Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Project : 122317 Rotterdam Datum : 6 maart 2012 Auteur : ir. G.A.M. Golbach ing. A.M. op den Dries
Opdrachtgever: ContrAll Projektrealisatie B.V. t.a.v. H. Heerema Postbus 525 7300 AM Apeldoorn
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding .......................................................................................................................... 2 2. Ongevalsscenario’s ....................................................................................................... 3 2.1. Beschrijving LNG-installatie ...................................................................................... 3 2.2. Selectie van bedrijfsonderdelen ................................................................................ 5 2.3. Initiële faalfrequentie ................................................................................................. 6 2.4. Ongevalsscenario’s opslagvat .................................................................................. 8 2.5. Ongevalsscenario’s pomp ......................................................................................... 9 2.6. Ongevalsscenario’s bovengrondse leidingen bij het opslagvat ................................ 9 2.7. Ongevalsscenario’s overslag tankauto ...................................................................10 2.8. Ongevalsscenario’s bovengrondse vulleiding tankauto ..........................................13 2.9. Ongevalsscenario’s bovengrondse afleverleiding ...................................................14 2.10. Ongevalsscenario’s dispenser ..............................................................................14 2.11. Parameters ............................................................................................................15 2.12. Aanwezigen rond de inrichting ..............................................................................15 3. Resultaat risicoberekening .........................................................................................18 3.1. Plaatsgebonden risico .............................................................................................18 3.2. Groepsrisico ............................................................................................................20 4. Effectafstand ................................................................................................................22 5. Conclusie ......................................................................................................................24 Referenties .......................................................................................................................25
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
2
1. Inleiding Het voornemen is een LNG-installatie te plaatsen op de inrichting gevestigd aan de Waalhaven Zuidzijde 76 in Rotterdam. In het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunning is deze risicoanalyse opgesteld. In hoofdstuk 2 worden de ongevalsscenario’s vastgesteld waarmee de risicoberekening wordt uitgevoerd. Hoofdstuk 3 bevat het berekende plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het berekende risiconiveau wordt hier getoetst aan de normstelling externe veiligheid voor inrichtingen. Hoofdstuk 4 bevat de effectafstanden voor de ongevalsscenario’s. Hoofdstuk 5 tenslotte bevat de conclusie.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
3
2. Ongevalsscenario’s 2.1. Beschrijving LNG-installatie De afkorting LNG betekent: Liquefied Natural Gas, oftewel vloeibaar aardgas. LNG wordt in verschillende delen van de wereld al langere tijd gebruikt als motorbrandstof. Vloeibaar aardgas bestaat voornamelijk uit methaan. LNG heeft bij atmosferische druk een o temperatuur van -162 C. Vloeibaar aardgas kan daarom onder de cryogene vloeistoffen worden geschaard. Vanwege de vloeibare vorm heeft LNG een grotere energie-inhoud per liter dan CNG. Dit maakt het uitermate geschikt voor langeafstandsvervoer. Het vloeibaar aardgas wordt met een tankwagen of tankcontainer over de weg vervoerd en verpompt naar het opslagvat. Vanuit het opslagvat wordt LNG met een pomp door een saturation coil geleid naar de dispenserslang voor directe aflevering, al dan niet onder verwarming door de coil. De afleverdruk varieert tussen 1 en 18 bar(g). De dispenser (aflever-installatie) is vrijstaand en verbonden met de rest van de installatie via een ondergrondse leiding. Voor het vullen van het opslagvat vanuit de tankauto wordt gebruik gemaakt van een composiet losslang als verbinding tussen de tankauto en installatie. Indien de tankauto is gekoppeld aan de installatie vormen deze één geheel en maken deel uit van één noodstopcircuit. Bij het opslagvat is ook een tank met vloeibare stikstof opgesteld. De stikstof wordt door een coil gesitueerd in het opslagvat geleid om damp het hercondenseren en de druk te reguleren. De aangevraagd doorzet van LNG is 2070 ton/jr. Uitgaande van een dichtheid van 422.5 3 o kg/m (voor een temperatuur van -161.5 C en een druk van 0 bar(g)) is dit gelijk aan 3 4900 m /jr. Het vuldebiet van het opslagvat vanuit een tankauto is 600 l/min. Er vindt dan gedurende circa 136 uur per jaar aanvoer van LNG plaats (dit is 1.6% van het jaar). Het debiet bij aflevering van LNG is circa 160 l/min. Er vindt dan gedurende circa 510 uur per jaar aflevering van LNG plaats (dit is 5.8% van het jaar). Figuur 1 toont een schematische weergave van de verschillende insluitsystemen. Bij de pompen en leidingen is aangegeven welk gedeelte van de tijd ze in bedrijf zullen zijn. Voor de overige gegevens wordt verwezen naar de aanvraag voor de omgevingsvergunning en de bij de aanvraag gevoegde situatietekening (tekening 12050).
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
4
Tankauto (losslang) Vulleiding (1.6%) Opslagvat
Pomp (5.8%) Leiding pomp naar coil (5.8%) Saturation coil
Leiding coil naar dispenser 1 (2.9%)
Leiding coil naar dispenser 2 (2.9%)
Dispenser 1 (2.9%)
Dispenser 2 (2.9%)
Figuur 1.
