Projectcode
Versie
1.0 definitief
Datum
Januari 2012
Opstellers::
Robert Jan Houmes, medisch coordinator MMT Wim Thies, chief nurse MMT Mr Marie José Blondeau, jurist Erasmus MC Els van der Wallen, manager TC ZWN
Beheerder
Traumacentrum ZWN
Richtlijn Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
© 2012 Erasmus MC, .
1/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
Inhoudsopgave
1.
Inleiding en doelstelling
3
2.
Betrokken hulpverlenende instellingen en hulpverleners
4
3.
Verzoeken om ambulancezorg
6
4.
Kernpunten van de verantwoordelijkheidsverdeling
7
5.
Afkortingen
9
6.
Bijlage 1:
Verantwoording voor de totstandkoming van de richtlijn
7.
Bijlage 2:
Overzicht van de organisaties en personen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de richtlijn:
© 2012, Erasmus MC
Pagina 2/11
10
11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
1 Inleiding en doelstelling Pre-hospitale zorgverlening, wordt in deze richtlijn gedefinieerd als zorg die om reden van een acute of levensbedreigende toestand van de patiënt zonder uitstel moet worden verleend door daartoe bevoegde zorgverleners en waarbij vervoer per ambulance noodzakelijk lijkt. Het bieden van pre-hospitale zorg voor, tijdens en na het vervoer van de patiënt vindt nooit plaats door een solitair werkende zorgverlener, maar is altijd een samenwerking tussen verschillende zorgverleners. Hierbij vindt op verschillende momenten overdracht van de zorg van de patiënt plaats van de ene hulpverlener naar de andere hulpverlener. Ook zijn er overdrachtsmomenten in het geval van vervoeren van een patiënt tussen ziekenhuizen. Deze richtlijn geeft antwoord op de vraag welke zorgverlener van welke discipline op welk moment verantwoordelijk is voor de zorg zodat op de plek van het incident geen discussie ontstaat over de vraag wie welke beslissing kan en mag nemen. Voor de overdracht van een patiënt binnen een ziekenhuis tussen de verschillende specialisten gelden per ziekenhuis eigen interne regelingen. Deze vallen buiten het bereik van deze richtlijn.
© 2012, Erasmus MC.
Pagina 3/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
2 Betrokken hulpverlenende instellingen en hulpverleners a. Gemeenschappelijke Meldkamer Er zijn gemeenschappelijke meldkamers van ambulancezorg, brandweer en politie in de regio Rotterdam Rijnmond, Zuid-Holland Zuid, Haaglanden, Hollands Midden, Midden West Noord Brabant en Zeeland. Alle meldingen, ook die via het alarmnummer 1-1-2 binnenkomen, worden afgehandeld door de centralisten op deze meldkamers.
Afhankelijk van de hulpvraag komt de melding binnen bij de ambulancezorg, de brandweer of de politie. Indien de centralist bij wie de melding binnenkomt dat noodzakelijk vindt, schakelt hij meteen de andere disciplines in. Die zetten vervolgens hun eigen discipline in gang. Het aanbod van acute zorgverlening vangt per definitie aan bij de meldkamer wanneer ambulance hulpverlening noodzakelijk lijkt. De centralist van de ambulancezorg heeft om die reden een centrale plaats in deze richtlijn. Er zijn op dit moment (2010) nog centralisten met twee verschillende opleidingsniveau’s: Verpleegkundig centralisten: Gediplomeerd verpleegkundige, met de SOSA-opleiding tot verpleegkundig meldkamercentralist en bij voorkeur aangevuld met ervaring in de spoedeisende zorg verlening (IC/CCU/SEH/Ambulance). Niet-verpleegkundig centralisten: Opgeleid op MBO-niveau. De meldkamer is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de te verlenen dienstverlening,
b.
