RESTAUREREN OP RIJKSADVIES P.J.H. Cuypers en de restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk in Zwolle 1875-1898
Jacco Vromen
Master Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg
Universiteit Utrecht
Eerste lezer: M. Hurx
Tweede lezer: P.T.E.E. Rosenberg
Doetinchem, juli 2012
Omslag: Tekening van F.C. Koch naar studie van het schilderij ‘de Torenbrand van 1669’, gemaakt in 1886 met het doel de oorspronkelijke toestand van het noordportaal te achterhalen.
Restaureren op Rijksadvies P.J.H. Cuypers en de restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk in Zwolle 1875-1898
Inleiding
4
1. De ontwikkeling van het ‘Rijksrestaureren’
14
2. Naar ‘eene geheele restauratie in het belang der kunst’
32
3. Restauratie, architect, Rijksadvies
46
4. Conclusie
80
5. Bronnen en literatuur
85
2
3
Inleiding Ruim twee jaar voor de restauratie van de St. Michaëlskerk in Zwolle (1882-1898) zijn einde nadert, wordt er een ontwerp voorbereid voor een gedenkteken van de herstelwerkzaamheden. Referendaris voor Kunsten en Wetenschappen Victor de Stuers (1843-1916) geeft in een brief van 21 februari 1894 aan het kerkbestuur aan dat hij graag de namen vermeld ziet van diegenen die een actieve rol hebben gespeeld in het restauratieproces. In een voorlopige opzet volgt een lijstje met deelnemende partijen. Onder elkaar worden de president kerkvoogd, de minister van Binnenlandse Zaken en de referendaris zelf vermeld. Bij architect wordt alleen de naam van P.J.H. Cuypers ingevuld. Een stippellijn laat ruimte over voor de mogelijke latere toevoeging van namen.1 De bronnen wijzen echter op de rol van Pierre Cuypers (1827-1921) als adviseur en inspecteur van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, hierin bijgestaan door de Lambert
Hezenmans (1841-1909). De restauratie zelf werd uitgevoerd onder leiding van de Zwolse architect Frederik Christiaan Koch (1840-1917). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken verzoekt Cuypers stelselmatig om samen met Hezenmans de werken te inspecteren ‘in overleg met den architect die met de leiding der restauratie is belast (...)’.2 Hoewel het om een voorlopige opzet gaat en het gedenkteken nooit in deze vorm is gerealiseerd, is het vreemd dat Cuypers, en niet Koch, hier voor de vermelding van architect in aanmerking komt.
Afb. 2: Overzichtsfoto van de driebeukige Grote- of St. Michaëlskerk, gefotografeerd vanuit het westen
Deze discrepantie roept vragen op over de precieze rol en invloed van Cuypers als
restauratie in Zwolle. De casus in Zwolle biedt
inspecteur en adviseur en de uitwerking hiervan
tevens de mogelijkheid om de concrete
op de restauratie van de Grote- of St.
interactie tussen de verschillende actoren -
Michaëlskerk in Zwolle. De restauratie van de
rijksoverheid, rijksadviseurs, gemeentelijke
Grote Kerk in Zwolle is als onderzoekscasus
overheid, Hervormde gemeente en
belangrijk omdat er zo weinig uitgebreid
‘restauratiearchitect’ - en hun
onderzoek naar de restauratiegeschiedenis is
beslissingsbevoegdheid in het restauratieproces
gedaan. Deze Masterthesis biedt een analyse
nader te bestuderen. In de Masterthesis staat
van de restauratie en heeft als doel te
de volgende vraag centraal: In hoeverre is
onderzoeken of en hoe Cuypers als
P.J.H. Cuypers in de periode 1875-1898, in zijn
rijksadviseur zijn stempel heeft gedrukt op de
hoedanigheid als rijksadviseur voor de
1
Memoriam raam Zwolle, brief van Victor de Stuers aan de Hervormde kerkvoogdij 21 februari 1894, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
2
Brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de heren P.J.H. Cuypers en LC Hezenmans, 27 maart 1888, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
4
Monumenten van Geschiedenis en Kunst en als
Monografieën over de opkomst van de
voorbeelden waarbij hij zelf de restauratie
Architect der Rijksmuseumgebouwen, bepalend
monumentenzorg en Cuypers verstrekken wel
leidde. In hoeverre deze ‘superlatieven’
geweest voor het resultaat van de restauratie
algemene informatie over zijn rol als lid van het
concreet verbonden zijn met zijn adviseurschap
van de Grote- of St. Michaëlskerk in Zwolle?
in 1874 opgerichte College van Rijksadviseurs.
blijft onbesproken. In het in 1995 uitgegeven
In Pierre Cuypers: architect 1827-1921,
werk De rijksbouwmeesters, geven Van der
gepubliceerd in 2007, bespreekt
Peet en Rosenberg aan dat vooral de positie
‘Cuypersbiograaf’ Van Leeuwen beknopt de
van Cuypers als adviseur van de minister van
werkzaamheden van het College van
Binnenlandse Zaken en van De Stuers van
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
groot belang moet worden geacht.5 Cuypers
Geschiedenis en Kunst. Het takenpakket
was naar eigen zeggen (in 1917) in veertig jaar
bestond uit inventariseren en behouden van de
tijd verantwoordelijk geweest voor 723
monumenten van de vaderlandse geschiedenis
adviezen.6
1.1. Cuypers en de Grote Kerk in Zwolle: een voetnoot in de marge In de literatuur ontbreekt een uitgebreide analyse van de restauratie van de St. Michaëlskerk in Zwolle en de onderlinge relatie tussen De Stuers, Cuypers, Hezenmans en Koch. In het Informatieblad Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente Zwolle in 2005 stelt men dat Cuypers in 1875-1876 restauratieplannen voor de Grote Kerk in Zwolle heeft opgesteld en dat in 1882 werd gestart met de restauratie onder leiding van de architect F.C. Koch.3 Het artikel gaat niet in de eventuele wisselwerking tussen de eerdere plannen van Cuypers, zijn latere adviseurschap en de restauratieontwerpen van Koch.
en kunst, adviseren over restauraties, nieuwbouwprojecten en museacollecties. Van
Het omvangrijke standaardwerk van
Leeuwen geeft aan dat Cuypers, in 1876
monumentenzorg-deskundige Tillema van 1975
benoemd als Architect der Rijks
biedt algemene gegevens over de werkwijze
Museumgebouwen, ‘veel bevoegdheden’ heeft.
van het College van Rijksadviseurs. Tillema
Hij stelt dat Cuypers tot na 1900 gezien kan
stelt dat de adviseurs het recht hadden
worden als ‘de monopolist van de
‘projecten (...) met rijksbijdragen gebouwd, te
maakbaarheid van het verleden’.4 Het lijkt er
corrigeren’ en dat zij ‘meenden daaraan de
echter op dat Cuypers hier vooral
plicht voor de bouwheren te moeten
gekarakteriseerd wordt aan de hand van
vastknopen, die correcties ook in acht te
3
Gemeente Zwolle in samenwerking met Stichting Levende Stadsgeschiedenis, ‘Van hen die den kuyle groeven in Sankt Michielskercke’, Monumentenzorg en Archeologie 32 (september 2005).
4
A.J.C. van Leeuwen, Pierre Cuypers: architect 1827-1921, Zwolle 2007, pp. 223-224.
5
C.J. van der Peet en P.T.E.E. Rosenberg, De rijksbouwmeesters. Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers, Rotterdam 1995, p. 217.
6
A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 1850-1918, Zwolle 1995, p. 15.
5
nemen’.7 In de specifieke literatuur over
bijlage in een overzicht van restauraties: ‘In
geweest, die is opgestart door het College van
Cuypers wordt zijn rol als adviseur
1867 advies onder Rijksadviseurs. Opstellen
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
onderbelicht. Van Leeuwen bespreekt in het in
restauratieplan en tussen 1880 en 1896 met
Geschiedenis en Kunst. Hoewel er elf
1995 verschenen werk, De maakbaarheid van
L.C. Hezenmans adviezen bij de restauratie,
tekeningen van de plannen Cuypers zijn
het verleden: P.J.H. Cuypers als
uitvoering gemeente-architect F.C Koch. Onder
afgebeeld in de in 1921 uitgegeven
restauratiearchitect 1850-1918, weliswaar de
meer adviezen over kleurstelling en herstel
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de
9
restauratie van de Hervormde Kerk in Stedum,
muurschilderingen door Cuypers en Co.’. Ook
Monumenten van Geschiedenis en Kunst (van
maar hij legt hierbij geen connectie tussen het
in andere monografieën, zoals P.J.H. Cuypers
1879)11, zijn de plannen van Cuypers nooit
resultaat en de rol van Cuypers als
1827-1921 Het complete werk van 2007, komt
nader bekeken. Hetzelfde geldt voor de
wel het denken van Cuypers over restauraties
bewaard gebleven latere restauratieontwerpen
en de bouwkunst aan bod en worden enkele
van Koch. In de secundaire literatuur is in het
De restauratie van de Grote- of St.
restauraties uitvoeriger besproken, maar wordt
werk van Tillema weliswaar een tekening van
Michaëlskerk in Zwolle is zoals reeds vermeld
er niet specifiek op de casus van de Grote Kerk
Cuypers van de noordzijde opgenomen, maar
zelf niet eerder uitvoerig onderwerp van studie
te Zwolle ingegaan.10 Net zoals bij het werk van
deze dient slechts als illustratie voor de
geweest. In De maakbaarheid van het verleden
Van Leeuwen, rest voor de restauratie van de
projecten van de rijksadviseurs in het
wordt onder andere uitgebreid ingegaan op de
St. Michaëlskerk letterlijk niets anders dan een
algemeen.12 Een grondige analyse van de casus
restauratie van de Munsterkerk in Roermond en
voetnoot in de marge in het grote overzicht van
in Zwolle zorgt niet alleen voor een uitgebreider
de Sint-Servaaskerk in Maastricht, maar komt
uitgevoerde restauraties door Cuypers. De
en beter beeld van de restauratie, maar biedt
in de tekst de St. Michaëlskerk in Zwolle niet
restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk is
tevens de mogelijkheid om bij een concreet
aan bod. De enige vermelding vindt plaats in de
echter één van de grootste vroege projecten
restauratieproject de rol van rijksadviseur
8
restauratiearchitect én als adviseur.
7
J.A.C. Tillema, Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland, ’s Gravenhage 1975, p. 274.
8
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), pp. 94-106.
9
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 241.
10
H. Berens, P.J.H. Cuypers 1827-1921. Het complete werk, Rotterdam 2007.
11
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst (1879), uitgegeven door het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ‘s Gravenhage 1921, platen 15-16 en
25-33. 12
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 57.
6
Cuypers af te zetten tegen de invloed van de leidinggevende architect en de Hervormde gemeente als opdrachtgever. 1.2. De ontwikkeling van een gotische hallenkerk in Zwolle Ondanks dat de Grote- of St. Michaëlskerk al in de oudste historische bronnen van de stad wordt vermeld, wordt in algemene werken over de stad Zwolle en specifieke literatuur over de
Afb. 3: Bert Dijkink, reconstructie van het St.
Grote Kerk, slechts op hoofdlijnen ingegaan op
Michaëlshof (Grote Kerkplein) anno 1519. Links de
de bouwgeschiedenis. De Grote Kerk is één van
westzijde van de Grote Kerk met de St. Michaëlstoren
de meest bekende en oudste bouwwerken van
en de kleine doopkapel.
Zwolle. De vroegste vermelding van de oudere Romaanse kerk dateert uit 1040. Een tekst van een oorkonde, gedateerd 7 december 1040, bevat een verklaring van bisschop Bernold dat hij de kerk van Zwolle aan het kapittel van Deventer heeft geschonken. Hoewel het om een vervalsing uit een latere periode gaat, kan de inhoud wel degelijk juist zijn.13 In ieder geval wordt in 1129 de schenking van Bernold door bisschop Andries bevestigd. Het is onbekend of de Grote Kerk bij de brand van 1324 ook
verloren is gegaan. Kroniekschrijver Gerardus
Afb. 4: Uitsnede uit de omstreeks 1650 door Joan
Coccius stelt in 1860 dat er negen huizen
Blaeu getekende stadsplattegrond, met aan de
bespaard bleven, maar hij geeft geen
noordzijde van de kerk (links) de Grote Markt, waar
informatie over het lot van de Grote Kerk. Er
de Grote Aa is overkluisd.
wordt rond deze periode wel een nieuwe kerk gebouwd, die in het jaar 1357 is voltooid, maar al snel te klein blijkt voor de groeiende geloofsgemeenschap.14 Omstreeks 1370 wordt een begin gemaakt met de bouw van de huidige gotische, driebeukige hallenkerk, die
rond 1452 is voltooid. Allereerst werden de koorpartijen gerealiseerd. In de loop van de bouwtijd zijn de plannen waarschijnlijk gewijzigd, aangezien de vier westelijke traveeën smaller zijn dan de overige traveeën. Het gebouw is opgetrokken in baksteen met
13
E.H. ter Kuile, De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, Noord- en Oost-Salland, ’s Gravenhage 1974, p. 93.
14
Ank Meliesie-Appelhof, ‘De Grote of St. Michaëlskerk in Zwolle’, Ach Lieve Tijd, speciale uitgave ten behoeve van het restauratiefonds van de Grote Kerk, Zwolle 1986, pp. 3-5.
7
een tufstenen buitenbekleding. De hoge en
Na twee eerdere blikseminslagen in 1548 en
ambitieuze St. Michaëlstoren wordt in de
1606 gaat de toren in 1666 definitief verloren
periode 1406-1443 opgetrokken, waarschijnlijk
wanneer deze voor de derde maal door de
van dezelfde breedte als het middenschip.15 Ter
bliksem wordt getroffen. Na de laatste brand
compensatie van het verlies aan marktruimte
blijft er slechts een ruïne over, die in 1682
door het bouwen van de St. Michaëlskerk, werd
instort en een deel van het muurwerk en een
de Grote Aa overkluisd. Daarmee ontstond aan
gedeelte van het orgel in zijn val meeneemt.
de noordzijde van de kerk een nieuw
Ook de doopkapel die aan de buitenzijde tegen
stadsmiddelpunt, waar de belangrijkste straten
de westelijke muur gevestigd was, is rond deze
op uitkwamen. De imposante entree van het
tijd verdwenen. Naar aanleiding van de torenval
noordportaal wordt in 1464 dan ook aan deze
van 1682 moet het westelijk muurwerk en de
zijde gerealiseerd.16 Bij de beeldenstorm in
bekapping aan deze kant in de navolgende
1580, waarbij de Hervormden de kerk in
jaren worden vernieuwd. In 1686-1688 wordt
gebruik nemen, gaat het interieur grotendeels
er aan de westzijde een nieuwe veelhoekige
verloren. Het vernielde kerkinterieur is tussen
aanbouw gerealiseerd, waar de
1597 en 1622 vervangen door nieuw meubilair.
consistoriekamer is ingericht. Na een aantal
Aan de buitenzijde wordt in 1614 aan de
kleinschalige wijzigingen en toevoegingen in de
linkerzijde van het noordportaal de Hoofdwacht
navolgende eeuwen heeft er eind 19de eeuw een
geplaatst ter plaatse van de oude sacristie. In
grootschalige restauratie plaatsgevonden. In
1616 wordt rechts van de Hoofdwacht een
Afb. 5: Schilderij van de torenbrand van J. Grasdorp.
1996 is een tweede restauratieperiode
nieuw vleeshuis gebouwd.
Eén van de vier schilderijen die hij in 1682 maakte van
afgesloten.17 De restauratiegeschiedenis van
de brand en de torenval.
15
Meliesie-Appelhof 1986 (zie noot 13), p. 5.
16
J. ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005, p. 181.
17
Ter Kuile 1974 (zie noot 12), pp. 94-95.
eind 19de eeuw vormt één van de minst belichte
8
Afb. 6: Tekening van A. van Beerstraten van de Grote Markt, eerste helft 17de eeuw. Zicht op het grote noordportaal met rechts daarvan het vleeshuis en links de Hoofdwacht. Links op de hoek bevindt zich tegen de kerkmuur een huis, waar later de kroeg ‘het Wachtje’ in gevestigd zou worden.
9
onderdelen. Over de restauratie van eind 19de
uitgebreid archiefonderzoek verricht. Ter Kuile
in Zwolle, vooral de aanloop naar de restauratie
eeuw zegt historicus Ten Hove alleen het
geeft aan dat de tufstenen bekleding
uitgebreid beschreven. Daarnaast geeft hij in
volgende: ‘De kerk was in de jaren 1882-1896
grotendeels is vernieuwd, dat de vensters zijn
het kort enkele werkzaamheden aan.21 Hierbij
ingrijpend gerestaureerd, waarbij onder andere
gerestaureerd, dat er een nieuwe spits op het
sluit hij aan bij de door Ter Kuile genoemde
op de herstelde spits van het noorderportaal
noorderportaal is gezet en dat men op ruime
onderdelen, waarbij hij tevens de sloop van
opnieuw een beeld van St. Michaël was
schaal het interieur opnieuw heeft
enkele aan de kerk grenzende bouwwerken
18
geplaatst’.
In 1986 verscheen in een thema-
20
beschilderd.
vermeldt.
Melisie-Appelhof. Zij stelt met betrekking tot de
Over de restauratie eind 19de eeuw zelf is in
restauratie dat de gietijzeren vensters werden
1998 een artikel verschenen van de hand van
1.3. Indeling en bronnen van de masterthesis
vervangen door de huidige glas-in-loodramen
Erdtsieck, die aan de bestaande gegevens van
en dat het interieur werd beschilderd.19
Ter Kuile historische gegevens toevoegde over
uitgave van Ach Lieve Tijd een artikel van
de aanloop naar de restauratie. Het artikel De meest uitgebreide informatie over de
begint met een uiteenzetting van de volgens de
restauratie van eind 19de eeuw is te vinden in
auteur zeer erbarmelijke toestand van de Grote
de beschrijving van de St. Michaëlskerk van
Kerk. Erdtsieck stelt dat door de beperkte
Zwolle in De Nederlandse Monumenten van
financiële middelen van de kerk, het onderhoud
Geschiedenis en Kunst, Noord- en Oost-
te wensen over liet. Met betrekking tot de
Salland, van architectuurhistoricus Ter Kuile.
restauratie wordt verhaald over de noodzaak
Naast een uitgebreide beschrijving van de staat
van het vervangen vensters. Vervolgens wordt
van de kerk rond 1974, doet Ter Kuile ook
door Erdsieck, naar studie van de notulen van
uitspraken over de restauratie, op basis van de
de kerkvoogdij tussen 1875 en 1886 en een
bezichtiging van exterieur en interieur. Hij heeft
aantal gegevens uit het dossier van de
bij zijn onderzoek, naar het schijnt, geen
restauratie in het Historisch Centrum Overijssel
18
Ten Hove 2005 (zie noot 15), p. 352.
19
Meliesie-Appelhof 1986 (zie noot 13).
20
Ter Kuile 1974 (zie noot 12), pp. 93-104.
21
J. Erdtsieck. ‘Een restauratie in de 19e eeuw, de Grote kerk van de ondergang gered’, Zwols Historisch Tijdschrift 15 (1998) 2, pp. 46-51.
Uit het voorgaande blijkt dat de bouwgeschiedenis wel in grote lijnen bekend is, maar dat er een uitgebreide analyse ontbreekt van de context van de restauratie, de aanleiding hiervan en de exacte plannen en werkzaamheden. Daarnaast is er geen inzicht in de onderlinge relatie tussen Koch, Cuypers, het kerkbestuur en De Stuers. Aan de hand van de gegeven hoofdvraag ligt de focus in de Masterthesis op de restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk, waarbij de rol van Cuypers als rijksadviseur centraal staat.