Schematische weergave insluitsystemen
Figuur 2 toont schematisch de situatietekening van de inrichting met de positie van de belangrijkste onderdelen van de installatie.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Figuur 2.
5
Situatietekening
2.2. Selectie van bedrijfsonderdelen De risicoanalyse is uitgevoerd voor een LNG-installatie. De volgende insluitsystemen en/of activiteiten zijn gemodelleerd (zie ook figuur 1): Het opslagvat. De pomp voor aflevering naar de dispenser. De bovengrondse leiding tussen de pomp en de saturation coil. De bevoorrading met een tankauto. De bovengrondse vulleiding van het vulpunt naar het opslagvat. De bovengrondse leiding tussen de saturation coil en de dispenser. De afleververbinding tussen de dispenser en de vrachtauto. Er worden geen scenario’s gemodelleerd voor leidingen die alleen gas bevatten. Het effect van deze scenario’s is verwaarloosbaar klein.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
6
De installatie met stikstof wordt niet gemodelleerd, omdat het een beperkte hoeveelheid betreft en stikstof niet brandbaar en niet toxisch is [1]. De scenario’s voor deze insluitsystemen worden beschreven in paragraaf 2.4 t/m 2.11. Hierbij wordt voor elk insluitsysteem gebruik gemaakt van de standaard scenario’s voor onderdelen zoals voorgeschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevi [1] en het concept rekenvoorschrift voor LNG-tankstations [3]. Deze standaard scenario’s voor de onderdelen worden getoond in paragraaf 2.3.
2.3. Initiële faalfrequentie Tabel 1 toont de initiële faalfrequentie voor onderdelen van de installatie zoals voorgeschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevi [1].
Component Drukvat
Tankauto
Pomp (canned) Leiding bovengronds < 3” Leiding ondergronds < 3” Losslang standaard (gebruikt voor slang aflever-installatie)
Tabel 1.
Faalwijze Instantaan Continu 10 min Continu 10 mm gat Instantaan Continu grootste aansluiting Pomp (met pakking) breuk Pomp (met pakking) lekkage Losslang composiet breuk Losslang composiet lekkage BLEVE door brand tijdens verlading BLEVE door brand in de omgeving BLEVE door externe impact Breuk Lekkage Breuk Lekkage Breuk Lekkage Breuk Lekkage
Frequentie 5.0 10-7 /jr 5.0 10-7 /jr 1.0 10-5 /jr 5.0 10-7 /jr 5.0 10-7 /jr 1.0 10-4 /jr 4.4 10-3 /jr 4.0 10-7 /uur 4.0 10-6 /uur 5.8 10-10 /uur divers divers 1.0 10-5 /jr 5.0 10-5 /jr 1.0 10-6 /m-jr 5.0 10-6 /m-jr 5.0 10-7 /m-jr 1.5 10-6 /m-jr 4.0 10-6 /uur 4.0 10-5 /uur
Initiële faalfrequentie onderdelen van de installatie
Bevoorrading vindt plaats met een tankauto, waarbij een composiet losslang wordt gebruikt voor de verbinding met het vulpunt. Voor deze slang wordt dezelfde faalfrequentie gebruikt als voor de verbeterde losslang van een LPG-tankauto. Deze frequentie is een factor tien lager dan voor de standaard losslang. Voor de slangverbinding tussen de dispenser (aflever-installatie) en de vrachtauto is geen specifieke faalfrequentie bekend. De faalfrequentie voor een standaard losslang zal voor deze afleverslang worden gebruikt. Voor de op- en overslag van tot vloeistof gekoeld (cryogeen) gas zijn voor een drukvat en een tankauto niet specifiek scenario’s voorgeschreven. Dit zijn vacuüm geïsoleerde
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
7
dubbelwandige tanks, zodat verwacht mag worden dat bij het scenario instantaan falen een BLEVE minder frequent zal kunnen voorkomen dan bij een enkelwandige druktank. De scenario’s voor een enkelwandige druktank zullen worden gehanteerd, waarbij een BLEVE nog mogelijk is bij de werkdruk van het insluitsysteem (en niet bij een verhoogde druk). Voor een BLEVE veroorzaakt door een brand van het LNG-systeem tijdens verlading -10 wordt uitgegaan van een frequentie van 5.8 10 /uur voor een onbeschermde tankauto (enkelwandig zonder hittewerende coating). Bij een dubbelwandige geïsoleerde tankauto wordt de BLEVE-frequentie verlaagd met een factor twintig. Aangenomen wordt dat de tankauto maximaal is gevuld. Voor een BLEVE veroorzaakt door een brand in de omgeving wordt de omgeving van de opstelplaats van de LNG-tankauto beschouwd. Als de afstand tussen met name genoemde objecten en de opstelplaats kleiner is dan een toetsingsafstand, dan kan de brand van een object leiden tot een BLEVE van de tankauto. De toetsing wordt uitgevoerd voor de benzine en LNG/LPG-afleverzuil, voor gebouwen en voor de opstelplaats van de benzinetankauto. Tabel 2 toont de toetsingsafstand.
Object omgevingsbrand
LNG/LPG-afleverzuil personenauto’s Benzine afleverzuil personenauto’s Opstelplaats benzinetankauto Gebouw zonder brandbescherming
Gebouw met brandbescherming (en maximaal 50% gevelopeningen)
Tabel 2.
