Rook bij branden Aanpassing berichtgeving op grond van perceptieonderzoek
Groningen, Augustus 2013
Frans Greven Liesbeth Claassen Daniëlle Timmermans Fred Woudenberg Frans Duijm
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 1.
Samenvatting................................................................................................................................... 5
2.
Inleiding ......................................................................................................................................... 13
3.
2.1
Risicoperceptie ..................................................................................................................... 14
2.2
Probleemstelling .................................................................................................................. 14
2.3
Doelstelling en stappen ....................................................................................................... 15
De media over de brand bij Chemiepack in Moerdijk ................................................................... 17 3.1
Achtergrond en vraagstelling ............................................................................................... 17
3.2
Onderzoeksaanpak............................................................................................................... 20
3.2.1
Dataverzameling .............................................................................................................. 20
3.2.2
Methoden en analyses .................................................................................................... 21
3.3 3.3.1
De brand .......................................................................................................................... 24
3.3.2
Na de brand ..................................................................................................................... 31
3.3.3
De nasleep ....................................................................................................................... 40
3.4 4.
5.
Samenvatting en conclusies ................................................................................................. 42
Het expertmodel ........................................................................................................................... 46 4.1
Methode .............................................................................................................................. 46
4.2
Resultaten ............................................................................................................................ 47
4.2.1
Oorzaken en risicofactoren ............................................................................................. 47
4.2.2
Gevolgen .......................................................................................................................... 49
4.2.3
Maatregelen .................................................................................................................... 51
4.2.4
Verschillen tussen experts ............................................................................................... 56
Lekenperspectief ........................................................................................................................... 57 5.1
Methode .............................................................................................................................. 57
5.2
Resultaten ............................................................................................................................ 58
5.2.1
Eerste beeld ..................................................................................................................... 60
5.2.2
Oorzaken en risicofactoren ............................................................................................. 60
5.2.3
Gevolgen .......................................................................................................................... 60
5.2.4
Maatregelen .................................................................................................................... 63
5.3 6.
Berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk.................................................. 24
Vergelijking expertmodel en lekenperspectief .................................................................... 67
Kwantificerende vragenlijst ........................................................................................................... 70
7.
8.
6.1
Methode .............................................................................................................................. 70
6.2
Resultaten ............................................................................................................................ 71
6.3
Discussie ............................................................................................................................... 77
Onderzoek met standaard- en experimentele berichten.............................................................. 79 7.1
Methode .............................................................................................................................. 79
7.2
Resultaten ............................................................................................................................ 82
7.3
Discussie ............................................................................................................................... 91
Conclusies ...................................................................................................................................... 95
Bijlagen ................................................................................................................................................ 100 Bijlage 1 Geïnterviewde deskundigen ............................................................................................. 101 Bijlage 2 Vragenlijst ......................................................................................................................... 102 Bijlage 3 Berichten I-VI .................................................................................................................... 110 LITERATUUR......................................................................................................................................... 113
3
Voorwoord Volgens de door ZonMw gebruikte definitie is crisisbeheersing in de publieke gezondheidszorg het geheel van (zorg)maatregelen en voorzieningen die organisaties treffen ter voorbereiding op, ten tijde van, en na afloop van een crisis ter waarborging van de publieke gezondheid. De inhoudelijke focus van de academisering van de crisisbeheersing voor de publieke gezondheid ligt bij de geneeskundige hulpverlening. Het doel van de academisering is het praktijkveld te stimuleren meer academisch te denken en evidence-based te werken. ZonMw heeft een voorstel van de GGD Groningen gehonoreerd voor een onderzoek naar de berichtgeving over rook van branden en de relatie daarvan met de door het publiek gepercipieerde risico’s voor de gezondheid. In de uitvoering werkten Frans Greven en Frans Duijm van GGD Groningen samen met Liesbeth Claassen en Daniëlle Timmermans van het instituut EMGO+ van de VUmc (Vrije Universiteit Medisch Centrum). De GGD Amsterdam (Fred Woudenberg) nam deel aan de projectgroep. In een klankbordgroep participeerden Siske Klaassen (Brandweer Groningen), Hans Coenraads (Voorlichting en Communicatie Groningen), Peter Jorna (GGD Groningen), Sipke Benus (GHOR Groningen), Ben Diesveld (GHOR Fryslân) en Albert Tjarks (GHOR Drenthe). Het project is een onderdeel van de Academische Werkplaats Milieu & Gezondheid. Deze Academische Werkplaats is één van de Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en GGD ’s, met financiële steun van ZonMw. De Academische Werkplaats vormt een infrastructuur voor het bundelen en ontwikkelen van kennis uit praktijk, wetenschap en beleid. Het doel van de Academische Werkplaats is verbetering van het 'evidence-based' handelen.
4
1. Samenvatting Branden met grote hoeveelheden chemische stoffen kunnen gemakkelijk leiden tot grote onrust bij burgers, zoals het geval was in 2011 rond de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk. Aan de basis van die onrust ligt de angst dat mensen worden blootgesteld aan stoffen die gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. Deze zorg treft niet alleen de burgers, maar ook overheidsinstanties zoals gemeenten en de veiligheidsregio’s. Volgens deskundigen was het gevaar van rook en roet van de brand bij Chemie-Pack niet groter dan van een grote brand waarbij geen chemische stoffen betrokken zijn. Dat het incident tot een crisis escaleerde heeft te maken met meerdere factoren, zoals de wijze waarop het risico op schade aan de gezondheid wordt beleefd, maar ook door de informatie in de officiële berichtgeving, berichten in de media, visies van deskundigen en de wijze waarop de overheid communiceerde. Hierdoor werden de angsten en zorgen onder het publiek versterkt. Goede crisiscommunicatie heeft onder andere ten doel mensen tijdig en zo goed mogelijk over de crisis te informeren en te motiveren tot het opvolgen van adviezen. De communicatie is het meest effectief wanneer de informatie goed wordt begrepen, de informatie aansluit bij bestaande ideeën en kennis over de crisis, en de boodschapper wordt vertrouwd. Dan zal de informatie eerder geaccepteerd en begrepen worden en zullen aanbevelingen beter worden opgevolgd. Bij een brand met veel chemische stoffen bestaat aanvankelijk veel onzekerheid en is het lastig om het publiek hierover tijdig en accuraat te informeren. Omdat in de eerste fase van een incident vaak dezelfde aspecten belangrijk zijn kan voor urgente berichten een vooraf ontwikkelde standaard basistekst worden gebruikt die goed aansluit bij de bestaande ideeën en kennis van burgers. Het ligt voor de hand dat de risico’s van rook van branden in ‘chemisch’ materiaal anders ervaren worden dan die van ‘gewone’ branden. Over de aspecten die de risicobeleving van burgers over acute incidenten zoals branden met chemische stoffen bepalen is echter weinig bekend. Het doel van dit onderzoeksproject is het (her)formuleren van in de praktijk toepasbare en op onderzoek gebaseerde standaardberichten, zo opgesteld dat ze door de ontvangers worden vertrouwd en begrepen. In het onderzoek zijn twee parallelle, elkaar aanvullende trajecten gevolgd. Het eerste traject bestond uit een analyse van massamedia en sociale media om inzicht te krijgen in knelpunten in de risicocommunicatie rond de brand van Chemie-Pack bij Moerdijk. In het tweede traject zijn de ideeën van leken over rook van branden vergeleken met het oordeel van deskundigen over deze risico’s. 5
In hoofdstuk 3 is de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk in de verschillende (sociale) media beschreven. Uit de analyse bleek dat de berichtgeving in de eerst fase massaal was. Daarbij ging de aandacht vooral uit naar de bluswerkzaamheden, de opvallende visuele aspecten van de brand, de chemische stoffen die erbij betrokken waren en daarmee geassocieerde gevaren voor de gezondheid. Verder werd de verwarrende manier waarop vertegenwoordigers van overheidsinstanties, met name burgemeester Denie, over de brand communiceerden besproken. In de daarop volgende weken speelde het bezoek van Ministers Opstelten en Schippers aan het gebied, dat zwaar bekritiseerd werd, en verschillende experts een belangrijke rol in het nieuws, vooral in het NOS journaal. Hierbij werd veel nadruk gelegd op de onduidelijkheden en tegenstrijdigheid in de communicatie over mogelijk giftige stoffen en over het verstrekte advies. Er was in de berichtgeving ook veel ruimte voor het verhaal van direct betrokkenen, zoals omwonenden, ouders met jonge kinderen, en boeren. In de nasleep van de brand ging het in de media over wie er verantwoordelijk was voor de schade en de fouten die er gemaakt waren bij de communicatie rond de brand. De manier waarop er door de verschillende media over de brand is gecommuniceerd, is typerend voor een mediahype die vaak ontstaan bij grote incidenten waarbij sprake is van slachtoffers en aanzienlijke materiële schade. Belangrijke kenmerken zijn het stellen van de schuldvraag en het bekritiseren van het overheidsoptreden. Vooral burgemeesters lijken opvallend vaak negatieve publiciteit te krijgen. Reacties van de overheid op de publiciteit, zoals het stellen van Kamervragen, het verrichten van onderzoek en het uitbrengen van onderzoeksrapporten, vormen dan ook weer nieuws. Mediahypes gaan vaak gepaard met sociale processen waarin de publieke beleving van een gebeurtenis en de daarmee geassocieerde risico’s worden uitvergroot. De rol van de mediahype rond de brand bij Moerdijk in de risicobeleving kan echter niet goed worden vastgesteld. Wel blijkt uit nationale peildata dat een paar maanden na de brand de angstgevoelens voor een grote brand en voor een ramp met gevaarlijke stoffen groter waren dan normaal. Het lijkt aannemelijk dat de omvang en de inhoud van de berichtgeving in de media over de brand bij Chemie-Pack, een plaatselijke brand zonder doden of gewonden, hier invloed op heeft gehad. In berichtgeving over de gezondheidsrisico’s van de rook en van de neergedaalde roetdeeltjes lijkt een belangrijke rol te zijn weggelegd voor de verschillende deskundigen. Ofschoon hun uitspraken inhoudelijk correct waren, werden ze niet in een duidelijk voor de leek te begrijpen context geplaatst. Zo vertelden de deskundigen in de media dat er giftige stoffen in de rook zaten. In de media werden de uitspraken geïnterpreteerd vanuit een lekenperspectief. Vanuit dat perspectief 6
is de aanwezigheid van giftige stoffen heel verontrustend. Dat de concentratie van giftige stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand en alleen mensen die zeer dicht bij de brand staan en veel rook inademen gevaar lopen, werd in de berichtgeving niet uitgelegd. Het tweede traject bestond uit de volgende stappen: Inventarisatie van de relevante wetenschappelijke literatuur over rook bij branden, Ontwikkeling van een expertmodel over de oorzaken, de gevolgen en de te nemen maatregelen bij een grote brand op basis van interviews met deskundigen uit verschillende disciplines, In kaart brengen van ideeën van leken over de oorzaken, de gevolgen en de te nemen maatregelen bij een grote brand op basis van interviews en een digitale vragenlijst onder burgers, Identificatie van relevante kennisleemtes, misconcepties en typische ideeën onder leken, Opstellen en experimenteel testen van aangepaste standaardberichten in een digitaal consumentenpanel en, Formuleren van aanbevelingen voor in de praktijk toepasbare berichten. In hoofdstuk 4 is het expertmodel beschreven. Dit model is ontwikkeld op basis van literatuuronderzoek en interviews met verschillende actoren uit het werkveld. Voor een correct overzicht van kennis over rook bij branden was het essentieel dat voor elk aspect informatie van de juiste deskundige werd ingewonnen. De deskundigen zijn daarom elk bevraagd op hun specifieke expertise. Het uiteindelijk expertmodel is een samenvatting van de wetenschappelijke literatuur en de kennis en ideeën van deskundigen op het gebied van oorzaken van, gevolgen van en te nemen maatregelen bij rook bij branden. In het model is ook aangegeven hoe verschillende aspecten zich volgens de deskundigen tot elkaar verhoudeden. Zo werd irritatie van de bovenste luchtwegen als het meest waarschijnlijke gezondheidseffect van blootstelling aan rook beschreven en een verhoogde kans op het ontstaan van kanker als nihil of verwaarloosbaar klein. In hoofdstuk 5 en 6 zijn de kennis en ideeën van leken (niet-deskundigen) op het gebied van rook bij branden beschreven. Dit zogenaamde lekenperspectief is gebaseerd op de uitkomsten van interviews, onder inwoners van Amsterdam, Groningen en de regio Moerdijk, en een bevestigende vragenlijst, afgenomen in een digitaal consumentenpanel. Het lekenmodel wijkt op een aantal punten sterk af van het expertmodel. Het meest opvallende verschil is dat leken een sterk verhoogde 7
kans op het ontstaan van kanker verwachten bij een brand met chemische stoffen, terwijl het risico volgens deskundigen uiterst gering is. Bovendien schatten leken de gezondheidsrisico’s van ‘chemiebranden’ veel hoger dan die van natuurbranden. Ofschoon zowel leken als deskundigen aangeven dat vooral de hoeveelheid ingeademde rook de gezondheidseffecten bepaalt én dat de concentratie schadelijke stoffen sterk afneemt met de afstand, lijken leken weinig besef te hebben van de relatie tussen afstand, dosis en concentratie, en gezondheidseffecten. Een basisprincipe van de toxicologie is dat vrijwel iedere stof, die in overmaat aanwezig is, schadelijk kan zijn. Verder geldt dat er voor iedere giftige stof een dosis of hoeveelheid is waarbij nog geen enkel nadelig effect voor de gezondheid aantoonbaar is. Leken lijken daarentegen de schadelijkheid van een stof zwaarder te wegen dan de ingeademde dosis en verwachten daarom zelfs op grote afstand nog gezondheidseffecten van rook van chemische branden. In dit verband werd het kernongeval bij Tsjernobyl in 1986 door een aantal geïnterviewden als bewijs genoemd voor schadelijkheid op zeer grote afstand. Een ander in het oog springend verschil is dat leken verwachten dat de mogelijkheden om chemische stoffen in de rook te meten en te analyseren zeer groot zijn. Deskundigen beschouwen deze mogelijkheden in de beginfase van een grote brand als zeer beperkt. Bovendien ontbreekt de noodzaak omdat deskundigen over gevolgen voor de gezondheid en maatregelen kunnen adviseren op basis van expert judgement zonder meetresultaten. Er zijn een paar onverwachte overeenkomsten tussen het expert- en lekenmodel. Zo vonden de meeste niet-deskundigen dat de burgemeester de aangewezen persoon is om over de brand te communiceren met het publiek. Ook wisten veel burgers dat de brandweer andere mogelijkheden heeft dan blussen om de brand te beheersen, sommigen gebruikten daarbij zelfs het jargon ‘gecontroleerd uit laten branden’. De verschillen in perspectief tussen leken en deskundigen bevatten duidelijke aanwijzingen voor het formuleren van de berichtgeving rond branden. In Hoofdstuk 7 zijn de resultaten beschreven van een experiment waarbij effecten van een ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’bericht, zoals dat in de huidige praktijk nog regelmatig voorkomt, werden vergeleken met die van een viertal geherformuleerde berichten. Daarnaast werd er gekeken naar de verschillen in risicobeleving tussen een brand met chemische stoffen en een vergelijkbare natuurbrand. In het experiment werd eerst een scenario geschetst waarbij in de nabije omgeving een grote brand (ofwel in een chemische fabriek ofwel in een natuurgebied) was uitgebroken waarbij zwarte rook vanuit de woning te zien was. Bij een grote brand met chemische stoffen had het ‘blijf uit de rook’-bericht dat 8
in de veiligheidsregio Groningen het nieuwe standaardbericht is, een beter effect op het vertrouwen in de berichtgeving dan het ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’-bericht. De gezondheidsrisico’s werden echter ook als groter, zekerder, beangstigender en zorgwekkender ervaren. Dat lijkt onwenselijk omdat de risicobeleving bij dit type branden al hoog is. De frase ‘alle rook is schadelijk’ zonder verdere toelichting heeft de risicobeleving bij een brand met chemische stoffen mogelijk versterkt. In het tweede bericht was aan het ‘blijf uit de rook’ -bericht informatie toegevoegd over het doen van metingen. Dit leek weinig verschil te maken voor het vertrouwen en de risicobeleving. Dit was wel het geval bij het derde bericht waarbij aan het ‘blijf uit de rook’-bericht informatie over de verwachte gezondheidseffecten en de uiterst geringe kans op kanker was toegevoegd. Bij dit bericht was het vertrouwen in de berichtgeving hoger dan het basis-‘blijf uit de rook’-bericht. Bovendien werd het gezondheidsrisico minder vaak groot, beangstigend en zorgwekkend gevonden. De toevoeging van een kwantificering van het risico op kanker in het vierde bericht door de vergelijking met het inademen van rook van enkele sigaretten lijkt daarbij een nog gunstiger effect te hebben. Het bericht scoorde het hoogst op vertrouwen en het laagst op risicobeleving en zorgen. Uit de vergelijking tussen de scenario’s (brand in een chemische fabriek vs. brand in een natuurgebied) met het ‘blijf het de rook’-bericht bleek inderdaad dat de risicobeleving bij natuurbranden aanzienlijk lager is dan bij branden bij een chemisch bedrijf. Het geanticipeerd gedrag, zoals het al dan niet opvolgen van adviezen, en de verwachtingen over het overheidshandelen verschilden zowel niet bij beide typen branden als bij de verschillende informatieberichten. Op basis van andere studies weten we echter dat zowel de risicobeleving als het vertrouwen in de overheid een invloed heeft op de mate waarin adviezen worden opgevolgd (Slovic 2000). In het experiment hebben we niet naar de effecten van (de combinatie) van risicobeleving en vertrouwen op het opvolgen van adviezen en de verwachtingen over het overheidshandelen gekeken. Bovendien heeft het gebruikte onderzoeksdesign met hypothetische scenario’s een belangrijke beperking. De antwoorden die de deelnemers gaven naar aanleiding van de informatie betroffen een hypothetische setting. Het blijft de vraag in hoeverre deze antwoorden representatief zijn voor hoe mensen bij een echte grote brand in de directe omgeving op de informatie reageren. Dit geld met name voor het geanticipeerde gedrag. Mensen kunnen vaak wel goed inschatten wat ze in een bepaalde situatie zouden denken maar zijn niet goed in staat zijn om te anticiperen op hun eigen gedrag (Armitage 2001). In dit project hebben we een groot aantal aspecten van crisiscommunicatie en risicobeleving bij al dan niet als chemisch gelabelde grote branden onderzocht door middel van een media-analyse van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk, een vergelijking tussen het expertmodel en het 9
lekenperspectief over grote branden, op basis van interviews en een kwantificerende vragenlijst, en het testen van verschillende berichten op aspecten als vertrouwen en risicobeleving. In de beginfase van een grote brand is er vaak nog maar zeer weinig bekend. Daardoor wordt in de media veel gespeculeerd en is er veel misinformatie. Termen als ‘giftige, bijtende en kankerverwekkende stoffen’ passeren al snel de revue en blijven prominent in de berichtgeving van de media aanwezig. Volgens de media-analyse werd de communicatie van de overheid naar het publiek tijdens de brand bij Chemie-Pack niet adequaat uitgevoerd. De communicatie kwam te traag op gang, de informatie over risico’s was weinig concreet en leek soms tegenstrijdig. Bovendien werd informatie uit andere bronnen niet gecorrigeerd of in de juiste context geplaatst. Ook leek er sprake het ontbreken van regie. Uit de interviews en de vragenlijst onder leken bleek dat leken de risico’s van ‘chemiebranden’ voor de gezondheid inderdaad hoger inschatten dan die van natuurbranden. Leken maken zich daarbij vooral zorgen over kanker door het inademen van giftige stoffen. Verder verwachten ze veel van de mogelijkheden om giftige stoffen in de rook te meten. In de praktijk wordt er in de berichtgeving bij branden wordt nog steeds de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’-gebruikt. Ook is het zeker niet gebruikelijk om over kankerrisico’s te spreken omdat deze volgens deskundigen uiterst gering of nihil zijn. Uit de test met de verschillende berichten bleek dat ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’- bericht waarbij iedereen wordt geadviseerd uit de rook te blijven als weinig betrouwbaar en tegenstrijdig wordt ervaren. Het bericht waarbij de tegenstrijdigheid was verwijderd door de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ te vervangen door de frase dat ‘alle rook schadelijk is’ werd meer vertrouwd. Verder bleek dat wanneer het risico op het ontstaan van kanker in het bericht benoemd en geconcretiseerd wordt, door een vergelijking met een bekend risico, namelijk het roken van enkele sigaretten, de risicobeleving lager is dan wanneer dit niet in het bericht wordt vermeld. Aanbevelingen Op basis van het huidige onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen worden gedaan om de officiële berichtgeving rond grote (chemische) branden te verbeteren. 1. Houd rekening met de snelheid waarmee berichtgeving op zowel sociale- als in de massamedia op gang komt. Om op een goede manier in de informatiebehoefte van het publiek te voorzien zou de overheid meer proactief moeten zijn door het publiek snel, compleet, eenduidig, transparant en open te informeren. Burgers willen graag weten wat er gebeurd is, hoe het gebeurd is, hoe groot en waar de effecten te verwachten zijn, wat (nog) 10
niet bekend is, wat er gedaan wordt, en wat het advies is. Daarbij zou de overheid de speculaties en misinformatie die burgers via andere informatiekanalen te horen krijgen, serieus moeten nemen en waar nodig direct corrigeren. Van tevoren kunnen basisberichten worden opgesteld om te gebruiken in de eerste fase van incidenten. De overheid zou hierbij ook de nieuwe media, zoals NL-alert en Twitter, kunnen gebruiken. Belangrijk is ook dat degene die met de media communiceert, in veel gevallen de burgemeester, goed geïnformeerd is. 2. Geef concrete en eenduidige informatieboodschappen. In de huidige berichtgeving rondom branden komen onduidelijkheden en tegenstrijdigheden frequent voor. Een voorbeeld is de grote brand in het chemiebedrijf ELD in Oosterhout van 4 juni 2013. De politie meldde dat er ‘geen schadelijke concentraties gevaarlijke stoffen zijn en dat de grote hoeveelheid zwarte rook door het plastic van lege containers en vaten met ongevaarlijke stoffen kwam’. Dit kan worden voorkomen door gebruik te maken van de juiste adviseurs in de veiligheidsregio. De GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) van de GGD is expert op het gebied van gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen. Onduidelijkheden en schijnbare tegenstrijdigheden in de informatieboodschap kunnen ook worden voorkomen door het gegeven advies te onderbouwen met duidelijke argumentatie. Een bericht waarin het mogelijke gevaar van de rook concreet benoemd wordt sluit beter aan bij het advies om binnen te blijven. 3. Maak een duidelijk onderscheid tussen het gebied waar geen risico’s te verwachten zijn en het gebied waar dit mogelijk wel het geval is. Koppel dit mogelijke risicogebied aan de voorzorgsmaatregelen. Houd er rekening mee dat mensen weinig besef te hebben van de relatie tussen dosis en gezondheidseffecten en ten onrechte denken dat op grote afstand van een brand nog gezondheidsrisico’s te verwachten zijn. 4. Zeg nooit dat er geen gevaarlijke stoffen zijn gemeten of vrijgekomen, als de brandweer toch metingen in de rook heeft gedaan. Anders zou de indruk kunnen ontstaan dat de overheid de resultaten onder de pet houdt. Daarom is het beter geen metingen in de rook te doen voor acute advisering. Er kunnen eventueel wel metingen worden gedaan en monsters worden genomen voor maatregelen in een later stadium bijvoorbeeld om te onderzoeken of gewassen geschikt zijn voor consumptie. 5. Geef advies op basis van het oordeel van een deskundige. Het heeft geen zin op schadelijke stoffen in de rook te meten bij een brand om acute adviezen te geven. Een deskundige kan 11
zonder metingen inschatten wat de schade voor de gezondheid is bij een brand met chemische stoffen. Houd rekening met de hoge verwachtingen over de meet- en analysemogelijkheden bij een brand onder het publiek. 6. Maak het publiek meer bewust van de gezondheidsrisico’s van natuurbranden. Er zijn aanwijzingen dat een deel van de burgers bij natuurbranden de rook pas vermijden op het moment dat de irritatie aan ogen en luchtwegen te groot wordt. Aangezien in dat geval al gezondheidseffecten optreden, is hier sprake van onderschatting van het risico. Het is zinvol om in de berichten de volgende ingrediënten te gebruiken ‘de brandweer adviseert … uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen’. Dit geldt overigens ook voor alle andere branden waarbij geen chemisch stoffen betrokken zijn. 7. Maak het gezondheidsrisico concreet. Het louter kwalitatief aangeven dat alle rook schadelijk is, kan leiden tot meer ongerustheid over de gezondheidsrisico’s. Bij een brand met chemische stoffen lijkt een bericht meer vertrouwd te worden en tot minder ongerustheid te leiden als het de volgende elementen bevat: ‘ in rook zitten schadelijke stoffen’, ‘u kunt last krijgen van irritatie aan uw ogen en luchtwegen’ en ’de kans dat u door inademing van de rook een ernstige ziek zoals kanker krijgt, is uiterst klein, vergelijkbaar met het inademen van de rook van enkele sigaretten’. Ofschoon overheidsvoorlichters doorgaans huiverig zijn voor het noemen van de mogelijkheid van kanker ten gevolge van milieu-incidenten adviseren wij dit dan toch in de berichten te vermelden.
12
2. Inleiding Branden behoren tot de meest voorkomende incidenten. Nederland telt er jaarlijks meer dan 40.000 (Centraal Bureau voor de Statistiek 2009). Bij branden ontstaat meer schade aan de gezondheid door het inademen van rook e.d. dan door hitte. Branden kunnen ook leiden tot grote onrust bij het publiek, zoals in 2011 bij de brand in de voorraad chemische stoffen van Chemie-Pack bij Moerdijk. De schade van de brand van Chemie-Pack bij Moerdijk is door de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant geschat op 100 miljoen euro. Bijna de helft van de kosten waren van diverse overheidsorganisaties. Dat de brand bij Moerdijk door velen als ramp werd ervaren, was mede het gevolg van de wijze waarop de risico’s werden gepercipieerd door een aanzienlijk deel van het werkveld en door de bevolking, maar ook door de informatie in de officiële berichtgeving en berichten in de media. Hierdoor werden de angsten en zorgen onder het publiek versterkt. Een paar weken na de brand schreef het Nationaal Crisis Centrum (NCC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie: operationeel is de brand allang geblust, maar bestuurlijk en beleidsmatig is deze voor veel partijen pas net begonnen. Het NCC noemde het vertalen van complexe chemische en technische zaken met grote onzekerheden naar gewone taal uiterst lastig. Op de website van het NCC stond: uit reacties op geenstijl.nl en Twitter bleek dat het publiek de conclusies niet geloofde. “Er brandt troep, dus dan moet de rook ook troep bevatten, toch?” En “waarom mag ik geen groente uit eigen tuin eten als er ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’ is”? De sirenes waren afgegaan, het advies was: ramen deuren sluiten, afstemmen op de rampenzender, enz. De informatievoorziening kwam langzaam op gang, de adviezen waren niet eenduidig, het analyseren van sommige monsters duurde langer dan verwacht, enz. Het spoorde niet met de verwachtingen dat bij metingen geen gevaarlijke concentraties van schadelijke stoffen in de rook werden gevonden. Een conclusie van het NCC luidde: ‘crisiscommunicatie is een vak apart’ en de Tweede Kamer beschouwde de gang van zaken bij de brand van Chemie-Pack als een ‘communicatieramp’ (Algemeen Dagblad en Trouw d.d. 22-1-2011). De sociale onrust rond de brand passen in de trend van afnemende risicoacceptatie en afnemend vertrouwen in deskundigen en overheden (Beck 1992). De problemen kunnen zich bij nieuwe incidenten met chemische stoffen dan ook gemakkelijk herhalen. Helaas communiceren overheidsinstanties nog steeds boodschappen die vooral bedoeld lijken om onrust onder het publiek te voorkomen of beperken. De boodschap dat er een bedrijf met chemische stoffen brandt, maar er geen gevaar voor de gezondheid is echter niet echt geloofwaardig. Brandrook bevat immers altijd 13
gevaarlijke chemische stoffen, ongeacht of het een ‘chemische’ brand is of een andere brand (Wegesser 2009, Bolstadt-Johnson 2000, Brandt-Rauf 1988).
