ROOMS-KATHOLIEKE KERK SINT CORNELIUS (1909)
Neoromaanse kruisbasiliek met een grote halfronde koorsluiting en een ongeleed dubbeltorenfront met tentdaken naar het ontwerp van J. Stuyt en J. Cuypers. Kenmerkend voor deze bakstenen kerk zijn de rondboogvensters met gemetselde boogfriezen en muizentanden, evenals de gevelbeëindigingen met zwart-wit geblokt tegelwerk onder alle gootlijsten. De bogen in de kerk zijn gebouwd in mergel en rode baksteen terwijl de boogpijlers uit ruwbehakte Kunraderblokken bestaan. Het middenschip heeft vijf traveeën en is evenals de zijbeuken en de transepten afgedekt met vlakke houten cassetteplafonds.De oorspronkelijke polychromie is verwijderd. De kerk is in 1987 grondig gerestaureerd waarbij de dakpannen zijn vervangen door natuurstenen leien en het interieur is gewijzigd, in het bijzonder de vorm van de trappartij van het priesterkoor, evenals de kleurstelling en de verlichting van de kerk.
PASTORIE HEERLERHEIDE (1849) Bakstenen herenhuis met hardstenen deur- en raamomlijstingen en een met pannen gedekt zadeldak. De pastorie is in 1982 gerestaureerd, waarbij het niet-oorspronkelijke pleisterwerk op de voorgevel verwijderd is. Ook is toen de hoofdtoegang in oude staat hersteld evenals de karakteristieke vensterluiken. Inwendig is er een houten balustertrap, een eenvoudige schouw en deuromlijstingen met pilasters.
HET OUDE ROOMS-KATHOLIEKE KERKHOF (1839) Het oude kerkhof had oorspronkelijk een L-vorm. In 1861 werd het kerkhof ommuurd en deze muur is o.a. in 1984 gerestaureerd. In de verzwaarde muurpenanten bevinden zich dichtgemetselde nissen met kruiswegstaties, die na de diensten tijdens het Corneliusoctaaf werden vereerd. Op het kerkhof bevinden zich twee grafkelders. Een van de familie Wintjens en de andere is van de familie Backbier. Het kerkhof heeft dienst gedaan tot 1929. Toen werd de Algemene Begraafplaats op de Heulsberg (Kampstraat) aangelegd. Wel vonden er nog tot 1945 bijzettingen plaats en officieel werd het in 1953 gesloten. In 2008 werden de bomen en struiken gerooid, er werd worteldoek met grind aangebracht en langs de kanten werden leibomen geplant. Sindsdien is het opengesteld voor het publiek.
VOORMALIGE SIONSKERK (1953) De kerk werd gebouwd door de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Heerlen onder architectuur van Ir.Wegener van Heeswijk . Het is een eenvoudig bakstenen gebouw met een rechthoekige plattegrond, afgeschuinde zijvlakken van de topgevel en afgedekt met een flauwhellend zadeldak. De kerk is ver naar achteren gebouwd, omdat aan de voorkant van de Kampstraat een schol ligt, begrensd door storingen, waarlangs altijd bewegingen optreden. Op 23 december 1953 werd de kerk in gebruik genomen door de Hervormde Gemeente Heerlerheide. Sinds december 1998 werden alle diensten gehouden in de Pelgrimskerk te Treebeek en werd de Sionskerk overbodig. Na een verbouwing werd op 19 april 2002 de voormalig Sionskerk in gebruik genomen als uitvaartcentrum.