Hoogte < 5 m 5 m < hoogte < 10 m Hoogte > 10 m Hoogte < 5 m 5 m < hoogte < 10 m Hoogte > 10 m
Toetsings afstand [m] 17.5 5 25 10 15 20 5 10 15
Toetsing bijdrage omgevingsbrand aan de BLEVE-frequentie (toetsingsafstand conform stappenplan RIVM)
De frequentie op een brand nabij de LNG-tankauto is afhankelijk van de uitkomst van de toetsing. Tabel 3 toont de frequentie. Aangenomen wordt dat de tankauto maximaal is gevuld. De kans dat een brand in de omgeving leidt tot een BLEVE is 0.19. Bij een dubbelwandige geïsoleerde tankauto wordt de BLEVE-frequentie verlaagd met een factor twintig.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
LNG/LPG afleverzuil Ja Nee Ja Ja Ja Nee Nee Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Nee
Tabel 3.
Benzine afleverzuil Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja Ja Nee Nee Ja Nee
8
Opstelplaats tankauto Ja Ja Ja Nee Nee Nee Ja Ja Ja Nee Nee Ja Nee Ja Nee Nee
Gebouw Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Frequentie [/jr] 2.0 10-6
1.0 10-6
8.0 10-7 6.0 10-7 4.0 10-7 2.0 10-7
Frequentie van een brand nabij de LNG-tankauto voor een aanwezigheid van 50 uur per jaar
Een BLEVE van de tankauto kan ook plaatsvinden door externe impact (aanrijdingen). De frequentie is afhankelijk van het type opstelplaats. Tabel 4 toont de specifieke BLEVE frequentie. De BLEVE wordt gemodelleerd met de barstdruk gelijk aan de evenwichtsdruk in de tankauto.
Opstelplaats tankauto Geïsoleerde opstelplaats waarbij een aanrijding van opzij tegen de leidingkast niet aannemelijk wordt geacht (ook niet met lage snelheid) Opstelplaats op een (wegrij)strook met een toegestane snelheid van maximaal 70 km/uur Overige situaties
Tabel 4.
Frequentie [/jr] 2.5 10-9 4.8 10-8 2.3 10-7
BLEVE frequentie tankauto door mechanische inslag (aanrijdingen) voor een aanwezigheid van 50 uur per jaar
2.4. Ongevalsscenario’s opslagvat Tabel 5 toont de kenmerken van het opslagvat benodigd voor de modellering. De maximale vulgraad is afgeleid volgens bijlage N van de concept PGS 33. Kenmerk Inhoud bruto [m3] Vulgraad maximaal o Werktemperatuur [ C] Werkdruk [bar(g)] Insteldruk veerveiligheid [bar(g)]
Tabel 5.
Kenmerken opslagvat
Opslagvat 70 78% -128.7 7.0 12
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
9
Tabel 6 toont de frequentie en bronsterkte voor de ongevalsscenario’s van een opslagvat. Bij het instantaan vrijkomen wordt geen BLEVE gemodelleerd bij verhoogde druk, omdat het opslagvat dubbelwandig is uitgevoerd. Het afblazen van de veiligheid op hoogte is wegens te verwaarlozen letale effecten op grondniveau niet meegenomen in de risicoberekening.
Scenario Instantaan Continu 10 min Continu 10 mm
Tabel 6.
Frequentie [/jr] 5.0 10-7 5.0 10-7 1.0 10-5
Bronsterkte 20.1 ton 33.5 kg/s 1.1 kg/s
Toelichting Maximale inhoud Maximale inhoud in 600 s Diameter 10 mm
Ongevalsscenario’s opslagvat
2.5. Ongevalsscenario’s pomp Bij het opslagvat staat bovengronds een pomp opgesteld. Het betreft een pomp die werkt vanaf het opslagvat via de saturation coil naar de dispenser. Voor de faalfrequentie wordt deze pomp gemodelleerd als canned (zonder pakking). De pomp is circa 5.8% van de tijd in gebruik. Een breuk van de pomp leidt tot uitstroming uit een leiding met een diameter van 2” die rechtstreeks is verbonden met het opslagvat. Tabel 7 toont de ongevalsscenario’s zonder doorstroombegrenzer in de leiding tussen het opslagvat en de pomp. De bronsterkte is berekend met Safeti-NL door uit te gaan van een leiding aan een vat met een lengte van 5 m.
Scenario Breuk Lekkage
Scenario Breuk Lekkage
Tabel 7.
