Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015
23 april 2015
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 |
[email protected] | www.nvao.net
Inhoud 1
Inleiding
3
2
Algemene bepaling
3
3
Onderscheidende kenmerken van onderzoeksmasters
3
4
Aandachtspunten voor onderzoeksmasters in de kritische reflectie of het
4
informatiedossier voor een Toets nieuwe opleiding
pagina 2
4.1 Programma
4
4.2 Instroom (bij bestaande opleiding)
4
4.3 Instroom (bij nieuwe opleiding)
4
4.4 Academische context
4
5
Documentatie
5
6
Proces
5
6.1 Panelsamenstelling
5
6.2 Indiendatum van de aanvraag
5
NVAO | Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf sept 2015 | 23 april 2015
1 Inleiding De onderzoeksmasters (research masters) worden met ingang van 1 september 2015 niet langer beoordeeld door commissies van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en ingepast in de reguliere systematiek voor opleidingsbeoordelingen. Vanaf dat moment gelden voor deze opleidingen de bepalingen van het reguliere accreditatiekader. Instellingen zullen zelf de beoordeling opzetten en een commissie daarvoor samenstellen. Zij zijn vrij hierbij de KNAW in te schakelen. In aanvulling op de eisen die aan reguliere opleidingen worden gesteld, gelden voor onderzoeksmasters enkele onderscheidende kenmerken, die voortvloeien uit het specifieke onderzoeksgerichte karakter van deze opleidingen. In deze Richtlijn wordt hier nader op ingegaan. De NVAO houdt voor de beoordelingen van onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015 vast aan de in deze Richtlijn genoemde kenmerken en aandachtspunten.
2 Algemene bepaling Het uitgangspunt voor de beoordeling van onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015 zijn de standaarden van de beperkte of uitgebreide opleidingsbeoordeling of de beperkte of uitgebreide Toets nieuwe opleiding ten aanzien van wo-masteropleidingen in het accreditatiekader van 19 december 2014.
3 Onderscheidende kenmerken van onderzoeksmasters Onderzoekmasteropleidingen onderscheiden zich van reguliere masteropleidingen op de volgende punten, die in de beoordeling expliciet aan de orde komen: - Het beoogde eindniveau van de opleiding biedt aansluiting op trajecten die opleiden tot het verkrijgen van de doctorsgraad, en op functies waarin onderzoeksvaardigheden en -ervaring vereist zijn, die uitgaan boven hetgeen op grond van de gebruikelijke koppeling met onderzoek in wetenschappelijk onderwijs mag worden verwacht. - Het onderzoekskarakter van het programma is aantoonbaar, mede door vergelijking met een reguliere masteropleiding, en door vergelijkende plaatsbepaling in nationaal en internationaal perspectief. - De opleiding kent een omvang van 120 studiepunten en een wettelijke studieduur van twee jaar. - De opleiding hanteert bij de toelating tot de opleiding, met inachtneming van artikel 7.30b van de WHW, een zodanige selectie ten aanzien van de kennis en vaardigheden van de studenten, dat er een gerede verwachting is dat toegelaten studenten zullen voldoen aan de hoge eisen die de opleiding stelt en dat zij de opleiding met succes zullen afronden. - Evenwicht en samenhang tussen vakinhoud en onderzoeksbekwaamheden kenmerken het programma, in beide jaren. - Binnen de academische omgeving waarin de opleiding is ingebed, is er voldoende onderzoekscapaciteit van bewezen zeer goed tot uitstekend niveau, en is er aantoonbaar ervaring in het effectief opleiden en begeleiden van beginnende onderzoekers. - De opleiding wordt afgesloten met een substantiële proeve van onderzoeksbekwaamheid, die van waarde kan worden geacht in de desbetreffende wetenschappelijke discipline.
pagina 3
NVAO | Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf sept 2015 | 23 april 2015
4 Aandachtspunten voor onderzoeksmasters in de kritische reflectie of het informatiedossier voor een Toets nieuwe opleiding De opleiding presenteert ten behoeve van de beoordeling door het visitatiepanel een kritische reflectie over de opleiding, of, in geval van een Toets nieuwe opleiding, een informatiedossier. In de kritische reflectie of het informatiedossier voor onderzoeksmasters dient aandacht besteed te worden aan de volgende punten. 4.1
Programma Wanneer er sprake is van een buitenlands verblijf (bijv. uitwisseling) van studenten wordt een vermelding gegeven van de aard en de duur daarvan waarbij aandacht wordt besteed aan de wijze waarop studenten worden ingebed in buitenlandse programma’s en in hoeverre er financiële garanties zijn voor studenten.
4.2
Instroom (bij bestaande opleiding) Wat zijn de kenmerken van de instromende cohorten studenten? De kritische reflectie dient cijfermatige gegevens te bevatten over de in- en uitstroom met de vermelding van de man/vrouwverhouding. Wat waren de bacheloropleidingen van de instromende masterstudenten? Wat is het gemiddeld behaalde cijfer tijdens een relevante wetenschappelijke bacheloropleiding? Welk eindcijfer behaalden de instromende studenten voor hun bachelorthesis? Indien van toepassing bij een gehanteerde toelatingseis van de Engelse taalvaardigheid: wat was de minimale ondergrens en welke scores behaalden de studenten?
4.3
Instroom (bij nieuwe opleiding) Welke toelatingseisen hanteert de opleiding voor de instromende cohorten studenten? De beoordelingscommissie ontvangt graag cijfermatige gegevens over de verwachte instroom. Welke bacheloropleiding(en) geeft (geven) toegang tot de onderzoeksmaster? Hanteert de opleiding een minimaal gemiddeld cijfer dat behaald moet zijn tijdens een relevante wetenschappelijke bacheloropleiding? Hanteert de opleiding voor de instromende studenten een minimaal cijfer dat behaald moet zijn voor de bachelorthesis? Indien van toepassing bij een gehanteerde toelatingseis voor Engelse taalvaardigheid: wat is de ondergrens van de door studenten te behalen scores?
4.4
Academische context De “academische context” moet voor die groep(en) onderzoekers die daadwerkelijk bij de opleiding(en) betrokken is/zijn nader worden bezien. Van doorslaggevende betekenis is daarbij het oordeel van het visitatiepanel. Het panel zal op basis van de informatie die door de desbetreffende instelling wordt aangeleverd tot haar oordeel moeten komen. Die informatie bestaat onder meer uit rapportages uit onderzoeksvisitaties, uit beknopte CV’s van de bij de opleiding betrokken docenten, uit positionering in Graduate Schools of onderzoeksscholen, of andere bewijzen van een zeer goede onderzoekskwaliteit. In alle gevallen echter zal de NVAO slechts een positief besluit nemen als het visitatiepanel tenminste de kwalificatie “zeer goed” geeft aan de “academische context” waarin de opleiding wordt aangeboden.
pagina 4
NVAO | Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf sept 2015 | 23 april 2015
5 Documentatie Het visitatiepanel of, in geval van een Toets nieuwe opleiding, de beoordelingscommissie, ontvangt, in aanvulling op de verplichte bijlagen zoals omschreven in hoofdstuk 8 van het accreditatiekader, een toespitsing op de individuele en collectieve onderzoekskwaliteit in de vorm van de volgende (verplichte) documentatie: 1. Een opgave van de dragende en senior stafleden die actief betrokken zijn bij de onderzoeksmasteropleiding en te verwachten significante wijzigingen in de staf. De opgave dient voorzien te worden van een kort curriculum vitae (5-10 regels) en een opgave van vijf karakteristieke publicaties. 2. Een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de (top-)onderzoekers die betrokken zijn bij de opleiding ook daadwerkelijk een actieve en uitvoerende rol spelen in het programma. 3. Een overzicht van het aantal begeleide promovendi door de betrokken stafleden. 4. De meest recente gegevens van onderzoeksbeoordelingen (QANU, KNAW) en een omschrijving van de relatie tussen deze gegevens en de onderzoeksmasteropleiding, waaruit blijkt dat de betrokken onderzoeksgroepen aantoonbaar van zeer goed tot uitstekend niveau zijn. 5. Een opgave van actieve samenwerkingsverbanden met onderzoekseenheden in binnen- en buitenland, met een korte omschrijving van aard en omvang van deze verbanden (bijvoorbeeld Graduate Schools of onderzoekscholen). 6. Een overzicht van in open competitie verkregen substantiële subsidies door de bij de opleiding betrokken stafleden.
6 Proces 6.1
Panelsamenstelling Voor de samenstelling van een panel voor de beoordeling van onderzoeksmasters gelden de reguliere eisen zoals omschreven in het accreditatiekader in hoofdstuk 13. De samenstelling van het panel weerspiegelt het specifieke onderzoeksgerichte karakter van de opleiding: panelleden zijn onafhankelijke, wetenschappelijk gezaghebbende leden die kennis van en ervaring met onderwijsprocessen hebben.
6.2
Indiendatum van de aanvraag In de brief van 16 februari 2015 heeft de NVAO de instellingen gevraagd voor 15 april 2016 een voorstel te doen voor de indeling van de onderzoeksmasters in visitatiegroepen. De NVAO heeft vastgesteld dat, zolang nog geen besluit is genomen ten aanzien van indeling van onderzoeksmasteropleidingen in visitatiegroepen, instellingen tenminste acht maanden voor het aflopen van de accreditatietermijn van de opleiding een aanvraag om accreditatie indienen bij de NVAO, voorzien van een beoordelingsrapport zoals omschreven in het accreditatiekader. De termijn van acht maanden geldt voor alle onderzoeksmasters tot het moment dat de NVAO, met de indeling in visitatiegroepen, een indientermijn voor de visitatiegroep vaststelt.
pagina 5
NVAO | Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf sept 2015 | 23 april 2015