2.1
Risicoperceptie
Volgens het psychometrische model (Fischhoff 1978, Alhakami 1994, Slovic 2000) bestaat de risicobeleving uit de volgende dimensies: onbekendheid, angstaanjagendheid van en verontwaardiging over de dreiging. Het ervaren risico neemt toe bij onbekende dreigingen die veel angst en verontwaardiging oproepen. Onbekende dreigingen zijn vaak niet waarneembaar, zeldzaam, nieuw, onzeker en hebben doorgaans niet natuurlijke oorzaken en onzekere lange termijn effecten. Angst en verontwaardiging worden opgeroepen door onvrijwilligheid, gebrek aan controle, nabijheid van de dreiging, de mogelijkheid van ernstige, massale en oneerlijk verdeelde gevolgen. Bij een ‘chemische brand’ spelen deze factoren in potentie een grotere rol dan bij een ‘normale brand’. Hierdoor wordt het risico van een ‘chemiebrand’ mogelijk hoger geschat dan van een andere brand. De risicobeleving verschilt doorgaans van de risico-inschatting door deskundigen. Zo zijn bij chemiebranden dezelfde gezondheidseffecten te verwachten als bij natuurbranden (Greven 2011, Delfino 2009). In de wetenschappelijke literatuur is een toename beschreven van ziekenhuisopnames voor astma en cardiovasculaire aandoeningen onder de algemene bevolking in samenhang met verhoogde concentraties roetdeeltjes ten gevolge van grote natuurbranden (Delfino 2009, Lee 2009, Morgan 2010). Recent onderzoek van de GGD Groningen wijst niet op grotere risico’s van chemiebranden dan van gewone branden (Proefschrift Greven 2011). Het is aannemelijk dat de intensiteit van de blootstelling (concentratie maal tijdsduur) relevanter is dan de herkomst van de rook van verschillende typen materialen. Hoe risico’s worden beleefd wordt daarnaast beïnvloed door persoonlijke ervaring, interpersoonlijke communicatie en informatie uit andere bronnen. Bij een grote brand kan de informatie uit berichtgeving in de media en vanuit officiële instanties de risicobeleving beïnvloeden. Een belangrijke factor daarbij is het vertrouwen in de informatiebron. Wanneer het vertrouwen in officiële instanties gering is, zal het publiek de informatie niet geloofwaardig achten waardoor de communicatie niet het gewenste effect bereikt (Slovic 2000).
2.2
Probleemstelling
Voor een goede crisisbeheersing is een goede communicatie essentieel. Goede crisiscommunicatie heeft ten doel mensen tijdig en zo goed mogelijk te informeren en te motiveren tot het opvolgen van adviezen (Glik 2007). De communicatie is het meest effectief wanneer de informatie goed wordt 14
begrepen en aansluit bij bestaande risicobeleving. Ook bij branden bestaat een wijd verbreide behoefte aan berichtgeving die meer rekening houdt met de informatiebehoefte en risicobeleving van burgers. Een belangrijk aspect van communicatie is de officiële berichtgeving. Dit geldt ook voor de berichtgeving over rook bij branden. Bij een incident bestaat aanvankelijk veel onzekerheid en is het lastig om het publiek hierover tijdig en accuraat te informeren. Voor urgente berichten kan vooraf een standaard basistekst worden gebruikt. Na de brand bij Moerdijk zijn in ten minste twee regio´s wijzigingen aangebracht in de geplande berichtgeving bij branden, namelijk door de Brandweer Noord-Limburg en door de Brandweer Groningen. De huidige praktijk in crisiscommunicatie en de uitgangspunten van Groningen lenen zich goed om na te gaan welke berichten welke invloeden hebben op de ervaren risico’s en het voorgenomen gedrag van ontvangers van de berichten in de bevolking. Bij het formuleren van basisteksten is het zaak rekening te houden met de bestaande risicobeleving van burgers. Over de aspecten die in het algemeen van belang zijn voor de perceptie van milieurisico’s is het nodige bekend. Maar er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de specifieke aspecten die perceptie van acute incidenten zoals chemiebranden beïnvloeden. Het is van belang dat het publiek vertrouwen heeft in de officiële berichtgeving. Dan zal de informatie eerder geaccepteerd en begrepen worden en zullen aanbevelingen beter worden opgevolgd. Het is moeilijk in de alledaagse werkelijkheid te testen of het publiek vertrouwen heeft in de officiële berichtgeving, o.a. omdat er veel verschillen zijn per brand en tussen de bevolking van diverse gebieden. Om het effect van variaties in de boodschap te onderzoeken is in het huidige onderzoek gekozen voor een gecontroleerd experiment waarin alleen de berichtgeving verschilt en de verschillen in achtergronden zoveel mogelijk gelijk worden gehouden.
2.3
Doelstelling en stappen
Het doel is het formuleren van in de praktijk toepasbare berichten die gebaseerd zijn op onderzoek en die zo opgesteld zijn dat ze bij de ontvangers het gewenste effect hebben. Dit betekent dat de informatie beter aansluit bij de risicobeleving van burgers en een groter vertrouwen van burgers in de berichtgeving. Het project is gericht op het onderzoeken en optimaliseren van in de praktijk gebruikte berichten over risico´s van rook en te nemen maatregelen. In het onderzoek zijn twee 15
parallelle trajecten gevolgd. Het eerste traject bestond uit een analyse van massamedia en sociale media om inzicht te krijgen in knelpunten in de risicocommunicatie rond de brand van Chemie-Pack bij Moerdijk. In het tweede traject is het expertmodel vergeleken met ideeën van leken en op basis van deze vergelijking zijn in de praktijk toepasbare berichten ontwikkeld. Het tweede traject bestond uit de volgende stappen:
Inventarisatie van de relevante wetenschappelijke literatuur over rook bij branden,
Ontwikkeling van een expertmodel over de oorzaken, de gevolgen en de te nemen maatregelen bij een grote brand op basis van interviews met deskundigen uit verschillende disciplines,
In kaart brengen van ideeën van leken over de oorzaken, de gevolgen en de te nemen maatregelen bij een grote brand op basis van interviews en een digitale vragenlijst onder burgers,
Identificatie van relevante kennisleemtes, misconcepties en typische ideeën onder leken,
Opstellen en experimenteel testen van aangepaste standaardberichten in een digitaal consumentenpanel en,
Het testen van verschillende varianten van de berichtgeving is uitgevoerd in een consumentenpanel, waarmee het EMGO eerder ervaring heeft opgedaan in o.a. onderzoek van risicoperceptie van elektromagnetische velden (Dongen van 2012). Het onderzoek beoogt te leiden tot communicatie waarvan de effecten zijn onderzocht en die beter aansluit bij de beleving door burgers. De berichtgeving is daardoor geloofwaardiger en de communicatie effectiever.
16
3. De media over de brand bij Chemiepack in Moerdijk 3.1
Achtergrond en vraagstelling
Op 5 januari 2011 rond half drie ’s middags ontstaat bij het chemische bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk een grote brand. Er is onmiddellijk veel rookontwikkeling die zich verplaatst richting Dordrecht. Het blussen gaat moeizaam en de brand moet verschillende keren worden opgeschaald, maar uiteindelijk blijkt zij van beperkte omvang. Om 0.14 uur wordt het sein ‘brand meester’ gegeven. De berichtgeving over de brand komt vrijwel direct op gang op het sociale medium Twitter. Sirenes gaan af, de regionale zender Omroep Brabant en RTV Rijnmond treden op als calamiteitenzenders en de overheid activeert crisis.nl, een overheidssite voor incidenten en noodsituaties. ’s Avonds, tijdens een persconferentie staat de burgemeester van Moerdijk, Denie de pers woord. De officiële berichtgeving is inhoudelijk steeds hetzelfde: •
er zijn sirenes afgegaan,
•
er worden metingen verricht maar er zijn tot dan toe geen gevaarlijke stoffen in de rook gemeten in zodanige concentraties dat er gevaar is voor de volksgezondheid,
•
en bewoners wordt geadviseerd binnen te blijven, ramen en deuren te sluiten, vee en huisdieren binnen te houden, en verder berichtgeving af te wachten.
De berichten op de sociale media, TV en kranten spreken echter al snel over tegenstrijdigheid in de officiële berichtgeving. Er ontstaat twijfel en onzekerheid over mogelijke gezondheidseffecten. In de dagen die volgen worden de brand en de schadelijke effecten van rook en bluswater in de media steeds vaker als ‘ramp’ omschreven. Er wordt gesuggereerd dat de overheid informatie achterhoudt en gebrekkig communiceert. De media berichten daarnaast in toenemende mate over de maatschappelijke ontrust die met deze (communicatie) ramp gepaard gaat (Vasterman 2011a en b). Nu, meer dan twee jaar later blijkt dat er afgezien van de aanzienlijke milieuschade voor de directe omgeving waarvan het schoonmaken nog jaren kan duren, er van een daadwerkelijke ramp geen sprake is geweest. Er zijn geen doden of gewonden gevallen en het aantal meldingen van gezondheidsklachten door omwonenden bleek uiteindelijk gering (GGD Zuidholland en GGD West Brabant 2011). De vraag dringt zich op hoe de dynamiek van maatschappelijke ontrust op gang is gekomen. Verschillende factoren kunnen hierin een rol hebben gespeeld. Ten eerste was het incident, ondanks dat er geen gewonden of doden zijn gevallen bij de brand uitzonderlijk. Een brand 17
van dergelijke omvang waarbij mogelijk schadelijke stoffen vrijkomen, komt weinig voor in Nederland (Arbeidsinspectie 2011). Verder ontwikkelde de brand zich erg snel. Door de rookwolk die over Nederland trok, raakten meerdere veiligheidsregio’s en organisaties op nationaal niveau bij de crisisbeheersing betrokken. Tenslotte, liet de communicatie naar het publiek van de nationale en regionale overheidsinstanties die bij de brand betrokken waren te wensen over. Over de gebrekkige overheidscommunicatie zijn inmiddels een aantal onderzoeksrapporten verschenen (Arbeidsinspectie 2011, GGD Zuid-Holland Zuid en West Brabant 2011, Onderzoeksraad voor de veiligheid 2012). Volgens deze rapporten was er onvoldoende aandacht voor communicatie naar het publiek en waren er onduidelijke afspraken over de regie. Hierdoor leek de informatie naar het publiek soms inconsistent, al was deze inhoudelijk steeds hetzelfde. Verder bleek de informatie niet goed afgestemd op de vragen en zorgen van het publiek, en werden foutieve berichten in de media niet gecorrigeerd. Een hiermee samenhangende factor is de rol die de media in het ontstaan van de maatschappelijke onrust over de brand bij Moerdijk hebben gespeeld. De berichtgeving over een dergelijk incident via informele en reguliere nieuwskanalen heeft invloed op hoe mensen het risico beleven (Wahlberg 2000). Potentieel gevaarlijke gebeurtenissen krijgen doorgaans veel aandacht op sociale en massamedia. Deze aandacht kan onder het publiek heftige reacties uitlokken die gepaard kunnen met een roep om overheidsmaatregelen. Ook deze reacties zijn vaak nieuwswaardig. Tijdens de wisselwerking tussen media, publiek en overheid waarin informatie uitgewisseld wordt kan een proces op gang komen waarin de risico’s steeds verder worden uitvergroot en de onrust onder het publiek toeneemt (Kasperson 1988, Kasperson 2003). De rol die de media hebben gespeeld in het ontstaan van maatschappelijke onrust is al eerder onderzocht. Harro Ranter, social-media analist, werkzaam op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, verzamelende tijdens de eerste dagen alle twitterberichten over de brand en analyseerde deze op het verloop over de tijd, veel gebruikte woorden en meest actieve twitteraars (Vroegindeweij 2011). Lisanne Roossien, master student journalistiek aan de Rijks Universiteit Groningen, maakte een inhoudsanalyse van de berichtgeving in het NOS 8 uur journaal gedurende de eerste twee weken na de brand (Roossien 2011). Peter Vasterman mediasocioloog aan de Universiteit van Amsterdam analyseerde het tekortschieten van overheid en media (Vasterman 2011a en b). Tenslotte is de communicatie rond de brand door overheid en media anekdotisch beschreven in het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid (2012).
18
Uit de bovengenoemde analyses blijkt dat er in de media veel aandacht en ruimte werd gegeven aan ongeruste burgers en aan meningen van (controversiële) experts die voor gezondheidsrisico’s waarschuwden en/of kritiek hadden op het functioneren van de overheid. Daarbij wordt gesuggereerd dat de maatschappelijke onrust door de berichtgeving in de media werd gevoed, een proces dat mogelijk is versterkt door in de berichtgeving gebruik te maken van specifieke frames. Een frame is een samenhangend kader dat een gebeurtenis in een voor de lezer of kijker begrijpelijke, betekenisvolle en gemakkelijk te onthouden context plaatst (Entman 1993, Scheufele 1999). Dit gebeurt door bepaalde informatie weg te laten en andere informatie juist meer te benadrukken waardoor de lezer of kijker geneigd is de gebeurtenis op een specifieke manier te interpreteren. Bij berichtgeving over milieurisico’s, zoals die van rook bij branden, kenmerken frames zich vaak door specifieke probleemdefinities of perspectieven (economisch, gezondheid, enz.) en de identificatie van verantwoordelijken en mogelijke oplossingen (Dunwoody 1992). Ook in de beschrijving van de berichtgeving over de brand bij Moerdijk zijn dit soort frames gebruikt. Zo stelden Roossien (2011) en Vasterman (2011a en b) dat de media de ‘mythe van paniek’ in stand hielden door veel aandacht te schenken aan de onrust onder de bevolking en hiermee strijdige informatie, het ontbreken van paniek, weg te laten. Ook ‘het schandaal’ frame waarin het tekortschieten van overheidsinstanties benadrukt wordt, zou bij de berichtgeving rond de brand veel gebruikt zijn (Vasterman 2011 a en b). Ofschoon er dus al veel over de berichtgeving in de media over de brand bij Moerdijk is geschreven is de berichtgeving niet eerder op een brede, systematische onderzocht. Het is dus niet precies duidelijk hoeveel, wanneer, en wat en hoe er over de brand is gecommuniceerd. In dit rapport wordt een inhoudsanalyse van de berichtgeving in de media over de brand bij Moerdijk op basis van de digitale archieven van massa- en sociale media gepresenteerd. De analyse beoogt de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: Hoe is er in de verschillende media over de brand bij Chemie-Pack gecommuniceerd? a. Hoeveel aandacht werd er in de verschillende media besteed aan de brand? b. Hoe is het verloop van de berichtgeving over de tijd? c. Welke centrale thema’s komen er in de berichtgeving aan de orde? d. Welke actoren staan er in de berichtgeving centraal? e. Zijn er in de berichtgeving bepaalde ‘frames’ te onderscheiden?
19
Door de berichtgeving in de verschillende media nauwkeuriger te kwantificeren en kwalificeren kan het beeld over de rol van de media worden aangevuld en eventueel worden bijgesteld. Wanneer we beter begrijpen hoe er door de (sociale) media is gereageerd op de brand en de communicatie daarover, is het wellicht mogelijk om knelpunten in de officiële berichtgeving rond rook van branden te identificeren.
3.2
Onderzoeksaanpak
3.2.1 Dataverzameling De analyse is verdeeld over drie perioden: de brand, de periode na de brand en de nasleep. In de perioden zijn verschillende gebeurtenissen en ontwikkelingen aan te wijzen die de inhoud van de berichtgeving mede hebben bepaald (Veiligheidsregio Zuid- Holland Zuid 2011, Onderzoeksraad voor de veiligheid 2012). De dataverzameling per periode bestaat uit een selectie uit de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in verschillende media (Tabel 3.1). Tabel 3.1: Bronnen media-analyse brand bij Chemie-Pack Moerdijk (5 januari 2011- 4 januari 2012)
Bronnen
De brand e
(1 24 uur) Twitterberichten
X
Website Omroep Brabant
X
NOS 8 uur journaal
X
Na de brand
De nasleep
(t/m 19-1-11)
(t/m 4-1-2012)
X
NB/De Stem (regionale krant)
X
X
De telegraaf
X
X
NRC Handelsblad
X
X
X = geselecteerde periode
De keuze van de geselecteerde media is mede gebaseerd op praktische overwegingen, zoals de toegankelijkheid en beschikbaarheid van digitale archieven: •
Het sociale medium Twitter wordt gebruikt om snel informatie te verspreiden en is vaak het eerste medium dat verslag doet over incidenten, rampen en andere actualiteiten. Het is daarnaast het belangrijkste sociale medium om nieuws te delen. In 2011 zijn er in Nederland ongeveer een miljoen twitteraars actief. Het andere populaire sociale medium Facebook wordt vooral gebruikt voor het onderhouden van persoonlijke relaties en minder vaak om andere op de hoogte te brengen van actueel nieuws. Van de berichtgeving op Twitter in de eerste dagen na de brand is een vrij toegankelijk digitaal bestand beschikbaar.
20
•
Omroep Brabant is de regionale radio en TV zender in Brabant en trad (naast RTV Rijnmond) op als calamiteiten zender tijdens de brand. Ook de calamiteiten-zender RTV Rijnmond was op 5 januari zeer actief. Helaas is het archief van RTV Rijnmond niet vrij digitaal toegankelijk terwijl het complete digitaal archief van Omroep West-Brabant wel vrij toegankelijk is.
•
Het 8 uur journaal van de NOS geeft een beeld van de nationale aandacht voor een groot incident op de TV. De uitzendingen van bijvoorbeeld Nieuwsuur en RTL-nieuws werden niet betrokken in de analyse. In deze uitzendingen werden soms andere thema’s belicht en andere experts geïnterviewd. De inhoud van deze uitzendingen werd echter meestal vrij snel opgepikt door de het NOS journaal of kwam weer terug in de berichtgeving in de dagbladen
•
NB/De Stem is de grootste krant in de regio West en Noord Brabant met een oplage van 105.000 in 2011. De Telegraaf is de grootste nationale krant en had in 2011 een oplage van 530.000. Het minder populistische NRC Handelsblad had in 2011 een oplage van 190.000.
3.2.2
Methoden en analyses
Onderzoeksopzet Voor elke periode is eerst een overzicht gemaakt van de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen. De analyse is vervolgens aan de hand van dit overzicht uitgevoerd. Daarbij hebben we voor elk geselecteerd medium het tijdstip en de omvang van de berichtgeving, de centrale thema’s, de belangrijke actoren (personen, groeperingen en organisaties) en de gebruikte frames (betekenisvolle context) vastgesteld. Twitterberichten De twitterberichten over de brand zijn verzameld door Harro Ranter, social-media analist, werkzaam op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, en in een database geplaatst op de website crisiswerkplaats (www.crisiswerkplaats.nl/blog/2011/01/13/database-met-alle-tweets-over-moerdijk zie ook: Vroegindeweij 2011). Ranter selecteerde twitterberichten van 5 tot en met 8 januari waarin minimaal één van de volgende trefwoorden voorkwam: Moerdijk, Moerdijkbrand, brandmoerdijk, vuurbal, sirenes, luchtalarm, rampenzender, gifwolk, crisis.nl, chemie-pack, ramen en deuren, blusdeken. Voor onze analyse hebben we alle twitterberichten (n = 98.903) geïncludeerd, die de eerste 24 uur (van 5 januari 14.27 - het eerste twitterbericht- tot en met 6 januari 14.27) werden verzonden. Hieruit zijn de volgende gegevens gehaald: het aantal tweets per uur, de meest actieve twitteraars, veel getweette thema’s en hoe vaak er over bekende actoren is getweet.
21
Publicaties op website Omroep Brabant In het archief op de website van Omroep Brabant (www.omroepbrabant.nl) zijn nieuwsberichten, beeld en geluidsmateriaal en het interactieve live blog dat tijdens de brand is bijgehouden, opgeslagen. Het archief van 5 en 6 januari tot 14.30 bevatte 9 publicaties over de brand bij Chemie-Pack; alle teksten zijn gelezen, het (nog) beschikbare beeld en audio materiaal is bekeken en afgeluisterd. We hebben de berichtgeving over de eerste 24 uur na het ontstaan van de brand samengevat in een overzicht met tijdstip, kop, belangrijke thema’s en actoren. Het NOS Journaal De inhoud van de NOS 8 uur journaals in de periode tussen 5 en 19 januari is eerder geanalyseerd door Lisanne Roossien, masterstudent journalistiek, RU Groningen (zie: Roossien 2011). We hebben haar beschrijving gebruikt voor onze eigen analyses. De inhoud van het NOS 8 uur journaal van 5 januari is beschreven in een korte samenvatting en er is voor de periode 6 tot en met 19 januari een overzicht gemaakt van het aandeel van de brand in de totale uitzending en de belangrijkste thema’s en actoren. Voor de periode tussen 20 januari 2011 en 4 januari 2012 in het archief (beschikbaar op www.nos.nl) is gezocht op ‘brand Moerdijk’. Hierbij werden 22 relevante fragmenten geïdentificeerd. Deze zijn alleen op belangrijke thema’s geanalyseerd. Dagbladen Met behulp van zoektermen ‘brand’ en ‘Moerdijk’ in de mediadatabank van LexisNexis werden alle artikelen (n=251) die over de brand zijn gepubliceerd in de periode tussen 6 en 19 januari 2011 in NB/De Stem, De Telegraaf en NRC Handelsblad geïdentificeerd. Deze artikelen werden vervolgens gescand op inhoud zodat we de artikelen waarin de brand bij Chemie-Pack niet of alleen zijdelings aan de orde kwam of een zeer grote overlap hadden met andere artikelen konden excluderen. Alle geïncludeerde artikelen, NB/De Stem (n =92), De Telegraaf (n=13) en NRC Handelsblad (n= 34), werden gelezen en inhoudelijk geanalyseerd. Voor de inhoudsanalyse werd van te voren een lijst met codes opgesteld van mogelijk relevante aspecten in de berichtgeving. Deze lijst werd samengesteld op basis van en vergelijkbare mediastudies (over biotechnologie - Matthes 2008 en over elektromagnetische velden - Claassen 2012) en de belangrijkste aspecten van kennis en inzichten van verschillende deskundigen uit het veld (over mogelijke oorzaken, risicofactoren en gevolgen van een brand met chemische stoffen, en de te nemen maatregelen; zie Hoofdstuk 4). De voorlopige lijst werd getoetst in een random steekproef (n=10) uit alle artikelen. Nieuws aspecten die niet op de lijst voorkwamen maar mogelijk wel relevant waren voor het verhaal werden open gecodeerd. Op basis hiervan werd een definitief coderingschema vastgesteld waarmee alle artikelen werden gecodeerd. Dit coderingschema bevatte de volgende variabelen: aantal woorden, type bericht, het gebruik van 22
een superlatief om de omvang van de brand te beschrijven, centrale thema’s, belangrijke actoren, verwijzing naar fouten van actoren en verwijzing naar giftige, gevaarlijke of schadelijke stoffen. Daarnaast werden de inhoud van de krantenkop, eventueel gebruikt superlatief en relevante citaten (met bron) open gecodeerd. Type bericht werd gecategoriseerd als nieuws, achtergrond, human interest of commentaar en de overige variabelen werden binair gecodeerd (1= wel besproken/genoemd, 0=niet besproken/genoemd). Om specifieke mediaframes te identificeren werd gebruikt gemaakt van een 2 stapsclusteranalyse in SPSS 20 (1989, 2011) over alle binaire coderingsvariabelen (centrale thema’s, actoren en verwijzing naar fouten van actoren) die in meer 5% van de artikelen aan de orde waren gekomen. Met deze explorerende techniek is het mogelijk om de artikelen te groeperen in een beperkt aantal categorieën met gedeelde kenmerken. Aan elke categorie werd een label gegeven waarmee de gedeelde kenmerken zo goed mogelijk werd beschreven. Dezelfde zoekstrategie (‘brand’ en ‘Moerdijk’) werd gebruikt om het aantal artikelen dat in de periode tussen 20 januari 2011 en 4 januari 2012 per week over de brand is gepubliceerd (in alle drie de dagbladen), te identificeren. De artikelen die in de weken met een groot aantal publicaties (> 15 in NB/De Stem en > 5 in NRC Handelsblad en/of De Telegraaf) verschenen, werden vervolgens gescand op belangrijke thema’s.
23
3.3
Berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk
3.3.1
De brand
Globaal overzicht van de gebeurtenissen tijdens de 1e 24 uur Tijd
Gebeurtenis
Berichtgeving
5 januari 2011 14.27
Alarmering brandweer Moerdijk
15.18
Sirenes gaan af in omgeving
15.30
Start uitzendingen van Omroep Brabant3 en calamiteiten zender RTV Rijnmond
Middelgrote brand; direct opgeschaald naar GRIP21 (brongebied regio MWB; effectgebied regio ZHZ)2
Voorlichter CoPI4: ‘Giftige, brandbare bijtende stoffen’ Woordvoerder Veiligheidsregio ZHZ: Er worden metingen verricht, deze wijzen niet op gevaar. ‘Ga naar binnen en sluit ramen en deuren’
15.43
Opschaling incident in regio ZHZ
GRIP 4 (in regio MWB nog steeds GRIP2)
16.30
Geluidswagens en SMS-alert (alleen in Strijen)
Adviezen en informatie over metingen aan bewoners
16.52
Opschaling in regio MWB
GRIP 3 (in regio ZHZ al een uur GRIP4)
17.50
Informatie op Crisis.nl en informatienummer
Ingesproken bandje met informatie
Vraag-antwoorden lijst (site is geruime tijd offline)
18.37
Nieuws persconferentie
Burgemeester Moerdijk: ‘nog geen gevaarlijke stoffen zijn gemeten in zodanige concentraties dat ze gevaar opleveren voor de volksgezondheid’
21.03
Eerste BOT-mi rapport5
Verwachting effectgebied, advies om vee binnen te halen en boerenkool en dergelijke niet te eten
21.43
Opschaling in regio MWB
GRIP 4 ( zes uur later dan regio ZHZ)
22.15
Geluidswagens en SMS-alert in regio ZHZ
Waarschuwing over komende blusaanval met advies binnen te blijven en ramen en deuren gesloten te houden
23.00
Aanbrengen schuimdeken
6 januari 2011 0.15
Sein brand meester; Geluidswagen
Brand is onder controle, noodsituatie is opgeheven, er zijn geen giftige stoffen aangetroffen in de rook
11.00
Gezamenlijke Persconferentie voorzitters veiligheidsregio’s en burgemeesters
Melding klachten van irritatie luchtwegen en ogen Geen schadelijke stoffen gemeten Advies: geen contact met roetdelen, groente uit eigen tuin eten, kinderen buiten laten spelen op speeltoestellen of huisdieren los laten lopen
1
GRIP = Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure GRIP 1 = Bronbestrijding. Incident van beperkte afmetingen. Afstemming tussen de verschillende disciplines. GRIP 2 = Bron- en effectbestrijding. Incident met duidelijke uitstraling naar de omgeving. GRIP 3 = Bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking binnen één gemeente. GRIP 4 = Gemeentegrensoverschrijdend met mogelijk dreiging van uitbreiding/ schaarste aan primaire levensbehoeften of andere zaken 2 Regio: MWB= Midden en West Brabant, ZHZ = Zuid-Holland Zuid 3 Omroep Brabant stelt dat zij door de gemeente Moerdijk werd verzocht als calamiteiten zender op te treden maar dit werd door de gemeente Moerdijk ontkend. 4 CoPI = Commando Plaats Incident geleid door Hoofdofficier van Dienst van de brandweer. 5 BOT-mi= BeleidsOndersteunend Team milieu incidenten
24
Tweets over de brand 25000 1e persconferentie
20000 15000
Aankondiging blusaanval
10000 5000 0 14.27
Gezamelijke persconferentie Start Radio /Tv uitzendingen
5 januari
6 januari
14.27
Figuur 3.1: Verloop Twitterberichten over de brand bij Chemie-Pack (1e 24 uur)
In Figuur 3.1 is het aantal verzonden twitterberichten per uur tijdens de eerste 24 uur grafisch weergegeven. Het aantal tweets nam na de start van de uitzendingen op de calamiteitenzenders Omroep West Brabant en RTV Rijnmond rond half 4 exponentieel toe. Opvallend is ook de piek vlak voor de 1e persconferentie tussen half 6 en half 7, op dat tijdstip werden er 22.214 berichten verstuurd. Ook na het nieuws van de persconferentie waarin gemeld werd dat ‘nog geen gevaarlijke stoffen zijn gemeten in zodanige concentraties dat ze gevaar opleveren voor de volksgezondheid’ bleef het aantal twitterberichten hoog (tussen half 7 en half 6 werden 16.392 berichten verstuurd). Daarna daalde het aantal berichten per uur gestaag met een opleving rond de geslaagde blusaanval om 11 uur s ’avonds. Rond de gezamenlijke persconferentie van de voorzitters van de veiligheidsregio’s en burgemeesters op de volgend ochtend om 11 uur, was er nog een lichte toename in het aantal berichten over de brand (tussen half 11 en half 12 werden 1263 berichten verstuurd). De meeste twitterberichten waren afkomstig van particuliere twitteraars die in hun tweets vooral op elkaar reageren. Overigens was de inhoud van deze particuliere twitterberichten veelal slechts zijdelings, of op een indirecte manier aan de brand gerelateerd. Zo werden verschillende variaties op de uitspraak: ‘… zonne grote vuurbal jonguh’, uit een bekende Brabantse sketch show, 9981 keer getwitterd. De uitspraak stond zelfs even nummer 1 op de internationale lijst van trending topics. 25
Slechts een beperkt aantal twitteraars bleek zeer actief (zie Figuur 3.2). Wat opvalt naast de hoge activiteit van twee particuliere twitteraars (een volger die met name berichten retweette, en een omwonende die de gebeurtenissen beschreef), is de betrokkenheid van crisiswerkplaats (een bedrijf dat zich richt op crisiscommunicatie met name via de sociale media). Uit deze bron werd vanaf half 3 veel actuele berichten getwitterd. Verder waren er ook verschillende gemeenten in de regio actief op Twitter waarbij de Gemeente Moerdijk (MoerdijkNL) het meest actief was (43 berichten).