WEGKRUIS MET CORPUS Het wegkruis “aan de Graaf” staat op de hoek Kampstraat/Heulsstraat. Het is een 18e eeuws houten kruis met corpus van ongeveer 3 meter Het is een zgn. vliegermodel en staat tussen twee geknotte linden. Tijdens de jaarlijkse sacramentsprocessie, de bronk, is het kruis het middelpunt van het rustaltaar. Het is het enige wegkruis in de gemeente Heerlen, dat de status van beschermd rijksmonument heeft verworven. GEN COEL – GROEET GENHEI Een markante herinnering aan het mijnverleden is het nieuwe cultuurcluster Gen Coel. De architect, Bart Wauben uit Geleen, heeft het representatieve glazen gebouw de vorm van een Van Iterson-koeltoren gegeven. Het cultuurcluster bestaat uit het Corneliushuis, een Grand Café, de stadsdeelwinkel van de gemeente en het filiaal Heerlerheide van de Openbare Bibliotheek Heerlen. Het cultuurcluster heeft met het verwarming- en koelingsysteem van het Mijnwaterproject een internationale primeur. Op de bovenste etage in de koeltoren is een energiecentrale waar het mijnwater uit de voormalige Oranje Nassaumijn III omhoog wordt gepompt en van waaruit het warme en koude water via resp. rode en blauwe buizen wordt verspreid. Bij het cultuurcluster zijn een supermarkt, 6 andere winkels, 50 woningen en een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd.
DROOMKASTEEL – Ganzeweide 113-115 Droomkasteel ‘Fantastico’ is het eerste attractiepark van Heerlen. Bovengronds mijnwerker N. Schoonbroodt zei in 1954 het mijnbedrijf vaarwel om zich te wijden aan zijn hobby:het maken van tuinfiguren. Al rond 1960 was de vraag zo groot, dat hij aan de Ganzeweide een winkel begon in zelfgemaakte fonteinen en tuinkabouters. De tuin werd steeds meer volgebouwd met bouwwerkjes, die als entourage en etalage voor de beelden fungeerden en steeds meer op een echt kasteel gingen lijken. De kosten waren echter zo hoog dat men gedwongen werd entreegeld te vragen. Zo werd het Droomkasteel geboren, dat op 27 mei 1966 zijn poorten opende voor publiek.Opvallend zijn een levensgrote olifant (15000 kilo zwaar) bij de ingang en de 21 meter hoge uitkijktoren.
KETTINGSCHAAF (SCHAAFPLOEG)- GANZEWEIDE Bij deze rotonde stond in 2006-2007 lange tijd een boortoren, die veel bekijks van oudmijnwerkers kreeg. Hier werd met succes de door de mijnmeters ondergronds nauwkeurig in kaart gebrachte mijngang aangeboord voor de aanvoer van het warme water naar de verwarmingscentrale in Gen Coel. Nu is alleen nog een groene bak te zien waar de leidingen beginnen. Toen de rotonde werd gemaakt heeft men een schaafploeg als herinnering aan de mijnindustrie geplaatst. De schaafploeg staat voor de modernisering van de kolenwinning na de Tweede Wereldoorlog. De ploeg schoof langs de kolenlaag, waardoor de kool in de transportgoten viel en naar de gereedstaande kolenwagens kon worden afgevoerd. De schaafploeg was niet direct een succes, omdat de kolenlagen van wisselende dikte waren.
WONINGGROEP MARIA-CHRISTINA HEKSENBERG (1947) De 240 woningen werden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog gebouwd naar een ontwerp van de architekten Karl Gonser en Hans-Georg Oechler naar de ideeën van de Stuttgarter Schule.Zij waren oorspronkelijk bedoeld voor het Duitse personeel, dat de exploitatie van de kolenmijnen van de Nederlanders zou overnemen. In 1947 zijn de woningen in afgeslankte vorm opgeleverd. De stedenbouwkundige opzet was een rationele wijk met strokenbouw haaks op de ontsluitingsweg en U-vormige woonblokken aan de andere zijde waar een exercitieterrein en partijgebouwen waren voorzien. De woningen met twee verdiepingen en hoge zolders onder steile zadeldaken zijn gebouwd in baksteenmetselwerk in kettingverband Het meest in het oog springend is de vormgeving van enkele gevels, die gebaseerd is op de zeventiende-eeuwse Hollandse klok- en trapgevels. In februari 2008 kreeg de wijk het predikaat “Beschermd Stadsgezicht”.
ROOMS-KATHOLIEKE KERK CHRISTUS KONING-NIEUW EINDE (1965) Het ontwerp was van de hand van architekt J.J.Fanchamps. Het is een zaalkerk, volledig kubusvormig met een losstaande klokketoren. De bouwkundige staat van de kerk werd in de jaren zeventig steeds slechter. Lekkages en betonrot hadden de constructie flink aangetast. In 1984 werd het gebouw gerestaureerd. Het gebouw valt op door een metershoog mozaiek, dat aan de buitenmuur van de devotiekapel tussen de beide hoofdingangen is aangebracht. Het is ontworpen door L.Ramakers. Het stelt Christus voor zittend op een ezel, met aan beide kanten mensen, die met palmtakken zwaaien. In 2005 werd de kerk aan de eredienst onttrokken en werd de parochie bij de Corneliusparochie gevoegd.
WONINGGROEP BEERSDAL (1910-1918) De mijnwerkerskolonie Beersdal kent een strak rechtlijnig stratenpatroon en is gebouwd voor het personeel van de Oranje Nassaumijn I en III. De woningen zijn gebouwd door de architect Ir. A.Lugten in de Lotharingse stijl. De familie De Wendel , de eigenaresse van de Oranje Nassaumijnen, was afkomstig uit Lotharingen in Frankrijk. De strakke en overzichtelijke stedenbouwkundige structuur wordt gekenmerkt door loodrecht kruisende straten, een groot open plein en ruime tuinen rond keurig in het gelid staande blokken van twee-onder-een-kap met mansardedak en blokken van vier rug-aan-rug-woningen afgedekt met schilddaken. De bouwstijl van de woningen wordt gekenmerkt door het siermetselwerk en de gepleisterde gevelvelden en treft men in Nederland alleen aan in de mijnwerkerskoloniën van de Oranje Nassaumijnen. Omdat de woninggroep van grote cultuurhistorische waarde is, kreeg de wijk in februari 2008 het predikaat “Beschermd Stadsgezicht”.
MIJNOPZICHTERS- EN BEAMBTENWONINGEN (1912-1921) De hiërarchie binnen het mijnbedrijf Oranje Nassau III kwam ook tot uiting in de vormgeving van de dienstwoningen. Hoe hoger de functie hoe hoger en statiger de woning en hoe dichter bij de mijn. Aan de Ganzeweide, oneven nummers 31 tot en met 49, liggen nog twee hoofdopzichterswoningen uit 1920; vier opzichterswoningen uit 1914 en vier beambtenwoningen uit 1912. Deze woningen worden ook wel Lotharingse woningen genoemd naar de streek in Frankrijk, waaruit de eigenaresse van de mijn, de familie de Wendel, afkomstig was. De door architekt Ir.A. Lugten ontworpen woningen hebben zadeldaken met wolfseinden gedekt met rode keramische dakpannen en zijn gebouwd in decoratieve baksteenarchitektuur met getoogde raam- en deuropeningen en gecementeerde horizontale speklagen en sierstenen.
WONINGGROEP RENNEMIG (1914-1918) De voormalige mijnkolonie Rennemig werd van 1914 tot 1918 in opdracht van de Oranje Nassaumijnen gebouwd in de zogenaamde Lotharingse stijl. door architekt Ir. A. Lugten De 74 woningen zijn in een vijftal verschillende woningtypes ontworpen in blokken van twee woningen onder zadeldaken met wolfseinden of schild- en mansardedaken en is bijzonder interessant vanwege de grote architektonische verscheidenheid. De decoratieve architectuur wordt gekenmerkt door het gebruik van gepleisterde en gekaderde gevelvelden afgewisseld met geparceleerde pilasterelementen in geornamenteerd schoonmetselwerk of het omgekeerde patroon hiervan. De kolonie, welke een grote culturele waarde heeft, werd hiërarchisch gescheiden van de woningen voor het hoger mijnkader en lag ook verder van de hoofdingang van de mijn.
VOORMALIGE MIJNBEAMBTENWONINGEN RENNEMIGSTRAAT (1918-1923) De 16 woningen met de huisnummers 24 t/m 54 zijn tussen 1918 en 1923 door de Oranje Nassaumijnen gebouwd, wellicht door dezelfde architect als de woninggroep Rennemig, Ir. A. Lugten. De architectuur komt overeen met de tegenoverliggende woninggroep, doch heeft hiërarchisch een bredere uitstraling. Deze woningen zijn van grote cultuurhistorische waarde. Op de huisnummers 6 t/m 20 staan 8 woningen voor hoge beambten. Ze zijn gebouwd tussen 1920 en 1930. De twee volumineuze woninggroepen in eenvoudige baksteenarchitectuur zonder decoraties herbergen ieder 4 woningen onder een schilddak. Ze zijn erkend als rijksmonumenten.
VOORMALIGE MIJNBEAMBTENWONINGEN HEIDEVELDWEG 17 T/M 27 (1921-1923) De 6 hoge-beambtenwoningen zijn van 1921 tot 1923 gebouwd door de Oranje Nassaumijnen. De volumineuze woninggroep in eenvoudige baksteenarchitectuur zonder decoraties herbergen twee en vier woningen onder een schilddak. Ze zijn erkend als rijksmonumenten. ROOMS-KATHOLIEKE KERK SINT GERARDUS MAJELLA (1938) Markante bakstenen kruiskerk met halfronde koorsluiting en kooromgang. De terzijde van de rondboogvormige entree gesitueerde ongelede vierkante toren met terugliggend tentdak markeert de kerk tot in de wijde omgeving. Deze kerk is met traditionalistische geometrische en neoromaanse elementen gebouwd in 1938 naar een ontwerp van Alphonse Boosten en kreeg extra bekendheid door de samenwerking met diverse kunstenaars voor de muurschilderingen, beeldhouwwerken, gebrandschilderde vensters en de opaline preekstoel. VERSILIENBOSCH- VRIEHEIDE (1919) De woonwijk Versiliënbosch bestaat uit 282 woningen en werd gebouwd door architekt J.Cuypers en de woningvereniging “De Volkswoning” . Het centrale punt wordt gevormd door een driehoekig plein. De woningen hebben een relatief kleine achtertuin. Veel aandacht is besteed aan decoratieve details, baksteenmotieven, baksteenreliëfs en afwijkende venstervormen. De naam Versiliënbosch is waarschijnlijk afkomstig van de eigenares van het stuk bos,Vrouwe Cecilia van Hoensbroek. De wijk Vrieheide werd in 1959 gebouwd ter bestrijding van de woningnood in Heerlen. Het was een groots plan waarbij de wijk een soort satellietstad zou moeten worden met plaats voor ongeveer 30.000 mensen in eensgezinswoningen en flatgebouwen. De naam Vrieheide staat voor de functie, die dat stuk gemeenschappelijke grond had. Inwoners mochten hier gratis hout kappen, hei steken en schapen laten grazen.
VOORMALIGE KOPKESMOLEN (1870) Familie Hoenen-Sijstermans liet in 1870 de oorspronkelijke bebouwing uit 1630 verbouwen tot de Köpkesmolen. De gevelsteen met inscriptie H-S 1879 herinnert hier nog aan. Het U-vormige complex, dat gesitueerd ligt op de Caumerbeek, bestond vroeger uit een woning van drie verdiepingen met aan weerszijden de enige jaren later gebouwde twee hoge vleugels met de functies molengebouw en schuur. Het voormalige molengebouw aan de linkerzijde, dat vroeger de grootste watermolen in de omtrek was, werd in 1957 afgebroken, doordat er onvoldoende water voorhanden was in de Caumerbeek als gevolg van mijnverzakkingen in de buurt.