Ambulancedienst
De ambulancedienst, onder auspiciën van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) als vergunninghouder in de regio, onverwijld direct medisch handelen vereist is , is verantwoordelijk voor de behandeling voorafgaande aan het vervoer, het vervoer en de tijdens het vervoer te verlenen zorg van de patiënt. Voor de medisch inhoudelijke aspecten van de ambulancezorg van de patiënt is de Medisch Manager Ambulancezorg (MMA) eindverantwoordelijk. De ambulanceverpleegkundige, is verantwoordelijk voor de zorg ter plaatse en/of het vervoer. Zo nodig kan de ambulanceverpleegkundige ruggespraak houden met de MMA, die 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar is. 1
Een ambulanceverpleegkundige beschikt SOSA het diploma ambulanceverpleegkundige . Een ambulancechauffeur heeft een MBO werk- en denkniveau, een geldig EHBO- en reanimatiediploma en het SOSA-diploma ambulancechauffeur.
1
De Wet Big getroffen Besluit Functionele Zelfstandigheid, kent zelfstandige bevoegdheden toe aan de ambulanceverpleegkundige (* zie Besluit Functionele Zelfstandigheid,. Oktober 1997, hoofdstuk 2).
© 2012, Erasmus MC
Pagina 4/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
Een Medisch Manager Ambulancezorg (MMA) De medische verantwoordelijkheid voor de te leveren en de geleverde zorg is integraal binnen de organisatie ingebed binnen het functiegebied ‘medisch management’. Hierbij is binnen het functiegebied van het medisch management de Medisch Manager Ambulancezorg (MMA) verantwoordelijk voor de medisch-inhoudelijke aspecten van de ambulancezorg. Hierbij wordt aan het functiegebied ‘medisch management’ vorm gegeven conform de sectorale uitgangspunten zodanig dat: • de kwaliteit van de medisch inhoudelijke aspecten van de ambulancezorgverlening is geborgd; • er toezicht is op de bekwaamheid van ambulancezorgverleners, op de ambulancevoertuigen en op de meldkamer voor ambulancezorg (MKA); de eindverantwoordelijkheid voor het medisch management in handen is van een arts, • die formeel de opdrachtgever is voor het uitvoeren van voorbehouden en risicovolle handelingen in het kader van de Wet BIG en voor de toepassing van protocollen daarbij. er een beschikbaarheid wordt gegarandeerd van 7 x 24 uur, voor consultatie. •
c. Mobiel Medisch Team Het Mobiel Medisch Team (MMT) komt ter plaatse wanneer mogelijk meer nodig is dan verpleegkundige zorg. Het MMT beschikt over een helikopter of een speciaal toegerust voertuig. Het team bestaat uit een gespecialiseerde arts, een gespecialiseerde verpleegkundige en een piloot.
Een MMT verpleegkundige is een ervaren ambulance- of SEH verpleegkundige, die voor het MMT werk, zowel medisch als vliegoperationeel, intern opgeleid wordt. Een MMTarts is een anesthesioloog of een traumachirurg die voor het MMT werk extra intern is opgeleid.
Geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR) De GHOR kent zogenoemde Officieren van Dienst, die bij een opgeschaalde situatie (grotere ongevallen, rampen e.d.) worden ingeschakeld om op de plaats van het incident de hulpverlening te coördineren.
d.
Een Officier van Dienst Geneeskundig (OvDG) heeft een HBO werk- en denkniveau en moet de OvDG-opleiding van de GHOR Academie hebben gevolgd. De OvDG heeft aantoonbare leidinggevende of coördinerende ervaring en heeft kennis met betrekking tot de organisatie van de openbare en patiëntgerichte gezondheidszorg in het bijzonder de processen van de spoedeisende medische hulpverlening. Een Commandant van Dienst Geneeskundig (CvDG). De CvDG neemt bij GRIP zitting in het Commando Plaats Incident (CoPI) en is op plaats incident eindverantwoordelijk voor alle geneeskundige processen (spoedeisende medische hulpverlening, preventieve openbare gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening). De CvDG geeft leiding aan een of meerdere OvDG’s.
