INTRODUCTIE
‘RIMBOE RADIO ‘ ? PHilips Omroep Holland-Indië ONTSTAAN EN VERDWIJNEN VAN DE N.V. PHILPS’ OMROEP HOLLAND-INDIË 'Waarom noemt u de Phohi de 'rimboe-radio?' „Zij is méér mijnheer, zij symboliseert Holland, zij is Holland. Zóó onderga ik de sensatie“. De vierde dimensie?’ Deze kreet is neergelegd in een luisterrapport van 31 Oktober 1933 uit Batavia.(1 De N.V. Philips was trots op de gunstige luisterrapporten, die de luisteraars in Oost- en West-Indië haar omroep toezonden, en gaf ze gebundeld uit. Het demonstreert samen met vele andere berichten hoe belangrijk de stem uit Holland voor de landgenoten in de Oost, de West en elders in de wereld is geweest. PHILIPS VEEGT DE ETHER SCHOON Hoe kwam de lampenfabriek N.V. Philips verzeild in het omroepwezen? Dat was te danken aan de Hollandse koopmansgeest, gepaard aan een vooruitziende blik van Anton Philips. Sinds langere tijd was Philips betrokken bij de fabricage van zendapparatuur en radiolampen. De economische crisis maakte echter dat veel bedrijven en verenigingen niet floreerden. Anton Philips nam de aandelen over, zodat het bedrijf kon voortbestaan. Ook had Philips vanaf 1925 al een aandeel in de concertuitzendingen van de Hilversumsche Draadlooze Omroep, gebruikmakend van de studio van de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (N.S.F.) in Huizen. Hiertoe had Anton Philips de N.S.F. voorzien van twee zendmasten. In 1925 presenteerde de Philips-H.D.O. Radio-Dienst zichzelf met een concert ter inwijding van de twee radio-torens. Een advertentie meldt: 'De torens zullen zingen, ook tot in Uiw woning, mits gij er slechts voor zorgt, tijdig in het bezit te zijn van een ontvangtoestel voorzien van Philips Radiolampen die de muziek k r a c h t i g en z u i v e r zullen vertolken.'(2 De muziek was niet de geringste. Het Mengelberg-concert was de eerste van een reeks uitzendingen. In 1926 verkreeg Philips ook het beheer over de N.S.F. en belandde in de verlokkende, maar gecompliceerde wereld van de omroepen. De wedloop om een kortegolfverbinding met Indië werd in het laboratorium van Philips beslecht. Op 12 maart 1927 kwam in het laboratorium van Philips op radiotelefonische wijze een kortegolfuitzending naar Nederlands-Indië tot stand. Na uren anoniem uitzenden van muziek op een golflengte van 31.28 meter (± 10 MHz) maakte de zender met de roepletters PCJJ zich pas openbaar als de experimentele Philipszender. Te Bandung Batavia ving de zendamateur A.C. de Groot Ir. De Groot deze uitzending op en telegrafeerde enthousiast terug over de goede ontvangst. Op 1 juni 1927 spraken Koningin Wilhelmina en de jonge Prinses Juliana tot de landgenoten in OostIndië. De reacties waren overweldigend. Het Philips-orgaan “Industria” schreef: “Doch eerst na 4 weken, na aankomst van mail uit Indië kreeg men in Eindhoven een indruk van de ontroering, welke degenen in Oost-Indië, die daar voor het eerst plotseling stemmen uit het moederland hoorden, had bevangen. Niet zwakjes of onzuiver – neen, klaar en helder had daar in den hoofdtelefoon van den luisteraar geklonken, dat het Philips Radiolaboratorium te Eindhoven zich meldde, de geweldige afstand van 12.000 K.M. welke hen, die in den tropennacht uitluisterden, van Holland scheidde, was weggevallen [...].' (3 De vaderlandse pers schreef dat 'dankzij het technisch vernuft van een Nederlandse onderneming Moederland en Koloniën ineens zoveel dichter tot elkaar waren gebracht' .(4
De uitzendingen van Philips waren in grote delen van de wereld goed te ontvangen, omdat de antenne alle kanten opstraalde. Een Zuid-afrikaans dagblad reageerde op de eerste kortegolfuitzendingen van Philips: 'As ’n mens so’n stem hoort, dan hou jij jou asem op om nog meer te kan hoor!' De Zuid-Afrikaanse bladen vermeldden uitvoerig de uitzending van de rede van de Koningin als een historisch gebeuren en leverden het volgende commentaar: 'Hare Majesteit haar toespraak eindig met die welbekende Hollandsche segswijse – soos ons in die ou-dage altoos gehoor het van manne soos president Kruger en Generaal Joubert ....... 'Ik heb gezegd' ......'