Richtinggevende uitspraken en argumenten 1. Eindverwerking Huishoudelijk Restafval (HRA). Uitspraak 01: Gunningscriterium HRA. De Limburgse gemeenten geven de voorkeur aan het gunningscriterium laagste prijs met harde minimumeisen voor duurzaamheid. Het gunningscriterium laagste prijs met harde minimumeisen zorgt er voor dat er over de gewenste duurzaamheid niet te onderhandelen valt. Het is de “lat” waar elke inschrijver aan moet voldoen. Duurzaamheid is voor de leden van ASL niet onderhandelbaar. Bij het gunningscriterium EMVI is mindere duurzaamheid wel onderhandelbaar en kan door prijs worden gecompenseerd. Daarom is dit gunningscriterium bij deze aanbesteding minder geschikt. Daarenboven geldt bij EMVI dat de vereiste proportionele onderbouwingsplicht complex is, wetenschappelijk van aard zal zijn, extra kostbaar is en de juridische kwetsbaarheid van de aanbesteding groter maakt. Uitspraak 02: Duurzaamheid HRA. De Limburgse gemeenten willen duurzaamheid bij HRA als volgt vastleggen: • Geen nadere eisen stellen dan de hoge nationale standaard voor CO2 emissie (800 – 1.400 kg CO2 per ton HRA). • Minimumeis voor energierendement AVI’s stellen op groter of gelijk aan 60 % (R1 status). • Mogelijkheid bieden om het na-scheiden van verpakkingen operationeel te maken. • Minimumeis t.a.v. voertuigen vastleggen op de actuele norm voor uitlaatgasemissie (TIER) bij aanvang van het contract. • Geen eisen stellen boven de wettelijk geldende eisen voor watervervoer en spoorvervoer. Duurzaamheid hoger vaststellen als de genoemde minimumeisen voor emissie en energierendement leidt tot snelle afname van de marktwerking. Door de hoge nationale standaard voor CO2 emissie als minimumeis te stellen worden minder presterende alternatieve verwerkingsvormen uitgesloten. Door de minimumeis voor energierendement te leggen op de grens van 60 % worden zwak presterende (buitenlandse) AVI’s uitgesloten. Op het aspect na-scheiden van verpakkingen wordt afzonderlijk ingegaan (uitspraak 3). Voor het transport per as wordt de hoogst geldende eis gesteld op het moment van contractaanvang. Uitspraak 3. Wel of niet na-scheiden verpakkingen / kunststof HRA. De Limburgse gemeenten willen een keuze maken voor een perceel met als uitgangspunt nascheiden van verpakkingen / plastic en een perceel zonder na-scheiden van verpakkingen plastic. Indien een perceel met na-scheiden niet mogelijk wordt voor aanvang contract voegt zich dit perceel bij het perceel zonder na-scheiden. De Limburgse gemeenten worden gevraagd om op 22 maart 2012 (ALV vaststelling van de aanbestedingsdocumenten) hun keuze definitief kenbaar te maken. De perceelindeling gaat uit van duidelijkheid over de positie van na-scheiding in het kader van het verpakkingenakkoord na 2012. Staatssecretaris Atsma verwacht dat hierover op hoofdlijnen in februari 2012 duidelijkheid ontstaat. Voor de uitwerking in het bestek is relevant of na-scheiding mogelijk wordt of dat wij uit moeten gaan van een traditioneel eindverwerkingsbestek. Hierbij betekent eindverwerking verbranden. In het laatste geval is een nadere perceelindeling wat betreft de verwerking niet aan de orde. In geval na-scheiden mogelijk wordt is dat natuurlijk wel aan de orde. Dit laatste is in het onderstaande uitgewerkt. Voor restafval geven de gemeenten aan of ze kiezen voor een perceel met of zonder na-scheiding. De keuze is bindend voor de hele contractperiode en bevat geen tussentijdse overstapmogelijkheid tussen het perceel verbranden en het perceel na-scheiding en verbranden. Hierdoor is voor de markt sprake van een eenduidige en zeker uitvraag. Perceel 1: Verbranden Bevat een traditioneel verbrandingscontract. De totaalprijs betreft voor verwerking, bulktransport en overslag.