© 2012, Erasmus MC
Pagina 5/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
3 Verzoeken om ambulancezorg Een ieder kan een verzoek om ambulancezorg en/of vervoer per ambulance indienen, zoals: de betrokkene in medische nood zelf Passanten, familieleden en andere betrokkenen via het alarmnummer 1-1-2 (niet medici); c) zorgverleners uit de eerstelijnsgezondheidszorg (b.v. huisarts of verloskundige) d) Ziekenhuizen; e) Politie en brandweer a) b)
2012, Erasmus MC.
Pagina 6/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
4 Kernpunten van de verantwoordelijkheidsverdeling a. Centralist meldkamer De centralist neemt in een zeer kort tijdsbestek de beslissing of en zo ja welke inzet van de ambulancedienst nodig en/of hoe de hulpvraag anderszins wordt afgehandeld (bv inschakelen van een ketenpartner zoals de huisarts). De centralist is verantwoordelijk voor deze zogenoemde triage. Zodra de ambulance op de plek van het incident is gearriveerd neemt de ambulanceverpleegkundige de verantwoordelijkheid tav de te leveren hulpverlening over van de centralist. Indien naar het oordeel van de ambulanceverpleegkundige meer of andersoortige hulp nodig is, schakelt hij de centralist in om dit uit te voeren. De centralist bepaalt hoe die hulp wordt geactiveerd. De centralist kan te allen tijde de MMA raadplegen bij medische vragen.
Overdracht De overdracht van de zorg tussen twee hulpverleners is van wezenlijk belang voor de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening. Iedere hulpverlener, ongeacht opleiding en ervaring, is bij de overdracht gelijk. Bij het moment van overdracht dient duidelijk te zijn dat de verantwoordelijkheid voor de patiënt wordt overgedragen. Indien dat niet duidelijk is moet dit expliciet worden gemaakt met de mededeling van volgende aard:“ik draag hierbij de verantwoordelijkheid aan jou over”. Waarop degene aan wie wordt overgedragen antwoordt met “ik neem de verantwoordelijkheid voor deze patiënt nu van jou over”. De overdracht moet altijd gepaard gaan met een duidelijke informatieverstrekking over de aard en toedracht van de patiënt, volgens het MIST principe:” M: Mechanism of Injuries I: Injuries found and suspected S: Signs T: Treatment given Daarmee gaat de gehele (medisch inhoudelijke en de juridische) verantwoordelijkheid over van de ene hulpverlener op de andere, onverlet latende de eigen professionele verantwoordelijkheid van de overdragende hulpverlener voor zijn handelen tot aan het tijdstip van de overdracht. Indien een medicus, een verloskundige of een paramedicus een patiënt heeft overgedragen aan de ambulanceverpleegkundige of het MMT, eindigt zijn verantwoordelijkheid op het moment dat de overdracht is afgerond. De ambulanceverpleegkundige en/of de MMT-arts kan de overdragende medicus of verloskundige nadien als informant raadplegen, maar de eindverantwoordelijkheid voor de patiënt blijft bij de ambulanceverpleegkundige en/of de MMT-arts, aan wie de zorg is overgedragen. De eindverantwoordelijkheid van de ambulanceverpleegkundige eindigt op het moment na afronding overdracht aan een andere medicus of verpleegkundige. Ook bij die overdracht horen de mededelingen over en weer, die hierboven zijn weergegeven. De ambulanceverpleegkundige mag c.q. moet een opdracht weigeren, indien hij van oordeel is dat vervoer zonder begeleiding door een ter zake kundige onverantwoord is en/of een adequaat niveau van zorg op de plaats van bestemming niet is gewaarborgd (LPA protocol 5.13 Overplaatsing). De ambulanceverpleegkundige pleegt, indien nodig, in dit soort situaties overleg met de MMA. In dat geval heeft de overdragende medicus de keus hetzij zelf met de ambulance mee te gaan, hetzij een daartoe bekwame vervanger te regelen.
