Rondkomen met een minimum inkomen: hoe (on)mogelijk is dit? Studie naar de doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming anno 2013 BÉRÉNICE STORMS
TESS PENNE
werkt aan Cebud aan de Thomas More Hogeschool en het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck aan referentiebudgetten in België en aan het ontwikkelen van crossnationaal vergelijkbare referentiebudgetten in Europa.
is onderzoeker aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck waar ze werkt aan de Vlaamse update van de referentiebudgetten en aan het ontwikkelen van crossnationaal vergelijkbare referentiebudgetten in Europa.
DIETER VANDELANNOOTE is onderzoeker aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck waar hij zich voornamelijk bezighoudt met het ontwikkelen van microsimulatie- en arbeidsaanbodmodellen.
LEEN VAN THIELEN is onderzoeker aan Cebud aan de Thomas More hogeschool waar ze werkt aan het ontwikkelen van referentiebudgetten in België en de toepassing ervan in diverse sociale contexten.
Vorig jaar schreven we al over referentiebudgetten in De gids. Dat zijn geprijsde korven van goederen en diensten die illustreren wat gezinnen minimaal nodig hebben om adequaat te participeren in de samenleving. Uitgangsbasis bij de uitwerking van de Belgische referentiebudgetten zijn niet de klassieke productcategorieën zoals voeding, kleding en huishoudgoederen, maar wel de fundamentele behoeften die nodig zijn om volwaardig te kunnen deelnemen aan de samenleving. In 2013 zijn de Vlaamse referentiebudgetten voor het eerst volledig geüpdatet. In dit artikel bekijken we aan de hand hiervan de doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming voor 2013.
18
DE GIDS | JANUARI 2015 2014
RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN | HET HOOFDSTUK
REFERENTIEBUDGETTEN VOOR 2013 In 2008 werden ze voor het eerst ontwikkeld in Vlaanderen en dit voor 17 typegezinnen (Storms & Van den Bosch 2009). In 2010 werden ze verder uitgebreid naar Brussel en Wallonië, en ontwikkeld voor meerdere typegezinnen (Van Thielen et al., 2010). Maar als referentiebudgetten een juist referentiemiddel willen zijn in onze veranderende samenleving moeten ze regelmatig worden aangepast aan zowel prijsevoluties als aan veranderingen in maatschappelijke normen en gebruiken. Prijsindexen als de consumptieprijsindex (CPI) of de gezondheidsindex zijn niet geschikt om de referentiebudgetten aan te passen aan de prijsevoluties. De korven van deze indexen zijn immers op een andere manier samengesteld dan bij de referentiebudgetten. Zo is het aandeel van de woninghuur in de korf van de referentiebudgetten vier maal zo hoog in vergelijking met de korf van de CPI. Ook de deelindexen van de afzonderlijke producten uit de korf van de CPI zijn niet bruikbaar omdat ze gebaseerd zijn op gemiddelde prijzen, terwijl de referentiebudgetten worden berekend op basis van minimale kosten (Storms & Cherenti, 2013). Om deze redenen is het beter de referentiebudgetten volledig te herprijzen. Een aantal experts hebben veranderingen voorgesteld. Nieuwe normen en richtlijnen zoals veranderingen in de aanbevolen voedingshoeveelheden, de vaccinatiepolitiek van de overheid of de berekening van de sociale huur zorgden voor enkele wijzigingen in de samenstelling van de korven. Een belangrijke verandering voor 2013 is de opname van een normatief budget voor de kosten van energie en water (Storms, Penne, Vandelannoote, Van Thielen, 2015). In 2008 werkten we hiervoor nog met gemiddelde uitgaven. Daarnaast werden in de verschillende Vlaamse provincies negen focusgroepen georganiseerd
Als referentiebudgetten een juist referentiemiddel willen zijn in onze veranderende samenleving moeten ze regelmatig worden aangepast aan zowel prijsevoluties als aan veranderingen in maatschappelijke normen en gebruiken.
met mensen van diverse sociaaleconomische achtergronden. Wanneer argumenten wezen op noodzakelijke behoeften in functie van volwaardige maatschappelijke participatie en deze herhaaldelijk terugkeerden in verschillende focusgroepen, namen we ze in aanmerking om aanpassingen door te voeren aan die korven. De belangrijkste aanpassingen op basis van argumenten uit de focusgroepen gaan over kleding, mobiliteit, onderhouden van sociale relaties en ontspanning. GEMIDDELDE STIJGING MET 15% TUSSEN 2008 EN 2013 In figuur 1 worden de referentiebudgetten voor 2008 en 2013 weergegeven. Voor alle typegezinnen kan een stijging van de kostprijs voor noodzakelijke uitgaven worden vastgesteld. Gemiddeld, over alle typegezinnen heen, bedraagt de stijging 15%. Dat overtreft de algemene prijsstijging, zoals de consumptieprijsindex (+9,1%) en de gezondheidsindex (+9,4%) die meet. De stijging leunt dichter aan bij de toename van de mediane inkomens. Deze laatsten stegen tussen 2008 en 2012 (de cijfers voor 2013 zijn nog niet gekend) met 11%. Opvallend is dat de stijging van de noodzakelijke kosten relatief groter is voor alleenstaanden (24%) en koppels zonder kinderen (18%) dan voor gezinnen met kinderen. Dit kunnen we DE GIDS | JANUARI 2015
19
HET HOOFDSTUK | RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN
Figuur 1: Referentiebudgetten voor gezinnen zonder werkende gezinsleden die hun woning huren, bedragen in euro per maand voor 2008 en 2013 3000
2500
2000
1500
1000
500
al
al
le en
st aa nd le e en vr st aa ouw nd e al m l+ an ki n al d l+ (j, ki Vr nd 2) ou w ( al + l + m, 4) st k ud al l + ind Vr ou ent ( j, pe kin w 8) d + nd ( st m ud el ( ,1 m en 5 t k , 20 ) ot j aa ( al l + m, 2 r) 0 ki nd ja ar al l + ere ) n ki ( 2, nd al l+ 4) er e ki nd n (4 er ,8 en ) (8 ,1 5) ko pp k o el pp ko + el ki pp n el d (j, + ki 2) ko Ko pp nd pp ( el m el ko ,4 + + pp ki ) st e n !K ud l+ d op ( en j, ki pe 8 n tp l+ en d (m ) st de , 15 ud l( en j, ) 20 ko tk pp ot ja ar el (j, 20 ) ko + k in pp j aa de el r) re ko + n k pp ( i 2 nd el ,4 er + ) en ki nd (4 er ,8 en ) (8 ,1 5)
0
RB2008 private huur
RB2008 sociale huur
RB2013 private huur
RB2013 sociale huur
hoofdzakelijk verklaren door de sterke stijging van de huurprijzen (gemiddeld + 22%) voor woningen met één slaapkamer (+ 36%). De sterke stijging op de sociale huurmarkt (gemiddeld + 50%) is grotendeels te verklaren door een andere rekenwijze. Want in 2013 keken we naar de reële mediane sociale huurprijzen, waar … we in 2008 geen toegang toe hadden. Toen rekenden we met de minimale sociale huurprijzen, die een stuk lager liggen. Een tweede belangrijke verklaring voor de gestegen sociale huur is het meenemen van de patrimoniumwaarde bij de berekening van de huur. Andere korven die een opvallende prijsstijging kennen 20
DE GIDS | JANUARI 2015
tussen 2008 en 2013 zijn mobiliteit (gemiddeld + 96%), ontspanning (+32%), onderhouden van sociale relaties (+16%), veilige kindertijd (+16%) en gezonde voeding (+14%).
Opvallend is dat de stijging van de noodzakelijke kosten relatief groter is voor alleenstaanden (24%) en koppels zonder kinderen (18%) dan voor gezinnen met kinderen.
RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN | HET HOOFDSTUK
STIJGERS OVERTREFFEN DALERS De relatief sterke stijging van de kosten voor gezonde voeding is deels te verklaren vanuit aangepaste richtlijnen, waardoor voor bepaalde producten zoals aardappelen, graan en smeervetten grotere hoeveelheden zijn opgenomen. Een tweede deel wordt veroorzaakt door prijsstijgingen. Zo is de prijs van verse groenten gestegen. De scherpe prijsstijgingen voor de korven veilige kindertijd, onderhouden van relaties en ontspanning moet worden toegeschreven aan de sterk gestegen prijzen voor activiteiten buitenshuis (o.a. lidmaatschap van een vereniging, kostprijs van een daguitstap of de jaarlijkse vakantie). Maar ook de prijzen van enkele vaste kosten zoals het televisie- en internetabonnement en de kosten voor een paspoort of vuilniszakken zijn sterk de hoogte in gegaan. Daarnaast hebben we omwille van argumenten uit focusgroepen de minimale hoeveelheid om uit eten te gaan verdubbeld. Vanuit hun diverse sociale achtergronden beargumenteerden de deelnemers de noodzaak om een keer per maand uit eten te kunnen gaan of een maaltijd af te halen. Tot slot zien we een zeer sterke stijging van de minimale kosten voor mobiliteit. Dit komt omdat we in 2013 een maandelijks budget (38 euro/maand) inrekenden voor autodelen. Uit focusgroepen kwam de noodzaak naar voor om af en toe een auto te kunnen gebruiken. Daarnaast zien we dat, in tegenstelling tot 2008, het autodelen anno 2013 ruim verspreid is in Vlaanderen. (Onderdelen van) korven die een prijsdaling kenden of minder snel stegen dan de algemene prijsstijging zijn kledij (-7%), energie (-3%), keukenuitrusting (+1%) en gezondheid en persoonlijke verzorging (+7%). De daling van de kledingkorf wijten we aan de beslissing om een reductie van 10% door te voeren om rekening te houden met solden of de aankoop van tweedehandskledij, dat volgens deelnemers in focus-
Korven die een prijsdaling kenden of minder snel stegen dan de algemene prijsstijging zijn kledij (-7%), energie (-3%), keukenuitrusting (+1%) en gezondheid en persoonlijke verzorging (+7%). groepen een steeds groter aanbod kent. Bovendien blijken de prijzen voor kleding niet of nauwelijks te zijn gestegen tussen 2008 en 2013. De lichte daling van de energiekosten is te verklaren door de al aangegeven keuze om voor 2013 een normatief energiebudget te berekenen (Storms, Penne, Vandelannoote, Van Thielen, 2015). In werkelijkheid zijn de mediane huurprijzen in die periode gestegen met 5%. Tot slot zien we dat de sterke stijging van de kosten voor een hospitalisatieverzekering wordt gecompenseerd door beperkte prijsstijgingen van de producten voor persoonlijke hygiëne in de korf gezondheid en persoonlijke verzorging. MINIMUMINKOMENSBESCHERMING IN VLAANDEREN Referentiebudgetten zijn, omwille van hun normatieve karakter, een ideale benchmark om de doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming te beoordelen. In figuur 2 kijken we naar de hoogte van het netto beschikbaar gezinsinkomen1 voor een eenverdienersgezin (al dan niet met kinderen ten laste) anno 2013 en vergelijken dit met de hoogte van de referentiebudgetten. Deze eenverdiener heeft afwisselend recht op een leefloon, een minimum werkloosheidsuitkering, een minimum invaliditeitsuitkering of het wettelijk bepaalde minimumloon. Deze berekeningen zijn gebeurd op basis van het standaard simulatiemodel MOTYFF2. We zien dat, voor gezinnen die huren op de private huisvestingsmarkt, het leefloon en de miniDE GIDS | JANUARI 2015
21
HET HOOFDSTUK | RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN
mum werkloosheidsuitkering voor geen enkel typegezin volstaan om adequaat te participeren aan de samenleving. De tekorten lopen op van 182 euro per maand voor een eenoudergezin met een tweejarige tot 899 euro voor een koppel met twee oudere kinderen. De minimum invaliditeitsuitkering lijkt wel voldoende hoog voor de meeste eenoudergezinnen, met uitzondering van eenoudergezinnen met oudere kinderen. Merk op dat de referentiebudgetten zijn ontwikkeld voor gezinnen waarin alle gezinsleden in een goede gezondheid verkeren. Indien de reële gezondheids- en verzorgingskosten gerelateerd aan een langdurige ziekte of handicap worden meegerekend, dan zal een minimum invaliditeitsuitkering mogelijk ook ontoereikend zijn voor de meeste gezinstypes.
Ook voor gezinnen die werken aan één minimumloon3 blijkt onze sociale bescherming tekort te schieten als ze kinderen ten laste hebben. Figuren 1 en 2 tonen aan dat het voor alle gezinnen een groot verschil uitmaakt of ze een woning huren op de private of de sociale huisvestingsmarkt. Voor eenoudergezinnen met jonge kinderen die een sociale woning huren is een leefloon en een minimum werkloosheidsuitkering nu voldoende om adequaat aan de samenleving te participeren. Indien ze oudere kinderen hebben en voor koppels (al dan niet met kinderen) blijven deze uitkeringen echter nog steeds ontoereikend. Voor eenoudergezinnen met twee kinderen van 8 en 15 jaar bedraagt het maandelijks tekort nog steeds 554 euro. Tot slot zien we dat de mini-
Figuur 2: De doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming maandbedragen in euro, 2013
3000
2500
Referentiebudget, niet werkend, huurder prive sector
2000
Referentiebudget, niet werkend, huurder sociale sector 1500
Referentiebudget, werkend, huurder prive sector Referentiebudget, werkend, huurder sociale sector
1000
Leefloon minimum werkloosheidsuitkering
500
minimum invaliditeitsuitkering
al
al
le en st a le an en de st aa vro al nd uw l+ e al ki ma l + nd n al l+ ki (j, n st 2 a ll d (m ) ud + a , al en ll k l + t p + ind 4) st en kin (j, ud de d 8 en l ( (m ) t k m, , 1 al ot ( 20 5) l + m ja a , al kind 20 r) l + e ja r al ki en ar) l + nd ( ki ere 2, 4 nd n er (4 ) en , 8 (8 ) ko ,1 pp 5) ko el pp + kop ko k p e i e pp ko l + k nd ( l el + ko ppe ind j, 2) !k s t p op ud pe l + (m pe en l + kin , 4 l+ tp k d ) st en ind (j, 8 u ( d ) ko den el ( m, 1 pp t k j, 2 5 ) ko el + ot ( 0 ja pp k j, 2 ar i n 0 ) ko el pp + der jaa el kin en r) + de (2 ki nd ren , 4) er (4 en , 8 (8 ) ,1 5)
0
22
DE GIDS | JANUARI 2015
minimumloon
RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN | HET HOOFDSTUK
muminkomensbescherming beter is voor alleenstaanden dan voor koppels en slechter wordt naarmate de kinderen ouder worden. De gezinstoeslagen in de verschillende uitkeringen zijn onvoldoende om de kosten voor een extra volwassene te dekken. Daarnaast zien we dat de leeftijdstoeslagen in de kinderbijslag geen gelijke tred houden met de toename van de kosten van kinderen met stijgende leeftijd. Om de ondoeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming te compenseren zijn er de laatste jaren verschillende kostencompenserende maatregelen in het leven geroepen. Door zowel de federale, Vlaamse en lokale overheid en door de aanbieders van bepaalde goederen en diensten zoals het Steunpunt voor vakantieparticipatie. Maar lang niet alle gezinnen met een laag inkomen maken daarvan gebruik (omwille van niet-automatische rechtentoekenning, het naast elkaar bestaan van verschillende inkomensgren-
De referentiebudgetten zijn ontwikkeld voor gezinnen waarin alle gezinsleden in een goede gezondheid verkeren. Met de reële gezondheids- en verzorgingskosten van een langdurige ziekte of handicap zou een minimum invaliditeitsuitkering mogelijk ook ontoereikend zijn. zen of het moeten voldoen aan bijkomende voorwaarden). Bij de berekening van de referentiebudgetten nemen we deze tegemoetkomingen standaard niet mee. Indien we dit wel doen (Storms, Penne, Vandelannoote, Van Thielen, 2015), verhoogt de doeltreffendheid van de minimuminkomens, maar in vele situaties blijft deze onvoldoende. Figuur 3 toont de oefening voor gezinnen met een netto beschikbaar inkomen geba-
Figuur 3: De doeltreffendheid van het leefloon voor een gezin dat zijn sociale rechten uitput en gebruik maakt van kosten compensaties, maandbedragen in euro, 2013 3000
2500
2000
1500 Referentiebudget, private huur Referentiebudget, sociale tarieven + huurpremie 1000
Referentiebudget, sociale tarieven + sociale huur Leefloon
500
al le en st al aan le en de v st aa rou nd w al e l+ m a al kind n l+ ( j, ki 2) n al d (m l+ ,4 k al l + ind ) (j k al l + ind , 8) (m ki n , al d l + ere 15) n k i ( al n l + de 2, 4 re ) ki nd n ( 4, er 8) en (8 ,1 ko 5) pp k ko el + opp pp el ki n el + d (j, ki ko nd 2) p (m ko pel + ,4 p ki ) ko pel n pp + k d ( j, el in 8 ko + k d (m ) pp in de , 1 e 5) l ko r pp + ki en (2 nd el , er + 4) e ki nd n ( 4, er 8) en (8 ,1 5)
0
DE GIDS | JANUARI 2015
23
HET HOOFDSTUK | RONDKOMEN MET EEN MINIMUM INKOMEN
seerd op een leefloon wanneer zij gebruik maken van alle sociale tarieven waarop ze recht hebben. We zien dat het leefloon voor de meeste gezinnen (uitgezonderd voor een alleenstaande met jonge kinderen) nog steeds niet volstaat wanneer ze op de wachtlijst staan voor een sociale woning en gebruik kunnen maken van een huurpremie. De situatie verbetert wanneer gezinnen een sociale huurprijs betalen die gebaseerd is op hun inkomen uit het leefloon, maar voor koppels (al dan niet met kinderen) blijft het minimuminkomen zelfs in deze situatie inadequaat.
markt kan huren verhoogt de doeltreffendheid van deze uitkeringen in grote mate. Maar ze blijven wel inadequaat voor eenoudergezinnen met oudere kinderen en voor koppels, al dan niet met kinderen. De minimum invaliditeitsuitkering blijkt in vele gevallen wel voldoende hoog, maar dit is zonder rekening te houden met de noodzakelijke extra uitgaven voor gezondheid en zorg. Ook de minimumlonen volstaan in geval van kinderlast voor de meeste gezinnen niet om adequaat aan de samenleving te kunnen participeren.
CONCLUSIE Sinds 2008 zijn de referentiebudgetten gemiddeld gestegen met 15%, wat hoger is dan de algemene prijsstijging. De korven huisvesting, mobiliteit, ontspanning, onderhouden van sociale relaties, veilige kindertijd en gezonde voeding zijn de voornaamste stijgers. Indien we de referentiebudgetten vergelijken met de hoogte van de minimuminkomensbescherming, dan zien we dat het leefloon en de minimum werkloosheidsuitkering voor geen enkel gezinstype volstaan om adequaat aan de maatschappij te participeren wanneer deze hun woning huren op de private markt. Wanneer men op de sociale
Als antwoord op de ondoeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming werden de laatste jaren verschillende kosten compenserende maatregelen in het leven geroepen. Maar vele van deze maatregelen worden niet automatisch toegekend, leggen vaak nog bijkomende voorwaarden op en werken met verschillende inkomensgrenzen, wat wellicht in vele gevallen aanleiding geeft tot ondergebruik. Wanneer we er vanuit gaan dat deze maatregelen effectief worden opgenomen, dan nog zien we dat de minima in vele gevallen inadequaat blijven, zelfs wanneer er wordt gehuurd op de sociale huurmarkt. Q
Bibliografie Storms, B. (2012). Referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie. Doctoraal proefschrift. Unpublished PhD, UA, Antwerpen. Storms, B., & Cherenti, R. (2013). De aanpassingen van minimuminkomens aan de welvaart? Vaart iedereen even wel? In L. Willy, P. Isabelle, J. Vranken & R. Ronan Van (Eds.), Armoede in België. Jaarboek 2013 (pp. p. 161-179). Leuven: Acco. Storms, B., Penne, P., Vandelannoote, D., Van Thielen, L. (2015). De doeltreffendheid van minimum inkomensbescher-
ming anno 2013. Wat leren referentiebudgetten?, VLAS–studie. Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt (te verschijnen). Storms, B., & Van den Bosch, K. (2009). Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen: ACCO. Van Thielen, L., Deflandre, D., Baldewijns, K., Boeckx, H., Leysens, G., Casman, M., et al. (2010). Minibudget: Wat hebben gezinnen nodig om menswaardig te leven in België: Onderzoek gefinancierd door Federaal Wetenschapsbeleid in opdracht van de POD MI.
Noten 1. Na verrekening van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen en inclusief kinderbijslagen en studiebeurzen voor kinderen ten laste. 2. MOTYFF (Modellling TYpical Families in Flanders) is een standaardsimulatiemodel dat het netto beschikbaar gezinsinkomen berekent voor een individu of een door de gebruiker zelf samengesteld gezin. De berekeningen hebben betrekking op de situatie op 1 juli 2013 3. En die in het geval van eenoudergezinnen met jonge kinderen kinderopvangkosten moeten betalen.
24
DE GIDS | JANUARI 2015