leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
03. Herinnering WO I deel 8 06. Ziekenhuissite deel 2 16. Visie project ziekenhuissite
04. Schilderij Sint-Pieterskerk 20. Wederopbouw architectuur 32. Verslag Excursie/Ringmuur
vzw
België - Belgique P.B. / P.P. 3000 Leuven 1 2 / 2540
driemaandelijks
nieuwsbrief
39
jaargang 10 - dec 2013
26. A. Vesalius 500 jaar 18. Activiteiten en kalender 2014 30. Archeo Cera/Jaarboek 2013
VERNIEUW UW LIDMAATSCHAP- KOOP HET JAARBOEK en LHG JAARKALENDER 2014 HET SECRETARIAAT IS TIJDENS HET KERSTVERLOF GEOPEND IN DE VOORMIDDAG Verantwoordelijke uitgever: Paul Reekmans, Brusselsestraat 46 bus 05, 3000 Leuven Afgiftekantoor: 3000 Leuven 1 - Erkenningsnummer: P. 408467
Beste lezers Paul Reekmans De LHG-Jaarboekpresentatie op 6 december was deze keer een geschenk van Sinterklaas. De Elisabethrefter in het H. Hartinstituut zat afgeladen vol en na het bezoek aan de Boodschapkapel werden de voordrachten met veel aandacht beluisterd. De LHG-oorkonde werd dit jaar geschonken aan het educatief onderwijsproject rond de Joodse ondergedoken kinderen in Don Bosco Groenveld tijdens WO II De inzet van onze eigen jeugd rond erfgoed is veelbelovend en dit werd in het jaarboek als voornaamste onderwerp aangebracht. Het project kreeg onze volle steun! In het verhaal van ‘herinneringen uit WO I de Klok van de Sint-Pieterskerk wordt duidelijk hoever de onterechte vergeldingsdrang van de invaller in WO I kon gaan. Rond het recent archeologisch onderzoek op de Cera-site in de binnenhof van het pand Hotel d’Eynatten in de Eikstraat wordt door het team van Annika Devroey een tip van de sluier gelicht in het vooruitzicht van het volledige rapport. Yves Vanhellemont verzeild bij een schilderij in het Museum M waar bewijzen te vinden zijn van de originele opbouw van de Sint-Pieterstoren en de later toegevoegde gedeelten. Alles valt in zijn plooi. Volgend jaar, 2014, wordt een echt Vesaliusjaar. Het is dan precies precies 500 jaar geleden dat de beroemde Andreas Vesalius geboren werd en 450 jaar geleden dat hij overleed. Tom Vanderstappen vat voor ons zijn leven en de impact ervan samen. De wederopbouw van Leuven, na de Duitse vernietigingen in augustus 1914, was voer voor verhitte discussies. Yves Vanhellemont legt uit hoe zelfs in de onopvallende Riddersstraat het ‘Comité Consultatif de l’esthétique Urbaine’ destijds zijn zegje heeft gedaan. Het onderzoekswerk rond de ziekenhuissite deel 2 brengt ons aan de Cuythoeck en de Kapucijnenvoer, die tot midden 20ste eeuw er nog heel anders uitzag. De panden vanaf de Dijle-stadsgracht tot aan de verpleegstersschool werden bestudeerd in hun ontwikkeling door Etienne Franckx. Een speurwerk dat het inzicht bij de nieuwe plannen van onze promotoren op de ziekenhuissite - verkeerdelijk Hertogensite genoemd- zeker kan aanscherpen. We bieden binnenkort in een voordracht ‘Leuven Historisch’ het onderzoekswerk en de LHG-visie aan voor de Leuvenaars. We geven nu reeds een samenvatting mee. We werkten samen met Natuurpunt aan de wandelingen rond het project de Dijle Levend door Leuven en belichtten de Spuye en Dijleterassen historisch toe. Bij de voordracht met een wandeling rond het 4de deel van de 1ste ringmuur konden de talrijke aanwezigen verrassende plekjes verkennen. Tijd om alles te boek te stellen. Tijdens de uitstap naar Antwerpen konden we constateren hoe de Spaanse omwalling bij vernieuwing aan de Leien mooi werd ontsloten voor het publiek. Een voorbeeld voor de archeologie op het Fochplein. Na het Felix pakhuis en het MAS volgde in de namiddag een stadswandeling en was het snoepen van het nieuwe Red Star Line-musuem. Onze activiteitenkalender voor 2014 is weer goed gevuld met projecten. Uw nieuw lidmaatschap en deelname stimuleren ons om verder te gaan. We hopen jullie ook warm te maken om onze nieuwe jaarkalender 2014 aan te kopen - op het secretariaat verkrijgbaar – en wensen jullie een gezond en boeiend 2014 toe. Veel leesgenot
2
Herinneringen uit WO I - deel 8 Paul Reekmans
Klok van Sint-Pieterskerk Het verslag van de brand van de Sint-Pieterskerk vraagt een bijzondere plaats in de reeks van herinneringen uit WO I. Terwijl de Duitse hogere officieren zich over de stafkaarten bogen in het Leuvens stadhuis, namen de brandstichters van het leger hun taak zeer ernstig. De opdracht was koudweg gegeven, niet zonder een dringende vraag van de verontruste oversten van de eenheid om de gekende belangrijke, monumenten te ontzien. Die vraag werd niet aanvaard door de overheid, die als eerst in Leuven aangekomen en de zogezegde laffe aanval van de vrijschutters en Freischützen moesten ondergaan. Het bevel was gegeven de stad moest ausradiert worden, de Kaiser had echter zijn welwillendheid getoond door de toelating te geven aan de bewoners om de stad te verlaten, binnen een bepaalde tijd. Maar dat de stad moest gestraft worden, stond buiten kijf. Intussen had een officier aan enkele van zijn manschappen het dringend bevel gegeven om in de kerk het schilderij van het Laatste Avondmaal van Bouts in veiligheid te brengen, wat onmiddellijk gebeurde want intussen brandde het dak van het koor als een reusachtige toorts en waren de brandstichters al begonnen met de kapellen aan de zuidkant in brand te steken. Op dat ogenblik stortte met groot geraas de hoge klokkentoren in, de klokken vielen met hun klokkenstoel op het renaissance ingangsportaal, dat totaal verpulverd werd. De soldaten moesten zich ijlings terugtrekken wilden ze niet zelf bedolven worden onder de brokstukken. Hun moorddadige geestdrift was snel afgekoeld; zij waagden het niet de kapellen van de noordzijde in brand te steken. Zo ontsnapten deze kapellen aan de georganiseerde verwoesting.
3
De westbouw van de Sint-Pieterskerk tijdens de eerste helft van de 19e eeuw
Yves Vanhellemont
Het LHG-jaarboek van 2012 bevatte een artikel met reconstructies hoe de westbouw van de Sint-Pieterskerk wijzigde in de loop van de eeuwen, door instortingen, verbouwingen en restauraties. De vroegste foto’s van de westbouw dateren uit de tweede helft van de 19e eeuw, toen stadsarchitect Edward Lavergne reeds zijn ‘Restauration extraordinaire de la façade de l’église de St-Pierre’ voltooid had (1849-1863). De situatie voor de Lavergne-restauratie moet afgeleid worden uit tekeningen, schilderijen, bouwsporen en archiefmateriaal. Tekeningen en schilderijen dienen met de nodige omzichtigheid gebruikt te worden, ze zijn immers niet steeds correct. In het geval van de Sint-Pieterskerk blijkt de westbouw doorgaans ook een minder populair onderwerp te zijn geweest. Goed en volledig beeldmateriaal is nauwelijks te vinden. Gedetailleerd en correct, doch fragmentarisch, materiaal vinden we in de tekeningen van Pierre Vervou (1822-1913). De collectie van Museum M blijkt een fraai werk te bevatten, hiernaast weergegeven. Het geeft een unieke en gedetailleerde blik, zonder romantische overdrijvingen, op de westbouw, vóór de Lavergne-restauratie. Het werk, van de hand van Bernard Jos Van Gobbelschroy, geeft aan dat de LHG-reconstructie correct is. Het illustreert dat Lavergnes restauratie eerder een nieuwe bouwcampagne was. Het schilderij toont bovendien behoorlijk duidelijk hoe de drie huisjes, die tegen de westbouw stonden, eruitzagen. We weten niet wanneer ze gebouwd werden. Ze werden in 1856, tijdens de restauratie, afgebroken. Op het schema boven (toestand tussen 1807 en 1849) geven we een aantal markante zaken aan. Lavergne heeft volume A toegevoegd. Volume B was de klokkentoren die in de 17e eeuw werd gebouwd. Lavergne heeft deze gotisch gemaakt. C zijn de ruïnes van de ingestorte zuidertoren. D is de in 1807 weggehakte steunbeer. Lavergne heeft C en D ongemoeid gelaten. Het schilderij illustreert treffend dat iets wat authentiek lijkt, het niet noodzakelijk is. De huidige westbouw van de Sint-Pieterskerk (onder) blijkt immers voor een kwart uit de 19e eeuw te dateren. Lavergne heeft de toevoegingen volgens het oorspronkelijk ontwerp van Joos Metsijs II ontworpen. Daardoor ziet het er zo authentiek uit. Op die manier leidt Lavergne de argeloze toeschouwer steeds weer om de tuin. Dit artikel kwam tot stand dankzij de bereidwillige medewerking van M Museum Leuven. Meer informatie: Yves Vanhellemont, De bewogen geschiedenis van de westbouw van de Leuvense Sint-Pieterskerk, Jaarboek LHG 2012 4
Bernard Jos Van Gobbelschroy, de Sint-Pieterskerk van Leuven Foto: Yves Vanhellemont
© M Museum Leuven
5
De Historische bebouwing Ziekenhuissite Deel 2 - Van de Biestpoort tot Cuijthoeck Situering onderzoek
Fig. 1: Situatie vóòr 1675 met de 4 eniteiten tek. E. Franckx
Etienne Franckx
Deel II volgt op deel I uit onze vorige LHG-nieuwsbrief 38. We vertrekken van aan de oude Biestpoort waar we vorige keer eindigden en gaan aan de linker straatzijde verder staduitwaarts. Onderstaand overzicht eindigt aan hetgeen nu de overdekte Voer is. A. Meulemans is nog steeds onze rode draad in het geheel, De beginsituatie voor 1675 levert ons vier entiteiten op. Vertrekkende van aan de Biestpoort staduitwaarts en de linkerzijde aanhoudende komen we een huizenblok tegen, hetgeen voor de gemakkelijkheid de naam van het eerste pand krijgt, ‘Het Blauwe Oijvaert bouwblok’ (blauw). Hierin vinden we één brouwerij en een reeks handelspanden. Met de klok meedraaiende volgt het achterin gelegen ‘Keijsers Hoff bouwblok’ (rood), met daarin één brouwerij en een school. Vervolgens volgt het ‘Rinckhoren bouwblok’ (geel), hetgeen voorheen een groot pachthof met diverse bijgebouwen was. Het behoorde integraal toe aan de adellijke familie Glavimans. Helemaal achteraan volgen dan het blok ‘Engelse Nonnen’ (lichtblauw) met hun klooster hetgeen blijft bestaan tot aan de Franse Revolutie.