Toelichting frequentie 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 1.0 10-5 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 5.0 10-5 (frequentie lekkage per jaar in bedrijf) Frequentie [/jr] 5.8 10-7
Bronsterkte [kg/s] 10.0
2.9 10-6
0.3
Toelichting Diameter 50 mm, lengte 5 m, duur 1800 s Diameter 5 mm, duur 1800 s
Ongevalsscenario’s pomp aangesloten aan het opslagvat
2.6. Ongevalsscenario’s bovengrondse leidingen bij het opslagvat Het bovengrondse leidingwerk bij het opslagvat is gemodelleerd met de leidingsectie vanaf de pomp naar de saturation coil. De diameter van de leidingsectie is 1”. Voor de berekening van de ongevalsfrequentie is als lengte voor elke sectie de voorgeschreven minimale lengte van 10 m aangenomen (conform het rekenvoorschrift Handleiding
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
10
risicoberekeningen Bevi versie 3.2 module C blz. 44 aandachtspunt 4). De leiding tussen het opslagvat en de aangesloten pomp is niet gemodelleerd. De lengte van deze leiding is hiervoor te klein. Het pompdebiet is gelijk aan 160 l/min (en maximaal 200 l/min). Uitgaande van de condities in het opslagvat is dit debiet gelijk aan circa 1.0 kg/s. Bij breuk van de leiding zal gedurende korte tijd uitstroming plaatsvinden met een bronsterkte die afhangt van de condities in de leiding op het moment van de breuk. De leiding is relatief kort, zodat de pompdruk snel wegvalt. Het debiet bij uitstroming voor de condities in het opslagvat uit een leiding met een diameter van 1” en een lengte van 5 m is 2.0 kg/s. Voor breuk van de leiding stroomafwaarts van een pomp is de bronsterkte minimaal gelijk aan 150% van het pompdebiet, tenzij het debiet uitgaande van de condities binnen de installatie bij de verzadigingsdruk langdurig groter zal zijn. Een debiet van 2.0 kg/s zal worden gehanteerd. Een leidingsectie is 5.8% van de tijd in gebruik. Als ze niet in gebruik zijn, dan staan de leidingen ingeblokt. De gevolgen van het falen van een ingeblokte leiding zijn verwaarloosbaar. Tabel 8 toont de ongevalsscenario’s.
Leiding Pomp naar saturation coil
Scenario Breuk
Leiding
Scenario
Pomp naar saturation coil
Breuk
Tabel 8.
Lekkage
Toelichting frequentie 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 1.0 10-6 (frequentie lekkage per jaar in bedrijf per meter) x 10 (leidinglengte in m) 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 5.0 10-6 (frequentie lekkage per jaar in bedrijf per meter) x 10 (leidinglengte in m)
Frequentie [/jr] 5.8 10-7
Bronsterkte [kg/s] 2.0
2.9 10-6
0.1
Lekkage
Toelichting Zie tekst, duur 1800 s Diameter 2.5 mm, duur 1800 s
Ongevalsscenario’s bovengrondse leidingen
2.7. Ongevalsscenario’s overslag tankauto 3
De doorzet van LNG is 4900 m /jr. Er is aangenomen dat de bevoorrading plaatsvindt met een dubbelwandige geïsoleerde tankauto. De tankauto heeft een bruto inhoud van 3 3 40 m en een effectieve inhoud van 38 m . De druk is 0.12 bar(g) bij een temperatuur van o -160 C. Tijdens het lossen wordt de druk in de tankauto verhoogd naar 3 bar(g). Het pompdebiet is 600 l/min (en maximaal 800 l/min). De tijd voor het lossen is dan 136 uur per jaar. Aangenomen is dat de tankauto 1.2 keer zo lang op de inrichting aanwezig is (totaal 163 uur, dit is 1.9% van het jaar). Het lossen vindt plaats met een composiet losslang.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
11
Bij breuk van de pomp of de losslang wordt de drukval automatisch gedetecteerd en wordt automatisch de pomp gestopt en de bodemklep van de tankauto gesloten. Conform de handleiding is aangenomen dat de kans op succes van dit automatisch insluitsysteem gelijk is aan 0.999. Experimenteel is aangetoond dat de uitstroomduur dan beperkt is tot maximaal 5 s. Gebaseerd op de experimentele gegevens wordt afgeweken van de uitstroomduur van 120 s zoals voorgeschreven in de handleiding. Bij lekkage van de pomp of de losslang is ingrijpen niet gemodelleerd. De bronsterkte bij breuk van de losslang is berekend met gegevens geleverd door de leverancier van de pomp. Bij een drukval van 3 bar over de pomp is de bronsterkte circa 865 l/min. Dit is gelijk aan 6.0 kg/s. De insteldruk van de veerveiligheid van de tankauto is 8 bar(g). Voor de BLEVE bij verhoogde druk is uitgegaan van een druk van 9.6 bar(g) (dit is 1.2 keer de insteldruk van de veerveiligheid). Voor een omgevingsbrand geldt dat de afstand tussen de opstelplaats van de LNGtankauto en een aantal met name genoemde objecten groter moet zijn dan de minimaal benodigde afstand. Toetsing wordt uitgevoerd voor de benzine en LNG/LPG-afleverzuil, gebouwen en voor de opstelplaats van de benzinetankauto. Tabel 9 vat de beoordeling samen. De frequentie op een omgevingsbrand voor 100 verladingen met een duur van 50 -7 uur is dan afgerond 2 10 .
Object omgevingsbrand
LNG/LPG-afleverzuil personenauto’s Benzine afleverzuil personenauto’s Opstelplaats benzinetankauto Gebouw zonder brandbescherming
Gebouw met brandbescherming (en maximaal 50% gevelopeningen)
Tabel 9.
