NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten
Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten Onderbouwing Uitgangsvragen Wat zijn de risicofactoren voor het ontstaan van pestgedrag (pesten en gepest worden) op het niveau van het kind, de ouder(s) en de omgeving, inclusief culturele aspecten en diversiteit? Zijn er kenmerken bij jonge kinderen (0 -4 jaar) en hun ouders die later pestgedrag kunnen voorspellen?
Conclusies risicofactoren voor gepest worden
Pag 1 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten Niveau 1 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3 3 3
Conclusie Het is aangetoond dat internaliserende problemen – zoals angst, depressie en teruggetrokkenheid – samengaan met een vergrote kans om in de daaropvolgende periode gepest te worden. Het is waarschijnlijk dat kinderen met overgewicht en obesitas vaker worden gepest. (Jongens: OR = 1,5; meisjes: OR = 1,5.) Het is waarschijnlijk dat kinderen met ADHD vaker worden gepest (OR = 8,8 - 10,8). Het is aannemelijk dat kinderen die thuis worden mishandeld of verwaarloosd vaker worden gepest (OR = 1,7).
Literatuur A1. Reijntjes, 2010 A2. Griffiths, 2006 B. Analitis, 2009 B. Holmber, 2008 B. Nordhagen, 2005 A2. Bowes, 2009 B. Shields, 2001 B. Mohapatra, 2010
Er zijn aanwijzingen dat jongeren een groter risico lopen om te worden gepest als zij uit gezinnen komen waar ouders veel in B. Baldry, 2005 conflict met elkaar zijn en waar ouders autoritair opvoeden en vaak straffend handelen. Er zijn aanwijzingen dat er meer gepest wordt op grotere scholen. A2. Bowes, 2009 Er zijn aanwijzingen dat homoseksuele kinderen vaker worden B. Birkett, 2009 gepest. B. Bejerot, 2011 Er zijn aanwijzingen dat motorisch onhandige kinderen vaker B.Janssen, 2011 B. gepest worden (OR = 3,6). Jaspers, 2012 Er zijn aanwijzingen dat prematuur geboren kinderen en kinderen B. Nadeau, 2009 met cerebrale parese vaker worden gepest. Er zijn aanwijzingen dat kinderen die stotteren vaker worden B. Davis, 2002 gepest en afgewezen door medeleerlingen. Er zijn aanwijzingen dat kinderen met autisme vaker gepest (29% vs. 9%) en buitengesloten (28% vs. 9%) worden in vergelijking B. Twyman, 2010 met kinderen zonder autisme. Er zijn aanwijzingen dat kinderen met een lage B. Nordhagen, 2005 sociaaleconomische achtergrond vaker worden gepest (OR = 1,1 B. Due, 2009 - 1,4). B. Vervoort, 2010 B. Er zijn aanwijzingen dat kinderen uit etnische minderheden niet Spriggs, 2007 B. vaker worden gepest. Wolke, 2001
Pag 2 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten
Conclusies risicofactoren om te pesten Niveau 2 2 2
3 3 3
3 3
Conclusie Het is aannemelijk dat kinderen met ADHD vaker andere kinderen pesten in vergelijking met kinderen zonder ADHD (OR = 2,4 - 3,9). Het is aannemelijk dat jongens met obesitas vaker andere kinderen pesten (OR = 1,7). Het is aannemelijk dat mishandelde of verwaarloosde kinderen vaker zelf actief pesten (OR = 1,8 - 2,3). Er zijn aanwijzingen dat kinderen zelf vaker pesten als zij uit gezinnen komen met veel ouderlijke conflicten en autoritair opvoedende en vaak straffende ouders. Er zijn aanwijzingen dat kinderen van alleenstaande ouders een groter risico lopen om zelf actief te pesten (OR = 1,4) Er zijn aanwijzingen dat jongeren op het vmbo vaker pesten dan jongeren op de havo/het vwo. Jongeren met een lage SES-achtergrond hebben een grotere kans om andere kinderen te pesten. Er zijn aanwijzingen dat jongeren met een lage SESachtergrond een grotere kans hebben om andere kinderen te pesten.
Literatuur B. Holmberg, 2008 B. Nordhagen, 2005 B. Montes, 2007 A2. Griffiths, 2006 A2. Bowes, 2009 B. Shields, 2001 B. Mohapatra, 2010 B. Duke, 2010 B. Baldry, 2005 B. Nordhagen, 2005 B. Mooij, 1998
B. Jansen, 2011
B. Vervoort, 2010 B. Er zijn aanwijzingen dat kinderen uit etnische minderheden Spriggs, 2007 B. Wolke, niet vaker andere kinderen pesten. 2001
Conclusies beschermende factoren
Pag 3 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten Niveau 3 3 3
Conclusie Er zijn aanwijzingen dat veel warmte binnen het gezin en een positieve thuissituatie een beschermende werking kunnen hebben tegen de negatieve gevolgen van pesten. Er zijn aanwijzingen dat kinderen uit tweeoudergezinnen minder vaak betrokken zijn bij pesten of gepest worden. Er zijn aanwijzingen dat kinderen met (verdedigende) vrienden minder frequent gepest worden en minder last hebben van de negatieve gevolgen van pesten.
Literatuur B. Bowes, 2010 B. Jansen,2011 B. Hodges, 1999 B. Saino, 2011
Risicofactoren voor gepest worden Risicofactoren voor gepest worden - kindfactoren Angst, depressie en teruggetrokken gedrag Reijntjes beschrijft in een review van 18 cohortonderzoeken de relatie tussen internaliserende problemen (o.a. angst, depressie, teruggetrokken verlegen gedrag) en pesten (Reijntjes et al., 2010). Deze review richt zich specifiek op longitudinale onderzoeken zodat er een betere interpretatie kan worden gegeven aan de richting van de causale verbanden, namelijk of internaliserende problemen voorafgaan aan pesten of dat internaliserende problemen een gevolg zijn van pesten. In de meta-analyse van de resultaten worden de gegevens van 13.978 jongeren betrokken. De resultaten van de verschillende onderzoeken laten zien dat internaliserende problemen zoals depressie, angst en teruggetrokkenheid bij kinderen de kans om te worden gepest vergroten. De effectgrootte hiervan is klein tot middelgroot. Obesitas Griffiths onderzocht in een prospectieve cohortstudie de relatie tussen obesitas en pesten (Griffiths, Wolke, Page & Horwood, 2006). Zowel jongens als meisjes met obesitas liepen een verhoogd risico om later gepest te worden. Ook uit een crosssectioneel onderzoek van Analitis kwam naar voren dat kinderen met overgewicht en obesitas vaker worden gepest (Analitis et al., 2009). ADHD Holmberg onderzocht de relatie tussen ADHD en pesten (Holmberg & Hjern, 2008). Uit dit crosssectionele onderzoek kwam naar voren dat kinderen met ADHD vaker worden gepest. Eenzelfde associatie werd gevonden in een crosssectioneel onderzoek van Nordhagen, waaruit Pag 4 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten naar voren kwam dat hyperactieve kinderen een grotere kans (OR = 8,8 - 10,8) liepen om te worden gepest (Nordhagen et al., 2005). Motorisch onhandige en prematuur geboren kinderen Bejerot onderzocht de relatie tussen motorische onhandigheid en gepest worden. Uit het retrospectieve onderzoek kwam naar voren dat kinderen die minder goed presteerden tijdens de gymnastieklessen een veel grotere kans liepen om te worden gepest (Bejerot, Edgar & Humble, 2011). In een Nederlands onderzoek van Janssen onder 11- tot 14-jarige tieners komt naar voren dat retrospectief gemeten slecht motorisch functioneren op 4- en 5-jarige leeftijd samenging met vaker gepest worden op 11- tot 14-jarige leeftijd (Jansen, Veenstra, Ormel, Verhulst & Reijneveld, 2011). Uit ditzelfde onderzoek kwam ook naar voren dat kinderen die op jonge leeftijd (voor hun 4e jaar) motorisch onhandig waren, vaker op 10- tot 12-jarige leeftijd werden genegeerd door hun leeftijdsgenoten (Jaspers, 2012). Uit onderzoek van Nadeau komt naar voren dat prematuur geboren kinderen en kinderen met cerebrale parese veel vaker gepest worden (Nadeau & Tessier, 2009). Dit laatste kan komen door een bepaald gevolg van prematuriteit en cerebrale parese, namelijk de motorische onhandigheid. Stotteren Uit crosssectioneel onderzoek van Davis onder 8- tot 14-jarige kinderen komt naar voren dat kinderen die stotteren vergeleken met kinderen die niet stotteren vaker door hun klasgenoten worden