Fig. 2: Den Blauwen Oijvaert - foto LHG
Fig. 3: Kadasterplan 1831met Den Blauwen Oijvaert - SAL
Fig. 4: Kadasterplan 1850 met Den Blauwen Oijvaert - SAL
Volgnr.: 643 - Den Blauwen Oijvaer-plan 7 nr. 13 - nu Brusselsestraat 77-79 Het pand staat rechts van de overdekte Dijle net voorbij de Biestpoort. Het grensde achteraan aan de brouwerij “Het Keijsers Hoff”. Vroeger was er links tussen de woning en de Dijle een doorgang naar een achterliggend gebouw dat dienst deed als werkplaats. Momenteel is deze doorgang weg en is ze aan de andere kant van de nieuwe gevel terechtgekomen. Bij die werken heeft men de voorgevel achteruit geschoven, dit ten voordele van een bredere Brusselsestraat. In 1797 is er sprake van de brouwerij “Den Blauwen Oijvaert”, met daarnaast een huis “Den Cleijnen Blauwen Oijvaert”. Het gaat hier over de huidige woonst rechts van de doorgang. Het huidig herenhuis net naast de overkapte Dijle dateert dus van na 1813, maar voor 1850. Bovenstaande foto is de woning in kwestie, maar in een veel betere toestand dan nu. 1813><1850 Het oude gouw wordt afgebroken, de zijweg links wordt naar rechts verplaatst en de gevel gaat achteruit op de nieuwe rooilijn. Het is dit gebouw dat er momenteel nog staat. >1850 Het gebouw deed dienst als het Consulaat van Zweden. 2013 Momenteel heeft het pand een heel stuk van zijn oorspronkelijke oppervlakte verloren. Het deel dat in 1796 “Den Cleijnen Blauwen Oijvaert” werd genoemd, is overgegaan in het patrimonium van het Sint-Rafaëlkliniek. 6
Volgnr.: 644 - Den Gulden Passer - plan 7 nr. 14 - nu Brusselsestraat 81
Fig. 5: Huidige gevel “Den Gulden Passer” (foto E. Franckx 2013)
Fig. 6: Huisnaamsteen “Den Gulden Passer” °1813 (foto E. Franckx 2013)
Fig. 7: Achterhuis uit 17de eeuw van “Den Gulden Passer” (foto E. Franckx 2013)
Het pand grensde in 1675 langs achter aan de eigendom van doctor Stapletonius, en in 1718 aan de brouwerij “Het Keijsers Hoff”. Achteraan is er nog steeds een achterhuis met osseoog (venster) onder de kroonlijst. De achterbouw heeft in de 18de eeuw dienst gedaan als bakkerij. Het huis is ook een herberg geweest. In de oorspronkelijke gevel van voor 1813 was er links een private doorgang naar het achterhuis hetgeen door een behoorlijke dubbele deur achteraan toegankelijk was. De gang naar de achterbouw bestaat nog steeds, de ingang in de Bieststraet is verdwenen bij de gevelrenovatie in 1813. 1813 Het oorspronkelijke pand wordt ontdaan van zijn voorgevel en wordt vervangen door de huidige , maar nu op de nieuwe achteruitgelegen rooilijn. De huisnaamsteen in de gevel onder de middenste bovenvenster, vereeuwigt dit feit. 2013 Het pand heeft het achterliggende huisje van de reeks “Huisjes Haeck” opgeslorpt, waardoor het perceel een heel stuk dieper geworden is. Volgnr.: 645 - Den Swerten Holsblock - plan 7 nr. 15 - nu Brusselsestraat 83 Het pand bestond al in 1452 toen er een rente op lag ten voordele van het Groot Begijnhof. Het grensde in 1675 langs achter aan de eigendom van dokter Stapeltonius en in 1718 aan de brouwerij “Den Blauwen Oijvaer”. Deze laatste reengenoot moet waarschijnlijk de brouwerij “Het Keijsers Hoff” zijn. Het pand bezat een hof met achterhuis in 1742. 2013 Het achterliggende huis uit de reeks “Huisjes Haeck” werd opgenomen in dit pand, waardoor het nu achter het buurhuis “Den Dennen Bosch” uitkomt. De foto geeft de huidige situatie weer. Volgnr.: 646 - Den Dennen Bosch - plan 7 nr. 16 - nu Brusselsestraat 85 1675 Het pand grenst aan dokter Stapletonius en in 1718 aan de brouwerij “Het Keijserlijck Hoff”. 2013 Het pand is qua omvang nog steeds identiek aan de situatie in 1675. Zoals blijkt uit de foto is het vandaag een kapperszaak.
Fig. 8: “Den Swerten Holsblock” en “Den Beeren Clauwe” (foto E. Franckx 2013)
7
Volgnr.: 647 - Den Beeren Clauwe - plan 7 nr. 17 - nu Brusselsestraat 87 Dit pand wordt kadastraal opgeslorpt door “Het Zegelhuijs”. >1850 De voorgevel wordt achteruit verplaatst, waardoor er een nieuwe gevel voor het pand komt. 2013 Momenteel is het één geheel met “Het Zegelhuijs” en worden er de dorstigen gelaafd in de taverne “Het Breugelhof” . Volgnr.: 648 - Het Zegelhuijs - plan 7 nr. 18 - nu Brusselsestraat 89 In 1675 aan drie zijden ingesloten door Joos Haeck. Deze woning gaat in de loop van de tijd zowel het naastliggende perceel “Den Beeren Clauw”, als een deel van de “Huisjes Haeck” opslorpen. Volgnr.: 649 - Het Wieroockvat - plan 7 nr. 19 - nu Brusselsestraat 91 Dit huis maakte de hoek van de Bieststraete en de Cuijthoeck. Het had eveneens een achterhuis. In 1718 grenzend langs achter aan de Fig. 9: eigendom van de Luitenant Meijer van Tienen, de heer Otto. “Den Beeren Clauwe” 1675 Eigendom van zeeldraaier Joos Haeck. (wijkboek 1675 sal 2545 en Zegelhuijs. f°165v) Fig. 10: “Het Wierookvat” 2013 Het hofgedeelte dat toebehoorde aan het eerste achterhuis van Foto’s E. Frankcx de reeks “Huisjes Haeck” gaat verloren ten voordele van het straathuis 2013 van dezelfde reeks. Momenteel is het een studentikoos café “Den Bijsluiter”, duidelijk geneeskundig geïnspireerd en dus min of meer op zijn plaats. De open ruimte die nu volgt, is een verademing in de drukke Brusselsestraat en heet sinds de middeleeuwen de “Cuijthoeck”. De veelheid van brouwerijen in de omgeving zorgt voor de naamgeving. Het “Cuijtbier” was immers de biersoort van laagste kwaliteit, te vergelijken met het huidige tafelbier. Dit moest snel gedronken en dus ook verhandeld worden, omdat het slecht bewaarbaar was. Mogelijks gebeurde die verkoop aan het grote publiek hier op dit pleintje. Vermits er in het werk van A. Meulemans buiten een deel vermeldingen geen informatie te vinden is van de woningen rond de ‘Cuijthoeck’, en om een zekere logica in de bijkomende info te verwerken, krijgt het hele gebied het nummer “649bis” mee. Dit omdat tussen het laatste huis voor de ‘Cuijthoeck’, “Het Wieroockvat” met het Meulemansnummer 649, en de volgende woning net over de Voer, “De Vossensteert” met nummer 650, het ganse Cuijthoeck-gebied zit. Vandaar nummer 649bis. De behelsde panden krijgen een opeenvolgende addendumnummering zoals ze voorkomen, meedraaiend met de wijzers van het uurwerk. Volgnr.: 649bis/1-Huisjes Haeck-plan 7- nu Kuithoek 1-3 De woningen lagen achter “Het Wieroockvat”, “Den Beeren Clauw” en “Het Zegelhuijs” en hadden een toegang op de ‘Cuijthoeck’. Heel merkwaardig is het feit dat de huizen in 1744 op twee maand tijd drie keer verkocht zijn geweest. Langs achter liep dit pand in 1744, achter de huizen van de Brusselsestraat, helemaal door tot aan de brouwerij “Den Blauwen Oyvaert”. Langs de rechterzijde grensde het eerst volledig aan de woning van dokter Stapletonius en nadien aan de brouwerij “Het Keijsers Hoff”. 2013 De achterliggende huisjes en hofjes gaan allemaal verloren en worden opgeslorpt door de respectievelijke panden in de Brusselsestraat. 8
Volgnr.: 649bis/2bis - Huis Cuijthoeck - plan 7
Fig. 11: “Huis Cuijthoeck” situatie A°2013 (foto E. Franckx 2013)
Fig. 12: Grafsteen Thomas Stapeltonius (Everaerts steen 60 bewerking E.Franckx)
Het huidige café “Cuythoek”. In 1694 heeft het pand een toegangspoort en een ‘gemeyne ganck’ naar de woningen van wijlen doctor Stapletonius. <1675 Eigendom van doctor in beide rechten, professor en rector Thomas Stapeltonius (°1622 Ierland +1694). Hij werd professor in 1661, praeses van het Millicollege en rector magnificus van de Leuvense universiteit. Hij is begraven in de Sint-Pieterskerk in de Sint-Boromeuskapel (grafstenen Everaerts, steen 60). <1718 Eigendom van “’t Keijsers Hoff”. 1912 Eigendom van Vrebosch-Decoster. 2013 Huis Cuijthoeck is wat onderhevig geweest aan verbouwingen. De bovenste verdieping, met onder de hanggoot de traditionele ‘ossenogen’ als vensters voor de zolderverdiepingen, is vervangen door een opgehoogde muur met modernere vensters, zoals op de eerste verdieping. De twee gelijkvloerse vensters zijn versmolten tot één groot venster met toegangsdeur. De poort is onveranderd gebleven en tot de begin jaren ‘50 prijkte er een paardenhoofd op de gevel.
