leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
vzw
België - Belgique P.B. / P.P. 3000 Leuven 1 2 / 2540
driemaandelijks
nieuwsbrief
36
jaargang 10 mrt 2013
03 Herinnering W0 I deel 6 04 Slag van Hoegaarden 14 Ringmuur wandeling 10 Vrijdagverhaal.van vis, ... 18 Jaarboekpresentatie 07 Ballade de la Laine 8/20 Lezing: Archeo-Wezemaal 22/28 Den Amedée - Volksbank 34 Uitstap Grimbergen ROOD BOLLETJE op je adres - LEDENBIJDRAGE VERGETEN? NOG MOGELIJK! SCHRIJF IN voor de RINGMUUR - LEZINGEN LEUVEN HISTORISCH - EXCURSIE Verantwoordelijke uitgever: Paul Reekmans, Brusselsestraat 46 bus 05, 3000 Leuven Afgiftekantoor: 3000 Leuven 1 - Erkenningsnummer: P. 408467
Beste lezers
Paul Reekmans
Het eerste nummer van onze tiende jaargang van de Nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap ligt voor u. Elk van de facetten die het Genootschap zich aantrekt vindt men er uitgebreid in terug. Veel staat er te lezen en er is veel te beleven. Met een verruimde ploeg medewerkers, en bestuur, waarbij we iedereen willen betrekken via het invullen van een bevraging in bijlage, willen we de volgende stappen zetten. Helemaal fier zijn we voor de geslaagde voorstelling van ons Jaarboek 2012 op 27 januari ll. in het eerbiedwaardige oord van het Iers College dat de grote minderheid van onze deelnemers voor het eerst bezochten. We brengen enkele sfeerfoto’s met de intermezzo’s van de erg gewaardeerde jonge dansgroep ‘Coup de Ballet’. De respectievelijke auteurs gaven er hun bevindingen over wat ze voor het jaarboek hadden klaargemaakt. Als afsluiting vroegen we aandacht voor het zware verlies van twee betreurde medewerkers, dat we moesten ondergaan, Veronique Vandekerchove en Patrick Valvekens. Met een oorkonde aan beide families overgemaakt, willen we hen nog lang gedenken en danken voor hun medewerking. We nemen de draad op van het verhaal ‘Herinneringen uit WO I’ van wat onze ouders meemaakten in de eerste weken van 1914. Door het speurwerk van Tom Vanderstappen lezen we over wat er duizend jaar geleden in de slag van Hoegaarden voorviel. In een vrijdagverhaal van vis, bier en aanranding brengt Etienne Franckx een verslag van de schepenbank in verband met het schandelijke gedrag van brouwmeesters die te diep in de pot gekeken hadden. In onze nieuwe lezingenreeks ‘Leuven Historisch’ brengt Bart Minnen de cultus van Sint-Job Wezemaal en Leuven en de drukke pelgrimsdevotie, want zo zijn we naar Sint-Job geweest – al met ne man of tien – kan je dan het liedje verder zingen? Men zal het je leren. Het zou geen goed jaar zijn als er niet over archeologie zou worden gesproken. We krijgen een voorsmaakje van een lezing in onze voordrachtenreeks Leuven Historisch met een verslag van het archeologisch onderzoek van het Kloosterhotel. Het Ithaka, cultuurevenement van de K.U.Leuven met jonge kunstenaars, bracht het Helleputtegebouw in de Muntstraat en het d’Eynatten hotel in de Eikstraat weer tot leven. Het LHG vertelt het verhaal van de site en het nieuwe project van Cera. Yves Vanhellemont komt terecht bij het café ‘den Amedee’ en beschrijft bij het verlies van dit ikoon het werk van de architecten Devos. Een aanzet voor een reeks rond de wederopbouw na WO I. Met een derde lezing en wandeling over de 1ste ringmuur legt Tom Coenegrachts de verdedigingswerken uit die de stad veilig moest houden voor ongewenst bezoek. Met de verkenning van Grimbergen en Vilvoorde brengen erevoorzitter Jacques Halflants en Bernadette Michels ons naar de honderdste excursie. In de Molens van Orshoven aan de Havenkant tonen twee gedreven dames tijdens de Kunstroute welke rol de wol speelt in uw leven. ‘Ballade de la Laine’ waait ons over vanuit Frankrijk en boeit ons op de zolders van de molen. Het LHG brengt daarbij een historische blik op die uitzonderlijk boeiende en indrukwekkende gebouwen, waardoor elke bakker iedere morgen de bloem kreeg om uw brood te bakken. Vernieuw je lidmaatschap nog als je een rood bolletje op je adres ziet. En voor info is er ook www.leuvenshistorischgenootschap.be. Veel leesgenot! 2
Herinneringen uit WO I — deel 6
Paul Reekmans
Het Amerikaans huis Bij navraag in de Boerenbond, waar ik toch hoorde te zijn, was alles stil en kalm. Enkele bureauchefs hielden zich bezig niet goed beseffend met wat ze zelf misschien niet goed wisten. Te weinig personeel. Er werd ‘Afwachten’ geblazen. ‘Kom volgende week maar eens terug, dan kunnen we misschien iets meer vertellen’. Het bleek duidelijk dat er nog niet veel te doen was op ons kantoor.De meeste collega’s waren nog niet op post. Dat zag ik onmiddellijk…Waar waren ze naartoe? Sommigen waren aan het front. Ja, dat wist ik wel. Dit was alles wat men kon vertellen. Ik maakte dan maar van de gelegenheid gebruik om in de stad wat rond te neuzen. De schade was er onoverkomelijk en dantesk. Op enkele puinhopen smeulde het vuur nog en de rook verspreidde een onbeschrijflijke weeë geur. Toch was er iets wat me dadelijk opviel. In sommige straten die haast volledig uitgebrand waren, stonden hier en daar een paar huizen die onbeschadigd leken; iets verder volgde dan weer een reeks huizen die totaal verwoest waren. Zo lag de rij woningen die de Volksplaats afzoomde totaal in as. Blijkbaar was men hier wel systematisch te werk geweest. Een paar weken geleden stonden hier nog tientallen legertenten. Die waren nu verdwenen, misschien opgerukt naar het front? Al wandelend bereikte ik de Grote Markt en ik moest tot mijn spijt vaststellen dat de Sint-Pieterskerk zo zwaar had geleden. Het dak was totaal ingestort en ja…het barokke torentje was verdwenen. Dat had ik gezien van op mijn zolderkamer, hoe het in een zee van vlammen verdween…Op het pui van het stadhuis stond een politieagent de markt te overschouwen… Toen dacht ik: ‘Tiens? Zou die man iets meer kunnen vertellen over mijn schoonbroer die nu toch al enkele weken vermist is ? Ik nam de trap en vroeg hem op de man af of er al nieuws was van Léon, mijn schoonbroer. Hij keek mij aan en hij vroeg: ‘Kent gij Léon?’ – Ik antwoordde: ‘ ja, ’t is mijn schoonbroer en die zit hier op de ‘civil’ . ‘Nee, man, zei hij, nog niks geen nieuws …Die is op transport gezet naar Duitsland, die zullen ze nog een tijdje vasthouden’. Ik replikeerde: ‘Dat was toch nen employé van ’t stadhuis?’ – ‘Sa, antwoordde mijn agent, maar hij was ook van de gard’civik, hé?, - Ik dacht, straks gaat hij me nog vragen, hoe dat ’t komt dat ik nog vrij rondloop?... … Ik overschouwde het marktplein en merkte dat het Amerikaans Huis er nog fris bij stond…’Tiens, zei ik, dat hebben ze gespaard…Naast de kerk, die helemaal afgestookt is, hoe heeft dat stand gehouden?...Hij bekeek me eens van terzij en fluisterde…: ‘Ze dachten dat het een huis was van de Amerikaanse ambassade…, maar ’t is niet meer dan een kantoor, waar men Amerikaanse producten kan kopen. Maar zij waren niet happig om problemen te krijgen met Amerika… – ‘t Kan maar meevallen, antwoordde ik hem..’allee, we zullen maar hopen dat Léon niet te lang wegblijft… (Wordt vervolgd)
3
Slag van Hoegaarden - 1000ste verjaardag Tom Vanderstappen Dit jaar vindt de 1000ste verjaardag van een belangrijke historische gebeurtenis in onze contreien plaats. In 1013 komt Hoegaarden letterlijk de geschiedschrijving binnengerold, en wordt dan voor de eerste maal vermeld. Dat jaar vindt er een bekend militaire treffen plaats, de Slag van Hoegaarden. Hierdoor zal die veldslag dit jaar – 2013 – ongetwijfeld in de media verdere aandacht krijgen. Op zondag 29 september plant de gemeente Hoegaarden de herdenking van deze Slag.
Voorgeschiedenis – spanning? De tijd van de zogeheten landsheerlijkheden in het oude Lotharingen, in de 11de-13de eeuw, is een complexe en verwarrende tijd. Lotharingen dient oorspronkelijk als bufferstaat tussen Frankrijk en Duitsland, maar dat statuut verliest het in 938 definitief en wordt als hertogdom een vazalstaat van de keizer van het Heilige Roomse Rijk. De tijd hierna is woelig. Een graaf streeft maar al te graag de macht van zijn voorgangers na en komt hierdoor niet zelden in botsing met de hertog. Zo wordt in 957 graaf Reginhard (Reinier) III van Henegouwen door keizer Otto (936-974) afgezet, verliest al zijn bezittingen en wordt verbannen.
Figuur 1. Otto I - Wereldkroniek van Otto von Freising, vóór 1177 Figuur 2. Lambert en zijn Gerberga - Kroniek van de Brabantse Hertogen, 1600 Figuur 3. Kaart van Neder- (geel) en Opper-Lotharingen (oker)
Zijn twee zonen, waaronder Lambert (Lambrecht), doen heel wat moeite om hun bezittingen terug te krijgen of te heroveren. In 977 worden ze echter door keizer Otto II (974-982) in ere hersteld en krijgen ze enkele patrimoniale bezittingen in Brabant en Haspengouw terug. Datzelfde jaar wordt Lotharingen opgesplitst in twee volwaardige hertogdommen, Neder- en Opper-Lotharingen. Lambert gaat zich, zoals bekend, in het graafschap Leuven vestigen (zijn moeder was erfdochter) en werkt van hieruit zijn machtsbasis uit. Door zijn huwelijk met Gerberga verwerft hij het graafschap Brussel. Ook belangrijk in dit verhaal is dat de keizers van het Heilige Roomse Rijk het bisdom Luik als bondgenoot kiezen, van wie ze meer getrouwheid verwachten. Hierdoor verkrijgen de Luikse bisschoppen nu ook territoriale rechten. In 985 verwerft bisschop Notger (930-1008) de grafelijke rechten over Hoei en Bruningerode (Brunengeruz), en mag als eerste de titel van prinsbisschop van Luik dragen. Bruningerode wordt 4
in het noorden en westen omgeven door het graafschap van Lambert. Die heeft echter in Bruningerode al enkele bezittingen en zou ook beschermheer van de collegiale kerk van Hoegaarden zijn, het grafelijke bestuurscentrum. Een volgende belangrijke stap in de opbouwende spanning is wanneer Lamberts neef hertog Otto II van Neder-Lotharingen (970-1012) kinderloos overlijdt. Met hem sterft de Karolingische dynastie uit. De hertogelijke titel wordt echter verleend aan graaf Godfried II van Verdun, en niét aan Lambert. In 1012 wordt Lambert in Leuven onsuccesvol belegerd door deze hertog Godfried, waarschijnlijk op aanstoken van keizer Hendrik II omwille van Lamberts aanspraken. Lambert leeft dus niet alleen op gespannen voet met Luik, waar hij op gebieden aast, maar ook met de hertog zelf door zijn aanspraken op de titel!