Toetsings afstand [m]
Hoogte < 5 m 5 m < hoogte < 10 m Hoogte > 10 m Hoogte < 5 m 5 m < hoogte < 10 m Hoogte > 10 m
17.5 5 25 10 15 20 5 10 15
Vulpunt binnen deze afstand? Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Toetsing bijdrage omgevingsbrand aan de BLEVE-frequentie
Een BLEVE van de tankauto kan ook plaatsvinden door externe impact (aanrijdingen). De frequentie is afhankelijk van het type opstelplaats. Voor dit tankstation wordt uitgegaan van -9 de waarde voor een geïsoleerde opstelplaats van 2.9 10 voor 100 verladingen met een duur van 50 uur. Externe impact is gemodelleerd als een BLEVE bij een druk van 2 bar(g). Het pompdebiet is gelijk aan 600 l/min. Uitgaande van de condities in de tankauto is dit debiet gelijk aan circa 4.0 kg/s. Bij breuk van de losslang zal gedurende korte tijd
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
12
uitstroming plaatsvinden met een bronsterkte die afhangt van de condities in de slang op het moment van de breuk. De slang is relatief kort, zodat de pompdruk snel wegvalt. Het debiet bij uitstroming voor de condities in de tankauto uit een leiding met een diameter van 2” en een lengte van 5 m is 5.3 kg/s. Voor breuk van de leiding stroomafwaarts van een pomp is de bronsterkte minimaal gelijk aan 150% van het pompdebiet, tenzij het debiet uitgaande van de condities binnen de tankauto langdurig groter zal zijn. Een debiet van 6.0 kg/s zal worden gehanteerd. Tabel 10 toont de ongevalsscenario’s voor de overslag van LNG per tankauto. Het lossen kan zowel overdag (tussen 7.00 en 19.00 uur) als ’s avonds plaatsvinden (tussen 19:00 en 23:00 uur). Aangenomen is dat het lossen 50% overdag en 50% ’s avonds plaatsvindt.
Scenario Instantaan Continu grootste aansluiting Breuk pomp noodstop Ok Breuk pomp noodstop niet Ok
Lekkage pomp Breuk losslang noodstop Ok Breuk losslang noodstop niet Ok Lekkage losslang BLEVE door brand tijdens lossen BLEVE door brand in de omgeving
BLEVE door externe impact
Toelichting frequentie 0.019 (tijdsfractie aanwezig) x 5.0 10-7 (frequentie per jaar) 0.019 (tijdsfractie aanwezig) x 5.0 10-7 (frequentie per jaar) 136 (uren in bedrijf) /8760 (uren per jaar) x 1.0 10-4 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) x 0.999 (kans noodstop succesvol) 136 (uren in bedrijf) /8760 (uren per jaar) x 1.0 10-4 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) x 0.001 (kans noodstop niet succesvol) 136 (uren in bedrijf) /8760 (uren per jaar) x 4.4 10 -3 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) 136 (uren in bedrijf) x 4.0 10-7 (frequentie breuk per uur in bedrijf) x 0.999 (kans noodstop succesvol) 136 (uren in bedrijf) x 4.0 10-7 (frequentie breuk per uur in bedrijf) x 0.001 (kans noodstop niet succesvol) 136 (uren in bedrijf) x 4.0 10-6 (frequentie lekkage per uur in bedrijf) 136 (uren in bedrijf) x 5.8 10-10 (frequentie per uur in bedrijf) x 0.05 (kans BLEVE voor een dubbelwandige vacuüm geïsoleerde tankauto) 163 (uren aanwezig) / 50 x 2.0 10-7 (frequentie per 50 uur aanwezig) x 0.19 (kans aanstraling dampruimte) x 0.05 (kans BLEVE voor een dubbelwandige vacuüm geïsoleerde tankauto) 163 (uren aanwezig) / 50 x 2.5 10-9 (frequentie per 50 uur aanwezig voor een geïsoleerde opstelplaats)
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Scenario
13
Frequentie [/jr] 9.3 10-9 9.3 10-9 1.6 10-6
Bronsterkte
Breuk pomp noodstop niet Ok Lekkage pomp
1.6 10-9
41.4 kg/s
6.8 10-5
0.4 kg/s
Breuk losslang noodstop Ok
5.4 10-5
6.0 kg/s
Breuk losslang noodstop niet Ok Lekkage losslang
5.4 10-8
6.0 kg/s
5.4 10-4
0.2 kg/s
BLEVE door brand tijdens lossen BLEVE door brand in de omgeving BLEVE door externe impact
3.9 10-9
15.1 ton
6.2 10-9
15.1 ton
8.2 10-9
15.1 ton
Instantaan Continu grootste aansluiting Breuk pomp noodstop Ok
15.1 ton 42.8 kg/s 41.4 kg/s
Toelichting Maximale inhoud Vloeistof 3 inch gat, duur 374 s Diameter 3”, leiding 5 m, duur 5s Diameter 3”, leiding 5 m, duur 386 s Vloeistof 7.5 mm gat, duur 1800 s Bronsterkte door pomp, duur 5 s Bronsterkte door pomp, duur 1800 s Vloeistof 5 mm gat, duur 1800 s Maximale inhoud, druk 9.6 bar(g) Maximale inhoud, druk 9.6 bar(g) Maximale inhoud, druk 3.0 o bar(g), temperatuur -160 C
Tabel 10. Ongevalsscenario’s overslag tankauto
2.8. Ongevalsscenario’s bovengrondse vulleiding tankauto De bovengrondse vulleiding van het vulpunt naar het opslagvat heeft een diameter van 40 mm en een lengte van circa 15 m. De leiding wordt gedurende 136 uur per jaar gebruikt voor vullen (dit is 1.6% per jaar). Het pompdebiet is 600 l/min. Er wordt rekening gehouden met het automatisch insluitsysteem. Tabel 11 toont de ongevalsscenario’s. De bronsterkte is dezelfde als voor de losslang scenario’s.