Fig. 13: “Huis Cuijthoeck” situatie op kadasterplan 1815 Fig. 14: “Huis Cuijthoeck” 20ste eeuw (col. R. Uytterhoeven] Fig. 15: “Huis Cuijthoeck” situatie A°2013 (foto E. Franckx 2013])
9
Hieronder het zicht vanop de Bieststraat naar de Cuijthoeck en de Kapucijnenvoer in 1906, net na de rampzalige overstroming die toen de ganse stad geteiserd heeft. De steenkoolhandel centraal in het beeld is het “Huis Melchior”. De hele reeks kleinere huisjes rechts van “Huis Melchior” zijn de verkavelde delen van “Den Rinchoren”. De net grotere woningen die daarop volgen zijn “De Oude Vaert” en “Den Bloempot”. Van aan de uitsprong komen de gebouwen van de “Engelse Nonnen”. Koop acht is afgebroken en vervangen door een muur. Koop twee tot en met vijf zijn blijkbaar gelijkaardige gebouwen met een dakkapel, op de foto te herkennen net voor het eerste half grotere huis in de achtergrond. De tuin van koop 1 is vol komen te staan met de tussenmaatse huizen met witte gevels.
Fig. 16: “Huis Melchior - col. R. Uytterhoeven
Fig. 17: Situatie 2013
Hierboven is de Voer al overdekt en de tuinen van de woningen in de Zonnegang, Wagenweg en het Biestplein aan de overzijde van de Voer zijn volgebouwd met nieuwe woningen. Uiterst links op het beeld is nog net het achterliggende deel van “Den Rinchoren koop 9” te zien, waarnaast net buiten deze opname de Palinckganck begint. De 35 meter lange Palinckganck was in het begin 2 meter breed om nadien 1,7 meter te worden en op het einde slechts 1,2 meter over te houden. Achteraan was er een deur naar de eigendom van de ‘Engelse Nonnen’. Aan de ingang van de gang is er aan beide zijde een aanzet die een toegangsdeur laat vermoeden met een netto opening van 1,2 meter. In de gang kwamen verschillende deuren uit van zowel het achterste gedeelte van de brouwerij “Het Keijsers Hoff”, als van de “Arme Schoole”. Kopen 6 en 9 hadden er ook drie ingangen. Helemaal achteraan rechts was er een open plaats van 5 op 5 meter die toebehoorde aan koop 6 en daarachter een afsluiting van 3,5 meter van de potasserij uit koop 1. De inrijpoort van de brouwerij “Het Keijser Hoff” lag dus net voor deze toegangsdeur. Van deze gehele gang is momenteel niets meer over. De hedendaagse situatie geeft nog een beeld van de oorspronkelijke ingang van deze gang. Het stuk blinde muur tussen de overkapping van de ingang van het Sint-Rafaël gasthuis en het café is de open plaats van waaruit deze gang vertrok.
10
Fig. 18: Situatie 1906 - col. Rik Uytterhoeven - SAL
Fig. 19: Situatie 2013
Hierboven net dezelfde situatie, modderruimende mensen aan de Cuijthoeck. Het huis centraal met de gaslantaarn is het “Wieroockvat”, waarvan net de uiterste hoek te zien is. Achteraan het huis dat de gewezen brouwerij “Het Schaliedak” vervangt. Uiterst links de huizen die op de oever van de recentelijk overdekte Voer gebouwd werden. Voor deze studie belangrijk is de ganse rij huizen die eens “Den Rinckhoren” waren en die nu opgeslorpt en verdwenen zijn onder het Sint-Rafaëlgasthuis. Zij komen later één voor één aan bod, zij het 150 jaar eerder dan op deze foto. Volgnr.: 649bis/2 - ’t Keijsers Hoff - plan 7 Het pand had een vrije uitgang langs achter via een brug over de Dijle en dit via de stadswallen tot aan de Bieststraat, net naast de Biestpoort. In een akte van 1739 staat dat de oever tussen de Dijle en de stadsbinnenvesten eigendom was van “Het Keijsers Hoff” met mogelijk een servitude voor de Engelse Nonnen om via hun brugje, door deze tuin, eveneens de Biestpoort te bereiken. Op foto de monumentale inrijpoort van de brouwerij, rechts is nog net het begin van de Palinckganck te herkennen. De woning links van de poort is het huidige café “Cuythoek”. Dit deel werd verworven na 1694 en geïntegreerd in de brouwerij (licht rood op het plan). Het pand was van oudsher belast met een halve cappuijn (een vetgemeste haan) per jaar ten voordelen van zijne majesteit. 1907 De bestaande gebouwen worden vergroot. De brouwerij is omgebouwd in een magazijn en een paardenstal. 1908 De broers Karel en Fernand Vankerckhoven doen een aanvraag om hun gevel te veranderen en een nieuwe poort te bouwen. Architect Fig. 20: Inrijpoort van brouwerij Frische leidt de werken. 1910 De oude poort wordt gerecupereerd in de gevel van een nieuwbouw, opgetrokken in het centrum van Everberg, op de hoek van de Twee Leeuwenstraat en de Kwikstraat.
“Het Keijsers Hoff” tot voor 1908 (Sal-collectie Uytterhoeven) Fig. 21: Kadasterplan 1813 met brouwerij “Het Keijsers Hoff” Fig. 22: Kasteel “Twee Leeuwen” te Everberg. (anonieme foto)
11
Volgnr.: 649bis/3 - De Arme Schole (alias Fondatie Fonteniers)- plan 44 nr. 19 <1703 In de woning, die dan eigendom was van Maria Antoinette, werd er les gegeven aan jonge meisjes in lezen, rekenen, schrijven en godsdienst. (Jean Doms in jaarboek 2009 LHG p295-296) 1703 Stichting van de fondatie op 20/7/1703 door Marie Antoinette Vanden Abeele via een testament voor notaris Joannes Baptista Meuris. (Jean Doms in jaarboek LHG 2009 p.295-296) 1718 Eigendom van de erfgenamen van de ongehuwde domicella Clara Vande Casteele (°1601 +1675) (zij was de dochter van Franciscus en Anna Vanderbiest). (wijkboek 1718 sal 2554 f°72v) 1718 Schenking bij overlijden door de ongehuwde geestelijke dochter Maria Willemaers (°1636 +1718) van zowel haar roerende- als onroerende goederen aan de fondatie. Zij zou de eerste meesteres en medestichtster van de school geweest zijn waarin zij les gaf aan de arme jongens (kerkregister begravingen St-Jakob sal 11906 f°35). (Etienne Franckx in jaarboek LHG 2012 p208-209) 1792 Eigendom van de fundatie ‘De Heijlige Schoole’. (notaris J. B. Everaerts 20/8/1792) Volgnr.: 649bis/4 - Den Rinchoren - plan 44 nr. 20
Figuur 23: Landmeterstekening van R. Wirinx “Den Rinckhoren” notaris Joannes Baptista Everaerts A°1792 (Sal 19752) Fig. 24: Vooraanzicht “Huis Melchior” (sal collectie Uytterhoeven detail E.F. Fig. 25: Wapen van de familie Glavimans (Rietstap, inkleuring E.F.)
12
Dit pand vormde de volledige wig tussen de huidige Kapucijnenvoer en hetgeen ooit de Cuijthoeckganck was. In 1792 werd het verdeeld en verkocht in verschillende deelpanden, waardoor een heel complexe situatie ontstond. Vandaar dat de panden die ontstaan zijn uit deze verkaveling een deelnummering krijgen. Eind 17de eeuw was dit ganse blok eigendom van jonker Jan Baptist Glavimans waarvan hiernaast het wapen. Het ganse gebied besloeg langs de Voerzijde een dikke 60 meter, hetgeen momenteel uitkomt bij het begin van de moderne ingang van het SintRafaëlkliniek met de metalen draagbalken. Vermits de complexe opdeling in de volgende panden die allemaal deel uitmaakten van het origineel huis “Den Rinchoren”, is het veel duidelijker om ze te duiden aan de hand van de landmeterstekening van R. Wirinx, die bij de verkoop trouwens diende om de verdeling aan de potentieële kopers toe te lichten. Dit in tegenstelling met de gebruikelijke kadasterkaart van 1813 die nog steeds de originele kadasterverdeling respecteert. Hierboven een vereenvoudigde voorstelling van de landmeterstekening bovenop de kadasterkaart van 1813.