Perceel 2: Na-scheiden en verbranden Voorafgaand aan het verbranden wordt door “na-scheiden” alle bruikbare verpakkingen uit het restafval gehaald en als materiaal / grondstof hergebruikt. De totaalprijs betreft (nadat verpakkingen / kunststof met na-scheiding HRA zijn verwijderd) de eindverwerking van het restproduct met bulktransport en overslag. Er wordt van uitgegaan dat 10% van de massa van het aangeboden HRA via na-scheiding als kunststof / verpakking kan worden teruggewonnen. Die hoeveelheid wordt vervolgens door de verwerker bij de gemeente gerapporteerd die op haar beurt deze aanmeldt bij Nedvang om in aanmerking te komen voor vergoeding door het Afvalfonds. Deze na-scheiding vindt plaats conform de certificering van Nedvang. Gemeenten verplichten zich richting de nascheider/verbrander om deze vergoeding aan hem door te geven als dekking voor de kosten van de dienstverlening. De na-scheider/verbrander verplicht zich om de nagescheiden/verbrandde tonnen niet in rekening te brengen bij de betreffende gemeente. Tussentijdse wijziging van de vergoedingen zijn voor risico van de na-scheider/verbrander. Het financiële voordeel voor gemeenten die voor dit perceel kiezen ligt in de zogenaamde vermijdingskosten, de door de verwerker niet in rekening te brengen tonnen (dat komt dus neer op ca. 10% van de “normale” eindverwerkingsprijs). Uitspraak 4: Social return HRA. De Limburgse gemeenten zien weinig kansen voor social return bij HRA en geven er de voorkeur aan om social return buiten de aanbesteding te houden. Wel vragen zij aandacht voor de aspecten van werkgelegenheid bij de overslagstructuur in Limburg. Social return is van groot belang voor de regio’s. Het proces van overslag, bulktransport en verwerking van HRA biedt echter weinig ruimte voor social return. Verwerken van HRA is arbeidsextensief en vereist vooral deskundigheden ten aanzien van procestechniek. De infrastructuur voor overslag blijft in Limburg behouden door de afstandsnorm van 25 km. In de contractafronding zal ruimte worden gezocht om in overleg met de winnaar social return een goede plaats te geven. Uitspraak 5: Prijsplafond HRA. De Limburgse gemeente geven de voorkeur aan het hanteren van een prijsplafond van € 80,= per ton voor HRA (verbranding) en € 72,= per ton voor HRA (na-scheiden en verbranden). Bij prijsvorming boven dit plafond zal beraad mogelijk zijn. De Limburgse gemeenten willen de huidige (lagere) marktprijs aan hun burgers doorgeven. De huidige contractant Attero heeft op basis van wijziging in de verwerkingsmethode een aangepaste prijs in het vooruitzicht gesteld. De Limburgse gemeenten hebben dit aanbod niet aanvaard. Door het noemen van een prijsplafond en het open houden van de mogelijkheid van beraad blijft de keuzeruimte in stand tot het moment van de gunning. Uitspraak 6: Regionale overslag HRA. De regio Parkstad heeft te kennen gegeven een eigen overslag te overwegen. Voor aanvang van de aanbesteding moet duidelijk zijn of deze regio een eigen overslag ook zal realiseren. Zo ja, dan ontstaan er 2 percelen. De Limburgse gemeenten worden gevraagd om op 22 maart 2012 (ALV vaststelling van de aanbestedingsdocumenten) hun keuze definitief kenbaar te maken. Het realiseren van een eigen overslag moet voorafgaand aan de aanbesteding duidelijk zijn. Het object van aanbesteding moet te allen tijde eenduidig zijn voor de inschrijvers. Gevolg van een keuze voor regionale overslag is dat er twee percelen ontstaan met potentieel twee contractanten, twee infrastructuren en twee contractprijzen. Dit kan nadelig zijn voor de prijsvorming van een of van beide percelen. Uitspraak 7: Contractduur HRA. De Limburgse gemeenten geven de voorkeur aan een contractduur voor HRA van 5 jaar met twee eenzijdige verlengingsopties van achtereenvolgens 3 jaar en 2 jaar. Het nadeel van kortere termijnen is dat investeringen versneld moeten worden afgeschreven (prijsverhogend). Een langere contractduur vermindert de flexibiliteit. In de ALV is aandacht gevraagd
voor flexibiliteit ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot duurzaamheid en verwerkingsmethoden zijn onderhandelbaar in het licht van een contractverlenging. Indien de contractant in de ogen van de Limburgse gemeenten onvoldoende inhoud geeft aan innovaties kan na 5 en 8 jaar tot een nieuwe aanbesteding worden besloten. Hiermee wordt de flexibiliteit van het contract over de periode van 10 jaar gewaarborgd. 2. Eindverwerking Groente-, Fruit- en Tuinafval (GFT). Uitspraak 08: Gunningscriterium GFT. De Limburgse gemeenten geven de voorkeur aan het gunningscriterium laagste prijs met harde minimumeisen voor duurzaamheid. Het gunningscriterium laagste prijs met harde minimumeisen zorgt er voor dat er over de gewenste duurzaamheid niet te onderhandelen valt. Het is de “lat” waar elke inschrijver aan moet voldoen. Duurzaamheid is voor de leden van ASL niet onderhandelbaar. Bij het gunningscriterium EMVI is mindere duurzaamheid wel onderhandelbaar en kan door prijs worden gecompenseerd. Daarom is dit gunningscriterium bij deze aanbesteding minder geschikt. Uitspraak 09: Duurzaamheid GFT. De Limburgse gemeenten willen het huidige niveau van vergisten tenminste handhaven en geven er de voorkeur aan om een minimumeis te stellen van 40 % vergisting. Met betrekking tot transport gelden dezelfde voorkeuren als bij HRA: • Minimumeis t.a.v. voertuigen vastleggen op de actuele norm voor uitlaatgasemissie (TIER) bij aanvang van het contract. • Geen eisen stellen boven de wettelijk geldende eisen voor watervervoer en spoorvervoer. De verwerkingsstandaard voor GFT (zie LAP 2) is composteren. In Nederland wordt met behulp van SDE subsidies overgestapt naar de verwerkingsstandaard vergisten met na-composteren. Dit ritme wordt door subsidies bepaald en niet door individuele aanbestedingen. Extra eisen leidt (macro) dan ook niet tot meer vergisten maar kan wel leiden tot een hogere prijsstelling. In Limburg wordt momenteel ca. 40 % van het GFT al vergist (locatie Venlo). De voorkeur is om deze eis als minimumeis te hanteren. Hierdoor wordt er niet ingeleverd op de huidige praktijk van verwerking GFT. Uitspraak 10: Wel of geen perceel GFT met luiers. Totaal 4 Limburgse gemeenten (Roermond, Peel en Maas, Venray en Horst aan de Maas) overwegen de keuze om luiers gezamenlijk met GFT in te zamelen en te laten verwerken. Deze Limburgse gemeenten worden gevraagd om op 22 maart 2012 (ALV vaststelling van de aanbestedingsdocumenten) hun keuze definitief kenbaar te maken. Het laten vergisten van luiers en incontinentiemateriaal samen met GFT is in Nederland toegestaan (LAP2) maar dient op lokaal niveau beleidsmatig te worden verankerd. De combinatie GFT met luiers kent mogelijke voordelen vanuit het oogpunt van gebruikersgemak en ook een aantal nadelen. De marktwerking bij dit verwerkingsproces is beperkt (een of enkele aanbieders) en het verwerkingsproces vergt 100 % vergisten met het nascheiden van materialen die in compost ongewenst zijn. Landelijke ervaringen wijzen er op dat de verwerkingsprijs ca. € 3,50 per ton hoger ligt waardoor er geen reële verwachting is van een prijsvoordeel. In o.a. Duitsland is deze verwerkingswijze (GFT met luiers) verboden vanwege de aanwezigheid van menselijke fecaliën. Belangrijkste argumenten zijn hierbij de risico’s t.a.v. ARBO, ziekteverwekkers, antibiotica, verhoogde zinkgehaltes (babyzalf), nog onbekende effecten van vochtabsorbers, aanwezige plastics en medicijnresten. De stichting Regeling Handelsproducten Potgrond (RHP) verbiedt de afzet van potgrond met afkomst luiervergisting en na-compostering onder RHP keurmerk. Het kiezen voor een extra perceel voor GFT kan leiden tot 2 contractanten met 2 overslagstructuren en 2 contractprijzen. Voor eerdergenoemde gemeenten is een integrale gemeentelijke afweging van gebruiksgemak, duurzaamheid en kosten relevant. Uitspraak 11: Social return GFT. De Limburgse gemeenten zien weinig kansen voor social return bij GFT verwerking en geven er de voorkeur aan om social return buiten de aanbesteding te houden. Wel vragen zij aandacht voor de aspecten van werkgelegenheid bij de overslagstructuur in Limburg.
Social return is van groot belang voor de regio’s. Het proces van overslag, bulktransport en verwerking van GFT biedt weinig ruimte voor social return. Verwerken van GFT is arbeidsextensief en vereist vooral deskundigheden ten aanzien van procestechniek. De infrastructuur voor overslag blijft in Limburg behouden door de afstandsnorm van 25 km. In de contractafronding zal ruimte worden gezocht om in overleg met de winnaar social return een goede plaats te geven. Uitspraak 12: Prijsplafond GFT. De Limburgse gemeente geven de voorkeur aan het hanteren van een prijsplafond van € 40,= per ton voor GFT (40 % vergisten en nacomposteren) en € 43,25 per ton voor GFT met luiers (100 % vergisten en nacomposteren). Bij prijsvorming boven deze plafonds zal beraad mogelijk zijn. De verwachting van de Limburgse gemeenten is dat door aanbesteding een financieel voordeel te behalen moet zijn van meer dan 10 %. Limburgse gemeenten willen een lagere marktprijs aan hun burgers doorgeven. Bij onvoldoende resultaat kunnen de Limburgse gemeenten zich beraden op alsnog gunnen aan de laagste aanbieder of opteren voor het verlengen van het huidige contract. Door het noemen van een prijsplafond en het open houden van de mogelijkheid van beraad blijft de keuzeruimte in stand tot het moment van de gunning. Uitspraak 13: Regionale overslag GFT. De regio Parkstad heeft te kennen gegeven een eigen overslag te overwegen. Voor aanvang van de aanbesteding moet duidelijk zijn of deze regio een eigen overslag ook zal realiseren. Zo ja, dan ontstaat er een extra perceel. De Limburgse gemeenten worden gevraagd om op 22 maart 2012 (ALV vaststelling van de aanbestedingsdocumenten) hun keuze definitief kenbaar te maken. Het realiseren van een eigen overslag moet voorafgaand aan de aanbesteding duidelijk zijn. Het object van aanbesteding moet te allen tijde eenduidig zijn voor de inschrijvers. Gevolg van een keuze voor regionale overslag is dat er een extra perceel ontstaat met potentieel twee contractanten, twee infrastructuren en twee contractprijzen. Dit kan nadelig zijn voor de prijsvorming van een of van beide percelen. Uitspraak 14: Contractduur GFT. De Limburgse gemeenten verwachten relevante ontwikkeling in de markt van vergisten. Daarom geven zij de voorkeur aan een kortere contractduur voor GFT dan bij HRA. De voorkeur wordt gegeven aan een ritme dat bij HRA blijft aansluiten. Het ritme van een contractduur van 3 jaar met drie eenzijdige verlengingsopties van achtereenvolgens 2 jaar, 3 jaar en 2 jaar wordt de voorkeur gegeven. Het nadeel van kortere termijnen is dat investeringen versneld moeten worden afgeschreven (prijsverhogend). Een langere contractduur vermindert de flexibiliteit. In de ALV is aandacht gevraagd voor flexibiliteit ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen. Gezien de hogere verwachtingen voor innovaties bij GFT wordt de voorkeur gegeven aan een korter basiscontract met 3 mogelijkheden tot verlengen. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot duurzaamheid en verwerkingsmethoden zijn onderhandelbaar in het licht van een contractverlenging. Indien de contractant in de ogen van de Limburgse gemeenten onvoldoende inhoud geeft aan innovaties kan na 3, 5 en 8 jaar tot een nieuwe aanbesteding worden besloten. Hiermee wordt de flexibiliteit van het contract over de periode van 10 jaar gewaarborgd. 3. Sortering en eindverwerking Grof Huishoudelijk Afval (GHA). Uitspraak 15: Wel of niet collectief aanbesteden. De Limburgse gemeenten zijn van mening dat het aanbesteden van het sorteren en verwerken van GHA zich beter leent voor regionale aanbesteding. De Limburgse gemeenten geven er de voorkeur aan om GHA buiten deze aanbesteding te houden. De standaard verwerkingstechniek voor GHA is sorteren en materiaalhergebruik. Het restant wordt aangeboden voor verbranding. Verbranding kan plaatsvinden in AVI’s of o.a. in cementovens. De rookgasreiniging bij AVI’s en cementovens verschilt aanzienlijk. De mate waarin materialen worden gescheiden en hergebruikt alsook de duurzaamheid van de verwerking van het restant (emissie, rookgasreiniging en energierendement) zijn relevant vanuit oogpunt van duurzaamheid. In het
werkatelier / ALV is de Limburgse gemeenten geadviseerd om bij regionale aanbesteding in de contractvorming en in het contractbeheer hier aandacht aan te geven.