Rondreis Myanmar 2013, les Tîtes Sancerre Sibert Holla
Yangoon Vanuit een kwakkelende Hollandse winter landen we in een tropische Aziatische stad. De loomheid van de reis valt direct van je af in de hectiek van het verkeer van Yangoon. Tussen de rommelige bebouwing vallen grote verwaarloosde koloniaal aandoende gebouwen op, naast de gouden punten van pagodes. Oude Japanse auto’s en onbestemde walmende vrachtauto’s vormen trage stromen in de brede straten. Brommers en fietsen ontbreken. Verboden in Yangoon, vertelt de chauffeur. Dieper de stad in waaieren de stromen uit. Langs de stoepen verschijnen overal stalletjes. Kramen waar van alles verkocht wordt, waar je op kleuterstoeltjes van plastic kunt eten. De stad neemt ons op. Gretig trekken we de straat op, een heel scala van kleuren, geluiden, geuren om ons heen. Laat los wat je kent, roept de stad. Laat alles over je komen. Luister, ruik, proef en kijk. Voel Myanmar. Schwedagon Een mix van kermis en vroomheid, spektakel en schoonheid, ingetogenheid en drukte, stilte en lawaai. We laveren er tussendoor en zijn tegelijkertijd kijkers en bekekenen. Onze groep is voor hen een bont mengsel vreemdelingen. De Birmezen vormen voor ons een schouwspel. Monniken, nonnen, families met offertjes, anderen die beelden wassen, mensen die bidden, die kaarsen aansteken, opgewonden schoolkinderen die een dagje uit lijken en toeristen uit het land zelf. En wij: in onze kostuums van westerse toerist, allemaal met camera’s in de weer en oh en ah roepend. Het gaat allemaal samen, bij elkaar een nieuw soort harmonie vormend. In dit land lijkt alles te passen, in een mengseltje waarbinnen ieder zijn gang gaat. Voor mijn gevoel zijn we wel heel opdringerig aanwezig. Maar niemand lijkt zich aan ons te storen. En de plaatjes zijn mooi natuurlijk…
Ayeyarwadi 1 We zoeken de oude houthavens en vinden alleen een lange weg langs de kades aan de rivier. Bij een pagode kunnen we naar het water. De rivier stroomt breed en traag, plechtstatig. Er heerst een aangenaam soort loomheid, zelfs bij de handelaren, de sjouwers en de mensen die over smalle planken balanceren, op weg naar de veerboten. De Ayeyarwadi stroomt hier al zo lang. Yangoon is er maar een voorbijgaand verschijnsel. Steden komen en verdwijnen weer. Mensen komen en gaan. De rivier blijft. In de verte gaat het water van de rivier over in de lucht, een beeld oproepend van eeuwigheid. Wij gaan verder. We zoeken de stad weer op. We zijn niet voor de eeuwigheid bestemd en vast van plan nog heel veel te beleven.
Brug van niks naar nergens Mandalay is een rommelige provinciestad. De drukte wordt hier vooral bepaald door brommers en vrachtwagens met een open motor voorop, een simpel soort tractormotor. Hier start onze Tour de Myanmar. Onze groep sprint in een sliert door de straten, Pascal achterna, als een losgelaten troep honden achter een konijn. We verkennen het verkeer en komen uit bij een lange houten brug die al eeuwenlang over een meer ligt te liggen. Een verbinding tussen twee oevers, maar eigenlijk tussen niks en nergens. Hij ligt er vooral voor het plaatje, lijkt het, om te mediteren, overheen te flaneren, te vissen. En om te fotograferen natuurlijk. De camera’s doen het al even goed als de fietsen. Uitgespeeld peddelen we rustig weer op huis aan.
Paleik Opnieuw een rondje vanuit Mandalay. Over de grote uitvalsweg, op een aparte baan tussen brommers, een enkele fiets, af en toe een ossenkar, een tractor of een trage vrachtauto. Dan over de brug rechts: terug in de tijd. Het platteland een eeuw terug. Een slingerende weg langs rijstveldjes, ploegende ossen, stille dorpjes met houten huizen, verspreide pagodes. We komen in een wat bosachtiger gebied vol tempeltjes en pagodes, sommigen net opgeknapt, de anderen in diverse stadia van verval. Een vredig oord: Klein Bagan, half overgroeid, soms bewoond door een monnik. Tussendoor het geluid van stromend water? Het blijkt het geluid van heel veel weefmachines, waar stof geweven wordt voor longyi’s. Katoen wordt geplozen, tot draden gemaakt, geverfd, geweefd: een toverwerk dat voor een groot deel met de hand gebeurt. Er is een tempel met als thema “slangen”, waar je je kunt laten fotograferen met een soort python van een meter of twee. Kermis, kerk en efteling op één plek verenigd. Geloof, geld en sprookjes. De combinatie lijkt alle bezoekers te bevallen: de vromen, de handelaren en de toeristen.
Myingyan De eerste echte fietsdag. De meeste afstand wordt echter afgelegd met de auto. Het landschap verandert langzaam: van een vlakte zonder echte hoogtepunten komen we in een heuvelachtiger gebied. We steken rivieren over, waar mensen zich wassen en de was doen. Langzaam is het land minder bebouwd, ruiger. In de dorpen waar we doorheen komen zijn regelmatig partijbureautjes te zien van de Nationale Liga voor Democratie. Waar we pauzeren zien we vaak het portret van the Lady. Zonder revolutie is er toch iets wezenlijk veranderd. Myingyan was het hart van een grote opstand tegen het regime. Het leger doodde er honderden tegenstanders. We mogen er niet overnachten, omdat de regering contacten met buitenlanders nog steeds wil tegenhouden. Maar dat werkt niet neer. De mensen zijn open, nieuwsgierig, praten vrij over de nieuwe situatie, over hun hoop. De verandering ziet er relaxed uit. De stad is groen, oogt gezellig, met veel jonge mensen. We drinken er een glas wijn: op betere tijden. Mount Popa Een circus met diverse voorstellingen. Slierten van kraampjes, stalletjes en trappen winden zich om de steile kegelvormige heuvel, die wordt bekroond door gouden uien. Beneden dansen in kleine zaaltjes als travestiet verklede media zich in trance om de geesten te bezweren, de nats. Er wordt van alles verkocht: eten, drinken, goudpapier om op de pagodes te plakken, kleren, nepgeld om te offeren en voer om de apen af te leiden. Die apen graaien alles mee wat ze kunnen pakken en poepen en piesen intussen overal in het heiligdom en in de kraampjes. Daarvoor zijn er dan weer tientallen poetsers in de weer, die ieder voor zich vragen om een bijdrage voor hun werk. Devote pelgrims, dagjesmensen en toeristen klimmen tussen dit gedoe omhoog, de steeds steilere trappen op. Boven is heiligheid niet het eerste dat opvalt. Devotie is alleen te vinden in kleine nissen met allerlei beelden: boeddha’s en nats. Daarbuiten flikkeren overal kerstboomverlichting en bonte kermislampjes. De een offert geld, de ander laat zich fotograferen tussen de gouden torens of voor het indrukwekkende uitzicht. Harmonie, maar wel kakelbont. Zeg maar liever fanfare… Naar Bagan Gemakkelijk fietsen: om te beginnen bergaf en dan glooiend. Geregeld stoppen we, voor een ossenkar, vrouwen met van alles op het hoofd. Met indrukwekkende takkenbossen op de rug verandert hun pas: meeverend met hun zware last maken ze kleine danspasjes die vrolijk maken. We lunchen langs de weg. Het eten in Myanmar is vaak onverwacht lekker en gevarieerd. Veel groenten, die vrij stevig blijven bij het koken of bakken, wisselend met kip, rundvlees, vis. Het is vrij zacht gekruid, met koriander, gember, onbekende kruiden. Verschillende soorten soep, ook weer met lekkere harde groenten. Op allerlei plaatsen zijn er variaties van indiaas en chinees eten. Later aan de kust is er veel vis en allerlei schelpen, krab en kreeft. Vandaag zijn er snacks: gefrituurde groenten in een deegkorstje. We komen Bagan binnen langs een brede weg. In het veld ernaast staan zover je kunt kijken tientallen verschillende pagodes en tempels: sprookjesachtige constructies van baksteen en pleisterwerk, soms bekroond met gouden uien of pieken, in grootte wisselend van een paar meter tot tientallen meters. Het hotel ligt aan de rand van dat veld. Vanaf het zwembad kijk je uit over de pagodes. We willen hier voorlopig niet weg.