Volgnr.: 649bis/6 - Huis Melchior - plan 44 Oorspronkelijk een deel van “Den Rinchoren” en verkocht net na de boedelverdeling die volgde op de erfenis van Francis Jordens. De woning bestaat uit twee separate huizen. De achtergevel is 7 meter lang en het huis is 5 meter diep. Beide zijgevels zijn 5,3 meter lang. 1718 Eigendom van de erfgenamen van jonker Jan Baptist Glavimans (+1702), dictus Verhulst, en zijn echtgenote Maria Catharina van Winghe. (wijkboek 1718 sal 2554 f°74r) 1906 Ten tijde van de grote overstroming op 14/5/1906 werd de woning gefotografeerd met de bedoeling de schade vast te stellen. Het glibberige goedje op straat is de modder die de overstoming heeft achtergelaten en waarmee de ganse benedenstad bedekt was. Het restant van het patrimonium werd in 1792 opgedeeld in negen deelkopen. Koop 6 heeft samen met koop 5 een servitude voor het afwateren van het hemelwater van koop 4, 7, 8 en 9 via een ondergronds kanaal onder koop 5 direct de Voer in De kopen 6 en 9 worden samen verkocht en krijgen volgnr.: 649bis/5 Koop acht wordt volgnr.: 649bis/7 Koop zeven krijgt volgnr.: 649bis/8 Kopen vier en vijf samen volgnr.: 649bis/9 Koop drie wordt volgnr.: 649bis/10 Loten 1 en 2 worden volgnr.: 649bis/11 Bij het verleiden van de akte van deze laatste koop is de tuin reeds voorzien om verdeeld en bebouwd te worden met vier woningen. Het zullen er uiteindelijk drie worden. Beide volgende huizen hebben de tand des tijds overleefd tot de in de jaren ‘50, toen ze uiteindelijk ten prooi vielen aan de uitbreidingsdrang van het Sint-Rafaëlkliniek. Het gaat hier over:
Fig. 26: Verdelingsplan
Volgnr.: 649bis/12 - De Oude Vaert - plan 44 Fig. 27: kadasterplan 1813 - SAL nr. 21 onderaan links Volgnr.: 649bis/13 - Den Bloempot - plan 44 nr. 22 onderaan rechts
Fig. 28: kadasterplan 1813 - SAL
13
Hieronder, links, de beide woningen toen de tweede fase van het Sint-Rafaël ziekenhuis werd gebouwd. De opening centraal op de foto wordt later de laatste meters van dit gebouw dat uiterst rechts net komt piepen. Tegelijkertijd werd de Kapucijnenvoer van een modernere straatbedekking voorzien, het einde van het kasseitijdperk. Het grote gebouw in de achtergrond is al in de plaats gekomen van “Den Rinckhoren”. De twee grotere gebouwen vooraan waren na de sloop van het Sint-Monica klooster van de Engelse Nonnen op de vrijgekomen ruimte gebouwd, dit na 1813 en voor 1850. De twee tussenliggende kleine panden zijn eerst “De Oude Vaert” met de dakkapellen en dan “Den Bloempot” met een vlak dak.
De foto’s rechts toont de zelfde situatie maar vanuit de andere richting. De tweede fase staat er nu volledig, waardoor deze opname net iets jonger is. Deze vier panden gaan later door de nieuwe ingang van het Sint-Rafaëlkliniek vervangen worden. Links een veel beter beeld van “De Oude Vaert” met daarnaast “Den Bloempot”, die ogenschijnlijk een tweede ingang had. Dit was niet onlogisch, omdat deze woning beschikte over een groot achterliggend terrein, waarop de kadasterkaarten van zowel 1813 als 1850 bijgebouwen weergeven. Achterhuizen?
Fig. 29: “De Oude Vaert” en “Den Bloempot ” begin 1950 (stad in) (SAL) Fig. 30: Situatie 2013 - foto E. Franckx
14
Fig. 31: “De Oude Vaert” en “Den Bloempot ” begin 1950 (stad uit (SAL) Fig. 32: Situatie 2013 - foto E. Franckx Figuur
15
Visie LHG rond project op de Ziekenhuissite Missie met voorbije en komende acties van het Leuvens Historisch Genootschap Het LHG bracht in 2005 als erfgoedvereniging rond de nieuwe projecten van het Hertogeneiland de eerste 12 aandachtpunten naar voor. (zie nieuwsbrief jaargang II - feb 2005). In het eerste deel, het Barbarahof, sneuvelden ons pleidooi voor het behoud van het geïnventariseerd pand De Mévriegnies, het bewaren van het historisch gezicht op de Predikherenkerk, het niet-privatiseren van de Dijleoevers en de archeologische omsluiting. Spijtig! In het tweede deel, het Janseniushof, kon ondanks bezwaar van het LHG het nieuwe 10-verdieping hoge torengeheel tegenover tegen de veel lagere historische watertorens van de Janseniustoren en J. Lipsiustoren, niet uit de plannen geweerd worden. Door toedoen van vele erfgoedminnende personen kon dan weer wel het Decenaat Geneeskunde en het unieke paviljoentje in de tuin van de Goede Herder na bescherming van voorziene sloping gered worden. Voor het 3de luik van de projecten, de Ziekenhuissite, door sommige verkeerdelijk Hertogensite genoemd, ligt de historische en landschappelijke gevoeligheid veel hoger en wordt er vanaf het begin van de plannen ook door het LHG duidelijker gecommuniceerd en ingezet op een historisch belangrijke opties. Gelukkig is er nu wel de bereidheid van de bevoegde schepenen om een andere weg via inspraak en kennis in te gaan. Een cultuur- en natuurlandschappelijke integratie van de geschiedenis in deze site is de uitdaging. Het overzicht van de plannen van de site door de eeuwen geven een duidelijk beeld van de opeenvolgende historische randbebouwing die er altijd is geweest, maar ook dat het binnengebied, als moerassig en overstromingsgevoelig deel, als een natuurlijk waterrijk gebied voor binnenhoven, altijd onbebouwd is gebleven tot vorige eeuw. Terwijl het westelijke deel van Sint-Rafaëlkliniek snel is ontwikkeld in de 20ste eeuw is het gebied van Sint-Pieterskliniek tussen Dijlegracht en Aa-arm in de binnenzone altijd grotendeels onbebouwd gebleven op het Rega-instituut en recente dienstgebouwen na. Uit oogpunt van duurzaamheid en gedane investering kunnen de 2 recente torengebouwen mits aangepaste architectuur (deels behoud zoals plan Smets) overwogen worden. De opeenvolgende ontwerpen van de deelprojecten. De eerste studie uit 1998 van het team van prof. Smets had de grote verdienste van een organische herbestemming te voorzien om na ontpitting van waardeloze bijbouwsels de ruggegraat van deze campus te herbenutten voor nieuwe gemengde functies. Latere nieuwe plannen van ontwerper De Gregorio & Partners gingen echter van een tabula rasa principe uit, waarbij alles nieuw moest worden, zelfs waardevolle gebouwen verdwenen. Een droom voor elke projectontwikkelaar, maar een nachtmerrie voor de organisch ontwikkelende historische stad. Gelukkig werd dit plan uiteindelijk niet weerhouden en staan we vandaag aan het begin van een nieuw ontwerpaanpak die hopelijk een duurzamer project van herbestemming naar voor zal schuiven. Onderzoek van de site leert ons dat de boven- & ondergrondse relicten, van onze hsitorische ringmuurdelen, torens en poorten samen met de relicten van de historische bebouwing zoals het oude Gasthuis, middeleeuwse panden, Keizershof, klooster van de Engelse nonnen, enz. grondig voorafgaandelijk archeologisch dienen verkend te worden vooraleer bebouwing kan ontworpen worden. Een integratie en reminiscentie van de ringmuur kan op vele wijzen gebeuren zoals ook in het nieuwe project van het Donatuspark (fig.1) wordt voorzien. De waardevolle historische elementen moeten als kroonjuwelen tot hun recht komen en hersteld worden in hun opstelling als historisch kader van onze stad Leuven. Ook de ontsluiting van de vele archeologische relicten zoals de ondergrondse basis van poorten, ringmuurdelen en torens en gevonden relicten moeten in de site gereïntegreerd kunnen worden. 16
Voor de beschermd, geinventariseerd, waardevolle gebouwen zowel bouwkundig gehelen, gebouwen of resterende elementen steunen we als LHG op de inventaris van het VIOE.(met o.a. resterend deel met amfitheater-rotonde), Sint-Pietersgasthuis, anatomisch theater, .... kankerinstituut, verpleegsterschool enz., met respect voor enig overblijvend deel bouwblok Kuitpoek met o.a. De Blauwe Oyevaer tot pand café Cuythoek. Herwaardering van het cultuur-en natuurlandschap dat verloren is gegaan door agresieve versteening. Hierin zijn de cultuurlandschappen, (beschermd) stadslandschap & stadsgezicht met historische wegenis, bruggen en pleinen met vesten, (binnen)hoven en tuinen en betekenisvolle gebouwen zowel religieus, zorg, cultuur, onderwijs, handel en recreatie-elmenten in de directe omgeving gelegen mee te integreren in het project. Van groot belang in de mogelijk voorziene huisvestigingsbehoefte is het herstel van het waardevol historisch natuurlandschap met ook de maximale valorisatie van onze stedelijke waterlopen, de Dijle met de Aa-arm en stadsgracht, maar ook de Voer. Bij het selectief behoud en herbestemming van de erg dichte bebouwing van de zone tussen Kapucijnenvoer en Dijlegracht, namelijk de Sint-Rafaëlkliniek, is er voor het grotendeels opengebleven open gebied tussen de 2 armen van de Dijlegracht en Aa-arm een uniek kans om dit van oudsher waterrijk onbebouwd gebied terug aan de natuur te geven. Voor dit deel wordt geopteerd om zoveel mogelijk de uitwerking het streefbeeld (fig. 2) van de ‘Dijle levend door Leuven’ te realiseren met een grotere groen- en waterzone, zoals de toenmalige referentiefoto uit die tijd weergeeft. Zodoende krijgt het geheel een evenwicht tussen de reeds bestaande en versteende stedelijke dichte bebouwing door compensatie van ecologische en leefbare open ruimte met een natuurlijke waterzone op deze site, uitgewerkt op een hedendaagse manier als een stedelijk lagune.(fig. 3)
17
JAARBOEK PRESENTATIE 6 DEC Sfeerbeelden van de receptie In het H. Hartinstituut werden de genodigden verwelkomd door voorzitter Paul Reekmans en de avond werd gemodereerd door Tom Vanderstappen. Ria Christens van de vzw Erfgoed annunciaten Heverlee bracht ons naar de unieke boodschapkapel met de sfeervolle glasramen. Secretaris Ramon Kenis gaf verslag over de werking van 2013 met een vooruitblik naar de activiteiten in 2014. Als voornaamste en jonge gastspreker bracht Lisa De Wolf het verhaal van de ondergedoken joodse kinderen. Zij sprak in naam van de vele medewerkers van dit onderwijsproject. Archeoloog Maarten Smeets kaderde de opgravingen van de Zeelstraat door het team van prof. Lodewijckx in het archeologie in Leuven. Paul Reekmans situeerde artikels van Vondelingen in Leuven van J. Doms en de steenverkopersdynastie van Wim Platteborze Dit jaar werd de oorkonde toegewezen aan het project en medewerkers van het verhaal van de ondergedoken joodse kinderen in Don Bosco in WO II. Onder de aanwezige genodigden konden we ook één van de vroegere ondergedoken kinderen, Salomon Fuks, verwelkomen.Ook de leerkachten van Don Bosco en de begeleiders van het project waren aanwezig. Als afsluiting werden de auteurs en medewerkers rond de publicatie van het LHGJaarboek gehuldigd. De LHG-jaarkalender 2014 ‘Hip historisch Leuven’ in een productie tussen het LHG en Coup de Ballet werd voorgesteld. Op 12 historische lokaties werd dans met moderne twist verbeeld. Dank aan alle medewerkers. 18
19
Wederopbouwarchitectuur te Leuven:
variatie in het eenheidsbeeld – individuele en collectieve behuizing Yves Vanhellemont “Tegenover een mooie oude gevel verheft zich nu een nieuw huis, uit volle beurs gebouwd, met rode en witte steen, zwaar, zonder enige distinktie, log, drukdoende: rijk o gewis. Met in die nauwe straat, een balkon, met ook de naam van de bouwmeester; met bovendien het jaartal van de wederopbouw, in de steen gebeiteld, voor de eeuwigheid. Stijlloos, smakeloos…” (Huib Hoste [1,2]) Figuur 1: de gedenksteen die in de gevel van bijna alle Leuvense wederopbouwgebouwen te vinden is.