. (5 Opzienbarend was ook een experimentele uitzending waarin Philips een relay van Daventryuitzendingen, afkomstig van Radio Londen, over de wereld uitzond. Het leverde Philips lovend commentaar in de Engelse pers op. Nederland had Engeland verslagen en beheerste ditmaal niet de zeeën, maar had de ether schoongeveegd. Een explosieve afzetmarkt voor radiotoestellen zweefde Anton Philips voor ogen na deze successen. Op 18 juni 1927 werd de stichtingsakte van de N.V. Philips’ Omroep Holland-Indië opgemaakt. De N.V. Philips nam deel aan de N.V. PHOHI samen met zeven Nederlands-Indische handels- en cultuurmaatschappijen. De secretaris van de N.V. Philips, A.J. Guépin, werd tot directeur van de PHOHI benoemd. (6 Een concessie op uitzenden naar Ned.-Indië (Oost en West) werd aangevraagd en na twee dagen verkregen. In oktober 1928 was de Philipszender gereed voor proefuitzendingen via de zender PHI. Op 22 januari 1929 startte de PHOHI met reguliere uitzendingen. Inmiddels besefte de NCRV-voorzitter A. van der Deure, gevolgd door de overige omroepen, wat hier op het spel stond en vroeg de minister ook om een vergunning. Een Radioraad werd in het leven geroepen om deze kwestie te onderzoeken. Het zou het begin worden van de langdurige overheidsbemoeienis met het Nederlandse omroepbestel. In 1930 kwam om die reden de eerste omroepwet tot stand. (7 PHOHI IN RADIOSTAD HILVERSUM De (ultra)kortegolfzender van Philips oorspronkelijk te Eindhoven, werd verplaatst naar Huizen (NH) en kon in versterkte en uitgebreide vorm concurreren met lokale zenders te Batavia en Medan. Wat vaak roet in het eten gooide is de regentijd. Zware regenbuien verstoorden de ontvangst. Storend waren lokale telegraafzenders, zoals op Sumatra. De ontvangst ’s nachts was beter dan overdag. De uitzendingen vonden vaak ’s avonds plaats. De programma’s vielen bij vele luisteraars goed in de smaak. Vooral de PHOHI-omroeper werd gewaardeerd om zijn vrolijke gepraat. Dit was de stermedewerker van de PHOHI, Ed.[dy] Startz. Hij bracht overal “PCJ, the happy station” onder de aandacht van het wereldpubliek met een eigen uitleg van deze drie letters. Het ging echter om dezelfde Philipszender PCJJ. Zij stonden volgens hem voor “Peace, cheer and joy”. Een ander gevleugeld gezegde van hem was: “Keep in touch with the Dutch”. Startz ademde in de paar fragmenten die in deze collectie van hem bewaard zijn, een opgeruimde levensblijheid uit die een grote aantrekkingskracht uitoefende op de luisteraars in het buitenland. Hij belichtte vooral de zonnige kant van het leven. Dit gecombineerd met het hoge amusementsgehalte van de PHOHI-programma’s straalde een modern levensgevoel uit. De afwezigheid van moraalridders, geestelijken en andere sprekers voor eigen zuil was opvallend. Het is de intentie geweest van Philips en de Indische maatschappijen om een ontspannend programma te brengen. Veel lichte muziek, grammofoonplaten, causerieën, hoorspelen, een stichtend woord op algemeen christelijke grondslag en cursussen vormden het hoofdbestanddeel van de programma’s. 'Industria', het persbureau van Philips, meldde in een artikel: 'Na den zwaren inspannenden arbeid gevoelt de werker in de tropen [...] behoefte aan afleiding. [...] De radio brengt hem goede muziek. Doch de man, die een langen dag in de riettuinen heeft doorgebracht, onder de brandende zon, de makelaar die van ’s morgens negen tot ’s avonds half zes vrijwel doorlopend met de telefoon aan het oor heeft gezeten, het jonge vrouwtje dat met onuitputtelijk (?) geduld de problemen heeft trachten op te lossen haar door een lastige 'kokki' gesteld, zij hebben behoefte aan lichtere muziek en aan dansmuziek. [...] En aan hen die worden gekweld door de onaangename ziekte die men 'heimwee' noemt, hen brengt de
radio als krachtige medicijn de tinkelende klanken der klokjes van het carillon van het paleis op en Dam, bespeeld door de vaardige handen van den heer J. Vincent.' (8 Het ontbreken van politieke en religieuze uitzendingen was geen toeval, maar zorgvuldige regie van Philips en de Indische maatschappijen die de geest van de programmering hadden bepaald. Uit een enquête bleek de opvatting in Indië over de eisen waaraan de omroepprogramma’s moesten voldoen: “Publiek afkerig godsdienstig sectarisme en partijpolitiek Nederlandschen grondslag.” Zo luidde de tekst van een telegram naar Nederland. (9) Nederlands-Indië wenste niet de Nederlandse verzuilde omroepen te importeren.