10
In hoofdstuk 1 wordt de algemene historische
Grote Kerk in Zwolle concreet is gerestaureerd
uiteenzetting van de aanloop tot de restauratie
context geschetst van de restauratie in de
en in hoeverre Cuypers zijn stempel op de
tot gevolg. Hier werden ook bijzondere stukken
tweede helft van de 19de eeuw. Hier zal ten
restauratie heeft gedrukt. Het hoofdstuk biedt
gevonden omtrent de pennenstrijd tussen het
eerste de opmars van Cuypers als architect en
een analyse van de restauratie vanaf 1882 tot
Rijk en de kerkvoogdij over het wel of niet
restaurateur aan de orde komen, met aandacht
aan de voltooiing in 1898. Hierbij ligt de focus
slopen van het portaal in de noordoostelijke
voor zijn adviserende rol in diverse
op de onderlinge verhouding binnen het
koorsluiting en kwamen er bestekken van Koch
restauratieprojecten. Vervolgens zullen de
restauratieproces tussen het College van
en Bosboom aan het licht. In het HCO is naast
oprichting van het College van Rijksadviseurs
Rijksadviseurs, Cuypers, De Stuers, F.C. Koch
het restauratiedossier ook het bestand van
voor de Monumenten van Geschiedenis en
en het kerkbestuur, waarbij de functie van
bouwvergunningen tussen 1850 en 1900
Kunst en de instelling van de afdeling Kunsten
Cuypers als adviseur centraal staat in relatie tot
doorgelicht, wat bruikbare gegevens over het
en Wetenschappen de revue passeren. Hierin
de uitgevoerde restauratiewerkzaamheden.
catechisatiegebouw en het plaatsen van het
komt tevens de nauwe verwantschap met
Om tot een uitgebreider en inzichtelijkere
hekwerk opleverde.
Cuypers en De Stuers aan bod. Aan het einde
analyse van de restauratie te komen, zijn
van het hoofdstuk wordt ook ingegaan op de
diverse archieven bezocht. De correspondentie
De meest waardevolle nieuwe informatie met
situatie in Zwolle in deze periode en de Zwolse
van de restauratie van de Grote Kerk in Zwolle
betrekking tot het restauratieproces -
architect F.C. Koch. De analyse zal zich in het
is verspreid gevonden in de archieven van de
begrotingen, beschrijvingen van
eerste hoofdstuk - binnen de historische
Hervormde Kerk in het Historisch Centrum
werkzaamheden en correspondentie tussen
context - toespitsen op de diverse functies van
Overijssel (HCO) in Zwolle, de archieven van
kerkbestuur, Cuypers, het ministerie en Koch -
de actoren die eind 19de eeuw een rol hebben
Cuypers en van De Stuers in het Nederlands
is gevonden in het NAi in Rotterdam en het NA
gespeeld in het restauratieproces.
Architectuurinstituut (NAi) te Rotterdam en in
in Den Haag. Zo heeft het NAi belangrijke
de archieven van het Ministerie van
gegevens over het onderzoek en ontwerp van
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de aanloop
Binnenlandse Zaken, Kunsten en
het noordportaal opgeleverd en bevatte het
van de restauratie van de Grote Kerk vanaf
Wetenschappen in het Nationaal Archief in Den
archief tevens belangrijke briefwisselingen met
1875 - hoe werd de kerk onder de aandacht
Haag (NA).
de afstemming tussen Cuypers en Koch. In het
gebracht van de commissie van rijksadviseurs -
NA zijn naast de uitgebreide correspondentie
en zullen tevens de restauratietekeningen van
Het dossier van de restauratie in het HCO, dat
over de restauratie van de Grote Kerk, ook de
Cuypers en Koch geanalyseerd en vergeleken
reeds door Erdtsieck was geraadpleegd voor
adviezen van Cuypers aan het ministerie
worden. Hoofdstuk 3 zal vervolgens een
zijn artikel, is nogmaals grondig onderzocht,
geraadpleegd. Deze bronnen waren cruciaal
antwoord geven op de vragen hoe ingrijpend de
met een nauwkeurige en uitgebreide
voor een begrip van de positie van Cuypers in
11
het restauratieproces. Daarnaast moet ook het archief van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst genoemd worden, waarbij de notulen van de vergaderingen van het college belangrijke aanvullende gegevens verstrekten over het voortraject. De meeste bewaard gebleven bouwtekeningen en afbeeldingen - onmisbaar voor een begrip van de omvang van de restauratie - zijn gevonden in het panddossier van de St. Michaëlskerk te Zwolle bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Deze zijn voor een deel ook via de beeldbank te raadplegen. De bouwtekeningen van Cuypers waren weliswaar opgenomen in de Mededeelingen van de Rijksadviseurs, maar zijn - afgezien van de tekening van de noordzijde in het werk van Tillema - niet in de secundaire literatuur afgebeeld of nader bestudeerd. Hetzelfde geldt voor de bouwtekeningen van Koch. Enkele losse afbeeldingen van de kerk en bouwtekeningen kwamen bij de correspondentie naar boven. Tot slot hebben diverse krantenartikelen uit de Zwolsche Courant van eind 19de eeuw ook waardevolle informatie met betrekking tot de restauratie toegevoegd.
12
Afb. 7: Pierre Cuypers aan zijn werktafel in Roermond. Foto bevindt zich in het Cuypershuis te Roermond.
13
1. De ontwikkeling van het ‘Rijksrestaureren’ In het derde kwart van de 19de eeuw werden op
adviezen in dienst van de Rijksoverheid,
met de in Frankrijk werkzame architect en
het gebied van de ‘monumentenzorg’ vanuit het
beschouwd als één van de belangrijkste
architectuurtheoreticus, wiens denkbeelden een
Rijk pogingen ondernomen om nationaal beleid
Nederlandse architecten van de 19
blijvende invloed op Cuypers’ restauraties
te ontwikkelen. Het eerste hoofdstuk begint met
de
eeuw. Na
de afronding van zijn opleiding aan de
zouden hebben.23 In navolging van het
Antwerpse Academie van Schone Kunsten,
zogenaamde rationalisme van Viollet-Le-Duc
vestigde hij zich in 1849 als particulier architect
legde Cuypers bij zijn ontwerpen de nadruk op
analyse van het ontstaan van het College van
in zijn geboorteplaats Roermond. Cuypers
de functies en constructies van een gebouw.
Rijksadviseurs en de afdeling Kunsten en
schreef in 1850 een verzoekschrift aan het
Deze dienden het uitgangspunt te zijn voor de
Wetenschappen, waarbij de groeiende
gemeentebestuur voor de functie van
vorm en decoratie.24 De gotiek werd omarmd
dominantie van Cuypers een belangrijke rol
stadsarchitect. Na zijn benoeming op 26
als dé stijl, waarin deze principes het beste tot
speelt. Ten slotte wordt de link gelegd met de
november kreeg hij vrijwel direct opdracht voor
uiting kwamen. Restauratie bood de
situatie in Zwolle, waar architect F.C. Koch en
de restauratie van de Munsterkerk (1850,
mogelijkheid tot het creëren van een
een beschrijving van de ontwikkeling van Cuypers als architect en restaurateur. De kern van het hoofdstuk wordt gevormd door de
de Hervormde gemeente eind 19de eeuw met het Rijk in contact kwamen.
1.1. De opmars van P.J.H. Cuypers als architect en restaurator Pierre Cuypers wordt, met name aan de hand
22
1866-1889).
Bij deze opdracht werkte
ideaaltoestand in een vermeende
Cuypers onder andere samen met de
‘oorspronkelijke’ stijl. Het was hierbij niet
beeldhouwer Henri Leeuw (1819-1909), die als
noodzakelijk om een in het verleden bestane
restauratiebeeldhouwer bij Eugène Viollet-le-
toestand te reconstrueren: ‘Restaurer un
Duc (1814-1879) was geschoold. Via Leeuw zal
édifice, ce n’est pas l’entretenir, le réparer ou le
Cuypers waarschijnlijk in contact zijn gekomen
refaire, c’est le rétablir dans un état complèt
van talloze restauratieprojecten en zijn vele
22
Van Leeuwen 2007 (zie noot 4), pp. 68-70.
23
Van Leeuwen 2007 (zie noot 4), p. 280.
24
I. Montijn, Pierre Cuypers, 1827-1921. Schoonheid als hartstocht, Roermond/Rotterdam 2007. Binnen deze theorie bestond volgens Montijn nog voldoende ruimte voor uitgebreide decoraties langs gewelfribben en
muurvlakken, zolang zij niet ‘verhullend’ werkten.
14
qui peut n’avoir jamais existé a un moment
monumenten. Kerken werden in veel gevallen
er al snel in overvloed. Naast
ontdaan van alle aanleunende huizen, zodat het
restauratieprojecten, leidde het herstel van de
om het gebouw voort te zetten en te voltooien,
monument als geïsoleerd kunstwerk aan alle
bisschoppelijke hiërarchie in 1853 en de
waarbij hij met moderne middelen en
zijden en in al zijn volmaaktheid en details kon
katholieke emancipatie tot een gestage stroom
materialen de bedoelingen en plannen van zijn
worden waargenomen. De aanbouwen werden
aan opdrachten voor de nieuwbouw van
middeleeuwse voorgangers kon realiseren.
als schadelijk beschouwd voor de visuele
katholieke kerken. Cuypers’ werkzaamheden
25
donné’.
Het was de taak van de restaurator
Restauratie, herbouw, nieuwbouw en
27
waarneming van het monument.
herinrichting van het interieur gingen hierbij
bleven niet onopgemerkt en werden door de kunstcriticus Joseph Alberdingk Thijm
vaak hand in hand. In veel gevallen werd er
Bij de vervaardiging van kerkelijke
(1820-1889) in het blad Dietsche Warande vol
ook een purificatieslag gemaakt om stijleenheid
kunstvoorwerpen voor de Munsterkerk, maakte
lof beschreven. In 1859 trouwde Cuypers met
te creëren, waarbij in het geval van gotische
Cuypers gebruik van de diensten van François
kerken niet-gotische toevoegingen of
Stoltzenberg (1805-1875), die sinds 1840
verbouwingen werden verwijderd.26 De
eigenaar was van een paramentenhandel in
concrete uitwerking van deze restauratietheorie
Roermond. Om in te spelen op de toenemende
is goed waar te nemen bij de restauratie van de
vraag naar de vervaardiging en restauratie van
Munsterkerk in Roermond, waar - bij de
beeldhouwwerken en kerkmeubilair, richtten
transformatie tot ideaal kathedraalsilhouet - de
Cuypers en Stoltzenberg in 1852 (samen met
barokke torenbekroningen plaats moesten
beeldhouwer E.F. Georges) een eigen atelier op
maken voor vier hoge torens in gotische stijl.
‘voor Christelijke Beeldhouwkunst,
Het systematisch verwijderen van zicht-
Kerkschilderingen en Kerkmeubelen in alle
verstorende elementen was een terugkerend
Stijlen’. In 1892 zette Cuypers de werkplaats
fenomeen bij de restauratie van historische
voort onder de naam Cuypers & Co.28 Werk was
Afb. 8: Cuypers (in het zwart) geeft aanwijzingen in zijn werkplaats in Roermond.
25
A. Oxenaar, P.J.H. Cuypers en het gotisch rationalisme, architectonisch denken, ontwerpen en uitgevoerde gebouwen 1845-1878, Rotterdam 2009, pp. 392-393.
26
Montijn 2007 (zie noot 24), p. 36.
27
P. Lombaerde, ‘De vrijmaking van monumenten: het maatschappelijke debat’, in: J. de Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg. Handelingen van het Nederlands-Vlaams
symposium, Leuven 13-14 september 1996, Leuven 1999, pp. 157-163. 28
Van Leeuwen 2007 (zie noot 4), pp. 71-72 en 280.
15
Antoinette, de zuster van Alberdingk Thijm.
Rijksadviseurs, Victor de Stuers, die zeer van
veel terecht.31 De eerste echte stappen tot het
Tussen de beide heren groeide een hechte
hem onder de indruk was. Met zijn ontwerp
(her)ontwikkelen van een algemeen
vriendschap. Op aanraden van Alberdingk Thijm
voor het Rijksmuseum in 1875 introduceerde
cultuurbeleid werden gezet in het begin van de
verhuist Cuypers in 1865 met zijn gezin naar
Cuypers een bouwstijl die door de Stuers werd
jaren zeventig van de 19de eeuw, die leidden tot
Amsterdam, waar hij al snel in intellectuele
gepropageerd als hét voorbeeld voor de
de oprichting van het College van
kringen verkeerde.29
nationale bouwkunst en de architectuur van de
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
30
rijksoverheid. Ten tijde van de instelling van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van
Geschiedenis en Kunst in 1874. Over het algemeen wordt het in 1873 gepubliceerde
1.3. Het college van Rijksadviseurs en de afdeling Kunsten en Wetenschappen
Geschiedenis en Kunst in 1874, werd Cuypers
artikel Holland op zijn smalst van Victor de Stuers gezien als de katalysator voor deze
algemeen erkend als bekwaam architect en
Rond het midden van de 19de eeuw ontbrak het
ontwikkeling.32 Als onderdeel van het
technisch constructeur. Daarnaast gold hij door
nog altijd aan een nationaal rijksbouwbeleid of
opkomende nationale besef, werd al vanaf de
zijn werk aan de Munsterkerk en zijn
een algemeen cultuurbeleid voor
vroege 19de eeuw aandacht besteed aan de
benoeming tot Dombaumeister in Mainz in 1870
monumentenzorg. Hoewel er binnen het
analyse en instandhouding van de eigen
als een autoriteit op restauratiegebied. Zijn
ministerie van Binnenlandse Zaken wel een
nationale identiteit.33 Alberdingk Thijm stelde
reputatie werd versterkt door zijn invloedrijke
afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
dat het materiële erfgoed, als gebouwde
vrienden, zoals Viollet-le-Duc en Alberdingk
bestond tot aan 1875, had zij een zeer breed
geschiedenis, bewaard diende te worden als
Thijm. Cuypers raakt ook snel bevriend met de
takenpakket inclusief het beleid op onderwijs.
herinnering aan betere tijden. Bovendien zou
jurist en latere secretaris van het college van
Hierdoor kwam er van ‘monumentenzorg’ niet
de architectuur een helende en opvoedende
29
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), p. 217.
30
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), pp. 227-229.
31
F.J. Duparc, Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed, ‘s Gravenhage 1975, pp. 1-2.
32
Duparc 1975 (zie noot 31), p. 2.
33
A.J. Looyenga, ‘Ideologie, architectuur en historisch erfgoed in Nederland’, in: J. de Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg. Handelingen van het Nederlands-Vlaams
symposium, Leuven 13-14 september 1996, Leuven 1999, pp. 60-61.
16
invloed op het volk hebben.34 Thijm wees al
waardevolle historische gebouwen kende en dat
gaan op deze weg. De Stuers laakte in
rond het midden van de 19de eeuw, voordat De
deze in snel tempo verdwenen, met name door
navolging van Alberdingk Thijm in felle
Stuers bij de overheid in beeld kwam, op de
de explosieve groei van steden en de daar uit
bewoording de onverschillige houding van de
verplichtingen van het Rijk ten aanzien van
voortvloeiende ingrepen in binnensteden.36
overheid ten aanzien van de ‘monumenten van
monumentenzorg. De enigszins onverschillige houding van de rijksoverheid werd ook
geschiedenis en kunst’ en de daar uit Een goede bekende van de commissie was de
voortvloeiende verwaarlozing van het
jurist-in-opleiding Victor de Stuers, die in de
materiële, nationale verleden. Hij bepleitte een
zomervakantie als correspondent fungeerde en
uitbreiding van het staatsapparaat om de strijd
De rijksoverheid nam in de nasleep enkele
zich tijdens zijn rechtenstudie al kritisch
aan te kunnen gaan tegen ‘vandalisme en
maatregelen, zoals de instelling in 1860 van de
uitsprak over de sloop van middeleeuwse
wansmaak’.38
commissie der Koninklijke Akademie van
stadspoorten in Maastricht. Hoewel de
Wetenschappen tot het opsporen, het behoud
commissie nog geen doorbraak betekende in de
In de laatste pagina’s van Holland op zijn
en het bekend maken van overblijfselen der
vorming van een nationaal cultuurbeleid, kan er
smalst, zette de Stuers al zijn gedachten uiteen
vaderlandsche kunst. De commissie fungeerde
vanaf het midden van de 19de eeuw een
over een College van Rijksadviseurs.39 Dit idee
in theorie als adviesorgaan van de minister van
toenemende positievere houding van de
had de commissie van de Koninklijke Academie
Binnenlandse Zaken, maar was niet bij machte
overheid ten aanzien van het rijksbouwen en de
een aantal jaren eerder al geopperd. Bij het
om concrete invloed uit te oefenen op het
instandhouding en bescherming van
opstellen van de begroting van 1874 in
bekritiseerd door de in 1842 opgerichte Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst.
35
37
kunstbeleid. De commissie toonde door middel
monumenten waargenomen worden.
van uitgebreide documentatie wel duidelijk aan
artikel Holland op zijn smalst van De Stuers
daadwerkelijk was gepubliceerd) werd er al
dat Nederland een enorme hoeveelheid
was in 1873 een krachtige impuls om voort te
ruimte gemaakt voor ‘kosten bewaring van en
34
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 223.
35
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), p. 168.
36
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), p. 169.
37
J. de Maeyer (red.) 1999 (zie noot 27), p. 13.
38
V. De Stuers, ‘Holland op zijn smalst’, De Gids 1873.
39
De Stuers 1873 (zie noot 38), pp. 393-402.
Het
november 1873 (vóór het artikel van De Stuers
17
toezigt op gedenkteekenen van Nederlandsche Geschiedenis en Kunst, reis en verblijfskosten 40
(…)’.
vandalisme, waaraan gedurende de laatste
college gevraagd ‘advies uit te brengen over de 41
jaren deze gedenkteekenen ten prooi waren’.
Er werd tevens geld gereserveerd voor
plannen en hunne uitvoering betreffende oprigting of herstelling van gebouwen geheel of
de bezoldiging van een secretaris, die toezicht
Hoewel de Tweede Kamer het idee om
gedeeltelijk ten kosten van het Rijk
moest houden op de restauraties die met
adviseurs te benoemen toejuichte, beoordeelde
ondernomen’.44 Als voorbeeld voor het College
behulp van rijkssubsidies mogelijk gemaakt
men de instelling van een vast adviescollege als
van Rijksadviseurs diende de al in 1837 in
42
zouden worden. Minister Johan Geertsema
‘betrekkelijk te weelderig’.
Monumentenzorg
België opgerichte ‘Commission des Monuments
schreef in de toelichting op de begroting dat de
werd blijkbaar binnen de Tweede Kamer nog
Historiques’, die door middel van een breed
instelling van het college van rijksadviseurs een
altijd als een soort luxe beschouwd. De
netwerk van inspecteurs en correspondenten
bittere noodzaak was: ‘Het is gebleken voor de
regering hield echter vast een het principe van
verantwoordelijk was voor de advisering
Regering van groot belang te zijn, dat zij zich
vaste adviseurs. Nadat de begroting bij wet was
omtrent het behoud en de restauratie van
voortdurend het advies verzekere van bevoegd
vastgelegd, wendde Geertsema zich tot de
monumenten.
erkende beoefenaars der Vaderlandsche
Koning met de voordracht voor een Koninkijk
oudheidkunde. Restauratie van gedenkteekenen
Besluit, voor de benoeming van ten hoogste
Koning Willem III ging akkoord met het 43
op zich zelve is van luttele betekenis, zoolang
vijftien adviseurs, met daarbij één secretaris.
zij geene waarborgen oplevert van juistheid,
De rijksadviseurs werden gemachtigd om
van de adviseurs aan de koning voorbehouden
die alleen verkrijgbaar is, door kennis van
gevraagd en ongevraagd advies aan de
bleef. Geertsema droeg vervolgens negen
hetgeen behoort gedaan of nagelaten te
regering uit te brengen omtrent de zorg en het
adviseurs voor om zitting te nemen in het
worden. (…) gelden beschikbaar te stellen tot
behoud van gebouwen of voorwerpen, die voor
college. Omdat de regering het raadzaam
bewaring en herstel onzer monumenten zonder
de vaderlandse geschiedenis van belang
achtte om een ambtenaar in het college op te
zekerheid, dat zij doelmatig en naar eisch
werden geacht. Naast advisering over
nemen om de financiële belangen van de staat
worden besteed, staat gelijk met het
kunstverzamelingen van het Rijk, werd het
te waarborgen, werd voormalig burgemeester
40
Duparc 1975 (zie noot 31), p. 2.
41
Duparc 1975 (zie noot 31), p. 2.
42
Duparc 1975 (zie noot 31), p. 2.
43
Duparc 1975 (zie noot 31), p. 3.
44
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 94.
voorstel, waarbij hij wel eiste dat de benoeming
18
van Haarlem en Amsterdam, C. Fock, benoemd
miserabele toestanden en
deze rol op zich te nemen. De inmiddels goed
tot voorzitter. De Stuers werd aangesteld als
herstellingswerkzaamheden van historisch
aangelegde treinverbindingen, stelden hen in
secretaris. Cuypers werd in het college
waardevolle objecten. In dat geval ondernam
staat om veel te reizen en in situ de
benoemd vanwege zijn ervaring als architect en
het college pogingen om de monumenten te
restauraties te inspecteren. Er ontstond een
zijn kennis van de restauratiepraktijk. Architect
behouden of zorgwekkende
effectieve adviespraktijk, waarbij De Stuers de
en hoogleraar bouwkunde in Delft E. Gugel
verbouwingsplannen te corrigeren.
ingediende ontwerpen bekeek en doorspeelde
werd als tweede bouwkundige aan het college
voor préadvies aan één van de leden (bij
toegevoegd. Verder bestond het College van
Zoals in de taakstelling expliciet stond vermeld,
restauratieplannen voornamelijk aan Cuypers).
Rijksadviseurs uit C. Leemans (directeur van
werd het college tevens om advies gevraagd bij
In de maandelijkse vergadering werd het
het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden),
restauraties die met rijkssubsidie mogelijk
préadvies van commentaar voorzien en werden
A.J. Enschedé (gemeentearchivaris in Haarlem),
werden gemaakt. Voor het toekennen van de
de plannen beoordeeld.47 Over de
C. Vosmaer (kunstcriticus en redacteur van de
subsidie diende het ontwerp van de restauratie
daadwerkelijke impact van het advies van de
Nederlandsche Spectator), J. Weissenbruch
aangeleverd te worden voor goedkeuring door
rijksadviseurs bestaat enige onduidelijkheid.
(schilder en tekenaar) en J.R.T. Ortt
de minister van Binnenlandse Zaken, die op zijn
Adviseurs hadden naar eigen zeggen het recht
beurt geadviseerd werd door het college. In
om projecten met rijkssubsidie te corrigeren en
College van Rijksadviseurs ging advisering over
sommige gevallen werd hen voorgesteld om
zij stelden tevens dat de opdrachtgevers
behoud en herstel van monumenten samen met
zelf een ontwerp voor het herstel (van
verplicht waren deze correcties in acht te
45
(hoofdinspecteur van Waterstaat).
In het
46
onderdelen) uit te werken.
de Rijksoverheid. Aan het college werd via de
aanvraag ging één rijksadviseur ter plaatse
minister van Binnenlandse Zaken om advies
kijken, die vervolgens verslag uitbracht aan het
Rapporteurs van de Tweede Kamer melden
gevraagd. Daarnaast werden de rijksadviseurs
college. Waar het zaken van bouwkundige aard
echter ‘dat het opvolgen van de wenschen der
ook door correspondenten geattendeerd op
betrof, werd Cuypers of Gugel aangewezen om
Adviseurs in geen geval tot voorwaarde van
45
Duparc 1975 (zie noot 31), pp. 3-5.
46
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), pp. 217-219.
47
Oxenaar 2007 (zie noot 25), pp. 384-385.
48
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 274.
Bij iedere
nemen.48
normstellende adviezen over nieuwbouw voor
19
(...) te schenken subsidie zou worden 49
gesteld’.
De minister sprak vervolgens zijn
speciale aandacht: ‘De meeste dezer kerken worden intusschen òf op bedroevende wijze
bereidheid uit de adviseurs steeds te
verwaarloosd, òf op niet minder
raadplegen, maar gaf daarbij aan dat het
betreurenswaardige manier onderhouden’.51
opvolgen van adviezen van het college niet als
Naast het verval van goede smaak, wees het
voorwaarde gesteld werd voor het verstrekken
college op de tekortschietende opleiding en
van rijkssubsidie. De beslissingsbevoegdheid
technische kennis van metselaars en
diende bij het ministerie te blijven.
timmerlieden die onder de titel van architect
Architectuurhistoricus Aart Oxenaar stelt
met de instandhouding van vele monumenten
bovendien dat de rijksadviseurs plannen niet
waren belast.52 Zowel bij nieuwbouw als bij
snel konden afdwingen als de de door hen
herstelwerkzaamheden werden voor het
voorgestane restauratie zeer kostbaar was en
merendeel geen geschoolde architecten
het Rijk maar een beperkt subsidiebedrag
ingeschakeld, maar lokale timmerlieden,
beschikbaar stelde.50 De zeggingskracht van de
metselaars, aannemers en schrijnwerkers. Als
adviseurs nam wellicht toe naarmate het
negatief voorbeeld werd verwezen naar de
rijksaandeel in de dekking van de kosten
O.L.V kerk in Eelde, waar de wanden onder een
essentieel was voor een geslaagd herstel van
witte stuclaag waren bedekt en waarin in 1875
het monument. De rijksadviseurs wezen na hun
een nieuw plafond werd gerealiseerd.53
aantreden op de slechte toestand waarin de
Alberdingk Thijm typeerde de eigentijdse
‘monumenten van geschiedenis en kunst’
architecten als pleisteraars, met weinig
verkeerden. Kerkgebouwen kregen hierbij
ervaring, studie en kennis en een gebrekkig
Afb. 9: De verlening van rijkssubsidie voor het jaar 1882 ten behoeve van de restauratie van de St. Michaëlskerk in Zwolle, 2 november 1882.
49
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 274.
50
Oxenaar 2007 (zie noot 25), pp. 392-397.
51
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 271.
52
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 271.
53
Tillema 1975 (zie noot 7), p. 272.
20
inzicht in middeleeuwse bouwstijlen. De kreet
benadering bij restauraties. Zo werd vanaf
de
‘wandalisme’, rond het midden van de 19
1875 fotografie stelselmatig ingezet om de
eeuw door Thijm gemunt, werd door de
bestaande situatie vast te leggen en werd er in
rijksadviseurs steevast gebruikt om de
sommige gevallen intensief bouwhistorisch
‘misstanden’ bij verbouwingen van het interieur
onderzoek verricht. Het herstellen van oude
van kerken weer te geven.
gebouwen was voor het college echter geen
De ergernissen van het college omvatten de
doel op zich, maar onderdeel van de verheffing
bepleistering van de binnenmuren en plafonds,
van het volk. Hoewel men in theorie behoud
vervanging van oude constructies en het
boven herstel stelde en ook Cuypers pleitte
inwisselen van ‘ramen met sierlijk maaswerk’
voor behoud van zoveel mogelijk oorspronkelijk
en glas-in-lood voor ijzeren vensters met wit
Afb. 10: Overzicht van het interieur van de Hervormde
materiaal, werd in de praktijk in veel gevallen
glas. De zorg ging met name uit naar de oude
kerk in Eelde, met de gepleisterde wanden en het in
ingrijpend vernieuwd. Het authentieke
muurschilderingen in kerken, die in veel
1875 gerealiseerde plafond.
materiaal werd gewaardeerd, maar historische
gevallen na de hervorming onder een pleisterlaag bedekt werden en bij het rigoureus verwijderen van deze lagen onherstelbaar 54
beschadigd werden.
Een complicerende factor
voor de rijksadviseurs was het feit dat in 1868 het Koninklijk Besluit van 1823 was
bouwsporen en de studie van het bestaande in dat geval af van de welwillendheid van het kerkbestuur.55 De Hervormde gemeenten zagen echter de bemoeienis van met name Cuypers en De Stuers als een eerste stap richting de ‘rekatholisering’ van het protestantse bezit.
ingetrokken, waarbij voor het stichten, herbouwen en verbouwen van kerken en voor het verwijderen van kunstvoorwerpen of historische monumenten in de kerk, de toestemming van de koning nodig was. De mate van overheidsbemoeienis hing bij kerken 54
vormen voor Cuypers vooral als bronnen voor (en de legitimatie van) een succesvolle reconstructie en inspiratie voor de voortzetting van het monument. Wanneer het bouwhistorisch onderzoek op bepaalde punten niet voldoende informatie opbracht, werden
Het behouden van de monumenten als educatieve instrumenten voor de bevordering
lokale bronnen gebruikt om ontbrekende delen aan te vullen.56
van het nationale gevoel en de algemene kunstontwikkeling, werd gekoppeld aan een toenemende wetenschappelijke, zorgvuldige
Binnen het college ontstond met name tussen Cuypers en De Stuers een hechte band. De
W. van Leeuwen, ‘“Het voorrecht der restauratie”: stand van onderzoek in Nederland’, in: J. de Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg. Handelingen van het
Nederlands-Vlaams symposium, Leuven 13-14 september 1996, Leuven 1999, pp. 21-22. 55
Tillema 1975 (zie noot 7), pp. 271-272.
56
W. van Leeuwen 1999 (zie noot 54), pp. 25-29.
21
Stuers waardeerde de door Cuypers
Daarnaast werden ook de ontwikkeling van de
college, was hij zowel adviseur als ambtenaar
voorgestane bouwkunst, gefundeerd op de
functies van De Stuers en Cuypers binnen het
van hetzelfde beleidsonderwerp.58
beste voorbeelden uit het verleden en zijn
college met argwaan gevolgd door de overige
restauratiekennis. Beide mannen wisselden
leden. De positie van De Stuers in het College
Na zijn benoeming als referendaris van Kunsten
continu een stroom aan informatie uit, waarbij
van Rijksadviseurs was in 1875 discutabel
en Wetenschappen zorgde De Stuers ervoor dat
De Stuers naar materialen, bouwstijlen en de
geworden. Op 1 juli trad hij af als secretaris en
gelijkgezinden op belangrijke posities binnen de
voortgang van de restauratieprojecten vroeg en
werd hij, op aanraden van minister Heemskerk,
afdeling aangesteld werden, naar eigen zeggen
Cuypers zijn ideeën over restauraties en
benoemd tot referendaris van de nieuwe
om de kwaliteit van het rijksbouwen te
nieuwbouwprojecten ventileerde. Vanuit het
afdeling Kunsten en Wetenschappen. Deze
verbeteren.59 In 1876 werd Cuypers benoemd
college kwam vanuit diverse invalshoeken
afdeling werd in het leven geroepen, omdat de
tot ambtelijk rijksbouwkundige en kreeg hij als
kritiek op het katholieke duo. In 1877 uitte
kleine afdeling Onderwijs, Kunsten en
Architect der Rijksmuseumgebouwen een eigen
Vosmaer in een artikel in de Nederlandsche
Wetenschappen niet was berekend op de
bureau in Amsterdam. Een van zijn
Spectator expliciet zijn ongenoegen over de
verwerking van de grote hoeveelheid
belangrijkste taken betrof de bouw van het
werkwijze van het college. Later uitten ook
correspondentie vanuit het College van
nieuwe Rijksmuseum. Door de aanstelling van
voorzitter Fock en ondervoorzitter Leemans
Rijksadviseurs. Daarbij kwam het toenemende
rijksadviseur Cuypers als ‘ambtenaar’ van de
kritiek op De Stuers. De tweespalt binnen het
besef bij de Staten-Generaal dat de
afdeling Kunsten en Wetenschappen, kon De
college richtte zich hoofdzakelijk op de
rijksoverheid zich (ambtelijk) intensiever in
Stuers hem veel directer bij álle rijksprojecten
vermeende bevoordeling van de middeleeuwen
moest zetten voor een nationaal cultuurbeleid.
waarmee de referendaris van doen had
bij restauraties en het rijksbouwen. De focus op
Naast alle zaken omtrent kunst en wetenschap,
betrekken.60 De Stuers stelde zelf in 1897: ‘Ik
de ‘katholieke’ middeleeuwen (voor de
was De Stuers ook verantwoordelijk voor de
heb den gedienstigen man jarenlang officieel en
reformatie) sloot niet aan bij de protestantse
ambtelijke behandeling van de activiteiten van
officieus duchtig geëxploiteerd: zoo werd er
visie op de nationale geschiedenis.57
het College van Rijksadviseurs. Omdat hij geen
vanwege het departement van Binnenlandsche
secretaris, maar nog wél lid was van het
Zaken niets meer gebouwd noch gerestaureerd,
57
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), pp. 102-104.
58
Duparc 1975 (zie noot 31), pp. 9-10.
59
Onderhoud was tot dan toe nog altijd in handen geweest van Waterstaat.
60
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), pp. 175-176.
22
voor post- en telegraafgebouwen,
(en onbezoldigd) de werkzaamheden van
belastingkantoren en douaneposten. Niet lang
restauraties inspecteerde. Hij ziet het
daarna neemt Peters de sinds het vertrek van
controleren van eigengemaakte plannen niet als
Rose nog altijd vacante functie van
een obstakel voor juiste advisering: ‘wanneer
bouwmeester der landsgebouwen in. In 1878
een architekt een werk inspekteert dat naar
wordt architect Jacobus van Lokhorst
zijne plannen wordt uitgevoerd, dan inspekteert
aangesteld als rijksbouwkundige voor onder
hij doodeenvoudig het werk van den
andere gebouwen van onderwijs, archieven en
aannemer’. Hij beoordeelt naar eigen zeggen
provinciehuizen. Rond 1875 waren al eerder
volstrekt niet ‘zijn eigen werk, dat zijn de
tekenaars, administratief personeel en
plannen die hij maakte, welke vooraf door de
opzichters in verschillende delen van het land
Commissie van Rijksadviseurs zijn beoordeeld,
beschikbaar gesteld. Via het college van
en goedgekeurd’.62
rijksadviseurs werd Adolph Mulder als ‘opzichter-teekenaar’ in dienst genomen.
De interne twisten van het college hielden aan en de ruzies waren dermate uit de hand
Omdat Cuypers, zeker na zijn aanstelling als
gelopen dat Fock, Leemans en Vosmaer na de
Architect der Rijksmuseumgebouwen, bij
vergadering van 10 januari 1878 hun eervol
nieuwbouw- en restauratieprojecten in veel
ontslag aanvroegen bij het ministerie van
gevallen verschillende functies bekleedde
Binnenlandse Zaken (verleend op 6 juni). De
(rijksadviseur, particulier architect en ontwerper
situatie werd onwerkbaar en op 11 januari
van restauratieplannen), werd hem vanuit het
1879 besloot minister Kappeyne van de
zonder dat Cuypers deswege gehoord en
College van Rijksadviseurs verweten dat hij te
Coppello uiteindelijk tot opheffing van het
geraadpleegd was’.61 Naast Cuypers kreeg
veel uitvoering en advisering in eigen hand
College van Rijksadviseurs. Om toch voldoende
Cornelis Hendrik Peters - die vanaf 1867 bij het
hield: ‘le controlé controleur’. Cuypers
inspectie op restauraties uit te kunnen oefenen,
particuliere bureau van Cuypers in Amsterdam
beschouwde zichzelf echter nog altijd als een
werden diverse architecten door de minister
was opgeleid - in 1877 de verantwoordelijkheid
gedelegeerde adviseur, die geheel belangeloos
gevraagd om in tweetallen als rijksadviseur op
Afb. 11: Victor de Stuers (links) in overleg met rijksadviseur Pierre Cuypers.
61
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), p. 217.
62
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 105.
23
te treden. Cuypers bleef op deze wijze in
concreet restauratieproces. Slechts bij enkele
rijksadviseurs dat ze bereid waren hun plan aan
functie en werd op zijn veldbezoeken vaak
projecten wordt hier wat dieper op ingegaan,
te passen. Deze aanpassingen zijn niet van de
vergezeld door architect Hezenmans, ingenieur
zoals bij de Hervormde Kerk in Stedum, de St.
grond gekomen en mogelijk nooit
van Waterstaat J.G. van den Bergh
Walburgiskerk in Zutphen en de Ridderzaal in
geconcretiseerd, aangezien Cuypers zelf voor
(1824-1890) en door De Stuers zelf. In alle
Den Haag. Al in 1874 werd het college van
een nieuw restauratieplan zorgde, getekend
gevallen hoefde Cuypers niet al te veel
rijksadviseurs geattendeerd op de kerk van
door Adolph Mulder. Deze plannen werden in de
weerstand te verwachten. In de literatuur wordt
Stedum. De correspondent in de regio deelde in
vergadering van de kerkvoogdij goedgekeurd
aangegeven dat de ruzies binnen het college
1876 mee dat bij voorgenomen
en op 28 september gaf ook het college van
(achteraf bezien) de weg hebben vrijgemaakt
herstelwerkzaamheden de schilderingen en
rijksadviseurs hun fiat. Net als bij de
voor een sterk en gecoördineerd cultuurbeleid,
zerken schade zouden ondervinden. Deze
restauratie van de Grote Kerk in Zwolle werden
gedomineerd door Victor de Stuers en Pierre
werkzaamheden betroffen het opnieuw
de tekeningen later weergegeven in de
Cuypers. Na de opheffing van het college waren
bepleisteren van het interieur, het ‘weghakken
Mededeelingen van de Rijksadviseurs. Cuypers
De Stuers en Cuypers geen rekenschap meer
van kolommen’ ten behoeve van nieuwe
maakte tevens een begroting van kosten met
verschuldigd aan een adviescommissie en had
consoles en het aanbrengen van lijsten en
een totaalbedrag van f. 32.000 en de
64
de persoonlijke visie van Cuypers, zoals
architraven om de vergrote ramen.
verwoord in zijn vele adviezen aan de minister
adviseurs benaderden vervolgens de
rijkssubsidie te verlenen, vergezeld van een
van Binnenlandse Zaken, een veel directere
kerkvoogdij en benadrukten de waarde van
beschrijving van het belang van het monument
muur- en gewelfschilderingen. Cuypers zelf
in Stedum. Bij Koninklijk Besluit zegde het Rijk
vreesde voor verminking van de kerk en liet
drie termijnen van f. 8.000,- toe vanaf 1877.
1.4. Rijksadviseur versus restauratiearchitect
onderzoek doen.
De kerkvoogdij diende zelf drie jaar lang f.
In de diverse literatuur over Cuypers wordt bij
Na ontdekking van waardevolle schilderingen
specifieke restauratieprojecten vooral het
bezocht Cuypers de kerk met de secretaris van
De plannen van Cuypers werden door een oud-
‘restauratievraagstuk’ belicht en niet zozeer zijn
de rijksadviseurs, Hooft van Iddekinge, en ging
medewerker van hem, architect Van Langelaar,
rol als rijksadviseur ten opzichte van de
hij het gesprek aan de met kerkvoogden. Deze
‘uitgevoerd’ en naast Cuypers inspecteerden
opdrachtgever en de restauratiearchitect in een
schreven vervolgens op 31 mei 1876 aan de
ook Hooft en Gosschalk de voortgang en
63
uitwerking.
63
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 105.
64
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 95.
De
rijksadviseurs adviseerden aan de minister om
1000,- bij te dragen.
24
uitvoering van de werkzaamheden. Zoals boven
omdat ze ‘prachtig zijn, hoe eenvoudig zij ook 66
Hij had wellicht toch meer
romaanse stijl’ van het gebouw. De tekeningen
reeds vermeld, vormde de positie van Cuypers
mogen schijnen’.
als opsteller van een plan dat hij niet zelf
taken en bevoegdheden dan enkel zijn werk als
goedkeuring terecht bij de minister van
uitvoerde, maar wel controleerde, voor twisten
opzichter en uitvoerend architect. Uit de
Binnenlandse Zaken. Deze vroeg op zijn beurt
in het college. Met name bij het
literatuur wordt ook geenszins duidelijk of Van
de het college van rijksadviseurs om hun
restauratieproject in Stedum kwamen fricties
Langelaar gedurende de restauratie ook zelf
oordeel. De rijksadviseurs waren allerminst
en tegenstellingen bij de rijksadviseurs naar
nog aanvullende ontwerptekeningen heeft
gecharmeerd van het werk van Singels en
voren. Samenvattend kan gesteld worden dat
gemaakt en uitgewerkt en of hij eventueel zelf
voegden drie alternatieve schetsen toe voor de
uit de literatuur naar voren komt dat Cuypers -
onderzoek heeft verricht ten behoeve van de
trappartij.69 Zij stelden namelijk dat Singels ten
niet alleen als adviseur en inspecteur, maar
restauratie van de kerk in Stedum.
onrechte de voorgevel van de Grote Zaal als
vooral ook als ontwerper van de
kwamen via zijn chef Lodewijk Mazel voor
‘laat-romaans’ had gekarakteriseerd en dat los
restauratietekeningen - een zeer grote invloed
Naast het project in Stedum wordt bij de
daarvan ‘de ontworpen trap volstrekt niet
heeft gehad op het resultaat van de restauratie
restauratie van het Binnenhof in Den Haag in
volgens den laat-Romaanschen stijl geteekend’
van de kerk in Stedum. Van Langelaar
het werk Van der Peet en Rosenberg enigszins
was.70 Uiteindelijk verzocht Mazel de
fungeerde volgens auteur Van Leeuwen in het
op Cuypers’ functie als rijksadviseur
rijksadviseurs om zelf een uitgewerkt ontwerp
restauratieproces als ‘uitvoerder’ van de 65
plannen van Cuypers.
Opvallend is echter wel
67
ingegaan.
In het voorjaar van 1876 meldde
aan te leveren. Vervolgens werd na
Singels, ingenieur-architect der landsgebouwen
stormschade in januari 1877 duidelijk dat de
dat Van Leeuwen aangeeft dat Van Langelaar
in de residentie, dat de toegangstrap van de
werkzaamheden niet beperkt konden blijven tot
(weliswaar wegens afwezigheid van Cuypers)
Grote Zaal op het Binnenhof in zeer slechte
de trap, maar dat de voorgevel ook dringend
aan het College van Rijksadviseurs bericht dat
staat verkeerde.68 Singels leverde zelf een
herstel behoefde. Vanuit het college van
de schilderingen hersteld moeten worden
nieuw ontwerp, aangepast aan de ‘laat-
rijksadviseurs pakte Cuypers de zaak op. Op 17
65
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), pp. 97-98.
66
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 103. Van Langelaar reageerde op onenigheid binnen het College van Rijksadviseurs over de vraag of alle schilderingen gehandhaafd moeten blijven.
67
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 5), pp. 229-221.
68
Landsbouwmeester Rose had zich in 1861 beperkt tot de vervanging van de kap.
69
Het wordt niet duidelijk of het geheel nieuwe ontwerpen betrof, of dat er enkele aanvullingen of verbeteringen in het ontwerp van Singels waren aangebracht.
70
Van der Peet en Rosenberg (zie noot 5), p. 219
25
augustus berichtte Mazel aan de minister dat
Afb. 12: Foto van de Ridderzaal
Singels het bestek had opgemaakt,
van voor de restauratie van A.
overeenkomstig de van de Heer Cuypers
Mulder.
ontvangen tekeningen en dat hij het een en ander met hem had besproken.71 De (mogelijke) input van Singels in het uiteindelijke ontwerp blijft onbesproken. Ook hier wordt Cuypers niet alleen een belangrijke rol als adviseur toegedicht, maar wordt hij tevens neergezet als een ‘extern restauratiearchitect’. De exacte werkzaamheden van Singels met betrekking tot het uiteindelijke
Afb. 13: Foto van de Ridderzaal na de restauratie van het exterieur.
ontwerp worden echter niet toegelicht, waardoor het moeilijk is het aandeel van Cuypers en Singels te onderscheiden.
71
Van der Peet en Rosenberg (zie noot 5), p. 220.
26
In Zutphen werd op 29 maart 1889 door de kerkvoogdij een verzoek uitgevaardigd aan minister mr. baron Mackay voor het verlenen van subsidie voor de restauratie van de St. Walburgiskerk, waarvan men al eerder op eigen kosten de daken hersteld had. De kerkelijke gemeente was naar eigen zeggen niet in staat om de kosten van de uitwendige restauratie op te brengen en verzocht de minister om een jaarlijkse bijdrage f. 4.000,-. Op 4 april meldde het ministerie dat de rijkssubsidie verleend kon worden. Voor de planbeoordeling dienden echter wel plattegronden, opstanden, doorsneden en detailtekeningen aangeleverd te worden, samen met een begroting van de restauratiekosten. De minister zou vervolgens via De Stuers het advies inwinnen van rijksadviseur Cuypers. De goedkeuring van Cuypers met betrekking tot de tekeningen van
Afb. 14: Het Maria- of noordportaal van de St.
Peteri, de architect van de kerkvoogden, leidde
Walburgiskerk in Zutphen, voor de restauratie.
tot de definitieve subsidieverlening in 1890.72 De rijksadviseur had bij het positieve advies wel te kennen gegeven dat oude en nieuwe elementen in de tekeningen in verschillende kleuren opgenomen moesten worden, dat latere toevoegingen weggelaten dienden te
72
Afb. 15: Het Mariaportaal na de restauratie.
worden en dat de tekening van het
de indruk was en dat de restauratie ‘feitelijk
noordportaal meer nauwkeurigheid behoefte.
door de bekwame opzichter Scheepens’ werd
Het aandeel van Peteri in het resultaat van de
uitgevoerd. Na de dood van Peteri en het
restauratie, bijvoorbeeld aan de hand van de
vertrek van Scheepens kreeg Ezerman de
restauratieontwerpen, wordt in de literatuur
leiding. Wat precies zijn aandeel is geweest in
niet verder toegelicht. Wel geeft Van Leeuwen
het resultaat van de restauratie blijft, net als bij
aan dat De Stuers niet van de architect onder
Peteri en Scheepens, onduidelijk. Volgens Van
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), pp. 107-108.
27
Leeuwen controleerde Cuypers de
had vervaardigd. Wat exact de aanpassingen
artikel van Pey in Negentiende-eeuwse
werkzaamheden en vervulde hij door middel
van Cuypers op de plannen waren, blijft
restauratiepraktijk en actuele
van zijn adviezen tevens een inhoudelijk
onduidelijk. Wellicht hebben met name Peteri,
monumentenzorg, wordt gesteld dat
sturende rol. Cuypers gaf eveneens
maar ook Scheepens en later Ezerman een
opdrachtgevers een grote invloed hadden op de
aanwijzingen voor de detaillering en afwerking
grotere stempel op het eindresultaat van de
19de-eeuwse restauratiepraktijk, zowel bij
van de verschillende elementen. Zo had hij in
restauratie kunnen drukken, dan uit de
restauraties van kastelen, landhuizen of
1891 van de nieuwe tekeningen van Peteri van
literatuur naar voren komt. Bij de casus van de
stadswoningen, als van kerkgebouwen. Hierin
het exterieur de detaillering van het
Grote Kerk in Zwolle zal de rolverdeling tussen
wordt met betrekking tot de geestelijkheid,
beeldhouwwerk ‘gecorrigeerd’ en gaf hij
Koch en Cuypers nader bestudeerd worden.
voornamelijk de langzame ontwikkeling van
aanwijzingen bij het maken van de portaalboog
Hieruit zal blijken of enkel Cuypers
belangstelling voor het kerkelijk erfgoed
en het plaatsen van de nis voor het beeld van
verantwoordelijk was voor de
behandeld. Pey geeft aan dat alleen de grote
St. Walburg. Cuypers gaf aan dat de
restauratieplannen en Koch enkel uitvoerend
stadskerken - waar de Grote Kerk in Zwolle ook
ornamenten ‘sterker spreekende’, scherper,
architect was - zoals wordt geschetst in de
toe gerekend werd - als ‘topstukken van de
kantiger en hoekiger moesten worden
voetnoten en bijlagen van de Cuypersliteratuur
gotische bouwkunst’ werden bewonderd.74
uitgevoerd’.73
- of dat de Zwolse architect zelf ook invloed had
Verder gaat het artikel niet in op de concrete
in het ontwerp en het resultaat van de
handelswijze van de Hervormde kerkbesturen
restauratie van de Grote Kerk.
bij restauraties.
1.5. F.C. Koch en de Hervormde gemeente in Zwolle
De financiële situatie van de Hervormde
In de literatuur staat de rol van Cuypers in de restauratie centraal. De invloed van Peteri, Scheepens en later Ezerman op het resultaat wordt echter niet concreet gemaakt. Aan de
gemeente in Zwolle was vanaf het begin van de
hand van de beschikbare informatie kan gesteld
Bij de restauratie van de Grote- of St.
19de eeuw verslechterd. Gedurende de 17de en
worden dat Cuypers op inhoudelijk vlak stuurde
Michaëlskerk in Zwolle, krijgt Cuypers als
18de eeuw werd de St. Michaëlskerk nog
en adviseerde, dat hij details corrigeerde en dat
rijksadviseur van doen met de Zwolse architect
onderhouden door de stedelijke overheid. In
een positief advies van de rijksadviseur nodig
Frederik Christiaan Koch en het kerkbestuur
1810 kwam echter de volledige scheiding van
was voor het verstrekken van de subsidie. Het
van de Hervormde gemeente in Zwolle als
kerk en staat tot stand. Het kerkbestuur diende
was echter Peteri die de restauratieontwerpen
opdrachtgever voor de restauratie. In het
daarna zelf in het onderhoud (en de kosten
73
Van Leeuwen 1995 (zie noot 6), p. 113.
74
I. Pey, ‘Tot elkaar veroordeeld: architecten, opdrachtgevers en subsidiërende overheid in Nederland (1796-1940)’, in: J. de Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg.
Handelingen van het Nederlands-Vlaams symposium, Leuven 13-14 september 1996, Leuven 1999, pp. 47-50.
28
hiervan) van de kerken te voorzien. Het betrof
1857 in Zwolle als zelfstandig architect en zijn
Hoewel W. Koch per 1 januari 1864 in dienst
hier niet alleen de Grote Kerk. Ook de
jongere broer trad bij hem in dienst. In de
trad als stadsarchitect in Kampen, bleef hij
Broerenkerk en de Bethlehemkerk in Zwolle
eerste jaren kreeg Willem nog geen grote
betrokken bij het architectenbureau in Zwolle.
vielen onder het bestuur van de Hervormde
opdrachten. Deze situatie veranderde met het
Er was vanaf 1865 sprake van
gemeente. De enige inkomsten werden gehaald
ontstaan van de eerste
architectenbureau W. & F.C. Koch,
uit de verhuur van banken, legaten en giften en
woningbouwverenigingen in Zwolle na 1850.
verantwoordelijk voor de bouw en verbouw van
de rente over het kerkelijk bezit. Al met al
Willem Koch was één van de initiatiefnemers
tal van gebouwen in Zwolle. Hieruit blijkt dat de
beschikte de kerkvoogdij over te weinig
van de oprichting van de Vereniging tot
jongere broer Koch zich inmiddels tot mede-
financiële middelen om genoeg zorg aan het
verbetering der arbeiderswoningen. Tussen
eigenaar van het architectenbedrijf heeft
onderhoud van de Grote Kerk te kunnen
1850 en 1920, de periode waarin de Willem en
ontwikkeld en wellicht bij absentie van zijn
besteden. Dit leidde tot achterstallig onderhoud
Frederik Christiaan Koch in Zwolle werkzaam
broer de dagelijkse leiding had. Bij sommige
en verval. Voor het behoud was een
waren, steeg het inwonertal van Zwolle van
projecten werd samengewerkt met
omvangrijke restauratie noodzakelijk, die alleen
18000 naar 36.000. Het wonen buiten de stad,
gemeentearchitect J.L. van Essen,
met rijkssubsidie mogelijk gemaakt kon
in een groene omgeving nabij de binnenstad
gemeentearchitect van in Zwolle in de periode
werd populair. De broers ontvingen ook een
1876-1904. Ook buiten Zwolle werkte het
‘restauratiearchitect’, waarbij de keus viel op
aantal opdrachten voor het bouwen van deze
bureau aan onder andere de neoromaanse kerk
F.C. Koch in 1880. De beschikbare informatie
villa’s. Daarnaast leverde de wederopbouw van
te Heino (1867), de in neorenaissance
over de architect is zeer beperkt. Zijn carrière
Enschede na de brand van 1862 ook veel werk
opgetrokken kerk te Gramsbergen (1878) en
wordt kort toegelicht in het artikel ‘Koch & Koch
op voor de gebroeders Koch: een complex van
een kerk in neogotische stijl in Genemuiden
een architectenfamilie rond 1900’ van 1992.76
112 arbeiderswoningen, twee fabrieken, een
(1883). Naast ontwerpen in romaanse,
pakhuis, een houten noodkerk en diverse
renaissance en gotische stijl, was het bureau W.
woningen.77
en F.C. Koch in 1876-1877 verantwoordelijk
75
worden.
Het kerkbestuur koos zelf de
Frederik Christiaan Koch (1840-1917) was afkomstig uit een echte architectenfamilie. Zijn
voor de realisatie van een onderkomen in
broer Willem Koch (1829-1922) vestigde zich in
classicistische stijl voor ouderen in de Van
75
Erdtsieck 1998 (zie noot 20), p. 47.
76
Gemeente Zwolle, ‘Koch & Koch een architectenfamilie rond 1900’, Informatieblad Monumentenzorg en Archeologie 16 (december 1992).
77
Gemeente Zwolle 1992 (zie noot 76), pp. 1-3.
29
Karnebeekstraat in Zwolle. In 1880 wordt F.C.
hij (mede) eigenaar was van een gevestigd
Koch door het kerkbestuur van de Hervormde
architectenbureau en, door de bouw van
gemeente gevraagd als leidend architect bij de
genoemde diverse kerken, aantoonbare kennis
restauratie van de Grote Kerk in Zwolle. Hij is
bezat van historische bouwstijlen. Deze laatste
later vooral bekend geworden als ontwerper
eigenschap wordt door architectuurhistoricus
van de synagoge in de Samuel Hirschstraat in
Coert Peter Krabbe benadrukt in zijn werk
Zwolle in 1897. F.C. Koch had zich rond deze
Ambacht, Kunst en Wetenschap van 1995.
tijd ontwikkeld tot een capabel architect, die
Krabbe geeft aan dat in de 19de eeuw, vanuit de
samen met zijn broer een gerenommeerd
Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst,
78
architectenbureau leidde.
deze architectuurtheoretische kennis van de ‘onderscheidene bouwstijlen van vroegeren en
Na zijn pensionering startte W. Koch het
lateren tijd’ tot de kernwaarden van de ideale
architectenbureau W. Koch & zn. en verhuisde
architect behoorden.79 Uit het volgende
hij in 1900 terug naar Zwolle. F.C. Koch heeft
hoofdstuk zal blijken hoe Koch zich als leidend
eveneens in 1900 met zijn zoon J.D.C. Koch
architect opstelde in de driehoeksverhouding
samengewerkt. De broers Koch waren in Zwolle
met het kerkbestuur van de Hervormde
voornamelijk bekend geworden door hun
gemeente en rijksadviseur P.J.H Cuypers.
ontwerpen voor de sociale woningbouw en enkele villa’s aan de stadsrand. Het was met name buiten Zwolle dat zij ervaring hadden met nieuwbouw van kerken. Het is echter niet bekend of F.C. Koch voor zijn aanstelling als ‘restauratiearchitect’ in 1880, al betrokken was
Afb. 16 (Boven): De in 1883 in neogotische stijl opgetrokken Hervormde kerk in Genemuiden, ontwerp van W. en F.C. Koch.
geweest bij (grootschalige) restauraties. Waarschijnlijk was voor Koch gekozen vanwege
Afb. 17 (links): Zicht op de Hervormde kerk in
zijn lokale bekendheid, maar tevens ook omdat
Gramsbergen, in 1867 gebouwd. Ontwerp van W. en F.C. Koch
78
Gemeente Zwolle 1992 (zie noot 76), pp. 3-8.
79
C.P. Krabbe, Ambacht Kunst Wetenschap. Bevordering van de bouwkunst in Nederland (1775-1880), Zeist/Zwolle 1995, pp. 130-134.
30
Afb. 18: Foto van het noordportaal van de Grote Kerk van voor de restauratie. Naast het portaal links de Hoofdwacht en aan de rechterzijde bevindt zich nog het woonhuis, tevens winkel van de familie van Poorten.
31
2. Naar ‘eene geheele restauratie in het belang der kunst’ De restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk
‘droevige’ toestand van de Grote Kerk rond 80
in Zwolle kende een aanloop vanaf 1875. In dit
1875.
hoofdstuk wordt eerst beschreven hoe enkele
verschillende plaatsen voor een goed deel
de Grote Markt en een enkele foto van het
geplande herstelwerkzaamheden konden
vergaan. De ramen hadden dringend herstelling
interieur, met een weergave van de preekstoel.
uitgroeien tot een algehele restauratie. Een
noodig, ja men vreesde dat zij bij de een of
De tufstenen bekleding van het schip aan de
belangrijke rol was hierbij weggelegd voor
andere stormvlaag zouden inwaaien. Het
noordzijde lijkt in ieder geval verweerd te zijn
Cuypers, vanuit het College van Rijksadviseurs
voorportaal was vervallen en van zijn spits
in vergelijking met het zichtbare materiaal van
voor de Monumenten van Geschiedenis en
beroofd’.81 In de vergaderingen van
het noordportaal en de Hoofdwacht.
Kunst. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschijningsvorm van de Grote Kerk van voor de restauratie. Vervolgens wordt in het tweede deel ingegaan op de samenhang tussen de restauratieontwerpen van Cuypers en Koch.
‘De muren brokkelden af en waren op
exterieur gericht op het noordportaal en de
kerkvoogden werd ook al voor 1875 gewezen op de slechte staat van de vensters en het
Het artikel van 31 augustus 1896 gaf ook de
muurwerk van de kerk. Men sprak zich zorgelijk
opinie weer die achteraf heerste over de
uit over de gevaren van vallende brokstukken
architectuur van de kerk van rond 1880. ‘De
82
voor bezoekers. 2.1. Van het vervangen van vensters naar een omvangrijke restauratie In een artikel dat op 31 augustus 1896 na de voltooiing van de restauratie in de Zwolsche courant verscheen, werd gewezen op de
Hoofdwacht, gefotografeerd vanaf de zijde van
Het is lastig om de deze
ramen waren ten deele van ijzer, de sierlijke
gegevens op basis van het beschikbare
traceeringen zoo rijk en afwisselend van vorm
fotomateriaal te beoordelen. Van de situatie
waren door de meest onmogelijke lijnen en
van de Grote Kerk vóór 1882 zijn namelijk
stijve cirkeltjes vervangen’.83 Op de foto’s van
maar enkele foto’s in de archieven bewaard
het exterieur van de kerk van voor de
gebleven. Het gaat om drie foto’s van het
restauratie is verder te zien dat, naast de
80
Alleen de werkzaamheden in de consistoriekamer werden nog in de jaren 1897-1898 verricht.
81
Anoniem, ‘De Groote of St. Michaëlskerk’, Zwolsche courant 31 augustus 1896.
82
Notulen, vanaf 1843 tevens van de gecombineerde vergaderingen van kerkvoogden en notabalen 1868-1875, Archief Historisch Centrum Overijssel (HCO), inv.nr. 452.
83
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
32
verloren spits op het noordportaal en de aangepaste vensters, ook de pinakels van de balustrade van het noordportaal inmiddels waren vervangen door strakker vormgegeven exemplaren. Over de directe omgeving van de kerk van voor de restauratie werden in het artikel ook enkele woorden gewijd. De hoofdwacht droeg volgens het artikel nog wel de ‘duidelijke sporen van herkomst uit een roemrijk verleden’, maar het was verder geheel ‘verknoeid’.84 De oude foto’s geven weer dat de gevel van de Hoofdwacht was gewit en dat de kruisvensters waren vervangen door 18deAfb. 20: Uitsnede van de Grote Kerk uit het
eeuwse schuifvensters.
kadastrale minuutplan van Zwolle van 1832.
Het kadastrale minuutplan van Zwolle van 1832
Aan de andere zijde van de hoofdwacht vond
toont aan dat de kerk rondom was omzoomd
men een klein kroegje, het Wachtje, tevens
met aangrenzende huizen, gelegen op vijf
bestelhuis voor den een of anderen
percelen aan de noordzijde, één aan de
Afb. 19: Foto van de noordzijde van de kerk van voor
wagendienst. En daarop volgden aan de
oostzijde en drie aan de zuidzijde. Rechts van
de restauratie, met de met witte pleister bedekte
zuidzijde der kerk een reeks woningen die in de
het voorportaal stonden volgens het artikel van
Hoofdwacht (nog met schuifvensters). Links daarvan
geringste achterbuurten beter op haar plaats
1896 ‘een paar winkelhuizen met een kelder
is nog een klein deel van ‘het Wachtje’ te zien.
zouden geweest zijn dan in ‘t hartje van de stad
waarin een blikslagerswinkeltje werd aangetroffen, terwijl een leelijke zwarte schoorsteen tot aan de daklijst van de kerk liep.
84
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
85
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
Tevens toont het zichtbare venster de door de rijksadviseurs sterk bekritiseerde ijzeren venstertraceringen.
aan den voet van een prachtig bouwwerk’.85 De kerkvoogden bespraken bij de vaststelling van de begroting voor 1875 de noodzakelijkheid
33
van het vervangen van de acht ramen aan de
om kosteloos de St. Michaëlskerk in Zwolle te 88
zuid- en westzijde van de kerk. Door middel
inspecteren.
Zij waren namelijk allerminst
van een lening van f. 7000,- konden de
enthousiast over de plannen van Bosboom.
herstellingswerkzaamheden mogelijk gemaakt
onderzoek in te stellen, samen met ‘opzichterteekenaar’ Rudolf Redtenbacher. In de vergadering van het College van Rijksadviseurs gaf Cuypers aan dat de hallenkerk in Zwolle
worden. De opdracht hiervoor was zelfs al
De rijksadviseurs gaven aan ‘dat de
‘zeer verdient hersteld te worden en
aanbesteed. De stadsarchitect van Zwolle, J.W.
geprojecteerde teekeningen der te vernieuwen
gemakkelijk te restaureren zal zijn’.90 Cuypers
Bosboom (1831-1876), had namelijk al een
ramen n. 5, 6 en 7 niet goed te keuren zijn, als
gaf na zijn onderzoek in de
bestek opgesteld voor het gedeeltelijk
zijnde deze niet overeenkomstig den stijl der
kerkvoogdijvergadering van 8 maart 1875 te
89
vernieuwen van zes kerkramen, het geheel
kerk, welke uit de XV eeuw dagteekent’.
vernieuwen van vier ramen en enkele
de documentatie blijkt dat Bosboom in het
restauratie van kerk zou opstellen ‘in het
geval van de tekening van raam nummer 1 wel
belang der kunst’.91
herstellingen aan het noordportaal.
86
De
Uit
kennen dat hij een plan voor ‘eene geheele’
Hervormde gemeente vroeg Gugel, Hoogleraar
het ‘karakter van de XV eeuw’ had gevolgd.
in Delft en lid van het College van
Omdat de tekeningen van Bosboom niet in de
Wat begon als het vernieuwen van enkele
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
archieven bewaard zijn gebleven, is het moeilijk
vensters, begon uit te groeien tot een
Geschiedenis en Kunst, om advies voor de te
om na te gaan welke vormgeving de
omvangrijk restauratieproces. De plannen van
rijksadviseurs afkeurden. In ieder geval blijkt
Cuypers werden in 1876 getekend door de
beurt de vraag in bij het college. De
dat de venstertracering van een aantal
Duitse tekenaar Redtenbacher, die enige jaren
rijksadviseurs boden niet alleen aan om advies
voorbeelden op vormentaal en stijlkundige
in dienst van het college van rijksadviseurs
te geven omtrent de vormgeving van de
detaillering aangepast diende te worden.
opereerde. Van deze tekeningen zijn een
vensters, maar verklaarden zich tevens bereid
Cuypers werd opgedragen ter plaatse een
plattegrond, opstand, lengtedoorsnede, het
87
restaureren vensters.
86
Gugel bracht op zijn
Bestek en voorwaarden wegens het vernieuwen en herstellen van de oude ramen en bijbehooren in de Groote of Michaëlikerk, 5 februari 1875, Archief HCO, 1140 Nederlands Hervormde gemeente te Zwolle. Inv.
nr. 596, Stukken betreffende de restauratie, 1875 - 1898. 87
Brief van de kerkvoogdij aan het ministerie van Binnenlandse Zaken 10 oktober 1876, Archief HCO, 1140, inv. nr. 596.
88
Notulen van de vergadering van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst 22 februari 1875, Archief NA, 2.04.40.06 Rijksadviseurs, inv.nr. 1.
89
Advies College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, 25 februari 1875, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
90
Advies College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, 25 februari 1875 (zie noot 89).
91
Notulen van de gecombineerde vergadering van kerkvoogden en notabelen 8 maart 1875, Archief HCO, inv.nr. 452.
34
noordportaal, de oostgevel, de noordzijde,
tekeningen van de rijksadviseur waren
Zal daarom die herstelling plaats hebben dan
detailtekeningen van venster- en
ontvangen. De totale kosten van de restauratie
dienen er middelen gevonden te worden om
kolomprofielen (blad I tot en met VI en VIII) en
waren door Cuypers begroot op f. 83600. Het
van elders in het ontbrekende te voorzien’.94
de situatie van de preekstoel bewaard
kerkbestuur had dan wel eerder een lening
De regering sprak begin 1877 haar bereidheid
gebleven. Deze tekeningen waren afgebeeld in
voorbereid van f. 7000,-, maar was niet in staat
uit om bij te dragen aan de restauratiekosten,
de in 1921 gepubliceerde Mededeelingen van
een dergelijke, kostbare restauratie te
maar stelde als voorwaarde dat de Hervormde
de Rijksadviseurs voor de Monumenten van 92
Geschiedenis en Kunst.
Er is echter niet
93
financieren.
Cuypers adviseerde de
gemeente zelf ook een deel van de kosten voor
kerkvoogdij om bij het Rijk een subsidieverzoek
haar rekening moest nemen. Het kerkbestuur
eerder nader onderzoek gedaan naar deze
in te dienen. Het college van rijksadviseurs
werd tevens verzocht om te onderzoeken of de
ontwerpen van Cuypers of naar de plannen van
bracht een positief advies uit aan het ministerie
stedelijke- en provinciale overheid tot financiële
Koch (en evenmin naar de relatie tussen
van Binnenlandse Zaken: ‘Dit gebouw mag
hulp bereid waren en of een bijdrage van de
beiden). Mogelijk had Cuypers tevens een plan
gerekend worden te behooren onder de
burgerlijke gemeente tot de mogelijkheden
gemaakt voor de zuid- en westzijde van de
belangrijke kerkgebouwen welke in de
behoorde. Het kerkbestuur gaf richting de
kerk. Het is namelijk niet duidelijk hoeveel
Nederlanden overgebleven zijn en is, zoo niet
rijksoverheid aan dat zij niet meer dan f.
bladen het plan van Cuypers exact omvatte.
de eenige dan toch stellig verreweg de
10.000,- beschikbaar konden stellen, verdeeld
Het zou echter merkwaardig zijn als dit het
voornaamste zoogenaamde Hallekerk welke op
over 12 jaar.95 Minister Heemskerk van
geval was en deze tekeningen vervolgens niet,
den Vaderlandschen bodem wordt aangetroffen.
Binnenlandse Zaken achtte de verdeling van de
net als de overige platen, zijn opgenomen in de
Voor eene grondige herstelling in den
restauratiekosten op deze wijze zodanig uit
Mededeelingen.
oorspronkelijken stijl die de Rijks Adviseurs
balans, dat hij aangaf de besprekingen te
wenschelijk achten, zijn echter de middelen
staken. De (financiële) stappen tot
In de vergadering van 15 augustus 1876 deelde
waarover de Heeren Kerkvoogden (...) te
instandhouding van het monument moesten
de voorzitter van de kerkvoogdij mee dat de
beschikken hebben op verre na niet toereikend.
volgens hem in eerste instantie uitgaan van het
92
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst 1879 (zie noot 11), platen 15-16 en 25-33.
93
Notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen 15 augustus 1876, Archief HCO, inv.nr. 452.
94
Brief van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst aan de minister van Binnenlandse Zaken 19 december 1876, Archief NA, 2.04.13 Ministerie van Binnenlandse Zaken: Afdeling Kunsten
en Wetenschappen, 1875-1918, inv.nr. 1473. 95
Notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen 23 juni 1877, Archief HCO, inv.nr. 452.
35
kerkbestuur zelf. De minister achtte het niet
van het college van rijksadviseurs op 25 april
Hiervoor werd een lijst met gebouwen
raadzaam om een ‘herstelling van Rijkswege’
1878. Het college concludeerde dat voor eene
samengesteld. Cuypers adviseerde het
uit te voeren: ‘(...) de Regeering heeft zich
degelijke herstelling het niet mogelijk was ‘aan
kerkbestuur vervolgens in 1879 een
daarmede niet verder in te laten dan noodig is
het plan eenige verandering te maken of daarin
verzoekschrift in te dienen om de Grote- of St.
om de zekerheid te erlangen dat van een
bezuinigingen te brengen. Het kan echter
Michaëlskerk op de lijst der Monumenten van
eventueel rijkssubsidie een rigtig en met de
beproefd worden of de herstellingskosten der
Geschiedenis en Kunst te zetten, om op deze
buitenmuren niet voor inkrimping vatbaar zijn,
wijze voor rijkssubsidie in aanmerking te
overeenstemmend gebruik worden gemaakt’.
namelijk door het uitbreken te bepalen tot de
komen.98 Al eerder hadden kerkvoogden al aan
Naar aanleiding van deze dreigende impasse
allergebrekkigste deelen en zóó doende slechts
het ministerie geschreven dat zij in Zwolle net
monumenteele eischen van het gebouw 96
97
traden de kerkvoogden met Cuypers in overleg
het allernoodzakelijkste te herstellen’.
Hoewel
om mogelijke inkrimping van de plannen. Dit
de restauratiekosten werden verlaagd tot f.
Hervormde gemeente in Haarlem, waar een
werd vervolgens besproken in de vergadering
68.150,-, weigerde het ministerie in te
subsidie van f. 100.000,- beschikbaar was
stemmen met rijkssteun.
gesteld.99 President kerkvoogd W.F.E. baron van
Afb. 21. Theodorus Heemskerk
zo veel recht had op rijkssubsidie als de
Aersen Bijeren had tevens aan de minister Enkele maanden later was de politieke houding
aangegeven dat zij ondanks de beperkte
ten opzichte van inmenging inzake
financiën niet akkoord konden gaan met de
Binnenlandse Zaken
monumenten en kunst gedraaid en werd bij de
inkrimping van de restauratieplannen: ‘Een
van 1908 tot 1913.
Staten-Generaal een wetsontwerp ingediend
stuks gewijze herstelling der buitenmuren op
voor het onderhoud van historische
een ongelijkvormige wijze met de bestaande,
gedenktekenen en het verlenen van subsidie
zal toch zoodanige wanstaltigheid moeten
voor het onderhoud en de instandhouding van
veroorzaken, dat ze, zoowel in het belang van
(1852-1932), minister van
gebouwen met oudheidkundige of kunstwaarde.
96
Brief van de minister aan de kerkvoogdij, 13 maart 1878, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
97
Brief van de Rijksadviseurs aan de minister 25 april 1878, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1473.
98
Brief Cuypers aan de kerkvoogdij 17 december 1878, Archief HCO, 1140, inv. nr. 596.
99
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 1 juni 1878, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
36
het schoone, als in dat der kunst iet
sprekend monument bezit, dat men in zeker
kerkvoogdij zelf al f. 35.000,- ter beschikking
opzicht als een Wahrzeichen der stad zou
gesteld voor de restauratie, waarbij een
kunnen roemen, dan kan men het de regeering
hoofdelijke omslag van de burgerlijke bevolking
Daarnaast hadden zij de druk op Cuypers
niet ten kwade duiden wanneer zij tot herstel
was inbegrepen.104 Het Rijk zegde uiteindelijk f.
enigszins opgevoerd, door aan te geven dat zij
van zulk een monument medewerkt’.102
40.000,- aan subsidie toe. Hier werden de
aannemelijk of practicabel schijnt (...)’.
100
de zéér dringende herstellingen niet lang meer
nodige voorwaarden aan verbonden. Ten eerste
uit konden stellen en ‘ongaarne die
De Tweede Kamer was waarschijnlijk in eerste
diende er een volledig uitgewerkt
herstellingen zouden aanbrengen in strijd met
instantie niet onder de indruk van het pleidooi,
restauratieplan, een bestek en een begroting
getuige een brief van de kerkvoogdij aan het
opgesteld te worden. De werkzaamheden
van de post in de Tweede Kamer verdedigden
ministerie van 17 november 1881. Hierin doen
werden gecontroleerd door rijksadviseur
A. baron van Deden en de nieuwe minister van
zij hun beklag over een opmerking van de
Cuypers, vanuit zijn functie als Architect der
Binnenlandse Zaken W. Six het verzoekschrift:
Tweede Kamer dat de kerk niet bouwvallig zou
Rijks Museumgebouwen.
‘Men heeft hier een monument van een zeer
zijn en dat de gemeente zelf wel in staat zou
Het College van Rijksadviseurs was inmiddels
bijzondere soort, een toonbeeld van een
zijn haar te behouden. Bij de brief sturen
ontbonden. Dit had geen directe invloed op het
bouwstijl vroeger in deze gewesten meer
kerkvoogden een begroting mee, om de slechte
restauratieproces, aangezien de
inheemsch, maar die door bijzondere
financiële positie van de Hervormde gemeente
werkzaamheden pas in 1882 begonnen.
den stijl der kerk (...)’.
101
Bij de behandeling
103
omstandigheden hier niet meer in zoo grooten
aan te tonen.
Uiteindelijk stemde de Tweede
getale wordt aangetroffen. Daarbij is de stad
Kamer toe met het voorstel. In de vergadering
herstelling is er niettemin uitzicht op het
Zwolle, wel rijk aan historische herinneringen,
van de kerkvoogdij van 28 januari 1882 kon
bekomen eener Rijksbijdrage, zelfs ook dan,
niet zeer rijk aan historische monumenten.
worden gemeld dat de rijkssubsidie was
wanneer de commissie van Rijksadviseurs
wanneer nu een dergelijke stad een waarlijk
toegestaan. Op 31 mei 1881 had de
mocht worden ontbonden’.105 Wel kan gesteld
100
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 1 juni 1878, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
101
Brief van de kerkvoogdij aan Cuypers, 29 november 1878, Archief NAi, Bureau Archief Cuypers (CUBA), inv. nr. g162.
102
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
103
Brief van de kerkvoogdij aan de minister 17 november 1881, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
104
Brief van de kerkvoogdij aan de minister 4 juni 1881, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
105
Brief Cuypers aan de kerkvoogdij, 2 januari 1879, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
Cuypers stelde zelf in 1879: ‘(...) bij dergelijke
37
worden dat Cuypers, die na het binnenkomen
een belangrijk deel aan de aannemer Meijer uit
Dit geeft aan dat Koch in ieder geval op de
van de adviesaanvraag voor de restauratie van
Zwolle toevertrouwd.
hoogte was van de plannen van Cuypers uit
vensters al een centrale rol op zich had genomen, na de opheffing van het College van Rijksadviseurs een nog dominantere positie bij dergelijke restauraties kon innemen. Cuypers werd bij zijn inspecties in eerste instantie bijgestaan door J.G. van den Bergh (1824-1890), die echter al snel vervangen werd door Hezenmans. Uit de correspondentie tussen Cuypers, Koch en de Hervormde gemeente blijkt dat Van den Bergh en Hezenmans enkel een seconderende functie hadden. Het Rijk eiste dat er een aparte commissie in het leven werd geroepen die toezicht hield op de inkomsten en uitgaven tijdens de restauratie. Vanuit het kerkbestuur nam presidentkerkvoogd W.F.E. baron van Aersen Bijeren van Foxhol zitting in de commissie. J.H. Geertsema, destijds commissaris van de koning in Overijssel, werd vanuit de overheid als commissielid benoemd.106 Zoals reeds vermeld werd door het kerkbestuur F.C. Koch als leidend
1876 en dat de rijksadviseur zeer waarschijnlijk 2.2. Twee sets met plannen: Cuypers versus Koch Uit de vergelijking van bronmateriaal met de literatuur komt enige onduidelijkheid naar voren omtrent de status van de plannen van Cuypers van 1876. Het ontwerp van Cuypers zou, vanwege de te hoge kosten, nooit uitgevoerd zijn.107 Dit komt ook overeen met het feit dat van de hand van F.C. Koch vanaf 1882 nieuwe ontwerptekeningen voor de restauratie zijn gemaakt. In een brief aan het ministerie van 20 februari 1882 geeft het kerkbestuur echter aan dat Koch ‘zich bereid heeft verklaard zich met die werkzaamheden te belasten, maar ons te kennen heeft gegeven, dat hij, alvorens over te gaan tot het maken van een bestek, gaarne met den ontwerper van het plan [Cuypers], een onderhoud zou hebben, ten einde met diens denkbeelden meer volledig bekend te worden’.108
architect benoemd. De uitvoering werd voor
106
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
107
Gemeente Zwolle in samenwerking met Stichting Levende Stadsgeschiedenis 2005 (zie noot 3.
108
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 20 februari 1882, Archief HCO, inv.nr. 452.
109
Brief Cuypers aan de kerkvoogdij, 8 april 1879, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
voor het opstellen van Koch’s restauratieplan al zijn opvattingen met de architect heeft gedeeld. Om de samenhang van de plannen van Cuypers en Koch te onderzoeken, wordt voor de beschrijving van de restauratiewerkzaamheden eerst dieper op beide ontwerpen ingegaan, gebruik makend van de beschikbare ontwerptekeningen van het exterieur. Cuypers was in ieder geval zelf zeer content met zijn restauratieontwerpen voor de St. Michaëlskerk. Hij geeft namelijk in april 1879 aan dat hij de plannen graag terug wil hebben van het kerkbestuur, zodat hij deze naar München kan sturen voor een daar in juli te houden kunsttentoonstelling. De minister had Cuypers opdracht gegeven om voor deze tentoonstelling een selectie te maken van tekeningen en plannen van de ‘vaderlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’.109 De tekeningen van de plattegrond van de Grote Kerk van Cuypers en Koch zijn vrijwel identiek. De
38
omliggende percelen, grenzend aan de kerkmuren, zijn wel ingetekend, maar de bebouwing daarvan is in de ontwerpen weggelaten. Een verschil tussen beide plattegronden is dat Koch het perceel van de kroeg ‘het Wachtje’ aan de oostzijde van de Hoofdwacht, in tegenstelling tot Cuypers, nog wel heeft weergegeven. Verder verschillen de plattegronden met betrekking tot de toegangen en vensteropeningen in de zogenaamde leprozenkapel (ten zuiden van het zuidoostelijke koor) en het ‘stovenhok’ ten noorden van het zuidoostelijke koor (thans Heilige Grafkapel genoemd). Daarnaast heeft Cuypers in de plattegrond de bestaande toestand van het interieur in hoofdlijnen weergegeven en heeft hij de vorm van de absis van de oudere Romaanse voorganger getekend. Het is niet duidelijk of dit laatste op fantasie of op aantoonbaar bewijs is gestaafd. Deze absis wordt in de documentatie nergens vermeld. Verder is opvallend dat de later gedichte toegang in het noordoostelijke koor nog niet op beide ontwerpen is ingetekend. Het restauratieontwerp van de plattegrond is dus gedurende de restauratie aangepast.
Afb. 22 en 23: Ontwerpplattegronden voor de restauratie van de Grote Kerk van Cuypers, getekend door Redtenbacher (links) van 1876 en van Koch (rechts), gemaakt in 1882. Op de tekeningen zijn het ‘stovenhok’ (blauw) en de leprozenkapel (groen) gearceerd.
39
Een vergelijking van de restauratieontwerpen
verdieping verschillend in detaillering en
van de begane grond en de eerste verdieping
voor de noordzijde van de Grote Kerk is alleen
vormgeving. Ook is het portaal in het plan van
van het portaal. De tekening van Redtenbacher
voor het noordportaal mogelijk, omdat van
Cuypers, in tegenstelling tot het ontwerp van
kent in verhouding een hogere verdieping dan
Koch geen tekeningen van de gehele noordzijde
Koch, voorzien van een baldakijn. Cuypers
het ontwerp van Koch.
bewaard zijn gebleven. De ontwerpen voor het
heeft daarnaast de aanwezige nissen in het
noordportaal van Koch en Cuypers vertonen in
noordportaal opgevuld met beelden van
van de Grote Kerk van Cuypers (links) van 1876 en van
hoofdlijnen grote gelijkenis, maar zijn in
heiligen, terwijl Koch deze heeft leeggelaten.
Koch (rechts), getekend in 1886.
detaillering zeer verschillend. Zo is de spits van
Voor wat betreft de pinakels op de hoeken van
het portaal op de tekening van Koch anders
de begane grond en eerste verdieping, geeft
vormgegeven en bekroond met een beeld van
Koch twee mogelijke ontwerpen weer: aan de
de aartsengel Michaël. Verder zijn de deuren en
rechterzijde het ontwerp van Cuypers en aan
ingangsportaal, het dakvenster, de tracering
de linkerzijde langere en spitser vormgegeven
van de blindnissen en het grote venster op de
pinakels. Tot slot verschillen de verhoudingen
Afb. 24 en 25: Restauratieontwerpen voor de noordzijde
40
De ontwerptekening van Koch voor de oostzijde van de kerk van 1884, met de drie koren en het kleine aanbouwtje met balustrade en pinakels, lijkt op het eerste gezicht een kopie te zijn van het restauratieontwerp van Cuypers uit 1876. Een belangrijk verschil is echter dat in het ontwerp van Koch het toegangsportaal in het noordoostelijke koor nog staat ingetekend en dat deze bij Cuypers reeds is verdwenen. Dit laatste is enigszins merkwaardig, omdat Cuypers dezelfde ingang op het restauratieontwerp van de plattegrond nog wel had ingetekend. Daarnaast is de sacristie (stovenhok) op het ontwerp van Cuypers hoger, voorzien met blindnissen en is het venster links hiervan verder naar beneden doorgetrokken. Een vergelijking van doorsneden van de kerk is niet mogelijk, omdat hier geen ontwerpen van Koch bewaard zijn gebleven. Hetzelfde geldt voor de zuid- en westgevel, omdat hier juist tekeningen van Cuypers van ontbreken. De doorsneden van Cuypers geven, gelijk aan de plattegrond, ook geen grote wijzigingen weer ten opzichte van de bestaande toestand (uitgezonderd de profilering van de vensters). Afb. 26: Restauratieontwerp van Cuypers van de oostzijde van de Grote Kerk, getekend in 1876 door Redtenbacher.
41
Ten slotte is het mogelijk om de profilering van de ‘vergotiseerde’ vensters van de Grote Kerk van Koch en Cuypers te vergelijken. In het plan van 1876 van Cuypers zijn meerdere ontwerpen voor venstertraceringen weergegeven, waarbij de vormgeving was afgeleid van een oorspronkelijk (dichtgemetseld) venster in de noordgevel. Bij vergelijking van de ontwerpen van Koch en Cuypers, valt op dat bij een aantal vensters de profilering exacte gelijkenis vertoont (model A, B en de twee voorbeelden van Koch ten behoeve van de noordgevel). Deze ontwerpen van Koch zijn één op één overgenomen van de plannen van Cuypers van 1876. De andere voorbeelden van Koch (model B tot en met E) kennen echter subtiele verschillen in de positionering en samenstelling van de gotische motieven, waardoor nieuwe composities ontstaan. Concluderend kan gesteld worden dat de plannen van Koch en Cuypers in grote mate, zeker wat betreft hoofdlijnen, overeen komen. In belangrijke mate lijkt Koch de plannen van Cuypers uit 1876 als inspiratiebron (soms zelfs als direct voorbeeld) te hebben gebruikt voor Afb. 27: Ontwerp van Koch voor de restauratie van de oostzijde van de Grote Kerk, gemaakt in
zijn eigen restauratietekeningen. Dit gegeven
1884. In het ontwerp is nog het ingangsportaal in het zuidoostelijke koor opgenomen.
wordt versterkt door een brief van Cuypers aan
42
de kerkvoogdij van 1878, waarin hij stelt dat
ontwerp met begrooting gebruik heb kunnen
de ideeën van Koch - als gevolg van zijn
zijn plannen bij elke eventuele herstelling als
maken van de reeds bestaande en aan U
‘bemoeijingen en werkzaamheden’, of dat zij de
grondslag zouden moeten blijven dienen.
verstrekte teekeningen, zoo heb ik in plaats van
directe invloed van de rijksadviseur in het
Daarnaast geeft Cuypers in zijn advies aan de
10% voor mijne werkzaamheden slechts 8% op
restauratieproces weerspiegelen. Daarnaast is
minister van 24 augustus 1882 aan dat het
de begrooting gebragt’.113 De repliek van Koch
het de vraag of de verschillen in ontwerp het
honorarium van Koch te hoog is vastgesteld,
heeft de gewenste invloed gehad, aangezien
gevolg zijn van vrije variatie en persoonlijke
omdat tekeningen voor de herstelling
tijdens de restauratie elk jaar een post van
voorkeur van Koch of dat zij zijn ontstaan door
‘voorhanden zijn (...) en de ingezonden
13% voor architect en opzichter op de
voortschrijdend inzicht betreffende de juiste
doortrekken ook met behulp van voormelde
begroting werd vermeld.
reconstructie van de kerk.
110
111
teekeningen zijn vervaardigd’.
Hoewel de plannen veel overeenkomsten Koch stelt in een reactie dat het salaris, 13%
vertonen, zijn er in detail en vormgeving
van de bouwkosten, niet te hoog berekend was.
duidelijke verschillen waar te nemen tussen de
Hij rekende 5% voor het dagelijks toezicht op
restauratieontwerpen van Cuypers en Koch,
de werkzaamheden en 8% voor ‘mijne
met name bij het noordportaal, de oostzijde en
112
bemoeijingen en werkzaamheden’.
Hoewel
de venstertraceringen. Verder zijn er van
zijn inzet niet verder wordt gespecificeerd, is
Cuypers geen tekeningen van wijzigingen aan
het in ieder geval duidelijk dat Koch zichzelf
de zuid- en westzijde van de Grote Kerk
niet enkel als opzichter beschouwd. Hij beriep
bekend, waarvoor Koch in de loop van het
zich voor de hoogte van het tarief dat in 1880
restauratieproces ontwerpen heeft gemaakt. Bij
in Lyon werd vastgesteld door de Société
de beschrijving van de herstelwerkzaamheden
Afb. 28: Ontwerp van Koch voor twee te vernieuwen
Academique d’Architecture. Daarnaast erkende
en de restauratieadviezen van Cuypers zal
vensters in de noordgevel. De venstertracering komt
Koch het gebruik van de plannen van Cuypers:
verder duidelijk worden of de verschillen in de
overeen met de in 1876 door Cuypers gemaakte
‘Daar ik echter bij het opmaken van het
ontwerpen het gevolg zijn van de inbreng van
ontwerpen (zie af. 29 midden boven en linksonder).
110
Brief van Cuypers aan de kerkvoogdij, 17 december 1878, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
111
Advies van Cuypers en Van den Bergh aan de minister van Binnenlandse Zaken, 24 augustus 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
112
Brief Koch aan de Commissie voor de Restauratie van de St. Michaëlskerk te Zwolle, 20 september 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
113
Brief Koch aan de Commissie voor de Restauratie 20 september 1882 (zie noot 112).
43
Afb. 29 en 30: Ontwerpen van Cuypers voor nieuwe vensters uit 1876 (links) en de door Koch gemaakt ontwerpen E en F (rechts), getekend in 1882.
44
Afb. 31: Foto van de zuidgevel van de kerk na de restauratie. De aanleunende woonhuisjes zijn verdwenen. Het zuidportaal, de buitenschil en de vensters zijn gerestaureerd en rondom is een ijzeren hekwerk geplaatst.
45
3. Restauratie, architect, Rijksadvies In 1883 start men met de
door de minister van Binnenlandse Zaken.
behoorden dan ook tot de eerste
restauratiewerkzaamheden van de Grote Kerk
Cuypers bracht gedurende de restauratie twee
restauratiewerkzaamheden. De hiërarchische
onder leiding van Koch. De inspectie van de
keer per jaar rapport uit aan de minister. In het
verhouding tussen Cuypers en Koch wordt in de
voorjaar of de zomer voorzag de rijksadviseur
beginfase al verduidelijkt door de reactie van
in informatie over de voortgang van de
de rijksadviseur op de opgestelde begroting.
werkzaamheden en gaf hij advies over allerlei
Cuypers geeft richting de minister aan dat hij
eeuwse ontwerptekeningen, sporen in de
randzaken. In december van het jaar
ook graag controle heeft over de detaillering
huidige situatie van de Grote Kerk, oud
adviseerde Cuypers de minister over het wel of
van de te herstellen, natuurstenen onderdelen
fotomateriaal, schilderijen en archiefbronnen
niet verlenen van de rijkssubsidie, waarbij hij
van de kerk: ‘Ten einde zekerheid te erlangen,
wordt in dit laatste hoofdstuk geanalyseerd hoe
tevens een samenvatting gaf van de
dat de nieuw te maken steenhouwwerken
ingrijpend de restauratie eind 19de eeuw is
daadwerkelijk verrichte restauratiewerken. De
behoorlijk in den stijl der kerk en wel
geweest. Hierbij zal het interieur in een aparte
uiteindelijke beslissingsverantwoordelijkheid om
overeenkomstig het karakter van elk
paragraaf aan de orde komen. Parallel hieraan
de rijkssubsidie uit te keren lag bij de minister
respectievelijk gedeelte, worden uitgevoerd, zal
zelf. Uit de documentatie blijkt echter dat deze
het noodig zijn, de details van deze
sterk leunde op het advies van Cuypers.
steenhouwwerken, als vensterramen, lijsten,
restauratie, die tot 1898 duurde, was in handen van P.J.H. Cuypers, die elk jaar advies uitbracht aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Door middel van een vergelijking tussen 19de-
wordt de rol van Cuypers en de inbreng van Koch en de Hervormde gemeente in het restauratieproces belicht.
3.1. Restauratie van het exterieur: 1882-1894 Het groene licht voor de restauratiewerkzaamheden werd in 1882 gegeven na goedkeuring van de door Koch opgestelde begroting van de restauratiekosten
114
afdekkingen, balustraden, pinakels voor af ter Het vernieuwen van vensters en de
goedkeuring voor te leggen, evenals die van
buitenschil
het timmerwerk der deuren, dakvensters enz,
De aanleiding tot de restauratie in 1875 was de
en van de verschillende compartimenten van
noodzaak tot het herstellen van vervallen
glas in lood’.114
muurwerk en het vervangen van in slechte staat verkerende vensters. Deze onderdelen
Met betrekking tot de detaillering van de
(aan de oost- en noordzijde van de kerk)
vensters werd in het vorige hoofdstuk al
Advies Cuypers en Van den Bergh, 24 augustus 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
46
duidelijk dat enkele voorbeelden van Koch exact met de tekeningen van Cuypers overeenstemden. Koch had echter zelf ook eigen ontwerpen gemaakt, waarbij hij verschillende gotische motieven van diverse vensters had verwisseld en samengevoegd. Naar wens van de rijksadviseur stuurde Koch ter goedkeuring de verschillende detailtekeningen voor de vensters van de kerk, die ‘in den stijl van het gebouw’ ontworpen waren.115 In de adviezen en brieven van Cuypers zijn vervolgens geen negatieve reacties of aanwijzingen ter verbetering te lezen omtrent de profilering van de venstertraceringen. In het advies van 20 december 1882, zeer waarschijnlijk in reactie op in september toegestuurde stukken van de vensterdetailleringen van Koch, meldt Cuypers dat ‘de detailteekeningen (...) thans onze goedkeuring kunnen wegdragen’ en dat de
Afb. 32: Overzicht van het middenkoor, waarbij de venstertraceringen van de drie vensters overeenkomen met de
werkzaamheden conform deze tekeningen
ontwerpen E en F van Koch (zie afb. 30).
116
kunnen worden uitgevoerd.
Voor wat betreft
de vensters die overgenomen waren van zijn eigen ontwerp van 1876 was dit ook niet
verwonderlijk. Ook de eigen ontwerpen van
werden vervolgens toegepast in het
Koch werden echter door de rijksadviseur
noordoostelijke- en middenkoor,117 waardoor
positief beoordeeld. Deze venstertraceringen
Koch in dit geval in het ontwerp van de
115
Brief van Koch aan de commissie voor de restauratie der St. Michaelskerk te Zwolle, 20 september 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
116
Advies Cuypers en Van den Bergh, 20 december 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
117
Bij de vensters aan de noord- en zuidzijde van de kerk werden de in 1876 gemaakt ontwerpen van Cuypers toegepast.
47
restauratie - weliswaar binnen de kaders van de gegeven vormgeving van de rijksadviseur - de vrijheid had om zelf zijn aandeel in het ontwerp te leveren. Het is opvallend dat de ontwerpen E en F van Koch, die afwijkend zijn ten opzichte van het oorspronkelijke (blinde) venster in de noordgevel, alleen in de koren zijn toegepast. Hoewel de motieven van alle toegepaste vensters in de publicatie Venstertraceringen in Nederland van Tolboom worden aangeduid als ‘laatgeometrisch’,118 lijken deze ontwerpen van Koch te zijn opgebouwd uit eenvoudigere geometrische vormen dan de voorbeelden van Cuypers. Uit de bronnen wordt niet duidelijk of
Afb. 33 en 34: Oorspronkelijke venstertracering in de noordgevel van de kerk (links) en een door Tolboom
dit te maken had met een persoonlijke
afgebeelde blindtracering van het koor van de St. Maartenskerk in Zaltbommel, 14de eeuw (rechts).
voorkeur van Koch, of dat hij concrete voorbeelden gebruikte voor deze ontwerpen. In het werk van Tolboom komt alleen een afgebeelde blindtracering in het koor van de St. Maartenskerk (14de eeuw) in Zaltbommel (bijna) exact met het ontwerp van Koch overeen. De wetenschap dat de koren van de Grote Kerk eind 14de eeuw tot de eerste bouwfase behoorden, doet vermoeden dat dit bij Koch ook bekend was en dat de ontwerpen hierop werden aangepast. Het verschil in
ontwerp zou dan toegeschreven moeten
Op de tekeningen van Koch voor de bewerking
worden aan een voortschrijdend inzicht in de
van het glas-in-lood in de vensters volgde wel
bouwgeschiedenis van de kerk en de ‘juiste’
kritiek. Deze zouden niet het karakter
reconstructie. Waarschijnlijk baseerde Koch zich
weergeven van werk uit de 15de eeuw. Uit de
hierbij op andere Nederlandse 14de-eeuwse
brief van de minister valt op te maken dat er
voorbeelden. Koch maakte ook in 1893 het
drie tekeningen naar Koch worden verzonden
ontwerp voor de vensters in de bakstenen
die afwisselend kunnen worden gebruikt.119
westgevel aan weerszijden van de
Omdat deze tekeningen van Cuypers niet in de
consistoriekamer. Wederom volgden positieve
archieven bewaard zijn gebleven, is het moeilijk
adviezen en werd het ontwerp van Koch
om na te gaan of het om een compleet nieuw
uitgevoerd.
ontwerp ging, of dat de rijksadviseur slechts
118
H.J. Tolboom, Venstertraceringen in Nederland, Restauratievademecum bijdrage 18, Zeist/’s Gravenhage 1998, pp. 18-26.
119
Brief van de minister aan de commissie voor de restauratie der St. Michaelskerk te Zwolle, 9 mei 1883, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
48
enkele aanpassingen aan het ontwerp van Koch verrichte. In ieder geval is duidelijk dat de criteria voor een geslaagd ontwerp voornamelijk werd gekoppeld aan het ‘juiste’ karakter van een bepaalde tijdsperiode, die tot uitdrukking moest komen in de gehanteerde stijl, vormentaal en detaillering. Naast het rondom vernieuwen van vensters werd in de periode 1882-1894 ook het muurwerk van de kerk aangepakt. In het advies van augustus 1882 gaat Cuypers in op het herstel van de tufstenen 120- en Bentheimer zandstenen bekleding van het exterieur. Cuypers adviseert om bij het herstel alléén die stenen te verwijderen die geheel verweerd zijn. De delen die ook maar enigszins behouden of hergebruikt kunnen worden, moeten bewaard blijven.121 Tijdens de restauratie geeft Koch echter aan dat het muurwerk in zeer slechte
Afb. 35: Restauratieontwerp van twee nieuwe ‘lichtkozijnen met ommetseling’ in de westgevel, gemaakt in 1893 met links de bestaande toestand.
staat verkeerde.122 De buitenschil werd
120
Voor de restauratie van de buitenschil werd naast de Bentheimer zandsteen voor het herstel van steenhouwwerk, voor de bekleding tufsteen besteld in Brohl (Eifel).
121
Brief van de minister aan de commissie voor de restauratie, 9 mei 1883, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
122
F.C. Koch, Beschrijvingen voor de voorgenomen restauratie in de jaren 1883-1886, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
49
vervolgens grotendeels vernieuwd. De
De rol van Cuypers in de afwerking van de
bakstenen westgevel is ‘gedeeltelijk opnieuw
buitenschil is minimaal geweest. De
ingevoegd’, met waarschijnlijk slechts
rijksadviseur heeft weinig op de
plaatselijke restauratie van muurwerk.123
detailtekeningen van Koch en de uitvoering
Travee voor travee werden - te beginnen bij
daarvan aan te merken. Zo geeft hij in het
de koren, vervolgens de noordzijde en op het
advies van 8 augustus 1883 aan de minister
einde de zuid- en westzijde van de kerk -
aan dat het werk met zorg behandeld is en
tegelijkertijd het muurwerk hersteld, de
goed is uitgevoerd. ‘(...) op enkele
vensters vernieuwd en met nieuw glas gevuld.
onnauwkeurigheden in steensnede hebben wij
Onder het herstel van de buitenschil viel
de aandacht van den architekt gevestigd’.126
tevens de restauratie van steunberen,
Het wordt uit de bronnen niet duidelijk wat
omliggend muurwerk van de vensters,
hiermee precies werd bedoeld. Mogelijk was de
waterlijsten, cordonbanden, plinten,
profilering van de natuursteen naar de smaak
borstweringen, goten en ankers.124 Ook
van Cuypers te grof uitgevoerd. De
werden, ditmaal wel expliciet op advies van
rijksadviseur stelde vervolgens vast dat deze
Cuypers, boven elke travee in de kap nieuwe
correcties nog goed kunnen worden verbeterd.
zoldervensters aangebracht, ter vervanging
Tot slot zijn bij het herstel van het muurwerk
125
van de platliggende daklichten.
nog enkele wijzigingen uitgevoerd, naar aanleiding van ontdekkingen tijdens de uitvoering. Zo werden bij de uiterste
Afb. 36. Het ‘stovenhok’ na de restauratie, met lantaarn en vernieuwde balustrade.
123
F.C. Koch, Begrooting van kosten, met toelichtende omschrijving voor de restauratie van 1893, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
124
Zie begrotingen en beschrijvingen van werkzaamheden van F.C. Koch in de periode 1882-1894, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473 en 1474.
125
Advies Cuypers en Hezenmans, 29 november 1887, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
126
Advies Cuypers en Hezenmans, 8 augustus 1883, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
50
zuidoostelijke steunbeer en in de oostelijke
zuidoostelijke koor oorspronkelijk als vensters
moesten blijven en dat men alleen de geheel
muur van het koor de overblijfselen gevonden
hadden gediend en weer zo ingericht dienden te
ontbrekende delen door nieuwe stenen diende
128
van twee stenen lantaarns. Beide werden
worden.
Blijkbaar waren deze vensters in de
hersteld. Aan de buitenzijde werd hier tevens
loop van de 19de eeuw dichtgemetseld.129
het dak van het zogenaamde stovenhok of
te vervangen, werd het noordportaal bijna geheel van nieuwe tufsteen en Bentheimer zandsteen voorzien. Koch stelde in 1887 dat bij
sacristie (nu Heilige Grafkapel genoemd)
Studie naar de ‘oorspronkelijke’ portalen
het verwijderen van de oude verflaag bleek dat
gerestaureerd en voorzien van een nieuwe
Het noordportaal was een van de belangrijkste
nagenoeg alle delen ‘beschadigd, gescheurd,
onderdelen van de restauratie en werd al vanaf
doorgeroet en bijgepleisterd waren’.130 Uit het
was weliswaar al in de plannen van Cuypers
de beginfase onder de meest noodzakelijke
vorige hoofdstuk kwam reeds naar voren dat de
van 1876 opgenomen, maar is uiteindelijk -
herstellingen geschaard. Het portaal was
tekeningen van Koch en Cuypers met
zonder extra verdieping of blindnissen -
vervallen en de spits was inmiddels verwijderd.
betrekking tot het noordportaal wezenlijke
uitgevoerd volgens het ontwerp van Koch.
De restauratie van het noordportaal heeft van
verschillen vertoonden, met name daar waar
Daarnaast gaf Koch in zijn begroting van 1882
1885 tot 1888 geduurd. Hoewel Cuypers
het de deuren en de spits betrof. Hoewel de
aan dat twee nissen in het middenkoor en het
adviseerde dat alle bruikbare delen behouden
ontwerptekening, inclusief detaillering, van
127
balustrade met pinakels.
127
Deze balustrade
Er is weinig bekend over het exterieur van de Grote Kerk van de noordoostelijke- en zuidzijde van voor de restauratie. Een 17de-eeuwse tekening van C. Pronk toont de sacristie vanuit de Sassenstraat nog met
verdieping en met balustrade. Op een (anonieme) tekening uit de 19de eeuw is de balustrade reeds verdwenen. 128
F.C. Koch, Begrooting van de restauratie der St. Michaelskerk, juli 1882, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
129
Koch meldde op 23 augustus 1883 aan Cuypers: ‘De schoorsteen in het “zogenaamde” stovenhok is bereids weggebroken, waardoor de primitieve toestand nog beter is aan het licht gekomen’, Archief NAi, CUBA,
inv. nr. g162. 130
F.C. Koch, Rapport omtrent de in 1887 uitgevoerde werkzaamheden, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
51
Koch uiteindelijk is uitgevoerd, heeft de
opheffing van het college van rijksadviseurs als
noordportaal te ‘reconstrueren’. Zo gaf hij aan
rijksoverheid in de aansturing van het ontwerp
directe bouwkundige adviseur van De Stuers
dat op het schilderij van 1669 de ‘tusschen
een belangrijke rol gespeeld. Uit de bronnen
opereerde, stelde dat de tekeningen van de
pinacles in de balustrade in primitieven
blijkt dat het ontwerp van Koch het resultaat is
Redtenbacher ‘totaal faut zijn, waar het hoogte
toestand verkeerden; doch de hoekpinacles
van de opdracht van de afdeling Kunsten en
en breedte aangaat’.133 Mogelijk had Cuypers
voorzeker niet’.137 Alle pinakels moesten
Wetenschappen om een intensieve studie naar
deze problemen zelf ook geconstateerd,134
vervolgens na 1669 vervangen zijn door stenen
de oorspronkelijke toestand te verrichten.
aangezien hij al in 1885 adviseerde om bij de
vazen. Met betrekking tot de toegangsdeuren
Hoewel er al een ontwerp van Cuypers,
herstelling van de spits nog oude bestaande
getekend door Redtenbacher, voorhanden was,
stadsgezichten na te gaan.135 De Stuers gaf,
werd de juistheid van deze tekening betwist. De
om meer zekerheid te genereren over de
Stuers stelde zelf in een brief aan Cuypers: ‘Ik
oorspronkelijke toestand van het portaal, aan
heb die teekeningen leeren wantrouwen, en
Koch de opdracht om twee schilderijen na te
daarom photographien gevraagd. Nu blijkt dat
tekenen en te analyseren: de torenbrand van
Redtenbacher op verschillende plaatsen heeft
1669 (zie de omslag van de masterthesis) en
131
gefantaiseerd (...)’.
Hierbij werd ingegaan op
het schilderij van het noordportaal van D. van
de verhoudingen en op de traceringen van de
Etten uit 1782.136 Aan de hand van het
nissen op de hoeken van de eerste verdieping
kopiëren van de schilderijen deed Koch een
132
van het portaal.
Adolph Mulder, die na de
poging om de oorspronkelijke toestand van het Afb. 37. Tekening van Koch naar het schilderij van D. van Etten uit 1782.
131
Brief van De Stuers aan Cuypers, 8 maart 1886, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
132
Deze dienden niet rond, maar accoladevormig te zijn. Tevens moesten de kruisbloemen in de nissen hoger geplaatst worden.
133
Brief Mulder aan De Stuers, 9 juli 1886, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
134
Volgens architectuurhistoricus A.J.C. van Leeuwen was het reeds bekend dat Redtenbacher niet altijd even betrouwbare stukken leverde. Met name in verhoudingen en details zou hij zichzelf bij zijn tekeningen
veel vrijheden toestaan. Cuypers had op 16 december 1878 al tegen De Stuers aangegeven dat de vele kritieken op Redtenbacher hem nog meer problemen bezorgde dan hij al had. Zie Van Leeuwen 1995 (zie noot 2), p. 136. 135
Advies Cuypers en Hezenmans, 15 december 1885, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
136
Brief van De Stuers aan Cuypers, 8 maart 1886, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
137
F.C. Koch, Toelichting van de in potlood genomen copieën, naar oude schilderijen, 28 februari 1886, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
52
Afb. 38. De noordzijde van de
van het portaal stelde Koch dat kozijn met de
Grote kerk na de restauratie van
halfronde dagopeningen van latere tijd moest
het noordportaal. Op de foto is te
dateren.138 Daarnaast hield hij zich bezig met
zien dat de vensters, het dak, de dakvensters en de Hoofdwacht ook al zijn gerestaureerd. Aangezien het huis van de familie Van Poorten nog niet gesloopt is, zal de foto rond 1890 zijn gemaakt.
het perspectief van de schilderijen, om zo de verhoudingen van de verschillende verdiepingen van het noordportaal in het ontwerp te kunnen verbeteren. De Stuers schreef aan de hand van de bevindingen van Koch aan Cuypers dat de ronde bogen boven de twee deuren niet juist waren en dat er in de oorspronkelijke situatie sprake was van rechte lateien op kraagstukken. De referendaris drong vervolgens aan op het herstel hiervan. Met betrekking tot de kapvorm gaf De Stuers aan dat men bij de restauratie de (...) schilderijen zou moeten volgen, niet ‘de phantasieën’ van Redtenbacher.139 Tevens zou het beeld van Michaël weer op de spits herplaatst moeten worden. Op het ontwerp van Koch werd eveneens, in vergelijking met de tekening van Redtenbacher de verhoudingen tussen de begane grond en de eerste verdieping van het noordportaal gewijzigd. Aan de hand van deze aanwijzingen van De Stuers en de kopieën van de schilderijen van
138
F.C. Koch, Toelichting van de in potlood genomen copieën, naar oude schilderijen, 28 februari 1886, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
139
Brief van De Stuers aan Cuypers, 8 maart 1886, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
53
Koch bracht Cuypers advies uit aan de minister
wij tevens (...) voor de vervaardiging van dit 140
geheel nieuw aangebracht en voorzien van
over het ontwerp van het noordportaal. De
beeld de Quellinusschool alhier aanbevelen’.
nieuwe pinakels. Alle stenen kozijnen met
traceringen van de steunberen en van de nissen
Enige wijziging had Koch later nog aangebracht
bogen werden uitgebroken en opnieuw
(met de kruisbloemen) dienden veranderd
ten aanzien van het venster op de eerste
ingemetseld. De nissen en de spits van de
worden, de ankers moesten behouden blijven
verdieping. Deze wijziging werd hem echter
traptoren werden hersteld en het
en het bovenste gedeelte van het venster op de
opgedragen door Cuypers, omdat bij nader
middenvenster van het portaal werd vernieuwd.
eerste verdieping diende blind te zijn.
onderzoek tijdens de inspectie in juni bleek dat
Het portaal kreeg nieuwe eikenhouten deuren,
Daarnaast moest nagegaan worden of de
het bovenste deel van het venster niet blind
naar voorbeeld van het deurtje dat naar de
kraagstukken in de deuropeningen nog
was geweest, maar met glas-in-lood was
traptoren naast het portaal voerde.143 In dit
aanwezig waren en diende de vorm van de spits
gevuld.141 Ook kwamen de oude kraagstukken
geval is - in tegenstelling tot bij de ontwerpen
te worden aangepast, bekroond met het beeld
boven de toegangsdeuren weer tevoorschijn,
van de venstertraceringen - expliciet duidelijk
van de aartsengel. De restauratietekening voor
waarbij de bestaande profilering gevolgd kon
dat men zich bij een reconstructie baseerde op
het noordportaal van Koch wijkt dus af van de
worden.142
bestaande voorbeelden elders in Nederland. In
eerdere tekening van Redtenbacher, maar deze
het portaal werd een nieuw stenen gewelf
wijzigingen zijn het gevolg van zijn eigen
Uiteindelijk werd op deze wijze aan de hand
aangebracht en de beide balklagen met zolders
onderzoek, uitgevoerd in samenspraak en
van het onderzoek van Koch en enkele
en bekapping werden vernieuwd.144 Tevens
overleg met Cuypers en aangestuurd door De
aanwijzingen van De Stuers en Cuypers, de
werd de Bentheimer zandstenen vloer in het
Stuers. Cuypers voegde bijvoorbeeld bij zijn
spits en het beeld als bekroning van het
portaal en het portiek dat toegang verleent
advies een schets toe voor de uitwerking van
noordportaal geplaatst en werd het muurwerk
tussen het noordportaal en de kerk hersteld.145
het beeld van de heilige Michaël, ‘volgens welke
grotendeels vernieuwd. De balustrade werd
Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre het
de architekt dit behooren zal te wijzigen, terwijl
140
Advies Cuypers en Hezenmans, 29 april 1886, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
141
F.C. Koch, brief aan de commissie voor de restauratie, 14 juli 1886, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
142
Brief van Koch de minister, 17 juli 1886, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
143
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
144
Brief van Koch aan Cuypers, 28 november 1886, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
145
F.C. Koch, begroting en omschrijving van de restauratiewerken, april 1889, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
portiek en de vloer daadwerkelijk gerestaureerd
54
kerk voor de restauratie: ‘En die zijn voet zette over den drempel zelf, werd akelig getroffen door een paar portalen van vlammend rood marmer, geschilderd natuurlijk’.146 In het portiek werden nieuwe deuren geplaatst. Samenvattend is duidelijk geworden dat Cuypers én De Stuers concrete inspraak hadden op het onderzoek naar en de restauratie van het noordportaal. Koch was echter als leidend architect zowel in het onderzoek als in het ontwerp en advies een belangrijke speler. De adviezen en reacties van De Stuers en Cuypers waren ten slotte gebaseerd op Koch’s onderzoek. Ook bij het herstel van de portieken was Koch leidend geweest. Het verwijderen van de verflaag werd door het kerkbestuur namelijk zelf bekostigd. Zodoende was hier ook geen rijksadvies (voor
Afb. 39. Vergelijking van het motief van het deurtje
eventuele subsidieverlening) mee gemoeid. Met
naar de traptoren in de St. Michaëlskerk (rechtsboven) met studies van deuren in de St.
Afb. 40. Eén van de grote toegangsdeuren van het
betrekking tot de afwerking en voltooiing van
Bavokerk te Haarlem. Afbeelding afkomstig uit de
noordportaal.
het noordportaal had Cuypers de wens
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst.
zijn. Mogelijk bestonden deze ‘herstellingen’ enkel uit het egaliseren van de vloer en het verwijderen van de verflaag van het portiek. Het artikel van 31 augustus 1896 geeft enig inzicht in de toestand van de portieken in de
146
geventileerd om de nissen naast het grote middenvenster weer met beelden te vullen. ‘Wij meenden hierop te moeten wijzen, omdat de herstelling van dit fraaie portaal niet volledig kan geacht worden, zoolang deze historische
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
55
Afb. 41. De deur- en vensteropening van de leprozenkapel, gefotografeerd vanuit de zuidbeuk. De deurafwerking was geënt op de voorbeelden van de St. Bavokerk in Haarlem.
beelden niet op nieuw, op de daarvoor
aan te brengen’.147 Deze aanpassingen zijn
aangewezen plaats, aangebracht zijn. Die
echter nooit verwezenlijkt.148
ledige nissen laten een leegte, die een
Naast de intensieve restauratie van het
onaangenamen indruk maakt bij dit, overigens,
noordportaal, werden ook het zuidportaal en
zoo rijk bewerkt gebouw. Het is tevens noodig
het portaaltje in de oostelijke hoek van de
er de lichtblauwe kleur met rooden rand wier in
zuidgevel rond 1891-1892 in de restauratie
Afb. 42: De toegang tot het zuidportaal, gezien vanaf de binnenzijde van de kerk. Het portaal was voor de restauratie gemarmerd.
meegenomen. Door het ontbreken van oud 147
Advies Cuypers, De Stuers en Hezenmans, 29 november 1887, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
148
Het blijft onduidelijk of het niet opvolgen van dit advies van Cuypers ingegeven werd door financiële of esthetische motieven.
56
fotomateriaal of historische afbeeldingen van de
nieuwe deur- en raamopeningen
deur- en vensteropeningen.152 Het is
zuidgevel van de Grote Kerk, is het zeer
aangebracht.150 Opvallend is dat Koch bij het
onduidelijk of de vloer deel uitmaakte van de
moeilijk een beeld te vormen van de situatie
maken van deze openingen de
restauratiewerkzaamheden. Op het plan van
van voor de restauratie. Wel wordt uit de
ontwerpplattegrond van Cuypers van 1876
Koch voor het zuidportaal zijn in de bronnen
bronnen duidelijk dat Koch een onderzoek
volgde en niet zijn eigen ontwerp van 1882,
geen opmerkingen van Cuypers waar te nemen.
verrichte naar de oorspronkelijke toestand van
waar hij enkel een vensteropening ingetekend
Deze meldde op 13 juni 1892 dat de geplande
het oostelijk gelegen portaal, de zogenaamde
had. Waarschijnlijk heeft de rijksadviseur bij de
werkzaamheden ‘geene bedenking ontmoet’.153
leprozenkapel. Hij geeft aan ‘dat de restauratie
plaats van deze openingen enige sturing in het
Cuypers adviseerde tevens positief over de te
van het overwelfde portaaltje met vroegere
ontwerp verricht. In dezelfde periode werd ook
verstrekken subsidie en geeft aan dat de
biechtcel aan den zuidgevel, voornamelijk ook
het zuidportaal gerestaureerd. Koch meldde in
werkzaamheden ‘geheel in overeenstemming
wat plaatsing en grootte van deur- en
zijn begroting voor de jaren 1890-1893 dat de
met de door ons aan den, met de leiding van
lichtopeningen betreft, ontworpen is
binnenzijde reeds voltooid was.151 Het
het werk belasten architect verstrekte
overeenkomstig het resultaat der gedane
verwijderen van de verflaag van de portieken
aanduidingen en afspraken zijn opgemaakt’.154
onderzoekingen (...)’.149 Uit het onderzoek
in de kerk werd reeds genoemd. Daarnaast
In het geval van de leprozenkapel lijkt de
kwam naar voren dat het portaal tot ‘den
werden ook hier nieuwe toegangsdeuren
rijksadviseur een grotere rol te hebben
oorspronkelijke kerkbouw’ behoorde. Naast de
geplaatst. Cuypers gaf in zijn advies van 1
gespeeld.
restauratie van het muurwerk en bogen in het
december 1892 aan dat het portaal in- en
exterieur en het vernieuwen van de kap, werd
uitwendig hersteld was. Hij noemt specifiek het
het portaal opnieuw overwelfd en werden er
aanbrengen van gewelven en het herstellen van
149
Brief van Koch aan kerkvoogden, 21 mei 1892, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
150
F.C. Koch, begrooting van kosten voor de restauratie van 1891, mei 1891, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
151
F.C. Koch, begroting en omschrijving van de restauratiewerken 1890-1893, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
152
Advies Cuypers en Hezenmans, 1 december 1892, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
153
Advies Cuypers en Hezenmans, 13 juni 1892, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
154
Advies Cuypers en Hezenmans, 30 juni 1893, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
57
Een visueel volmaakt en geïsoleerd
‘Wij meenen bij deze gelegenheid er op te
onderstreepte de rijksadviseur de wenselijkheid
kunstwerk
moeten aandringen dat het zoogenaamde
van het herstellen van de Hoofdwacht, dat in
Zoals in het eerste hoofdstuk reeds werd
“wachtje”, een gebouwtje dat de noordzijde van
eigendom was van de gemeente Zwolle.158 Op
vermeld, was het systematisch slopen van
het koor zéér ontsierd, vóór de verdere
aandringen van de kerkvoogdij werd het pand
zicht-verstorende aanbouwen bij de restauratie
herstelling worde afgebroken’.156 In zijn
vervolgens onder toezicht van
van kerken in de 19de eeuw een terugkerend
schrijven aan de minister van 22 december van
gemeentearchitect J.L. van Essen
scenario. Zowel Cuypers als Koch gaven in de
hetzelfde jaar kon Cuypers al melden dat aan
gerestaureerd, waarbij de schuifvensters door
plattegronden, met uitzondering van de
de aanbevelingen voldaan was en dat het huisje
nieuwe stenen kruisvensters werden
Hoofdwacht, enkel de parcellering van de
snel zou worden weggeruimd.
157
Verder
aanleunende bebouwing van de kerk weer. 155
Cuypers had zelfs de trapperij
vervangen. Deze werden vervolgens aan de onderste zijde voorzien van eikenhouten luiken.