De wederopbouw van Leuven, na de Duitse vernietigingen in augustus 1914, was voer voor verhitte discussies. Het moge duidelijk zijn dat de Belgische architect Huib Hoste (6/2/1881-18/8/1957) niet bepaald een liefhebber van de Leuvense wederopbouw was. Met hem vonden velen anderen dat de keuze voor wederopbouw, die verwees naar de 17e en de 18e eeuw, verkeerd was. De keuze voor hedendaagse en homogene architectuur zou toch voor de hand (moeten) liggen. Hoste merkt smalend op dat “te Leuven iedere straatgevel mooier (is) dan die van de buurman, hetgeen betekent dat er meer natuursteen aanzit, en meer krullen en kronkels, en meer beeldhouwwerk”. Men meende dat er van een lokale stijl geen sprake meer was, en dat een overdaad aan sculptuur en ornament dat diende te verbloemen. De overladen wederopbouwstijl als kleinburgerlijk prestigeproject en statussymbool, een fraaie doch verstarde doos met weinig inhoud, een benepen terugblik in plaats van een optimistische vooruitblik. Voorstanders van een historiserende en rijk gedecoreerde architectuur haalden aan dat er toch heel wat authentieke gebouwen bewaard waren of gerestaureerd konden worden, en dat de wederopbouw er vooral op gericht diende te zijn om de stadskern op te bouwen zonder het eenheidsbeeld te schaden [2]. In dat eenheidsbeeld diende dan logischerwijs bepaald te worden door de bewaarde historische gebouwen, waaraan de wederopbouw zich diende aan te passen. De keuze voor historiserende architectuur ging niet zozeer uit van de burger, die zogezegd graag zijn buur wilde overtroeven. De bewindvoerders zelf namen deze weloverwogen beslissing. Zoals zo vaak ligt de waarheid in het midden. De wederopbouw in Leuven is wel degelijk heel divers: naast quasi identieke kopieën van verloren gegane gebouwen, vinden we inderdaad rijkelijk versierde nieuwe ‘oude’ gevels. Maar eigentijdse accenten en zelfs totale moderne gevels waren geen zeldzaamheid, zelfs op belangrijke historische plaatsen zoals de Grote Markt en het Ladeuzeplein. Toegegeven, de eigentijdse architectuur werd toen vooral gevonden in de nieuwe stadskwartieren en in de nieuw aangelegde straten in het centrum (bijvoorbeeld de Dirk Boutslaan en de omgeving van het Nieuw Kwartier). 20
Aan de andere kant is het zo dat de nagestreefde homogeniteit en authenticiteit bij de wederopbouw toch niet consequent werd doorgevoerd. Men kan zich bijvoorbeeld vragen stellen bij de wederopbouw van de Bondgenotenlaan, waar verwijzingen naar de 16e, 17e, 18e en 19e eeuw zich verdringen, naast weerom eigentijdse gebouwen. Temeer omdat dit een verkeersas was die pas in de 19e eeuw werd aangelegd. Dezelfde bedenking kan men zich maken bij de wederopbouw van historische straten en pleinen, waar de oorspronkelijke bebouwing veel bescheidener was, en beter paste in het nauwe kronkelende verloop van de straten (Brusselsestraat, Tiensestraat, Diestsestraat, Pensstraat, Oude Markt, …). Regelmatig zien we dat bouwheren zich wilden onderscheiden met hun nieuwe wederopbouwpand. Een bijzonder voorbeeld hiervan vinden we op de Tiensevest 44. Een in 1921 vergunde woning, ontworpen door Alphonse Stevens. Op het eerste gezicht een klassieke gevel, renaissance geïnspireerd, uitgevoerd in baksteenmetselwerk en witte kalksteen. Opvallend zijn een erker die half inspringt tot een balkon (helemaal niet klassiek, maar erg eigentijds), en twee portretten in de bogen boven het drielicht. Geen gestileerde, geïdealiseerde decoratieve archetypes, maar echte portretten van twee mannen. In de correspondentie inzake de bouwaanvraag komen ook twee namen voor, namelijk de kleermaker Albert Roschou, en (op de officiële bouwtoelating) Alph. Roschou (wellicht Alphonse). Mogelijkerwijs zijn het ook deze twee personen die zichzelf hebben laten vereeuwigen in de gevel. Alvast een unicum in de Leuvense wederopbouw.
Figuur 2: Tiensevest 44, gevel en portretten, wellicht van de bouwheren (foto’s: Yves Vanhellemont)
De drukker René Van Biesem was iets bescheidener. In zijn woning/handelszaak, gelegen aan de Leopold Vanderkelenstraat 4, vinden we geen portret, enkel zijn initialen (RV). Weliswaar fraai en opvallend uitgewerkt, centraal in een groot cirkelvormig paneel, gebeeldhouwd tussen het gebladerte van een bloeiende boom of struik. De Leuvense beeldhouwer Benoît Van Uytvanck, bekend van de Madonna op de Keizersberg, of van
21
beeldhouwwerk aan de Centrale Bibliotheek op het Ladeuzeplein, stond in voor het sculpturale decor. De gevel is gotisch/renaissance geïnspireerd, en is in zijn geheel opnieuw een buitenbeentje in het hele wederopbouwgebeuren. Voor zover we weten is dit het enige Leuvense wederopbouwpand van de architect Pierre-René Van Biesem. Met wat goede wil kunnen we in het grote monogram ook de initialen van de bouwmeester herkennen, waarbij de ‘P’ in de ‘R’ vervat zit. Het zou alvast de aanwezigheid van de passer en de winkelhaak boven het monogram verklaren, twee instrumenten die niet onmiddellijk met het beroep van drukker geassocieerd worden. Daarmee is het wellicht ook de opvallendste ‘ondertekening’ van een architect bij een wederopbouwpand. Anderen architecten waren daarin wat bescheidener, met eerder onopvallende signaturen in de gevel, terwijl nog anderen zelfs dit nauwelijks of niet deden, zoals de in eerdere artikels besproken architecten Oscar en Albert Devos, Léon Govaerts en Lucien Spéder.
Figuur 3: enkele signaturen van architecten. Links het monogram in de gevel van drukkerij Van Biesem, Leopold Vanderkelenstraat 4. In principe gaat het om de initialen van de bouwheer, maar het kan ook op de architect slaan. Rechts de veelvuldig in het wederopbouwgebeuren terugkerende namen van Georges Sterckx en Georges Decock . (foto’s: Stephane Duquesne (links), Yves Vanhellemont (rechts))
De ‘anonieme’ wederopbouw Ver weg van de opvallende en zichtbare stadsdelen werden ook stadsdelen vernield, en was er wederopbouw nodig. Blijkbaar waren de middelen er schaarser, of was er minder druk/wil om opvallende gebouwen neer te zetten. In een aantal gevallen werden de nog rechtstaande gevels gewoon opnieuw gebruikt. De architect plaatste zichzelf bij deze gebouwen op de achtergrond. We zien dit bijvoorbeeld op de vesten, tussen de Tiensestraat en de Blijde Inkomststraat. Deze spievormige zone werd zwaar getroffen, en heropgebouwd met behoud van de gevels. Ondertussen is dit blok alweer deels verdwenen, tengevolge van de Tweede Wereldoorlog. Op de hoek van de Tiensevest en de Tiensestraat zien we er nog een stuk van. Enkel de aanwezigheid van de gedenkstenen in de gevel verwijst naar de woelige oorlogsperiode. Dergelijke panden hebben niet noodzakelijk de Inventaris van het Onroerend Erfgoed [3] gehaald. 22
Figuur 4: wederopbouwpand, Tiensepoort (foto: Yves Vanhellemont)
Figuur 5: Sluisstraat 33 (foto: Yves Vanhellemont)
Bij deze wederopbouwgebouwen, in de ‘periferie’, is het evenwel niet steeds duidelijk of ganse gevels en muren werden hergebruikt, of dat de gebouwen helemaal opnieuw vanaf de grond werden opgebouwd. Bij enkele panden in de Sluisstraat kunnen we wel vermoeden dat er recuperatiemateriaal in de gevels werd gebruikt. Erg opvallend zijn de bruine ijzerzandstenen diamantkoppen in de gevel, een materiaal dat quasi nooit in wederopbouwgebouwen terugkomt, laat staan op dergelijke decoratieve wijze. Wellicht was het materiaal, in dit door de oorlog geteisterde stadsdeel, ruimschoots voorhanden als puin. Ook hier zou niemand vermoeden dat het om wederopbouw ging, als de gedenksteen niet in de gevel zou zitten. De Riddersstraat Wat de aanwezigheid van ‘anonieme’ wederopbouw betreft, is de Riddersstraat bijzonder goed voorzien. Momenteel kunnen we in het deel tussen de Brouwersstraat en Keizersberg 27 panden tellen met gedenkstenen. Waarschijnlijk was er meer wederopbouw, maar oorlog, sloop en verbouwingen hebben er wellicht een aantal laten sneuvelen. Het mag misschien verbazen, maar ook in de onopvallende Riddersstraat heeft het ‘Comité Consultatif de l’esthétique Urbaine’ destijds zijn zegje gedaan. De Riddersstraat had immers een eenvoudig en bijzonder homogeen karakter. De bescheiden arbeiderswoningen waren opgebouwd uit bakstenen metselwerk, doorgaans in twee verdiepingen en traveeën, vaak voorzien van segmentboogjes boven ramen en deuren, en schaarse versieringen in witte baksteen. Het grootste deel van de woningen was bewaard. De documenten uit het stadsarchief geven aan dat er werd gestreefd naar het behouden van de homogeniteit, met zelfs wat vernieuwingen. Het comité vroeg ondermeer om luiken achterwege te laten en te vervangen door rolluiken. Ook gebeurde het dat het comité vroeg om decoratie toe te voegen, zoals bij gevels die geheel uit rood baksteenmetselwerk waren opgebouwd. Als de architect wat te uitbundig was in zijn decoratie, diende die dan weer afgezwakt te worden.