Scenario Breuk vulleiding noodstop Ok
Breuk vulleiding noodstop niet Ok
Lekkage vulleiding
Scenario Breuk vulleiding noodstop Ok Breuk vulleiding noodstop niet Ok Lekkage vulleiding
Toelichting frequentie 0.016 (tijdsfractie in bedrijf) x 1.0 10-6 (frequentie breuk per meter per jaar in bedrijf) x 15 (leidinglengte in m) x 0.999 (kans noodstop succesvol) 0.016 (tijdsfractie in bedrijf) x 1.0 10-6 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) x 15 (leidinglengte in m) x 0.001 (kans noodstop niet succesvol) 0.016 (tijdsfractie in bedrijf) x 5.0 10-6 (frequentie breuk per jaar in bedrijf) x 15 (leidinglengte in m) Frequentie [/jr] 2.3 10-7
Bronsterkte 6.0 kg/s
2.3 10-10
6.0 kg/s
1.2 10-6
0.1 kg/s
Tabel 11. Ongevalsscenario’s bovengrondse vulleiding
Toelichting Bronsterkte door pomp, duur 5 s Bronsterkte door pomp, duur 1800 s Vloeistof 4 mm gat, duur 1800 s
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
14
2.9. Ongevalsscenario’s bovengrondse afleverleiding De bovengrondse afleverleiding van de saturation coil naar de dispenser heeft een diameter van 25 mm en een lengte van maximaal circa 15 m. De leiding is circa 5.8% van het jaar in gebruik. Het maximale pompdebiet is 160 l/min. Voor de bronsterkte bij breuk wordt 2.0 kg/s aangenomen, zoals eerder afgeleid voor het falen van de bovengrondse leidingsectie. Deze bronsterkte wordt onafhankelijk verondersteld van de afleverdruk. Voor de lekkage wordt uitgegaan van 18 bar(g). De bijdrage van deze ongevalsscenario’s aan het risico is gering, er is daarom geen rekening gehouden met het noodstopsysteem gebaseerd op de bewaking van het vacuüm. Tabel 12 toont de ongevalsscenario’s. Als er twee dispensers aanwezig zijn wordt deze frequentie gehalveerd en voor elke afleverleiding gemodelleerd.
Leiding Saturation coil naar dispenser
Scenario Breuk Lekkage
Leiding
Scenario
Saturation coil naar dispenser
Breuk Lekkage
Toelichting frequentie 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 5.0 10-7 (frequentie breuk per meter per jaar) x 15 (leidinglengte in m) 0.058 (tijdsfractie in bedrijf) x 1.5 10-6 (frequentie lekkage per jaar) x 15 (leidinglengte in m) Frequentie [/jr] 4.4 10-7
Bronsterkte [kg/s] 2.0
1.3 10-6
0.1
Toelichting Zie tekst, duur 1800 s Vloeistof 2.5 mm gat, 15 bar(g), duur 1800 s
Tabel 12. Ongevalsscenario’s bovengrondse afleverleidingen
2.10. Ongevalsscenario’s dispenser De dispenser (aflever-installatie) is circa 5.8% van het jaar in gebruik voor het afleveren van LNG naar een vrachtauto (dit is 510 uur). Het pompdebiet is maximaal 160 l/min. Voor de faalfrequentie van de afleververbinding is, bij gebrek aan betere gegevens, die van een standaard losslang gebruikt. De diameter van de slang is 25 mm. Er is een automatisch noodstopsysteem gebaseerd op gasdetectie en meting van flow en druk. De kans op falen per aanspraak van het noodstopsysteem is 0.001 en de tijd nodig voor het sluiten van de inblokafsluiters is 5 s. De gevolgen van een lekkage zijn verwaarloosbaar, het noodstopsysteem is voor dit scenario niet gemodelleerd. Voor de bronsterkte bij breuk wordt 2.0 kg/s aangenomen, zoals eerder afgeleid voor het falen van de bovengrondse leidingsectie. Deze bronsterkte is onafhankelijk van de afleverdruk. Voor de lekkage wordt uitgegaan van 15 bar(g). Tabel 13 toont de ongevalsscenario’s. Als er twee dispensers aanwezig zijn wordt deze frequentie gehalveerd en voor elke afleverleiding gemodelleerd.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Slang Dispenser
Scenario Breuk noodstop Ok Breuk noodstop niet Ok Lekkage
Slang
Scenario
Dispenser
Breuk noodstop Ok Breuk noodstop niet Ok Lekkage
15
Toelichting frequentie 510 (uren in bedrijf) x 4.0 10-6 (frequentie breuk per uur in bedrijf) x 0.999 (kans noodstop succesvol) 510 (uren in bedrijf) x 4.0 10-6 (frequentie breuk per uur in bedrijf) x 0.001 (kans noodstop niet succesvol) 510 (uren in bedrijf) x 4.0 10-5 (frequentie lekkage per uur in bedrijf) Frequentie [/jr] 2.0 10-3
Bronsterkte [kg/s] 2.0
Toelichting
2.0 10-6
2.0
Zie tekst, duur 1800 s
2.0 10-2
0.1
Vloeistof 2.5 mm gat, druk 15 bar(g), duur 1800 s
Zie tekst, duur 5 s
Tabel 13. Ongevalsscenario’s dispenser 2.11. Parameters De standaard parameters van Safeti-NL versie 6.54 zijn gebruikt voor de berekening. De gegevens voor het weerstation Rotterdam worden gebruikt voor de kans op het voorkomen van een bepaalde weersklasse. Voor de ruwheidslengte is de standaard waarde van 0.3 m gehanteerd.
2.12. Aanwezigen rond de inrichting Figuur 3 toont de werkgebieden binnen het gebied begrensd door de maximale effectafstand van circa 240 m (zie hoofdstuk 4). De gegevens over het aantal aanwezige personen binnen de gebieden zijn geleverd door de gemeente. Tabel 14 toont het aantal personen maximaal aanwezig bij de bedrijven. De aanduiding in de kolom label stemt overeen met de markering van de gebieden in figuur 3. De gegevens voor B1 t/m B7, B9, B10 en B12 t/m B15 zijn verkregen uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen. De gegevens voor B8 zijn verkregen door telefonische navraag bij het betreffende bedrijf. De gegevens voor B11 zijn gebaseerd op 2 een kencijfer van 1 persoon per 30 m b.v.o. voor een kantoor [4]. Het pand staat nu leeg en hier mag een kantoor gevestigd worden. De gegevens voor B16 zijn gebaseerd op een kencijfer van 80 personen per hectare voor een druk industrieterrein [4]. Bij de berekening van het groepsrisico wordt onderscheid gemaakt in dag (7:00 tot 19:00 uur), avond (19:00 tot 23:00 uur) en nacht (23:00 tot 7:00 uur). Overdag wordt verondersteld dat 50% van de bewoners en 100% van de werknemers aanwezig is, ’s avonds en ’s nachts 100% van de bewoners en 0% van de werknemers.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Label B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 B10 B11 B12 B13 B14 B15 B16
Aantal dag 30.9 2.1 61.2 97.8 35.1 26.5 21.3 4 22.6 11.7 158.8 11.2 19 21.2 3.4 27.2
Aantal nacht 0 0 2.4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
16
Opmerking
Inclusief woning
Van Riemsdijkweg 12, 4 personen
Waalhaven zuidzijde 42-44, leeg kantoor met 4765 m2 b.v.o.
Opslaghal behorend bij Breijer bouwbedrijf, 3400 m 2
Tabel 14. Aantal personen aanwezig rond de inrichting
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Figuur 3.
Werkgebieden rond de inrichting
17
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
18
3. Resultaat risicoberekening 3.1. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Plaatsen met een gelijk risico worden door -6 risicocontouren op een kaart weergegeven. Het plaatsgebonden risico van 1.0 10 /jr dient volgens het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) gehanteerd te worden als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Figuur 4 toont de plaatsgebonden risicocontouren. De contour voor de grenswaarde van -6 het plaatsgebonden risico van 1.0 10 /jr ligt buiten de inrichting. Binnen deze contour -6 van 1.0 10 /jr bevindt zich geen bebouwing van derden.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Figuur 4.
19
Plaatsgebonden risicocontouren 1.0 10-5 /jr 1.0 10-6 /jr 1.0 10-7 /jr 1.0 10-8 /jr
Tabel 15 toont de relatieve bijdrage van de ongevalsscenario’s aan het plaatsgebonden risico in punt P1 (zie figuur 4 voor de ligging van dit punt). Dit punt is representatief voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Scenario’s met een relatief kleine -6 bijdrage zijn niet afgedrukt. Bepalend voor de ligging van de contour van 1.0 10 /jr is het scenario breuk van de slang tijdens het lossen van de tankauto en het instantaan falen van het opslagvat.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Punt P1
Waarde 9.9 10-7
Scenario Tankauto\BreukSlangNoodstopOk Opslagvat\Instantaan Tankauto\BreukPompNoodstopOk Opslagvat\Continu10min Tankauto\Instantaan
20
Bijdrage [%] 42.3 29.4 22.1 2.8 0.9
Tabel 15. Relatieve bijdrage scenario’s
3.2. Groepsrisico Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de inrichting. Het aantal personen dat in de omgeving van de inrichting verblijft, bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt weergegeven in een zogenaamde fN-curve: op de verticale as staat de cumulatieve kans per jaar f op een ongeval met N of meer slachtoffers en op de horizontale as het aantal slachtoffers N. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is gelijk aan 10-3 / N2, dat wil zeggen een frequentie van 10-5 /jr voor 10 slachtoffers, 10-7 /jr voor 100 slachtoffers en geldt vanaf het punt met 10 slachtoffers. Figuur 5 toont het berekende groepsrisico (blauwe lijn) en de oriëntatiewaarde fN2 = 10-3 (bruine lijn). Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde. Tabel 16 toont de scenario’s die bepalend zijn voor het groepsrisico. De scenario’s zijn gerangschikt naar de relatieve bijdrage aan de risico integraal (het oppervlak van de bijdrage van dit scenario aan de fN-curve). Tevens is aangeduid de frequentie in het bereik 1-10 en > 10 slachtoffers. De belangrijkste scenario’s zijn het instantaan falen van de opslagtank en continue uitstroming uit de opslagtank. Het bevoegd gezag dient bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor een inrichting die onder het Bevi valt (de toename van) het groepsrisico te verantwoorden, zoals voorgeschreven in artikel 12 van het Bevi.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Figuur 5.
21
Groepsrisico
Scenario
Opslagvat\Instantaan Opslagvat\Continu10min Tankauto\BreukPompNoodstopOk Tankauto\BLEVE door omgevingsbrand Tankauto\BLEVE tijdens verlading Tankauto\ContinuGrootsteAansluiting Tankauto\Instantaan
Risico integraal [/jr] 8.2E-07 1.8E-07 1.4E-07 8.0E-08 5.0E-08 3.4E-08 2.4E-08
Tabel 16. Scenario’s bepalend voor het groepsrisico
Risico integraal [% totaal] 61.2 13.7 10.2 5.9 3.7 2.5 1.8
Freq 1-10 [/jr] 8.4E-10 2.3E-08 1.2E-08 0.0E+00 0.0E+00 3.2E-10 6.5E-10
Freq > 10 [/jr] 2.4E-08 5.3E-09 5.8E-09 3.1E-09 2.0E-09 8.4E-10 5.1E-10
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
22
4. Effectafstand Effectafstanden zijn berekend voor alle scenario’s. Tabel 17 toont de afstand tot 1% kans 2 op overlijden (bij onbeschermde blootstelling) en tot 35, 10 en 3 kW/m voor weersklasse D-5.0 overdag en tabel 18 voor weersklasse F-1.5 ’s nachts. De aanduiding in de kolommen onderdeel en scenario zijn een referentie naar de tekst in hoofdstuk 2.
Onderdeel
Scenario
Opslagvat
Instantaan Continu10min Continu10mm Breuk Lekkage Breuk Lekkage Instantaan ContinuGrootsteAansluiting BreukPompNoodstopOk BreukPompNoodstopNietOk LekkagePomp BreukSlangNoodstopOk BreukSlangNoodstopNietOk LekkageSlang BLEVE tijdens verlading BLEVE omgevingsbrand BLEVE externe impact BreukNoodstopOk BreukNoodstopNietOk Lekkage Breuk Lekkage BreukNoodstopOk BreukNoodstopNietOk Lekkage
Pomp opslagvat Leiding pompcoil Tankauto
Vulleiding
Afleverleiding dispenser Slang dispenser
Tabel 17. Effectafstand weersklasse D-5.0 overdag
1% Over lijden 182 149 25 73 13 33 7 244 152 150 149 20 64 75 14 182 182 24 16 16
35 2 kW/m
10 2 kW/m
3 2 kW/m
84 97 21 57 11 28 7 94 124 122 120
254 115 25 67 13 33 7 183 151 149 149 20 64 64 14 256 256 66 16 16
61
25
30 30 8
26 26 7
486 143 31 83 16 40 9 311 192 189 204 25 80 80 17 487 487 135 43 43 6 37 9 45 37 10
52 52 92 92
30 7 30 30 8
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Onderdeel
Scenario
Opslagvat
Instantaan Continu10min Continu10mm Breuk Lekkage Breuk Lekkage Instantaan ContinuGrootsteAansluiting BreukPompNoodstopOk BreukPompNoodstopNietOk LekkagePomp BreukSlangNoodstopOk BreukSlangNoodstopNietOk LekkageSlang BLEVE tijdens verlading BLEVE omgevingsbrand BLEVE externe impact BreukNoodstopOk BreukNoodstopNietOk Lekkage Breuk Lekkage BreukNoodstopOk BreukNoodstopNietOk Lekkage
Pomp opslagvat Leiding pompcoil Tankauto
Vulleiding
Afleverleiding dispenser Slang dispenser
23
1% Over lijden 209 139 21 63 11 27 6 283 158 145 140 16 54 54 11 182 182 24 29 28 5 68
35 2 kW/m
10 2 kW/m
3 2 kW/m
84 77 17 45 9 22 5 122 99 98 101 13 42 42 9 92 92
25 25 6
20 20 5
254 96 21 56 11 27 6 199 125 124 126 16 53 53 11 256 256 66 28 28 5 24 6 24 24 6
486 126 27 73 14 35 7 319 166 164 190 21 69 69 15 487 487 135 49 49 7 31 8 45 31 8
15 15 3 20
Tabel 18. Effectafstand weersklasse F-1.5 ’s nachts
Het criterium voor de afstand tot 1% kans op overlijden hangt af van het effect dat voor 2 elk scenario leidt tot de grootste afstand (bijvoorbeeld 10 kW/m voor een fakkel die langer dan 20 s duurt).
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
24
5. Conclusie Het voornemen is een LNG-installatie te plaatsen op de inrichting gevestigd aan de Waalhaven Zuidzijde 76 in Rotterdam. In het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunning is een kwantitatieve risicoanalyse opgesteld. -6
De contour voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico van 1.0 10 /jr ligt buiten het terrein van de inrichting. Binnen deze contour bevindt zich geen bebouwing van derden. Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde.
Risicoanalyse LNG-tankstation Rotterdam
Referenties 1.
RIVM
2009
Handleiding risicoberekeningen BEVI (versie 3.2 gedateerd 1 juli 2009)
2.
RIVM
2008
QRA berekening LPG-tankstations Versie 1.1 gedateerd 29 mei 2008
3.
RIVM
2012
Concept rekenmethodiek L(C)NG Tankstations Eerste concept gedateerd 19 juli 2012
4.
VROM
2007
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico Versie 1.0 november 2007
25