0
50
100
150
Brandweerforum
200
250
130
Crisisbeheersing Nederland
254 198
Crisiswerkplaats Ina Strating (crisiswerkplaats) Polder Twits
97 100
Krantenkoppen
92
Nieuwstweeter
93
X (volger) Y (omwonende)
300
170 105
Figuur 3.2: Meest actieve twitteraars over de brand bij Chemie-Pack (aantal tweets in 1e 24 uur)
In de twitterberichten werd de brand om 14.33 voor het eerst met #brand #moerdijk aangeduid. Deze aanduidingen werden veel gebruikt in de daarop volgende berichten; #moerdijk 33.109 keer, #brand 6730 keer, en in combinatie 3761 keer). Veel berichten gingen over de ontwikkeling van de brand en dan vooral over de visuele aspecten. Er zijn 5018 twitterberichten waarin ‘rook’ in voorkwam en 1317 tweets met een verwijzing naar ‘explosie’. Naast de ontwikkeling van de brand zijn er berichten over waarschuwing en advies aan de bevolking; 4579 berichten met een verwijzing naar ‘alarm’, 4778 berichten met verwijzing naar het sluiten van ramen en deuren en 1874 met een verwijzing naar ‘crisis.nl’. Opvallend hierbij is dat veel van deze berichten wijzen op het tekortschieten van de communicatie, bijvoorbeeld: ‘Oke waarom gaat hier het luchtalarm af?’ en ‘Bij zoiets als #Moerdijk hoort http://www.crisis. nl/ toch te veranderen in een actuele pagina met info + advies? Of is dat enkel regionaal?’. Verder wordt er in de tweets verwezen naar de mogelijke 26
gevolgen en de ernst van het incident; ‘gifwolk’ kwam in 6471 tweets voor en ‘ramp’ in 2318. In 85 van de twitterberichten wordt ‘kanker’ genoemd, waaronder 24 keer in combinatie met ‘(zwaar) kankerverwekkende stoffen’. Sommige twitteraars laten daarbij wantrouwen in de berichtgeving zien: ‘Van de barbeque, de broodrooster en meeroken krijg je kanker, maar deze megarookwolk geeft geen gezondheidsklachten. #dreamon’ In de meeste tweets werden geen bekende actoren genoemd. De meest besproken actor was burgemeester Denie van Moerdijk, deze werd 83 keer genoemd. Veel van deze tweets gaan over zijn (on)geschiktheid als burgervader, zoals in volgende tweet: ‘burgemeester Wim Denie van #Moerdijk, is die wel 100%? op de persconferentie net was dat niet helemaal duidelijk’. Verder werd Hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding Ben Ale van TU Delft 13 keer genoemd; 6 van deze berichten betroffen een (re)tweet van Crisisbeheersing Nederland op 6 januari: ‘Ben Ale: Zorgpunt is capaciteit informatiekanalen. n.a.v. #persconferentie #brand #Moerdijk’ en 5 keer werd het gezamenlijk optreden in Nieuwsuur om 22.00 van Ben Ale en Marc Ruijten, toxicoloog, aangehaald. De inhoud van dit optreden werd echter niet besproken. Hoogleraar Crisisbeheersing en Fysieke Veiligheid Ira Helsloot van de VU in Amsterdam werd 11 keer genoemd (naar aanleiding van zijn optreden in het 8 uur journaal). In de tweets werd daarbij verwezen naar twee uitspraken die hij tijdens de uitzending deed namelijk; ‘Dit soort brand kan wel een week duren’ en geparafraseerd ‘…nonsens dat er geen giftige stoffen in de rook zitten’. Tenslotte werd het optreden van Lucas Reijnders, Hoogleraar Milieukunde aan de UVA in Amsterdam op Radio1 4 keer aangehaald. Ook hier werd over de inhoud niets getweet. Publicaties Omroep Brabant Omroep Brabant besteedde op 5 januari een groot deel van de uitzending aan de ontwikkelingen rond de brand. De eerste melding over de brand werd even na half 4 gedaan. Vanaf dat moment tot 19.30 was er een live uitzending (radio en interactief blog), met om 16.45 en elk uur daarna live TV rapportage en foto’s (Tabel 3.2). In het eerste uren werd vooral verslag gedaan van de bluswerkzaamheden. De verslaggever ter plaatse laat ooggetuigen aan het woord en een woordvoerder van de brandweer. Deze laatste sprak over ‘levensgevaarlijk spul’ en gaf advies om ramen en deuren te sluiten. Ook de verslaggever ter plaatse sprak meerdere malen over stank, chemisch goedje en giftig en bijtend spul.
27
Publicatie
Tijdstip
Centrale thema’s
Belangrijkste actoren
15.40
Melding
Ooggetuigen
Uitbreiding naar aangrenzende bedrijven
Brandweer: ‘Levensgevaarlijk spul in de rook’ en ‘ramen en deuren sluiten’
Steekvlammen Stilzetten scheepvaart en wegverkeer Wind draait naar het zuiden Explosies Metingen in Moerdijk en Dordrecht Penetrante geur
19.00
Ex werknemer Chemie-Pack (niet bevestigd): Er ligt ‘400.000 liter zwaar kankerverwekkende stoffen opgeslagen’ Politie voorlichter: ‘het zijn giftige en bijtende stoffen’
Eerdere veiligheidsovertredingen van bedrijf
Hoogleraar Rampenbestrijding Ale: ‘uit laten branden is beter dan blussen’
1e Reactie burgemeester Denie van Moerdijk
Burgemeester zegt niet te weten of er gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen.
Persconferentie Denie:
‘geen gevaarlijke stoffen gemeten in zodanige concentraties dat ze gevaar voor de gezondheid opleveren’ => Verslaggever: ‘ik kan het bijna niet geloven’
Ontwikkeling brand en bluswerkzaamheden Geen slachtoffers Uitleg GRIP4 Sirenes, en adviezen Verwachte regen zal roetdeeltjes neerslaan Crisislijn+Crisis.nl liggen eruit
Algemeen publiek
Evacuatie Zwijndrecht Brand bij Chemie-Pack onder controle
22.20
Werknemers buurbedrijf ATM zitten vast
‘we kunnen zelfs geen pizza bestellen’
Persconferentie burgemeester Denie Moerdijk
Burgemeester kondigt blusaanval aan (schuimdeken over brand), alarm gaat af mogelijk stankoverlast, advies ramen en deuren sluiten, stoffen kunnen door de regen neerslaan
Hoogleraar: 21.30 Hoogleraar Rampenbestrijding standaard Ale: uitleg brand en advies brand voor dit gebied (tekst en audio) Tabel 3.2: Uitzending Omroep Brabant op 5 januari
‘ramen en deuren sluiten, natte doeken op kieren leggen en ventilatie uitzetten. Zo komen weinig giftige stoffen binnen’
Rond 18.30 werd een kort vraaggesprek met burgemeester Denie uitgezonden. Hierin maakte de burgemeester een nogal onbeholpen indruk. Hij vertelde niet te weten of er gevaarlijke stoffen waren vrijgekomen, maar dat er bij metingen niets was gemeten. Tijdens de persconferentie een half uur later formuleerde hij het als volgt: ‘nog geen gevaarlijke stoffen gemeten in zodanige concentraties dat ze gevaar voor de gezondheid opleveren’. Ofschoon Denie dus niet letterlijk zei dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid leek zijn uitspraak in tegenspraak met wat er door andere betrokkenen was gezegd over de giftigheid en kankerverwekkendheid van de stoffen. Denie werd vervolgens onjuist geparafraseerd door de verslaggever en de uitspraak werd daarna veelvuldig negatief becommentarieerd (zie ook twitterberichten). Overigens staat de berichtgeving van Omroep 28
Brabant de avond van 5 januari bijna uitsluitend in kader van de beheersing van de brand. De volgende dag werd de berichtgeving flink teruggeschroefd (Tabel 3.3). In de nieuwsberichten van 6 januari werd er vooral teruggeblikt op de brand. De berichten gingen over de bluswerkzaamheden, de aandacht in buitenlandse en sociale media, de schade en overlast, en de slechte informatievoorziening tijdens de brand. Ook werd er gespeculeerd over mogelijke gezondheidsklachten. Een woordvoerder van een huisarts in Moerdijk vertelde dat er woensdag tijdens de brand veel telefoontjes binnen waren gekomen van verontruste inwoners. Donderdagochtend hadden zich nog echter geen patiënten met klachten door de rook gemeld maar deze werden nog wel verwacht. Het aangekondigde onderzoek naar de gebrekkige brandweerzorg in Moerdijk zou volgens burgemeester Denie gaan om een terugkerend onderzoek en los staan van de brand bij Chemie-Pack. Denie erkende in het bericht wel dat het grote aantal chemiebedrijven in de gemeente Moerdijk een probleem was. Publicatie
Tijdstip
Centrale thema’s
Belangrijkste actoren
Industrieterrein weer bereikbaar
7.20
Wegen weer bereikbaar
Werknemers bedrijven industrieterrein
News Kids zelfs nu populair
9.14
Trending topic Twitter
‘Grote vuurbal jonguh’
Vuurzee bij chemiebedrijf Fotoserie
10.01
Ontwikkeling rook en bluswerkzaamheden
Brandweer
Brand Chemie-Pack Moerdijk is wereldnieuws
10.07
Schade gebouwen Aandacht brand in buitenlandse media; nare geur rook, zorgen over effect gezondheid, evacuatie vee, problemen scheepvaart, effect op olieprijs, bluswerkzaamheden
Ooggetuige Brandweer Burgemeester Denie
Donderdag nog geen klachten bij huisarts
12.02
Verwacht wordt dat inwoners zich vanaf vrijdag zullen gaan melden met klachten
Woordvoerder huisarts Moerdijk
Onderzoek naar brandweerzorg in Moerdijk
12.28
Bedrijfsvoering op industrieterrein
Burgemeester Denie
Geen gevaarlijk stoffen Chemie-Pack Oud Gastel
13.49
Bij zusterbedrijf Chemie-Pack
Moerdijk maakt slecht gebruik van rampenzender’
14.05
Informatie gemeente schiet tekort
Industrieterrein weer bereikbaar
7.20
Wegen weer bereikbaar
Overlast van rook in regio Zuid-Holland en Utrecht
Werknemers bedrijven industrie terrein
Tabel 3.3: Uitzending Omroep Brabant op 6 januari
29
NOS Journaal Op 5 januari opende het NOS journaal van acht uur met de brand en besteedde in totaal bijna 15 minuten aan de brand (Tabel 3.4). De berichtgeving bestond uit voornamelijk uit beeldmateriaal van de rookontwikkeling en de bluswerkzaamheden. In de uitgebreide opening werd geschakeld naar drie verschillende verslaggevers ter plaatse. Het ging vooral over de omvang van de brand, de poging deze onder controle te krijgen en de verspreiding van de rook. Verder werd kort bericht over de persconferentie waarin burgemeester Denie volgens de verslaggever zou hebben gezegd dat de vrijgekomen stoffen ‘niet gevaarlijk’ zouden zijn. Prof. Helsloot die later als studiogast werd geïnterviewd benadrukte juist de giftigheid en het gevaar van de stoffen in de rook. Het journaal sloot af met een laatste update. Duur
Thema’s
Actoren
Openingsitem 6 min
Rookontwikkeling en bluswerkzaamheden (met livebeelden)
Brandweer
Vraag over oorzaak en veiligheids-overtredingen van Chemie-Pack (met bedrijfsfilm)
Bedrijf
Persconferentie: gevaarlijke stoffen en twijfels bedrijfsvoering
Verslaggever: ’wel giftige stoffen vrijgekomen maar deze zijn niet gevaarlijk’ en ‘advies om ramen en deuren gesloten te houden’
Kort gesprek met burgemeester Denie over regelgeving
Burgemeester
In beeld: crisislijn en crisissite 1½ min
Richting van de rook met radarbeeld
Weerman
3½ min
Verslaggever in gesprek met burgers over metingen, gevaarlijke stoffen, advies
Omwonenden
2½ min
Regelgeving, gevaarlijk stoffen in de rook, mogelijke duur van de brand
Hoogleraar Crisisbeheersing Helsloot: ‘rook zit natuurlijk vol gevaarlijke stoffen’
<1 min
Actuele situatie (live beeld)
Brandweer
Actuele situatie (live beeld), brand is overgeslagen, gecontroleerd uit laten branden
Brandweer
Afsluiter <1 min
Tabel 3.4: Uitzending 8 uur NOS 5 Januari
30
3.3.2
Na de brand
Globaal overzicht van de gebeurtenissen in de weken na de brand. Tijdstip
Gebeurtenis
Bericht
Week 1: 6- 11 januari 6 jan
Opdracht onderzoek waterkwaliteit Waterschap Brabantse Delta
7 jan
Publicatie Waterschap Brabantse Delta
Sloten rondom terrein ernstig vervuild
Advies buitenspelen 8 jan
Persconferentie regio Midden en West Brabant
9 jan
Vrijgeven stoffenlijst
10 jan
Bezoek ministers Schippers en Opstelten
Opstelten: ‘Dit is een ramp’
Start inventarisatie klachten door GGD
Mensen met klachten kunnen zich melden
Gezamenlijke Persconferentie veiligheidsregio’s en BOT-mi rapport over meetresultaten
Eén plek met te hoge loodconcentratie (wel in rapport, niet gemeld op persconferentie)
11 jan
Milieu-incident van betekenis
Week 2: 12 -19 januari 12 jan
13 jan
Uitzetting screeningsvragenlijst GGD
Bewonersbijeenkomst
Vragen over: sirenes, metingen en gezondheidsrisico’s
Bewonersbijeenkomst
Idem
Spoeddebat kamer
Motie voor actief bevolkingsonderzoek verworpen; minister legt beslissing bij burgemeesters
14 jan
Burgemeester Denie van Moerdijk treedt vervroegd terug
‘Lichamelijke en mentale inzet nodig voor de nazorg is niet meer op te brengen’
18 jan
BOT-mi advies
Gebied buiten 10 km ‘veilig’ (binnen 10 km blijft advies van kracht)
19 jan
Rapport over meldingen bij GGD
Inmiddels 207 meldingen over bezorgdheid en gezondheidsklachten geregistreerd
Het NOS Journaal Het NOS journaal van 8 uur heeft in de periode tussen 6 - 19 januari 9 keer van de 14 keer (64%) aandacht besteed aan de brand in Moerdijk waarvan 6 keer (67%) als openingsitem. Dit is een indicatie voor het belang van het nieuws. De eerste week na de brand werd in totaal bijna 20 minuten en in de tweede week 12 ½ minuut besteed aan de brand (Tabel 3.5). Er was in het 8 uur journaal de eerste dag na de brand vooral aandacht voor het mogelijke gevaar voor de gezondheid. Daarbij werd de vraag gesteld of er gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen en of de brand een ramp genoemd kon worden of dat het wel mee viel. Aan omwonenden werd gevraagd of ze zich zorgen maakten. De dagen daarop bleef dit thema nog steeds het belangrijkste nieuws. Het nieuws ging daarbij ook over de waterkwaliteit, die mogelijk was aangetast door het vervuilde bluswater en door
31
neergeslagen deeltjes die in het grondwater terecht waren gekomen, en de mogelijke gevolgen voor de akkerbouwers. Op 10 januari ging het nieuws over de ministers Opstelten en Schippers die tijdens het bezoek aan het afgebrande Chemie-Pack in een busje bleven zitten. Dit was opvallend omdat het in de ogen van het publiek nogal contrasteerde met het nieuws dat sommige scholen kinderen binnen hadden gehouden en de uitspraak van een boer dat zijn koeien aan de diarree waren. De dagen daarop werd er in het nieuws steeds meer aandacht aan de verantwoordelijkheidsvraag besteedt. Zo werd op 11 januari gemeld dat Chemie-Pack vervolgd zou worden door justitie omdat ze zich niet gehouden had aan de vergunningen. Ook stelde het nieuws op 12 januari dat de autoriteiten geprobeerd hadden om omwonenden gerust te stellen, maar dat bewoners daardoor juist onrustiger waren geworden. Ook wordt gewezen op de hoge loodconcentraties die op één plek waren gemeten waarover het RIVM tijdens de persconferentie niets had gemeld. Beelden van grote roetdelen in een weiland in de buurt lijken dit bericht te onderstrepen. In hetzelfde nieuwsitem deed de burgemeester van Strijen, Klijs de uitspraak dat de informatie van de overheid niet compleet was. Op 13 januari stond de politiek centraal in de berichtgeving. Hierbij werden ondermeer soundbites van kritische gemeenteraadsleden uitgezonden, onder meer over het niet handhaven van de regelgeving en het gebrekkige overheidsoptreden. Verder werden beelden getoond van het spoeddebat in de Tweede Kamer waarbij de ministers Opstelten en Schippers ter verantwoording werden geroepen en de oppositie kritische vragen stelde over het bezoek van de ministers aan Chemie-Pack. Op 14 januari was er alleen een kort nieuwsitem waarin gemeld werd dat burgemeester Denie van Moerdijk opstapt en dat er veel kritiek was op zijn optreden. Op 19 januari keer was het nieuws relatief positief van toon: alles is weer veilig, maar het vervuild water moet nog wel opgeruimd worden.
32
Datum
Items
Duur
Thema’s
Actoren
5.24
‘Ramp of valt het mee’? Geen gevaarlijke stoffen?
Verslaggever
Persconferentie Waarschuwing groenten eigen tuin
Burgemeesters Breda, Moerdijk en Dordrecht
‘Hoe gevaarlijk is het water?’
Woordvoerder Brabantse Delta
Week 1: 6- 11 januari 6 jan
Opening
e
2 Item
-.39
Zorgen en wantrouwen bewoners Les uit moerdijk (interview)
7 jan
8 jan
e
5 Item
Opening
e
10 jan
2.19
4.41
Directeur Chemie-Pack
Giftige stoffen in bluswater en rook
Brandweer (in beschermende pakken)
Financiële schade
Teler
‘Milieu incident van betekenis’ Uit gezondheidsonderzoek onder hulpverleners blijkt dat meer dan 20 mensen zich hebben gemeld bij ziekenhuis
Verslaggever
Vervuild bluswater
Brandweer in beeld
2 Item
2.22
Informatiebijeenkomst ‘Argwaan nog groot’
Burgemeester Denie Omwonenden Milieuarts Jans: ‘90 - 95% niet kankerverwekkend’
Opening
2.36
Bezoek Ministers Schippers en Opstelten
Minister Opstellen: ‘Dit is een ramp’
Bezorgde bewoners (ouders)
Omwonenden
Meting drink/grondwater 11 jan
Opening
4.02
Inademing giftige stoffen en klachten hulpverleners en journalisten? Vergunningen Chemie-Pack Financiële schade e Politiek wil 2 kamer debat
Verslaggever
2.19
RIVM Metingen
Toxicoloog RIVM
Toename klachten bij huisartsen
Huisarts
Communicatie overheid
Burgemeester Strijen
Bewonersbijeenkomst
Omwonenden
‘Gevoel van onrust wordt groter’
Verslaggever
Nasleep ‘ramp’
Gemeentelijke en landelijke politici
Week 2: 12 -19 januari 12 jan
Opening
e
2 Item
13 jan
e
2 Item
3.33
4.25
Kritiek op toezicht gemeente 93 meldingen gezondheidsklachten e
1.51
Debat 2 kamer
e
3 Item
e
14 jan
5 Item
-.18
Aftreden Burgemeester Denie
19 jan
Opening
3.00
‘Spruitjes zijn weer veilig’ Financiële schade telers
Burgemeester
Teler
Vervuild bluswater Tabel 3.5: Aandacht Moerdijk brand in 8 uur NOS 6-19 Januari
33
Op 9, 15, 16, 17 en 18 januari werd er geen aandacht aan de brand besteed in het 8 uur Journaal. De reden hiervoor kan zijn geweest dat er op die dagen geen nieuws was over de brand. Een andere reden kan zijn geweest dat het andere nieuws meer urgentie kreeg. Zo ging het nieuws op 9 januari 2011 vooral over grote bezuinigingen in ziekenhuizen en de aanslag op een Amerikaans congreslid. In de uitzendingen in de tweede week na de brand was er veel aandacht voor Wikileaks en de onrust in Tunesië. Dagbladen In Figuur 3.3 is de berichtgeving tussen 6 - 19 januari van de 3 geselecteerde dagbladen weergegeven. De berichtgeving in de regionale en nationale kranten volgde in deze periode het verloop van de gebeurtenissen (zie paragraaf 3.3.1 Globaal overzicht van de gebeurtenissen tijdens de 1e 24 uur). De regionale krant NB/De Stem publiceerde de meeste berichten (met name in de eerste week). Op 11 januari werd er veel geschreven over de georganiseerde bewonersbijeenkomsten en de start van de klachteninventarisatie door de GGD. Op 14 januari gingen de artikelen op 18 januari vooral over de sanering van de grond en op 15 januari verschenen er een aantal berichten over het aftreden van burgemeester Denie en op 19 januari over de opvolging door Mans, de ex-burgemeester van Enschede. Op 13 januari was er zowel in de regionale krant als de twee nationale kranten een piek in de berichtgeving. Deze betrof vooral besprekingen van het spoeddebat in de 2e kamer. Na het weekend van 15 -16 januari doofde de berichtgeving in het NRC Handelsblad en De Telegraaf uit.
34
14
Aftreden burgemeester Denie van Moerdijk
Aantal artikelen
12 10
NB/deStem De Telegraaf
Bewonersbijeenkomsten en start klachteninventarisatie GGD
8
NRC Handelsblad
6
Spoeddebat 2e kamer
4 2 0 5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16 17 18 Januari 2011
19
Figuur 3.3: Berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in dagbladen
In Tabel 3.6 zijn de kenmerken van en belangrijkste thema’s in de berichtgeving weergegeven. Ongeveer de helft van de berichten waren nieuwsberichten. Opvallend was dat meer dan één vijfde van de berichten commentaren waren. De meest besproken onderwerpen in de dagbladen waren de controle van de brand, de mogelijke gevolgen voor gezondheid, economie en milieu, de communicatie (-fouten) van de overheid, en de reacties van het publiek. Veel gebruikte superlatieven voor de omvang van de brand, met name gebruikt door NB/De Stem en De Telegraaf, zijn: enorme, mega of gigantische brand, ramp en (chemisch) inferno. Naast woordvoerders en werknemers van bedrijven, speelden de burgemeesters uit de verschillende gemeentes een belangrijke rol in het nieuws. Vooral burgemeester Denie werd veel genoemd, het vaakste in het regionale dagblad. In NB/De Stem. Daarin werd zijn naam in deze periode 90 keer genoemd, in het NRC Handelsblad 8 keer en in De Telegraaf 14 keer. Denie werd besproken in het kader van zijn slechte functioneren en het daarop volgende aftreden. Wat verder opvalt, is dat de suggestie van gevaar voor de gezondheid in de kop boven het artikel, gezondheid als thema, en verwijzingen naar giftige, gevaarlijke of schadelijke stoffen in de berichtgeving in NB/De Stem veel minder vaak voorkwamen dan in het NRC Handelsblad en De Telegraaf. 35
36
Kenmerken artikelen
NB/DeStem
NRC
DeTelegraaf
Totaal
N=92
N=34
N=13
N=139
N (%) Gemiddeld aantal woorden (SD)
371 (247)
N (%) 548 (293)*
N (%) 416 (232)
N (%) 418 (266)*
Type bericht Nieuws
45 (49)
18 (53)
9 (70)
72 (52)
Achtergrond
15 (16)
5 (15)
-
20 (14)
Human interest
13 (14)
4 (12)
1 (8)
18 (13)
Commentaar
19 (21)
7 (21)
3 (23)
29 (21)
Kop suggereert gevaar voor gezondheid
9 (10)
12 (35)
4 (31)
25 (18)*
43 (47)
9 (27)
8 (61)
60 (43)*
Oorzaken en risicofactoren
24 (26)
9 (27)
3 (23)
36 (26)
Ontwikkeling brand en rook
15 (16)
7 (21)
6 (46)
28 (20)*
Controle brand (o.a. blussen)
28 (30)
9 (36)
6 (46)
43 (31)
7 (8)
11 (32)
4 (31)
22 (16)
Brand met superlatief aangeduid Onderwerpen
Metingen (milieu) Gevolgen voor milieu en economie
32 (35)
7 (21)
5 (39)
44 (32)
Gevolgen voor gezondheid
23 (25)
23 (68)
6 (46)
52 (37)*
Publiekscommunicatie van overheid
26 (28)
19 (56)
7 (54)
52 (37)
Reacties van publiek
28 (30)
11 (42)
4 (31)
43 (31)
Morele evaluaties
18 (20)
9 (27)
1 (8)
28 (20)
Brandweer, politie e.d.
24 (26)
12 (35)
6 (46)
42 (30)
Burgemeester
25 (27)
14 (41)
7 (54)
46 (33)
Woordvoerder overheid
19 (21)
18 (53)
3 (23)
40 (29)*
Experts
17 (19)
15 (44)
3 (23)
35 (25)*
Woordvoeder/werknemer bedrijven
38 (41)
9 (27)
6 (46)
53 (38)
Algemeen publiek
26 (28)
8 (24)
3 (23)
37 (27)
Anders
14 (15)
7 921)
2 (15)
23 (17)
4 (4)
4 (12)
3 (23)
11 (18)
Actoren
Verwijzing naar fouten Brandweer, politie e.d. Burgemeester Overheidscommunicatie Bedrijfsvoering Toezicht
9 (10)
4 (12)
3 (23)
16 (12)
22 (24)
12 (35)
2 (15)
36 (26)
7 (8)
10 (29)
5 (39)
22 (16)*
11 (12)
5 (15)
-
16 (12)
21 (23)
23 (76)
7 (53)
51 (38)*
Blussen en beschrijving brand
31 (34)
6 (18)
3 (23)
40 (29)
Bedrijfseconomisch perspectief
28 (30)
3 (9)
4 (31)
35 (25)
Publieksperspectief
20 (22)
5 (15)
2 (15)
27 (19)
Gezondheidsperspectief
8 (9)
13 (38)
4 (31)
25 (18)
Schandaal
5 (5)
7 (21)
-
12 (9)
Giftige, gevaarlijke of schadelijke stoffen Dominant frame
*
2
* Significant verschil in omvang berichtgeving tussen dagbladen (χ -toets, p-waarde <.05).
Tabel 3.6: Omvang en kenmerken van de berichtgeving over de brand bij Chemie-Pack in dagbladen (periode 6 januari -19 januari 2011)
37
Uit de clusteranalyse kwam een vergelijkbaar patroon naar voren. De artikelen werden in 5 frames geclusterd. Op basis van gedeelde kenmerken werden de frames op de volgende wijze gelabeld: 1. Blussen en beschrijving brand: ontwikkeling en controleren brand, brandweer 2. Bedrijfseconomisch perspectief: oorzaken en risicofactoren, gevolgen voor milieu en economie, woordvoerder/werknemers bedrijven. 3. Publieksperspectief: reacties publiek, publiekscommunicatie, burgemeester 4. Gezondheidsperspectief: gevolgen voor gezondheid, metingen, giftige en gevaarlijke stoffen, experts. 5. ‘Schandaal’ frame: publiekscommunicatie, fout in de overheidscommunicatie, woordvoerder overheid, reacties publiek.
In het regionale NB/De Stem vallen ongeveer twee derde van de artikelen onder het frame ‘blussen en beschrijving van de brand’ of het ‘bedrijfseconomisch perspectief’. Ook het ‘publieksperspectief’ is belangrijk frame in de regionale krant. Opvallend is dat het ‘gezondheidsperspectief’ veel minder vaak werd gebruikt. Voor de artikelen in de nationale dagbladen is dit wel een belangrijk frame; het kenmerkt ongeveer een derde van alle artikelen in de nationale dagbladen. Een enigszins onverwachte bevinding is dat 7 van de 34 artikelen van het NRC Handelsblad geclusterd werden in het ‘schandaal’ frame (en geen van de artikelen van het meer populistische De Telegraaf). Hierbij moet worden opgemerkt worden dat de NRC artikelen met name gingen over de rol die de media speelden in de ontwikkeling van het ‘schandaal’. Slechts een enkele keer waren er in NB /De Stem deskundigen aan het woord. Zo adviseerde hoogleraar toxicologie Jacob de Boer op 11 januari dat: ‘ouders die onder de rook van het afgebrande Chemie-Pack wonen er verstandig aan doen hun kinderen voorlopig binnen te houden. Temeer omdat op een aantal plaatsen hoge concentraties aan metalen zijn gevonden. Op één plek werden zelfs duizend keer meer looddeeltjes aangetroffen. Door de regen zijn veel van die metalen in de grond weggezakt. Nieuw onderzoek moet aantonen hoe ernstig dit is’. Verder waarschuwde milieu-arts Henk Jans op 14 januari over de gezondheidseffecten van het vervuilde bluswater dat de sloten in is gelopen: 38
‘Blijf van dat water af … dat is een chemische soep van bluswater met allerlei verbindingen. Dat heeft een zuurgraad van elf tot veertien. Zo sterk basisch, dat het direct ernstig letsel oplevert.’ Op 15 januari evalueerden drie deskundigen (Ben Ale, hoogleraar rampenbestrijding, Ira Helsloot, hoogleraar crisisbeheersing en Erik Martens, woordvoerder van een communicatiebureau in Breda, en ervaringsdeskundige in crisismanagement in onder meer (petro)chemie) de handelingen van de brandweer en andere hulpverlening. Volgens de deskundigen werkte de hulpverlening goed. Helsloot: ‘Ik heb niet kunnen constateren dat de brandweer een fout heeft gemaakt. Het systeem werkt’. Volgens Helsloot waren de directe gevolgen van de enorme brand beperkt gebleven, waren er ‘Geen doden, geen gewonden, alleen materiële schade en natuurlijk wel een forse milieuverontreiniging. Maar een ramp was het niet.’ Ook volgens Ale was er ‘niks schokkends aan deze brand te vinden’. Het incident bewees volgens hem dat de planologische keuze om chemische installaties te concentreren, goed is geweest. ‘Gebouwen branden nu eenmaal wel eens af. Dat risico kan nooit op nul komen.’ In de nationale kranten was de rol van deskundigen nog kleiner. Alleen in een commentaar van Hans Berenkamp in het NRC Handelsblad op 13 januari komt het dagelijks optreden op televisie en radio van Helsloot en de Boer aan de orde. Volgens Berenkamp deden deze deskundigen daar uitspraken ‘die begrijpelijk en minder geruststellend zijn’.