© 2011, Erasmus MC
Pagina 7/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
b. Inschakeling MMT-team, primaire inzet Zodra het MMT is ingeschakeld, bestaat er betrokkenheid van de MMT-arts. Ter plaatse 2 neemt de MMTarts (na overdracht ) de eindverantwoordelijk voor de medische zorg over van de ambulanceverpleegkundige. Tijdens het aanvliegen of aanrijden, is de MMT arts beschikbaar voor advies. Indien na inschakeling van het MMT, de op een eerder tijdstip ter plaatse aangekomen ambulanceverpleegkundige redenen ziet om de verdere inschakeling van het MMT achterwege te laten, neemt hij contact op met de MMT-arts. Vervolgens moet de MMT-arts zich op grond van de door de ambulanceverpleegkundige aangedragen informatie van vergewissen of de inzet van het MMT noodzakelijk blijft dan wel dat die kan worden afgebroken. Deze informatieoverdracht vindt plaats aan de hand van : M: Mechanism of Injuries I: Injuries found and suspected S: Signs T: Treatment given
Wanneer de MMT-arts na aanvullend overleg en op grond van de hem aangereikte informatie uit de situatierapportage besluit om toch ter plaatse te gaan, deelt hij deze beslissing mee aan de ambulanceverpleegkundige met opgaaf van redenen. De ambulanceverpleegkundige blijft verantwoordelijk tot de overdracht aan de MMTarts. Als de patiënt reeds transportgereed is kan een rendez-vous worden afgesproken om delay te voorkomen. Ook kan na overleg de MMT-arts adviseren een ’scoop and run’ transport uit te voeren en de komst van het MMT niet af te wachten. Indien de MMT-arts besluit terug te keren, blijft de ambulanceverpleegkundige verantwoordelijk voor de zorg. De MMTarts kan, op basis van de gevraagde en verstrekte informatie (door de ambulance-verpleegkundige), medeverantwoordelijk worden gehouden voor zijn beslissing en de eventuele gevolgen daarvan, om terug te keren. De ambulanceverpleegkundige draagt zorg voor een zorgvuldige rapportage van de inzet en de cancel ten behoeve van evaluatie. c. Inschakeling MMTteam, secundaire inzet Indien het MMT in eerste aanleg niet is ingeschakeld en de ambulanceverpleegkundige acht inzet van het MMT alsnog noodzakelijk, neemt hij contact op met de meldkamer. De centalist zet alsnog het MMT in. De ambulanceverpleegkundige blijft verantwoordelijk voor de zorg tot de MMT-arts ter plaatse is aangekomen.
Rotterdam januari 2012
2
tenzij onverwijld direct medisch handelen vereist is.
© 2012, Erasmus MC
Pagina 8/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
5
Afkortingen
GHOR
Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen
MKA
MeldKamer Ambulancezorg
MMA
Medisch Manager Ambulancezorg
MMT
Mobiel Medisch Team
ZWN
Zuid West Nederland
OvDG
Officier van Dienst Geneeskundig
CvDG
Commendant van Dienst Geneeskundig
MICU
Mobiel Intensive Care Unit
PICU
Paediatric Intensive Care Unit
M.I.S.T.
Mechanism of Injuries (M) Injuries found and suspected (I) Signs (S) Treatment given (T)
© 2012, Erasmus MC
Pagina 9/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
Bijlage 1: Verantwoording voor de totstandkoming van de richtlijn
1. Totstandkoming Het Traumacentrum heeft in samenwerking met de afdeling juridische zaken een concept richtlijn opgesteld. Dit concept is diverse malen in verschillende gremia besproken. De gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in een tweede concept, dat opnieuw in het Traumaplatform is afgestemd en met de traumacentra die grenzen aan de regio ZWN. Na die bespreking is de richtlijn definitief gemaakt en aan de Raad van Bestuur van het Erasmus MC aangeboden, om ter vaststelling in het ROAZ te brengen. De richtlijn is voorgelegd aan de Inspectie Gezondheidszorg.