Bagan, zonsopgang In het donker stuiteren we over een weg die we niet zien. Af en toe worden we verblind door de koplampen van een auto, maar ook verder zijn we totaal verloren in het donker. We rijden op de gok. Onze pagode is verlicht en daardoor goed te vinden. In de schemering zijn al mensen aan het bidden, met ontroerende devotie. We vinden de verboden trap naar boven en kijken uit over de vlakte, die bezaaid is met monumenten. Ze rijzen boven de ochtendnevel uit als schepen die zijn aangemeerd in een baai. De ochtendkou kruipt diep in onze botten. De grijze vlakte wordt lichter, lijkt te gaan zweven. Als bij toverslag beginnen vogels te fluiten, overal. Alles wordt wakker, maar de stilte blijft. Intense rust én beweging. Terwijl de eerste zonnestralen over de vlakte strijken, stijgen lome luchtballons op aan de horizon. Voor een moment bestaat God en is de eeuwigheid voelbaar.
Ayeyarwadi 2 Langs de vlakte van Bagan stroomt de Ayeyarwadi, net zo breed traag en plechtstatig als in Yangoon. De oevers zijn vol bedrijvigheid en kleur. Er wordt vooral veel grind aangevoerd en er is van allerlei handel. Plukjes mensen komen en gaan van en naar veerboten. Sommigen komen van ver: “mountain people”, in hun opvallende klederdracht. Ertussen zitten bedelaars, daarbovenuit steekt een roodgouden pagode de lucht in. Afzien van alle begeerte brengt volgens Boeddha de verlossing dichterbij. Aan die fase zijn wij niet toe. Daarvoor genieten we teveel en we willen dat graag zo houden. Truus koopt alle kopjes op en we regelen een bootje, voor op het water. Op het water is de loomheid van de namiddag voelbaar. Het. geluid van de motor klinkt monotoon, melancholiek. We hebben veel weemoed aan boord, veel verlies: verlies van gezondheid, verlies van dierbaren nu en straks, in een onzekere toekomst. We zijn stiller dan anders, terwijl schoonheid langs de oever voorbijglijdt. De rivier stroomt verder. Alles gaat over, niets gaat voorbij.
Bagan, zonsondergang We haasten ons terug, na een dag vol indrukken: tempels, pagodes, de markt, de rivier, heerlijk eten. We willen nog even de zonsondergang zien. De pagode waar we ingaan mogen we niet beklimmen. Een groepje kinderen sleurt ons mee: Hully, hully!! Over thele! We rennen achter ze aan, terwijl ze kruipdoor-sluipdoor een ruïne inroetsjen, door pikdonkere gangetjes to aan een balkon op een bakstenen pagode. De zon gaat majestueus onder terwijl we uithijgen, lachen, kletsen. Eeuwigheid? Niks hoor, we leven maar één keer, en we genieten. Bagan- Chauk vv Een rustige weg door allerlei dorpen in een glooiend landschap. We kruisen rivieren van zand in plaats van water en kijken af en toe uit over de Ayeyarwadi. Lekker om weer te fietsen. Mooi om te zien hoe het leven hier verloopt. Alles gebeurt hier met de hand: zaaien, oogsten, het land bewerken, maar ook wegen aanleggen. Steen voor steen wordt aangesjouwd en in stukken gehamerd tot steenslag. Teer wordt op een houtvuur vloeibaar gemaakt en in emmertjes uitgeoten. Daarover wordt steenslag verstrooid, uit mandjes. Alleen de wals is mechanisch. Mensen werken aanhoudend, hard, niet snel maar gestaag. Een paar meter weg per dag. Ze zijn vrolijk, zingen erbij, lachen naar ons. Vreemd? Ach, zegt Erny wij werken toch ook hard op onze fietsen en doen dat toch ook met plezier? Meiktila Veel beelden zijn niet blijven hangen van deze dag, als we aankomen in Meiktila. Gewoon een flink eind lekker door fietsen. Niet lullen, maar poetsen. Het levert wel een lekker voldaan gevoel op en zin in de grote flessen koud Myanmarbier bij het eten in het Honey restaurant: een sfeervol loodsachtig houten gebouw in verschillende tinten Myanmar-groen en blauw. De lichtjes in het meer flikkeren vrolijk. Er drijft een monsterachtig grote als eend verklede boot achter de brug. Langs de oever zitten vrijende stelletjes. De straten zijn relaxed, vol kalme gezelligheid. Het is er hip om een echte cappucino te drinken en er is een internetcafé: de vooruitgang. Terwijl we langs het meer lopen valt aan de overkant alle licht uit. Niemand kijkt ervan op, alles gaat gewoon zijn gangetje. Vooruitgang is hier betrekkelijk. Je kunt er niet op rekenen, maar het zet door. Alleen valt het nog wel regelmatig uit. De vrijende stelletjes zullen er blij mee zijn.
Memento Daar is het toch weer. Net als je het niet meer verwacht. Een zwaar gevoel, met iets van pijn. Of denk je dat alleen maar? Nou nee, toch maar een paar tandjes terug, even stoppen misschien. Een waarschuwing, een teken van beperking, van eindigheid misschien… Je kunt niet alles, moet niet alles willen. Misschien is deze hele onderneming toch niet echt verstandig, hier op deze wat verlaten plek, waar je niet bepaald makkelijk hulp vindt, zelfs met moeite iemand zou kunnen bereiken. Maar goed, je hebt het overwogen , hebt het risico verantwoord gevonden en het is zoals het is… Je wil leven, wil ervan genieten, pas een stapje terugdoen als je tegen grenzen loopt. Dus ga je door als het over is, eerst voorzichtig en als het goed gaat weer gewoon. Je hervindt je ritme gauw weer. Geniet, maar trap met mate.
Omhoog naar Kalaw
Na een relaxte rit door de vlakte worden langzaam de bergen zichtbaar, eerst blauwig in de verte, uiteindelijk onontkoombaar dichtbij. Bij de eerste klim weet je meteen weer hoe het voelt. Je hebt kracht nodig om de pedalen rond te krijgen en je zoekt een ritme voor je ademhaling. Het landschap verandert direct: vergezichten, riviertjes in diepere valleien met venijnige hellingen en weinig afdalingen, pagodes op hogere toppen. Het landschap blijft toch vooral vriendelijk, tot de uiteindelijke klim begint. John en Marianne gaan er zich op stuk bijten. Wij klimmen in de auto en moedigen hen aan. De weg is prachtig, soms adembenemend. Boven is het koud. John en Marianne komen binnen, gelukkig, moe en trots. Ze worden als helden onthaald. Wij zijn vooral blij met onze keuze voor de volgwagen. Geluk is voor iedereen anders. Soms kost het veel om het te bereiken, soms hoef je alleen maar in te stappen. We eten Tibetaans, om te benadrukken hoe we hoog we hier zitten.
Gêne Ik kijk naar mezelf en zie een vreemdeling, iemand van buiten die op bezoek is. Ik zie onze groep, ik zie de andere toeristen. Ik voel me ongemakkelijk in mijn rol. Ik ben een voyeur, in letterlijke zin. Ik kijk om ervan te genieten. Mooie beelden, schoonheid. Ik geniet van wat nieuw is, wat anders is, exotisch, authentiek. Maar vaak gaat dat samen met omstandigheden die voor ons onaanvaardbaar zouden zijn, met intense armoede,. We kijken, zijn verrukt, nemen foto’s. Soms staan we met de hele groep te klikken, als paparazzi. Toeristen trekken zich geregeld niet veel aan van gebruiken, zoals wat betreft kleding. De mensen van hier accepteren ons zoals we zijn. Ze zijn de perfecte gastheren. Ze lachen, poseren, zijn ons terwille, meestal zonder er iets voor terug te verwachten. Hoe praten ze over ons als we weg zijn? Zijn we in ogen een stelletje grappige malloten, een prima onderbreking van het dagelijks leven? Of is dat ongemakkelijke gevoel van gêne toch terecht?
Kalaw
Een eindje wandelen, zelfs geschikt voor slippers… Het blijkt een flinke tocht, die je goed laat zien hoe geïsoleerd mensen hier leven en hun grond bewerken: kleine groene stroken langs een riviertje in de diepte, steile, haast ontoegankelijke hellingen beplant met thee, dorpjes van houten huizen tegen de helling geplakt. Waar huizen zijn, zijn kinderen: spelend, spullen verkopend, schoolgaand of bij hun moeder hangend. Ook hier oogt het leven relaxed, terwijl er toch stevig gewerkt wordt. We lunchen op een toeristenplek-in-opkomst: een hut op een bergkam, met banken en parasols, een koelkast met bier en cola en wéér een andere avocadosalade. Erny loopt haar voeten stuk en lift het laatste stuk op een brommertje. Wie op slippers gaat, moet op de blaren lopen.
Kalaw – Pindaya
Een juich- en jubelroute. We starten hoog en blijven voor het grootste deel op hoogte, af en toe stijgend, dan weer dalend. Het landschap verandert. De heuvels kleuren naar rode oker. Er is steeds meer akkerland, met zilveren lappen van witte mosterd, goudgele stroken van rijststro en tarwe, groene banen van kool en andere groenten. Vrachtwagentjes tjoeken voorbij vol spullen en opbrengst van het land, met daarbovenop mensen met bonte lappen op het hoofd. Het land wordt bebouwd met de hand, soms met hulp van een os. Immens grote bomen zorgen waar nodig voor schaduw. We huppelen van plezier, en van de gaten in het wegdek. Er is feest in het dorp als we aankomen. Als prinsjes verklede jongens worden in een processie rondgereden op paarden, begeleid door plaatselijke schoonheden met bloemen en parasols. De muziek die klinkt komt van een soort drumband op een vrachtautootje, dat de stoet afsluit. De wereld is mooier dan ooit.
Pindaya Zoveel traptreden omhoog, dat moet toch voldoende zijn om de verlichting te bereiken… De meeste bezoekers nemen gewoon een auto, komen met de bus of met paard en wagen, doen het laatste eindje met de lift en stappen kwetterend het heiligdom binnen. Duizenden boedda’s in serene houding, de meeste van goud vullen een stelsel van grotten en gangen. Van stalactieten drupt water, dat vrouwen zwanger maakt, kwalen verhelpt en zieken hoop geeft. In dit Birmese Lourdes gaan devotie en een dagje uit prima samen. Dus wisselen stilte en gegiebel elkaar af en wordt het schemerduister geregeld doorbroken door flitslicht. In een tweede grot is te zien hoe vandaag de dag het snelst de staat van verlichting wordt bereikt: met LED-lampjes.
Nyaungschwe De rit naar het Inlemeer is voor een groot deel de weg naar Pindaya, maar dan in omgekeerde richting: jubel en juich dus. Er volgen enkele heuvels en dan twee enorme afdalingen: een naar de vlakte van Heho en een naar de vlakte waarin het Inlemeer ligt Nyaungschwe is een rustig stadje met relatief veel toeristen en dus ook veel winkeltjes en restaurantjes. De markt is er relaxed: een wirwar van houten kramen met zeil erover. ‘s Morgens ontwaakt het stadje heel kalmaan. Rijen jonge monniken trekken door de straten en krijgen van alle kanten eten. Op de markt ontbijten de mensen tussen hun spullen. Overal zijn kleine houtvuurtjes. Easy going lijkt hier het devies. Contemplatief, zelfs in de handel.
Inlemeer Een meer om op te wonen. Huizen op palen, akkertjes op drijvende eilanden, water om je over te verplaatsen. We dokkeren in houten boten over het meer, langs vissers, paalwoningen, pagodes. We leggen aan bij werkplaatsen op palen: weverijen, een smid, sigarenmakers, een edelsmid. We lunchen bij een tempel met uitzicht over de boten. Alles is harmonieus, evenwichtig. De vissers staan voor op hun lange boten, op één been balancerend, roeiend met het andere. Zo hebben ze hun handen vrij om hun netten te uit te zetten en binnen te halen. Met hun lange roeispanen slaan ze op het water. Lokken ze de vis of slaan ze die zo bewusteloos? Rust daalt over het water en over ons. De vissers staan roerloos op hun ene been en zijn zo symbool van evenwicht en kalmte. Zen. De bootsman draait de gashendel flink open. Afscheid 1 Als je met een groep op stap bent is afscheid het logische einde van de tocht. Prima toch? Maar ook al reis je verder, je sluit ook iets af. Iets wat niet meer terugkomt, bij het afscheid al herinnering wordt. Weemoed. Mourir un peu… Maar herbeleven is ook beleven, ook leven. De reunie is afgesproken. En we gaan verder.
Ngapali 1 Een lange witte strandlijn, begrensd en af en toe onderbroken door rotsige heuvels, eilandjes en rotsblokken. Een zee die in de loop van dag van lichtgrijs verkleurt tot staalblauw en vervolgens naar diep azuur en groen. Waar aan het eind van de dag de zon in wegzakt, tussen de bootjes. Palmen en een vissersdorp met tientallen houten schepen. Het strand als een weg, waar mensen lopen met vrachten brandhout, stro, fruit. Wij wonen in een schoon houten huis met strandstoelen en een rieten parasol. We zwemmen in diepblauw zeewater van 25˚C, wandelen met de voeten door de branding, eten op het strand voor een habbekrats en geweldig lekker: groenten, vis, schelpen, inktvis, krab, kip. Paradise regained.
Ngapali 2 De loomheid van de namiddag wordt benadrukt door een koppel voortsjokkende ossen dat een wagen trekt. Drie vrouwen lijken de rust te verstoren. Ze hollen in badpak over het strand, camera’s in de aanslag om het tafereel vast te leggen. Voor de mensen van hier vormen zíj het schouwspel. De voerman zit op een baal stro en kijkt niet op of om. De buffels sjokken onverstoorbaar door. Rust laat zich hier niet zo gemakkelijk verstoren.
Ngapali 3
Langzaam gaat de zon onder. Het licht speelt in lampenslingers op de boten. Het geluid van kinderen klinkt verder weg. Je voelt je dichter bij jezelf dan je dacht dat je nog kon. De wereld om je heen verdwijnt, krimpt in tot een rode bol, die langzaam zakt. Je voelt je één met alles om je heen, bereikt een staat van verlichting. Intussen zijn de anderen je kwijt, gaan op zoek naar je, ongerust. Ze zijn boos als ze je vinden. Terecht. Zen is aso.
Yangoon op zondag Een bonusdag. Een stad met veel minder verkeer, met flanerende mensen, jonge stelletjes op stap met een paraplu tegen de zon. Een warme stad, in de zin van bloedheet, maar ook in de zin van hartverwarmend, lieflijk, teder. Families, monniken en nonnen gaan naar het Schwedagon, waar de avondzon het goud warm rood kleurt, waar gebeden wordt, gemediteerd, waar gezangen worden gereciteerd door Thaise monniken die er in hun oranje gewaden en met hun opvallende tatoos uitzien als bekeerde worstelaars. En ook hier zijn er de stelletjes, al dan niet met hun chaperonnes. Er wordt gelachen, gegeten, geofferd. We praten met een groepje jonge monniken, die Erny adopteren als Ma. De warmte gloeit lang na.
Afscheid 2 Een laatste markt, alles ingepakt, de taxi’s op tijd, de fietsen gratis mee. Alles loopt gesmeerd. Terug naar huis, via Singapore, eerst de nacht tegemoet en dan met de nacht mee. Zestien uur nacht Eenmaal op weg groeit het verlangen naar huis, naar wie ons lief zijn. Het hoofd vol beelden, geuren, smaken, geluiden. Herinneringen aan schoonheid, maar vooral herinneringen aan de mensen in dit land, aan hun hartelijkheid, hun rust, hun levenskracht Ook onze buik neemt herinneringen mee, een lastig souvenir, vooral onderweg. Leven is een reis. Een reis waarvan je weet dat ze ongemakken kent, moeilijke stukken, dat ze eindigt. Maar vooral een mooie reis, vol herinneringen, beelden en gevoelens. Een reis die mooier wordt als je samen op weg bent. Reizen met het ritme van leven, van je hart. Een wals, soms snel, soms traag. Een dans die stopt bij de laatste maat.. Reizen als dansen. Dansen op een vulkaan.