39
3.3.3
De nasleep
Globaal overzicht van de gebeurtenissen in de nasleep van de brand Tijdstip
Gebeurtenis
Bericht
25 jan
Laatste BOT-mi advies
Weinig verontreiniging, groente eten is veilig, geen ernstige gezondheidseffecten
Stop publieksnummer en Crisis.nl 28 jan
RIVM over hoge metaalconcentraties
Uitleg Prof LeBret: alleen diep in de grond gevonden dus niets te maken met de brand
1 feb
Schatting schoonmaakkosten door
16 miljoen €
Waterschap 8 feb
Schadevergoeding akkerbouwers
Toezegging door minister Bleeker
9 feb
Nieuwe burgemeester Moerdijk
Mans (ex-burgemeester Enschede) start
14 mei
Evaluatie rapport veiligheidsregio
Brandweer Moerdijk communiceerde slecht
Rotterdam-Rijnmond 28 mei
Arrestatie leiding Chemie-Pack
Overtreding milieuvergunningen
4 juli
Vrijlating leiding Chemie-Pack
Onvoldoende bewijs
2 aug
Uitspraak gerechtshof Den Bosch
Gemeente Moerdijk moet kosten schoonmaak betalen (±41 miljoen €)
23 aug 24 aug
Chemie-Pack failliet Rapport Inspectie Openbare Orde &
Er zijn veel fouten gemaakt
Veiligheid 9 sept
Waarschuwing milieudienst West Brabant
Door grondwater stijging kan nieuwe watervervuiling optreden
18 okt
Start schoonmaak
9 nov
Rijk betaalt helft van sanering
4 dec
Deal OM en verdachte veroorzaker brand
In ruil voor belastende info tegen leiding ChemiePack
2 jan ’12
Leiding Chemie-Pack spant kort geding aan om publicatie rapport tegen te houden
NOS Journaals Tussen 19 januari 2011 en 6 januari 2012 werd in de verschillende NOS journaals nog 22 keer aandacht besteed aan brand bij Moerdijk. Het belangrijkste thema van deze uitzendingen was mogelijke fouten die gemaakt zijn door het bedrijf en in de communicatie over de brand. De mogelijke gezondheidseffecten van de rook en neergeslagen deeltjes voor de mens kwamen in de uitzendingen nauwelijks meer aan de orde.
40
Dagbladen In Figuur 3.4 is de omvang berichtgeving over de brand in NB/De Stem, De Telegraaf en NRC handelsblad tijdens het jaar na de brand weergegeven. 50 45
Aantal artikelen
40 35 30 NB/deStem De Telegraaf NRC Handelsblad
25 20 15 10 5 0
Jan 2011 Feb
mrt
april
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Figuur 3.4: Berichtgeving in de dagbladen tijdens de nasleep6
Zoals verwacht, was de aandacht voor de brand in de eerste periode het grootst en werd er in de regionale krant meer over geschreven dan in de nationale kranten. In de berichtgeving zijn er verschillende pieken te onderscheiden. De eerste twee pieken eind februari en eind maart zijn alleen regionaal, in het dagblad NB/DeStem. De meeste artikelen in deze periodes gingen over de schade, wie verantwoordelijk was voor het ontstaan van de brand en de kosten en de veiligheid bij andere bedrijven. Begin september is er zowel regionaal als nationaal een piek in de berichtgeving in NB/De Stem. Deze piek bestaat veelal uit artikelen over uitgebrachte rapport van IOOV (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 2011). Verder was er in december 2011 regionaal een lichte toename. De 6
De hernieuwde media aandacht rond het rapport ‘Brand bij Chemie-Pack te Moerdijk. 5 januari 2011’ van de
Onderzoeksraad voor de veiligheid, kwam pas na de publicatie in februari 2012 op gang.
41
Jan 2012
artikelen in deze periode waren vooral gewijd aan de commotie rond de deal van het OM met de verdachte (die inmiddels bekend had de brand te hebben veroorzaakt) om de leiding van ChemiePack aan te pakken, en het kort geding dat de leiding van Chemie-Pack aanspande om de publicatie van het rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid (2012) tegen te houden.
3.4
Samenvatting en conclusies
Over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk werd in de verschillende media uitgebreid gecommuniceerd. De berichtgeving doorliep daarbij verschillende stadia. In de eerste fase ging de aandacht vooral uit naar de bluswerkzaamheden, de opvallende visuele aspecten van de brand, de chemische stoffen die erbij betrokken waren en daarmee geassocieerde mogelijke gevaren voor de gezondheid. Verder werd de verwarrende manier waarop door vertegenwoordigers van overheidsinstanties, met name door burgemeester Denie, over de brand communiceerden besproken. In de daarop volgende weken speelde het bezoek van Opstelten en Schippers aan het gebeid, en verschillende experts met afwijkende visie een belangrijke rol in het nieuws, vooral in het NOS journaal. Er werd daarbij veel nadruk gelegd op de onduidelijkheden en tegenstrijdigheid in de berichtgeving en het advies over stoffen. Er was ook veel ruimte voor het verhaal van direct betrokkenen, zoals omwonenden, ouders met jonge kinderen, en boeren. In de nasleep van de brand ging het in de media over fouten die er gemaakt waren. Daarbij ging het vooral over wie er verantwoordelijk was voor de schade, en de communicatie rond de brand. Het is duidelijk dat de brand bij Moerdijk aanzienlijke aandacht kreeg in de verschillende media. De vraag is of hierbij sprake was van een mediahype. Volgens Vasterman (2004) is een mediahype ‘een mediabrede, snel piekende nieuwsgolf die één gebeurtenis als startpunt heeft en die voor het grootste deel het gevolg is van zichzelf versterkende processen bij de nieuwsproductie’. Mediahypes, zoals bij de Mexicaanse griep, zijn de laatste jaren een bekend verschijnsel geworden. De oorzaken liggen volgens Vasterman in het veranderende medialandschap. De afgelopen decennia zijn de informatiestromen toegenomen en gevarieerder geworden, denk aan internet, nieuwe televisiegenres en de introductie van sociale media. Dit heeft geleid tot een concurrentiestrijd om de aandacht van publiek. Onderwerpen die goed verkopen zijn gebeurtenissen die al in de belangstelling staan, die visueel aantrekkelijk zijn, en persoonlijke verhalen. Bij een groot incident waarbij sprake is van slachtoffers en aanzienlijke materiële schade wordt in de media meestal ook de schuldvraag gesteld. Dat wil zeggen dat er gezocht wordt naar een schuldige; wie of welke instanties verantwoordelijk is voor het incident of de nadelige gevolgen daarvan (Vasterman 2004). Daarbij 42
komt ook de overheid regelmatig onder vuur te liggen. Vooral burgemeesters krijgen opvallend vaak negatieve publiciteit. Reacties van de overheid op de publiciteit, zoals het stellen van Kamervragen, het verrichten van onderzoek en het uitbrengen van onderzoeksrapporten, vormen dan ook weer nieuws. In de berichtgeving rond de brand bij Moerdijk zijn al de bovengenoemde kenmerken terug te vinden. Ofschoon kan worden opgemerkt dat het aandeel van publicaties over het falen van of gebrek aan vertrouwen in de overheid ten opzichte van het ander nieuws over de brand relatief klein was, lijkt er wel degelijk sprake van een mediahype (zie ook: Vasterman 2011a en b). Via sociale zelfversterkende processen die vaak met een mediahype gepaard gaan, kan de publieke beleving van een gebeurtenis worden beïnvloed (Wahlberg 2000, Kasperson 1988, Kasperson 2003). Het is plausibel dat de berichtgeving over de brand in de media een rol heeft gespeeld in de versterking van de angstgevoelens voor dergelijke gebeurtenissen. Ofschoon er geen direct bewijs is voor de impact van de berichtgeving over de brand op de angstgevoelens van het publiek, valt er wel iets over te zeggen. Volgens de basismeting van de Risico- en Crisisbarometer (Market Response Nederland 2012) gaf in november 2010 41% van de bevolking aan bang te zijn voor een ramp met gevaarlijke stoffen en 34% gaf aan bang te zijn voor een grote brand. In Juli 2011, 6 maanden na de brand, waren deze percentages aanzienlijk toegenomen tot respectievelijk 52% en 45%. In november 2011 waren de percentages weer afgenomen (tot respectievelijk 47% en 33%). Het is natuurlijk mogelijk dat andere gebeurtenissen deze ontwikkeling hebben beïnvloed. Er zijn in Nederland in de periode tussen november 2010 en juli 2011 echter geen andere opvallende branden of incidenten met gevaarlijke stoffen geweest die de tijdelijke toename in angstgevoelens zou kunnen verklaren. De link met de brand bij Chemie-Pack ligt daarom voor de hand. Dat een plaatselijke brand zonder doden of gewonden de nationale angstgevoelens heeft versterkt zou dan verklaard kunnen worden door zowel de omvang als de inhoud van de berichtgeving in de media. In de nationale media (Tv en kranten) werd veel aandacht gegeven aan de gezondheidsrisico’s van de rook en van de neergedaalde roetdeeltjes. Hierbij lijkt een belangrijke rol te zijn weggelegd voor de verschillende deskundigen. Ofschoon hun aandeel in de berichtgeving in absolute zin niet groot was, leken hun uitspraken voor onrust te zorgen onder het publiek. Deze uitspraken waren inhoudelijk correct maar werden niet in een duidelijk voor de leek te begrijpen context geplaatst. Zo vertelden de deskundigen dat er giftige stoffen in de rook zaten. In de media werden deze uitspraken geïnterpreteerd vanuit een lekenperspectief. Vanuit dat perspectief is alleen al de aanwezigheid van giftige stoffen heel verontrustend. Dat de concentratie van giftige stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand en alleen mensen die zeer dicht bij de brand staan en veel rook inademen gevaar lopen, werd in de berichtgeving niet uitgelegd. 43
In de regionale media speelden gezondheidsrisico’s een veel minder grote rol. Waarom dit zo is, is niet echt duidelijk. Mogelijk werd het eventuele risico, door de jarenlange ervaring met de chemische industrie en daarmee gepaard gaande incidenten in de regio, makkelijker in het juiste perspectief geplaatst. De regionale media schonken juist meer aandacht aan de bedrijfseconomische gevolgen en de juridische nasleep van de brand belicht. Dit is niet echt verassend omdat deze vooral van regionale betekenis zijn. Voordat uit deze resultaten conclusies getrokken mogen worden, dient er eerst een belangrijke kanttekening te worden geplaatst. Voor deze analyse werd slechts een klein deel van de totale berichtgeving geselecteerd. De belangrijkste reden hiervoor is van praktische aard. Het is nagenoeg ondoenlijk alle media te onderzoeken. Het zou echter zeker interessant zijn geweest om bijvoorbeeld naast de Twitterberichten ook de posts op Facebook te analyseren om een beeld te krijgen van de persoonlijke ervaringen van omwonenden of om de berichtgeving op beide regionale zenders (Omroep West- Brabant en Rtv RTV Rijnmond) te vergelijken. Om de officiële berichtgeving rond grote (chemische) branden te verbeteren kunnen een aantal lessen uit de media-analyse getrokken worden. Bij dergelijke incidenten komt de berichtgeving op zowel sociale- als in de massamedia zeer snel op gang. In de beginfase is er vaak nog maar zeer weinig bekend. Daardoor wordt er veel gespeculeerd en is er veel misinformatie (zie ook: Sandman 1994). Daarbij berichten de media over verontrusting die ze zelf lijken aan te zwengelen, bijvoorbeeld door actief op zoek te gaan naar verontruste burgers. De verschillende overheidsinstanties handelen juist traag en vooral reactief, dat wil zeggen pas op vragen vanuit de media, en is het onduidelijk hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld. Ook is degene die met de media communiceert vaak slecht geïnformeerd. In de nasleep van het incident besluiten allerlei instanties (vaak onder druk van de media) een onderzoek in te stellen. Een besluit dat nogal ad hoc wordt genomen en nauwelijks is gebaseerd op een grondige analyse. Het probleem van dergelijk onderzoek is dat het kostbaar is en doorgaans weinig nieuwe inzichten oplevert. Ook deze overheidsreacties vormen dan weer nieuws. De mediahype lijkt dus deels door de overheid zelf gecreëerd. Om op een goede manier in de informatiebehoefte van het publiek te voorzien zou de overheid meer proactief kunnen zijn door het publiek zo snel, compleet, eenduidig, transparant en open mogelijk te informeren. Belangrijk is ook dat degene die met de media communiceert goed geïnformeerd is. Het publiek wil graag weten wat er gebeurd is, hoe het gebeurd is, hoe groot en waar de effecten te verwachten zijn, wat (nog) niet bekend is, wat er gedaan wordt, en wat het 44
advies is. De overheid zou hierbij ook de nieuwe media, zoals NL-alert en Twitter, kunnen gebruiken. Daarbij zou de overheid de speculaties en misinformatie die het publiek via andere informatiekanalen te horen krijgt serieus moeten nemen en waar nodig direct corrigeren.
45
4. Het expertmodel Het expertmodel is ontwikkeld op basis van literatuuronderzoek en interviews met verschillende actoren uit het werkveld. Het model bevat de kennis en ideeën van deskundigen op het gebied van oorzaken en mogelijke gevolgen van en te nemen maatregelen bij branden. Hieronder wordt het expertmodel in meer detail beschreven. In de eerste stap wordt in kaart gebracht wat de kennis is en de ideeën zijn over de oorzaken, mogelijke gevolgen en maatregelen bij natuur- en chemische branden in het werkveld. Ook de verschillen tussen experts worden belicht. In de volgende stap is het lekenperspectief geconstrueerd, beschreven in hoofdstuk 5 en 6 van dit rapport. Dit bevat typische overtuigingen en ideeën van nietexperts. Door het expertmodel met het lekenmodel te vergelijken kunnen sleutelaspecten worden gevonden die kenmerkend zijn voor verschillen tussen de kennis en ideeën van deskundigen en van leken. De resultaten van de ze vergelijkingen wordt gebuikt om verschillende varianten over de berichtgeving rond rook bij branden op te stellen. Het experiment waarin de verschillende varianten zijn getest is beschreven in hoofdstukken 7.
4.1
Methode
De ontwikkeling van het expertmodel bestond uit twee fasen. De eerste stap was het ontwikkelen van een ontwerp- of basismodel voor de experts. Het basismodel is ontwikkeld op basis van literatuuronderzoek, de expertise van de begeleidingscommissie en een recent uitgevoerd onderzoek van GGD Groningen in samenwerking met de Universiteit van Utrecht en het UMC Groningen naar de gevolgen van inhalatie van rook van diverse typen branden (Greven 2009). Het basismodel bevatte 3 kennisdomeinen: 1) de oorzaken en de risicofactoren voor het ontstaan van en het ontwikkelen van de brand, 2) de gevolgen van de brand en 3) de maatregelen die genomen kunnen/moeten worden om de nadelige gevolgen van de branden te voorkomen dan wel in te perken. Het model geeft een algemene structuur aan de veronderstelde samenhang van factoren die spelen rond het risico, de eventuele gevolgen ervan en hoe geïntervenieerd kan of dient te worden. Het basismodel werd verfijnd op basis van interviews met actoren uit het werkveld door 2 onderzoekers (LC en FG). De onderzoekers voerden interviews uit met verschillende actoren uit het werkveld met deskundigheid op een of meerdere kennisdomeinen van het basismodel. De deskundige of ‘expert’ (Bijlage 1) werd gevraagd te focussen op de eigen rol bij twee voorgelegde 46
scenario’s, een natuurbrand en een brand in een chemisch bedrijf (zie Bijlage 2). Het interview werd gestructureerd aan de hand van een vragenlijst met open vragen, zoals ‘Welke factoren en eigenschappen van de brand bepalen de omvang en rookontwikkeling van deze brand?’, ‘Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de brand?’, ‘Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de gezondheid?’, ‘Welke maatregelen moeten in deze situatie (in welke volgorde) worden genomen?’, ‘Wat hoe en door wie moet er worden gecommuniceerd naar het publiek?’. Verder werd specifiek gevraagd naar de verschillen tussen deskundigen in het oordeel over de te nemen acties bij en de communicatie bij beide brandscenario’s.
4.2
Resultaten
Het expertmodel op basis van literatuuronderzoek en interviews met 17 deskundigen bevat de drie kennisdomeinen van het basismodel. Deze zullen hieronder in meer detail besproken worden. Een visuele weergave van het totale expertmodel is weergegeven in figuur 4.1.
4.2.1 Oorzaken en risicofactoren Een brand ontstaat door ontsteking of ontbranding van een combinatie van brandstof en zuurstof. De ontbranding zelf wordt veroorzaakt door mens of natuur. Een mens kan intentioneel, zoals bij brandstichting of een beheerbrand, of accidenteel, zoals door vonkvorming bij een spoorlijn, brand veroorzaken. Volgens de brandweerdeskundigen zijn bijna alle branden in chemische bedrijven, maar ook de meeste natuurbranden in Nederland, terug te voeren op menselijke oorzaken. Natuurlijke oorzaken zoals blikseminslag en broei komen veel minder vaak voor en dan nog vooral bij natuurbranden. Naast ontbranding heeft een brand brandstof nodig. De brandstof of het bronmateriaal kan zeer divers van aard zijn, zoals plantaardig materiaal bij een natuurbrand (bijv. gras), natuurtype (bijv. veen, heide of bos), bouwmaterialen bij een woningbrand en chemische stoffen bij een ‘chemiebrand’. Bij veel branden gaat het om uiteenlopend materiaal dat tegelijkertijd kan branden. Naast het type brandstof, variëren de hoeveelheden en de concentratie van de beschikbare brandstof en de toegankelijkheid van het brandende materiaal voor het derde noodzakelijke ingrediënt voor een brand zuurstof.
47
Figuur 4.1: Mentaal model van een grote brand
De toevoer van zuurstof wordt bepaald door de weersomstandigheden: wind (snelheid en richting), periodes van droogte, en regen ten tijde van de brand. De omvang van de rookwolk is afhankelijk van de brandstof, de verhouding brandstof en zuurstof en de temperatuur van de brand.
4.2.2
Gevolgen
In deze studie hebben we ons beperkt tot de perceptie van de gevolgen van rook van branden. Om deze reden laten we bijvoorbeeld de lichamelijke gevolgen van blootstelling aan hitte en het ontstaan van mechanisch letsel op een onbegaanbaar terrein buiten beschouwing. De verspreiding van de rook wordt beïnvloed door windsnelheid, windrichting en de aanwezigheid en hoogte van een inversielaag (rook kan niet verder stijgen doordat een warme luchtlaag op een koude luchtlaag ligt). De gevolgen van een brand kunnen worden verdeeld in gevolgen voor het milieu en gevolgen voor de mens. Door een brand kunnen grote oppervlakten aan natuur inclusief dieren verloren gaan. Sommige periodes, zoals een broedseizoen, zijn gevoeliger voor brand dan andere. Overigens kunnen natuurbranden ook zorgen voor het verminderen van de vergrassing van de natuur en het vergroten van de biodiversiteit. Om deze reden worden gecontroleerde branden en beheerbranden gesticht. De rookwolk bevat ook (grotere) verbrandingsresten en roetdeeltjes die op de bodem neerslaan. De neergeslagen roetdeeltjes en verbrandingsresten beïnvloeden de bodemkwaliteit en landbouwgewassen. De waterkwaliteit wordt beïnvloed doordat bluswater in sloten of in het riool wordt opgevangen. Gevolgen voor de mens zijn in drie groep onder te verdelen, 1) economische schade, 2) lichamelijke gevolgen, 3) verontrusting. Economische schade varieert, zoals de kosten van te nemen maatregelen (zie domein 3), schade aan (landbouw)bedrijven en woningen en mogelijk werkloosheid doordat bijvoorbeeld getroffen bedrijven failliet gaan. De lichamelijke gevolgen worden bepaald door het agens: de samenstelling van de rook (toxiciteit van de verbrandingsproducten), de dosis (de blootstellingsparameters concentratie en blootstellingsduur van de rookcomponenten), de blootstellingsroutes, zoals inhalatie en huidcontact en de individuele gevoeligheid. De concentratie neemt door verdunning af met het toenemen van de afstand. Niet duidelijk te onderscheiden van de rook kunnen ook andere stoffen vrijkomen door
bijvoorbeeld beschadiging van leidingen en vaten in een bedrijf. Hierdoor dampen stoffen uit in hoeveelheden die vooral op een relatief kleine afstand van de brand gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. Blootstelling aan roetdeeltjes via de huid treedt op door het aanraken van verontreinigde auto’s, tuinmeubelen en speeltoestellen. Ingestie van roetdeeltjes, PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) en dioxines is mogelijk via neerslag van roet op onder andere de moestuintjes en speeltoestellen (hand-mondgedrag van kinderen). Incidentele blootstelling via huid en ingestie is bij branden in de meeste gevallen niet schadelijk voor de gezondheid. In het publieke domein is inhalatie van rook de belangrijkste risicofactor. Het inademen van rook is moeilijker te voorkomen dan blootstelling door ingestie en via de huid. Bij gezonde mensen leidt kortdurende blootstelling aan rook tot (voorbijgaande) acute irritatie van ogen en de hogere luchtwegen, terwijl bij langdurige blootstelling ook de lagere luchtwegen worden blootgesteld met mogelijk onomkeerbare effecten, zoals alveolitis en broncheolitis. Subacute luchtwegeffecten vormen een tweede categorie. Ze worden veroorzaakt door enkele specifieke componenten in rook (zoals stikstofoxiden). Deze stoffen dringen dieper in de longen door en veroorzaken weinig initiële klachten, maar kunnen vele uren na inademing (subacuut) klachten veroorzaken. Vooral mensen met luchtwegaandoeningen zijn gevoelig voor beide effecten. Verder kan het inademen van deeltjes hart- en vaatklachten (cardiovasculair) veroorzaken. In zeldzame gevallen ontstaat door blootstelling aan sensibiliserende stoffen een allergisch beroepsastma. Van bepaalde stoffen is bekend dat langdurige hoge blootstelling de kans op het ontstaan van kanker vergroot. Een eenmalige blootstelling, zoals bij een brand, veroorzaakt slechts een zeer gering extra risico, zeker in vergelijking met andere risicofactoren. Of de rook die vrijkomt bij een chemiebrand meer gezondheidseffecten veroorzaakt dan de rook van een natuurbrand is niet duidelijk. Epidemiologisch onderzoek toont aan dat effecten op grotere afstand vooral bekend zijn van natuurbranden, terwijl effecten van rookinhalatie bij een chemische brand op relatief korte afstand zijn gevonden (Greven 2009). De verontrusting betreft vooral de ongerustheid over mogelijke gezondheidseffecten. Terwijl lichamelijke gezondheidseffecten ten gevolge van blootstelling aan rook veelal beperkt blijven tot een beperkte afstand benedenwinds van de brand, kunnen mensen in een veel groter gebied het gevoel hebben blootgesteld te zijn en denken dat er (op lange termijn) gezondheidseffecten kunnen ontstaan. Er lijkt ook een relatie te zijn tussen ongerustheid over de effecten en de hulpvraag (o.a. de 50
rapportage van klachten). Volgens de geïnterviewde experts met deskundigheid op dit gebied hangt de ongerustheid samen met de onzekerheid en de angstaanjagendheid van de situatie en het ontbreken van een handelingsperspectief. Deze aspecten zorgen er voor dat de ongerustheid bij een brand in een chemisch bedrijf groter is dan bij een natuurbrand. Een bosbrand is een bekend natuurverschijnsel waar mensen een duidelijke voorstelling van kunnen maken. De ongerustheid is dan meer gericht op de ontwikkeling van het vuur. Over de samenstelling van de rook van een dergelijke natuurbrand wordt nauwelijks gesproken. Er is meestal een duidelijk ook handelingsperspectief, namelijk het gebied te verlaten. Dit geldt niet voor een chemisch gelabelde brand. De ongerustheid heeft dan doorgaans betrekking op de samenstelling van de rook. Hierbij zijn er onbekende chemicaliën in het spel waarvan mensen geen idee hebben wat die kunnen aanrichten. Bij een chemische brand krijgen de betrokken stoffen in de communicatie in veel gevallen het predicaat bijtend, giftig, gevaarlijk of kankerverwekkend.