23
Figuur 6: diversiteit van wederopbouwwoningen in de Riddersstraat (foto’s: Yves Vanhellemont)
De Leuvense architect Mispelter heeft de rij Riddersstraat 215-235 (oneven nummers) heropgebouwd. Uit de bouwdossiers valt niet af te leiden of bestaande ruïnes hergebruikt werden, of dat de gebouwen helemaal heropgebouwd werden. Wat vaststaat is dat Mispelter zich danig heeft moeten inhouden. Hij heeft in het stadscentrum heel wat opvallende wederopbouw gerealiseerd, maar dat kon dus niet in de Riddersstraat. Toch heeft hij een opvallend resultaat neergezet. De gevels zijn op het eerste gezicht zeer gelijkaardig, met eenzelfde gevelopbouw, conform de heersende stijl in de straat. Maar in de details onderscheiden de gevels zich van mekaar: segmentboogjes die soms wel en soms niet een sluitsteen hebben; raamlateien waarvan sommige in staal, andere in steen; af en toe een gebeeldhouwd detail, of toepassing van geglazuurde bakstenen, soms een rechte latei, of afwisseling met korfbogen en segmentbogen; het al dan niet toepassen van speklagen. De huizen krijgen elk een eigen gezicht, maar het geheel gaat nog steeds op in het homogene straatbeeld. Het gebeurde wel dat het ‘Comité Consultatif de l’esthétique Urbaine’ de architect aanmaande om de decoratie hier en daar wat te verminderen. In schril contrast hiermee, vinden we aan de andere kant van de Riddersstraat, nrs. 220-232 (even nummers) een rij met zeven quasi identieke woningen, naar ontwerp van architect Meulemans. Elke woning heeft drie verdiepingen en twee traveeën. De gevels zijn klassiek opgebouwd uit bakstenen metselwerk met witte speklagen, raam- en deuromlijstingen met korfbogen, voorzien van sluitstenen en boogaanzetten in witte kalksteen. De breedte van de ramen geeft aarzelend aan dat het stilaan tijd wordt dat de moderne tijden ook bij arbeiderswoningen mogen aanvangen. Figuur 7: woning naar ontwerp van Mispelter, Riddersstraat (bron: Stadsarchief Leuven)
24
Figuur 8: ontwerp van de wederopbouwwoningen, Riddersstraat 220-232 (bron: Stadsarchief Leuven)
Het eerste ontwerp, van architecten Fernand Pierry, L.H. Dekoninck en H. Hoeben, nochtans in 1922 officieel ingediend door de bouwheren, is om onbekende redenen niet uitgevoerd. Vaststaat dat dit ontwerp aanzienlijk zou afwijken van de heersende stijl in de Riddersstraat. Elk huis is gespiegeld ten opzichte van de buurwoningen, de ramen zijn hoog en breed, ook op de eerste verdieping. Een mansardedak bekroont het geheel. Het geheel ademt een lichte, luchtige en landelijke sfeer, in de stijl van de toenmalige tuinwijken. Het is niet duidelijk waarom het ontwerp werd afgewezen, maar misschien was dit omdat de woningen de homogeniteit van het straatbeeld zouden aantasten. Jammer, temeer omdat de Riddersstraat, tussen deze woningen en de Keizersberg, later volgebouwd zou worden met woningen met art deco en zelfs met modernistische invloed. Dat zou prima bij mekaar gepast hebben. Wie weet, misschien zou Huib Hoste met dit ontwerp wél hebben kunnen instemmen?
Figuur 9: eerste ontwerp van de wederopbouwwoningen, Riddersstraat 220-232 (bron: Stadsarchief Leuven) Bronnen [1] Huib Hoste, Men bouwt te Leuven, Vrij België, 27 september 1917 [2] Pieter Uyttenhove, Jo Celis, De wederopbouw van Leuven na 1914, Universitaire Pers Leuven, 1991 [3] De inventaris van het Onroerend Erfgoed, inventaris.onroerenderfgoed.be Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van het Stadsarchief Leuven.
25
Andreas Vesalius: een beroemde “Leuvenaar” Tom Vanderstappen Volgend jaar, 2014, wordt een echt Vesaliusjaar. Het is dan precies precies 500 jaar geleden dat de geroemde Andreas Vesalius geboren werd en 450 jaar geleden dat hij overleed. Op 31 december 1514 zag hij in Brussel het levenslicht als Andries of Andreas van Wesele. Wie was nu juist deze Brabantse wetenschapper, die we ook al te graag met zijn verblijf te Leuven verbinden? We frissen graag even uw geheugen op.
Een goed begin
Figuur 1: Portret van Vesalius, in zijn Fabrica
Eigenlijk krijgt hij de medische wetenschap al met de paplepel mee. Zijn vader (ook Andreas) was hofapotheker van Keizer Karel V en zowel zijn grootvader (Everaert) en overgrootvader (Jan) waren hofarts van Maria van Bourgondië, landvoogdes van de Nederlanden. Bovendien was deze overgrootvader ook nog eens hoogleraar in de geneeskunde, wiskunde en astronomie (1429-1448). Naast bijzonder goed bemiddeld, beschikte Vesalius over heel wat werken en notities van dit voornaam gezelschap.
Op naar Leuven Vermoedelijk volgde hij zijn vroegste onderwijs in zijn geboortestad Brussel. In 1529, op 15-jarige leeftijd, trekt hij naar Leuven om daar zijn hoger ‘middelbaar’ onderwijs te gaan volgen. Dit gebeurde aan een pedagogie ingericht door de Leuvense universiteit, aan het Pedagogium Castri. Het Kasteel of de Borcht lag in de vroegere Borchstraet (de huidige Mechelsestraat). Deze pedagogie verwees naar de heuvel met burcht verderop in deze zelfde straat: de Keizersberg. Het gebouw van de pedagogie werd in 1657 in de stijl van het Drievuldigheidscollege (Oude Markt) heropgebouwd en uiteindelijk in 1807 afgebroken. Het universitaire onderwijs aan zo’n pedagogie verliep toen heel anders. Het was aangepast aan de jonge leeftijd van de studenten (14 à 15 jaar) en ze werden onderwezen in de artes. Dit was voor elke student gelijk en duurde zo’n 5 jaar. Gedurende 9 maanden bestudeerden ze de logica, gevolgd door 8 maanden fysica of natuurfilosofie en 4 maanden metafysica en ethica. Het sluitstuk wordt gevormd door 3 maanden herhalingen en oefeningen. Vesalius combineert deze studies ook nog met lessen aan het Collegium Trilingue, het beroemde humanistische talencollege. Dit zorgt voor een handige beheersing van het Latijn, Grieks en een notie Hebreeuws. Handig om de oude wetenschappelijke werken terug te bestuderen.
26
Figuur 2: Sfeerbeeld: Jonge studenten in het middeleeuwse onderwijs
Medische studies in Parijs Na het behalen van zijn baccalaureaat in Leuven, in 1533, is hij 19 en vinden we hem terug in Frankrijk. Hier begint hij zijn medische opleiding aan de universiteit van Parijs. Zijn twee hoogleraars, Sylvius en Guinterius, houden vooral vast aan de leer en boeken van Galenus van Pergamon (hedendaags Turkije). Al wilden ze dat met preciezere vertalingen wel béter doen. Dat was niet vreemd voor zijn tijd. Het gehele hoger onderwijs bestond dan ook vooral uit het bestuderen van klassieke werken, die als absolute waarheid werden gezien. Galenus, de wetenschapper uit de oudheid (2e tot begin 3e eeuw na Chr.), had een indrukwekkend oeuvre van honderden medische boeken nagelaten. Zijn gewicht op de medische wetenschap was enorm en beheerste zo’n anderhalf millennium geheel Europa. Vesalius’ hoogleraars gingen dus niet méér op hun eigen waarneming gaan vertrouwen. Zelden werd er eens een afgehakte arm van een crimineel meegesmokkeld en bestudeerd. Lijkschouwingen, of zelfs chirurgie, waren trouwens niets voor geneesheren, maar eerder een klusje voor de barbiers. Vesalius zou wel van hen de toestemming krijgen om als prosector op te treden, en mag dus zelf een lijkschouwing leiden. Door zijn interesse in het dissecteren van kleine dieren was hij namelijk bijzonder bedreven met het mes.