2. Betrokken zorgaanbieders De initiatiefnemers achtten het van groot belang te komen tot consensus met alle betrokken zorgaanbieders in de regio. De regio omvat de ambulancezorg in de drie regio’s (Rotterdam Rijnmond, Zuid Holland Zuid en Zeeland). Daarnaast zijn de Traumacentra West en het Traumacentrum Brabant gevraagd hiermee in te stemmen voor wat betreft de grensoverschrijdende zorg en de inzet van het MMT. Bijlage 2a bevat een overzicht van de organisaties en personen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de richtlijn. Deze organisaties onderschrijven de voorliggende richtlijn. 3. De aard van de richtlijn De richtlijn is een afspraak tussen de betrokken zorgaanbieders waarin de verantwoordelijkheden van de zorgverleners zijn vastgelegd. De inhoud van de richtlijn is getoetst aan de relevante wetgeving. Deze richtlijn is in lijn met de huidige wet en regelgeving. 4. Actualisering richtlijn De initiatiefnemer tot het opstellen van de richtlijn (Het Traumacentrum ZWN) heeft op zich genomen de richtlijn up-to-date te houden. Iedere betrokkene die meent dat de richtlijn aanpassing behoeft, bijvoorbeeld als gevolg van te wijzigen regelgeving, is bevoegd - en wordt daartoe nadrukkelijk uitgenodigd - dit te melden bij het Traumacentrum ZWN. De richtlijn is beschikbaar op www.tczwn.nl
5. Verantwoording Dit document is ontwikkeld in het Acute zorg netwerk Noord Nederland en met hun toestemming door het Traumacentrum Zuid West Nederland aangepast voor de regio Zuid West Nederland (waar ook de regio’s Hollands Midden, Haaglanden en Midden West Noord Brabant toebehoren voor wat betreft de inzetten van het MMT). Ook is gebruik gemaakt van de richtlijn uit de Regio Noord West Nederland.
© 2012, Erasmus MC
Pagina 10/11
Datum: januari 2012 Titel: Verantwoordelijkheid Ter Plaatse Regio ZWN
Bijlage 2: Overzicht van de organisaties en personen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de richtlijn: Opstellers: Robert Jan Houmes, medisch coordinator MMT Wim Thies, chief nurse MMT Mr Marie José Blondeau, jurist Erasmus MC Els van der Wallen, manager TC ZWN Voor consultatie en instemming voorgelegd aan: Mw. M. Biekart, Medisch Manager Ambulancezorg, Regio Rotterdam Rijnmond Dhr. F. Weijschede, Medisch Manager Ambulancezorg, Regio Zuid Holland Zuid Dhr. R. Meppelder, directeur Zorg, Connexxion, regio Zeeland Dhr. H. van der Pas, Medisch Manager Ambulancezorg, Brabant MWN Dhr. J. de Nooij, Medisch Manager Ambulancezorg, regio Holland Midden Dhr. T. Eckhardt, Medisch Manager Ambulancezorg, regio Haaglanden Ter vaststelling voorgelegd in de volgende overlegvormen: Het Traumaplatform van 19 maart van het Traumacentrum Zuid West Nederland Het XXXXX van <XXXX> van het Traumacentrum Brabant Het XXXXX van <XXXX> van het Traumacentrum West
Ondertekening: Hoofd Traumacentrum West: Prof. Dr. I.B. Schipper
Hoofd Traumacentrum Brabant: Dr. M.Verhofstad:
Hoofd Traumacentrum Zuid West Nederland: Dr. D. Den Hartog
© 2012, Erasmus MC
Pagina 11/11