4.2.3
Maatregelen
De eerste maatregelen die genomen worden bij een brand zijn gericht op het onder controle krijgen van de brand, redden, ontruimen of evacueren. De brandweer heeft twee opties om een brand onder controle te krijgen, namelijk blussen en ‘gecontroleerd uit laten branden’. Deze keuze beïnvloedt vervolgens onder andere het ontstaan van rook en de wijze waarop en de mate waarin de rook in de omgeving wordt verspreid. Bij een chemiebrand kan gemakkelijker voor de optie ‘gecontroleerd uit laten branden’ worden gekozen dan bij een natuurbrand, maar de neiging om te blussen is ook bij chemiebranden sterk aanwezig. Risicobeoordeling Om adequate (vervolg) maatregelen te nemen is het noodzakelijk de risico’s van een brand te beoordelen. Voor de risicobeoordeling kunnen metingen in de lucht en in de bodem worden ingezet die echter vanwege beperkingen van meetapparatuur een beperkte waarde hebben. Er zijn meerdere metende organisaties. De brandweer is de eerst aangewezen organisatie die een ‘quick and dirty’ aanpak volgt voor analyses van rookgassen in de lucht. De Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM kan binnen enkele uren na alarmering meer geavanceerde metingen verrichten. Ook de uitkomsten daarvan zijn echter moeilijk te duiden, doordat van de meeste stoffen geen dosisresponsrelatie bekend is. In de acute fase van een grote brand zijn sommige maatregelen, zoals ontruimen en crisiscommunicatie, afhankelijk van ‘expert judgement’ en niet van meetresultaten, omdat die een beperkte waarde hebben en bovendien relatief lang op zich laten wachten. Expert 51
judgement wordt geleverd door verschillende regionale hulpdiensten die beschikken over elkaar aanvullende deskundigheden, zoals de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) van de GGD en de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) van de brandweer. Metingen zoals die van de MOD kunnen van belang zijn voor de latere fases van het incident en metingen tijdens de acute fase voor de evaluatie en communicatie achteraf. Gezondheidsonderzoek Er wordt bij chemische incidenten vaak een sentinel-benadering gebruikt, d.w.z. mensen met klachten melden zich. Deze fase wordt eventueel gevolgd door een actieve benadering van de bevolking in het blootgestelde gebied. Een eventueel epidemiologisch onderzoek naar mogelijke gezondheidsklachten kan na enkele dagen of een week worden opgezet. Crisiscommunicatie Tijdens een incident ontstaat snel de behoefte aan informatie. Volgens de communicatiedeskundigen is het bij goede crisiscommunicatie essentieel om snel de juiste en volledige informatie te verschaffen. Daarbij moet transparantie en openheid verschaft worden en terughoudendheid worden voorkomen. Alle informatie die relevant is of door het publiek relevant geacht kan worden, moet worden gegeven. Gebrek aan openheid leidt tot wantrouwen. De voorwaarden voor crisiscommunicatie staan met elkaar op gespannen voet omdat de juiste en volledige informatie niet tijdig voorhanden is. De juistheid van de inhoud van de boodschap is afhankelijk van de communicatie- en inhoudsdeskundigen die bij het incident betrokken zijn, en de uitwisseling van informatie tussen de deskundigen. Er is goede afstemming nodig tussen de inhoud en de wijze waarop de boodschap gebracht wordt. Aan het eind van een incident moeten hulpdiensten ontalarmeren, d.w.z. aangeven dat het gevaar geweken is en dat de noodsituatie is opgeheven. In sommige gevallen geeft men het advies ramen en deuren te openen, opdat de binnenlucht ververst. De inhoud van de boodschap moet gaan over wat er is gebeurd, hoe het is gebeurd, de omvang en de prognose van het incident, en het mogelijke gevaar ervan voor de burger. Een essentieel onderdeel van de boodschap is het handelingsperspectief. Een bekend voorbeeld is het advies: ‘Ga naar binnen, sluit ramen en deuren, zet radio of tv aan’. Boodschappen met handelingsperspectieven doen een beroep op de zelfredzaamheid en kunnen daarmee het gewenste gedrag uitlokken. Als de communicatie tot gewenst gedrag leidt kan dit bovendien nog een versterkend effect op andere personen in de (sociale) omgeving hebben. Bij een dreiging zonder handelingsperspectief (geen mogelijkheid iets aan de dreiging te doen) kan paniek ontstaan dat zich kan uiten in gedrag dat niet bijdraagt tot het oplossen van de dreiging en zelfs averechts kan werken. 52
Iemand die beschikt over een handelingsperspectief ervaart een grotere mate van controle en raakt daardoor minder snel in paniek. In de acute fase moet de bevolking zo snel mogelijk gewaarschuwd worden. Meerdere middelen worden hiervoor ingezet, zoals sirenes, geluidswagens, NL Alert (cell broadcast) en ‘rampenzenders’. In deze fase moet ook over de onvermijdelijke onzekerheid worden gecommuniceerd. Er wordt gemeld wat bekend en wat (nog) niet bekend is, hoe aan aanvullende informatie gewerkt wordt en wanneer de informatie naar verwachting bekend wordt gemaakt. Op deze wijze wordt zowel aan de voorwaarde snelheid als aan de voorwaarde volledigheid voldaan, aangezien wat niet bekend is niet meegedeeld kan worden. Om aan de derde voorwaarde –juistheidte voldoen is het essentieel regionale specialisten, zoals de AGS én de GAGS, in te zetten. Tegelijkertijd kunnen er wel handelingsperspectieven, inclusief argumentatie, worden gegeven en andere maatregelen worden afgekondigd, zoals waarom ramen en deuren gesloten moeten worden, hoewel niet bekend is wat de samenstelling van de rookwolk is. Sommige publieksvoorlichters proberen de boodschap te vereenvoudigen en ‘begrijpelijker’ te maken door (essentiële) nuances of ‘enge termen’ uit de communicatie te elimineren. Dergelijke simplificaties onderschatten het publiek. Bovendien stuit het publiek via andere kanalen en eigen nazoekwerk vanzelf op deze ‘enge termen’. Hierdoor kan een vertrouwensbreuk ontstaan of worden vergroot; het gevoel dat de overheid zaken onder de pet houdt. Meerdere experts adviseren dan ook om de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ niet te gebruiken. Naast de inhoud vergt het proces van crisiscommunicatie veel aandacht. Sommige informatie moet worden herhaald of er moet een update worden gegeven. De burgers worden in hun bezigheden door het incident gestoord en willen een incident zo snel mogelijk afgehandeld hebben. Geïnformeerd wachten leidt tot minder stress, omdat mensen minder in onzekerheid zijn over het incident. Het is zinvol aan te geven op welk moment nieuwe informatie wordt gegeven. De overheid is volgens de Wet Veiligheidsregio’s (Wvr) verantwoordelijk voor de crisiscommunicatie. Tijdens de acute fase is er een prominente rol voor de burgemeester in de crisiscommunicatie. De burgemeester draagt er volgens artikel 6 zorg voor dat de bevolking geïnformeerd wordt over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van de crisis in de gemeente, en de te volgen gedragslijn. Ook aan degenen die in zijn gemeente zijn betrokken bij de rampenbestrijding of de crisisbeheersing, zal informatie worden verschaft over die ramp of crisis, de risico’s die hun inzet 53
daarbij heeft voor hun gezondheid, en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen. De burgemeester laat bovendien betrokkenheid zien, vat de situatie samen en zorgt voor duiding. Overigens is er onder burgemeesters geen overeenstemming hoe deze rol het best kan worden ingevuld. Sommige burgemeesters vinden dat zij in een crisis vooral de burgervader-rol op zich moeten nemen. Het is af te raden om de inhoud gedetailleerd te laten verklaren door de burgemeester. Voor de inhoud zijn deskundigen van brandweer, politie en GGD inzetbaar. In sommige veiligheidsregio’s maakt de overheid gebruik van een regionale radio- en tvzender als officiële rampenzender. Omdat de rampenzender daarnaast ook een nieuwszender is die journalistieke informatie verschaft kan de berichtgeving tot verwarring bij de bevolking leiden. Het moet voor het publiek dus wel duidelijk zijn wanneer informatie door de overheid wordt verstrekt en wanneer informatie wordt gegeven door de media, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van dezelfde kanalen. De boodschap moet rekening houden met alle mogelijke doelgroepen, zoals hulpverleners, directe omwonenden, ouders van jonge kinderen, ouderen. Een communicatiedeskundige gaf aan dat er onderscheid kan worden gemaakt in zelfredzamen en niet-zelfredzamen. Deze indeling is ook belangrijk voor de keuze van informatiekanalen. Zelfredzamen maken gebruik van allerlei informatiebronnen, zoals internet, sociale media en mobiele telefoon. Hiervoor kunnen in de voorbereiding op incidenten al berichten van maximaal 140 tekens worden klaargezet. Mogelijkheden om mensen te bereiken via deze kanalen zijn NL-Alert (beperkte implementatie vanaf eind 2012), Twitter, Facebook, een overheidswebsite zoals Crisis.nl. Voordeel van NL-Alert en Twitter is dat het publiek niet zelf op zoek hoeft te gaan naar informatie. Niet-zelfredzamen zijn eerder aangewezen op radio en TV. Als de overheid geen of te traag informatie verschaft, zullen veel mensen zelf informatie zoeken en uitwisselen via sociale media en internet. Massamedia Massamedia hebben een eigen dynamiek gedreven door journalistieke en commerciële belangen. Deze kunnen verschillen van de belangen van de overheid en het algemene belang (volksgezondheid). De media-aandacht voor een incident wordt bepaald door de inschatting van de ernst van het incident, maar kan bijvoorbeeld ook groeien naarmate het incident fotogenieker is of als er weinig ander nieuws is. De media reageren doorgaans op dezelfde wijze als niet-deskundigen op een incident en kunnen daardoor een situatie verkeerd interpreteren. Soms wordt met opzet een 54
‘smeuïgere versie’ gepubliceerd, wat in het kader van crisisbeheersing averechts kan werken. Een ander punt is dat allerlei experts worden benaderd om hun licht te laten schijnen op het incident, de (mogelijke) gevolgen ervan en de ingezette bestrijding. Het is voor de journalistiek dan juist interessant in te zoomen op tegengestelde meningen. Doordat experts elkaar tegenspreken in de media kan het publiek gaan twijfelen. Voor de crisisbeheersing is het gewenst dat media de door hun vergaarde informatie goed controleren, en terughoudend zijn met publicatie van niet-geverifieerde interpretaties. De overheden sturen de media in dit opzicht niet, maar dienen wel adequaat te communiceren. De overheid zou vanuit dit oogpunt foutieve informatie en speculaties in de media zo snel mogelijk moeten corrigeren. Ook uitgenodigde experts zouden hun verantwoordelijkheid moeten beseffen en zichzelf afvragen of zij in staat zijn de vragen die hun gesteld worden adequaat te beantwoorden. Elke deskundige is slechts deskundig op een beperkt gebied. Sociale media Sociale media spelen bij incidenten een steeds prominentere rol. Zowel door de bevolking als door de overheid worden deze media in toenemende mate gebruikt. Hierdoor wordt informatie veel sneller en uitgebreider aangeboden. Echter informatie die niet wordt toegelicht, kan gemakkelijker leiden tot verwarring en meer vragen. Het risico voor de crisisbeheersing is dat bij het niet (of te traag) beantwoorden van deze vragen onzekerheid ontstaat of toeneemt. Deze onzekerheid kan tot wantrouwen leiden. Het is goed dat de overheid op deze nieuwe vragen en uitdagingen op een transparante manier inspeelt en gebruik maakt van alle media om burgers adequaat te informeren. Soms twitteren brandweerlieden vanaf de vuurlinie. Deze twitter-berichten zijn weliswaar snel en transparant, maar kunnen ook gemakkelijk een vertekend beeld geven en worden daarom afgeraden. Impliciete communicatie Behalve via de reguliere crisiscommunicatie loopt de communicatie over het incident op een impliciete manier, zoals de zichtbare acties van hulpdiensten. Het is daarom wenselijk dat de hulpdiensten hun acties op elkaar afstemmen. Er wordt bijvoorbeeld een verwarrend signaal afgegeven wanneer agenten onbeschermd in de rook staan bij een afzetlint of wanneer de brandweer geen ademlucht bij het blussen gebruikt, maar de politie met mondkapjes op het terrein afzet. Het is belangrijk dat de boodschapper vertrouwenwekkend is en een eenduidige boodschap brengt. Sommige experts vinden dat dit iemand moet zijn met autoriteit. Dit zou binnen een Veiligheidsregio georganiseerd kunnen worden met een pool van burgemeesters die op deze specifieke taak zijn toegerust. Anderen vinden dat het te allen tijde de eigen burgemeester moet zijn in de burgervader-rol. 55
4.2.4
Verschillen tussen experts
Het expertmodel is gebaseerd op literatuuronderzoek en de expertise van deskundigen. Dé deskundige bestaat echter niet. Elke actor in het veld heeft zijn eigen expertise. Enkele van deze (deel)expertises zijn crisiscommunicatie, brandbestrijding, toxicologie, epidemiologie, psychologie, bestuurskunde, milieukunde enzovoort. Veel van deze terreinen raken of overlappen elkaar. Het is essentieel dat de beslissers zich laten informeren door de verschillende deskundigen binnen de veiligheidsregio. De experts op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen) van de brandweer en de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) van de GGD. Op het advies van de AGS en GAGS kunnen eventueel andere experts van landelijke instituten worden benaderd. Voor een goede informatie-uitwisseling is het essentieel deze expert-to-expert uit te voeren. Een voorbeeld is het laten interpreteren van een rapportage van de Milieu Ongevallen Dienst (RIVM) door de GAGS. Indien rapportages niet bij juiste ontvangers komen is de kans op misverstanden en op aansluitende communicatieproblemen aanzienlijk groter. Bestuurders en beslissers moeten hun eigen experts (kunnen) vertrouwen. Binnen het veld van professioneel betrokkenen bestaan echter verschillen van inzicht over de mogelijke gevolgen van een brand en de te nemen maatregelen. Een actor in het werkveld heeft soms een andere mening dan een materiedeskundige. Zo focussen sommige actoren in het werkveld zich op de intrinsieke giftigheid van een stof (hazard), terwijl blootstellingsdeskundigen de mate van blootstelling meer benadrukken. Ook over het doen van metingen verschillen deskundigen van mening. De meeste deskundigen vinden dat gedetailleerde metingen voor acute advisering bij branden niet haalbaar, maar ook niet noodzakelijk zijn. De mening wordt echter niet in het gehele werkveld gedeeld. In theorie zouden adviseurs zich tot hun eigen expertise moeten beperken. In de praktijk wordt dat niet altijd zo uitgevoerd.
56
5. Lekenperspectief Het lekenperspectief is ontwikkeld op basis van interviews met niet-deskundigen op het gebied van rook bij branden. Het lekenperspectief bevat kennis en ideeën van leken op het gebied van oorzaken, mogelijke gevolgen en maatregelen van rook bij branden.
5.1
Methode
Het lekenperspectief is gebaseerd op interviews met inwoners van verschillende regio’s in Nederland. In het interview werden dezelfde domeinen (oorzaken, gevolgen en maatregelen) besproken als bij de deskundigen. De hoofdvragen zijn in alle gevallen gesteld, en aansluitend op wat de geïnterviewde zelf ter sprake bracht, is doorgevraagd. De vijf hoofdvragen zijn: 1. Wat komt het eerst in u op wanneer u denkt aan de rook van een grote brand?, 2. In hoeverre zou u zich zorgen maken wanneer er grote brand in uw omgeving uitbreekt?, 3. Wat zou er volgens u moeten worden gedaan wanneer er een grote brand in uw omgeving zou uitbreken?, 4. Hoe komt u te weten wat er aan de hand is, en wat u moet doen wanneer er een grote brand in uw omgeving zou uitbreken? en 5. ‘Zijn er nog zaken waarop u op terug wil komen of zou willen toevoegen?‘. Voorbeelden van vervolgvragen zijn: Wat bedoelt u precies?, Wat kunt u daar nog meer over zeggen? Vertel gewoon wat er in u opkomt. Kunt u uitleggen waarom dat zo is/u dat zo denkt? Daarnaast zijn cues gebruikt als de geïnterviewde bleef steken of uit zich zelf bepaalde aspecten niet genoemd had. Voorbeelden van cues zijn: er zijn verschillende soorten branden bijvoorbeeld in een woonhuis, bos of fabriek, kunt u zich de brand bij Chemie Pack (Moerdijk) herinneren? (en dit kader de hoofdvragen opnieuw stellen). Bij vraag 2 is ook naar veiligheid, milieuvervuiling (flora/faunalucht/bodem) en economische schade gevraagd wanneer deze niet door de geïnterviewde zelf genoemd werden.
57
De interviews zijn opgenomen en vervolgens onderzocht en gecodeerd op categorieën per kennisdomein door twee onderzoekers. Drie interviews zijn onafhankelijk door beide onderzoekers gecodeerd. Vervolgens zijn de verschillen in codering besproken en is de codering aangepast.
5.2
Resultaten
Vijf personen kwamen uit het gebied bij Moerdijk, waar in januari 2011 een grote brand woedde in een bedrijf met chemicaliën. Deze personen hadden zich destijds bij de GGD gemeld met klachten. De overige 10 personen waren afkomstig uit de regio Amsterdam of de regio Groningen (zie Tabel 5.1). Tabel 5.1: Demografische gegevens geïnterviewden
Label
Geslacht
Opleidingsniveau
L01
Man
L02
!
Geboortejaar
Regio
Beroep
Midden
1952
Moerdijk
geen
Vrouw
Midden
1976
Moerdijk
medewerker communicatie
L03
Man
Hoog
1945
Moerdijk
agrariër
L04
Man
Midden
1963
Moerdijk
webadviseur
L05
Vrouw
Laag
1955
Moerdijk
geen
L06
Man
Midden
1972
Groningen
logistiek medewerker
L07
Vrouw
Hoog
1953
Groningen
manager HBO
L08
Man
Midden
1985
Groningen
student-HBO
L09
Vrouw
Midden
1948
Groningen
administratief medewerker
L10
Vrouw
Midden
1977
Groningen
administratief medewerker
L11
Vrouw
Hoog
1957
Amsterdam
geen
L12
Vrouw
Midden
1958
Amsterdam
ziekenverzorger
L13
Man
Midden
1952
Amsterdam
bankbediende
L14
Vrouw
Hoog
1966
Amsterdam
moeder
L15
Vrouw
Midden
1963
Amsterdam
administratief medewerker
!
Laag= Geen, basis onderwijs, LBO, Midden = MAVO, MBO, HAVO, VWO, Hoog= HBO, WO
Een visuele weergave van het lekenperspectief en de verschillen met het expertmodel is afgebeeld in figuur 5.1.
58
Figuur 5.1: Mentaal model van een grote brand van niet–deskundigen. De rode pijl geeft de grote invloed van de opgeslagen (brand)stoffen aan volgens leken. De randdikte geeft de relatieve mate van belang van het specifieke aspect vergeleken met de mening van deskundigen.
5.2.1 Eerste beeld Bij de vraag wat het eerst opkomt wanneer men denkt aan rook van een grote brand wordt in bijna alle gevallen gevaar en giftige stoffen genoemd. Vaak werden ook de onderwerpen ramen en deuren sluiten, inademen, brand bij Moerdijk en eigen ervaringen genoemd. Daarna kwam afstand houden, explosie, onbekendheid met het gevaar en angst. De volgende onderwerpen werden een enkele keer vermeld: ziek worden; kinderen; asbest; tuin; evacuatie; terrorisme; pyromaan; schade mens en milieu; ogen; huid; aanwezigheid van hulpdiensten; donkere wolken, en attributie van huidige klachten (i.c. bijna 2 jaar na inademen rook van de Moerdijk-brand). De geïnterviewden associeerden grote branden bijna allemaal met chemische of bedrijfsbranden, daarna kwamen woningbranden en ten slotte natuurbranden.
5.2.2
Oorzaken en risicofactoren
Als oorzaak werden door sommigen technische problemen, broei, kortsluiting en achterstallig onderhoud genoemd. Menselijk handelen werd door ieder genoemd, waarbij soms werd aangegeven dat het ging om ongelukken, brandstichting, barbecueën of roken. Daarnaast werd genoemd dat het niet handhaven van veiligheidsregels, onvoldoende inspecties, niet gekwalificeerd personeel van het bedrijf en het niet adequaat opslaan van gevaarlijke stoffen een rol spelen. Sommigen noemen de wind als bepalende factor bij de verspreiding van de rook. Andere factoren die de brand en het ontstaan van rook verergeren zoals type materiaal, andere bedrijven in de buurt en traagheid van het optreden van hulpdiensten, worden minder frequent genoemd. Slechts één keer genoemd werden droogte, temperatuur en zuurstof.
5.2.3
Gevolgen
Bijna elke geïnterviewde beantwoordde de vraag ‘In hoeverre zou u zich zorgen maken wanneer er grote brand in uw omgeving uitbreekt?’ met verwijzingen naar gevaar, veiligheid en gezondheid. Veel geïnterviewden ervaren een grote brand als beangstigend: ‘Ik heb dat [ bosbrand] een keertje meegemaakt in Zuid-Frankrijk en toen vond ik dat toch ook knap beangstigend hoor’ (L07). Vooral degenen, die een brand (bij Moerdijk of elders) van dichtbij hadden meegemaakt, hebben in de acute fase angst ervaren.
‘Dat waren zulke donkere wolken en ja je kent Moerdijk omdat je er naast woont, dus dan is de eerste reactie van dat is niet goed als daar iets in de brand staat, zeg maar. Dus die wolken die vond ik wel bedreigend ja’ (L02). ‘Als we geen dieren gehad hadden, weet ik zeker dat ik weggeweest was. Dan was ik niet gebleven, want ik vond het beangstigend. En zo beangstigend dat ik het liefste weg was’ (L03). Lichamelijke gevolgen Bij de gevolgen werden de lichamelijke gevolgen verreweg het meest genoemd, in eerste instantie het acute levensgevaargevaar, maar zodra dat geweken is, de (lichamelijke) gezondheid. Een meerderheid denkt dat de rook van een chemische brand (veel) schadelijker is dan rook van een natuurbrand. Daarbij werd vooral over het type stoffen gesproken. Sommigen noemden specifieke stoffen, zoals asbest, maar vaak werden algemene termen, zoals gevaarlijke stoffen en chemicaliën gebruikt: ‘Wat er bij Chemiepack vrijkomt daar ben ik veel banger voor dan voor een heidebrandje, laat ik het zo zeggen’ (L01). ‘Ik denk dat dat anders is, omdat dat gewoon natuurlijk is, dat is gewoon of gras of heide.. voor mijzelf denk ik daar zitten geen schadelijke stoffen ... dat gevoel geeft het mij wel van dat is natuurlijker dan iets wat in Delfzijl of bij Moerdijk.. maar dat weet ik niet wat ze daar produceren, in ieder geval niet veel goeds’ (L09). De leken spraken nauwelijks over dosis, concentratie of hoeveelheden giftige stoffen, maar slechts over gevaren van de aanwezigheid van bekende en onbekende stoffen in de rook. Veel geïnterviewden verwezen hierbij naar de kleur van de rook. ‘ 's Avonds zag je in die wolk, zo'n zwarte wolk, net zoals je in vulkanen ziet, allemaal bliksemschichten schieten, een prachtig gezicht, maar dat betekent wel dat er hele rare chemische reacties aan de gang zijn, waar wij dus aan blootgesteld worden op dat moment’ (L04). Daarbij werd ook een aantal keren genoemd dat men zich weliswaar op een grote afstand van het incident kan of wil bevinden, maar dat dit niet betekent dat men dan veilig is.
61
‘Wat in de rook (van Moerdijk red.) zit komt ook op de grond weer. En als het niet hier is dan is het in Duitsland of weet ik waar het heen gaat, maar het komt een keer naar beneden hoe dan ook’ (L01). Opmerkelijk is het dat sommigen hierbij de in Nederland merkbare effecten van het ongeluk bij Tsjernobyl in verband brengen met effecten van rook van chemische branden. ‘Ik zit dan onmiddellijk ook weer even aan Tsjernobyl te denken, van dat was een brand die natuurlijk heel ver weg was, maar waar wij hier in Nederland wel degelijk toch de gevolgen van zagen’ (L07). Verder waren aan de ene kant de beelden op televisie relevant, maar aan de andere kant ging men ervan uit dat de vrijgekomen stoffen niet waargenomen konden worden. ‘Giftige stoffen hoef je natuurlijk niet te zien. Dat is net als met koolmonoxide, dat is ook natuurlijk iets sluipends’ (L12). Elke deelnemer maakte zich zorgen om rook in te ademen en soms werd ook het eten van verontreinigd voedsel genoemd. De meest frequent genoemde lichamelijke gevolgen waren kanker en acute luchtwegeffecten, zoals hoesten of ademhalingsproblemen. De mogelijkheid kanker te ontwikkelen werd daarbij vaak geplaatst in een context van onbekendheid en angstaanjagendheid. Soms werd aangegeven dat dit bewust werd verzwegen door de overheid. ‘Ik denk dat … het tegenwoordig allemaal kankerverwekkende ziektes of asbest... ja dat zou het ook kunnen zijn, maar dat weet je niet. Maar dat is echt het beangstigende‘ (L15). ‘Maar ook vragen wat is er in de lucht gekomen, wat zijn de gevolgen voor de gezondheid? Wat als er over een jaar dus wel kanker geconstateerd wordt, grofweg gezegd? Er werd helemaal omheen gepraat’ (L05). Over de acute effecten maakten mensen zich minder zorgen dan de langetermijneffecten. Naast kanker noemden sommigen gevolgen voor het ongeboren kind of ‘weet ik veel wat voor enge ziektes daar uit kunnen komen’ (L04). Naast effecten voor de luchtwegen werd effecten voor ogen en huid en misselijkheid en hoofdpijn één keer vermeld. Veel geïnterviewden dachten dat ouderen en kinderen relatief gevoeliger waren voor schadelijke stoffen.
62
Overige gevolgen Gevolgen voor het milieu en economische gevolgen werden veel minder benoemd en minder belangrijk geacht.
5.2.4
Maatregelen
Eigen maatregelen De meeste geïnterviewde mensen vermoedden in het geval van een grote brand in hun omgeving weg te zullen gaan. Geen van de geïnterviewden uit de buurt bij Moerdijk heeft op de dag van de brand daadwerkelijk de regio verlaten. Sommigen gaven daarbij aan dat ze de mogelijkheid niet hadden weg te gaan of dat ze achteraf gezien toch liever weg waren gegaan. ‘Ja later heb ik wel echt tegen mijzelf gezegd als er nu weer zoiets gebeurt, dan ga ik gewoon even wat kilometers.. dan ga ik even een dagje naar de zee of zo’ (L04). De maatregel ramen en deuren sluiten was bij iedereen bekend en velen zeiden dit ook zonder gecommuniceerd overheidsadvies te zullen doen. Een derde maatregel die men zelf trof of zou treffen was te wachten op informatie. Sommige geïnterviewden vertelden dat ze hierbij afhankelijk waren van de geboden informatie, terwijl anderen zeiden zelf actief te zoeken. De meeste geïnterviewden vinden dat de communicatie via meerdere kanalen zou moeten lopen, zowel via radio en televisie als via internet en (mobiele) telefoons. Enkelen noemden SMS-alert, Twitter, Facebook. Eén geïnterviewde noemde de organisatie van een persconferentie als mogelijkheid maar plaatste hierbij de kanttekening dat het geven van informatie via die weg waarschijnlijk niet snel genoeg zou zijn. De geïnterviewden uit de buurt bij Moerdijk gingen vooral zelf op zoek naar informatie omdat ze door de overheid onvoldoende met informatie werd gevoed. ‘Ik weet wel dat ik toen berichten ging volgen op de gemeentesite. Maar dat was toch wel vrij traag, …dus dan ga je verder zoeken …het was ook allemaal wel op tv en op het nieuws. Maar daar kreeg je echt gericht informatie van wat er precies gebeurde. Ja ook door de reacties denk ik van de mensen wat daaronder stond, mensen die dan daar weer op gingen reageren, dus dat vond ik wel prettig’(L02).
63
Maatregelen overheid en huldiensten Veel maatregelen moeten volgens de geïnterviewden door de overheden en de hulpdiensten worden uitgevoerd: met name de brandweer, vaak ook de GGD, de politie en de gemeente. Daarnaast noemde men het bedrijf als verantwoordelijk voor sommige maatregelen. Volgens de leken moeten een aantal maatregelen altijd en snel genomen worden. De meeste geïnterviewden noemden daarbij het meten en analyseren van gevaarlijke stoffen in de rook. Het maakt daarbij niet uit of het om woningbranden, natuurbranden of chemische branden gaat. De verwachtingen over de mogelijkheden om te meten zijn daarbij groot. Sommigen gaven aan dat de brandweer, de GGD of andere specialisten aanvullend een risico-inschatting kunnen maken. ‘Tegenwoordig meten ze micro… nano dingen… dat kunnen ze opsporen’ (L01). Crisiscommunicatie wordt niet in het bijzonder genoemd, maar men vond het wel belangrijk snel gealarmeerd te worden, duidelijk advies en informatie te krijgen (inclusief wanneer nieuwe informatie zal worden verstrekt). Ook werd de behoefte geuit om wanneer het weer veilig was daarover te worden geïnformeerd. Bij de alarmering is men afhankelijk van de overheid. De meeste geïnterviewden noemden daarvoor verschillende kanalen, zoals sirenes, geluidswagens, SMS-alert en Twitter. Over (de communicatie van) het advies in de acute fase waren de geïnterviewden uit de buurt bij Moerdijk weinig tevreden. Sommigen hadden het idee dat de sirenes in een groter gebied hadden moeten worden ingezet. ‘De sirenes zijn niet afgegaan want wij zaten ver genoeg weg was de redenatie. Dat slaat nergens op natuurlijk met een brand, want die rook die gaat trekken’ (L05). Men vertelden geen sirenes te hebben gehoord of dat de berichten van de geluidswagens niet hoorbaar waren. ‘De brandweerwagen kwam langs, ik denk wat zouden die te vertellen hebben? En ik moest buiten aan de weg gaan staan om te horen dat ze rondriepen dat ik binnen moest blijven. En dat vond ik een beetje knullig’ (L01). Daarnaast vond men dat de berichten onvolledig en de maatregelen onvoldoende waren of dat er geëvacueerd had moeten worden. ‘Een hoop mensen hebben airco of een afsluitsysteem, die blijven allemaal binnen, allemaal ramen en deuren dicht, niemand komt er op om het uit te zetten’ (L01).
64
‘Maar als een hele chemische fabriek ontploft, dan is daar geen houvast meer, voor niemand niet. Dus dan moet je gewoon als basis zeggen alles wat daar echt in de buurt is moet weg. En wat er aan de zijkanten zit dat kan zijn ramen en deuren dicht houden’ (L04). Sommige geïnterviewden noemden verder het onder controle houden van de brand en het afzetten van het incidentterrein. Opvallend is dat het niet per se in alle gevallen noodzakelijk werd geacht dat de brandweer zou moeten blussen, maar dat de beslissing door de omstandigheden werd bepaald. ‘Als het eenmaal in de brand staat en je geïnventariseerd hebt van nou tot hier en niet verder, nou dan zou je de rest gewoon gecontroleerd uit kunnen laten branden’ (L08). Tegelijkertijd vonden sommigen dat bij Moerdijk de brandweer te kort was geschoten: ‘Moerdijk had geen grote professionele brandweer. Dus men is een heel tijdje aan het klungelen geweest op een amateuristische manier voordat ze eigenlijk van andere delen van het land capabele mensen daar vandaan hadden, die wel wisten wat er met zo'n chemiebrand kon gebeuren’ (L03). Vertrouwen in overheidsmaatregelen Ofschoon een enkeling zei zich meer op andere bronnen of de ‘eigen intuïtie’ dan op de overheid te vertrouwen, zeiden de meeste geïnterviewden informatie van de overheid wel te vertrouwen en zeker meer dan de informatie van de massamedia. Er was echter ook veel kritiek op de informatievoorziening van de overheid. Degenen die de brand bij Moerdijk hadden meegemaakt, vonden in meerderheid dat het proces en de inhoud te wensen overlieten. ‘Alleen die rook die vrijkomt is dus al giftig, ongeacht wat voor brandstof het is, of het nou van je sigaret of niet.. het is gewoon giftig. En om dan, terwijl dus een heel groot gebied vol onder de rook ligt dan te zeggen er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen, dat werkt niet’ (L05). ‘Want het gebeurt toch een beetje te veel vind ik in Nederland dat er gezegd wordt het is niet bezwaarlijk voor de volksgezondheid. En dan hoor je een paar jaar later dat het toch een beetje tegenviel. En ja daar worden mensen niet echt gelukkig van’ (L03). ‘Ik vind het altijd zo lullig op de tv.. ik heb nog nooit iets meegemaakt dat het schadelijk was’ (L01).