27
Terug naar Leuven
Figuur 3: Voorgevel Drietalencollege 2013 (Busleydengang, Vismarkt)
In 1536 moet Vesalius zijn studies in Leuven verderzetten door de spanningen tussen Karel V en Frans I van Frankrijk. Het is namelijk niet langer veilig in Frankrijk. In Leuven zou hij zelfs toestemming verkrijgen van het wereldlijk bestuur voor zijn eigen private dissecties. Uiteraard kan hij hiervoor alleen maar naar het galgenveld trekken, waar terechtgestelden, na slechts enkele uren dood, letterlijk voor het oprapen liggen. Hij stelt ook een eigen menselijk skelet samen. Het jaar daarop behaalt hij zijn kandidatuur in de geneeskunde, met een parafrasering (een nieuwe, kortere uitgave) van een boek van de Arabische geneesheer Rhazes (al-Razi). Vesalius zorgt voor een nieuwe vertaling uit het Grieks en kijkt de bronnen en citeringen van Rhazes na. Dat lijkt weinig vernieuwend voor Vesalius, maar past volledig binnen zijn tijd en het bastion dat Leuven was. De geneeskunde blijft zoals vele wetenschappen een sterk taalkundige aangelegenheid. Een belangrijk raakpunt is echter dat Rhazes ook kritisch is tegenover Galenus, omdat deze zich vooral op dieren baseerde...
Carrière in Padua Hetzelfde jaar nog, in 1537, gaat Vesalius naar de Universiteit van Padua. De vooruitstrevendheid van deze universiteit op gebied van de geneeskunde en anatomie kan moeilijk onderschat worden. Hij behaalt daar zijn licentie met een schitterend resultaat. Ook zijn doctoraatstitel behaalt hij hetzelfde jaar. Enkele dagen erna mag hij al de leerstoel heelkunde en anatomie bekleden. Dit was uniek in Europa, en werd nergens elders onderwezen! We moeten nu een kleine sprong in de tijd maken. Gedurende deze periode bekwaamt Vesalius zich verder in ‘zijn’ vak en doet hij aan eigen onderzoek gedurende de vele lijkschouwingen die hij leidt voor zijn studenten. Wel is zijn faam in Europa reeds bekend en vinden we hem ook aan andere universiteiten terug. Zijn enorme kennis van de galenische anatomie (zijn basis) kan hij voortdurend verbeteren met eigen bevindingen. Hij krijgt het hierdoor ook aan de stok met zijn oude leermeesters en andere galenisten. In 1543 ziet de eerste editie van zijn magnum opus het daglicht: De humani corporis fabrica. In zeven delen, met honderden haarfijne houtsneden, bekijkt hij de werking van het menselijke lichaam. In een tweede druk verbetert hij zelfs zo’n 200 galenische fouten. Bovendien werd hij doorheen de jaren steeds meer als heelkundige en chirurg gevraagd! Dat was zoals reeds gezegd eerder een onrein werk voor de barbieren. Met zijn modern-wetenschappelijke instelling (eigen onderzoek) zorgt Vesalius voor een omwenteling (paradigma) in zijn vakgebied, net zoals de beroemde Copernicus, Galileï, Kepler, Newton, ... dat voor het hunne deden. 28
Een hoogtepunt en... een einde Zijn wetenschappelijk meesterwerk verscheen in druk over heel Europa. Zelfs van diverse roofdrukken bleef het niet gespaard. De tegenkanting van de galenische anatomisten werd echter furieuzer. Hoe durfde Vesalius! Daarom zou hij uiteindelijk zijn academische carrière staken en in dienst als lijfarts van Keizer Karel V en, na diens abdicatie, ook zijn zoon Filips II treden. In 1556 zou hij zelfs de hoogst mogelijke onderscheiding van de Spaanse vorst krijgen, als comes palatinus (Graaf van het Paleis). Hij zou in Brussel aan het hof verblijven. In 1558 moet hij samen met andere chirurgen het leven trachten te redden van koning Hendrik II van Frankrijk, die een lans in zijn oog kreeg. Dat mislukt echter. Wel mag hij de autopsie op de koning verrichten. Zijn letterlijke einde is wat in mysterieuze nevelen gehuld. In 1564 vertrekt Vesalius Figuur 4: Sectie door Vesalius in het “theater”, op missie naar Jeruzalem. Was het een in zijn Fabrica diplomatieke missie of eerder een pelgrimstocht? Of was het een boetetocht omdat een gedissecteerde patiënt nog steeds leefde? Mogelijk was het een manier om aan de Spaanse invloed te ontsnappen. Er wordt ook verteld dat Vesalius een belofte deed na een ziekte... Hoe het ook zij... op zijn terugkeer zou de boot langdurig in een storm terechtkomen. De voorraden raakten op en Vesalius werd ziek. Op het eilandje Zante (vandaag Zakynthos) aan de Griekse westkust zou hij overlijden en daar ergens begraven worden. De precieze positie is onbekend.
Vesalius en erfgoed In de medische wereld kreeg Andreas Vesalius diverse colleges, instituten, campussen, fondsen, leerstoelen anatomie en zelfs een robot naar zich vernoemd. Van 4 tot 8 september 2014 wordt Vesalius met diverse initiatieven op Zakynthos herdacht (http:// vesalius2014.be), in een samenwerking tussen ons land en het eilandje. Daar werd hij al langer op een bijzondere manier herdacht, een gedenksteen bij de “begraafplaats” en een eigen museum. In de 19de eeuw kreeg de stad Leuven een Andreas Vesaliusstraat. Het tracé ervan werd reeds uitgestippeld in 1838, op het plan Laenen. Pas in 1878 werd het uiteindelijk aangelegd, verkaveld en bebouwd. Wordt 2014 een speciaal jaar voor deze straat? We kijken uit naar initiatieven van de diverse universiteiten en steden waar Vesalius op een bijzondere manier mee verbonden was.van Sint-Pieterskliniek tussen Dijlegracht en Aaarm in de binnenzone altijd grotendeels onbebouwd gebleven op het Rega-instituut en recente dienstgebouwen na.
29
Archeologische opgraving Muntstraat - Eikstraat te Leuven Jeroen vanden Borre en Annika Devroe
Fig. a - Plan Dewit 1690
Fig. b - Drie panden Cera
Fig. c - Opgravingen in 2013
VOORWOORD LHG De site in en rond de voormalige Volksbank, waar later ook de gemeente Leuven deels haar stadsdiensten onderbracht, zal binnenkort veranderen. Het drieluik van de eigendommen (figuur b) met het voormalige Hotel d’Eynatten (1), de Volksbank (2) en Vlaamse Leergangen (3), wordt herbestemd tot een nieuwe Cera-site. Het LHG werd in maart 2013 uitgenodigd om tijdens het kunstenevenement Ithaca van de KU Leuven in deze gebouwen de geschiedenis van deze plek te brengen. Het archeologisch team verzocht voor haar historische duiding de wetenschappelijke bijstand vanuit het LHG. Voor meer info verwijzen we naar het artikel in de LHG-nieuwsbrief 36 maart 2013 ‘Van Hotel d’Eynatten - Volksbank - Vlaamse Leergangen ... tot Cera - LHG KORT VERSLAG ARCHEOLOOG Situering opgravingen In het kader van verbouwingswerken en nieuwbouw aan een bouwblok gelegen tussen de Muntstraat en de Eikstraat, voerde een archeologisch team van ARCHEBO een opgraving uit op het terrein in oktober-november 2013. Oudste fase met vondsten uit 12de-13de eeuw Op het hele terrein kon een donker laagje opgemerkt worden. Het betreft een oude leeflaag waarin we vooral vondsten aantreffen uit de 12de-13de eeuw. Dit kan erop wijzen dat het terrein vanaf dat moment intens in gebruik werd genomen. Onder dit pakket bevindt zich de moederbodem. We konden enkele kuilen herkennen die zich tegen de gele moederbodem aftekenden. Gemetste kelder Opvallend was de vondst van een bakstenen kelder. Op basis van baksteenformaten (24x12x6 cm) en oversnijdingen met andere sporen zijn we geneigd deze in de volle middeleeuwen te dateren. Typologisch lijkt hij eerder aan te sluiten bij jongere laatmiddeleeuwse voorbeelden die we kennen uit Antwerpen. Een C14 datering op houtskool uit de mortel kan hier duidelijkheid brengen. Nota archeoloog: Aangezien het veldwerk nog maar net achter de rug is, geven we slechts enkele resultaten weer. Grondige uitwerking en labo-onderzoek zullen de huidige resultaten verrijken. 30
Afbeelding 1: locatie met aanduiding van de onderzochte werkputten
Afbeelding 2: zicht op de kuilen in de moederbodem; de zwarte laag is bovenaan in het profiel zichtbaar onder een geel pakket.