DE PHOHI GECONFRONTEERD MET ‘SECTARISME’ VAN DE OMROEPEN De Nederlandse binnenlandse verhoudingen zouden echter al snel leiden tot protest bij de overheid wat betreft het alleenrecht van Philips en de invloed op de programmering op uitzendingen naar Indië. De zuilen, uitgezonderd de AVRO, eisten hun aandeel in de zendtijd. Philips wilde hen tegen forse betaling wel toelaten, maar de VARA was hiervan uitgezonderd. De Radioraad eiste echter na twee jaar studie ook voor de linkse VARA zendtijd. De aanzienlijkste Indische deelnemer in de N.V. PHOHI was de Nederlandsche Handel Maatschappij (N.H.M.). De directeur, Van Aalst, sprak zijn veto uit. De PHOHI weigerde als spreekbuis voor de VARA te dienen. De VARA met haar anti-koloniale standpunten zou de inlander aanzetten tot revolutie. Dat nooit. Anton Philips zag zijn afzetplannen in duigen vallen, maar kon niet anders dan zich bij de mening van zijn partners neerleggen. PHOHI ZWIJGT MAAR ZWICHT UITEINDELIJK VOOR ZUILEN De PHOHI verkoos te zwijgen boven het toelaten van een revolutie predikende VARA tot de zender. De Indische luisteraars waren ontzet. De Telegraaf van Dinsdag 1 Juli 1930 beschrijft de gevoelens van de luisteraar, K.H. Noest Jr.: 'Zondagmiddag de laatste uitzending van de P.H.O.H.I.: Heden nog een afscheidsgroet, en dan ... gaat de deur dicht. Doodsche stilte is er dan, en tevergeefs zullen de luisteraars in Indië afstemmen, tevergeefs zich voor hun luidsprekers neerzetten, de stem uit het moederland is tot zwijgen gebracht. [...] sectarisme en partijpolitiek van het slechtste kaliber hebben niet alleen de innerlijke eenheid van het Nederlandsche volk in een alles verscheurende verdeeldheid gebracht, doch tevens een der krachtigste banden tusschen Nederland en zijn verre gewesten vernield.'(10 In 1933 werden de uitzendingen pas weer hervat. De Indië Programma Commissie zal erop toezien dat de uitzendingen voldoen aan de eisen van geen godsdienstig sectarisme en partijpolitieke doelen. Het oorspronkelijke standpunt van de Indische maatschappijen om de omroepen te weren sneuvelde. Na alle commotie was het uiteindelijk de PHOHI die samen met de KRO hoofdzakelijk de programma’s samenstelde. De bijdrage van de AVRO bestond uit het afstaan van sportprogramma’s. Zo belandden de verslagen van grote internationale voetbalwedstrijden door Han Hollander gesproken, gerelayeerd op de PHOHI-zender. Ook verzorgde de populaire Han Hollander, afwisselend met C. Groothoff, op maandag een vast sportbespreking van een kwartier. Van dit Sportpraatje is maar een enkel fragment gevonden. “De Phohi-programma’s worden buitengewoon op prijs gesteld en in vergelijking met de door mij beluisterde zenders: B.B.C., Londen, Berlijn, Radio Paris, Rome en Indische NIROM, schitteren zij ver, ver uit boven programma’s ... [van] anderen wat betreft 1e. omroeper, 2e variatie in de programma’s en verzorging hiervan. Ingenieur Makkink, s.f. Gending, Probolinggo”, meldde dit in een luisterrapport in 1934. Een derde schrijver zag maar een nadeel aan de fantastische programma’s. Het feit dat het zijn vrouw heimwee bezorgde.
DE BEZETTER VEEGT DE PHOHI DEFINITIEF UIT DE ETHER Vanaf 1937 kwam er nieuwe overheidsbemoeienis met de PHOHI. Een commissie onder leiding van Gerbrandy sprak zich uit voor het oprichten van een nationale omroep en tegen de verzuiling. Maar de toenmalige Minister van Waterstaat durfde de macht van de omroepen en hun politieke vertegenwoordigers niet te weerstaan. Gerbrandy moest zich hierbij neerleggen. Voor de PHOHI pakte dit ongunstig uit. De drijfveer van Anton Philips was een commerciëel belang: de Holland-Indië-omroep en de PCJzender zonden vele malen in de week uit en droegen dagelijks de naam PHILIPS de wereld rond. De PHOHI-omroep was niet een orgaan, dat gedreven werd door ideologische gedachten op politiek of religieus gebied of een achterban had als omroepvereniging. Een nieuwe omroepwet werd ontworpen. Het voortbestaan van de PHOHI onder nieuwe condities werd onzeker. Dit blijkt ons ook uit een schrijven van de heer Appeldoorn, spreker in een beursrubriek van de PHOHI. Hij verzoekt de voorzitter van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep om nieuw emplooi voor zijn veelgewaardeerde beurspraatjes als de PHOHI onverhoopt niet in de lucht zou blijven. (11) Het einde van de PHOHI als omroep kwam niet onverwacht. De behandeling van de wet in de kamer liet echter op zich wachten. PHOHI bleef echter in de lucht tot in de eerste oorlogsdagen op 12 mei 1940 de zender te Huizen werd opgeblazen. Ook de “zingende torens”, al lang in onbruik, werden voor goed verwoest in de eerste oorlogsdagen. De genie blies de Philipszenders niet geheel succesvol op. De nieuwe wet die de PHOHI mogelijk zou uitsluiten als omroep op commerciële basis was in mei 1940 nog niet behandeld. De Duitse bezetter had echter geen wetten nodig en regelde in een handomdraai dat het advies van de Radioraad werd opgevolgd. De PHOHI kreeg niet langer een zendmachtiging. In de maand erop kwamen alle omroepen terug op de gerepareerde zender, uitgezonderd de PHOHI. De zenders werden deels gebruikt voor “opgelegde” programma’s: Duitse propaganda in het Nederlands dus. Veel van de PHOHI-medewerkers vonden werk bij de omroepen in Hilversum. Onder hen zijn er die een vooraanstaande rol zullen gaan spelen bij de latere Nederlandsche Omroep, de bezette radio. De meest bekende onder hen is verslaggever Wybrands, dan onder de dubbele naam L.G. Wybrands Marcussen werkend. Maar dit verhaal valt niet meer in het bestek van de PHOHI-collectie. DE PLATENCOLLECTIE PHOHI De collectie van 1046 platen bevat hoofdzakelijk materiaal van de slotfase van de PHOHI. vooral van de periode 1937 tot maart 1940. Bijna alles van de beginfase van de PHOHI heeft nooit eerder op plaat gestaan. Philips startte vanaf 1936/37 met het snijden van eenmalige platen voor gebruik in de studio. Vanaf 1932 zijn er sporadisch plaatopnamen te vinden. Opnamestudio’s werden ingeschakeld om platen te snijden Vanaf 1936 zijn eigen opnamen te vinden met PHOHI-label met de oranje-wit-blauwe balk. Wat maakt dat de fameuze Eddy Startz, die de geest van “peace, cheer and joy” al op de PHOHI verbreidde, bijna nergens terug te vinden is op deze platen? Starz sprak altijd rechtstreeks in de microfoon. PLaten werden gebruikt voor reportages. Het grootste deel van de reportages is gemaakt door verslaggever, L.G. Wybrands Marcussen, altijd kortaf omschreven als Wybrands. Wybrands is aangenomen door PHOHI-directeur Guépin als medewerker en werkt zich op tot verslaggever. In deze collectie komt Wybrands over als een belangrijker medewerker dan Startz. Toch zal dit niet het geval zijn geweest. Wybrands was de assistent van Startz. Door Phohiluisteraars wordt hij in luisterrapporten eenvoudigweg aangeduid als “uw omroeper”. Uit reacties van luisteraars en verhalen van tijdgenoten blijkt ons dat Startz een radioman was, die zijn tijd ver vooruit was. Later werd hij ook wel de eerste “dj” genoemd. Zijn spreektrant en de immer positieve boodschap deden modern aan. Hij leverde al een vorm van de moderne praatradio af. Maar Wybrands was een goede tweede, naast Startz. Verslaggever L.G. Wybrands was van alle markten thuis. Hij reisde vaak met de reportagewagen het land rond. Hij had een goede neus voor wat de mensen in Indië treft. Het waren bij voorkeur niet de traditionele jubilea, openingen van gebouwen die hij versloeg. Wybrands vertelde de mensen hoe de laatste mode was, welke notabelen op het circuit in Zandvoort rondliepen en welke studentenclub de
roeiwedstrijd op de Bosbaan te Amsterdam won. Hoe de arme kinderen met Sinterklaas een pop kregen, of de handel van de kerstbomenverkoper te Amsterdam liep en wat de laatste dansmode was. Wat is dat de mensen aangreep? Emoties werden opgeroepen in Indië als hij vertelde dat een krantenverkoopster op de hoek van de Dam en de Kalverstraat opgesteld stond. Hij schetste de verlichting en vertelt hoe een kind verlangend naar al het moois in de feestelijke etalage keek. Zo zullen de mensen in Indië ook verlangend naar berichten uit Nederland hebben uitgekeken. Soms waren het (missie?)ziekenzusters die berichtten dat ze op een buitenpost leven en er ’s avonds geen enkele vorm van vertier is. Wybrands praatte met mensen uit de toneelwereld over hun laatste optreden, hun banden met Indië, en interviewde een wonderkind in de biljartsport. Alles was naar zijn gading. Overal horen we Wybrands lichte stem die vaak beschrijvend de huidige luisteraar terugvoert naar het Holland van dat moment. DE PHOHI-REPOTAGEDIENST De reportages gaan over actuele zaken en het leven van alledag. De naderende oorlog zou de behoefte aan informatie over het reilen en zeilen in Nederland alleen maar doen stijgen. Zo versloeg Wybrands de jubileumviering van Koningin Wilhelmina aan het strand te Scheveningen. Hij beschreef het verduisteren van Amsterdam vanaf de enige wolkenkrabber te Amsterdam aan de kop van de Churchilllaan. Hij sprak met militairen opgeroepen voor mobilisatie. Wybrands trachtte ook arme kinderen een reactie te ontlokken die zojuist van de liefdadigheid een geschenk hebben gekregen. Dat soort contacten gingen hem minder goed af. Maar dit kon ook liggen aan de geringe geneigdheid van vooroorlogse kinderen te spreken in een microfoon. Het is maar een greep uit de vele reportages waaraan Wybrands heeft meegewerkt. REPORTERS Naast Wybrands was het waarschijnlijk Ger H. Knap, neef van de literator Henri Knap, die veel van de reportages over vooral vliegtuigen en schepen voor zijn rekening heeft genomen. Hij dreef een opnamebedrijf, de Internationale Radio-Dienst, en was als free-lanceverslaggever vooral betrokken bij reportages over de luchtvaart. Het vliegen was immens populair, maar alleen voor vooraanstaanden weggelegd. Normale verlofgangers gingen per schip. De KLM heeft vele primeurs in die jaren. Uitbreiding van het aantal lijnvluchten op Batavia, de eerste non-stopvlucht naar Indië, de opening van een postlijn die driemaal per week op Indië vliegt geopend met het vertrek van De Specht. Het komt allemaal in PHOHI-reportages aan bod. De registratie van het vertrek van het schip, de Ms. Christiaan Huygens, naar Indië vervult de huidige luisteraar met enige huiver. We horen een kapitein van de Koloniale Reservetroepen op 4 mei 1937 vertellen dat hij voor zijn “laatste zeven jaar gaat”. Onwillekeurig vragen wij in 2002 ons af hoe deze plannen afliepen. In een Jappenkamp? Heeft de spreker het geluk gehad te overleven? De laatste kreten over en weer als het schip de kade verlaat versterken dit gevoel. HARTJESDAG VOOR INDIË Een zeer levendige reportage heeft F.K.A. Rombach gemaakt in de Amsterdamse Dapperbuurt op Hartjesdag. Hij staat in de Wagenaarstraat en met lichte vrees voor eigen hachje registreerde hij hoe het lagere volk het ene stuk vuurwerk na het andere afstak. Geld om van te leven hebben ze niet, zegt Rombach, maar wel om vuurwerk te kopen. Het ene moment is de Amsterdamse politie goedmoedig; het andere moment vallen er rake klappen. Heer Rombach bracht zich in een veilige positie om op één hoog om vanuit het raam het schouwspel te overzien. De hele buurt hangt uit het raam om niets te missen. Hartjesdag valt op de derde maandag in augustus, het jaar is 1938. Deze reportage is een klapstuk, niet in de laatste plaats door de onhandigheid van de verslaggever. Hier is een anarchistisch Amsterdams volksvermaak vastgelegd.
MEDEWERKERS AAN DE PHOHI-RUBRIEKEN Daarnaast is er een groot aantal platen waarop causerieën van G.P.J.van Overbeek zijn vastgelegd. Uit één van de “Gesprekken van de dag” bleek dat hij deze dagelijkse bijdragen van een kwartier vanuit zijn eigen werkkamer insprak. (12) Ook de heer Appeldoorn, medewerker aan de dagelijkse rubriek over beurskoersen en een wekelijkse financieel-economische rubriek, sprak vanuit Amsterdam .. Zijn vakkundige mening werd door luisteraars met aandelen hoog aangeslagen. De rubrieken van Van Overbeek en Appeldoorn hadden met elkaar gemeen dat ze dagelijks werden opgenomen en zeer actueel waren. Vermeld wordt dat het tijdsverschil en de actualiteit de PHOHI dwongen om dit programma op plaat te zetten. Als het een dagdeel eerder zou worden opgenomen zouden deze programma’s aan nieuwswaarde inboeten. Zeker bij beursbewegingen was dit ongewenst. Van Appeldoorns bijdragen is maar weinig bewaard gebleven. G.P.J. van Overbeek was een specialist op het gebied van binnen- en buitenlandse politiek, die tevens journalist was én in Nederlands-Indië had gewerkt. Platen zijn globaal bewaard van praatjes van dinsdag tot en met zondag, van 2 juni 1939 tot en met 31 maart 1940. In zijn 125 (delen van) causerieën is een stijgende lijn van verontrusting over de naderende oorlog waar te nemen. Regelmatig analyseerde hij de internationale politiek, de binnenlandse reacties daarop. Een enkele keer bracht hij een literair of meer dagelijks onderwerp ter sprake, zoals het groeiende aantal dronken bestuurders. Van Overbeek onderkende hoe de Duitse agressie de landen in Oost-Europa op de knieën bracht en besefte dat dit lot ook de Westerse landen kon treffen. Hij was een voorstander van het bewaren van de neutraliteit door kleine landen, maar was tegelijk pessimistisch over de uitwerking daarvan. Toch was hij het eens met de regeringslijn van De Geer en andere Noord-Europese landen om de neutraliteit angstvallig te bewaren. Een climax deed zich voor toen Stalin, na maandenlang touwtrekken met Engeland en Frankrijk over een non-agressiepact, plotseling een pact met Duitsland afsloot. Hitlers vaste aanvallen op de Bolsjewieken waren sinds kort uit de redevoeringen verdwenen. De spanning in Europa steeg naar een ondragelijke top daar Frankrijk en Engeland voet bij stuk hielden en de oorlog verklaarden als Hitler Polen niet verliet. Van Overbeek beschreef de onzekerheid van de Westerse landen, als iedereen urenlang niet goed weet of de Tweede Wereldoorlog nu wel of niet is uitgebroken. Het was een zenuwenoorlog die Hitler voerde. Van Overbeeks houding had soms iets tweeslachtigs. Hij voorzag veel van de Duitse bedoelingen, maar naarmate de oorlog dichterbij kwam, steeg zijn ongerustheid niet. Hij deed verslag van het groeiende aantal vijandelijke aanvallen, die zich in het begin van de oorlog vooral op zee voordeden. Ook de meeste slachtoffers vielen daar. Soms beschreef hij hoe het de opvarenden van zo’n gezonken schip was vergaan. Ook meldde hij over de distributie van voedingsmiddelen, gevolgen van mobilisatie etc. Iets meer dan een maand voordat de oorlog begon, stopten de opnamen abrupt. Jammer, want een dag tot dag melding van de feiten in deze spannende tijd was een welkome aanvulling op het bestaande Nederlandse radiogeluid. Helaas was Van Overbeek niet een temperamentvol spreker. Op momenten waarop de emoties de overhand krijgen was hij op zijn best. In oorlogstijd raakte Van Overbeeks blazoen wellicht beschadigd. Als hoofdredacteur van de Arbeiderspers was hij mede verantwoordelijk voor overname door de Duitsers. De Arbeiderspers besloot in het begin van de oorlog door te werken ondanks toezicht van de bezettende macht. Op een kwade dag moest de Arbeiderspers echter uitgeleverd worden aan een handlanger van Seyss Inquart. De directeur van de Arbeiderspers trok zich dit zo aan, dat hij zich ophing in zijn badkamer. Van Van Overbeek werd gezegd dat hij in hoge mate verantwoordelijk was voor sussende invloeden die maakten dat de Arbeiderspers zich had uitgeleverd aan de bezetter. (13) Van de beursdeskundige S.G. Appeldoorn zijn enkele korte en twee langere fragmenten gevonden. Uit de meldingen in de NCRV-gids bleek dat deze vaste medewerker de beursberichten besprak op maandag tot en met vrijdag. Aanvankelijk stond dit genoteerd onder de kop “Beursberichten” en werd ook wel simpelweg als “Beurspraatje” aangeduid. Er is echter een protest van de kant van de makelaren van de Vereeniging voor den Effectenhandel. Heer Appeldoorn zou auteursrechten verschuldigd zijn voor het publiceren van de beurskoersen. Appeldoorn moet beloven niet rechtstreeks beurskoersen te gebruiken.
Hij zal slechts incidenteel een koers noemen. Philips is niet bereid deze rechten te gaan betalen. In verband hiermee veranderde de titel van de beursberichtenrubriek in “beurspraatje”en later “De Amsterdamsche Beurs”. (14) Op zondag hield de PHOHI zich niet met de beurskoersen bezig. Op zaterdag vinden wij de volgende vermelding in 1939: “Zaterdag 13.30-13.40 uur: Politiek economisch weekoverzicht door den heer S.G. Appeldoorn, hoofdredacteur van het Amsterdamsch Effectenblad.” Ondanks het feit dat zijn naam op plaathoezen steevast verkeerd wordt genoteerd, moet hij een veelbeluisterd man zijn geweest. Ook in de verzameling luisterrapporten klonk waardering voor Appeldoorns bijdragen door. Hij houdt zijn praatjes waarschijnlijk al vanaf het begin tot eind van de PHOHI. Zijn programma zal veel Nederlanders in Nederlands-Indië geboeid hebben, al was het maar om de aandelenhandel op de voet te kunnen volgen. Namen als: “Deli-Batavia”, “oude Deli”, “Koninklijke Olie” passeren vlot. Hij bespreekt vooral de stemming op de markt. Velen zullen zakelijke belangen hebben gehad in de maatschappijen waarvoor ze werkten. Appeldoorn meldde in april 1939 dat hij sinds vele jaren al politiek-economischfinancieel nieuws vergaart, maar dat hij nog nooit zo’n onevenwichtige situatie heeft meegemaakt als “nu”. Appeldoorn geeft ons luisteraars wat details mee over zijn eigen lange loopbaan als economisch deskundige en brengt ook zijn blad ter sprake. Helaas is er maar weinig van zijn vaste uitzendingen bewaard. Het is te betreuren dat van deze PHOHI-medewerker niet meer bewaard is gebleven. Vele medewerkers gaan ons de neus voorbij. Zo wordt in de gidsen talloze malen het orkest van Lou Cohen aangekondigd. Cohen heeft een eigentijds licht repertoire. Hij speelde altijd rechtstreeks voor de microfoon. Vele luisterrapporten meldden dat de schrijver zo genoten heeft van zijn programma ‘s. Lou Cohen was een alleskunner. Hij hield zich niet alleen met muziek bezig, maar ook met de eindredactie van hoorspelen, schreef teksten. Hij was bij uitstek een man van het lichte genre. Andere vaste medewerkers zijn onder andere geweest de letterkundige Aletrino, Ds. Spelberg en Paul de Waart in zijn rubriek “De wereld in vogelvlucht” en vele anderen. Maar wij zullen het zonder geluid van hen moeten stellen. EENRICHTINGSVERKEER Er is maar weinig sprake van uitwisseling in deze programma’s. Wat de luisteraars in de Oost en de West en elders bezig hield is een glimp van het leven in Nederland opvangen. Zij verlangden terug naar de dagelijkse dingen van het vaderland. Door sommige luisteraars was dit letterlijk aangehaald: “Men is in gedachten zoo in Den Haag, mij en velen zoo goed bekend”, schrijft een luisteraar in een luisterrapport, ook van 1933. Een vader meldde dat zijn vrouw zo graag wilde horen wat voor weer het in Nederland was. Zij zei dan vervolgens tegen haar man dat hun zoontje, dat in Utrecht naar school gaat, vandaag wel zijn jas aan zal moeten doen. Zo luidt een van de luisterrapporten. Van wat er zich in Indië afspeelt horen wij in deze programma’s niets. De informatie gaat van moederland naar kolonie en nooit retour. En de PHOHI spiegelde hen vooral de prettige kant van het leven voor. De opnamen die wel bewaard zijn gebleven geven een vertekend beeld van waar de PHOHI voor stond. Maar dat nemen wij gaarne op de koop toe. Geluid uit de oorlog is schaars, maar ook geluidsdocumenten die de aanloop van de oorlog zo duidelijk weergeven zijn voor ons nu van belang. Het geslingerd worden tussen hoop en wanhoop, het speculeren over de afloop, is niet meer dan menselijk. De mix van alledaags leven, stijgende onrust, het toenemende aantal incidenten zijn allemaal voortekenen geweest van iets waarvan wij nu weten waar het op uitliep: de tweede wereldoorlog. DE OORLOG ALS SPLIJTFACTOR De oorlog zal als een waterscheiding werken tussen de PHOHI-medewerkers, Veel van de PHOHIcoryfeeën zijn Joods. Han Hollander, Lou Cohen en Herman Salomonson overleefden de oorlog niet, ondanks hun vooraanstaande posities. Herman Salomonson komt op de meest tragische wijze aan zijn einde. Als plichtsgetrouw vaderlander meldde hij zich voor buitengewone dienst. Als luchtmachtofficier kreeg hij de taak toebedeeld dienstberichten voor de radio voor te lezen. Een aantal van deze berichten behelsten mededelingen over de vijand. Later beschuldigt de Duitse bezetter Salomonson van het feit
de angst voor de V-de Kolonne te hebben aangewakkerd. Lees het na bij Lou de Jong! Ed Startz verdween voor vijf jaar achter de schermen. Appeldoorn slaagde erin, ondanks opstandig gedrag, op miraculeuze wijze de oorlog te overleven. Wel moest hij zijn hoofdredacteurschap van het effectenblad opgeven, maar zijn leven behield hij. Verslaggever Wybrands werd al snel als L.G. Wybrands Marcussen, SS-er en hoofd van de Reportagedienst bij de Nederlandsche Omroep. Hij was trots op zijn stoomopleiding in Berlijn. Ger Knap bracht het uiteindelijk tot chef van de afdeling Ontwikkeling en Voorlichting van de Nederlandsche Omroep. Ook Josselin de Jong, de dierkundig medewerker, werd vast medewerker van de Nederlandsche Omroep. CONCLUSIE De grote verdienste van het PHOHI-geluid is dat het weinig aandacht besteedt aan conventionele Nederlandse zaken, zoals inauguraties, plechtige openingen met redevoeringen van burgemeesters en bestuurders, zwaarmoedige lezingen. Dit soort geluid is uit de periode 1937 tot 1940 bij de binnenlandse omroepen oververtegenwoordigd. Maar wat vaak ontbreekt is de gewone man die vertelt wat hem motiveert, de kleine dingen die mensen overkomen, het spreken niet van papier af, maar voor de vuist weg. Juist de PHOHI munt uit in dit soort geluid uit vroegere tijden. En wij merken dan tot onze verrassing dat het verschil met vroeger aan de ene kant minder groot is dan wij dachten. Dat de gewone man ook een stuk gewoner spreekt dan wij altijd dachten. De gedragen kanseltoon die wij zo goed kennen uit vele radioprogramma’s van die jaren is – god zij dank - in de PHOHI-uitzendingen bijna nergens terug te vinden. Wat een opluchting. In sociaal opzicht zien wij een kant van het leven die achter ons ligt: arme kinderen die van de liefdadigheid een geschenk krijgen, rauwe studentenjool die niet meer geapprecieerd wordt, verslaggevers die dociel worden geantwoord met “Ja, mijnheer” en “Neen, mijnheer”. Dit spreken met twee woorden, dit standverschil is verleden tijd. Maar het is goed ons te realiseren dat die tijd een mensenleven lang achter ons ligt. Op de gevoelens van verlangen zijn de programma’s van Wybrands en collega’s goed afgestemd. Het is dit heimwee dat de opnamen van toen voor ons inkleurt. Al die vrolijke reportages over de kleine en grotere dingen die zich in Holland afspelen beluisteren wij. En we vereenzelvigen ons met die verre luisteraar overzee. Ook wij overbruggen een afstand, niet een die zich in fysieke breedtegraden laat vertalen, maar een die ons één wereldoorlog en meer dan zes decennia van Holland-Indië scheidt.
NOTEN 1) Verzamelmappen over de de collectie te raadplegen in Bibliotheek Omroepmuseum [na 01-01-2003 voor lange duur gesloten]: PHOHI, PCJ-PCJJ, PHI – 13123. 1. Diversen; 2. Publicatie; 3. Persartikelen 2) Spanne en spanningen ; de veertigjarige geschiedenis van de n.v. Philips’ Telecommunicatie Industrie voorheen n.v. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek / Willem Vogt. – Amsterdam: Meulenhoff, 1958. Blz. 164 3) De Indische Gids; 51e jaargang [=1929] I, Aflevering 1-VI, blz. 165 citeert: De beteekenis van Philips’ Omroep Holland Indië door Industria 4) Zie: Geschiedenis van Philips Electronics N.V. : De Geschiedenis van de N.V. Philips’ Gloeilampenfabriek tot elektrotechnisch concern, - deel III , 1922–1934 ; I.J. Blanken. Leiden : Martinus Nijhoff, 1992. 5) Het nieuwe radioboek voor den handel, amateur en luisteraar / Ir. M.H. Bouma ; A. Dubois ; Hugo de Groot e.a.. – Bussum : Karel C. Schoemeijer, 1928. Blz. 239 6) De Indische radio-omroep : overheidsbeleid en ontwikkeling, 1923-1942 / René Witte. - Hilversum : Verloren, 1998. Blz. 42. Ook verschenen als proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam. Met lit. opg. , reg. - Met een samenvatting in het Engels en Indonesisch. ISBN 90-6550-590-3. Niet elk brokje informatie uit deze hoek afkomstig zal apart met een voetnoot zal worden vermeld. 7) Conclusie van R. Witte in: De Indische radio-omroep. Blz.
8) De Indische Gids; 51e jaargang [=1929] I, Aflevering 1-VI, citeert: De beteekenis van Philips’ Omroep Holland Indië door Industria. 9) De Indische radio-omroep : overheidsbeleid en ontwikkeling, 1923-1942 / René Witte. - Hilversum : Verloren, 1998. Blz. 47 10) Omroepmuseum: map PHOHI-collectie (o.a.): knipselschrift van Sperwer met artikelen uit pers over de PHOHI 11) Euronextarchief, portefeuille 819C van het Archief Vereeniging voor den Effectenhandel. Brief dd. 16 oktober 1939 van S.G. Appeldoorn aan Mr. A. d’Ailly (voorzitter van de Stichting Nederland Wereldomroep) 12) Mogelijk vond dit plaats via een radiotelefonische verbinding met een studioruimte waar de platen werden gesneden. Ook beschikte de PHOHI over een studio op de Keizersgracht 13) Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland / onder red. van P.J. Meertens ... [et al.] – deel IV. Amsterdam : N.S.G./Stichting Beheer IISG 1964 – 1995 14) Euronextarchief, portefeuille 819C van het Archief Vereeniging voor den Effectenhandel. Brief dd. 29 september 1939 van het ANP aan de Vereeniging voor den Effectenhandel over toezicht op auteursrechten _________________________________________________________________________________ De PHOHI-collectie bestaat uit 1046 grammofoonplaten, vooral uit de periode 1937 tot maart 1940, meest gesproken woord en reportages, omdat nieuws en platenprogramma’s rechtstreeks gingen. VPRO-radioprogramma De Avonden zal vanaf maandag 2 september wekelijks een selectie van een kwartier putten (maandag, 747AM, ±23.40), gepresenteerd door Wim Noordhoek en geselecteerd door Beeld en Geluid-medewerkster Marijke Res, die de zorg heeft voor het PHOHI-archief. Hilversum 2002 . Bron (nog) onbekend . De PHOHI-collectie bestaat uit 1046 grammofoonplaten, vooral uit de periode 1937 tot maart 1940, meest gesproken woord en reportages, omdat nieuws en platenprogramma’s rechtstreeks gingen. VPRO-radioprogramma De Avonden zal vanaf maandag 2 september wekelijks een selectie van een kwartier putten (maandag, 747AM, ±23.40), gepresenteerd door Wim Noordhoek en geselecteerd door Beeld en Geluid-medewerkster Marijke Res, die de zorg heeft voor het PHOHI-archief. De PHOHI-collectie bestaat uit 1046 grammofoonplaten, vooral uit de periode 1937 tot maart 1940, meest gesproken woord en reportages, omdat nieuws en platenprogramma’s rechtstreeks gingen. VPRO-radioprogramma De Avonden zal vanaf maandag 2 september wekelijks een selectie van een kwartier putten (maandag, 747AM, ±23.40), gepresenteerd door Wim Noordhoek en geselecteerd door Beeld en Geluid-medewerkster Marijke Res, die de zorg heeft voor het PHOHI-archief.