65
Ook werd gesproken over inconsistente informatie en een rommelige communicatiestrategie. Er waren vele bronnen die niet goed op elkaar afgestemd waren. De meeste geïnterviewden gaven aan dat terwijl overheden en hulpdiensten hun eigen optreden als adequaat evalueerden men vermoedde dat ‘er dingen onder de pet werden gehouden’. ‘Maar ik denk dat als men zoekt naar informatie, als het nou de politie is, de brandweer of de gemeente, dat they have to be consistent. En dus dezelfde informatie geven, zodat men het gewoon.. ja zodat die andere dingetjes van het is een chemische fabriek en het is superslecht of het is slechter dan als het een ander ding.. en ik voel me onveilig of wat.. dat dat dan weg wordt genomen’ (L13). ‘Ik ben ook bang dat ze mij niet eerlijk voorlichten. Dus er zit toch een soort.. ja de overheid daar heb ik toch niet zo'n groot vertrouwen in’ (L13). ‘Maar dan in je achterhoofd dat je zegt van joh het is niet schadelijk voor de mensen, maar het was wel gevaarlijk voor mijn gevoel’ (L01). ‘De burgemeester van de gemeente was hier, eentje van de Veiligheidsregio Dordrecht en er moest eerst even gesmoesd worden van wat gaan we wel vertellen en wat gaan we niet vertellen, zo kwam het eigenlijk over. En dat was op zich.. daar hadden meerderen echt het idee... Er werd steeds gezegd van we houden niks achter, we zijn overal open in want we hebben niks te verbergen, we hebben niks met die brand te maken, dat is natuurlijk ook zo, en toch gaf het een gevoel van ja nee.. ze zeggen niet alles wat ze willen zeggen’ (L05). Alle geïnterviewden vonden dat de overheid verantwoordelijk is voor het geven van informatie. Men verschilde van mening over wie de boodschap zou moeten brengen. Burgemeester, gemeentefunctionarissen, hulpdiensten, andere overheden en deskundigen werden genoemd. ‘Burgemeester als eerste spreekbuis dat is prima, maar als daarna de specialisten ook nog een toelichting kunnen geven, dat is voor mij wel belangrijk’ (L06). ‘Ja, meestal is het een vertegenwoordiger van de politie die op televisie ….Maar in ieder geval wel een vooraanstaand persoon waarvan je kan uitgaan dat het toch wel een persoon is die de informatie als eerste heeft ontvangen, de correcte informatie en dat hij het dan vertelt. Als je.. ja als het echt zo'n grote brand is bij Cindu of de Bijlmer of in Amsterdam Noord, ik denk dat je misschien wel bepaalde mensen van het Stadsdeelkantoor in Amsterdam, of als het nog een grotere brand is dat het zelfs de burgemeester gaat worden. En als het helemaal een 66
grote is dat je misschien wel landelijk .. dat je.. ja ik weet niet, de minister van Veiligheid’ (L15). ‘Ja, nou ja, maakt niet zoveel uit, als die maar deskundig is, mensen die daar inderdaad verstand van zaken hebben’ (L12). Onder leken bestaan uiteenlopende ideeën aan de mogelijke gevolgen van en de te nemen maatregelen bij een grote brand. Een van de oorzaken van deze verschillen is of men al dan niet een bedreigend incident heeft ervaren.
5.3
Vergelijking expertmodel en lekenperspectief
In dit onderzoek is de kennis en de ideeën over oorzaken, gevolgen en maatregelen bij grote branden volgens deskundigen in het werkveld en volgens de doorsnee burger en de ervaringsdeskundigen (burgers die de brand van 2011 van Chemie Pack bij Moerdijk van dichtbij hebben meegemaakt) beschreven. Deze perspectieven worden in deze paragraaf vergeleken en de resultaten zijn gebruikt voor het aansluitende experiment. Oorzaken Er lijken geen grote verschillen van inzicht te bestaan, maar het kennisniveau van leken is op dit terrein veel kleiner dan dat van de deskundigen. Gevolgen Beide groepen noemen inademing de belangrijkste blootstellingsroute. Deskundigen zijn echter van mening dat bij de lichamelijke gevolgen vooral kortetermijneffecten van rookinhalatie de belangrijkste gevolgen zijn. De extra kans op kanker ten gevolge van een eenmalige blootstelling bij branden wordt (in vergelijking met andere risicofactoren) als uitermate laag beoordeeld. Voor leken is het meest beangstigende risico kanker te krijgen door het inademen van de gevaarlijke stoffen bij een (chemische) brand. Sommige leken vinden schade voor het ongeboren kind eveneens een langetermijneffect om rekening mee te houden. In de ogen van de doorsnee burger is het verschil in giftigheid van de rook van een chemische brand en een natuurbrand veel groter dan de blootstellingdeskundigen aangeven. Leken lijken daarbij te focussen op de intrinsieke giftigheid van een stof (naast de rook ook de bij de brand betrokken chemicaliën), terwijl deskundigen de mate van blootstelling aan verbrandingsproducten meer benadrukken. De meeste deskundigen stellen dat eventuele verschillen tussen rook van een 67
chemische brand en een natuurbrand beperkt zijn tot korte afstand van de bron, en op grotere afstand sterk zijn afgenomen. Maatregelen Op het terrein van maatregelen zijn een aantal opmerkelijke verschillen gevonden, maar ook onverwachte overeenkomsten gevonden. Een duidelijk verschil is dat de geïnterviewde deskundigen vinden dat gedetailleerde metingen voor acute advisering bij branden niet haalbaar, maar ook niet noodzakelijk zijn. In de acute fase kunnen deskundigen de risico’s voldoende beoordelen zonder beschikking te hebben over meetresultaten. Leken echter vinden wel dat er in alle gevallen gemeten moet worden om het risico te bepalen. Risicobeoordeling op basis van expertise wordt door leken als een aanvullende maar zeker niet als een vervangende maatregel gezien. Beide groepen hebben vergelijkbare ideeën over de gewenste crisiscommunicatie. Crisiscommunicatie moet snel, duidelijk en volledig zijn. Er moet gebruik worden gemaakt van meerdere kanalen, zoals radio, TV, internet en mobiele telefoons, waarbij rekening gehouden moet worden met verschillende doelgroepen, zoals ouderen en jongeren. Hoewel snelheid van groot belang is en een even zwaarwegend aspect van crisiscommunicatie is als juistheid, moet de snelheid de juistheid geen geweld aan doen. Beide groepen leggen de verantwoordelijkheid voor de communicatie bij de overheid, waarbij de leken wel meer nadruk leggen op deskundigheid van de boodschapper. Persconferenties en informatieavonden wordt door leken slechts een enkele keer genoemd, met daaraan gekoppeld dat het van beperkte waarde is vanwege de traagheid omdat er vaak weinig nieuwe informatie wordt gegeven. Het kan zijn dat overheden nog aan traditionele beproefde methoden vasthouden, omdat de veranderingen op het gebied van (crisis)communicatie niet bijgehouden worden. Een ander punt is dat het voor het publiek onduidelijk kan zijn of een nieuwsitem uitgezonden wordt door een rampenzender die door de overheid gevoed is of dat het door de media zelf is samengesteld. Ook van in de media optredende deskundigen is het onduidelijk of ze deskundig zijn op het terrein waarover ze worden geïnterviewd. Het kan aan de andere kant ook zo zijn dat actoren niet goed op de hoogte zijn van de kennis en behoeftes van het publiek en acties afstemmen op vermeende onkunde en wensen van het publiek. Een voorbeeld is dat vaak wordt verondersteld dat het de brandweer zal worden verweten als men niet blust. Dit lijkt niet het geval te zijn; er is relatief veel vertrouwen in de deskundigheid van de brandweer. Hoewel de brandweer wel eens spreekt over een ‘(water)straal voor de pers’, omdat zij veronderstelt dat pers en publiek het niet accepteren dat in sommige gevallen niet wordt 68
geblust, is dit niet het beeld dat door niet-deskundigen is geschetst. Een ander voorbeeld is dat de leken een schuldvraag niet interessant vonden, terwijl de media en politici juist dat onderwerp blijven aanroeren.
69
6. Kwantificerende vragenlijst
6.1
Methode
Door het expertmodel met het lekenperspectief te vergelijken vonden we verschillende mogelijke kennislacunes bij leken en typische lekenideeën. Voor de aanpassing van communicatie rond rook van branden is het belangrijk hoe breed deze uitkomsten worden gedeeld in de Nederlandse bevolking zodat de berichtgeving zo goed mogelijk hierop kan worden afgestemd. Om te onderzoeken hoe kenmerkend de uitkomsten zijn voor de Nederlandse bevolking hebben we een online vragenlijst samengesteld, waarin de relevante aspecten van het expert model en de overtuigingen van de leken zijn opgenomen (zie Bijlage 2). De participanten werden geworven via Flycatcher, een online consumentenpanel (20.000 deelnemers, ISO 20252 en ISO 26362 gecertificeerd) bestaand uit een representatieve deelverzameling van de Nederlandse bevolking. De steekproef werd gestratificeerd naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en regio. Dit wil zeggen dat de personen in de steekproef een representatieve afspiegeling vormen van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder wat betreft de genoemde kenmerken. De deelnemers ontvingen voor het mee doen aan het onderzoek kredietpunten ter waarde van €0. 83 die ingewisseld konden worden voor cadeaus. De vragenlijst bevatte 17 kennisstellingen, waarvan 12 aan het expertmodel waren ontleend en 5 aan het lekenperspectief (Tabel 6.1). De stellingen konden worden beantwoord met een van de volgende antwoordcategorieën: ‘zeker onwaar’, ‘waarschijnlijk onwaar’, ‘weet niet’, ‘waarschijnlijk waar’ en ‘zeker waar’. De responses op de stellingen zijn weergegeven in een frequentietabel. Verder is geanalyseerd of er een samenhang tussen de responses op de stellingen en verschillende persoonskenmerken. Getoetst werd of er verschillen waren tussen deelnemers die een grote brand hadden meegemaakt en zij nog nooit een brand hadden meegemaakt, mannen en vrouwen, hoog en laag opgeleiden, en of er een samenhang was tussen de mate van instemming en de leeftijd . Naast de kennisstellingen werden de volgende vragen voorgelegd: ‘Zijn sommige mensen gevoeliger voor schadelijke stoffen in de rook van branden dan anderen?’, ‘Wat zijn volgens u de belangrijkste lichamelijke gevolgen door het inademen van rook van branden?’ en ‘Hoe zou u zelf bij een grote brand in uw omgeving geïnformeerd willen worden?’
70
Tabel 6.1: Aspecten van het expertmodel en het lekenperspectief
Stellingen met de aanduiding E geven aspecten van het expert model weer, waarbij een * betekent dat de stelling tegengesteld is aan de mening van de deskundigen. Typische lekenuitspraken worden aangeduid met een L. A. Grote branden in het algemeen 1
De meeste grote branden in Nederland ontstaan door menselijke fouten
E
2
Gecontroleerd uit laten branden is vaak beter dan blussen
E
3
Witte rook is minder schadelijk voor de gezondheid dan zwarte rook
L
4
Of rook van brand de gezondheid aantast, hangt vooral af van de hoeveelheid rook die ingeademd wordt
E
5
De concentratie van schadelijke stoffen in de rook neemt snel af met de afstand tot de brand
E
6
Of er schadelijke stoffen zitten in neergedaalde roetdeeltjes kan dezelfde dag bekend zijn
E*
7
Mensen houden soms lang klachten na het inademen van rook
L
8
Metingen in de rook geven duidelijkheid over het risico voor de gezondheid
E*
9
Bij een grote brand moet de burgemeester zorgen voor de communicatie met de bevolking
E
B. Grote natuurbranden 1
Branden in natuurgebieden ontstaan vooral door natuurlijke oorzaken, zoals blikseminslag en broei
E
2
De rook van een bosrand is even schadelijk als de rook van een brand met chemische stoffen
E
3
De kans op kanker door het inademen van rook van een bosbrand is groot
E*
4
Ook op grote afstand van een natuurbrand is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid
E*
C. Grote branden met chemische stoffen 1
Bij een brand met chemische stoffen moet er direct op schadelijke stoffen in de rook worden gemeten
L
2
Een deskundige kan zonder metingen inschatten wat de schade voor de gezondheid is bij een brand met chemische stoffen
E
3
De kans op kanker door het inademen van rook van een brand met chemische stoffen is groot
L
4
Ook op grote afstand van een brand met chemische stoffen is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid
L
6.2
Resultaten
Tussen 25 april en 3 mei 2013 hebben 437 van de 667 uitgenodigde participanten de vragenlijst volledig en correct ingevuld (response 65.5%). Ten opzichte van de Nederlandse bevolking zijn mannen (54% vs. 49%), 50+-ers (52% vs. 44%), en mensen uit Zuid-Nederland (35% vs. 24%) iets oververtegenwoordigd in de steekpoef. Iets minder dan een derde van de participanten af aan eerder een grote brand te hebben meegemaakt (zie Tabel 6.2).
71
Tabel 6.2 Karakteristieken participanten
Gem ± SD (range) N (%) Geslacht
437 (100)
Man
234 (53,5)
Leeftijd [jaar] Grote brand meegemaakt
49,0 ± 16,0 (18-85) 119 (27,2)
Opleidingsniveau Laag: Basis onderwijs, LBO,
154 (35,2)
MAVO Middel: MBO, HAVO, VWO
175 (40,0)
Hoog: HBO, WO
108 (24,7)
Provincie Drenthe
7 (1,6)
Flevoland
13 (3,0)
Friesland
15 (3,4)
Gelderland
45 (10,3)
Groningen
13 (3,0)
Limburg
42 (9,6)
Noord-Brabant
85 (19,5)
Noord-Holland
52 (11,9)
Overijssel
26 (5,9)
Utrecht
40 (9,2)
Zeeland
20 (4,6)
Zuid-Holland
79 (18,1)
De antwoorden op de stellingen over grote branden staan in Tabel 6.3. De ideeën over de oorzaken van branden wijken nauwelijks af van de meningen van deskundigen. Een meerderheid van de participanten dacht dat de meeste grote branden in Nederland ontstaan door menselijke oorzaken (81,3% stelling A.1) en dat de meeste natuurbranden niet door natuurlijke oorzaken ontstaan(63,2% stelling B.1).
72
6.3 Stellingen over grote branden (n=437)*
A. Algemeen
Zeker
Waarschijnlijk
Weet
Waarschijnlijk
Zeker
Onwaar
onwaar
niet
Waar
waar
3 (0,7)
23 (5,3)
56 (12,8)
307 (70,3)
48 (11,0)
13 (3,0)
74 (16,9)
156 (35,7)
165 (37,8)
29 (6,6)
54 (12,4)
109 (24,9)
137 (31,4)
122 (27,9)
15 (3,4)
1.
De meeste grote branden in Nederland ontstaan door menselijke fouten. (E)
2.
Gecontroleerd uit laten branden is vaak beter dan blussen. (E)
3.
Witte rook is minder schadelijk voor de gezondheid dan zwarte rook. (L)
4.
Of rook van brand de gezondheid aantast, hangt vooral af van de hoeveelheid rook die ingeademd wordt. (E)
29 (6,6)
86 (19,7)
23 (5,3)
216 (49,4)
83 (19,0)
5.
De concentratie van schadelijke stoffen in de rook neemt snel af met de afstand tot de brand. (E)
18 (4,1)
91 (20,8)
86 (19,7)
200 (45,8)
42 (9,6)
6.
Of er schadelijke stoffen zitten in neergedaalde roetdeeltjes kan dezelfde dag bekend zijn. (E*)
11 (2,5)
46 (10,5)
77 (17,6)
217 (49,7)
86 (19,7)
7.
Mensen houden soms lang klachten na het inademen van rook. (L)
0 (0,0)
7 (1,6)
55 (12,6)
228 (52,2)
147 (33,6)
8.
Metingen in de rook geven duidelijkheid over het risico voor de gezondheid. (E*)
3 (0,7)
18 (4,1)
39 (8,9)
249 (57,0)
128 (29,3)
9.
Bij een grote brand moet de burgemeester zorgen voor de communicatie met de bevolking. (E)
3 (0,7)
10 (2,3)
30 (6,9)
136 (31,1)
258 (59,0)
B. Natuurbranden 1.
Branden in natuurgebieden ontstaan vooral door natuurlijke oorzaken, zoals blikseminslag en broei. (E)
55 (12,6)
221 (50,6)
45 (10,3)
96 (22,0)
20 (4,6)
2.
De rook van een bosbrand is even schadelijk als de rook van een brand met chemische stoffen. (E)
82 (18,8)
221 (50,6)
59 (13,5)
67 (15,3)
8 (1,8)
3.
De kans op kanker door het inademen van rook van een bosbrand is groot. (E*)
14 (3,2)
125 (28,6)
216 (49,4)
77 (17,6)
5 (1,1)
4.
Ook op grote afstand van een natuurbrand is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid. (E*)
11 (2,5)
100 (22,9)
128 (29,3)
184 (42,1)
14 (3,2)
1 (0,2)
2 (0,5)
13 (3,0)
96 (22,0)
325 (74,4)
48 (11,0)
101 (23,1)
73 (16,7)
174 (39,8)
41 (9,4)
C. Branden met chemische stoffen 1.
Bij een brand met chemische stoffen moet er direct op schadelijke stoffen in de rook worden gemeten. (L)
2.
Een deskundige kan zonder metingen inschatten wat de schade voor de gezondheid is bij een brand met chemische stoffen. (E)
3.
De kans op kanker door het inademen van rook van een brand met chemische stoffen is groot. (L)
2 (0,5)
17 (3,9)
81 (18,5)
221 (50,6)
116 (26,5)
4.
Ook op grote afstand van een brand met chemische stoffen is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid. (L)
2 (0,5)
16 (3,7)
52 (11,9)
250 (57,2)
117 (26,8)
* Stellingen met een aanduiding E zijn aspecten van het expert model, waarbij een * betekent dat de stelling tegengesteld is aan de mening van de deskundigen. Typische lekenuitspraken worden aangeduid met een L.
73
Ook verschilden de meerderheid van de leken en deskundigen niet van mening over sommige gevolgen van branden. Zo dacht 55,4% dat de concentratie van schadelijke stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand (stelling A.5) en 68,4% dat het vooral afhangt van de hoeveelheid rook die ingeademd wordt of rook van brand de gezondheid aantast (stelling A.4). Een ruime meerderheid (90,1%) dacht ook dat bij grote branden de burgemeester moet zorgen voor communicatie met de bevolking (stelling A.9: 90,1%). Andere ideeën van leken weken wel af van meningen van deskundigen. Zo dacht een slechts 17.2% van de participanten dat rook van een bosbrand even schadelijk was als rook van een brand met chemische stoffen (stelling B.2). Velen dachten dat de rook van een natuurbrand (stelling B.4, 45,3%) of van een brand met chemische stoffen (stelling C.4, 84,0%) ook op grote afstand vaak nog schadelijk is voor de gezondheid. Een tweede voorbeeld is het ontwikkelen van kanker na het inademen van rook. Deskundigen beoordelen de kans op het ontstaan van kanker na het inademen van rook van een brand als uiterst klein. Toch geeft slechts 31.8% van de participanten aan niet eens te zijn met de stelling dat de kans op kanker bij een natuurbrand groot is en de helft (49,1%) niet te weten of de kans groot is (stelling B.3). De kans bij rook van een brand met chemische stoffen wordt zelfs door maar 4.4% niet als groot beoordeeld (stelling C.3). Het typische lekenidee dat witte rook minder schadelijk is dan zwarte rook (stelling A.3) werd door 31.3% als (waarschijnlijk) waar geacht. Een ander duidelijk verschil tussen leken en deskundigen betrof de mogelijkheden en de noodzaak van het doen van metingen en analyses. Van de participanten verwacht 69,4% dat de analyses van neergeslagen roetdeeltjes binnen een dag bekend kunnen zijn (stelling A.6) en 86,3% dat metingen in de rook duidelijkheid geven over de gezondheidsrisico’s (stelling A.8). Bij een brand met chemische stoffen moet er volgens 96,4% zelfs direct op schadelijke stoffen in de rook worden gemeten (stelling C.1). Personen die naar eigen zeggen een brand van dichtbij hadden meegemaakt beantwoordden de stelling dat branden in natuurgebieden vooral door natuurlijke oorzaken ontstaan vaker als waar en stellingen als ‘bij een brand met chemische stoffen moet er direct op schadelijke stoffen in de rook worden gemeten’ minder vaak als waar dan personen die niet een brand van dichtbij hebben meegemaakt. Bij geen van de 17 stellingen was er een verschil in de manier waarop mannen antwoorden en vrouwen. Personen met een laag opleidingsniveau beantwoordden de stellingen dat witte rook minder schadelijk voor de gezondheid is dan zwarte rook , dat vooral ingeademde hoeveelheid rook bepaalt of de gezondheid wordt aangetast, dat dezelfde dag bekend kan zijn of er schadelijke stoffen in neergedaalde roetdeeltjes zitten en dat branden in natuurgebieden vooral door 74
natuurlijke oorzaken ontstaan vaker als waar. De stellingen dat de concentratie van schadelijke stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand beantwoordden zij vaker ontkennend dan hoogopgeleiden. Oudere mensen vonden vaker dan jongere mensen dat gecontroleerd uit laten branden vaak beter is dan blussen, dat vooral de hoeveelheid ingeademde rook bepaalt of de gezondheid wordt aangetast, dat de concentratie van schadelijke stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand, dat het dezelfde dag bekend kan zijn dat er schadelijke stoffen in neergedaalde roetdeeltjes zitten en dat metingen in de rook duidelijkheid geven over het risico voor de gezondheid. De vraag of sommige mensen gevoeliger zijn voor schadelijke stoffen in de rook van branden werd door 324 (74,1%) bevestigend beantwoord. Participanten noemden daarbij longaandoeningen (62,0%), kinderen en/of ouderen (13,0%), een zwakke gezondheid (8,2%), allergische aandoeningen (3,4%) en hart- en vaatziekten (1,8%). In tabel 6.4 staan de belangrijkste lichamelijke gevolgen die genoemd werden. Voorbijgaande irritatie wordt door de participanten het vaakst vermeld. Ook de gevolgen voor de lange termijn (schade ongeboren kind en kanker) worden door de participanten vaak genoemd. In de categorie ‘anders’ (2,1%) zijn behalve duizeligheid (1) en het verliezen van het bewustzijn (1) geen andere lichamelijke gevolgen genoemd dan de al in de categorieën 1 t/m 8 genoemde gevolgen. Tabel 6.4 Wat zijn volgens u de belangrijkste lichamelijke gevolgen door het inademen van rook van branden (meerdere opties)?
Gevolgen 1. Voorbijgaande irritatie aan ogen en luchtwegen
381 (87,2)
2. Blijvende klachten van de luchtwegen
331 (75,7)
3. Darmklachten
24 (5,5)
4. Allergie
60 (13,7)
5. Hartklachten
82 (18,8)
6. Hoofdpijn
341 (78,0)
7. Kanker
181 (41,4)
8. Gezondheidsschade ongeboren kind
139 (31,8)
9. Anders nl …
9 (2,1)
De meeste participanten gaven aan op meerdere manieren geïnformeerd over een grote brand in de omgeving te willen worden (Tabel 6.5). Een ruime meerderheid zou zeker geïnformeerd willen worden via sirenes en geluidswagens, via de officiële rampen- of crisiszender op radio en TV, via de mobiele 75
telefoon, maar daarnaast ook via de reguliere media.. Ongeveer 1 op de 5 deelnemers (80) wilde ook nog anders geïnformeerd worden, maar daarbij noemden slechts 25 (van de 80) een ander kanaal. Zij wilden geïnformeerd worden: per email (8), persoonlijk, via buurtgenoten of deskundigen (5), via een speciale smartphone app (3), via de vaste telefoon (2), via teletekst (2), of door middel van huis-aanhuis brieven (2).
76
Tabel 6.5 Hoe zou u zelf bij een grote brand in uw omgeving geïnformeerd willen worden?
Zeker niet
Misschien
Zeker wel
30 (6,9)
110 (25,2)
297 (68,0)
4 (0,9)
76 (17,4)
357 (81,7)
15 (3,4)
88 (20,1)
334 (76,4)
Door zelf informatie te zoeken via internet en op sociale media (zoals Twitter)
111 (25,4)
178 (40,7)
148 (33,9)
Door zelf te bellen officiële publieksinformatienummer voor deze brand
178 (40,7)
194 (44,4)
65 (14,9)
30 (6,9)
165 (37,8)
242 (55,4)
116 (26,5)
171 (39,1)
150 (34,3)
51 (11,7)
234 (53,5)
152 (34,8)
Via mijn mobiele telefoon (NL-alert) Via sirenes en geluidswagens Door informatie van de officiële rampen- of crisiszender op TV of radio
Via verslaggevers in de media (TV) Via berichten in de krant Via een voorlichtingsbijeenkomst Anders nl.
6.3
80 (18,3)
Discussie
De resultaten van het onderzoek met de kwantificerende vragenlijst bevestigen grotendeels de resultaten van de lekeninterviews.. De hypothese dat leken de gezondheidsrisico’s van rook van een brand met chemische stoffen groter inschatten dan die van rook van een natuurbrand werden zowel in de interviews als in het vragenlijstonderzoek gevonden. Verder hebben niet-deskundigen hoge verwachtingen over de snelheid van metingen en analyses en de mogelijkheid om meetresultaten te vertalen in gezondheidsrisico’s. Een derde bevinding is dat een aanzienlijk deel van de deelnemers de kans op het ontstaan van kanker na het inademen van rook groot vinden. Dat aantal is nog veel groter in geval van rook van branden met chemische stoffen. Niet-deskundigen weten over het algemeen wel dat de mate waarin rook van brand de gezondheid aantast vooral afhangt van de hoeveelheid rook die wordt ingeademd én dat de concentratie van schadelijke stoffen in de rook snel afneemt met de afstand tot de brand. Maar ze geloven tegelijkertijd ook dat rook van branden ook op grote afstand vaak nog schadelijk is voor de gezondheid. Voor de interpretatie van de resultaten dient rekening gehouden te worden met de beperkingen van online vragenlijst onderzoek. Groepen in de samenleving die digibeet zijn of beperkte toegang tot het internet hebben zijn niet vertegenwoordigd in het panel. In tegenstelling tot interviews zijn de meeste vragen gesloten en daardoor niet geschikt voor het achterhalen van spontane reacties. Bovendien is ook onduidelijk of mensen een vraag goed hebben beroepen en hoe hun antwoorden geïnterpreteerd moeten worden.
77
De resultaten wijzen op een gebrek van kennis en onzekerheid over bepaalde aspecten van rook bij banden. Naast het gebrek aan technische kennis zoals de mogelijkheden en het nut van het doen van metingen en inzicht in de relatie tussen concentratie van stoffen, afstand tot de brand en de schadelijkheid, hebben veel deelnemers het idee dat de kans op kanker door het inademen van rook groot is. Bovendien acht men die kans veel groter bij branden met chemische stoffen dan bij natuurbranden. De meeste mensen verkrijgen hun informatie het liefst van verschillende media zowel via sirenes en geluidswagens en de officiële rampen- of crisiszender op radio en TV als via de mobiele telefoon en de reguliere media. Op basis van de uitkomsten kunnen een aantal adviezen worden geformuleerd voor het verbeteren van de informatie. Ten eerste pleiten de resultaten ervoor duidelijkheid te geven over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het doen van metingen. Ten tweede zouden mensen baat kunnen hebben bij een heldere uitleg over wat de afstand tot de brand precies betekent in termen van concentratie. En ten derde zou risico op het ontstaan van kanker in de berichtgeving aan de orde moeten komen. In de huidige berichtgeving bij branden is het niet gebruikelijk om over de mogelijkheid van kanker na blootstelling aan rook te spreken. Tegelijkertijd hebben leken hier weinig kennis over, maar maakt men zich er wel zorgen over. Er bestaat hierdoor een behoefte aan informatie.
78
7. Onderzoek met standaard- en experimentele berichten
Naast het toetsen van lekenkennis en ideeën over rook bij branden onder de Nederlandse bevolking werd in het online panel een aantal verschillende informatieberichten getoetst.
7.1
Methode
De participanten werd een van de beide volgende brandscenario’s voorgelegd: 1) een brand in een industriegebied met chemische stoffen of 2) een brand in een natuurgebied. Scenario 1 werd gevolgd door één van vijf bijbehorende berichten (I, II, III, IV of V) en scenario 2 door bericht VI (Bijlage 3). De berichten werden random toebedeeld (Tabel 7.1). De informatieboodschappen werden opgesteld door deskundige voorlichters van de Hulpverleningsdienst Groningen. De participanten werd na het lezen ven de informatieboodschappen gevraagd hun oordeel aan te geven over aspecten als betrouwbaarheid van de gegeven informatie, de risicobeleving bij het incident, de intenties voor het eigen handelen bij een dergelijke brand, en over de te volgen maatregelen (Bijlage 2). Tabel 7.1 Karakteristieken participanten
Participanten N (%) Geslacht
437 (100)
Man
234 (53,5)
Leeftijd [jaar]
49,0 ± 16,0 (18-85)
Informatieboodschap I
Standaard
71 (16,2)
II
Alle rook is schadelijk
73 (16,7)
III
Alle rook is schadelijk + meting
72 (16,5)
IV
Uiterst kleine kans op kanker
74 (16,9)
V
Kans op kanker- enkele sigaretten
74 (16,9)
VI
Natuurbrand alle rook is schadelijk
73 (16,7)
Bericht I (‘standaardbericht’) In de berichtgeving rondom incidenten met chemische stoffen wordt zowel door de overheid als in de media de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ nogal eens gebruikt. Daarnaast 79
worden vaak aspecten genoemd als: ‘het is (nog) niet duidelijk welke stoffen er bij de brand betrokken zijn’, ‘meetploegen van de brandweer meten of er bij de brand gevaarlijke stoffen vrijkomen’ en ‘de brandweer adviseert ramen en deuren te sluiten’. Hoewel er geen formeel standaardbericht bestaat zijn de bovenstaande elementen gebruikt om een ‘standaardbericht’ (bericht I) samen te stellen.