aangemerkt als ‘gepeste’ kinderen (38% vs. 11%). Kinderen die stotteren werden door medeleerlingen tweemaal zo vaak beoordeeld als ‘verworpen’ (44% vs. 19%) en veel minder vaak als ‘populair’ (6% vs. 26%) in vergelijking met kinderen die niet stotteren (Davis, Howell & Cooke, 2002). Autisme Uit een crosssectioneel onderzoek van Twyman komt naar voren dat kinderen met autisme vaker worden gepest dan kinderen zonder autisme (29% vs. 9%). Kinderen met autisme werden ook vaker buitengesloten (28% vs. 9%) (Twyman et al., 2010). Etniciteit In verschillende onderzoeken is gekeken naar de invloed van etniciteit op pestgedrag. Uit een Nederlands onderzoek van Vervoort komt naar voren dat kinderen van etnische minderheden minder vaak worden gepest en dat er geen verschil is in actief pesten tussen kinderen van de etnische minderheid en de etnische meerderheid in een klas (Vervoort, Scholte & Overbeek, 2010). Verder kwam naar voren dat er meer kinderen worden gepest in etnisch gevarieerde klassen. In een onderzoek van Spriggs onder jongeren in de VS komen geen grote verschillen in prevalentie van pesten en gepest worden tussen verschillende etnische groepen naar voren (Spriggs, Iannotti, Nansel & Haynie, 2007). Ook in Brits onderzoek van Wolke komt naar voren Pag 5 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten dat kinderen uit etnische minderheden niet vaker worden gepest (Wolke, Woods, Stanford & Schulz, 2001). Homoseksualiteit Uit een onderzoek van Birkett komt naar voren dat homoseksuele kinderen een groter risico lopen om te worden gepest. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat op scholen met een positief schoolklimaat dit risico minder groot is (Birkett, Espelage & Koenig, 2009). Cyberpesten Uit de literatuur komen geen duidelijke risicofactoren naar voren die specifiek gerelateerd zijn aan cyberpesten. Uit een onderzoek van Wang naar verschillende vormen van pesten, waaronder cyberpesten, komt wel naar voren dat cyberpesten vaak samengaat met andere vormen van pesten (Wang, Lannotti, Luk & Nansel, 2010). Salmivalli (2011) geeft aan dat cyberpesten een sterke overlap in prevalentie vertoond met traditioneel pesten. Risicofactoren voor gepest worden – ouderfactoren Mishandeling/verwaarlozing Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat mishandelde of verwaarloosde kinderen een groter risico lopen om te worden gepest. Shields vond in een crosssectionele studie dat verwaarloosde kinderen vaker werden gepest (Shields & Cicchetti, 2001). In een crosssectioneel onderzoek van Mohapatra kwam naar voren dat meisjes waarvan de ouders in contact waren met de kinderbescherming (Child Protective Services) vaker werden gepest (Mohapatra et al., 2010). Bowes vond in een crosssectioneel onderzoek dat kinderen die het slachtoffer waren van kindermishandeling of waarbij sprake was van huiselijk geweld vaker gepest werden (Bowes et al., 2009). Meer agressie en conflict binnen het gezin Uit een crosssectioneel onderzoek onder adolescente jongens van Baldry kwam naar voren dat in gezinnen met ouders die veel in conflict waren en ouders met een autoritaire opvoedstijl die vaak straffend handelen de kinderen een groter risico liepen om gepest te worden (Baldry & Farrington, 2005). Lage sociaaleconomische status Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status vaker betrokken zijn bij pestgedrag. In onderzoek van Due kwam ook naar voren dat een lage sociaaleconomische status samenging met vaker gepest worden (Due et al., 2009). Uit het Nederlandse longitudinale TRAILS-onderzoek kwam naar voren dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische achtergrond een grotere kans hebben om gepest te Pag 6 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten worden (Jansen et al., 2011). Risicofactoren voor gepest worden - omgevingsfactoren Schoolgrootte Er zijn relatief weinig onderzoeken die ingaan op het type school en het aantal gepeste leerlingen. In een longitudinaal cohortonderzoek van Bowes kwam naar voren dat pesten vaker voorkomt op grotere scholen (Bowes et al., 2009).
Risicofactoren om te pesten Risicofactoren om te pesten - kindfactoren ADHD Holmberg onderzocht de relatie tussen ADHD en pesten (Holmberg & Hjern, 2008). Uit dit crosssectionele onderzoek kwam naar voren dat kinderen met ADHD vaker andere kinderen pesten. Eenzelfde resultaat werd gevonden in een crosssectioneel onderzoek door Nordhagen, waarbij hyperactieve kinderen een grotere kans liepen om anderen te pesten (Nordhagen et al., 2005). In een crosssectioneel onderzoek van Montes komt naar voren dat kinderen met ADHD veel vaker andere kinderen pesten in vergelijking met kinderen zonder ADHD (Montes & Halterman, 2007). Uit dit onderzoek kwam verder naar voren dat kinderen met ADHD én autisme een nog hoger risico hadden om zelf andere kinderen te pesten. Obesitas Griffiths onderzocht in een prospectieve cohortstudie de relatie tussen obesitas en pesten. De resultaten gaven aan dat jongens met overgewicht een verhoogd risico hadden om later andere kinderen te pesten. Bij meisjes werd dit verhoogde risico niet gevonden (Griffiths et al., 2006). Autisme Uit een crosssectioneel onderzoek van Twyman komt naar voren dat kinderen met autisme niet vaker andere kinderen pesten (7% vs. 7%) in vergelijking met kinderen zonder autisme (Twyman et al., 2010). In een crosssectioneel onderzoek van Montes komt naar voren dat kinderen met autisme én ADHD een hoger risico hadden om zelf andere kinderen te pesten (Montes & Halterman, 2007). Risicofactoren om te pesten – ouderfactoren Mishandeling/verwaarlozing Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat mishandelde of verwaarloosde kinderen een groter risico lopen om zelf te pesten. Uit het crosssectionele onderzoek van Shields komt naar voren dat verwaarloosde kinderen vaker pesten (Shields & Cicchetti, 2001). In een Pag 7 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten crosssectioneel onderzoek van Mohapatra kwam naar voren dat zowel jongens als meisjes waarvan de ouders in contact waren gekomen met de kinderbescherming (Child Protective Sevices) vaker zelf actief pesten (Mohapatra et al., 2010). Ook Duke vond in een crosssectioneel onderzoek dat jongeren die aangaven vroeger te zijn misbruikt of mishandeld vaker zelf pesten (Duke, Pettingell, McMorris & Borowsky, 2010). Bowes vond ook dat kindermishandeling en huiselijk geweld samengingen met vaker pesten (Bowes et al., 2009). Meer agressie en conflict binnen het gezin Uit crosssectioneel onderzoek van Baldry kwam naar voren dat in gezinnen met ouders die veel in conflict waren en ouders die een autoritaire opvoedstijl hanteren en vaak straffend handelen de kinderen vaker zelf actief pesten (Baldry & Farrington, 2005). Alleenstaande ouders Nordhagen vond in een crosssectioneel onderzoek dat kinderen van alleenstaande ouders een groter risico lopen om zelf actief te pesten (Nordhagen et al., 2005). Lage sociaaleconomische status Uit het Nederlandse longitudinale TRAILS-onderzoek kwam naar voren dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische achtergrond een grotere kans hebben om andere kinderen te pesten (Jansen et al., 2011). Nordhagen vond dat kinderen van laagopgeleide ouders vaker zelf pesten (Nordhagen et al., 2005). Risicofactoren om te pesten – omgevingsfactoren Schoolniveau Jongeren in het voortgezet onderwijs pesten vaker als zij op een lager niveau onderwijs (vmbo) zitten in vergelijking met jongeren op een hoger type onderwijs (havo/vwo) (Mooij, 1998).
Beschermende factoren Beschermende factoren bij gepeste en pestende kinderen Uit de literatuur is ook een aantal beschermende factoren bekend. Uit het onderzoek van Bowes komt naar voren dat warmte binnen het gezin en een positieve emotionele thuissituatie een beschermende werking kunnen hebben tegen de negatieve emotionele gevolgen bij kinderen die worden gepest (Bowes, Maughan, Caspi, Moffitt & Arseneault, 2010). Uit het Nederlandse longitudinale TRAILS-onderzoek komt naar voren dat jongeren uit tweeoudergezinnen minder vaak betrokken zijn bij pestgedrag (Jansen et al., 2011). Verder komt uit de literatuur naar voren dat het hebben van (verdedigende) vrienden een beschermende factor is, zowel voor het risico om gepest te worden als voor de negatieve Pag 8 van 9
NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Pesten gevolgen van pesten zoals internaliserende problemen (Hodges et al., 1999; Sainio et al., 2011).
Referenties Referentielijst
Pag 9 van 9