Afbeelding 3: linksbeneden op de foto is het gewelf van de kelder zichtbaar; linksboven een recente waterput
31
UITSTAP ANTWERPEN 3 NOV 2013 Gidsen Ramon Kenis & Etienne Franckx Zondagmorgen, begeleid door de kwade regengoden, zijn we met ons veertigen op tijd vertrokken naar de ‘Metropol’ van Vlaanderen, down-town Antwerpen. Onze eerste stop was drie verdiepingen de Antwerpse bodem in waar we een bezoek brachten aan de permanente tentoonstel-ling en de gepreserveerde restanten van de Spaanse omwalling uit de ‘Gouden eeuw’ van Antwerpen. Vierkappens terug de bus in richting de oude stadsdokken. Via de doorsteek van het gerenoveerde Felixpakhuis, het huidige stadsarchief van Antwerpen, ging het te voet naar het MAS. Deze moderne rode toren herbergt nu de verenigde musea die vroeger verspreid lagen. In sneltreinvaart bezochten we de acht themaverdiepingen met als beloning het panoramabeeld van enerzijds het klop-pende hart van de stad en anderzijds de haven met zijn industrie. Ondertussen was het middag. Uitgewaaid begonnen we aan ons middagmaal in restaurant ‘Lux’, net aan de overzijde van het MAS en met zicht op de waterkant. ‘s Namiddags hebben we in verdeelde slagorde en o.l.v. drie stadsgidsen de oude stadskern bezocht met de traditionele stops in het ‘Plantijn Moretus Museum’, de kathedraal, de smalle straatjes in het oude centrum en de nog smallere Vlaeykensgang. De laatste stop van de dag was het kersvers geopende ‘Red Star Line Museum’. Hier volgden we via een visueel traject het ganse reilen en zeilen van de emigratie weg uit het verpauperde Europa. De landverhuizers uit begin van de vorige eeuw vertrokken hier voor een hopelijk beter leven aan de overzijde van de grote plas. Ik heb aan de lijve ondervonden dat ons ‘Red Star Line Museum’ het zeker niet moet afleggen tegen het gerenommeerde ‘Ellis Island’ in New-York, waar hetzelfde verhaal wordt gebracht maar dan in omgekeerde richting. Daar waar eens de valiezen torenhoog werden opgestapeld nuttigden wij afsluitend het goed van eigen bodem. De terugweg was stil en voldaan. Zelfs de weergoden waren onder de indruk want zij hebben ons de ganse dag geschoond van regen, maar we kregen er wel wind voor in de plaats. (redactie: E.F.) 32
RINGMUUR INFO-WANDELING 27 OKT T. Coenegrachts, R. Kenis & S. Busselen Het LHG verzorgt i.s.m. de KU Leuven, een reeks van vier voordrachten rond de 1ste ringmuur. Voor de 60 ingeschrevenen werd het thema ‘De betekenis en de teloorgang van ringmuur en poorten’ door Tom Coenegrachts in de Agora toegelicht. De reconstructie van de afbraak van de sommige ringmuurdelen nog altijd onduidelijk. Vooral de muurdelen zijn door het inwerken in privéeigendommen verborgen gebleven. Het traject van de poorten, torens en muren, die vandaag grotendeels verdwenen zijn werden op papier gereconstrueerd. Ter voorbereiding van de voordracht maakten Paul Reekmans, Sonia Busselen en Ramon Kenis de prospectie ter plaatse het traject van deel 4, namelijk van Minnepoort tot Sint-Michielspoort. Vanaf de Minnepoort volgde de ringmuur het traject op enkele meters van de huidige bebouwing van de Peda op de Lei. Een unieke tussentoren hing hier over de muur heen zonder fundering. De enige in zijn soort. Aan de Borchtpoort lag ooit de Pedagogie van het Castrum. Vandaag bevindt zich er na vele tussenstappen het Psychisch medisch Sociaal Centrum (PSC). De volgende toren aan de uitgang van de Dijle ter hoogte van de aansluiting met Sint-Geertruiabdij, ligt waarschijnlijk deels nog ondergronds op de scheiding met de eigendom Mulier-Laquet en PSC. Deze eigenaars toonden hun gastvrijheid en lieten ter plaatse in hun tuin de situatie verkennen. Van de ringmuurdelen aan de uitgang van de Dijle blijft alleen nog de basis van één toren over. In de K. van Lotharingenstraat konden we de deskundige uitleg van Roger Neefs in één van de meest gebruikte torendelen van Leuven beleven. In de tuinen van de privé-huizen in deze straat bezochten we nog gedeelten van de ringmuur. Ir. arch. Ramon Kenis tekende de kaarten met het onzichtbare traject van Minnepoort via Borchtpoort, Steenpoort, H.-Geestpoort tot St.Michielspoort uit en maakten van de plek van de Rijschool een simulatie van de ringmuur in 1600. We kijken uit naar de 2de ringmuur. (Redactie R.K.)
33
OVERZICHT ACTIVITEITEN in 2014
PUBLICATIES De Nieuwsbrieven ‘Leuven Historisch’ met de meest diverse artikels over de geschiedenis van onze stad Leuven worden driemaandelijks uitgebracht en aan de ingeschreven leden aan huis bezorgd. De gids ‘wandelingen Oud Leuven’ van Marcel Peeters wordt heruitgegeven o.l.v. Leo Galicia. In 2014 verschijnen een reeks wandelingen ‘Oud en Nieuw Leuven’ Het jaarboek 2014 zal met nieuwe ingebrachte artikels verschijnen eind 2014 De publicatie ‘Straten en gangen’, voorbereid door Paul Reekmans, is in afwerking. In de volgende nieuwsbrieven worden telkens details, data en inhoud van de LHGactiviteiten toegelicht. 34
Kunst in de steigers in de Sint-Jakobskerk - Weekend 28-29-30 maart Dit jaar heeft het evenement ‘Kunst in de steigers’ in de Sint-Jakobskerk als thema ‘rust en beweging’. In samenwerking met vele andere verenigingen draagt ook het LHG bij in de uitwerking van het programma. Rond de toekomstige herbestemming en bouwhistorisch info van de kerk zal het LHG ook info verzorgen rond het teruggevonden torenuurwerk in het thema ‘als tijdskader van de rust en beweging’ van de mensen. Project Ziekenhuissite LHG-visiedocument - Voordracht en wandeling - April Bij de herbestemming van de ziekenhuissite wordt door de stad een inbreng gerealiseerd waarbij het LHG ook werd uitgenodigd op het stadskantoor en recent ook via het consultingbureau o2-consult de visie en info die het LHG opbouwde overmaakte. Deze historische informatie en visie-rapport zal tevens in een ‘Leuven Historisch’ voordracht met wandeling op de ziekenhuissite aangeboden worden. Het Beleg van Leuven in 1635, archeologie en landschap - Wandeling - Mei- Juni Met het verwerven van nieuwe inzichten en documenten neemt het LHG initiatief om één van de meest markante belegeringen van Leuven te onderzoeken en te duiden in het huidige landschap. De boeiende kaart uit 1635 van And. Pauli geeft erg gedetailleerd het strijdtoneel weer. Bij nieuwe projecten kan archeologisch onderzoek (steekproefgewijze) mogelijke vondsten en relicten de neergeschreven feiten staven. De 2de ringmuur en vesten, een stadslandschap in beweging - Mei Na de 1ste ringmuur komt nu de 2de ringmuur aan bod, waarvan nog een beperkt aantal relicten, de Spuye en basis van de Verloren Kosttoren.overblijven. De vergelijking en de evolutie van het stadslandschap tussen 1600 aan de hand van de Leuvense Prentenatlas en vandaag zullen in 4 voordrachten-wandelingen aan bod komen. Deel 1: Van de Grote Spuye tot de Wijgaerdpoort (Brusselsepoort). Tongeren en Alden Biezen - Uitstap - Juni Eén van de oudste steden van ons land is Tongeren. Het vernieuwde Gallo-Romeins museum met zijn aandacht voor de romeinse periode is een topper. De archeologische inzet is groot en de romeinse vesten en relicten vormen een boeiende getuigenis. We bezoeken ook de stadsvernieuwing met recente projecten. Ook de bredere omgeving van Tongeren met de Commanderij van Alden Biezen komt aan bod. De Wederopbouw na de brand WO I. - Voordracht met wandeling - Augustus De Bondgenotenlaan in Leuven als stadsgezicht is door Minister Geert Bourgeois bevoegd voor roerend erfgoed voorlopig beschermd. Ook 7 statige woningen in de straat werden geselecteerd als beschermd monument op basis van de inventaris van het bouwkundig erfgoed en als type voorbeelden van wederopbouwarchitectuur.na WO I. Het LHG brengt de geschiedenis van de Bondgenotenlaan in kaart Nijvel, Ecaussines en Soignies - Uitstap - September We bezoeken de collegiale kerk van Nivelles (Nijvel) met de archeologische ondergrond, preekstoel en grafmonumenten. Met een stadswandeling verkennen we de panden uit 17de-18de eeuw. Na het middagmaal is er een bezoek aan het middeleeuws kasteel en museum van Ecaussines-Lalaing. We ronden af met Soignies (Zinnik) met de best bewaarde, gerestaureerd vroegromaanse kerk, schatkamer en kloosterpand, De Dijle levend door Leuven i.s.m. Natuurpunt - wandeling - Oktober. In het voorbije jaar verleende het LHG haar bijdrage aan het project van Natuurpunt ‘de Dijle Levend door Leuven’ met twee elementen uit het Dijle-traject toe te lichten, namelijk de Grote Spuye en in het centrum de Dijleterassen. Nu worden de delen rond het Groot-Begijnhof met o.a. de Dijlemolens en het overwelfde deel van de Dijle vanaf de Craenendonck, Vismarkt tot K. van Lotharingenstraat bijkomend toegelicht. Archeologie in Leuven, een overzicht - voordracht - in 2013 Na de archeologische opgravingen op het Fochplein is het duidelijk geworden dat het nodig is om een betere samenhang te bewerken van de verschillende archeologische studies in Leuven. De vele archeologische opgravingen zullen in kaart gebracht worden met kort de situering, bestaande rapporten en inzichten.De vroeger uitgewerkte archeologische kaart van leuven dient dringend oppunt gesteld en geldigheid verwerven.
35
IDEALE NIEUWJAARSGESCHENKEN JAARBOEK 2013 aan 35€. Onderwerpen: Ondergedoken joodse kinderen in Don Bosco in WO II - De Vondelingen in Leuven – Archeologie op de binnenkoer Zeelstraat – Steenverkopersdynastie. Aankoop door bestelling via LHG-nr. 735-0107595-10 met vermelding ‘bestelling Jaarboek’. Prijs: leden 35€ - niet-leden 45€. Afhaling Jaarboek 2013 op het secretariaat .Geen verzending! JAARKALENDER ‘Hip Leuven historisch’ aan 15€. Productie LHG & Balletgezelschap ‘Coup de Ballet’ o.l.v. Elke Velle. Een selectie van 12 historische plekken, één voor elke maand, vormen de achtergrond van hun klassieke dans met moderne twist. De meeropbrengst gaat naar de Filippijnen! Secretariaat LHG - Brusselsestraat 46/05 3000 Leuven. 1ste verdieping, zat. 10-12u - ELKE VOORMIDDAG in KERSTVERLOF. Geen verzending!
Eindredactie: Ramon Kenis en Paul Reekmans Redactie: Annika Devroe, Etienne Franckx, Lambert Juveyns, Ramon Kenis, Paul Reekmans, Tom Vanderstappen, Yves Vanhellemont Layout - Druk: Ramon Kenis en Lambert Juveyns i.s.m. EV & zonen - drukkerij Acco Herent Info:
[email protected] - tel 016/460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be Secretariaat: open op zaterdag 10-12u, Brusselsestraat 46/06, 3000 Leuven © LHG, 2013 Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels.