaat wel ver. Dan gaat het zowel om de sociaal-culturele dimensie als de organisatorische en inhoudelijke doelstellingen. Het woord Bildung is bijna niet te vertalen. We kunnen zeggen ‘onderwijs’, maar het gaat verder. Het gaat om vorming. Zoals Uli Hellweg zegt: ‘Wer baut, bildet, gestaltet erwas. Bildung ist die Gestaltung des Menschen’. Hij heeft het over bouwen als een culturele opgave. Misschien is het dan geen toeval dat stadsfilosoof Henk Oosterling met zijn ‘ambachtsproject’ op Zuid in feite stad maakt. Zoals ook het stadstoerisme cultureel gekleurd is, kunst en cultuur een bestemming zijn, en tot emancipatie van veel groepen leidt – alleen al door de ontmoeting. De Markthal is zo’n verzameling van iedereen en iedereen komt naar Rotterdam om het te zien. Dat overkomt gebouwen en exposities. Cultuur is een economische factor van de stad. Raaf
Gare du Nord
In Rotterdam komen Stadt en Bildung ook samen in de zogenaamde klushuizen. Jongeren worden zelf opdrachtgever van hun eigen huis. In de horeca zien we dat kunst, eten en ontmoeten samen gaan als leerschool voor het leven. Jeanne van Heeswijk gaat zo de wijk in. Café RAAF aan de Rijnhaven is een soort kunstenaarskolonie. Picknick ontwikkelde met kunstenaars een mobiele snackkar. ‘Stadt bildet Mensch’ zegt Uli Hellweg. Het enige wat nodig is, is vrijheid en creativiteit. Het gebeurt niet gepland. Het gebeurt omdat mensen een plek bezetten, de behoefte hebben zich te ontwikkelen en iets te betekenen voor anderen. Er zo veel altruïsme in de stad, men wil zich engageren. Juist in een stad vol jonge mensen als Rotterdam is dat een enorme kans. Bied nog meer vrijplaatsen, zou je willen zeggen. Want wie bedacht restaurant Gare du Nord Rotterdam? Behalve biologisch eten – ‘voor iedere ziel, dus voor iedereen’ – zijn er sociale programma’s, zoals Kook Met Mij Mee! om kinderen bewuster te léren eten. En dan die plek...! Eten is een manier van ‘place making’, en een creatieve daad van verzet zou je kunnen zeggen: goed, duurzaam en biologisch eten, een bijzondere ambiance, persoonlijk contact, een huiskamer, een ontdekkingstocht, een inspiratiebron. Daardoor ontstaat een bestemming. Of het de Watertoren was op het DWL-terrein, hotel New York, Wijn of water, of het Deliplein, als er íets in Rotterdam is gebeurd het laatste decennium, dan is het het ontstaan van een bewuste eetcultuur.
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014
p.5
De conclusies die we hieruit voor de ‘stadsplanning’ moeten trekken, is dat dit alleen nog maar samen met de burgers kan, of concreter, dat hun vragen en behoeften om te groeien moeten worden beantwoord, van parkeerplekken en vergunningen tot de meest eenvoudige dingen. De nieuwe utopie is niet een nieuw stadsplan, maar een meebewegen met de burgers en het feitelijke gebruik van de stad. Ook met de grote projecten. Ook dat laat de Markthal zien. De omgeving is samen met (en op initiatief van) de ondernemer flink aangepakt, in weerwil van toekomstige andere plannen voor die plek.
Mensen maken de stad Niet de stenen, maar het sociale proces, daar begint het mee. En een sociaal proces is een proces van verhalen. De grenzeloze communicatie waarin we nu leven, maakt dat we continu in verhalen verkeren. Dat maakt dat allereerst de stad bezig is haar bewoners een goede toekomst te geven, hun een verhaal te geven, en hun verhaal te steunen. De structuur die de gemeentelijke organisatie nu heeft, zou wel eens een beperking kunnen zijn voor het werk dat moet worden uitgevoerd. Want immers, een organisatie kent taken en afdelingen. Maar kent zij ook de níéuwe taken? Of gaat het daar ook om mensen die iets willen en iets kunnen? Die een kans zien die er nog niet was, of zich verbinden met initiatiefnemers in de stad, meebewegen?
Het Groothandelsgebouw
De Rotterdam
Je ziet zo vijf karaktertrekken die zich in de stad ontwikkelen: • Ondernemerschap. Dat is een beweging die we al zien in de klushuizen (een combi van privaat idee en faciliteren door de overheid) en in het Stadsinitiatief (door de overheid uitdagen en laten kiezen van ideeën, en daar geld aan geven; ‘zet de stad naar je hand’, een geweldige mix van ontwerpenergie en burgerparticipatie). • De grote gebouwen die Rotterdam nu als samenleving maken, als experience, zijn die gebouwen die de stad publieke ruimte geven, binnen of buiten, middels verbinding of ontmoeting. Zoals na de oorlog het Groothandelsgebouw deed. Die traditie zit in de stad. • De andere beweging is dat het wonen veel meer terug is in de binnenstad, zoals rond de Meent. Dat is natuurlijk ook een basis voor de eetcultuur, die mensen moeten eten en willen daarin samen zijn, ook als gevolg van de demografische ontwikkeling. Een stad vol jongeren en met veel alleenstaanden. Het grote woongebouw is absoluut een Rotterdams fenomeen. • De vierde grote beweging in het bouwen is de sprong over de rivier, vooral door de Erasmusbrug, en vlak daarbij het positioneren van stedelijke functies, zoals scholen, theater of rechtbank, waardoor de Maas in het hart van de stad is komen te liggen. • Maar de grootste verandering is die van de openbare ruimte. Die wordt intens bevolkt, daarin is het stadsleven voelbaar. Het is geen toeval dat er nu heel fundamenteel wordt gekeken naar een nieuwe inrichting van de Coolsingel, juist als ontmoetingsruimte. Terug naar de oude wandelboulevard, want er wordt nu weer veel gelopen in de stad. Daarmee is het een hele fijne stad geworden voor haar bezoekers, met alles op loopafstand. Het is nu de opgave deze vijf ontwikkelingen te bundelen: het kleine private met het grote gebouw en de publieke ruimte. Er zijn dan twee strategieën: • Echte bondgenootschappen. Er bestaat geen aparte stedelijke dienst Stadsontwikkeling, maar een organisatie die zich voluit wortelt in de stad, net zoals ze nu een werkplek heeft in het hart ervan. Ze bedenkt ontwerpstrategieën om private ontwikkelingen te versnellen en te upgraden, net zoals ze dat nu doet door aanpalend eraan de stad te verbeteren zoals rond Centraal Station. Ze doet dat sámen met de private partners, groot en klein, en weet hoe zij kunnen en willen investeren. In die zin wacht Zuidplein op een schwung die alle trots laat opleven. Het is de tijd om het ‘anders’ te doen. • Be connected! Daarin ligt nu de urgentie als kans, nu er zoveel klein initiatief ontstaat. Want de kracht van Rotterdam is haar veelzijdigheid en haar vriendelijkheid. Om nog meer mensen toegang te geven tot de nieuwe stadscultuur, is de kleine commercie sec onvoldoende. Groei van de stad was altijd een manier om zich verder te ontwikkelen. De nieuwe groei zit nu wel
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014
p.6
degelijk binnen de stadsgrenzen. Dan zou die nieuwe opgave wel eens in het wonen kunnen zitten. Waar kan op een andere manier andere investering gevonden worden, een ander privaat initiatief? Nu er zoveel ondernemerskracht is in de stad, is het de vraag of zich dat ook niet in een vrijplaats voor het wonen kan uiten, en dan op een grote schaal. Aan de rand van de binnenstad en aan de randen van de woonstad, in ZOHO en in de Merwehaven, beide plekken die een stedelijke motor om zich heen hebben. Bij de laatste geven de nieuwe functies van Europoint een andere dynamiek en om de hoek zit Uit je eigen stad. Daarin kan een gemeente een grote rol spelen door ambitie te vertalen in een new way to do it: be great in the small scale of the house!
Mariet Schoenmakers is als chroniqueur verbonden aan het Stadmakerscongres 2014. Sinds de oprichting is zij actief lid van de Van der Leeuwkring. Ze is opgeleid als architect en werkt haar hele leven al aan de stad. Zowel de publieke dienst als de private sector kent zij van binnenuit. De transformatie van Rotterdam heeft ze vanuit al die perspectieven van dichtbij gevolgd en mede gevormd.
Stadmakerscongres 2014 / vrijdag 28 november 2014