Verloop Bij historisch militair treffen ontstaan er eigenlijk meteen een aantal belangrijke ‘natuurlijke’ vragen, waarvan we enkele hier zullen uitwerken om mee het beeld te vormen. Over welke bronnen beschikken we en kunnen die archeologisch gestaafd worden? Door welke ‘partij’ werden de bronnen opgesteld, de ‘winnaars’ of de ‘verliezers’? Wat was de directe aanleiding en waren de gevolgen van die slag? De twee vroegste bronnen voor deze gebeurtenissen zijn Het Leven van Balderik1 en de Kroniek der Bisschoppen van Kamerijk2. Belangrijk is het feit dat die bronnen afkomstig zijn uit het kamp van de tegenstanders van Lambert. Zij hoeven daarom echter niet leugenachtig te zijn. Die bronnen zouden zelfs erg waarheidslievend zijn en maken gebruik van het relaas van getuigen, wel kunnen de slachtofferrol en onschuld uiteraard extra in de verf gezet zijn. De bronnen vermelden dat rond die tijd Balderik II van Loon bisschop van Luik is geworden en met Lambert in botsing komt. De bisschop heeft namelijk besloten in zijn villa Hoegaarden (Huvardas) een versterking te bouwen. Lambert ziet die plannen als een onmiddellijke bedreiging. De eerste speldenprik is de gracht die Balderik begint aan te leggen. Volgens de bisschop dient de gracht echter enkel en alleen voor het “heil en bescherming van de kerken”. Lambert ziet er meer achter en begint te plunderen. De bisschop slaat hierop Lambert in de ban (excommunicatio), wat Lambert alleen maar driester maakt. In het Leven van Balderik lezen we verder dat de bisschop hierop zijn vazallen bijeen roept. De toestand wordt uitgelegd, soldij (!) wordt uitgeloofd en uiteindelijk wordt beslist tot een gewapend conflict. De Hoegaardse bevolking zou in angst leven en er is sprake van een dagelijkse toeloop naar de kerk met offeranden voor de strijders. De strijd verloopt eerst in het voordeel van Balderik, waarop Lambert op de vlucht slaat. Echter, de graaf van Namen (oom van Lambert en vazal van de Luikse bisschop!) trekt zijn troepen en die van Lambert naar zich toe en verslaat het leger van 300 ridders. In de Vita wordt die slag gedateerd op 10 oktober 1013.
1 Vita Balderic 2 Gesta episcoporum cameracensis
5
Slag van Hoegaarden - 1000ste verjaardag vervolg Nasleep Door die overwinning wordt Hoegaarden geen versterkte plaats, de macht van de graaf van Leuven vergroot aanzienlijk, het graafschap Bruningerode wordt geannexeerd. In 1015 raakt Lambert opnieuw in conflict met hertog Godfried. Lambert trekt samen met zijn broer Reinier tegen hem op, maar sneuvelt bij Florennes. Van 1099 tot 1155 komt Bruningerode kort weer in Luikse handen. Hierna mag Luik maar enkele dorpen behouden, Hoegaarden, Tourinnes en Bevekom. Bovendien had de hertog van Brabant aanzienlijke rechten in die drie dorpen. Er is nog een ander direct gevolg van die slag: in Luik wordt in 1015 de Sint-Jakobsabdij opgericht voor het zielenheil van de gesneuvelde ridders en dat van de bisschop. Hier wordt het Leven van Balderik door een monnik neergepend. Met de verjaardag van de slag komt dat gebeuren in Hoegaarden zelf ook uitgebreid onder de aandacht. Hierdoor werden recent zelfs archeologische opgravingen 3 aangevat. Op het moment van dit schrijven zijn die nog zonder ‘gewenst’ resultaat, omdat het niet volledig duidelijk is waar dat gewapende treffen precies plaatsgevonden heeft. Als men een kaart van Hoegaarden bekijkt, zal al snel rond de zogenoemde Lange Gracht de plaats van de eerste plannen van de bisschop Balderik verwacht worden. Echter, deze straat is erg lang en de kans is groter dat de versterking op de site van het huidige begaardenklooster van Hoegaarden gepland werd, omwille van de aanwezigheid van het water voor de gracht en doorslaggevend het feit dat het een leengoed was van de prinsbisschop van Luik. Figuur 4. Site anno 2013. Figuur 5. Vermoedelijke site van de geplande versterking van de Luikse bisschop te Klein-Overlaar (latere Begaardenklooster in de Ferrariskaart en ernaast het huidige complex - let op de gedempte gracht en vijver)
Op de Ferrariskaart van 17711778 is rond dat goed nog een gracht te zien; vandaag zien we enkel nog de viver van het goed.
3 (sept-okt. 2012 door Studiebureau Archeologie bvba o.l.v. Maarten Smeets)
6
‘Ballade pour la Laine’ in de Molens van Orshoven tijdens de Kunstroute-Leuven
‘To BieLieve’ (it or not), zal jullie kunnen verrassen én inspireren met het project ‘Ballade pour la Laine’ dat enig en uniek is in haar soort ! De tentoonstelling ‘Ballade pour la Laine’ in de ‘Filature de Belvès’ in Frankrijk bood Bie Vandyck en Lieve Smets de kans om monumentale textiele kunstwerken te creëren als een vorm van dialoog en verbinding, om zo een brug te slaan tussen hun monumentale textiele wereld en het culturele erfgoed van de filature. To BieLieve is een verbinding aangegaan met dit uniek stukje industrieel erfgoed en hebben met nieuwe ogen de machines bekeken, ze in een ander daglicht geplaatst.Tijdens hun intensief verblijf in de filature lieten ze zich inspireren door de authenticiteit van het museum, de speling van het licht en het contrast tussen de krachtige, donkere machines en de vederlichte, zacht glijdende wol. De filature dwong hen tevens om stil te staan bij het verleden, de tijd dat de arbeiders nog in de fabriek werkten en de machines het tempo bepaalden van hun arbeid. Ooit was dit een levendige fabriekshal, vandaag is het erfgoed en dat spreekt tot de verbeelding van bezoekers, medewerkers en hen als kunstenaars. Door de sfeer op te snuiven kwamen de machines terug tot leven en vertelden ze hun verhaal: ‘Ballade pour la Laine’. De rondslingerende bobijnen, de resten van wol, stukjes afval en proefdrukken in de filature zijn sporen die getuigen van het verleden en waren een rijke inspiratiebron voor hun werken. De monumentale werken in oa. wol, vilt en kant die ze tentoonstellen getuigen van ritme, cadans, het licht, de contrasten. De keuze op de Molens van Orshoven als lokatie voor hun werk tijdens de Kunstroute is geinspireerd op het industrieel karakter van de site. Het Leuvens historisch Genootschap ondersteunt dit initiatief door de verbinding van kunst en erfgoed te duiden in de historische context van de voormalige molens van Orshoven. EVENEMENT - Wil je de bezielers van dit project ontmoeten? Kom dan tijdens de Kunstroute Leuven 2013 naar de Molens Van Orshoven (aan de Vaartkom-Balk van Beel) Op zondag 28 april, woensdag 1 mei en zondag 5 mei (10-18u) krijg je daar een beeld achter de schermen. Onderbegeleiding van een foto reportage, film en muziek en info over de geschiedenis van de site word je ondergedompeld in hun wereld, hun verhaal, hun manier van werken en hun unieke visie op erfgoed.
7
Archeologische opgraving bij het Kloosterhotel O. L.Vrouwstraat Leuven Lisa Van Ransbeek Situering opgravingen In het kader van de uitbreidingsplannen van het Kloosterhotel, gelegen aan de Onze-Lieve-Vrouwestraat in Leuven, voerde een archeologisch team van Monument Vandekerckhove nv op het terrein een opgraving uit in verschillende fases tussen februari en augustus 2010.De site lag op een eiland tussen Dijle en Aa (een zijarm van de Dijle), het zogenaamde Hertogeneiland. Dit eiland was, volgens de historische bronnen, de woonplaats van de hertogen in de 11de en 12de eeuw. In de 13de eeuw verhuisde de hertog naar de Keizersberg en schonk het eiland aan de predikheren (of dominicanen). De predikheren bouwden hier een kerk en een klooster. Algemeen werden heel wat sporen van bebouwing en bewoning aangetroffen, hieronder volgt een kort overzicht.
Oudste sporen Er werden enkele scherven van Romeins aardewerk gevonden. Het lijkt erop dat zij door de rivier werden meegevoerd en zo op de site terechtkwamen. Ze toonden aan dat er menselijke aanwezigheid was in het Dijledal in de Romeinse periode.De sporen uit de 12de-13de eeuw waren duidelijker. Het ging om een gracht, afvalkuilen en andere kuilen. De gracht bevorderde de afwatering op dit natte terrein vlak bij de rivieren. De gracht kan ook een afbakenende functie gehad hebben. De oriëntatie van de gracht was in ieder geval nog terug te vinden tot in de 19de eeuw. In de afvalkuilen zat vooral dierlijk bot en aardewerk. Van de andere kuilen was moeilijk te zeggen wat hun functie juist was. Waarschijnlijk was het terrein in die periode nog niet echt bebouwd en lieten de mensen (misschien de predikheren) uit de buurt hier hun afval achter.
Bewoningssporen uit de middeleeuwen In de 13de-14de eeuw werd er met steen gebouwd op de site. Verschillende funderingen van muren uit kalkzandsteen werden aangetroffen. Spijtig genoeg ging het steeds om kleine stukjes funderingen, waardoor de juiste vorm en afmetingen van de gebouwen niet bepaald konden worden. Ook naar de functie blijft het gissen. De OnzeLieve-Vrouw-ten-Predikherenkerk en waarschijnlijk ook grote delen van het klooster werden in dezelfde periode gebouwd. Hadden die gebouwen iets te maken met het klooster? Moeilijk te zeggen. Er werden niet alleen gebouwen opgetrokken uit steen: er werd ook een voetweggetje bestaande uit brokken steen gevonden. Het weggetje was bol zodat het water er niet op bleef staan en zo konden de mensen, die hier passeerden, hun voeten droog houden. Toch was niet het gehele terrein bebouwd in die periode, getuige hiervan enkele afvalkuilen met materiaal uit de 13de-14de eeuw. Ook de vondst van 4 menselijke begravingen kan waarschijnlijk in die periode geplaatst worden. Het gaat om 4 kleine graven. Een deel van de beenderen vertoonde vervormingen die vermoedelijk wijzen op rachitis, een botaandoening als gevolg van een gebrek aan vitamine D (door bvb. een tekort aan zonlicht) en calcium. Gaat het hier om begraven kloosterlingen? Lag het kerkhof van het klooster onder de huidige OnzeLieve-Vrouwestraat en lagen die vier personen in een uithoek van (of zelfs buiten) het kerkhofdomein? Behalve de funderingen uit natuursteen werden er ook een paar in baksteen of een combinatie van beide aangetroffen. Twee daarvan konden ook in de (late) middeleeuwen gedateerd worden. 8
Bakstenen structuren Er kwamen heel wat structuren uit baksteen aan het licht op de site. Het gaat om 3 waterputten en veel muurfunderingen. Een van de drie waterputten kon gedateerd worden tussen de tweede helft van de 16de en begin van de 17de eeuw. Door het natte terrein was de houten bekisting van de waterputten goed bewaard. Op sommige plaatsen was zelfs vlechtwerk en stro bewaard. De andere waterputten konden niet gedateerd worden, maar zijn vermoedelijk van recentere oorsprong. Het overgrote deel van de bakstenen funderingen kon terug gevonden worden op de kadasterkaarten. Het ging vooral om funderingen van scheidingsmuren, kelders, bijgebouwen en ‘tuinhuizen’. Het oudste kadasterplan van dat terrein dateert uit 1851. Een aantal van de bakstenen structuren stond niet op de kaarten en dateerde dus van voor 1851. De opvallendste structuur hiervan was een zeer robuuste muur opgetrokken uit hergebruikt materiaal. De muur was een mooi voorbeeld van hoe men vroeger bouwde op natte gronden: de muur was gefundeerd op houten balken, die op hun beurt rustten op houten palen die in de grond geslagen werden.
Figuur 1 Voorbeeld van kalkzandstenen funderingen © Monument Vandekerckhove nv
Besluit Volgens de historische bronnen konden op die plaats restanten van het hertogelijk domein teruggevonden worden, maar die werden niet (met zekerheid) aangetroffen. Door de locatie van de site op het hertogeneiland werd het terrein in de eerste stenen stadsomwalling van de 12de eeuw geïntegreerd. In de 12deFiguur 2 Gezicht op bakstenen kelderfunderingen © Monument Vandekerchove nv 13de eeuw was de site waarschijnlijk een natter gelegen open terrein binnen de stadsomwalling, een soort “tuinzone”. In de loop van de 13de-14de eeuw werd het terrein bebouwd met stenen gebouwen en een weggetje dat naar (of tussen) die gebouwen liep. De nabijheid van de kerk en het klooster beïnvloedden vermoedelijk de activiteiten op dat terrein (vb.menselijke begraving). De meeste recente bakstenen structuren leken te kaderen in de periode van na het klooster (ontbinding na de Franse Revolutie); hierbij ging het vooral om structuren die bij één gebouw op het terrein hoorden. LEZING over de opgravingen rond het Kloosterhotel samen met de lezing ‘Leuven en Wezemaal’ tijdens de avond LEUVEN HISTORISCH, georganiseerd door het Leuvens Historisch Genootschap i.s.m. Martin’s Klooster en Monument NV, in de conferentiezaal van het Martin’s Klooster in de O.L.Vrouwstraat 18 op 19 APRIL 2013 om 20 u stipt. Gratis voor leden - Nietleden/geinteresseerden 5 €. Liefst reserveren via MAIL
[email protected].
9
Een vrijdagverhaal van vis, bier en aanranding Etienne Franckx De rechtspraak verliep in het Ancien Regime heel anders dan nu. Bij geschillen werd het dispuut meestal in de handen van de plaatselijke schepenbank gelegd. Die volksrechtbank deed uitspraken op basis van het gewoonterecht en het gezond verstand. Waren de feiten dermate ernstig dat die vorm van justitie niet mogelijk was, kwam zij terecht op de Criminele rolle. In het stadsarchief van Leuven zijn er zo 64 archiefdozen bewaard gebleven met dossiers belopende de periode van 1528 tot 1795, goed voor 270 jaar, of in lengte een achttal meter archief. Hierin steken de voorbereidingen tot het proces dat nadien gevoerd zou worden. Vandaar de naam: “het criminele vooronderzoek”. Die informatiebron is moeilijk toegankelijk omdat er geen index van bestaat, zoeken is dus de boodschap. Vandaar dat die papieren doolhof zelden wordt gebruikt in de geschiedschrijving, geheel ten onrechte. Hieronder één van de vele items uit doos “sal 9775”. We schrijven vrijdag 10 juni 1757, Maria Theresia van Oostenrijk (1717-1780) zwaait in onze contreien de plak Figuur 1. Herbergtafereel - Schilderij van en rond de pas gegraven vaartkom worden de eerste Jan Steen - Rijksmuseum Amsterdam pakhuizen gebouwd. Twee manspersonen zijn in de late middag op weg in de Dorpstraete, de huidige Diestsestraat richting stadsvesten. Ze besluiten in de brouwerij-herberg Scherpenheuvel, het toenmalige derde pand voorbij de kapel van de miniemen, een glas bier te gaan drinken. Die drankgelegenheid wordt gerund door de drieënvijftigjarige meester brouwer-tapper Michiel Thomas Vaes en zijn tweede echtgenote Maria Everaerts. Hij is een derde generatie brouwmeester, zij is van buiten Leuven. De beide heren laten zich hun eerste glas welgevallen. Zij blijken de dik vijftigjarige meester-beenhouwer Franciscus Van Vossum en zijn dertig jaar jongere collega Guilliam Leunckens junior te zijn. Die junior is dan net drie jaar gehuwd met Barbara Francisca Gilis en sinds twee jaar vader. Senior is deken van het beenhouwersambacht en zij zijn werkzaam in Het Keysershooft vooraan in de Parijsstraat. De oudere confrater beenhouwer is reeds meer dan twintig jaar gehuwd met Elisabetha Van Bol met wie hij acht kinderen heeft. Zij runnen een beenhouwerij achter het Vleeshuis in de Pensstraat. Het is blijkbaar goed Figuur 2. Keysershooft in de Parijsstraat. Anoniem weer want ze staan buiten op straat voor de herberg te drinken. Ondertussen vallen ze de passerende vrouw van Goosens lastig. Nadien schimpen ze ook nog op Anna Maria Broothaegen, alias Mieke Staet Vast, de vrouw van Joannes Henricus Waltman. Rond een uur of zes ‘s 10
avonds krijgen ze honger en vragen ze de waardin, Maria Everaerts, om te zorgen voor enkele schollen of krabben. Zij stuurt op haar beurt de meid naar de overzijde van de straat om aan de kersverse meester-visverkoper Rombout Vranckx, in De mosselschelp, te gaan vragen of die zijn waar zou kunnen komen aanbieden. Rombout, die uit een zeer oude visverkopersfamilie stamt, is de deur uit en dus komt de vraag bij zijn éénentwintigjarige echtgenote Maria Catharina Maes terecht. Zij kent blijkbaar de reputatie van de jonge Leunckens en is niet scheutig om naar de overkant van de straat te trekken om met haar vis te gaan leuren. Zij vermoedt dat dit tot ongeregeldheden kan leiden en is eerder afwijzend tegen de situatie.Enerzijds is zij meer dan drie maand zwanger van haar eerste dochter Josina, maar anderzijds is één verkochte vis meer stuivers in de beurs dan géén verkochte vis. Voor het jonge gezin was elke stuiver meer dan welkom. De herbergiersmeid vertelt haar dat er nog een andere, oudere, persoon bij hem is. Dat argument haalt haar er toe over om toch de straatoverstap te wagen en met haar schollen te gaan leuren. Bij het binnenkomen van de herberg zegt Leunckens om in de caemer te gaan, een afgesloten deel van de herberg waar de privacy groter is. Hier loopt zij op Franciscus Van Vossum. Zij is niet geneigd om de ruimte te betreden maar Leunckens trekt aan haar schort en kan haar zo bewegen binnen te komen en haar schollen aan de man te brengen. Franciscus koopt één schol en zet haar met vaste hand op de stoel naast hem. Hij probeert haar te verleiden met de originele oneliner: ‘wel trienkien gij krijght sulcke dicke tetten’, hetgeen logisch is voor een zwangere vrouw. Welke vrouw zou er voor deze flaterende opmerking nu niet vallen? De jonge Leunckens komt eveneens de kamer binnen en laat de deur achter zich toevallen. Hij geeft haar een verschraald overschot van een glas bier en doet haar drinken. Zijn oudere kompaan geeft hem onder zijn voeten voor zijn slechte manieren en stuurt hem om een vers glas bier. Zij maakt van dit intermezzo gebruik om haar resterende schollen van de tafel te ritsen en direct de herberg te verlaten. Van Rossum heeft het zo niet begrepen en gooit haar op de grond, waarbij hij boven op haar gaat zitten. Met één hand klemt hij haar beide handen samen en ontbloot en mishandelt met de ander hand en zijn mond haar boezem. Figuur 3. Brouwerij Scherpenheuvel. Dan volgt er een 18de-eeuws pornografisch relaas over Foto Etienne Franckx. het vervolg van de feiten met als resultaat dat ‘haer borste geheel is opgeswollen ende vol clonten is, alsmede rontsom gecrabbelt van sijne tanden soo datter veel voghtigheijt gelijck materie is uijtgecomen, ende dat den Barbier Vanelderen denwelcken haere borste gevisiteert heeft, haer heeft geseijt, dat bij aldien hij die clonten niet en can doen vergaen, dat haere borste lichtelijck sal moeten afgeset worden’.
11
Een vrijdagverhaal van vis, bier en aanranding
Vervolg
Barbiers waren de eerste lijnsartsen van die tijd. Ze waren ambachtslieden, de barbierschirurgijnen waren geen academisch opgeleide licentiaten in de genees- en heelkunde. Hieronder een impressie van hun praktijk. Na die molestering van haar bovenlichaam verplaatst Van Vossum zijn dolle zinnen naar haar lager gelegen lichaamsdelen, waarna de tweede act van het pornografische verhaal volgt met als einde: ‘ende dat sij (het slachtoffer) soo gevaerelijck schreuwde ende lamenteerde, dat de vrouw uijt de herberghe Scherpenheuvel (Maria Everaerts) met gewelt is ingecomen ende alsoo hij den tijdt niet en heeft gehat van haer voorder te connen onteeren, dat deselve vrouwe incomende gesien heeft, dat sij noch teenemael ontbloot was, ende dat denselven Van Rossum haer alsdan heeft los gelaten’ dit na een deel vermaningen van de herbergierster aan het adres van de aanrander. Uit de verklaring blijkt dat Leunckens haar eveneens vasthad en dat hij bij het Figuur 4. Barbier in actie - Schilderij van Egbert van Heemskerck - binnenkomen van de waardin eveneens Museum voor Schone Kunsten in Gent werd betrapt. Hij heeft haar dan aangemaand nog een glas bier te brengen om haar opnieuw buiten te krijgen. De interventie van de herbergierster gaf aan het slachtoffer de mogelijkheid om ‘met haeren neusdoek haere borsten te bedekken en haere boesem toe te doen’ en alzo de herberg te verlaten, de straat over te steken en naar huis te gaan. Leunckens is haar dan tot in haar woning achternagegaan en is een weinig later weer buiten gekomen, omdat zijn slachtoffer, eens thuis aangekomen op de grond is flauw gevallen en haar echtgenoot Rombout daar op dat moment ook net aanwezig was. Bij zijn onderzoek heeft de barbier eveneens vastgesteld dat zij haar armen niet naar haar hoofd kon brengen waardoor ‘deselven chirurgeijn Vanelderen opden selve (haar armen) teirplaesters heeft geleijt’. Van Vossum heeft blijkbaar zijn bekomst gehad en het geweld verplaatst zich nu naar Leunckens. Het volgende slachtoffer is de éénentwintigjarige Elisabeth Brabants, de meid van meester-pottenbakker Heppens uit de buurt, die toevallig passeerde. Leunckens trok aan haar voorschoot om haar met geweld in de herberg te krijgen. Zij moest mee schol gaan eten en bier drinken. Door dit getrek scheurde haar schort op twee plaatsen en omdat het dan zo niet lukte droeg hij haar maar, op zijn schouders, naar binnen. Van Vossum die nog steeds pinten aan het drinken was vroeg wie hij daar bij had, waarop Leunckens antwoordde: ‘ick hebbe hier wederom al eene, ick hebbe hier mijne nichte begot’ De waardin had gelukkig de deur van de chambre séparée al op slot gedaan waardoor hij met de meid op zijn schouders tegen de deur liep. Dan maar de keuken van 12
de herberg binnen. Daar zijn beide geweldenaars op de waard, Michael Vaes, gestoten die hen manu militari op straat heeft gezet roepende dat ‘hij sulckx in sijn huijs niet en permitteerden ende met dusdaenighe compagnien niet te doen en hadden’ Het hele voorval was gedurende verschillende weken het gespreksonderwerp onder de stadsbevolking. Vermits het hier enerzijds over gehuwde mannen en anderzijds over ambachtsmeesters ging, bracht dit veel commotie met zich mee. De ambachtsmeesters die in de maatschappij van toen net een voetje voor hadden op de gewone arbeiders waren schromelijk over de schreef gegaan en hadden het volledige ambachtscorpus van de beenhouwers te schande gezet. Zij bewogen beiden hemel en aarde om de schande te beperken en schaamden zich niet om via geldelijke compensatie het verhaal in de doofpot te krijgen. Van Vossum had er een ‘dobbel souverijn’ voor over en indien dit niet genoeg was had hij zelfs twee ‘pistolen’ veil. Het waren beide gangbare goudmunten. Het eerste bedrag was 17 toenmalige guldens waard, het tweede 19,6 guldens. In werkdagequivalent van toen 27 en 31 werkdagen. A rato van 12 euro netto per uur wordt dat momenteel 2600 en 3000 euro . 1 Bij de eerste verhoren hebben de aanranFiguur 5. Een ‘ dobbel souverijn’ - Muntstuk uit ders geen van beide de feiten toe gegeven. De be- de tijd van Maria-Theresia ca. 1760 wijslast was echter dermate groot dat ontkennen geen zin had en een straf er zat aan te komen. De visverkopersvrouw weigerde de geldelijk compensatie met de woorden: ‘meijne eere ende reputatie is mij meer weert als dat gelt’. Beide aanranders werden doorverwezen naar de rechtbank en veroordeeld. Maria Catharina beviel eind 1757 van een gezonde dochter, Josina, waarna er nog elf kinderen volgden. Zij overleed in 1783. Haar echtgenoot hertrouwde vijf maand later met Joanna Beckx die hem ook nog drie kinderen schonk. Rombout ontviel haar reeds in 1789. Joanna zorgde tot aan haar dood in 1814 voor die hele trits kinderen als visverkoopster. Van de herbergier en zijn echtgenote aan de overzijde van de straat is er voorlopig geen verder nieuws. Van Vossum, de agressor, wordt in 1763 weduwenaar en hertrouwt op zijn oude dag in 1772 met Maria Anna Dierickx. Leunckens junior sterft tweeëntwintig jaar na de feiten en wordt begraven op het kerkhof van het Gasthuis. Zijn eerste dochter sterft drie maand na zijn baldadigheden. Zijn echtgenote overleeft hem tien jaar, maar zij blijven verder kinderloos. Zou dat een straf van de Schepper kunnen zijn? Chirurgijn D’Elderen komt nog verschillende keren voor in andere criminele vooronderzoeken en sterft in 1793. Als dit verhaal door een moderne filter zou geperst worden en het in de krant zou verschijnen, zouden we dan versteld staan kijken? Of is geschiedenis van alle tijden? 1 Rekenmunt en Courant geld door K. Lemmens webstek: http://www.egmp.nunaar.be/artikels/Rekenmunt.pdf
13
1ste ringmuur: De defensie in het offensief Van Minderbroederspoort tot Minnepoort.
Tom Coenegrachts
Ten geleide Hoewel de Leuvense stadsmuur uit de tweede helft van de veertiende eeuw vooral voortleeft in de vorm van de ring, treffen we te midden van het hedendaagse stadsweefsel nog heel wat resten aan van zijn voorganger, de zogenaamde binnenvesten. Samen met Brussel is Leuven de enige stad in België die zoveel substantiële resten van zijn vroegste (stenen) stadsversterking heeft behouden. Het is te betreuren dat dit kostbare onroerende erfgoed (als we abstractie maken van de wel degelijk ‘roerende’ instortingen en verzakkingen), al jarenlang door het stadsbestuur wordt verwaarloosd. Nochtans gaat het hier om één van de vroegste materiële uitingen van de stadsgemeenschap als een zelfbewuste groep. Vier nieuwsbrieven lang belichten we die vroege stadsverdediging telkens vanuit een ander standpunt. In dit derde artikel worden in het kort de defensieve kwaliteiten van de muur besproken in het licht van twaalfde – dertiende-eeuwse belegeringstechnieken.
Inleiding Zoals beargumenteerd in de vroegere bijdragen aan deze nieuwsbrief, kwam de eerste stenen stadsmuur van Leuven waarschijnlijk in het eerste kwart van de dertiende eeuw tot stand. Die muur, voorzien van een dertigtal halfronde torens en elf stadspoorten, bekroonde een eerder opgeworpen aarden wal en werd voorafgegaan door een droge of natte gracht. De architectuur volgde zeer getrouw de gestandaardiseerde vormentaal voor stenen versterkingen zoals die door de koninklijke administratie van Philippe II Auguste vanaf 1190 in de Franse kroondomeinen werd geïmplementeerd. Defensie wordt altijd aangegeven als de primaire functie van een stadsversterking. Die algemene stelregel wordt door iedereen aanvaard, maar is dat wel zo? Kon een versterking zoals die van Leuven een stad effectief verdedigen tegen een belegeraar? Om dit na te gaan is kennis van de verschillende twaalfde – dertiende eeuwse belegeringstechnieken onontbeerlijk. Een analyse van de verschillende passieve en actieve elementen van de muur kunnen in het licht van die tactieken een idee geven over de weerbaarheid van de stadsversterking.
Belegeringstechnieken uit de twaalfde – dertiende eeuw De ontwikkeling van belegeringstechnieken en de evolutie van de verdedigingsarchitectuur gingen uiteraard hand in hand. Versterkingen probeerden zich aan te passen aan nieuwe tactieken en vice versa zochten belegeraars oplossingen voor nieuwe vormen van verdediging. Als theoretische achtergrond kon een beroep worden gedaan op de werken van de Romeinse schrijvers Vitruvius (c. 85-20 v.Chr., De architectura) en Vegetius (4de eeuw n.Chr., De re militari). De werkelijke katalysators waren echter vooral de grootschalige conflicten, zoals de verschillende Kruistochten of de strijd tussen de Franse en de Engelse kroon. Hieronder volgt een uiterst beknopt overzicht van de belegeringstechnieken:
14
Blokkade De basisbelegeringstactiek bij uitstek was de blokkade, waarbij de belegeraar de versterking zo goed mogelijk probeerde te isoleren van de buitenwereld. Door alle aanvoerlijnen van voedsel of andere hulpmiddelen via water of land te blokkeren, werd getracht de belegerden uit te hongeren en te dwingen tot overgave. Bij een burcht met geringe afmetingen viel dit mee, maar een stad belegeren vergde een uiterst doordachte organisatie en veel manschappen. Bovendien was de belegeraar bij een verspreiding van zijn troepen erg kwetsbaar voor uitvallen vanwege de belegerden. Deze passieve tactiek betekende een werk van lange adem, dat zeker gecombineerd diende te worden met offensieve methodes. Des te sneller de inname, des te minder economische, logistieke, hygiënische en andere problemen er konden optreden in het kamp van de belegeraar. Bestorming met ladders De belegeraars konden de muur bestormen met ladders om zo de weergang te bereiken. Stormram Met een stormram probeerde de agressor een bres in muren of poorten te beuken om zo toegang te krijgen tot de versterking. Belegeringstorens Belegeringstorens, houten torens op wielen, dienden enerzijds om toegang te krijgen tot de weergang en anderzijds om de belegerden van een hoogte onder schot te kunnen nemen. Ondermijning De belegeraar kon door ondergraving van de fortificaties proberen die te laten instorten. Artillerie Zowel de belegeraars als de belegerden konden gebruik maken van werp- en schietmachines. Zo bestonden er grote kruisbogen (ballista), lepelblijdes en slingerblijdes. Vooral de slingerblijde was een geducht wapen daar het zware projectielen met een hoge snelheid over of tegen een versterking kon werpen.
15
Verdedigingselementen van de stadsmuur Passieve elementen De stadsgracht, de wal en de muur met torens en poorten boden in al hun verticaliteit passief weerstand tegen bestorming. Belegeraars dienden deze laagtes en hoogtes te overwinnen om bezit te kunnen nemen van de stad. Gracht en wal maakten het gebruik van belegeringstorens lastig en ondermijning werd ernstig bemoeilijkt, vooral in de lagere stadsdelen met natte gracht. De opbouw van de muur zorgde ervoor dat ondermijning enkel mogelijk was als de belegeraar zich specifiek zou richten op de van buiten uit onzichtbare funderingspijlers. Ook de massieve conische grondvesten van de torens (en poorten?) bemoeilijkten ondermijning. De constructiewijze in twee schillen (binnenarcade en buitenmuur) en de dikte van de muren moesten weerstand bieden tegen stormrammen en werptuigen. Beschadiging van de buitenmuur had geen implicaties voor de weergang, die immers steunde op de funderingspijlers. Met een lengte van 2740 m waren de stadsversterkingen niet zomaar te omsingelen om een effectieve blokkade tot stand te brengen. Actieve elementen De actieve elementen van de verdediging waren in de eerste plaats de schietsleuven. Zij dienden om de aanvaller vanuit relatief veilige positie onder schot te nemen met een hand- of kruisboog. De weergang zorgde voor een ononderbroken (communicatie)linie over de hoogte van de stadsmuur. Beschermd door de borstwering met kantelen kon de belegerde de belegeraar vanuit de moordgaten (=open ruimte tussen de kantelen) onder schot nemen. Naar analogie met ’s-Hertogenbosch en Brussel, waren de kantelen waarschijnlijk voorzien van schietsleuven voor een nog actievere defensie. Torens waren uiterst belangrijk door hun vooruitgeschoven positie. Hierdoor konden ze de muur van flankvuur voorzien indien nodig. De twee torenkamers bevatten elk drie schietsleuven: twee voor flankvuur en één richting veldzijde. Vanaf het derde en hoogste niveau, namelijk het torenplatform met borstwering, had men een schootsveld van driehonderzestig graden. De stadsmuur had ook minstens één poterne of uitvalspoort, verdekt opgesteld om bijvoorbeeld een nachtelijke overval uit te voeren op de belegeraar. 16
Conclusie Door haar pragmatische architectuur was de eerste stenen stadsmuur van Leuven wel degelijk aangepast aan de belegeringstechnieken van zijn tijd. Toch waren de actieve en passieve elementen van de stadsmuur slechts functioneel als ze bij belegering bemand konden worden. Het waren weer de Leuvense burgers zelf die het heft letterlijk in handen dienden te nemen en in tijden van oorlog de verdediging van de stad op zich moesten nemen. Toen graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male in 1356 voor de muren verscheen met het nieuwste krijgstechnologische snufje van de veertiende eeuw, namelijk het kanon, bleek de oude muur de stad in de toekomst niet meer voldoende bescherming te zullen kunnen bieden.
Wandeling - Van Minderbroederspoort tot Minnepoort. WANDELING Minderbroederspoort Biestpoort Handbogenhof met de torens
VOORDRACHT van de RINGMUUR met SITEBEZOEK deel 3 Thema: De defensieve kwaliteiten van de eerste ringmuur Het LHG geeft i.s.m. de KU Leuven o.l.v. Tom COENEGRACHTS, monitor archeologie aan de KU Leuven, een reeks VOORDRACHTEN rond Monumentenzorg en Archeologie in Leuven. Het eerste thema was de datering van de ringmuur, het tweede de bouw zelf van de muur, het derde luik de defensieve kwaliteiten van de muur in het licht van de belegeringstechnieken in de 12de – 13de eeuw. PRACTISCH: Op ZONDAG 12 mei - telkens om 11u. en 14u. - start de voordracht van een uur in de bovenzaal van café-restaurant AGORA op de Grote Markt in Leuven, met aansluitend een wandeling van een uur langs de stadsmuur vanaf de Minderbroederspoort tot de Sint-Geertruisluis. Gratis en exclusief voor LHG. Leden kunnen INSCHRIJVEN door bij voorkeur een e-mail te sturen naar
[email protected] of tel. 016/233401 (secr. Ramon Kenis) met vermelding van de namen, adres, telefoon e-mailadres en keuze uur. Wees er snel bij, er zijn slechts vijfentwintig plaatsen per groep, in volgorde van inschrijving.
17
Presentatie jaarboek
25 januari 2013 - Iers College Leuven
De gasten werden door voorzitter Paul Reekmans verwelkomd in het mooie kader van het Iers College. Coup de Ballet o.l.v. Elke Velle bracht erfgoed en cultuur samen in rake intermezzo’s van ballet. Tom Vanderstappen stond in voor de presentatie Secretaris Ramon Kenis bracht kort de werking van 2012 met een vooruitblik naar de activiteiten van 2013. Archeoloog Maarten Smeets gaf met een boeiend relaas over de omstreden opgravingen een duidelijk beeld van 1000 jaar leven in het historisch ehart van de stad Leuven Yves Vanhellemont schilderde meesterlijk met de hedendaagse techniek van virtuele tekeningen de evolutie van de torens van de westbouw van de Sint-Pieterskerk. Etienne Franckx bracht met een luchtige noot grafstenen van families uit de SintJakobsparochie tot leven Paul Reekmans duidde het culturele verhaal van de stad Leuven tussen 1872 en 1895, kritisch neergeschreven door de auteur Marike Labrie. Het verhaal van een getuigenis van een ballingschap uit WO I van Leuvenaar Vandenbosch sloot de lezingen af. Hartelijk dank! 18
Uitreiking oorkonde ... sfeerbeelden Na een stilte bracht Paul Reekmans met de LHGoorkonde hulde aan wijlen conservator Veronique. Vandekerchove en LHGmedewerker Patrick. Valvekens. Links: Mevrouw Valvekens die de oorkonde in ontvangst nam van LHG-secretaris Ramon Kenis. Coup de Ballet drukte in een aangepaste originele creatie verdriet en passie uit. Na de uitnodiging tot een drankje werd naar gewoonte het jaarboek door de nieuwsgierige gasten opgehaald en werden weer de vele historische verhalen en anecdoten uitgewisseld. Bij gelegenheid van de LHG-jaarboekpresentatie kregen de genodigden een verjaardagskalender aangeboden met daarop het dansgezelschap Coup de Ballet in het historische kader van de erfgoedsite van de abdij van Park. Een hebbeding voor onze leden! Door de fiere voorzitter werd een kersvers exemplaar van het jaarboek overhandigd aan de ouders van auteur Marike Labrie, die hede in India werkend, het evenement van daaruit mee vorm gaf. Bedankt aan het ijverige LHG-team!
19
De cultus van Sint-Job in Wezemaal en Leuven: een bewogen relatie Bart Minnen
Een nieuwe stadspoort: Sint-Job (1517) In 1515 krijgt Matheus Keldermans van het Leuvense stadbestuur de opdracht de bouwvallige Ulakepoort te vervangen. In de nis plaatst hij een beeld van Sint-Job (1517). Sindsdien stond de poort bekend als de Sint-Jobspoort. De weg die daar vertrok, richting Aarschot, voerde naar het dorp Wezemaal, toen een wijd en zijd vermaard bedevaartsoord van Sint-Job. De faam van het dorp was in die dagen zo groot dat ‘Wezemaal bij Leuven’ in 1514 zelfs wordt vermeld in een prekenbundel herdrukt in Lyon. Niet toevallig is Wezemaal het enige dorp op de oudste gravure van Leuven, van rond 1540. Figuur 2 Wezemaal op het stadgezicht van Leuven uit c. 1540 (toegeschreven aan Anton Woensam. Kopie 1877: K.U.Leuven, Centrale bibliotheek, Prentenkabinet, TC 50).
Voorwerp van de pelgrimsdevotie was een miraculeus houten beeld van Sint-Job, van kortvoor 1400. Rond 1450 was de bedevaart al zo populair dat de kerkfabriek jaarlijks honderden kleine metalen pelgrimsinsignes verkocht. De bedevaart bracht zo veel geld op dat de dorpskerk uitgroeide tot één van de rijkste landelijke kerken in Brabant. Voor de bouw van de monumentale witstenen toren (voltooid 1475) wist de kerk zelfs Matheus de Laeyens in te schakelen. Bovendien was SintJob toen de patroonheilige van de muzikanten, voor Sint-Cecilia die rol vanaf de 16de eeuw zou overnemen. Jaarlijks zakten stadsspeellieden uit Leuven af naar het dorp om liturgie en processies extra luister bij te zetten.
Figuur 1 De Sint-Jobskapel in de Vaartstraat, afgebroken in 1804 (uit: Van Even E., Louvain monumental, 1860).
Een kerk vol Leuvense kunst In 1489 woedde de opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk in Brabant. Een groep heethoofden bewapende zich, met steun van het Leuvense stadsgarnizoen, en vormde de kerk om tot een bolwerk. De troepen van Maximiliaan maakten korte metten met dat vervelende weerstandsnest, en staken de kerk in brand. Om de restauratie te bekostigen werd een nieuwe promotiecampagne voor Sint-Job op touw gezet. Die campagne kreeg vanaf 1495 een flinke duw in de rug door een nieuwe, vreselijke ziekte die zich toen vanuit Napels over heel Europa verspreidde: de ziekte van Job, zo dacht men. Wezemaal werd jaarlijks voor duizenden mensen het reisdoel waar zij verlossing van die ‘ziekte van Napels’ (syfilis) hoopten te verkrijgen. Ook geleerden uit Leuven zochten bij de pastoor van Wezemaal tijdelijk een veilig onderkomen. In 1501 verleende de paus aan pelgrims een volle aflaat en aan de kerk het recht om een koor van negen priesters installeren. De kerk werd de facto een kapittelkerk. Tussen 1500 en 1520 bereikte de bedevaart een absolute piek. De Leuvense goudsmedenfamilie Boba leverde 20
jaarlijks duizenden pelgrimsinsignes, voor elke beurs, gaande van lood-tinnen exemplaren in bulk tot dure, met de hand gesneden zilveren en vergulde juweeltjes. Ook andere Leuvense kunstenaars (schilders, beeldhouwers, glazeniers) voerden tal van bestellingen uit en gingen soms ook andere relaties aan met de kerk, bv. door de stichting van erfrenten.
Een stukje Wezemaal in Leuven Onder invloed van protestantse en humanistische kritiek op uiterlijke vroomheid kende de devotie tot Sint-Job vanaf 1520 een steile terugval. De neergang werd nog versneld door de langdurige oorlogstoestand vanaf 1568. In de jaren 1570-1580 werd de kerkschat herhaaldelijk in veiligheid gebracht binnen de Leuvense muren. Het opdrogen van de pelgrimsinkomsten noopte de kerk tot de verkoop van kostbare voorwerpen, onder meer aan de Leuvense Sint-Pieterskerk. In 1579 ging heel de kerk in vlammen op, maar de kerkschat had gelukkig een onderkomen gevonden in het woonhuis van de baron van Wezemaal in Leuven. Het miraculeuze beeld werd opgesteld in de kapel van het gasthuis van de Twaalf Apostelen in de Vaarstraat, die sindsdien als Sint-Jobskapel bekend stond. Toen het beeld in 1585 terug naar Wezemaal werd overgebracht, stuitte dat op fel verzet van de beheerders van de kapel, die nu op hun beurt een belangrijke bron van inkomsten zagen verdwijnen. De ruzie klonk nog door in 1635, toen de pastoor van Wezemaal met onverholen leedvermaak vaststelde dat in de kapel nooit een mirakel was geschied.
Een stukje Pauscollege in Wezemaal Toen vanaf 1604 de grootscheepse restauratie van de kerk begon, werden opnieuw vele Leuvense kunstenaars betrokken, zo Aert Lanckmans die de prachtige koorafsluiting uit 1626 sneed. De kerk bezat een kopie naar een verloren triptiek van Rubens, waarvan een andere versie zich bevindt in het Museum M. Maar het belangrijkste stuk Leuvens patrimonium in Wezemaal is het 18de-eeuwse interieur van de kapel van het Pauscollege. Toen keizer Jozef II in 1786 dat college, dat pas in 1776-1778 was vernieuwd, liet verbouwen tot onderdeel van het Seminarie-Generaal, wist de toenmalige baron van Wezemaal, de hertog van Ursel, het altaar en de vloer van het kapel naar het kerkkoor in Wezemaal over te brengen, waar beide nu nog steeds te bewonderen zijn. MEER WETEN over de ‘Uitzonderlijke geschiedenis van Wezemaal en de haatliefde verhouding met Leuven’? Dit kan via een nieuwe publicatie of via lezingavond Leuven Historisch samen met lezing over Archeologie in het Martin’s Klooster PUBLICATIE: Minnen Bart (red.), Den heyligen Sant al in Brabant. De SintMartinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint-Job 1000-2000, Averbode (Averbode Altiora), 2011, 2 dln. in foedraal (360+360 pp.), ISBN 9031733423, 9789031733422, € 70. LEZING: Onderdeel van de lezingavond LEUVEN HISTORISCH georganiseerd door het Leuvens Historisch Genootschap i.s.m. Martin’s Klooster en Monument NV, in de conferentiezaal van het Martin’s Klooster in de O.L.Vrouwstraat 18 op 19 APRIL 2013 om 20 u stipt. Gratis voor leden - Niet-leden/geinteresseerden 5 €. Liefst reserveren met aantal personen en telefoon erbij via MAIL
[email protected].
21
Wederopbouwarchitectuur te Leuven: van bakkerij Stroobants tot café Amedee
Yves Vanhellemont
Wij bestatigen tot ons spijt dat niettegenstaande uwe verbintenis en onze herinneringsbrief, gij nog steeds verzuimd hebt den gedenksteen, de verwoesting der Stad herinnerende, te doen plaatsen in den voorgevel van uw heropgebouwd huis, Munstraat n°4. (…) De plaat waarvan sprake werd inderdaad vervaardigd om aan de komende geslachten de gewichtigheid te toonen der stelselmatige vernielingen onzer arme Stad door de duitschers, zonder eene enkele reden en zonder de minste uitdaging vanwege onze bevolking. Het plaatsen dezer plaat op de uit de puinen verrezen gebouwen moet aanzien worden als eenen plicht tegenover het nageslacht opdat het nooit vergete wat de Stad Leuven geleden heeft door de wreedheid van den vijand. (…) Ieder heropgebouwd huis moet op den gevel, op eene wel zichtbare plaats, het eeuwige kenteken dragen der misdaad waarvan onze Stad het onschuldige slachtoffer was. Ieder goed burger zal eraan houden aan dit herinneringwerk mede te helpen. figuur a – Gezicht op de Muntstraat na de verwoestingen, met de nog rechtopstaande gevel van De Gulden Lamp – bron: leuven.weleer.be
22
(uittreksel uit een brief van het stadsbestuur aan Théodore Stroobants, 24 september 1923)
Bouwgeschiedenis en beschrijving. Het café Amedee heeft stilaan een haast legendarische reputatie opgebouwd. Maar ook hieraan komt een einde. Enigszins jammer dat dit gebeurt, exact 250 jaar nadat de ‘echte’ Amedee (Wolfgang Amadeus Mozart) Leuven bezocht. Maar het vormt alvast wel een goede aanleiding om stil te staan bij dit fraaie gebouw. De bouwheer had destijds wellicht niet kunnen vermoeden dat zijn gebouw ooit de Vlaamse pers zou halen. De bouwheer was Théodore Stroobants. Hij woonde in de Vesaliusstraat 63 (toenmalige nummering), en bezat een bakkerij met winkel, op de plaats van het huidige café. Bij de vernielingen die de Duitse bezetters aanrichtten op 29 augustus 1914, werd ook dit gebouw in de as gelegd, net zoals zoveel andere huizen in dit stukje Muntstraat. Enkel de gevel van het pand ‘De Gulden Lamp’ bleef bewaard. Die gevel werd nadien verwerkt in de Thiéryvleugel van de Sint-Geertruiabdij. Reeds in he 1915 wordt er door Théodore Stroobants een bouwaanvraag tot wederopbouw van dat pand bij de stad Leuven ingediend. O. Devos was de ontwerper A. Devos maakt een tweede ontwerp, dat enkel in de toevoeging van een segmentvormig fronton op het centrale tweeledige dakvenster, verschilt van het voorgaande. Voor de rest is het identiek aan dit van O. Devos. De aanvraag voor dat gebouw, voorzien van wooneenheden, een bakkerij en een ‘Grande boulangerie et patisserie Théodore Stroobants’, wordt op 9 januari 1920 goedgekeurd. De gedenksteen wordt pas na een herinnering van het stadsbestuur (24 september 1923), aangebracht op een centrale plaats in de gevel, tussen beide bow-windows. De architecten ontwierpen het wederopbouwpand als een rijhuis, met drie verdiepingen en twee traveeën. Zoals bijna steeds voor wederopbouwarchitectuur vereist was, werd teruggegrepen naar een historiserende bouwstijl, in dit geval onder meer geïnspireerd door de Franse architectuur van de tweede helft van de 18e eeuw (Lodewijk XVI-stijl). Dit in een merkwaardige combinatie met 20e eeuwse stijlementen, zoals de bow-windows op de eerste verdieping, en de winkelpui op de benedenverdieping, met art nouveau-inslag. Een stijlencombinatie die we wel in meer wederopbouwpanden vinden. Het uitgevoerde ontwerp is aanzienlijk soberder dan beide bewaarde ontwerptekeningen. De algemene gevelopzet is identiek aan het ontwerp, maar de versieringen boven ramen en onder de dakconsoles en onder de consoles van de pui, werden stuk voor stuk achterwege gelaten. De bovenbouw is helemaal opgebouwd uit de Franse steen van Euville, een steen die sinds de 19e eeuw te pas en (helaas al te vaak) te 23
figuur b – gevel van het pand, Muntstraat 4 – bron: Yves Vanhellemont
figuur c – het ingekleurde ontwerp van de hand van A. Devos. Het segmentvormige fronton werd nadien toegevoegd – bron: stadsarchief Leuven
onpas werd toegepast. De ontwerptekening suggereert dat ook de pilasters op de gelijkvloerse verdieping in die steen uitgevoerd zouden worden, maar uiteindelijk is de keuze gevallen op Belgische blauwe hardsteen, een niet onverstandige keuze. Hetgeen het gebouw een aanzienlijke meerwaarde geeft, vergeleken met het gros van de andere wederopbouwpanden in Leuven, is de uitermate gaaf bewaarde winkelpui. De pui is symmetrisch, met centraal een verdiepte ingang. Die wordt geflankeerd door afgeronde vitrines op een geprofileerde sokkel. De vitrine is behoorlijk diep, en bood veel plaats voor het uitstallen van de koopwaar van de patissier. Het geheel bevindt zich onder een doorlopende beglazing met roedeverdeling. Het ontwerp van de centrale deur is een sierlijke voortzetting van het lijnenspel van de gebogen vitrines aan weerszijden van de deur. De deur links, die toegang geeft tot de wooneenheden, is een kopie van de centrale deur. De hele pui wordt visueel afgescheiden van de rest van de gevel door een gevelbrede zware lijst, die fungeert als balkonplaat. Die wordt geschraagd door vier consoles, twee meer dan voorzien op de oorspronkelijke bouwplannen. 24
figuur d – het lijnenspel van de gebogen vitrine en de centrale deur – bron: Yves Vanhellemont>
figuur e – de gelijkvloerse verdieping – bron: Yves Vanhellemont
Het oorspronkelijke bouwplan toont een rolluik, waarvan we momenteel niet hebben kunnen vaststellen of dit ook effectief werd uitgevoerd. Eerder sobere smeedijzeren borstweringen zijn geplaatst op de brede balkonplaat, en op de beide bow-windows.Enkel een doorgedreven kleurenonderzoek kan uitmaken of de huidige felrode kleur uitstaans heeft met de oorspronkelijke kleur. In elk geval geeft het ingekleurde ontwerp ook een rode kleur aan, eenzelfde kleur die ook voor het raamschrijnwerk op de verdiepingen wordt aangegeven. Ook de vloeren, in mozaiek of gemengde techniek van mozaïek en granito, zijn behoorlijk tot goed bewaard.
De gebroeders Devos. Beide ontwerpers zijn vrij onbekend. Ze waren ten andere ook zelf behoorlijk bescheiden. Voorzover ons bekend hebben beide ontwerpers slechts in welgeteld één huis in het Leuvense, hun naam laten vereeuwigen in de gevel. Het pand gelegen J.P. Minckelersstraat 176 leert ons dat het om Oscar Devos (27/10/1874 – 4/3/1928) gaat. Hij woonde in de Brouwersstraat 47 (toenmalige nummering), alhoewel we naast dit nummer 47 ook nog het nummer 51 in de bouwdossiers kunnen aantreffen. Oscar Devos staat in het Leuvense bevolkingsregister van begin 20e eeuw als ‘dessinateur’ aangegeven, maar vanaf 1910 wordt dit ‘dessinateur-architecte’. Hij werd slechts 55 jaar, en had één kind, Paula (geboren 13/2/1900). figuur f – de handtekeningen van O. Devos op het eerste ontwerp (boven) en A. Devos op het tweede (bijna identiek) ontwerp (onder) – bron: stadsarchief leuven
25
Over A. Devos
bestaat meer onduidelijkheid. In de gevel van het winkelpand, Bongenotenlaan 5, vinden we de aanduiding ‘A. Devos, Architect’. Overigens is die inscriptie niet origineel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden immers aanzienlijke vernielingen aangebracht aan de gevel. Een schadeopmeting van A. Devos, uit 1950, geeft expliciet aan dat op die plaats de gevel beschadigd was, en hersteld diende te worden. De inscriptie, die alvast aangeeft dat de herstellingen ook onder leiding van A. Devos werden uitgevoerd, dateert dus met zekerheid van na 1950. We konden niet nagaan of het oorspronkelijke ontwerp ook van A. Devos was, alhoewel dat eerder waarschijnlijk is. Het zou merkwaardig zijn dat een architect zijn ‘handtekening’ plaatst op een ontwerp van een collega-architect. Het is immers op het eerste gezicht niet zichtbaar dat de inscriptie verwijst naar een verbouwing of herstelling van de gevel, dat wordt pas duidelijk na consultatie van het bouwdossier. Het bevolkingsregister geeft in die periode het bestaan van één mogelijke kandidaat, zijnde Albert Devos (3/4/1872-27/10/1959), oudere broer van Oscar Devos. Dat verklaart alvast het voorkomen van beider namen in aan aantal bouwdossiers. Albert Devos staat als ‘architecte’ omschreven. Na omzwervingen via de Spoorgang, Frederik Lintsstraat en de Brabançonnestraat vestigde hij zich uiteindelijk op de Geldenaaksevest 98 (het huidige nummer 108). Zijn enige kind, Felix-Oscar (geboren 8/3/1904) was eveneens architect. Oscar en Albert Devos hadden nog een derde broer, Charles. Het gezin Devos groeide op in het ouderlijke huis op de Brusselsestraat 250 (toenmalige nummering). Alhoewel beide architecten goed vertegenwoordigd zijn op de inventaris voor het onroerend erfgoed, zorgt de handtekening van Oscar Devos voor enige verwarring. Het is inderdaad niet moeilijk om in de ‘O’, waartegen de ‘D’ geplaatst is, een ‘A’ te zien. Voor minstens een aantal panden, toegeschreven aan A. Devos, blijkt dat ze eigenlijk van de hand van O. Devos zijn. Dat is onder meer het geval voor de fraaie huizen gelegen Henri Regastraat 29 en 33. figuur g1 – inscriptie in pand van Oscar Devos, J.P. Minckelersstraat 176 figuur g2 - inscriptie in pand van A. Devos Bron: Yves Vanhellemont
De voor- versus de na-oorlogse periode van Oscar Devos. Van Oscar en Albert Devos, is Oscar alvast de architect met het duidelijkste visitekaartje. Zijn vooroorlogse gebouwen getuigen allemaal van een bijzondere voorliefde voor de toenmalige modieuze architectuurstromingen: eclectische gebouwen, veelal met art nouveau-inslag, of gebouwen waarvan minstens de gevel als art nouveau omschreven kan worden. Doorgaans bakstenen gevels, met natuurstenen plinten, raamomlijstingen en ornamenten. Het art nouveaupand, Henri Regastraat 27, met een gecementeerde gevel, is hierop de enige uitzondering. De gebouwen zijn veelal zeer ambitieus, het gaat vaak om opvallende gezichtsbepalende aandachtstrekkers. Maar niet exclusief, Oscar bouwt evenzeer eenvoudiger rijhuizen, zoals bijvoorbeeld de rij gelegen J.P. Minckelersstraat 117-131 26
Een staalkaart van het vooroorlogswerk van Oscar Devos: figuur h1 – Geldenaaksevest 76-80 /figuur h2 – Henri Regastraat 27 / figuur h3 - Henri Regastraat 33 / figuur h4 - Frederik Lintsstraat 49 / figuur h5 - Kapucijnenvoer 88-90 / figuur h6 - Vaartstraat 27 / figuur h7 - Geldenaaksevest 82 / figuur h8 - Geldenaaksevest 104 – bron: Yves Vanhellemont
Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog, en nadien, blijft hij trouw aan die stijl. Getuige hiervan zijn bijvoorbeeld de woningen gelegen Tervuursevest 46. Het is een zeldzaam voorbeeld van een naoorlogs niet-wederopbouwpand van Devos. Zijn aandacht werd na de oorlog duidelijk opgeslorpt door de wederopbouw. De wederopbouwpanden vormen in elk geval een zeer duidelijke stijlbreuk met zijn vroegere oeuvre. De opgelegde regels voor de wederopbouwpanden, onder meer historiserend en homogeniserend (waarop streng werd toegekeken door het Raadgevend Comiteit voor het Stedeschoon), maar vaak wel vermengd met eigentijdse constructiewijze, sturen Devos ontwerpmatig een geheel nieuwe richting uit. Zijn wederopbouwpanden verwijzen dan ook veelal expliciet naar de renaissance of barok. Vaak gaat het om woon-winkelpanden, die helaas meestal hun oorspronkelijke puien verloren hebben, hetgeen jammer is. Net hierin is Oscar Devos immers expliciet een stuk hedendaagser tewerk kunnen gaan. De goed bewaarde pui van het pand in de Muntstraat vormt hierop gelukkig een uitzondering. 27
De voor- versus na-oorlogse periode van Albert Devos. Een staalkaart van de wederopbouwpanden van Oscar Devos figuur i1 - Justus Lipsiusstraat 79 / figuur i2 – Leopold I-straat 8 / figuur i3 – Oude Markt 18 / figuur i4 – Brusselsestraat 6 / figuur i5 – Pensstraat 3-5 – bron: Yves Vanhellemont
Het pand waarmee Albert Devos zich het duidelijkst onderscheidt van zijn broer, vinden we in de Sint-Hubertusstraat 3, een pand uit 1903. Het gaat om een streng neoklassieke gevel (die geen enkele tegenhanger heeft in het ons bekende oeuvre van Oscar Devos), met toch enkele speelse artnouveau details (tegeltableaus), en voorzien van een goed bewaarde stilistisch aansluitende pui voor ‘Gereel(sic)- en zadelmakerij Henri Claes’. De gevel is gecementeerd, met imitatievoegen, een techniek die aanzienlijke tegenkanting kreeg in de wederopbouwperiode - men wilde terug naar ‘eerlijke en authentieke’ materialen, inplaats van ‘goedkope’ imitaties die toch niet de ‘warme uitstraling’ van echte natuursteen hadden. Overigens werd die regel niet geheel rigoureus gehandhaafd, getuige bijvoorbeeld het wederopbouwpand, gelegen Leopold I-straat 8, een ontwerp van Oscar Devos, met een verfijnde gevel die geheel uit een similibepleistering bestaat. Albert Devos is in de wederopbouwperiode eveneens actief geweest, maar blijkbaar in een soort van samenwerking met zijn broer Oscar. Het eerder besproken pand, Munststraat 4, is daar een voorbeeld van. Een oorspronkelijke ontwerp van Oscar Devos werd daar hernomen, en lichtjes bijgewerkt door Albert Devos. Ruim nadien was Albert Devos nog steeds werkzaam als architect, waarbij de nieuwe stromingen in de architectuur hem niet ontgingen. figuur j – Albert Devos – Sint-Hubertusstraat 3 – bron: Yves Vanhellemont
28
Figuur k1 en k2 - Links en midden: enkele na-oorlogse gebouwen (geen wederopbouwarchitectuur) van Albert Devos Figuur k3 - ingekleurde ontwerptekening van het pand Brusselsestraat 6, met signatuur van Oscar Devos die nadien met die van Albert Devos werd overschreven.
Een sterker voorbeeld van hoe Albert Devos een dossier van Oscar Devos heeft overgenomen, vinden we bij het wederopbouwpand, Brusselsestraat 6. Het staat geboekstaafd als een ontwerp van Albert Devos, maar de waarheid is toch wat genuanceerder. Dat zeer indrukwekkende, in een neorenaissancestijl opgetrokken, woon-winkelpand, werd reeds in 1916, ontworpen door Oscar Devos. Uit 1920 dateert een ingekleurd ontwerp, eerder in details verschillend van het ontwerp uit 1916. Dat tweede ontwerp was oorspronkelijk ondertekend door O. Devos. De ‘O’ is evenwel overschreven door een ‘A’. Wat de precieze toedracht hier is, is onduidelijk. Mogelijkerwijs heeft Albert Devos dat bouwdossier overgenomen van zijn broer, net zoals hij dat mogelijkerwijs gedaan heeft voor het pand in de Muntstraat. De reden hiervoor is onduidelijk. Had Oscar Devos een zwakke gezondheid? Hij is per slot van rekening op relatief jonge leeftijd (55 jaar) overleden. Wellicht diende hij mede hierdoor en door de l - signatuur van grote toevloed aan bouwdossiers in die periode (zowel Figuur Oscar Devos die nadien die van Albert Devos herstellingen als nieuwbouw), een deel van het werk door met werd overschreven. te geven. Bronnen: Leuven.weleer.be De inventaris van het bouwkundig erfgoed, www. inventarisonroerenderfgoed.be Pieter Uyttenhove, Jo Celis, De wederopbouw van Leuven na 1914, Universitaire Pers 1991 Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 76204-83061 (bouwverg. 09.01.1920) Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 75160 (bouwverg. 20.10.1913) Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 108140 (bouwverg. 26.05.1950) Stadsarchief Leuven, Modern Archief, doss. 77130 (bouwverg. 01.03.1920).
Dit artikel kwam mede tot stand dankzij de medewerking van het stadsarchief Leuven
29
Van Hotel d’Eynatten - Volksbank - Vlaamse Leergangen ... tot Cera Situering
Van straten en huizen
De stad Leuven verkocht enkel jaren geleden drie historische gebouwen in het stadscentrum, met name in de Muntstraat, Boekhandelstraat en Eikstraat, aan de coöperatieve vennootschap Cera. In die gebouwen werkten de stedelijke ambtenaren tot aan de verhuis naar het nieuwe Stadskantoor aan het station. Het eerste, het Helleputtegebouw in de Muntstraat werd in 1913 gebouwd als hoofdgebouw voor de Volksbank. Dat gebouw stond in verbinding met een tweede pand, het voormalige Hotel d’Eynatten in de Eikstraat, dat al in 1400 een bewoonde plaats was en jarenlang dienst deed als directeurswoning van de Volksbank. Het derde gebouw werd in 1948 optrokken op de hoek van de Munten Boekhandelstraat als Huis der Vlaamse Leergangen
In 1306 werd het Leuvense muntatelier, eerst gevestigd in de Oude Muntstraat (’s Meyersstraat) naar de huidige Muntstraat overgebracht. Op de hoek van de Boekhandelstraat met de Munstraat lag ooit het pachthof de Sterre. Op de naastliggende Kleyne Sterre en een gedeelte van het in 1605 opgerichte College van Luik, met poort naar het Sint-Jorishof (Domus), werd in 1913 de Volksbank gebouwd.
Die plek ligt in het stadshart naast het historische stadshuis. Het bouwblok met een binnenterrein, waarop zich later de Volksbank ontwikkelde, is vandaag nog altijd aan drie zijden omringd door de middeleeuwse straten, de Muntstraat, als aftakking vanuit de Tiensestraat naar de Oude markt, de Eikstraat en Boekhandelstraat. De huizenrij van dat bouwblok met de Volksbank bleef uitzonderlijk gespaard tijdens de grote brand van WO I.
Plan Blaeu 1645 - SAL Kadaster 1850 - SAL
30
De Boekhandelstraat droeg eerst de naam Eikstraat, genoemd naar het huis d’Eycke, dat de stad in 1452 kocht om op die plaats een uitgang van het stadhuis te creëren. Het uithangbord ‘d’Eycke’ verhuisde naar het huis aan de overkant met een achterhuis in de Eikstraat. De panden de Cleyne Librairie (Puré), de Gulden Librairie (Joker) en hoekhuis de Hertog van Brabant (het Zwart Schaap) zijn aan de slopershamer ontsnapt. Op de plaats van de middeleeuwse panden werd in 1948, na afbraak, de Vlaamse Leergangen gebouwd. In de 16de eeuw was de Eikstraat bekend als de Papeleurstrate (Populierstraat), waar mogelijk aan het Sint-Pieterskerkhof een oude populier stond, waaraan een kruisbeeld opgehangen was. In 1747 treft men er een spellewerkerse schole aan.
Plan Meulemans - LHG College van Luik - LHG Eikstraat na brand ‘14 – SAL Vlaamse Leergangen
Volksbank ca 1920 - KB Eikstraat anno 2013 - LHG
Ramon Kenis - Lambert Juveyns - Paul Reekmans - Studio Roma
Gasthof Blyde - Hotel d’Eynatten
Directie - Politiecommisariaat
Het blijft een open vraag of dit pand zijn naam niet dankte aan de patriciërsfamilie ‘de Blyde’, díe in de 14de eeuw door raadsleden en schepenen in het stadsbestuur vertegenwoordigd was.
Achter de strakke voorgevel lag een ruim binnenhof (zie plan) waar later de centrale zaal van de Volksbank gebouwd werd.
In 1379 is er al sprake van het goed Blyde, in een akte van 1427 en in 1457 als gasthuis met afspanning. In 1654 wordt Theodoor Eynatten, raadslid, deken van de lakengilde en schepen, de eigenaar. Diens kleinzoon baron Theodorus d’Eynatten is van 1750 tot 1756 Leuvens burgemeester. In die periode wordt met de aanleg van de vaart begonnen, wat voor hem later, ten onrechte, onaangename gevolgen zal hebben. In 1758 werd hij schepen, maar in 1760 legde híj zíjn ambt neer. Baron d'Eynatten verkocht zíjn huis in 1760 aan Philippus van Billoen, doctor pri m a rius in beide rechten. Het goed bewaarde hotel draagt op de gevel boven de poort het jaartal 1760, dat meteen de professor van Billoen als bouwheer van het nog bestaande pand aangeeft. De poort in de Eikstraat draagt nog steeds de vermelding ‘Volksbank van Leuven’
Commissariaat - LHG Hotel d’Eynatten sept ’14 - KIK Poortbank – LHG Hotel d’Eynatten achtergevel
Het interieur werd in 1877 gewijzigd naar een ontwerp van architect L. Vanhove en bevat nog slechts twee gedecoreerde salons. Na de bouw van de Volksbank in 1913 in de Muntstraat werd als uitbreiding, in 1917 het voormalige Hotel d’Eynatten aangekocht en zal het herenhuis als directeurswoning dienst doen met een secundaire uitgang voor de bank in de Eikstraat. In 1925 wordt het pand door een gang met de voormalige Volksbank van Leuven (Muntstraat 3) verbonden. De vroegere koetsdoorgang met gemarbreerde lambrisering, statige korfboogarcade en granitovloer met mozaïekboord, werd omgevormd tot verbindingsgang met de Volksbank. Een marmeren trap met gietijzeren trapleuning overbrugt het niveauverschil tussen de beide gebouwen. Vanaf 1981 deed dit pand dienst als politiecommissariaat tot aan de verhuis naar de Philipssite. Pas in 2009 werd die oude herenwoning beschermd..
Afbraak bijgebouwen Hotel d’Eynatten 1913 - SAL Salons Hotel d’Eynatten Verbindingstrap1925
31
Van Hotel d’Eynatten - Volksbank - Vlaamse Leergangen ... tot Cera Oprichting volksbank Leuven
Bouw van de Volksbank in 1913
Cera is een coöperatieve financiële groep die op het einde van de 19e eeuw werd opgericht en haar oorsprong vindt in het ideeëngoed van Friedrich Wilhelm Raiffeisen, die armoedebestrijding en zelfhulp nastreefde via samenwerking.
Architect Joseph François Piscador, voormalige adjunct van Joris Helleputte, ontwerpt het bankgebouw, dat tevens een huis van Ambachten en Neringen wordt, volgens de neogotische traditie. In de fries van de eerste bouwlaag staan als bekroning 16 gildeschilden van de loodgieters, smeden, schilders, steenkappers, goudsmeden, bouwmeesters, glazeniers, klerken, brouwers, beeldhouwers, kleermakers, stukadoors, houtbewerkers, schoenmakers, metselaars en boekbinders.
Ter ondersteuning van de Gilde van Ambachten en Neringen (1879), vanaf 1887 gevestigd in de oude gebouwen van het voormalige minderbroedersklooster, richt Joris Helleputte in 1889 de ‘Volksbank van Leuven’ op. De bank werkt als spaarmaatschappij die het nodige kapitaal ter beschikking stelt van de aangesloten gildeleden voor hun financieringen. De bank is gevestigd in de Minderbroedersstraat in de gebouwen van het gildehuis. Door de uitbreiding van de Belgische Boerenbond is de bank verplicht een nieuwe locatie te zoeken. Eind 1912 wordt de eigendom van de overleden F. Storms in de Muntstraat voor afbraak te koop aangeboden en kan de Volksbank het goed verwerven. In februari 1913 wordt aan de Volks-bank de toestemming verleend om een nieuwbouw op te trekken in de Muntstraat.
Affiche SA-Tienen Gildehuis – archief KB
32
Aandeel Volksbank 1919 Geldbeurs – KBC-Leuven
J.F. Piscador – LHG
Volksbank – Tek. L. Juveyns
De inhuldiging op 31 augustus 1914 vervalt door de Duitse brandtragiek van 25 augustus. Uiteindelijk wordt het statige gebouw met neo-gotische buitengevel en art decointerieur pas vanaf 1918, als bank en als gildehuis in gebruik genomen.
Schilden - tek. Juveyns .L. Lokettenzaal – LHG
Trapdetail VBL - LHG
Traphal - LHG
De Vlaamse Leergangen Op de plaats van de Vlaamse Leergangen stonden ooit de Gulden Sterre, de Clijne Steerkens, de Gulden Schoen en Gaenskens. Na afbraak in 1948 van de bestaande gebouwen, werd een nieuw hoekgebouw opgericht waarin de Vlaamse Leergangen werden gehuisvest. Het tijdsbeeld speelt zich af rond de vernederlandsing van het onderwijs. Het lijkt moeilijk te begrijpen dat Leuven niet over een Nederlandstalige katholieke universiteit kon beschikken, terwijl in Gent een enige vernederlandste rijksuniversiteit in het leven werd geroepen. Leuven zou blijven wat het was, met invoering van een beperkt aantal colleges in het Nederlands op voorwaarde dat de Vlamingen daartoe zelf de nodige fondsen zouden bijeen zoeken. Het is de Katholieke Vlaamsche Landsbond, die zich vooral bekommerde om de noodzakelijke vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Die actie voor de “Vlaamsche Leergangen” werd in Leuven opgezet door een zestigtal Vlaamse intellectuelen die zich in 1965, in dienst van de katholieke Alma Mater, van het Vlaamse volk en van het wetenschappelijk onderzoek, inzetten voor de volledige overheveling van alle Franstalige kandidaturen naar het kanton Waver. Zo werd Leuven uiteindelijk vernederlandst.
Nieuw toekomstproject van Cera Naar aanleiding van de verkoop van de gebouwen van de stadsdiensten, werd een wedstrijd uitgeschreven. Uit de 5 kandidaten koos de stad Leuven Cera als 'winnaar' op basis van twee belangrijke criteria: het financiële voorstel en architectuurkwaliteit INFO ONTWERPER - Het project van Cera, dat in handen is van de architecten Robbrecht en Daem, Arte-Stabo en Studio Roma, voorziet in de versterking van de identiteit van de drie gebouwen. Het Helleputtegebouw en het pand in de Eikstraat worden gerestaureerd volgens de plannen van het restauratiebureau Studio Roma. Het hoekpand wordt vervangen door een nieuwbouw ontworpen door de architecten Robbrecht en Daem. Voor dat nieuwe, duidelijk hedendaagse, volume werd een witte natuursteen gekozen aansluitend bij het materiaal van zowel het Helleputtegebouw als van het historische stadhuis, uitgewerkt met een vernieuwende fijnmazige geleding. De gelijkvloerse verdieping krijgt een semi-publiek karakter met ruimte voor de maatschappelijke werking van Cera, een tentoonstellingsruimte en vergaderfaciliteiten, gegroepeerd rond groene patio’s die de drie gebouwen met mekaar verbinden. NVDR LHG – Oud en nieuw kunnen op verschillende wijzen in een historisch centrum samengaan. De architectuur van de Vlaamse Leergangen uit 1948 was een bijdrage tot integratie in zijn tijd. De gevel behouden of mee vervangen met betere nieuwe functionele ruimten kan mits een kwalitatieve meerwaarde die hopelijk, in het perspectief van duurzaamheid, langerdan 50 jaar standhoudt. De terugkeer van Cera naar het centrum van de stad, op de plaats van haar ‘roots’, bewijst de aantrekkingskracht van de historische stad. Red: Ramon Kenis/Lambert Juveyns - Paul Reekmans Dank: Ithaka - Cera – Studio Roma – Archief Stad Leuven info - www.leuvenshistorischgenootschap –
[email protected] V.u.: P.Reekmans - Leuvens Historisch Genootschap vzw Brusselsestraat 46/05 3000 Leuven – 016/460422
Situatie vóór 1948 - SAL Situatie 2013 - LHG Plan gevel: Vlaamse Leergangen - Boekhandelstraat - SAL
33
Excursie Grimbergen-Vilvoorde zondag 2 juni 2013 Jacques Halflants & Bernadette Michels Grimbergen, monumentengemeente met 32 beschermde monumenten en landschappen, maar ook met het Museum voor Oudere Technieken en de Volkssterrenwacht. Vilvoorde met de gerenoveerde kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Hoop, maar ook de stad van Rik Poot en van moderne architectuur. Van harte welkom op onze daguitstap van zondag 2 juni! 8u00 Vertrek aan parking Bodart 8.45u. Aankomst aan Guldendal in Grimbergen Voor we een bezoek brengen aan het hier gevestigd museum, bewonderen we het voormalige koetshuis en de paardenstallen van het Prinsenkasteel, een fraai renaissancegebouw uit de 17de eeuw. De slanke bogengalerij en de ritmiek van vensters en dakkapellen maken het bijzonder sierlijk. Foto - Guldendal in Grimbergen
9u – 10.30u. Rondleiding in het MOT – Museum voor Oudere Technieken Het Guldendal geeft onderdak aan één van de drie afdelingen van het Museum voor Oudere Technieken. “Het MOT focust op alles wat met de kracht van spieren, water of wind, werkt… en dat is heel wat meer dan u denkt! Men kan hier een unieke verzameling handwerktuigen ontdekken…”. O.a. houtbewerking, was- en strijktechnieken en de smidse komen uitgebreid aan bod. Gidsen van het museum vertellen er ons alles over. Foto - Werktuigen in het MOT
10.30u. - 12u. Wandeling door het voormalige domein van de norbertijnerabdij In de 19de eeuw is het domein doorsneden door de provincieweg Aalst-Vilvoorde. Toch zijn de gelijkenissen met het domein van ‘onze’ Parkabdij legio. We geven onze ogen de kost aan de mooie knotwilgen langs de ‘Maalbeek’, de voormalige abdijvijvers, de Liermolen en de Charleroyhoeve, beide uit de 17de eeuw. We eindigen in restaurant Fenikshof, samen met de volkssterrenwacht Mira gevestigd in de oude abdijhoeve Fenikshof. Feniks, het embleem van de norbertijnerabdij. Foto - Charleroy-hoeve
12u. – 14u. Middagmaal in Fenikshof Soep van de dag – hoofdgerecht – dessert/koffie – 2 dranken Menu 1: Kalkoengebraad met seizoensgroenten en kroketten Menu 2: Krokant gebakken zalm op aardappelbedje met citroenboter Dessert: Tiramisu Graag uw menukeuze vermelden bij de inschrijving!
34
14u. – 15.30u. Bezoek aan de Sint-Servatiusabdijkerk van Grimbergen Naast de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek van Scherpenheuvel, de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk van Ninove, de SintMichielskerk van Leuven, is ook de Sint-Servatiusabdijkerk van Grimbergen (1660-1700) een voorbeeld van Brabantse barok. Het contrast van het tumultueuze interieur met de kalme onbewogenheid van het (beschermde) dorpsplein kon niet groter zijn. De zegepralende architectuur, de grootse portiekaltaren, de rijkelijk versierde koorbanken en biechtstoelen, het overvloedige beeldhouwwerk en de rijke schilderstukken drukken de ideeën van het concilie van Trente uit. Foto - Interieur van de Sint-Servatiusabdijkerk Foto - Plafondschildering van de sacristie
15.30u. – 17.30u. Bezoek aan Vilvoorde: twee keuzemogelijkheden a.Optie 1: We brengen uitgebreid bezoek aan de recent gerenoveerde gotische kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Hoop, met het prachtige barokke koorgestoelte - één van de mooiste in ons land - dat afkomstig is van de augustijnerpriorij van Groenendael, maar ook met sokkels met merkwaardige sculpturen, 17de- en 18de- eeuwse schilderijen en talrijke grafstenen. Daarna maken we een wandeling naar de Grote Markt langs het merkwaardige eeuwenoude huis Kijk-Uit. Foto - Barokke koorgestoelte in de kerk
b.Optie 2: We brengen eerst een kort bezoek aan de kerk met het koorgestoelte en maken dan een grotere wandeling door Vilvoorde langs o.m. het standbeeld ‘Het paard’ van de Vilvoordse beeldhouwer Rik Poot (Vilvoorde, Pjeirefrettersstad!), het voormalige tuchthuis ‘de Correctie’ (we kunnen de 18de-eeuwse gebouwen van op afstand zien), een oude poorttoren, moderne huizen van de Vilvoordse architecten Roger De Winter en Lucien Engels (jaren 50), een openbare badinrichting van 1924, enz. Foto - Moderne architectuur van R. De Winter en L. Engels
De wandelingen eindigen op de Grote Markt met het neoclassicistische stadhuis en de ‘Met’, voormalige markthal.
17.30u. Afsluitend drankje in de ‘Met’ op de Grote Markt in Vilvoorde 19u. Aankomst in Leuven Wilt u mee op die uitstap? Schrijf dan zo snel mogelijk in. De volgorde van inschrijving op de rekening telt. Het aantal plaatsen is strikt beperkt tot 48. De deelnameprijs bedraagt 50€ per persoon (alles inbegrepen zoals hierboven vermeld). Inschrijven door overschrijving op rek. nr. BE41 7350 1075 9510 met vermelding menu 1 of 2.. Mocht u kort voor het vertrek vaststellen dat u het niet haalt, gelieve dan te bellen op tel nr. 016/460422 .Het bestuur wijst alle verantwoordelijkheid af m.b.t. eventuele ongevallen vòòr tijdens of na de excursie
35
LHG-activiteitenkalender – schrijf in of neem deel Leuven Historisch
Lezingen ‘Archeologie Kloosterhotel’ en ‘Wezemaal-Leuven’ Martin’s Klooster – 19 april 20u – Info: zie art. p. 8 en 20 Liefst reserveren via e-mail
1ste Ringmuur deel 3 Lezing-wandeling - Café Agora – 12 mei om 11u en 14u Info : zie artikel p. blz. 14 – Liefst reserveren via e-mail Excursie Grimbergen Bezoek aan Grimbergen en Vilvoorde – zond 2 juni 2013 Info : zie artikel p. 34-35 – Reserveren door betaling via bank Ballade pour la Laine
Tijdens de Kunstroute in de Molens Van Orshoven – 28 april – 1 mei – 5 mei i.s.m. o.a. LHG – ‘Geschiedenis Molens’ – www.kunstroute.be – Info blz. 7 – vrij
7
7
Eindredactie: Redactie: Layout : Taaladvies :
7
7
Ramon Kenis en Paul Reekmans Tom Coenegrachts, Etienne Franckx, Jacques Halflants, Ramon Kenis, Bernadette Michels, Paul Reekmans, Paul Rycken,Tom Vanderstappen,Yves Vanhellemont, Lisa Van Ransbeek Ramon Kenis - EV & zonen Willy Devaere
Info:
[email protected] - tel 016/460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be Secretariaat: open op zaterdag 10-12u, Brusselsestraat 46/06, 3000 Leuven © 2013 by LHG, Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteur zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels.