5
RICHTLIJNEN
Richtlijnen diagnostiek en behandeling chronische lymfatische leukemie 2011 Guidelines diagnosis and treatment of chronic lymphocytic leukemia 2011 A.P. Kater, S. Wittebol, M.E.D. Chamuleau, M. van Gelder en M.H. van Oers, namens de HOVON Werkgroep Chronische Lymfatische Leukemie
Samenvatting
Summary
Een van de kerntaken van de Werkgroep Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) van de Nederlands/ Belgische stichting Hemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland (HOVON) is het ontwerpen van actuele richtlijnen voor CLL. In dit artikel zijn de herziene richtlijnen voor diagnostiek en behandeling samengevat. Ondanks de recente toename in behandelmogelijkheden voor patiënten met CLL, blijft de ziekte in de meeste gevallen ongeneeslijk en is de optimale behandeling van een aantal subgroepen nog onduidelijk. Het blijft daarom van groot belang om patiënten zo veel mogelijk binnen goed opgezette klinische studies te behandelen. In dit artikel worden de huidige door de HOVON-CLL-werkgroep geïnitieerde klinische studies benadrukt. (Ned Tijdschr Hematol 2011;8:190-201)
One of the principal responsibilities of the Chronic Lymphocytic Leukemia (CLL) Working group of the Dutch/Belgian Haemato-Oncology Foundation for Adults in the Netherlands (HOVON) is to create up to date guidelines for CLL. In this article, the revised guidelines for diagnosis and treatment are summarized. Despite recent expansion in treatment options for patients with CLL, the disease remains incurable in most cases, and the optimal treatment approach for several subgroups of patients is still unclear. Therefore, it remains highly important to treat patients within clinical studies as much as possible. In this article current HOVON CLL working party initiated clinical studies are emphasized.
Inleiding De afgelopen 10 jaar is aanzienlijke vooruitgang geboekt in diagnostiek en behandeling van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL). In 2005 is, in navolging van andere Europese landen, binnen de HOVON een aparte CLL-werkgroep opgericht. Naast het initiëren van klinische studies (momenteel 5) houdt deze werkgroep zich actief bezig met het formuleren van Nederlandse richtlijnen betreffende
diagnostiek en behandeling van CLL. Mede op basis van nieuwe gegevens van grote internationale studies heeft de werkgroep eind 2010 gemeend dat de eerdere richtlijnen dienden te worden herzien. De herziene richtlijnen zijn zo veel mogelijk gebaseerd op gepubliceerde gerandomiseerde studies. Indien die ontbreken, weerspiegelen de richtlijnen de expertopinie van de leden van de werkgroep. Het uitgangspunt
Auteurs: dhr. dr. A.P. Kater, internist-hematoloog, afdeling Hematologie, Academisch Medisch Centrum, mw. drs. S. Wittebol, internisthematoloog, afdeling Hematologie, Meander Medisch Centrum, locatie St. Elisabeth, mw. dr. M.E.D. Chamuleau, internist-hematoloog, afdeling Hematologie, VU medisch centrum, dhr. dr. M. van Gelder, internist-hematoloog, afdeling Hematologie, Maastricht Universitair Medisch Centrum, dhr. prof. dr. M.H. van Oers, internist-hematoloog, afdeling Hematologie, Academisch Medisch Centrum. Correspondentie graag richten aan dhr. prof. dr. M.H. van Oers, internist-hematoloog, afdeling Hematologie, Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam, tel.: 020 566 57 85, e-mailadres:
[email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: CLL, CLL werkgroep, HOVON, richtlijnen Key words: CLL, CLL Working Party, guidelines, HOVON
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
190
RICHTLIJNEN
blijft dat patiënten zo veel mogelijk in (HOVON) studies dienen te worden behandeld, zodat de waarde van diagnostische, prognostische en behandelingsmodaliteiten kan worden bestudeerd. Daarnaast zijn richtlijnen nodig om patiënten buiten studies op een uniforme en rationele wijze te behandelen. De aanbevelingen zijn onderverdeeld in: 1. Diagnostiek - Perifeer bloed - Aanvullend onderzoek - Prognostische factoren 2. Behandeling - Indicaties behandeling - Belangrijke punten bij keuze van behandeling - Overwegingen eerste lijn - Overwegingen recidief 3. Richtlijnen
1. Diagnostiek De richtlijnen voor diagnostiek zijn gebaseerd op de recent gereviseerde richtlijnen van de ‘International Workshop on Chronic Lymphocytic Leukemia’ (IWCLL).1
Perifeer bloed Bij het stellen van de diagnose ‘CLL’ is het van belang om te controleren of de patiënt daadwerkelijk CLL heeft en niet een andere lymfoproliferatieve ziekte, die in sommige opzichten enigszins kan lijken op CLL, zoals ‘hairy cell’ leukemie en leukemische manifestaties van mantelcellymfoom, marginalezonelymfoom van de milt of folliculair lymfoom. Voor een goede differentiaaldiagnose zijn een bloeduitstrijkje, leukocytendifferentiatie en immuunfenotypering van circulerende lymfoïde cellen noodzakelijk. De diagnose ‘CLL’ vereist de aanwezigheid in het perifere bloed van ten minste 5 x 109/l CLL-cellen (5.000/µl), waarbij de monoklonaliteit en karakteristieke markeropmaak van de circulerende B-lymfocyten dienen te worden bevestigd door flowcytometrie. In de bloeduitstrijk worden rijpe lymfocyten gezien met een smalle zone van cytoplasma en een dichte kern met gedeeltelijk geaggregeerd chromatine, waarin waarneembare nucleoli meestal ontbreken. Naast deze karakteristieke cellen kunnen tot maximaal 55% grotere of atypische cellen, prolymfocyten, worden
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
191
aangetroffen. Mocht dit percentage boven 55% liggen, dan dient de diagnose ‘prolymfocytenleukemie’ (B-cel-PLL) te worden gesteld. Een ander morfologisch kenmerk is de aanwezigheid van Gumprechtse schollen (kapotgestreken lymfocyten). De 4 belangrijkste immuunfenotypische kenmerken van CLL zijn:1 - expressie van B-celgeassocieerde antigenen, waaronder CD19, CD20 en CD23; - expressie van CD20 is meestal zwak; - expressie van CD5, een T-celgeassocieerd antigeen; - lage expressie van membraangebonden immuunglobuline. De immuunglobuline is meestal IgM of IgM gecombineerd met IgD. Daarnaast is er een lage expressie van slechts een lichte keten kappa of lambda. CLL-cellen zijn meestal negatief voor cycline D1 en CD10. FMC7, CD22 en CD79b zijn ofwel negatief of komen zeer zwak tot expressie. Bij 5-20% van overigens gezonde volwassenen ouder dan 40 jaar kan, meestal per toeval, een absolute toename van monoklonale B-lymfocyten met immunologisch een CLL-opmaak worden gezien. Het aantal is echter (veel) minder dan 5 x 109/l. In geval van het ontbreken van lymfadenopathie of organomegalie (zoals gedefinieerd door lichamelijk onderzoek), cytopenie, of ziektegerelateerde symptomen spreekt men van ‘monoklonale B-lymfocytose’ (MBL). Vanuit een MBL bestaat er een kans van 1-2% per jaar op het ontwikkelen van CLL (binnenkort zal in dit tijdschrift een artikel aan MBL worden gewijd).2
Aanvullend onderzoek Naast bovenstaand bloedonderzoek, dient op indicatie onderzoek te worden ingezet naar eventuele autoimmuun hemolytische anemie en trombocytopenie, beide frequent voorkomend bij CLL. Een beenmergaspiraat en biopsie zijn niet strikt noodzakelijk voor het stellen van de diagnose, maar kunnen wenselijk zijn om beenmerginfiltratie te onderscheiden van autoimmuuncytopenieën. Voorafgaand aan behandeling dienen actieve infecties te worden uitgesloten. Buiten studieverband is de meerwaarde van computertomografiescans vooralsnog niet aangetoond. Tabel 1 geeft de minimaal vereiste onderzoeken voor diagnose, start behandeling en evaluatie van de be-
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
Tabel 1. Minimaal vereiste onderzoeken voor diagnose, start behandeling en evaluatie van de behandeling van chronische lymfatische leukemie. Diagnostische test
Dagelijkse praktijk
Klinische studie
hemoglobine, trombocyten, leukocyten + differentiatie
altijd
altijd
immuuntypering lymfocyten PB
altijd
altijd
anamnese (ook familieanamnese!), ALO, performance status
altijd
altijd
beenmergaspiraat en biopt
wenselijk bij anemie zonder reticulocytose wenselijk en/of trombocytopenie ter differentiatie autoimmmuun- en beenmergverdringing
serumchemie (inclusief haptoglobine), Ig’s, directe Coombs
altijd
altijd
thoraxröntgenfoto
altijd
altijd
onderzoek naar actieve infecties
altijd
altijd
diagnose CLL
cytogenetica (FISH) in PB gewenst, bij behandelindicatie, met name (17p-deletie;11q-deletie trisomie 12, 17p-deletie deletie 13q; eventueel deletie 6q
altijd
IgVH-mutatiestatus
optioneel
altijd
Zap70 en CD38
nee (waarde als surrogaatmarker voor mutatiestatus twijfelachtig)
indien vereist
CT-scan hals, thorax, abdomen
nee
wenselijk. altijd, indien CR beoogde eindpunt is
MRI, PET-scan
nee
nee
echo abdomen
mogelijk
nee
anamnese, ALO
altijd
altijd
hemoglobine, trombocyten, leukocyten + differentiatie
altijd
altijd
immuuntypering lymfocyten PB
indien klinische en hematologische respons een CR suggereren
indien klinische en hematologische respons een CR suggereren
beenmergaspiraat/biopt
bij cytopenie e.c.i
bij (suggestie van) CR of cytopenie e.c.i
bepaling MRD
nee
als langdurige CR klinisch eindpunt is
CT-scan hals, thorax, abdomen
nee
indien eerder afwijkend, en indien mogelijk sprake is van CR
echo abdomen
mogelijk, indien eerder afwijkend
nee
evaluatie behandeling
PB=perifeer bloed, ALO=algemeen lichamelijk onderzoek, Ig=immuunglobuline, Coombs=antiglobulinetest, FISH=fluorescentie-in-situhybridisatie, IgHV=ongemuteerd zware keten immuunglobulinegenen, CT=computertomografie, CR=complete remissie, MRI=‘magnetic resonance imaging’, PET=positronemissietomografie, e.c.i.=van onbekende oorzaak, MRD=‘minimal residual disease’.
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
192
5
RICHTLIJNEN
Tabel 2. Behandelcriteria van IWCLL/NCI voor chronische lymfatische leukemie. Minstens 1 van de volgende criteria dient aanwezig te zijn: 1.
minstens 1 van de volgende ziektegerelateerde symptomen: a. gewichtsverlies ≥10% in voorafgaande 6 maanden b. extreme vermoeidheid (WHO-performance status ≥2) c. koorts ≥38,6 °C gedurende ≥2 weken, in afwezigheid van infecties d. nachtzweten zonder infecties
2.
toenemend beenmergfalen, zich uitend in ontwikkeling of verergering van anemie en/of trombocytopenie
3.
auto-immuunanemie en/of trombocytopenie die slecht reageert op behandeling met steroïden
4.
massale (>6 cm onder linkerribbenboog) of progressieve splenomegalie
5.
massale klieren of pakketten (>10 cm in grootste diameter) of progressieve lymfadenopathie
6.
progressieve lymfocytose met een stijging >50% binnen 2 maanden of een geanticipeerde verdubbelingstijd van minder dan 6 maanden
Forse hypogammaglobulinemie, het ontstaan van een M-proteïne of een hoog leukocytengetal, in afwezigheid van 1 van de bovengenoemde criteria, is niet voldoende voor het starten van behandeling. IWCLL=‘International Workshop on Chronic Lymphocytic Leukemia’, NCI=‘National Cancer Institute’, WHO=‘World Health Organization’.
handeling. Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de dagelijkse praktijk en klinische studies.
Prognostische factoren Het ziektebeloop van CLL is zeer heterogeen. Biologische factoren, zoals ongemuteerd zware keten immuunglobulinegenen (IgHV), en de geassocieerde surrogaatmarkers (intracellulaire expressie van ZAP-70 en membraanexpressie van CD38) zijn in verband gebracht met een slechte prognose en een vroege progressie van de ziekte.3-7 Tot op heden is er geen meerwaarde van deze factoren gebleken in de individuele behandelkeuze. Cytogenetisch onderzoek door middel van fluorescentie-in-situhybridisatie (FISH) geeft vooral informatie over de kans op respons op de verschillende therapeutische regimes. Vrijwel alle op dit moment in de kliniek gangbare vormen van chemotherapie zijn voor hun werkzaamheid afhankelijk van p53-gemedieerde apoptose-inductie. Deletie van chromosoom 11q (11q22.3; de lokalisatie van het ATM-gen), en met name deletie van chromosoom 17p (17p13.1; de lokalisatie van het p53-gen) gaat frequent gepaard met p53-disfunctie, waardoor de respons op chemotherapie matig is en veelal van korte duur (zie voor review Kater & Tonino8). Wel dient te worden opgemerkt dat, hoewel zowel 11qdeletie als 17p-deletie over het algemeen gepaard
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
193
gaan met snelle progressie, dergelijke deleties niet kunnen worden gebruikt om eventuele therapie eerder te initiëren dan volgens de huidige behandelcriteria. Gezien bovenstaande, adviseert de werkgroep om buiten studieverband geen mutatiestatus of de surrogaatmarkers ZAP-70 en CD38 te bepalen. Het verrichten van cytogenetisch onderzoek is van belang, aangezien de uitslag van invloed kan zijn op de keuze van behandeling. Dit is vooral het geval voor behandeling van recidieven. Tot op heden is het onduidelijk wat de beste eerstelijnsbehandeling is van patiënten met 17p-deletie en of allogene stamceltransplantatie in eerste remissie de overleving verbetert. Het zal duidelijk zijn dat deze groep patiënten bij voorkeur in studieverband dient te worden behandeld. Er worden momenteel initiatieven ontplooid om te komen tot een internationale eerstelijnsstudie bij CLL-patiënten met 17p-deletie. Zolang een dergelijke studie er nog niet is, lijkt het verrichten van cytogenetisch onderzoek voor de start van een eerstelijnsbehandeling nog niet strikt noodzakelijk. Aangezien het percentage patiënten met cytogenetische veranderingen bij elke volgende behandellijn sterk toeneemt, wordt wel geadviseerd om cytogenetisch onderzoek in ieder geval vanaf het eerste recidief voorafgaand aan elke nieuwe behandellijn in te zetten (zie Tabel 1, pagina 192), met name om 17p-deletie uit te sluiten.
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
2. Behandeling van chronische lymfatische leukemie Indicaties voor starten behandeling Indicaties tot behandelen van patiënten met CLL zijn (het ontstaan van) ziektegerelateerde klachten en symptomen of snelle progressie van de ziekte. Meerdere, veelal oudere, studies hebben aangetoond dat voor patiënten met Binet-stadium A het starten van de therapie direct na diagnose geen voordeel biedt boven behandeling na een periode met expectatief (‘wait and see’) beleid. Er is wel uitstel van ziekteprogressie, maar geen betere overleving. Tevens zijn er aanwijzingen dat vroege behandeling de kans op het krijgen van acute myeloïde leukemie verhoogt. Tabel 2 geeft de indicaties voor behandeling in de dagelijkse praktijk. De situatie voor klinische studies is uiteraard anders en hangt af van de vraagstelling en de inclusiecriteria van de studies.
Belangrijke punten bij de keuze van de behandeling Dit is een veld dat de laatste jaren sterk in beweging is. Hierdoor is de halfwaardetijd van de richtlijnen beperkt. Belangrijke aspecten bij het maken van een keuze zijn: - leeftijd van de patiënt; - performance status/comorbiditeit; - risicoprofiel (indien bekend); - respons(duur) op eerdere therapie; - toxiciteit eerdere therapie; - belang dat door patiënt/behandelaar wordt gehecht aan een verbeterde progressievrije overleving.
Overwegingen eerstelijnsbehandeling Er zijn in 2006/2007 3 gerandomiseerde fase IIIstudies gepubliceerd, die aantonen dat het toevoegen van cyclofosfamide aan fludarabine (FC) de progressievrije overleving (‘progression free survival’; PFS) van CLL-patiënten aanzienlijk verbetert.9-11 De totale overleving was echter niet verschillend en in de driearmige UKCLL4-studie was de overleving met FC zelfs niet beter dan met chloorambucil.9 Dit reflecteert natuurlijk de effecten van rescuetherapie, die na intensievere eerstelijnsbehandeling mogelijk minder zijn. FC was wel duidelijk toxischer dan chloorambucil, met meer neutropenie/trombocytopenie, koorts en
hospitalisatie. In het MD Anderson Cancer Center werd in fase IIstudies rituximab toegevoegd aan FC (FCR), zowel bij niet eerder behandelde patiënten als bij patiënten met een recidief. Het percentage complete responsen bedroeg respectievelijk 70 en 25%.12,13 Vergeleken met historische controles toonden beide studies een overlevingsvoordeel voor de rituximab-bevattende therapie.12,13 Eind 2010 zijn de resultaten gepubliceerd van een grote gerandomiseerde Duitse studie, waarin FC werd vergeleken met FCR. FCR bleek duidelijk superieur: 90% respons (waarvan 44% complete respons), een bijna 20 maanden langere responsduur en een verbeterde overleving (na 3 jaar 87 versus 82%; hazardratio (HR) 0,664; p=0,012).14 FCR is hiermee de eerste behandeling die niet alleen resulteert in een betere PFS, maar die ook een gunstig effect heeft op de totale overleving. Een beperking van de studie is dat de patiënten niet representatief zijn voor de ‘gewone’ CLL-patiënten: ze waren fit (‘Cumulative Illness Rating Scale’ (CIRS)-score ≤6, zie Tabel 3, pagina 195; creatinineklaring >70 ml/min) en relatief jong. Slechts 10% was ouder dan 70 jaar. Toch is FCR nu wereldwijd de standaard eerstelijnsbehandeling voor fitte patiënten (dat wil zeggen patiënten die geschikt zijn voor fludarabine-bevattende therapie). Teleurstellend is dat FCR wel de overleving verbetert van patiënten met 11q-deletie, maar niet van patiënten met 17p-deletie.14 Verschillende studies hebben aangetoond dat voor de grote groep veelal minder fitte, oudere patiënten, fludarabine (of andere purineanaloga) bevattende chemotherapie tot sterk verhoogde toxiciteit leidt.14,16-18 In een gerandomiseerde studie van de Duitse CLLwerkgroep werd aangetoond, dat bij patiënten >65 jaar (met comorbiditeit) de totale overleving met fludarabinemonotherapie inferieur is aan die met chloorambucil.19 Tot op heden wordt monotherapie met chloorambucil nog steeds op grote schaal gebruikt als eerstelijnsbehandeling bij deze patiëntengroep. Ondanks duidelijke voordelen van chloorambucil bij ouderen en meer kwetsbare patiënten (zoals een lage toxiciteit en orale toediening), is het als monotherapie niet zeer effectief. In de meeste studies bedroegen de totale responspercentages (‘overall response rates’; ORR) van chloorambucil ongeveer 50%
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
194
5
RICHTLIJNEN
Tabel 3. ‘Cumulative Illness Rating Scale’. Beoordelingsstrategie voor comorbiditeit 0 geen probleem orgaansysteem niet aangetast 1 gering
ziekte/verslechtering met of zonder vereiste therapie, uitstekende prognose, patiënt met normale activiteit
2 matig
ziekte/verslechtering vereist therapie, goede prognose, aangepaste activiteit van patiënt
3 ernstig
ziekte/verslechtering waarbij dringend therapie is vereist, prognose onduidelijk, beperkt in activiteit
4 zeer ernstig
levensbedreigende ziekte/verslechtering, spoedeisende therapie, slechte prognose
Houd er rekening mee dat ziekte of orgaanschade veroorzaakt door chronische lymfatische leukemie (CLL) niet is opgenomen in deze beoordelingsschaal! Het doel van deze beoordelingsschaal is om comorbiditeit van de patiënt vast te stellen naast CLL. Als er 2 of meer ziektes/verslechteringen zijn in 1 orgaansysteem, dan moet de ernstigste worden bepaald!
Orgaansysteem
A) Indien ziekte/verslechtering aanwezig, graag vermelden
B) Score
1. hart 2. bloeddruk 3. vasculair 4. respiratoir 5. oor/neus/keel 6. hoog gastro-intestinaal 7. laag gastro-intestinaal 8. lever 9. nier 10. urogenitaal 11. bewegingsapparaat 12. endocrien/metabool 13. neurologisch 14. psychiatrisch 15. score
totaal
Uit: Miller MD et al.15
(31-72%), vrijwel zonder optreden van complete remissie (CR) met als gevolg een PFS van minder dan 1,5 jaar (8,3 tot 20 maanden).20-22 Er lopen studies naar de waarde van het combineren van rituximab of ofatumumab met chloorambucil. Hillmen et al. presenteerden tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de ‘American Society of Hematology’ in 2010 de resultaten van een fase II-studie bij 100 niet eerder behandelde patiënten met de combinatie van
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
195
chloorambucil (10 mg/m2 per dag, 7 dagen; rituximab (375 mg/m2 cyclus 1, 500 mg/m2 cyclus 2-6)). Zij vonden een algehele respons van 82%, waarvan 9% CR, en een PFS van 23,5 maanden.23 Hoewel dit wat beter lijkt dan de resultaten in de chloorambucilgroep van de CLL4-studie (66% ORR, 6% CR en 20 maanden PFS), mogen beide studies natuurlijk niet met elkaar worden vergeleken.9 De resultaten van goede fase III-studies zullen helaas nog even op zich
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
laten wachten. In een poging om het aantal complete responsen en daarmee de progressievrije overleving verder te verbeteren, heeft de CLL-werkgroep een fase I/II-studie geïnitieerd naar het effect van toevoeging van lenalidomide aan chloorambucil/rituximab; de HOVON 109-studie. De ratio achter deze studie is het mogelijk synergistisch effect van (een lichte vorm van) chemotherapie, een monoklonale antistof en een middel dat werkzaam is via beïnvloeding van de interactie van de maligne cel met het micromilieu, met een te verwachten aanvaardbare toxiciteit.
Overwegingen recidief Het is van belang om in geval van vermoeden van recidief andere op CLL lijkende aandoeningen, met name transformatie van CLL, uit te sluiten. In geval van vastgesteld recidief dient het chromosoomonderzoek door middel van FISH op 17p-deletie te worden herhaald of, indien nog niet eerder aangevraagd, voor het eerst te worden verricht. Wanneer patiënten progressieve ziekte ontwikkelen na eerstelijnsbehandeling, moet worden beoordeeld of het zinvol is dezelfde behandeling opnieuw te geven, dan wel een alternatief te overwegen. De IWCLL maakt hierbij onderscheid tussen recidief en refractaire ziekte.1 ‘Recidief’ wordt gedefinieerd als ontwikkeling van nieuwe ziekteactiviteit na een periode van ten minste 6 maanden bij een patiënt die op voorgaande therapie minimaal een partiële respons bereikte. Er is sprake van ‘refractaire’ ziekte indien patiënten ofwel geen respons bereiken na initiële behandeling, ofwel ziekteprogressie ontwikkelen binnen 6 maanden na beëindiging van voorgaande therapie. Een dergelijk onderscheid tussen recidief en refractaire ziekte lijkt met name klinisch relevant na behandeling met monotherapie chloorambucil of fludarabine, omdat de meerderheid van de patiënten met een progressieve ziekte, die zich meer dan 6-12 maanden na het staken van deze behandeling manifesteert, met succes kunnen worden behandeld met of eenzelfde behandelschema, of met immuunchemotherapeutische combinatiebehandeling.24,25 Bij patiënten met refractaire ziekte is het echter uiterst onwaarschijnlijk dat responsen zullen optreden op conventionele therapieën. Indien bij een patiënt een allogene stamceltransplantatie tot de mogelijkheden behoort, wordt een
ruimere, door de ‘European group for Blood and Marrow Transplantation’ (EBMT) opgestelde definitie van ‘refractaire,’ of beter geformuleerd hoogrisicoziekte gehanteerd, te weten recidief binnen 1 jaar na fludarabine-bevattende chemotherapie, recidief binnen 2 jaar na fludarabine- en rituximab-bevattende immuunchemotherapie en bij elk recidief waarbij 17p-deletie wordt aangetoond.26 Voor overwegingen in geval van 17p-deletie, zie overwegingen bij refractaire ziekte. Behandeling van recidief CLL Momenteel is de optimale behandeling voor patiënten met recidief van de ziekte niet bekend. Bij het ontbreken van 17p-deletie kunnen patiënten met succes worden behandeld met ofwel hetzelfde regime als gebruikt vooraf, of door over te schakelen naar andere, meer krachtige behandelcombinaties. Bij CLL-patiënten met een recidief na chloorambucilof fludarabine-monotherapie is de PFS met FCR 10 maanden langer dan met FC (30,6 versus 20,6 maanden; HR 0,65; p=0,001). Er is echter geen verschil in totale overleving.25 Van groot belang is dat langetermijnfollow-up van de MD Anderson-studie liet zien dat patiënten met een recidief na FCR een mediane overleving hebben van slechts 2,5 jaar, indien ze geen kandidaat zijn voor allogene stamceltransplantatie.27 Recentelijk is, onder leiding van de HOVON, een internationale studie gestart (de HOVON 101 of PROLONG-studie) naar de waarde van onderhoudsbehandeling met ofatumumab. Ofatumumab wordt na inductie met (immuun)chemotherapie eenmaal per 2 maanden toegediend, gedurende maximaal 2 jaar. Behandeling van hoogrisicorecidief/refractaire chronische lymfatische leukemie Bij fitte jongere patiënten (<70 jaar) met recidief binnen 1 jaar na fludarabine-bevattende chemotherapie of recidief binnen 2 jaar na fludarabine- en rituximabbevattende immuunchemotherapie, of bij elk recidief waarbij 17p-deletie wordt aangetoond (EBMT ‘hoogrisico’-definitie) dient een ‘reduced intensity stem cell transplantation’ (RIST) met een HLA-identieke donor (familie/gematcht niet-familiair) te worden overwogen (liefst in studieverband; HOVON 88, zie verder).28 Indien patiënten niet voor een RIST in aanmerking komen, kan worden gekozen uit een aantal mogelijkheden. Ten eerste behandeling met de monoklonale
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
196
5
RICHTLIJNEN
*33
HZ`TW[VTH[PZJO
Z`TW[VTH[PZJO
> >
NVLKL7:#QHHY
ULL
QH
/6=65 *OS
-*9
Figuur 1. Beslisboom eerstelijnsbehandeling chronische lymfatische leukemie. CLL=chronische lymfatische leuRLTPL> >$º^H[JOHUK^HP[»7:$ºWLYMVYTHUJLZJVYL»*OS$JOSVVYHTI\JPS-*9$Å\KHYHIPULJ`JSVMVZMHTPKL rituximab, rood=huidige HOVON-studie.
anti-CD52-antistof alemtuzumab. Alemtuzumab geeft bij deze patiëntencategorie 30% respons, met een mediane responsduur van ongeveer 9 maanden.29 De effectiviteit van alemtuzumab is echter verminderd bij patiënten met forse lymfeklierpakketten (>5 cm doorsnede). Een alternatief is een combinatie van rituximab of alemtuzumab en doseringen steroïden (methylprednisolon of dexamethason), vooral als er ook sprake is van grote lymfeklierpakketten. Hoewel de respons beter lijkt, zijn de gepubliceerde (fase II) studies erg klein.30,31 Recentelijk heeft een internationaal forum experts nadrukkelijk gesteld dat alemtuzumab-bevattende immuunchemotherapie alleen in studieverband dient te worden toegepast. De volledig humane monoklonale anti-CD20-antistof ofatumumab blijkt niet alleen effectief bij patiënten die resistent zijn tegen zowel fludarabine als alemtuzumab (ORR 58%), maar ook bij patiënten die resistent zijn tegen fludarabine en tevens sterk vergrote klieren hebben (ORR 47%). De mediane responsduur was in beide groepen ongeveer 6 maanden.32 Op basis van deze bevindingen is ofatumumab geregistreerd voor CLL-patiënten die refractair zijn tegen fludarabine en alemtuzumab. In Nederland is inmiddels de toezegging gedaan dat ofatumumab aan de lijst dure intramurale weesgeneesmiddelen zal worden toegevoegd.
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
197
3. Richtlijnen voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie Op basis van bovenstaande overwegingen heeft de CLL-werkgroep de volgende richtlijnen geformuleerd (zie ook beslisbomen in Figuur 1 en 2):
Eerstelijnsbehandeling chronische lymfatische leukemie (Figuur 1) Binnen studie - HOVON 68: deze studie is per 9 november 2010 gesloten. - HOVON 109 (vermoedelijk open per augustus 2011): fase I/II-studie naar de waarde van toevoegen van lenalidomide aan chloorambucil en rituximab. Inclusiecriteria: patiënten ≥65 jaar of <65 jaar, maar niet geschikt voor fludarabine(-bevattende) therapie. Buiten studie - Fitte patiënten (CIRS-score ≤6 (zie Tabel 3, pagina 195); creatinineklaring >70 ml/min: dit zullen in het algemeen patiënten zijn ≤65 jaar): FCR, maximaal 6 cycli. Fludarabine: 40 mg/m2 per os, dag 1-3; cyclofosfamide: 250 mg/m2 per os dag 1-3; rituximab: eerste infusie 375 mg/m2, daarna 500 mg/m2.
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
MS\KHYHIPULYLMYHJ[VYP[LP[WKLSL[PL&
ULL
!
QH
PUKPLUYLZWVUZ%QHHY OLYOHHSaLSMKL[OLYHWPL [YHUZWSHU[HILS&
/6=65 PUKPLUYLZWVUZ#QHHY [^LLKLSPQU
HSLT[\a\THI
ULL
+»(**69+
QH
PUHHUTLYRPUN]VVY /6=65& QH
VMH[\T\THI
ULL
/6=6590:;
HSLT[\a\THI
VMH[\T\THI
90:;
Figuur 2. Beslisboom recidief chronische lymfatische leukemie. 0UKPLUWH[PwU[PUWV[LU[PL[YHUZWSHU[HILSPZKPLU[KL]YHHNTL[QH[L^VYKLUILHU[^VVYKPUNL]HS]HUÅ\KHYH IPULYLMYHJ[VYP[LP[YLJPKPLMUHÅ\KHYHIPULIL]H[[LUKLJOLTV[OLYHWPL#QHHYÅ\KHYHIPULIL]H[[LUKLPTT\\UJOLTV[OLYHWPL#QHHYVMWKLSL[PL 0UKPLUUPL[PUWV[LU[PL[YHUZWSHU[HILSKPLU[KL]YHHNTL[QH[L^VYKLUILHU[^VVYKPUNL]HS]HUÅ\KHYHIPUL YLMYHJ[VYP[LP[YLJPKPLMUHÅ\KHYHIPULIL]H[[LUKLPTT\\UJOLTV[OLYHWPL#THHUKLUVMWKLSL[PL RIST=‘reduced intensity stem cell transplantation’, rood=huidige HOVON-studies.
- Patiënten met comorbiditeit en oudere patiënten (>65 jaar): chloorambucil (bijvoorbeeld eenmaal daags 10 mg/m2, x 7, à 4 weken, tot maximum respons, of 12 x).
Behandeling recidief chronische lymfatische leukemie (Figuur 2) In geval van recidief Binnen studie - HOVON 101 (PROLONG): gerandomiseerde fase III-studie naar ofatumumab-onderhoud in eerste en tweede recidief CLL. Inclusiecriteria: recidief CLL in tweede of derde remissie, en nog binnen 3 maanden na bereiken tweede of derde CR/PR. Buiten studie - Responsduur in eerste lijn >1 jaar: opnieuw geven verdedigbaar. - Indien responsduur in eerste lijn <1 jaar: tweedelijnstherapie, bijvoorbeeld FCR.
- In beide gevallen: denk hierna aan HOVON 101 (PROLONG). In geval van fludarabine-refractoriteit, recidief na fludarabine-bevattende chemotherapie (<1 jaar), fludarabine-bevattende immuunchemotherapie (<2 jaar), 17p-deletie bij in potentie transplantabele patiënt Binnen studie - HOVON 88: R-DHAP gevolgd door RIST. Inclusiecriteria: <70 jaar en refractair of recidief binnen 1 jaar na fludarabine, refractair of recidief binnen 2 jaar na fludarabine-bevattende immuunchemotherapie of refractair/recidief voor enige therapie of 17p-deletie. Buiten studie - Inductiebehandeling zoals beschreven in schema behandelmogelijkheden refractaire CLL (zie pagina 199), gevolgd door RIST.
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
198
5
RICHTLIJNEN
Aanwijzingen voor de praktijk 1.
!"#$%"&'()*+$"*$(&&*,$'-)(%"'$."/0&1+."#2$)(%+-3)+2$++($4.)+%5",*,-"#2#+6$.+52)/7,+(%"88+-+(,"&,"+$ +($"1155(8+(),79+-"('$:&($/"-/5.+-+(%+$.718);%+$/+..+($())%3&2+."#2<
2.
!5",+($*,5%"+:+-4&(%$"*$+-$'++($1++-=&&-%+$&&($0+,$4+9&.+($:&($3=&-+$2+,+($"1155('.)45."(+> '+(+($)8$*5--)'&&,1&-2+-*<
3.
?.5)-+*/+(,"+>"(>*",5074-"%"*&,"+)(%+-3)+2$"*$:))-&8'&&(%$&&($"(","@.+$4+0&(%+."('$=+(*+."#2$+($ :))-&8'&&(%$&&($+.2+$:).'+(%+$4+0&(%+."('$+**+(,"++.$)1$1+,$(&1+$AB9>%+.+,"+$5",$,+$*.5",+(<
4.
C&,"@(,+($%"+(+($3)$:++.$1)'+."#2$"($*,5%"+:+-4&(%$,+$=)-%+($4+0&(%+.%<
5.
%XLWHQVWXGLHYHUEDQGLVGHFRPELQDWLHYDQñXGDUDELQHF\FORIRVIDPLGHHQULWX[LPDEGHLQLWLÕOH EHKDQGHOLQJYDQNHX]HELMðWWHSDWLÕQWHQMRQJHUGDQMDDU
6.
%LMQLHWðWWHHQRXGHUHSDWLÕQWHQLVFKORRUDPEXFLOGHEHKDQGHOLQJYDQNHX]HEXLWHQVWXGLHYHUEDQG
7.
D($'+:&.$:&($-+/"%"+8$(&$:).%)+(%+$.&('+$-+*9)(*+%55-$2&($++(3+.8%+$)8$2-&/0,"'+-+$4+0&(%+."('$ =)-%+($):+-=)'+(<
8.
D($'+:&.$:&($AB9>%+.+,"+$4"#$-+/"%"+8$)8$"($'+:&.$:&($-+8-&/,&"-+$)8$:-)+'$-+/"%":+-+(%+$3"+2,+$1+,$)8$ 3)(%+-$AB9>%+.+,"+$0++8,$&..)'+(+$*,&1/+.,-&(*9.&(,&,"+6$"(%"+($1)'+."#26$%+$:))-2+5-<
9.
!"#$-+8-&/,&"-+$)8$:-)+'$-+/"%":+-+(%+$3"+2,+$2&($45",+($*,5%"+:+-4&(%$&.+1,5351&4$)8$"($.&,+-+$ LQVWDQWLHRIDWXPXPDERIULWX[LPDEJHFRPELQHHUGPHWKRJHGRVLVVWHURĺGHQZRUGHQJHJHYHQ
In geval van fludarabine-refractoriteit Binnen studie - D’ACCORD-studie: dasatinib ± fludarabine. Inclusiecriteria: refractaire ziekte (ofwel uitblijven respons voorgaande fludarabine-bevattende (immuun)chemotherapie, ofwel eerste tekenen recidief binnen 6 maanden na behandeling met fludarabine-bevattende (immuun)chemotherapie. De patiënt hoeft dus geen behandelindicatie te hebben op moment van fludarabine-refractoriteit. De patiënt mag na fludarabine met andere middelen zijn behandeld.
- ofatumumab (na oplaaddosis 300 mg, 2.000 mg eenmaal per week gedurende 8 weken, waarna 200 mg eenmaal per maand gedurende 4 maanden); - rituximab in combinatie met hogedosisprednison (rituximab 375 mg/m2 eenmaal per week, gecombineerd met hogedosismethylprednisolon 1 g/m2 eenmaal daags gedurende 5 dagen, elke 4 weken tot een maximum van 3 cycli).
Referenties 1. Hallek M, Cheson BD, Catovsky D, Caligaris-Cappio F, Dighiero G, Dohner
Buiten studie - Alemtuzumab-therapie: 30 mg driemaal per week na oplaaddosis voor maximaal 3 maanden. - In geval van ‘bulky disease’ of in andere gevallen waarin alemtuzumab niet kan worden gegeven (kans op infecties), overweeg:
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
199
H, et al. Guidelines for the diagnosis and treatment of chronic lymphocytic leukemia: a report from the International Workshop on Chronic Lymphocytic Leukemia updating the National Cancer Institute-Working Group 1996 guidelines. Blood 2008;111:5446-56. 2. Rawstron AC, Bennett FL, O’Connor SJ, Kwok M, Fenton JA, Plummer M, et al. Monoclonal B-cell lymphocytosis and chronic lymphocytic leukemia. N
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
Engl J Med 2008;359:575-83.
research: application of the Cumulative Illness Rating Scale. Psychiatry Res
3. Damle RN, Wasil T, Fais F, Ghiotto F, Valetto A, Allen SL, et al. Ig V gene
1992;41:237-48.
mutation status and CD38 expression as novel prognostic indicators in chro-
16. Keating MJ, O’Brien S, Lerner S, Koller C, Beran M, Robertson LE, et al.
nic lymphocytic leukemia. Blood 1999;94:1840-7.
Long-term follow-up of patients with chronic lymphocytic leukemia (CLL)
4. Hamblin TJ, Davis Z, Gardiner A, Oscier DG, Stevenson FK. Unmutated Ig
receiving fludarabine regimens as initial therapy. Blood 1998;92:1165-71.
V(H) genes are associated with a more aggressive form of chronic lymphocy-
17. Robak T, Blonski JZ, Kasznicki M, Gora-Tybor J, Dmoszynska A, Wojtas-
tic leukemia. Blood 1999;94:1848-54.
zko M, et al. Comparison of cladribine plus prednisone with chlorambucil plus
5. Rassenti LZ, Huynh L, Toy TL, Chen L, Keating MJ, Gribben JG, et al.
prednisone in patients with chronic lymphocytic leukemia. Final report of the
ZAP-70 compared with immunoglobulin heavy-chain gene mutation status as
Polish Adult Leukemia Group (PALG CLL1). Med Sci Monit 2005;11:I71-9.
a predictor of disease progression in chronic lymphocytic leukemia. N Engl J
18. Shvidel L, Shtalrid M, Bairey O, Rahimi-Levene N, Lugassy G, Shpilberg O,
Med 2004;351:893-901.
et al. Conventional dose fludarabine-based regimens are effective but have
6. Wiestner A, Rosenwald A, Barry TS, Wright G, Davis RE, Henrickson SE,
excessive toxicity in elderly patients with refractory chronic lymphocytic leu-
et al. ZAP-70 expression identifies a chronic lymphocytic leukemia subtype
kemia. Leuk Lymphoma 2003;44:1947-50.
with unmutated immunoglobulin genes, inferior clinical outcome, and distinct
19. Eichhorst BF, Busch R, Stilgenbauer S, Stauch M, Bergmann MA, Ritgen M,
gene expression profile. Blood 2003;101:4944-51.
et al. First-line therapy with fludarabine compared with chlorambucil does not
7. Hamblin TJ, Orchard JA, Ibbotson RE, Davis Z, Thomas PW, Stevenson FK,
result in a major benefit for elderly patients with advanced chronic lymphocy-
et al. CD38 expression and immunoglobulin variable region mutations are
tic leukemia. Blood 2009;114:3382-91.
independent prognostic variables in chronic lymphocytic leukemia, but CD38
20. Rai KR, Peterson BL, Appelbaum FR, Kolitz J, Elias L, Shepherd L, et al.
expression may vary during the course of the disease. Blood 2002;99:
Fludarabine compared with chlorambucil as primary therapy for chronic lymp-
1023-9.
hocytic leukemia. N Engl J Med 2000;343:1750-7.
8. Kater A, Tonino S. Standards for the treatment of relapsed chronic lymp-
21. Hillmen P, Skotnicki AB, Robak T, Jaksic B, Dmoszynska A, Wu J, et al.
hocytic leukemia: a case-based study. Clin Lymphoma Myeloma Leuk
Alemtuzumab compared with chlorambucil as first-line therapy for chronic
2010;10:S34-S41.
lymphocytic leukemia. J Clin Oncol 2007;25:5616-23.
9. Catovsky D, Richards S, Matutes E, Oscier D, Dyer MJ, Bezares RF, et al.
22. Knauf WU, Lissichkov T, Aldaoud A, Herbrecht R, Liberati AM, Loscer-
Assessment of fludarabine plus cyclophosphamide for patients with chronic
tales J, et al. Bendamustine versus chlorambucil in treatment-naive patients
lymphocytic leukaemia (the LRF CLL4 Trial): a randomised controlled trial.
with B-cell chronic lymphocytic leukemia (B-CLL): results of an international
Lancet 2007;370:230-9.
phase III study. ASH Annual Meeting Abstracts 2007;110:2043.
10. Eichhorst BF, Busch R, Hopfinger G, Pasold R, Hensel M, Steinbrecher C,
23. Hillmen P, Gribben JG, Follows GA, Milligan D, Sayala HA, Moreton P, et
et al. Fludarabine plus cyclophosphamide versus fludarabine alone in first-line
al. Rituximab plus chlorambucil in patients with CD20-positive B-cell chronic
therapy of younger patients with chronic lymphocytic leukemia. Blood
lymphocytic leukemia (CLL): final response analysis of an open-label phase II
2006;107:885-91.
study. ASH Annual Meeting Abstracts 2010;116:697.
11. Flinn IW, Neuberg DS, Grever MR, Dewald GW, Bennett JM, Paietta EM,
24. Keating MJ, O’Brien S, Kantarjian H, Plunkett W, Estey E, Koller C, et al.
et al. Phase III trial of fludarabine plus cyclophosphamide compared with flu-
Long-term follow-up of patients with chronic lymphocytic leukemia treated
darabine for patients with previously untreated chronic lymphocytic leukemia:
with fludarabine as a single agent. Blood 1993;81:2878-84.
US Intergroup Trial E2997. J Clin Oncol 2007;25:793-8.
25. Robak T, Dmoszynska A, Solal-Celigny P, Warzocha K, Loscertales J,
12. Keating MJ, O’Brien S, Albitar M, Lerner S, Plunkett W, Giles F, et al.
Catalano J, et al. Rituximab plus fludarabine and cyclophosphamide prolongs
Early results of a chemoimmunotherapy regimen of fludarabine, cyclophos-
progression-free survival compared with fludarabine and cyclophosphamide
phamide, and rituximab as initial therapy for chronic lymphocytic leukemia.
alone in previously treated chronic lymphocytic leukemia. J Clin Oncol 2010;
J Clin Oncol 2005;23:4079-88.
28:1756-65.
13. Wierda W, O’Brien S, Wen S, Faderl S, Garcia-Manero G, Thomas D,
26. Dreger P, Corradini P, Kimby E, Michallet M, Milligan D, Schetelig J, et al.
et al. Chemoimmunotherapy with fludarabine, cyclophosphamide, and rituxi-
Indications for allogeneic stem cell transplantation in chronic lymphocytic leu-
mab for relapsed and refractory chronic lymphocytic leukemia. J Clin Oncol
kemia: the EBMT transplant consensus. Leukemia 2006;21:12-7.
2005;23:4070-8.
27. Tam CS, O’Brien S, Wierda W, Kantarjian H, Wen S, Do KA, et al. Long-
14. Hallek M, Fischer K, Fingerle-Rowson G, Fink AM, Busch R, Mayer J,
term results of the fludarabine, cyclophosphamide, and rituximab regimen as
et al. Addition of rituximab to fludarabine and cyclophosphamide in patients
initial therapy of chronic lymphocytic leukemia. Blood 2008;112:975-80.
with chronic lymphocytic leukaemia: a randomised, open-label, phase 3 trial.
28. Sorror ML, Storer BE, Sandmaier BM, Maris M, Shizuru J, Maziarz R,
Lancet 2010;376:1164-74.
et al. Five-year follow-up of patients with advanced chronic lymphocytic
15. Miller MD, Paradis CF, Houck PR, Mazumdar S, Stack JA, Rifai AH, et al.
leukemia treated with allogeneic hematopoietic cell transplantation after non-
Rating chronic medical illness burden in geropsychiatric practice and
myeloablative conditioning. J Clin Oncol 2008;26:4912-20.
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
200
5
RICHTLIJNEN
29. Stilgenbauer S, Zenz T, Winkler D, Buhler A, Schlenk RF, Groner S, et al.
31. Castro JE, Sandoval-Sus JD, Bole J, Rassenti L, Kipps TJ. Rituximab in
Subcutaneous alemtuzumab in fludarabine-refractory chronic lymphocytic
combination with high-dose methylprednisolone for the treatment of fludara-
leukemia: clinical results and prognostic marker analyses from the CLL2H
bine refractory high-risk chronic lymphocytic leukemia. Leukemia 2008;
study of the German Chronic Lymphocytic Leukemia Study Group. J Clin
22:2048-53.
Oncol 2009;27:3994-4001.
32. Wierda WG, Kipps TJ, Mayer J, Stilgenbauer S, Williams CD, Hellmann A,
30. Pettitt AR, Matutes E, Oscier D. Alemtuzumab in combination with high-
et al. Ofatumumab as single-agent CD20 immunotherapy in fludarabine-
dose methylprednisolone is a logical, feasible and highly active therapeutic
refractory chronic lymphocytic leukemia. J Clin Oncol 2010;28:1749-55.
regimen in chronic lymphocytic leukaemia patients with p53 defects. Leukemia 2006;20:1441-5.
Jaargang 8, nummer 5 - 2011
201
Ontvangen 3 juni 2011, geaccepteerd 15 juni 2011.