Bericht II (‘blijf uit de rook’) Uit eerdere studies is naar voren gekomen dat er geen aanwijzingen zijn dat rook van branden in chemische bedrijven grotere gezondheidsproblemen veroorzaakt dan rook van andere typen branden. In een aantal veiligheidsregio’s, zoals Groningen worden al alternatieve berichten gebruikt. Het gaat daarbij meestal om berichten die de boodschap ‘blijf uit de rook, want alle rook is schadelijk’ bevatten. Bericht II is op deze alternatieve informatieboodschap gebaseerd.
Bericht III, IV en V Bericht II is als basis gebruikt voor drie experimentele berichten. De extra ingrediënten voor deze experimentele berichten zijn gebaseerd op twee opvallende verschillen tussen expertmodel en lekenperspectief. Het eerste verschil was dat leken het idee hebben dat de mogelijkheden om door metingen de samenstelling van de rookwolk te achterhalen zeer groot zijn, terwijl de waarde van metingen door deskundigen als zeer beperkt werd beoordeeld. Een tweede verschil is de kans op het ontwikkelen van kanker ten gevolge van het inademen van rook van een brand met chemische stoffen. Een typisch lekenidee is dat de kans op het krijgen van kanker groot is, terwijl dit aspect in de crisiscommunicatie bij branden met gevaarlijke stoffen niet wordt benoemd. •
In bericht III is de aanvulling ten opzichte van bericht II een vermelding van een volgens deskundigen realistische meting op een later moment.
•
In bericht IV is de aanvulling ten opzichte van bericht II extra informatie over de uiterst geringe kans op het ontstaan van kanker.
•
Bericht V is gelijk aan bericht IV, met de toevoeging dat de geringe kans op het ontwikkelen van kanker vergelijkbaar is met de kans op het krijgen van kanker na het roken van enkele sigaretten. 80
Bericht VI (‘natuurbrand: blijf uit de rook’) Bericht VI is gelijk aan bericht II maar heeft betrekking op het natuurbrandscenario in plaats van een brand met chemische stoffen.
Hypotheses en analyses Bij de start van dit onderzoek gingen we ervan uit dat de gangbare berichtgeving (bericht I) bij branden tegenstrijdig kan overkomen en weinig vertrouwen in het bericht en de berichtgevers opwekt. We verwachtten dat de informatie van het ‘blijf uit de rook’-bericht (II) in vergelijking met de huidige praktijk (bericht I) vaker als betrouwbaar én minder vaak als tegenstrijdig zou worden beoordeeld. Mogelijk is de risicobeleving daardoor bij bericht II ook lager. Verder vergelijken we het ‘blijf uit de rook’-bericht (II) met de uitgebreidere varianten III, IV en V. In de vergelijking met bericht III analyseren we of de extra informatie over metingen invloed heeft op aspecten als betrouwbaarheid en risicobeleving en de informatiebehoefte. In de vergelijking met berichten IV en V onderzoeken we of de extra informatie over kanker invloed heeft op aspecten als betrouwbaarheid en risicobeleving. Door bericht IV en V te vergelijken zullen we ook analyseren of de informatie over de zeer geringe kans op kanker wordt verduidelijkt door het te vergelijken met het roken van enkele sigaretten. Daarnaast hadden we de veronderstelling dat de risicobeleving bij rook van branden met chemische stoffen veel groter zou zijn dan bij rook van natuurbranden, terwijl volgens deskundigen de risico’s nauwelijks verschillen. Daarom verwachten we een lagere risicobeleving in het natuurbrandscenario’s wanneer de berichtgeving hetzelfde is. De risicobeleving zal bij bericht VI dus waarschijnlijk lager zijn dan bij bericht II. Verschillen in de evaluatie van de gegeven informatie, de risicobeleving bij het incident, de intenties, en de te volgen maatregelen tussen de zes verschillende informatieboodschappen werden onderzocht met een variantieanalyse (ANOVA) SPSS 20 (1989, 2011) en als significant beoordeeld wanneer p ≤ 0.05.
81
7.2
Resultaten
In tabel 7.2 is weergegeven hoe de participanten de gelezen informatie evalueerden. Bericht II (‘blijf uit de rook’) wordt in vergelijking met het ‘standaardbericht’ (bericht I) vaker betrouwbaar, geloofwaardig, en minder vaak tegenstrijdig gevonden. Echter, bericht II wordt ook minder vaak geruststellend geacht dan bericht I. Participanten die bericht III hadden gelezen, beoordeelden de positieve aspecten van de informatie (volledig, betrouwbaar, geruststellend, duidelijk en geloofwaardig) gemiddeld hoger en het negatieve aspect (tegenstrijdig) gemiddeld lager dan participanten die bericht II lazen, deze verschillen zijn echter niet significant (.11 < p < .14). De berichten IV en V werden wel significant vaker geruststellend en duidelijk gevonden dan II. De beoordeling van de berichten IV en V verschilden op geen van de aspecten. Zoals verwacht werd ook het bericht bij het natuurbrand scenario (bericht VI) eerder als duidelijk en geruststellend ervaren dan bericht II. In tabel 7.3 is weergegeven hoe de participanten het gezondheidsrisico van de verschillende informatieberichten beoordeelden. Het gezondheidsrisico werd na het lezen van bericht II in vergelijking met bericht I vaker beoordeeld als groot, onzeker, beangstigend en zorgwekkend. De verschillen in risicobeleving tussen bericht II en III waren gering. De participanten zagen het risico bij de berichten IV en V eerder als klein, niet beangstigend en niet zorgwekkend dan bij bericht II. Onderling, tussen berichten IV en V, was er geen verschil in risicobeleving. Gezondheidsrisico’s werden bij bericht II ook eerder als groot, beangstigend en zorgwekkend beoordeeld dan bij bericht VI. In tabel 7.4 –7.7 is achtereenvolgens weergeven: de geanticipeerde eigen handelingen, wat men vindt dat er moet gebeuren, hoe men zich in een dergelijke situatie zou voelen, en wat men van de informatie vindt. Er zijn bij de verschillende informatieboodschappen geen significante verschillen in het geanticipeerde eigen handelen van de participanten gevonden (Tabel 7.4).
82
Tabel 7.2 Wat vindt u van de informatie in het bericht dat u zojuist gelezen hebt?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit de rook
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand –
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
blijf uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Volledig
3,5 (0,8)
3,4 (0,9)
3,6 (0,8)
3,5 (0,9)
3,6 (0,8)
Betrouwbaar
3,5 (0,7)**
3,8 (0,6)
3,9 (0,7)
3,7 (0,7)
Geruststellend
3,1 (0,9)**
2,7 (0,9)
3,0 (0,9)
Duidelijk
3,6 (0,7)
3,6 (0,8)
Geloofwaardig
3,4 (0,8)**
Tegenstrijdig
2,9 (0,9)**
De informatie is
1
1
ANOVA
F-waarde
p-waarde
3,5 (1,0)
1.107
.36
3,8 (0,6)
3,7 (0,7)
3.410
.005
3,3 (0,9)**
3,3 (0,9)**
3,1 (0,8)*
4.448
.001
3,8 (0,8)
4,0 (0,5)**
3,9 (0,7)*
3,9 (0,7)**
3.102
.009
3,8 (0,8)
3,9 (0,6)
3,8 (0,7)
3,8 (0,7)
3,8 (0,7)
3.905
.002
2,4 (0,7)
2,3 (0,7)
2,4 (0,7)
2,4 (0,8)
2,4 (0,7)
5.143
<.001
schaal: 1 (helemaal mee oneens) – 5 (helemaal mee eens)
* p<.05, ** p<.01 Significant verschillend van bericht II Noot: Er zijn geen significante verschillen tussen IV en V
Tabel 7.3 Hoe ziet u het gezondheidsrisico van deze brand?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit de
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand –
rook
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
blijf uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Erg klein- erg groot
4,5 (1,4)**
5,6 (1.0)
5,3 (1,4)
4,7 (1,5)**
4,4 (1,5)**
4,3 (1,4)**
Onzeker- zeker
3,7 (1,5)*
4,3 (1,7)
4,2 (1,8)
4,3 (1,5)
4.0 (1,4)
Erg beangstigend- niet beangstigend
3,8 (1,4)*
3,2 (1,3)
3,3 (1,5)
3,8 (1,4)**
Goed voor te stellen – moeilijk voor te stellen
3,5 (1,4)
3,1 (1,5)
3,1 (1,4)
Niet zorgwekkend- erg zorgwekkend
4,5 (1,4)**
5,3 (1,1)
5,1 (1,3)
Het gezondheidsrisico is:
1
1
schaal: 1 – 7
* p<.05, ** p<.01 Significant verschillend van bericht II Er zijn geen significante verschillen tussen bericht tussen IV en V
ANOVA
F
p-waarde 10.420
<.001
4,1 (1,2)
1.613
.16
4.0 (1,5)**
4,1 (1,5)**
5.068
<.001
3.0 (1,2)
3,3 (1,5)
3,4 (1,4)
1.586
.16
4,6 (1,4)**
4,3 (1,5)**
4,1 (1,5)**
8.494
<.001
Tabel 7.4 Wat zou u in deze situatie doen?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit de
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand – blijf
ANOVA
rook
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
In deze situatie … 1
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
ga ik naar de brand toe om kijken
1,5 (0,7)
1,4 (0,8)
1,4 (0,7)
1,5 (0,7)
1,3 (0,6)
1,5 (0,7)
.800
.55
probeer ik (met de auto) zover mogelijk uit de
2,6 (1,2)
2,7 (1,2)
2,7 (1,1)
2,7 (1,2)
2,7 (1,2)
2,5 (1,1)
.332
.89
blijf ik binnen en sluit ramen en deuren.
4,5 (0,7)
4,3 (0,9)
4,4 (0,9)
4,3 (0,9)
4,4 (0,7)
4,2 (0,9)
.869
.50
volg ik de adviezen van de brandweer op.
4,6 (0,7)
4,6 (0,8)
4,6 (0,7)
4,6 (0,6)
4,6 (0,5)
4,6 (0,6)
.300
.91
F
p-waarde
buurt te komen.
1
schaal: 1 (zeker niet) – 5 (zeker wel)
Er zijn geen significante verschillen tussen bericht I en II, en tussen II en III, II en IV, II en V, IV en V en II, en VI.
Er zijn geen verschillen in mening over wat er zou moeten gebeuren zijn na het lezen van bericht II en na het lezen van bericht I (Tabel 7.5). Ook tussen bericht II en III, tussen II en IV, en tussen II en V zijn de verschillen niet significant. We vonden wel verschillen tussen bericht II en bericht VI (natuurbrand scenario). In vergelijking met bericht II vinden participanten bij bericht VI minder vaak dat er snel gemeten en geïnformeerd moet worden en minder vaak dat de burgemeester de bevolking moet informeren. Tussen bericht I en II en tussen II en III, II en IV, en II en V en IV en V werden geen significante verschillen gevonden (Tabel 7.6). Bij de informatieboodschap over natuurbranden (bericht VI) waren zorgen over irritatie, de schadelijkheid van de neergedaalde deeltjes en de gezondheid over een aantal jaren significant lager vergeleken met bericht II.
Tabel 7.5 Wat zou er volgens u in deze situatie moeten gebeuren?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit de
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand –
rook
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
blijf uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
In deze situatie … 1
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
moet de brandweer de brand zo snel mogelijk
4,0 (0,8)
3,9 (0,8)
4,0 (0,9)
3,9 (0,8)
4,0 (0,8)
3,9 (0,8)
4,4 (0,6)
4,3 (0,6)
4,3 (0,7)
4,3 (0,7)
4,2 (0,7)
4,5 (0,6)
4,4 (0,6)
4,4 (0,6)
4,4 (0,6)
4,2 (0,8)
4,2 (0,7)
4,2 (0,8)
4,2 (0,7)
ANOVA
F
p-waarde .195
.96
3,9 (0,9)**
4.952
<.001
4,4 (0,6)
4,0 (0,9)**
4.674
<.001
4,1 (0,8)
3,7 (0,9)**
4.665
<.001
blussen. moeten er binnen een uur metingen (in de rook) gedaan worden. moet de overheid mij snel en volledig informeren over de schadelijke stoffen in de rook. moet de burgemeester de bevolking informeren. 1
schaal: 1 (helemaal mee oneens) – 5 (helemaal mee eens)
** p<.01 Significant verschillend van bericht II Er zijn geen significante verschillen tussen IV en V
Tabel 7.6 Hoe zou u zich in deze situatie voelen?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand –
de rook
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
blijf uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
voel ik mij binnenshuis veilig
3,6 (0,8)
3,5 (0,9)
3,6 (1,0)
3,7 (0,9)
3,7 (1,0)
3,8 (0,8)
maak ik me zorgen over irritatie aan mijn
3, 4 (1,0)
3,4 (1.0)
3,4 (1,0)
3,4 (0,9)
3,3 (0,9)
3,6 (0,9)
3,7 (0,8)
3,8 (1,0)
3,8 (0,8)
3,2 (1,1)
3,2 (1,0)
3,1 (1,2)
3,2 (1,1)
In deze situatie …
1
ANOVA
F
p-waarde .763
.58
2,9 (1,1)**
2.465
.03
3,5 (1,0)
3,2 (1,1)**
3.712
.003
3,1 (1,1)
2,6 (1,1)*
3.131
.009
luchtwegen en ogen. maak ik me zorgen over de schadelijkheid van neergedaalde roetdeeltjes maak ik me vooral zorgen over mijn gezondheid over een aantal jaren. 1
schaal: 1 (zeker niet) – 5 (zeker wel)
** p<.01 Significant verschillend van bericht II Er zijn geen significante verschillen tussen IV en V
88
Er werden geen verschillen gevonden tussen berichten I en II wat betreft het vertrouwen in informatie en de behoefte informatie (Tabel 7.7). Tussen bericht II en III vonden we drie marginaal significante verschillen. Participanten die bericht III lazen, dachten minder vaker dat de overheid informatie achterhoudt (p =.08) dan participanten die bericht II lazen maar wilden wel vaker weten wat voor stoffen er in de rook zitten (p =.08) en wat de kans op kanker was (p =.06). Bij bericht VI werd minder vaak gedacht dat de overheid informatie achterhoudt dan bij bericht II. In vergelijking met bericht IV wordt bij het bericht V (waarin de kans op kanker vergeleken wordt met het roken van een enkele sigaretten) minder vaak gevonden dat de overheid informatie achterhoudt, wordt het meeste vertrouwd op de informatie die de overheid geeft, en wordt minder vaak een update verwacht (al was dit laatste verschil slechts marginaal significant, p=.07). Bij de natuurbrand (bericht VI) vinden de participanten minder vaak dat de overheid informatie achterhoudt en is er minder behoefte aan extra informatie dan bij bericht II.
Tabel 7.7 Wat vindt u van de informatie in deze situatie?
Informatiebericht Standaard
Blijf uit de
Blijf uit de rook
Kans op kanker
Kans vergelijkbaar
Natuurbrand –
rook
+ meting
uiterst klein
met sigarettenrook
blijf uit de rook
I
II
III
IV
V
VI
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
Gem (SD)
denk ik dat de overheid informatie achterhoudt.
2,8 (0,8)
3,1 (0,7)
2,8 (1,0)
2,9 (0,9)Δ
2,6 (0,8)**
2,6 (0,8)**
3.698
.003
wil ik weten wat voor stoffen er zitten in de rook.
4,1 (0,7)
4,0 (0,8)
4,2 (0,7)
4,0 (0,7)
4,0 (0,7)
3,7 (0,9)*
3.924
.002
wil ik weten wat de kans is dat ik door de rook kanker
3,7 (0,8)
3,6 (1,0)
3,9 (0,9)
3,6 (1,05)
3,6 (0,9)
3,3 (1,0)*
3.326
.006
wil ik een regelmatige update van de situatie krijgen.
4,2 (0,6)
4,3 (0,6)
4,3 (0,6)
4,3 (0,6)
4,1 (0,8)
4,0 (0,8)*
2.581
.03
vertrouw ik het meest op de informatie die er in de
3,3 (0,9)
3,3 (0,9)
3,1 (1,1)
3,2 (1,0)
3,4 (0,8)
3,25 (0,8)
1.180
.32
3,6 (0,7)
3,7 (0,8)
3,8 (0,8)
3,6 (0,8) Δ
3,9 (0,8)
3,7 (0,8)
1.386
.23
In deze situatie …
1
ANOVA
F
p-waarde
krijg.
media wordt gegeven. vertrouw ik het meest op de informatie die ik van de overheid krijg. 1
schaal: 1 (helemaal mee oneens) – 5 (helemaal mee eens)
* p <.05, ** p<.01 Significant verschillend van bericht II Δ
p=.05 Significant verschil tussen IV en V
7.3
Discussie
De analyse van de effecten van verschillende informatieboodschappen op vertrouwen en risicobeleving heeft geleid tot een aantal duidelijke bevindingen. Zoals verwacht is de risicobeleving bij natuurbranden lager dan bij branden bij een chemisch bedrijf. Verder wekt het ‘blijf uit de rook’bericht meer vertrouwen dan het bericht ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’. Bij een brand in een chemisch bedrijf leidt dit bericht tegelijkertijd tot een hogere risicobeleving. Echter, als het ‘blijf uit de rook’-bericht wordt aangepast met een passage waarin de kans op het ontstaan van kanker wordt toegelicht, dan is én het vertrouwen hoog én is de risicobeleving laag. Onze hypothese was dat het huidige ‘standaardbericht’ (bericht I) onduidelijkheden en een impliciete tegenstrijdigheid bevat waardoor men het bericht niet vertrouwd en het vertrouwen in de overheid wordt aangetast. De risicobeleving en de bereidheid om adviezen van de overheid op te volgen zouden daardoor bovendien nadelig kunnen worden beïnvloed (Renn 1988, Renn 2004). Door de onduidelijkheden in dit bericht kan de indruk bestaan dat de brandweer metingen verricht op de opgeslagen stoffen die bij de brand betrokken zijn. De brandweer meet echter op verbrandingsproducten. De mogelijkheden van de brandweer om deze verbrandingsproducten te meten zijn bovendien zeer beperkt. Een andere onduidelijkheid daarbij is dat het bericht aangeeft dat de brandweer adviseert ramen en deuren te sluiten wat tegenstrijdig lijkt met de melding ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’. Verder sluit de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ niet aan bij de zorgen van de burger over de gezondheid bij een dergelijke brand en is daardoor niet geloofwaardig. Alternatieven voor het huidige standaardbericht kunnen er mogelijk toe leiden dat de nadelige effecten van de huidige crisiscommunicatie worden verminderd. Het ‘blijf uit de rook’bericht (II) dat inmiddels in de praktijk van de veiligheidsregio Groningen wordt gebruikt, is opgesteld door de onduidelijkheden van het ‘standaardbericht’ te verwijderen en het algemene advies ‘blijf uit de rook want alle rook is schadelijk’ er aan toe te voegen. Het ‘blijf uit de rook’-basisbericht had bij een brand met chemische stoffen positieve resultaten op het gebied van vertrouwen. De informatie werd zoals verwacht vaker betrouwbaar, geloofwaardig en minder vaak tegenstrijdig gevonden dan de informatie in het standaardbericht. De informatie werd echter tegelijkertijd als minder geruststellend ervaren. Ook de gezondheidsrisico’s werden groter, zekerder, beangstigender en zorgwekkender ingeschat bij het ‘blijf uit de rook’bericht dan bij het standaardbericht. Mogelijk werd de sterkere risicobeleving veroorzaakt doordat de schadelijkheid voor de gezondheid niet was geconcretiseerd in het bericht. De kwalitatieve
toevoeging ‘alle rook is schadelijk’ zonder de schadelijkheid te concretiseren zou de risicobeleving bij een brand met chemische stoffen juist kunnen hebben versterkt. Een mogelijke verklaring is dat de toevoeging werd geïnterpreteerd als een waarschuwing voor de schadelijkheid van rook van deze specifieke brand, terwijl bedoeld wordt ‘rook van elk type brand is schadelijk’. De toevoeging van extra informatie over het doen van metingen (III) leek weinig effect te hebben op de risicobeleving op het vertrouwen in de informatie en het optreden van de overheid. De andere variaties op het ‘blijf uit de rook’-bericht hadden gunstiger effecten. Extra informatie over het risico op het ontstaan van kanker (berichten IV en V) werd vaker als geruststellend en duidelijk ervaren dan bij het standaard ‘blijf uit de rook’-bericht. Bovendien werd het gezondheidsrisico bij berichten IV en V minder groot, minder beangstigend en minder zorgwekkend dan bij het standaard ‘blijf uit de rook’-bericht gevonden. De toevoeging van een kwantificering van het risico op kanker door de vergelijking met het inademen van sigarettenrook (bericht V) lijkt daarbij ook een gunstig effect te hebben op de risicobeleving, het vertrouwen in het overheidsoptreden en de zorgen over de gezondheid. Tenslotte hebben we ook het ‘blijf uit de rook’- basisbericht bij een brand met chemische stoffen (II) en het basisbericht bij natuurbranden (VI) vergeleken. Hierbij bleek dat het bericht in het natuurscenario als geruststellender en duidelijker werd ervaren dan in het scenario met chemische stoffen. Bovendien vonden deelnemers het gezondheidsrisico van branden met chemische stoffen groter, meer beangstigend en zorgwekkender. Er waren bij branden met chemische stoffen meer zorgen over irritatie van de luchtwegen, de schadelijkheid van het neergedaalde roet en de gezondheid over een aantal jaren. Bovendien was de informatiebehoefte groter en vond men dat vaker er snel metingen moesten worden verricht. Aangezien de berichten nagenoeg dezelfde formulering hadden en dus uitsluitend verschilden in het type scenario, kunnen we de conclusie trekken dat de risicobeleving van rook bij branden met chemische stoffen inderdaad groter is dan van rook bij natuurbranden. Op basis van de scenario’s zijn er ook geen objectieve verschillen in gezondheidsrisico’s te verwachten. Het verschil in risicobeleving tussen ‘chemiebranden’ en natuurbranden is dus niet gebaseerd op daadwerkelijke verschillen in de objectieve risico’s. Dit wijst op een onderschatting van risico’s van rook van natuurbranden en/of op een overschatting van risico’s van branden met chemische stoffen. Wat betreft geanticipeerd gedrag en verwachtingen over het overheidshandelen lijken zowel het type brand als de inhoud van informatieberichten weinig verschil te maken. Op basis van andere studies weten we echter dat zowel de risicobeleving als het vertrouwen in de overheid een invloed 92
heeft op de mate waarin adviezen worden opgevolgd (Slovic 2000). In het experiment hebben we niet naar de effecten van (de combinatie) van risicobeleving en vertrouwen op het opvolgen van adviezen en de verwachtingen over het overheidshandelen gekeken. Bovendien heeft het gebruikte onderzoeksdesign een belangrijke beperking. De antwoorden die de deelnemers gaven naar aanleiding van de informatie betroffen een hypothetische setting. Het blijft de vraag in hoeverre deze antwoorden representatief zijn voor hoe mensen bij een echte grote brand in de directe omgeving op de informatie reageren. Dit geldt met name voor het geanticipeerde gedrag. Mensen kunnen vaak wel goed inschatten wat ze in een bepaalde situatie zouden denken maar zijn minder goed in staat zijn om te anticiperen op hun eigen gedrag (Armitage 2001). Daarom is het nodig om aangepaste informatieboodschappen ook in de praktijk uit te testen. Bovenstaande resultaten geven de indruk dat het goed is een informatieboodschap te ontdoen van onduidelijkheden. Aan de andere kant lijkt het niet voldoende of zelfs averechts te werken om bij een brand met chemische stoffen de onduidelijkheden louter te vervangen door de frase dat ‘alle rook schadelijk is’. Het is mogelijk dat de frase te weinig concreet is. Dat nadeel lijkt te worden weggenomen door expliciete extra informatie te geven die aansluit bij de zorgen van de burgen. Bijvoorbeeld door in het bericht te melden dat er een uiterst kleine kans is op kanker vergelijkbaar met het roken van enkele sigaretten. Op basis van de resultaten van ons onderzoek over de berichtgeving bij branden kunnen we concluderen dat een informatieboodschap duidelijk en expliciet moet zijn. Ten eerste moeten onduidelijkheden en (schijnbare) tegenstrijdigheden zoals die in de huidige berichtgeving rondom branden frequent voorkomen worden vermeden om een groter vertrouwen van het publiek in de overheidsinformatie te bewerkstelligen. Een bericht waarin het mogelijke gevaar van de rook concreet benoemd wordt sluit beter aan bij het advies om binnen te blijven en gaat gepaard met het beoogde betere vertrouwen. Dit kan nog worden versterkt door rekening te houden met de verwachtingen van het publiek. Een voorbeeld is dat wanneer in de berichtgeving wordt gemeld dat er geen gevaarlijke stoffen gemeten zijn, de burger verwacht dat de mogelijkheden om te meten zeer groot zijn. Als er dan bovendien sprake is van een visueel indrukwekkend incident met veel zwarte rookontwikkeling kan de indruk kan ontstaan dat de overheid de resultaten onder de pet houdt. Door over de beperkingen van het meten te communiceren kan mogelijk het vertrouwen worden vergroot. Een tweede conclusie is dat louter kwalitatief aangeven dat alle rook schadelijk is een verhoging van de perceptie van gezondheidsrisico’s lijkt te veroorzaken. Bij branden met chemische stoffen kan 93
dit leiden ongewenst effecten, zoals een toename van de verontrusting onder de burgers. Het is daarom nodig de risico’s te concretiseren door aansluiting te zoeken bij de zorgen van de burger. Onze resultaten suggereren dat er juist een behoefte bestaat bij de bevolking om de angsten die men bij een dergelijk incident heeft, namelijk dat door het inademen van de rook kanker zou kunnen ontstaan, concreet te benoemen. Een nadere kwantificering van de kans op het ontstaan van kanker, door deze te vergelijken met het roken van enkele sigaretten, lijkt bovendien gunstige effecten te hebben op zowel het vertrouwen in de informatie en de informatieverschaffers als op de risicobeleving. In de huidige berichtgeving bij branden is het niet gebruikelijk om over de mogelijkheid van kanker na blootstelling aan rook te spreken. Bovendien zijn overheidsvoorlichters huiverig om iets over de kans of kanker te zeggen. Toch lijkt het aan te bevelen om bij een brand met chemische stoffen de kans op het ontstaan van kanker expliciet te benoemen en kwantificeren. Bij natuurbranden was de risicobeleving bij het ‘blijf uit de rook’-bericht juist kleiner dan bij de overige berichten. Er zijn aanwijzingen dat de risico’s van rookinhalatie, zoals bij natuurbranden worden onderschat waardoor adviezen niet in voldoende mate worden opgevolgd (Brandt-Rauf 1988, Burgess 2001). Ook bij andere type branden, zoals een woningbrand, gaan mensen vaak de rook pas vermijden op het moment dat de irritatie aan ogen en luchtwegen te groot wordt. Aangezien in dat geval al gezondheidseffecten optreden, lijkt ook hier sprake van onderschatting van het risico. Berichten over dit soort branden, kunnen mogelijk volstaan met een bericht waarin duidelijk wordt gemaakt dat rook altijd gevaarlijk en geadviseerd worden uit de rook te blijven.
94
8. Conclusies
‘Chemiebranden’, zoals de brand in 2011 in de voorraad chemische stoffen van Chemie-Pack bij Moerdijk kunnen leiden tot grote onrust bij het publiek. De ongerustheid betreft vooral de mogelijke gezondheidseffecten, zoals een verhoogd risico op het ontstaan van kanker. Toch wijst epidemiologisch onderzoek er niet op dat rook van ‘chemiebranden’ andere gezondheidseffecten veroorzaakt dan rook van natuurbranden. Het is aannemelijk dat de concentratie van stoffen in de rook, die snel afneemt met de afstand tot de brand, en de hoeveelheid ingeademde rook relevanter zijn dan de herkomst van de rook van verschillende typen materialen. Het is bekend dat de beleving van de milieurisico’s bij leken verschilt van de mening van deskundigen over deze risico’s. Er is echter nauwelijks onderzoek gedaan naar de specifieke factoren die de perceptie van acute incidenten zoals chemiebranden beïnvloeden. Het project is gericht op het onderzoeken en optimaliseren van in de praktijk gebruikte berichten over risico´s van rook en te nemen maatregelen en aan te sluiten bij de risicobeleving van burgers. Hiervoor hebben we een analyse uitgevoerd van massamedia en sociale media om inzicht te krijgen op knelpunten in de risicocommunicatie rond de brand van Chemie-Pack bij Moerdijk. Daarnaast is achtereenvolgens een literatuurstudie uitgevoerd, interviews gehouden met deskundigen op diverse deelgebieden in het werkveld en interviews gehouden met leken met en zonder ervaring met de brand bij Chemie-Pack. Op basis van de uitkomsten van deze vergelijking is een kwantificerende vragenlijst ontwikkeld en een experiment bedacht waarin de effecten van het huidige standaardbericht op de risicobeleving is vergeleken met die van alternatieve versies. De deelnemers aan de vragenlijst en het experiment werden geworven via een online consumentenpanel bestaand uit een representatieve deelverzameling van de Nederlandse bevolking. Volgens de media-analyse werd de communicatie van de overheid naar het publiek tijdens de brand bij Chemie-Pack niet adequaat uitgevoerd. De communicatie kwam te traag op gang, de informatie over risico’s was weinig concreet en leek soms tegenstrijdig. Bovendien werd informatie uit andere bronnen niet gecorrigeerd of in de juiste context geplaatst. Ook leek er sprake het ontbreken van regie. Uit de interviews en de vragenlijst onder leken bleek dat leken de risico’s van ‘chemiebranden’ voor de gezondheid inderdaad hoger inschatten dan die van natuurbranden. Leken maken zich daarbij vooral zorgen over de kankerverwekkendheid van de rook en verwachten veel van de mogelijkheden om giftige stoffen in de rook te meten. 95
Uit het experiment met de verschillende berichten bleek dat de in de praktijk nog veel gebruikte frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ waarbij tegelijkertijd iedereen wordt geadviseerd uit de rook te blijven, als weinig betrouwbaar en tegenstrijdig wordt ervaren. Een bericht waarbij de tegenstrijdigheid is verwijderd door de frase ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid’ te vervangen door de frase dat ‘alle rook schadelijk is’ wordt meer vertrouwd maar leidt tevens voor een hoger risicobeleving. Toevoeging van extra informatie over het doen van metingen heeft weinig effect op de risicobeleving en op het vertrouwen in de informatie en het optreden van de overheid. Een kwantificering van de uiterst geringe kans op het ontstaan van kanker door deze te vergelijken met het roken van enkele sigaretten, lijkt bovendien gunstige effecten te hebben op zowel het vertrouwen in de informatie en de informatieverschaffers als op de risicobeleving. Aanbevelingen In de beginfase van een grote brand is er vaak nog maar zeer weinig bekend. Daardoor wordt in de media veel gespeculeerd en is er veel misinformatie. Termen als ‘giftige, bijtende en kankerverwekkende stoffen’ passeren al snel de revue en blijven prominent in de berichtgeving van de media aanwezig. Veel burgers maken zich zorgen over kanker. De media berichten over verontrusting die ze zelf lijken aan te zwengelen. De verschillende overheidsinstanties handelen doorgaans traag en vooral reactief, dat wil zeggen pas op vragen vanuit de media. Het is daarbij vaak onduidelijk hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld. Bovendien is degene die met het publiek communiceert niet altijd goed geïnformeerd. Vervolgens wordt er dan in een latere fase door allerlei instanties onderzoeken verricht naar wat en waarom het mis ging. Besluiten hiertoe worden daarbij vaak nogal ad hoc genomen en niet gebaseerd op een grondige analyse. Het probleem hierbij is dat dit soort onderzoek kostbaar is en doorgaans weinig nieuwe inzichten oplevert. Op basis van het huidige onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen worden gedaan om de officiële berichtgeving rond grote (chemische) branden te verbeteren: 1. Houd rekening met de snelheid waarmee berichtgeving op zowel sociale- als in de massamedia op gang komt. Om op een goede manier in de informatiebehoefte van het publiek te voorzien zou de overheid meer proactief moeten zijn door het publiek snel, compleet, eenduidig, transparant en open te informeren. Burgers willen graag weten wat er gebeurd is, hoe het gebeurd is, hoe groot en waar de effecten te verwachten zijn, wat (nog) niet bekend is, wat er gedaan wordt, en wat het advies is. Daarbij zou de overheid de speculaties en misinformatie die burgers via andere informatiekanalen te horen krijgen, serieus moeten nemen en waar nodig direct corrigeren. Van tevoren kunnen basisberichten worden opgesteld om te gebruiken in de 96
eerste fase van incidenten. De overheid zou hierbij ook de nieuwe media, zoals NL-alert en Twitter, kunnen gebruiken. Belangrijk is ook dat degene die met de media communiceert, in veel gevallen de burgemeester, goed geïnformeerd is. 2. Geef concrete en eenduidige informatieboodschappen. In de huidige berichtgeving rondom branden komen onduidelijkheden en tegenstrijdigheden frequent voor. Een voorbeeld is de grote brand in het chemiebedrijf ELD in Oosterhout van 4 juni 2013. De politie meldde dat er ‘geen schadelijke concentraties gevaarlijke stoffen zijn en dat de grote hoeveelheid zwarte rook door het plastic van lege containers en vaten met ongevaarlijke stoffen kwam’. Dit kan worden voorkomen door gebruik te maken van de juiste adviseurs in de veiligheidsregio. De GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) van de GGD is expert op het gebied van gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen. Onduidelijkheden en schijnbare tegenstrijdigheden in de informatieboodschap kunnen ook worden voorkomen door het gegeven advies te onderbouwen met duidelijke argumentatie. Een bericht waarin het mogelijke gevaar van de rook concreet benoemd wordt sluit beter aan bij het advies om binnen te blijven. 3. Maak een duidelijk onderscheid tussen het gebied waar geen risico’s te verwachten zijn en het gebied waar dit mogelijk wel het geval is. Koppel dit mogelijke risicogebied aan de voorzorgsmaatregelen. Houd er rekening mee dat mensen weinig besef te hebben van de relatie tussen dosis en gezondheidseffecten en ten onrechte denken dat op grote afstand van een brand nog gezondheidsrisico’s te verwachten zijn. 4. Zeg nooit dat er geen gevaarlijke stoffen zijn gemeten of vrijgekomen, als de brandweer toch metingen in de rook heeft gedaan. Anders zou de indruk kunnen ontstaan dat de overheid de resultaten onder de pet houdt. Daarom is het beter geen metingen in de rook te doen voor acute advisering. Er kunnen eventueel wel metingen worden gedaan en monsters worden genomen voor maatregelen in een later stadium bijvoorbeeld om te onderzoeken of gewassen geschikt zijn voor consumptie. 5. Geef advies op basis van het oordeel van een deskundige. Het heeft geen zin op schadelijke stoffen in de rook te meten bij een brand om acute adviezen te geven. Een deskundige kan zonder metingen inschatten wat de schade voor de gezondheid is bij een brand met chemische stoffen. Houd rekening met de hoge verwachtingen over de meet- en analysemogelijkheden bij een brand onder het publiek.
97
6. Maak het publiek meer bewust van de gezondheidsrisico’s van natuurbranden. Er zijn aanwijzingen dat een deel van de burgers bij natuurbranden de rook pas vermijden op het moment dat de irritatie aan ogen en luchtwegen te groot wordt. Aangezien in dat geval al gezondheidseffecten optreden, is hier sprake van onderschatting van het risico. Het is zinvol om in de berichten de volgende ingrediënten te gebruiken ‘de brandweer adviseert … uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen’. Dit geldt overigens ook voor alle andere branden waarbij geen chemisch stoffen betrokken zijn. 7. Maak het gezondheidsrisico concreet. Het louter kwalitatief aangeven dat alle rook schadelijk is, kan leiden tot meer ongerustheid over de gezondheidsrisico’s. Bij een brand met chemische stoffen lijkt een bericht meer vertrouwd te worden en tot minder ongerustheid te leiden als het de volgende elementen bevat: ‘ in rook zitten schadelijke stoffen’, ‘u kunt last krijgen van irritatie aan uw ogen en luchtwegen’ en ’de kans dat u door inademing van de rook een ernstige ziek zoals kanker krijgt, is uiterst klein, vergelijkbaar met het inademen van de rook van enkele sigaretten’. Ofschoon overheidsvoorlichters doorgaans huiverig zijn voor het noemen van de mogelijkheid van kanker ten gevolge van milieu-incidenten adviseren wij dit dan toch in de berichten te vermelden.
98
99
Bijlagen
100
Bijlage 1 Geïnterviewde deskundigen
Naam
Organisatie
Functie
Koos Bultje
Brandweer Friesland
Staffunctionaris Ongevallen Gevaarlijke Stoffen; Meetplanleider.
Louwy Snippe
Brandweer Drenthe
Clusterhoofd Repressie brandweer Assen en Midden-Drenthe
Henk Jans
Jans Consultancy Health and Environment Medisch milieukundige; chemicus en Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
Ingrid Links
GGD MW-Brabant
Milieugezondheidskundige
Dick Heederik
Universiteit Utrecht
Hoogleraar Gezondheidsrisico-analyse
Jos Rooijackers
Universiteit Utrecht
Longarts
Remko Houba
Universiteit Utrecht
Arbeidshygiënist
Nicole Nijhuis
GGD Amsterdam
Toxicoloog en Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
Peter Vasterman
Universiteit van Amsterdam
Mediasocioloog, Universitair docent
Johan van Raak
Veiligheidsregio Brabant Noord
Adviseur Gevaarlijke Stoffen; Meetplanleider
Jan Gutteling
Universiteit Twente
Psycholoog; Universitair docent
Ina Strating
Buro Communicatiezorg
Specialist slachtoffercommunicatie
Marcel Mennen
RIVM
Algemeen secretaris analistennetwerk Nationale Veiligheid
7
RIVM
Hoofd Centrum Veiligheid
Jan Broertjes
Gemeente Midden-Drenthe
Burgemeester
Emme Groot
Gemeente Delfzijl
Burgemeester
Nico van Mourik
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Algemeen Directeur
Jan Kliest
7
Dr. Jan Kliest is helaas overleden op 17 juli 2013.
101
Bijlage 2 Vragenlijst
Introductie
Deze vragenlijst maakt onderdeel uit van een studie naar wat mensen weten en denken over rook bij branden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de GGD Groningen in samenwerking met het EMGO+ Instituut voor Onderzoek naar Gezondheid en Zorg, van het VU medisch centrum in Amsterdam.
Deze vragenlijst bevat vragen over uw kennis, ideeën, gedachten en gevoelens over rook bij grote branden dichtbij een woonomgeving. Het gaat erom dat u aangeeft hoe u over de genoemde onderwerpen denkt. Het is de bedoeling dat u het antwoord aankruist dat het beste uw idee of ervaring weergeeft. Uw antwoorden worden anoniem verwerkt.
Indien u opmerkingen heeft over de vragen, dan is er aan het eind van de vragenlijst ruimte om deze te noteren.
Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking!
102
A. Heeft u ooit een grote brand in uw directe omgeving meegemaakt? Nee
□
Ja, namelijk (beschrijf het type brand en eventueel uw afstand tot de brand)
B. Hieronder volgt een aantal stellingen over grote branden in het algemeen. Geef aan of u denkt dat de stelling waar is of onwaar is. Zeker onwaar
Waarschijnlijk onwaar
Weet niet
Waarschijnlijk Waar
Zeker waar
1 De meeste grote branden in Nederland ontstaan door menselijke fouten
□
□
□
□
□
2 Gecontroleerd uit laten branden is vaak beter dan blussen
□
□
□
□
□
3 Witte rook is minder schadelijk voor de gezondheid dan zwarte rook
□
□
□
□
□
4 Of rook van brand de gezondheid aantast, hangt vooral af van de hoeveelheid rook die ingeademd wordt
□
□
□
□
□
5 De concentratie van schadelijke stoffen in de rook neemt snel af met de afstand tot de brand
□
□
□
□
□
6 Of er schadelijke stoffen zitten in neergedaalde roetdeeltjes kan dezelfde dag bekend zijn
□
□
□
□
□
7 Mensen houden soms lang klachten na het inademen van rook
□
□
□
□
□
8 Metingen in de rook geven duidelijkheid over het risico voor de gezondheid
□
□
□
□
□
9 Bij een grote brand moet de burgemeester zorgen voor de communicatie met de bevolking
□
□
□
□
□
103
C. Hieronder volgt een aantal stellingen over grote natuurbranden. Geef aan of u denkt dat de stelling waar is of onwaar is. Zeker onwaar
Waarschijnlijk onwaar
Weet niet
Waarschijnlijk Waar
Zeker waar
1 Branden in natuurgebieden ontstaan vooral door natuurlijke oorzaken, zoals blikseminslag en broei
□
□
□
□
□
2 De rook van een bosbrand is even schadelijk als de rook van een brand met chemische stoffen
□
□
□
□
□
3 De kans op kanker door het inademen van rook van een bosbrand is groot
□
□
□
□
□
4 Ook op grote afstand van een natuurbrand is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid
□
□
□
□
□
D. Hieronder volgt een aantal stellingen over grote branden met chemische stoffen. Geef aan of u denkt dat de stelling waar is of onwaar is. Zeker onwaar
Waarschijnlijk onwaar
Weet niet
Waarschijnlijk Waar
Zeker waar
1 Bij een brand met chemische stoffen moet er direct op schadelijke stoffen in de rook worden gemeten
□
□
□
□
□
2 Een deskundige kan zonder metingen inschatten wat de schade voor de gezondheid is bij een brand met chemische stoffen
□
□
□
□
□
3 De kans op kanker door het inademen van rook van een brand met chemische stoffen is groot
□
□
□
□
□
4 Ook op grote afstand van een brand met chemische stoffen is de rook vaak nog schadelijk voor de gezondheid
□
□
□
□
□
E. Zijn sommige mensen gevoeliger voor schadelijke stoffen in de rook van branden dan anderen? 1
Nee
2
Ja, namelijk (beschrijf hier wie er gevoeliger zijn)
□ 104
F Wat zijn volgens u de belangrijkste lichamelijke gevolgen door het inademen van rook van branden? (u kunt meerdere opties aankruisen) a
Voorbijgaande irritatie aan ogen en luchtwegen
b
Blijvende klachten van de luchtwegen
c
Darmklachten
d
Allergie
e
Hartklachten
f
Hoofdpijn
g
Kanker
h
Gezondheidsschade ongeboren kind
i
Anders namelijk ………………………
□ □ □ □ □ □ □ □
G. Hoe zou u zelf bij een grote brand in uw omgeving geïnformeerd willen worden? Zeker niet
Misschien
Zeker wel
3 Door informatie van de officiële rampen- of crisiszender op TV of radio
□ □ □
□ □ □
□ □ □
4 Door zelf informatie te zoeken via internet en op sociale media (zoals Twitter)
□
□
□
5 Door zelf het officiële publieksinformatienummer voor deze brand te bellen
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
1 Via mijn mobiele telefoon (NL-alert) 2 Via sirenes en geluidswagens
6 Via verslaggevers in de media (TV) 7 Via berichten in de krant 8 Via een voorlichtingsbijeenkomst 9 Is er nog een andere manier waarop u geïnformeerd zou willen worden? Nee: Ja, namelijk…….
105
CONDITIE I, II, III, IV of V Probeert u zich zo goed mogelijk in te leven in de volgende situatie. U woont in Delfzijl op enkele kilometers afstand van het Chemiepark. U hoort om 9.15 uur sirenes afgaan en u ziet vanuit uw huis zwarte rook. U doet de TV aan en u ziet het volgende officiële bericht. Lees dit bericht nu zorgvuldig door, dit is nodig om de overige vragen te beantwoorden. U kunt bij het invullen van de rest van de vragenlijst niet meer terug om de tekst nogmaals te lezen.
Volgende scherm => Conditie I, II, III, IV of V
CONDITIE VI
Probeert u zich zo goed mogelijk in te leven in de volgende situatie. U woont in Zoutkamp op enkele kilometers afstand van de Kollumerwaard. U hoort om 9.15 uur sirenes afgaan en u ziet vanuit uw huis zwarte rook. U doet de TV aan en u ziet het volgende officiële bericht. Lees dit bericht nu zorgvuldig door, dit is nodig om de overige vragen te beantwoorden. U kunt bij het invullen van de rest van de vragenlijst niet meer terug om de tekst nogmaals te lezen.
Volgende scherm => Conditie VI
106
H. Wat vindt u van de informatie in het bericht dat u zojuist gelezen hebt?
De informatie is… 1
… volledig
2
… betrouwbaar
3
… geruststellend
4
… duidelijk
5
… geloofwaardig
6
… tegenstrijdig
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet oneens / Niet eens
Mee eens
Helemaal mee eens
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
I. Hoe ziet u het gezondheidsrisico van de rook van deze brand? 1
Erg klein
2
Onzeker
3
Erg beangstigend
4
Goed voor te stellen
5
Niet zorgwekkend
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
Erg groot Zeker Geheel niet beangstigend Moeilijk voor te stellen Erg zorgwekkend
J. Wat zou u in deze situatie zou doen?
In deze situatie….
Zeker niet
Waarschijnlijk niet
Misschien
Waarschijnlijk wel
Zeker wel
2 Probeer ik (met de auto) zover mogelijk uit de buurt te komen
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
3 Blijf ik binnen en sluit ramen en deuren
□
□
□
□
□
4 Volg ik de adviezen van de brandweer op
□
□
□
□
□
1 Ga ik naar de brand toe om kijken
K. Wat zou er volgens u in deze situatie moeten gebeuren?
In deze situatie…. 1 Moet de brandweer de brand zo snel mogelijk blussen
Helemaal mee oneens
□
Mee oneens
□
Niet oneens/ Niet eens
□
Mee eens
□
Helemaal mee eens
□ 107
2 Moeten er binnen een uur metingen (in de rook) gedaan worden
□
□
□
□
□
3 Moet de overheid mij snel en volledig informeren over de schadelijke stoffen in de rook
□
□
□
□
□
4 Moet de burgmeester de bevolking informeren
□
□
□
□
□
L. Hoe zou u zich in deze situatie voelen?
In deze situatie….
Zeker niet
Waarschijnlijk niet
Misschien
Waarschijnlijk wel
Zeker wel
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
3 Maak ik me zorgen over de schadelijkheid van neergedaalde roetdeeltjes
□
□
□
□
□
4 Maak ik me vooral zorgen over mijn gezondheid over een aantal jaren
□
□
□
□
□
1 Voel ik mij binnenshuis veilig 2 Maak ik me zorgen over irritatie aan mijn luchtwegen en ogen
M. Wat u vind van de informatie in deze situatie
In deze situatie …
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet oneens/ Niet eens
Mee eens
Helemaal mee eens
1 Denk ik dat overheid informatie achterhoud
□
□
□
□
□
2 Wil ik weten wat voor stoffen er zitten in de rook
□
□
□
□
□
3 Wil ik weten wat de kans is dat ik door de rook kanker krijg
□
□
□
□
□
4 Wil ik een regelmatige update van de situatie krijgen
□
□
□
□
□
5 Vertrouw ik het meest op de informatie die er in de media wordt gegeven
□
□
□
□
□
6 Vertrouw ik het meest op de informatie die ik van de overheid krijg
□
□
□
□
□
108
N. Iets meer dan twee jaar geleden brak er een brand uit bij Chemie Pack bij Moerdijk. Kunt u zich deze brand herinneren?
Nee, die kan ik me niet herinneren Zo ja, wat is volgens u de beste beschrijving van deze brand?
□ Zeker niet
□ □ □ □ □ □
1
Grote brand
2
Inferno
3
Gifbrand
4
Megabrand
5
Ramp
6
Chemiebrand
7
Is er nog een andere manier waarop u de brand zou omschrijven?
Nauwelijks
□ □ □ □ □ □
Zeker wel
□ □ □ □ □ □
Nee Ja, namelijk ……………………….
Ruimte voor opmerkingen.
109
Bijlage 3 Berichten I-VI
I Brand chemisch bedrijf Delfzijl: geen gevaarlijke stoffen gemeten Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er op het terrein van een groot chemisch bedrijf op het Chemiepark in Delfzijl een grote brand. De brand ontstond na een defect in een overslaginstallatie op het terrein. De brandweer is met groot materieel uitgerukt om de brand te bestrijden, zo zijn er vier blusvoertuigen en twee hoogwerkers aanwezig. Diverse brandweerkorpsen uit de omgeving zijn hier bij betrokken. Ook is er een crisisteam in het leven geroepen. Het is op dit moment nog niet duidelijk welke stoffen er bij de brand betrokken zijn. Meetploegen van de brandweer meten of er bij de brand gevaarlijke stoffen vrijkomen. Er zijn op dit moment geen gevaarlijke stoffen in de rook gemeten. De brandweer adviseert ramen en deuren te sluiten. Er is geen gevaar voor de volksgezondheid. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in zuidwestelijke richting over Weiwerd en Meedhuizen wegtrekt. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand. II Brand chemisch bedrijf Delfzijl: blijf uit de rook! Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er op het terrein van een groot chemisch bedrijf op het Chemiepark in Delfzijl een grote brand. De brand ontstond na een defect in een overslaginstallatie op het terrein. Bij de brand komt veel rook vrij. De brandweer adviseert inwoners in en rond Delfzijl uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in zuidwestelijke richting over Weiwerd en Meedhuizen wegtrekt. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand.
110
III Brand chemisch bedrijf Delfzijl: blijf uit de rook! Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er op het terrein van een groot chemisch bedrijf op het Chemiepark in Delfzijl een grote brand. De brand ontstond na een defect in een overslaginstallatie op het terrein. Bij de brand komt veel rook vrij. De brandweer adviseert inwoners in en rond Delfzijl uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in zuidwestelijke richting over Weiwerd en Meedhuizen wegtrekt. In een later stadium zal het RIVM metingen doen om te bepalen in hoeverre er roet en as uit de rook zijn neergedaald. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand. IV Brand chemisch bedrijf Delfzijl: blijf uit de rook! Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er op het terrein van een groot chemisch bedrijf op het Chemiepark in Delfzijl een grote brand. De brand ontstond na een defect in een overslaginstallatie op het terrein. Bij de brand komt veel rook vrij. De brandweer adviseert inwoners in en rond Delfzijl uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen. U kunt last krijgen van irritatie aan uw ogen en luchtwegen. De kans dat door u inademing van de rook een ernstige ziekte zoals kanker krijgt, is echter uiterst klein. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in zuidwestelijke richting over Weiwerd en Meedhuizen wegtrekt. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand.
111
V Brand chemisch bedrijf Delfzijl: blijf uit de rook! Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er op het terrein van een groot chemisch bedrijf op het Chemiepark in Delfzijl een grote brand. De brand ontstond na een defect in een overslaginstallatie op het terrein. Bij de brand komt veel rook vrij. De brandweer adviseert inwoners in en rond Delfzijl uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen. U kunt last krijgen van irritatie aan uw ogen en luchtwegen. De kans dat u door inademing van de rook een ernstige ziek zoals kanker krijgt, is uiterst klein, vergelijkbaar met het inademen van de rook van enkele sigaretten. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in zuidwestelijke richting over Weiwerd en Meedhuizen wegtrekt. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand.
VI Brand natuurgebied Lauwersmeer: blijf uit de rook! Sinds vanochtend 8.30 uur woedt er in de Kollumerwaard in het Lauwersmeergebied een grote brand. De brand ontstond door een oververhitte maaimachine op het terrein. Bij de brand komt veel rook vrij. De brandweer adviseert inwoners in en rond Zoutkamp, Ulrum, Leens en Kloosterburen uit de rook te blijven, ramen en deuren te sluiten en mechanische ventilatie uit te zetten. In rook zitten namelijk altijd schadelijke stoffen. Uit waarnemingen van een verkenningsteam van de brandweer blijkt dat de rook in noordoostelijke richting over Zoutkamp en Ulrum wegtrekt. De directe omgeving van het bedrijf is afgezet. De brandweer verwacht nog tot ver in de middag bezig te zijn met het bestrijden van de brand.
112
LITERATUUR Armitage CJ, Conner M, Efficacy of the theory of planned behaviour: A meta-analytic review. Br J Soc Psychol. 2001; 40:471-499. Alhakami AS, Slovic P, A psychological study of the inverse relationship between perceived risk and perceived benefit. Risk Anal.1994 Dec;14(6):1085-96 Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, 2011. Brand Chemie-Pack Moerdijk. Een onderzoek naar de bestrijding van (de effecten van) het grootschalig incident. Beck U, Risk Society: Towards a New Modernity 1992. London: Sage Bolstadt-Johnson DM, Burgess JL, Crutchfield CD, Storment S, Geerkin R, Wilson JR. Characterization of firefighter exposures during fire overhaul. AIHAJ 2000; 61(5):636-641. Brandt-Rauf PW, Fallon LF, Tarantini T, Idema C, Andrews L. Health hazards of fire fighters: exposure assessment. Br J Ind Med 1988; 45(9):606-612. Burgess JL, Nanson CJ, Bolstad-Johnson DM, Gerkin R, Hysong TA, Lantz RC et al. Adverse respiratory effects following overhaul in firefighters. J Occup Environ Med 2001; 43(5):467-473 Centraal Bureau voor de Statistiek. Brandweerstatistiek 2008. 2009, Den Haag/Heerlen. Claassen L, Smid T, Woudenberg F, Timmermans DRM, Media coverage on electromagnetic fields and health; content analysis of Dutch newspaper articles and websites. Health, Risk & Society 2012; 14:681-696. Delfino RJ, Brummel S, Wu J, Stern H, Ostro B, Lipsett M et al. The relationship of respiratory and cardiovascular hospital admissions to the southern California wildfires of 2003. Occup Environ Med 2009; 66(3):189-197. Dongen D van, Claassen L, Smid Tj, Timmermans D, People’s responses to risks of electromagnetic fields and trust in government policy: the role of perceived risk, benefits and control, Journal of Risk Research 2012. Dunwoody S, Peters HP, Mass media coverage of technological an environmental risks: a survey of research in the United States and Germany. Public Understanding of Science 1992; 1:199-230. Entman RM, Framing: towards clarification of a fractured paradigm. Journal of Communication 1993; 43:6-27. Fischhoff B, Slovic P, Lichtenstein S, Read S, Combs B, ‘How safe is safe enough? A psychometric study of attitudes towards technological risks and benefits’, Policy Sciences, 1978; 9: 127-152. GGD Zuid-Holland Zuid en GGD West Brabant, 2011. Rapportage actieve registratie meldingen van bezorgdheid en gezondheidsklachten na de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk. 113
Glik D, Risk communication for public health emergencies. Ann Rev Public Health 2007; 28 (1): 33-54. Greven F, Kerstjens H, Duijm F, Eppinga P, de Meer G, Heederik D, Respiratory effects in the aftermath of a major fire in a chemical waste depot. Scand J Work Environ Health 2009; 35(5):368375. Greven, F, Respiratory effects of fire smoke exposure in firefighters and the general population; Thesis. Utrecht UU-IRAS 26-04-2011 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, 2011. Brand Chemie-Pack Moerdijk, Een onderzoek naar de bestrijding van (de effecten van) het grootschalig incident, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag Kasperson, RE et al., The Social Amplification of Risk: A conceptual framework. Risk Analysis 1988; 8:177–87. Kasperson, R.E. et al., 2003. The Social Amplification of Risk: Assessing 15 years of research and theory. In P. Slovic (ed) The feeling of risk, 2010. Lee TS, Falter K, Meyer P, Mott J, Gwynn C. Risk factors associated with clinic visits during the 1999 forest fires near the Hoopa Valley Indian Reservation, California, USA. Int J Environ Health Res 2009; 19(5):315-327. Market Response Nederland BV, 2012. Risico- en Crisisbarometer Basismeting November 2011. Matthes J, Kohring M, The content analyses of media frames: toward improving reliability and validity. Journal of Communication 2008; 58:258-279. Morgan G, Sheppeard V, Khalaj B, Ayyar A, Lincoln D, Jalaludin B et al. Effects of bush fire smoke on daily mortality and hospital admissions in Sydney, Australia. Epidemiology 2010;21(1):47-55. Onderzoeksraad voor de veiligheid, 2012. Brand bij Chemie-Pack te Moerdijk. 5 januari 2011. Renn O, Perception of risks Toxicol Lett. 2004 Apr 1;149(1-3):405-13. Renn O, Levine D, Trust and credibility in risk communication. In: Jungennann, H., Kasperson, R.E., Wiedemann, P.M. (Eds.), Risk Communication 1988. Forschungszentrum, Jülich. Roossien L, De televisie en de ‘mythe van paniek’. Berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk Unpublished masterthesis 2012. Rijksuniversiteit Groningen (Afdeling Journalistiek). Sandman PM, Mass media and environmental risk: seven principles. Risk health Safety Environ 1994; 5: 251-260. Scheufele DA, Framing as a Theory of Media Effects. Journal of Communication 1999; Winter: 1-20. Slovic P, The perception of risk. London Eartscan Publications 2000. SPSS 20. Statistical Package for the Social Sciences. © IBM, 1989, 2011. 114
Vasterman P, Yzermans CJ, Dirkzwager AJE, The Role of the Media Hypes in the Aftermath of Disasters. Epidemiologic Reviews 2004; 27: 107-114. Vasterman P, 2011a, Weer werd bedrijfsbrand ‘nationale ramp’ NRC Handelsblad 13 -1 2011. Vasterman P, 2011b, Moerdijk en de media: van gifwolk tot angstwolk. Inleiding tijdens de Expertmeeting ‘Evalueren en leren van Moerdijk’. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (2011). Feitenoverzicht Crisiscommunicatie. Veiligheidsregio ZuidHolland Zuid 5 januari 2011, 14:46 uur – 13 januari 2011, 23:00 uur. Vroegindeweij L, Twitteranalysebrand#moerdijk. 2011 Crisiswerklplaats.nl/blog/ 2011/01/13/twitteranalyse –brand-moerdijk-2/. Wahlberg AAF, Sjoberg L, Risk perceptions and the media. Journal of Risk Research 2000; 3: 31– 50. Wegesser TC, Pinkerton KE, Last JA. California wildfires of 2008: coarse and fine particulate matter toxicity. Environ Health Perspect 2009;117(6):893-897.
115