‘het
Ook het verwijderen van de witte verflaag en
Wachtje’ (ten oosten van de Hoofdwacht) niet
het verder restaureren van het exterieur
eens in de plattegrond ingetekend. Ook op de
behoorden tot de herstellingswerkzaamheden.
ontwerptekeningen van de rijksadviseur uit
De westelijke zijde van het noordportaal werd
1876 van de noord- en oostzijde van de kerk
in de jaren negentig ‘gezuiverd’. In januari
zijn de huizen weggelaten. Vanaf het begin van
1889 werd het huis met winkel van de weduwe
de restauratie bemoeide Cuypers zich intensief
van Poorten - het voormalige vleeshuis
met de gewenste sloop van deze bebouwing,
grenzend aan het portaal - bij publieke veiling
waarbij op 8 augustus 1883 allereerst ‘het
voor f. 8900,- door de Hervormde gemeente
Wachtje’ onder de aandacht werd gebracht: Afb. 43: Plattegrond van het woonhuis van de familie Van Poorten, met centraal de winkel en aan weerszijden kamers met inbouwkasten en bedsteden.
155
Naast de functie van kroeg had het pand volgens het artikel in de Zwolse Courant van 31 augustus 1896 tevens dienst gedaan als bestelhuis voor ‘een of andere wagendienst’.
156
Advies Cuypers en Hezenmans, 8 augustus 1883, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
157
Advies Cuypers en Hezenmans, 22 december 1883, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
158
Advies Cuypers en Hezenmans, 15 december 1885, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
58
aangekocht. De kerkvoogdij geeft richting
Afb. 44: Ontwerp van Koch voor
Cuypers aan dat zij van plan zijn het pand te
nieuwbouw van twee
slopen, om vervolgens een nieuw
catechisatieruimten op het
cathechisatiegebouw te realiseren en deze ‘in
perceel ten westen van het
harmonie te brengen met het voorportaal en de
noordportaal, 1889.
daarnaast gelegen hoofdwacht’.159 In de literatuur wordt melding gemaakt van concrete plannen van Cuypers voor deze nieuwbouw160 , maar hier zijn in de archieven geen aanwijzingen voor gevonden. Koch stuurt in april 1889 een ontwerp naar de rijksadviseur voor de nieuwbouw, aangepast aan de vormgeving van de bovenverdieping van het noordportaal. Hij heeft naar eigen zeggen een ontwerp met één verdieping gemaakt, om het zicht op de kerk niet te veel te belemmeren.161 Cuypers heeft op het ontwerp weinig aan te merken: ‘Op de constructie noch op de vormen hebben wij iets af te dingen, alleen merken wij op, dat de buitenzijde van den boog, boven den deur-ingang, een doorloopende lijn moet vormen’.162 Het is opvallend dat de ingangspartij uiteindelijk geheel anders werd
159
Brief kerkvoogdij aan Cuypers, 12 februari 1889, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
160
Erdtsieck 1998 (zie noot 20), p. 50.
161
F.C. Koch, begroting en omschrijving van de restauratiewerken gewijzigd 30 juli en april 1889, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
162
Advies Cuypers en Hezenmans, 27 mei 1889, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
59
uitgevoerd. De vormgeving werd hierbij
lang daarna werd tevens het belendende
zuidgevel opgeruimd, maar verdwenen tevens
afgeleid van het ontwerp van Koch voor het
perceel van de heer De Vries aangekocht en
het kerkenkamertje en het brandspuithuisje
noordportaal van de kerk, waarvoor hij tevens
gesloopt.
onder de sloophamer. Zodoende bleef van de
het voorbereidend onderzoek had verzorgd. Op
bebouwing aan de zuidzijde enkel het
15 april 1890 diende Koch het ontwerp in bij de
De aangebouwde woningen aan de zuidzijde
zuidportaal en het portaaltje ten oosten
gemeente Zwolle. Gemeentearchitect J.L. van
van de kerk werden in de laatste periode van
daarvan over. Ter vervanging van het gesloopte
Essen gaf de vergadering van Burgemeester en
de restauratie gesloopt. Cuypers had in 1886
bebouwing werden door de gemeente Zwolle
Wethouders te kennen dat er geen bijzondere
reeds geadviseerd om te onderzoeken of er in
onder de consistoriekamer ruimten voor een
voorwaarden werden gesteld, afgezien van de
de huizen aan de zuidzijde, in de steunberen en
brandspuitlokaal en een kerkenkamer
wens om de bestaande kelderingang te
muren van de kerk, de ruimte voor het maken
ingericht.166 Op advies van Cuypers werden ter
verwijderen of met luiken te bedekken.163 De
van kasten en het plaatsen van bedsteden in de
plaatse van de weggeruimde aanleunende
vergunning werd verleend op 3 mei onder
muurdikte was uitgehakt. Dit was namelijk ook
bebouwing gedurende de restauratie aan de
voorwaarde dat de kelderingang werd afgedekt
het geval geweest bij ‘het Wachtje’ aan de
noord- en zuidzijde een ijzeren hekwerk
en dat de werkzaamheden zouden worden
noordzijde. De rijksadviseur kwalificeerde de
geplaatst.167 Aan de noordzijde werd het hek
uitgevoerd onder toezicht van de
bebouwing niet alleen als ontsierend voor het
voorzien van gaslantaarns.168
gemeentearchitect. Uit het bestek van Koch van
kerkgebouw, maar wees tevens op het gevaar
mei 1890 blijkt dat het oude gebouw werd
van verzakking van de muren. Bovendien stelde
Concluderend kan gesteld worden dat Cuypers
afgebroken tot en met de vloer van de
Cuypers dat een dergelijke inbreuk op de
zijn invloed aanwendde om de Grote Kerk te
benedenverdieping. De overwelfde kelders, de
eigendomsrechten niet zou moeten worden
‘zuiveren’ van de rondom aangebouwde
kelderingangen aan de buitenzijde en de
toegestaan.165 In de jaren 1890-1993 werden
woningen en winkels. Ondanks dat de
regenbak dienden bewaard te blijven.164 Niet
vervolgens niet alleen de woonhuisjes aan de
rijksadviseur en de minister van Binnenlandse
163
Brief van gemeentearchitect J.L. van Essen aan het B&W, 19 april 1890, Archief HCO, 701 bouwaanvragen gemeente Zwolle 1850-1900, 1890-05-03.
164
F.C. Koch, bestek en voorwaarden voor het verbouwen van het perceel west-waarts van het hoofdportaal der St. Michaëlskerk, mei 1890, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
165
Advies Cuypers en Hezenmans, 29 april 1886, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
166
F.C. Koch, begroting en omschrijving van de restauratiewerken: Restauratie 1890-1893, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
167
Advies Cuypers en Hezenmans, 29 november 1887, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
168
Zie ook Archief HCO, 701 bouwaanvragen gemeente Zwolle 1850-1900, 1884-02-02 en 1889-01-02.
60
Zaken oordeelden dat de posten van het hekwerk, de gaslantaarns en het nieuwe catechisatiegebouw niet tot de herstellingswerkzaamheden van de kerk behoorden,169 heeft Cuypers zeker een stem gehad in het plaatsen van het hek en de lantaarns. De inmenging van Cuypers omtrent de nieuwbouw van de catechisatielokalen is marginaal. Waarschijnlijk heeft Cuypers hier slechts zijdelings over geadviseerd en is Koch leidend geweest in het ontwerp. Het advies van Cuypers voor de detaillering van de ingangspartij werd niet opgevolgd. Het uiteindelijke ontwerp vertoont grote gelijkenis met het ontwerp van Koch voor de ingangspartij van het noordportaal. Een groeiende polemiek: het dichten van het noordoostelijk koor In de bovenstaande beschrijving van de restauratie van de Grote of St. Michaëlskerk in Zwolle is de invloed van Cuypers op diverse Afb. 45: Het plan van de restauratie langs de zuidgevel van Koch, 1892, met onder de bestaande toestand met de aanleunende bebouwing en boven de te realiseren situatie.
wijze naar voren gekomen, van adviezen aan de minister en het aanreiken van ontwerptekeningen, tot aan rechtstreekse aanwijzingen aan Koch en de Hervormde gemeente. De concrete invloed van de
169
Advies Cuypers en Hezenmans, 29 juni 1889, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
61
rijksadviseur komt in de documentatie echter
De rijksadviseur liet in deze kwestie eind 1885
het sterkst naar voren bij de kwestie omtrent
voor het eerst van zich horen: ‘het komt ons
het dichten van de ingang in het
wenschelijk voor de ingang, die aan de Noord
noordoostelijke koor van de kerk. Dit kleine
Oostzijde in lateren tijd gebroken is, thans te
portaal - waarbij de kerkgangers via het
supprimeeren niet alleen omdat hij hier uit een
noordoostelijke koor de kerk binnen kwamen -
aesthetisch oogpunt misplaatst is, maar ook
stond op de ontwerpplannen van de
omdat hij zeer ondoelmatig is en groote tocht
plattegronden van de kerk van zowel Cuypers
in de kerk veroorzaakt’.170 De
als Koch nog ingetekend. Bij het
restauratiewerkzaamheden gingen echter
restauratieontwerp van de rijksadviseur van de
onverminderd door, zonder dat er plannen
oostzijde, ontbreekt echter elk spoor van een
werden gemaakt of een post op de begroting
ingang in het noordoostelijke koor. Dit in
werd gezet voor het verwijderen van het
tegenstelling tot de tekening van Koch, waar
portaal. In december 1889 gaf Cuypers dan ook
het portaal wel stond ingetekend. Tegen het
aan de minister aan dat zijn wens nog niet was
einde van de restauratiewerkzaamheden van
ingewilligd. De rijksadviseur benadrukte
het exterieur ontstond er een discussie tussen
nogmaals dat het hier een latere toevoeging
de kerkvoogdij aan de ene zijde en Cuypers en
aan het kerkgebouw betrof. De oorspronkelijke
de minister aan de andere zijde over het sluiten
situatie diende hersteld te worden, zeker
van deze toegang. De groeiende polemiek geeft
aangezien de restauratie van het noordportaal
weliswaar geen informatie over de relatie
aan de Grote Marktzijde inmiddels was voltooid.
Uwe Excellentie er op worde aangedrongen, dat
tussen de Cuypers en Koch, maar is wel het
De rijksadviseur ging nog een stap verder en
aan onzen bovenbedoelden wensch thans
meest sprekende voorbeeld van Cuypers die als
adviseerde de minister om het middel van de
uitvoering worde gegeven en zelfs daarvan de
rijksadviseur het resultaat van de restauratie
rijkssubsidie aan te wenden om de druk op de
uitbetaling van het subsidie voor 1890
beïnvloedde. Eind 1891 kon Cuypers aan het
Hervormde gemeente op te voeren: ‘Wij nemen
afhankelijk worde gesteld’.171 De minister
ministerie melden dat de ingang was gesloten.
daarom de vrijheid voor te stellen, dat door
neemt het advies van Cuypers over en geeft
170
Advies Cuypers en Hezenmans, 15 december 1885, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1473.
171
Advies Cuypers en Hezenmans, 17 december 1889, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
Afb. 46: Detail van het restauratieontwerp van Koch van de oostzijde van de kerk met het portaal in de noordoostelijke koorsluiting.
62
aan het kerkbestuur aan dat er geen behoefte
overweging te moeten geven, aan den eisch tot
eindigden de brief aan de minister dan ook met
bestaat om de later toegevoegde, en
het geheel wegruimen van denzelve vooralsnog
het verzoek de ingang te mogen behouden. ‘Wij
‘aesthetisch misplaatste' ingang in de
geen gevolg te geven en liever te trachten, met
zouden het met het oog op den geldelijken
noordoostelijke koorsluiting te behouden.172
behoud van den ingang zelves het uitwendige
steun (...) hoogst gevaarlijk achten, indien met
ervan een beter aanzien te doen verkrijgen’.173
gemelden hunnen weerzin, tegen de
In de documentatie is geen direct antwoord van
voorgenomen opruiming van gezegden ingang,
de kerkvoogdij te vinden. De deelname van de
De Hervormde gemeente benadrukte verder
geene rekening werd gehouden. Tot dusverre
Hervormde gemeente in de pennenstrijd startte
dat de toegang al vanaf 1720 deel uitmaakte
werd over het algemeen zonder veel
met een uitgebreide brief aan het ministerie
van de Grote Kerk en dat deze feitelijk als
tegenstand - door velen zelfs met
174
van 5 juni 1890. Kerkvoogden geven hierin aan
hoofdingang van de kerk functioneerde.
Van
dat zij de werkzaamheden voor het wegruimen
het noordportaal werd volgens de kerkvoogdij
met het oog op de restauratie - aanvankelijk
en dichten van de ingang in het noordoostelijke
slechts spaarzaam gebruik gemaakt. De
niet zonder veel tegenkantingen ingevoerden
koor niet in de begroting van 1890 hebben
gemeenteleden hadden duidelijk te kennen
hoofdelijken omslag. Hoogst wenschelijk achten
opgenomen. ‘De reden waarvan wij aldus
gegeven geen voorstander van het sluiten van
wij het dat aan die goede gezindheid van zijde
meenden te moeten handelen is daarin
de toegang te zijn en de kerkvoogdij was er
der gemeenteleden op geenerlei wijzen eenige
gelegen, dat ons reeds terstond, nadat het
alles aan gelegen om aan het verzoek van de
afbreuk worden gedaan, gelijk, naar wij
voornemen (...) bekend werd, van zoo grooten
leden tegemoet te komen. Zij had namelijk in
vreezen, maar al hetgeen het geval zouden
weerzin daartegen bij vele gemeenteleden
deze tijd een hoofdelijke omslag onder de
zijn, indien op hun wensch om der bedoelden
[ontstond], dat wij ofschoon uit een
gemeenteleden ingevoerd om een aantal
ingang te behouden geen acht werd
aeschtetisch oogpunt des bedoelden ingang
werkzaamheden in het interieur, de aankoop
geslagen’.175 In zijn advies van 17 juni
geenszins in bescherming willen nemen
van enkele woningen en de nieuwbouw van de
adviseert Cuypers dat het beter is om het
niettemin vermeenden U.E. in ernstige
catechisatieruimten te kunnen bekostigen. Zij
portaal voorlopig in dezelfde staat te laten, dan
172
Brief van de minister aan de kerkvoogdij, 30 december 1889, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
173
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 5 juni 1890, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
174
Het portaal kende aan de binnenzijde waarschijnlijk dezelfde vormgeving als de twee portieken aan de noord- en zuidzijde van de kerk.
175
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 5 juni 1890, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
ingenomenheid de aanslag aldaar in den enkel
63
dat deze gerestaureerd zou moeten worden. Hij
Aerssen stelt: ‘Ik verkeer in eene moeilijkheid,
de minister op de brief van Van Aerssen waar te
stelt dat de ingang het kerkgebouw per definitie
waaruit gij mij wellicht zult kunnen en willen
nemen. Waarschijnlijk kreeg de president
178
zal ontsieren en dat herstelling daarom geen
helpen (...)’.
De president kerkvoogd maakt
zinvolle bezigheid zal zijn.176 De minister volgt
zijn excuses en geeft aan: ‘[toen ik] een
de begroting van kosten voor de restauratie
het advies en schrijft aan de kerkvoogdij dat
antwoord ontving dat op de opruiming van
van 1891 een post opnam voor het ‘wegbreken
het ongewenst is om de ingang te herstellen.
hooger hand niet verder zou worden
van de hoofdingang met portaal (...),
Als tussenoplossing wordt de suggestie van
aangedrongen mits de toezegging gegeven
doortrekken van kordonband en plinten,
Cuypers overgenomen om het portaal voorlopig
werd dat de toegang na de voltooiing zou
dichtmetselen van ontstane opening en het
intact te laten, mits de toezegging gegeven
worden gesloten beschouwde ik eerlijk gezegd
verlengen tot op de kordonband van het
wordt dat de ingang tegen het einde van de
de zaak als van de baan, en meende ik het
vensterkozijn boven dit portaal’.180 Het is
restauratie alsnog zal worden gesloten.177
verstandiger te handelen dat punt verder
opvallend dat Koch als restauratiearchitect geen
Vervolgens duurt het tot 16 april 1891 voordat
onaangevoerd te laten, mij vleijende, dat men
standpunt inneemt in de discussie. Hij lijkt
deze kwestie weer in de bronnen naar voren
er in den Haag even zoo over denken zou’.179
enkel de wensen en opdrachten van de
komt. President kerkvoogd Baron van Aerssen
Van Aerssen besluit zijn brief met de vraag aan
kerkvoogdij te volgen. Zo neemt hij in 1882 het
tracht met een rechtstreekse brief aan Victor de
de referendaris of het nog zinvol is om een
portaal nog op in zijn ontwerptekening, maar
Stuers de gemoederen te bedaren.
delegatie naar Den Haag te sturen om de zaak
past hij zijn plan aan zodra duidelijk wordt dat
De spanningen waren inmiddels hoog
te bepleiten, of dat deze actie slechts uitstel
de kerkvoogdij niet om het verwijderen van de
opgelopen, aangezien nog altijd niet aan het
van executie zal zijn. In de documentatie valt
ingang heen kan. In juni bevestigde de
verzoek van Cuypers was voldaan. Van
er geen direct antwoord van De Stuers of van
kerkvoogdij aan de minister dat het dichten van
176
Advies Cuypers en Hezenmans, 17 juni 1890, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
177
Brief van de minister aan de kerkvoogdij, 15 juli 1890, Archief HCO, 1140, inv. nr. 596.
178
Brief van de president kerkvoogd aan Victor de Stuers, 16 april 1891, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
179
Brief van de president kerkvoogd aan Victor de Stuers 16 april 1891 (zie noot 176).
180
F.C. Koch, begrooting van kosten voor de restauratie van 1891, mei 1891, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
kerkvoogd nul op het rekest, aangezien Koch in
64
de ingang in het noordoostelijke koor van de
niet veroorloven om rijkssubsidie mis te lopen.
werkzaamheden zelf heeft bekostigd en heeft
kerk tot de werkzaamheden van 1891 zou
De uitwendige restauratie van de Grote- of St.
laten uitvoeren.
181
behoren.
In de brief houdt de kerkvoogdij
Michaëlskerk bevond zich in de afrondende fase
echter nog wel een laatste pleidooi om de
en in 1893 kon Cuypers aan de minister melden
Cuypers meldde in 1888 aan het Ministerie van
minister op andere gedachten te brengen en de
dat het herstel van het exterieur was
Kunsten en Wetenschappen: ‘Met verbetering
toegang te behouden. Cuypers reageert begin
voltooid.184
binnen de kerk is men steeds blijven voortgaan’.185 Pas in de laatste twee jaren van
juli en adviseert de minister om te ‘blijven volharden bij de wenschelijkheid, reeds
3.2. ‘In overeenstemming met het uitwendige’
uitgesproken (...) dat het portaal in de
de restauratie (1895-1896), werd door de kerkvoogdij om verlenging van rijkssubsidie
oostelijke koorafsluiting nu of in latere tijd moet
Bij de restauratie eind 19de eeuw is naast het
gevraagd ten behoeve van het herstel van het
worden weggenomen (...), als zijnde het
exterieur, tevens het inwendige van de Grote
interieur. De kerkvoogden meldden dat het
behoud daarvan strijdig met het belang der
Kerk aangepakt. De interne restauratie van de
dringend nodig was dat ‘het inwendige in
goede herstelling’.182 De minister blijft zich
Grote Kerk is echter niet uitgebreid vastgelegd
harmonie worde gebracht, met het
conformeren aan het advies van de
in restauratieverslagen of adviezen van
uitwendige’.186 Na goedkeuring van de
rijksadviseur en op 5 oktober 1891 meldt Koch
Cuypers, uitgezonderd het ontpleisteren en
begroting werd van rijkswege een bedrag van f.
aan Cuypers dat het portaal is verdwenen en
opnieuw beschilderen. De restauratie of
5000,- voor twee jaar beschikbaar gesteld.
dat men bezig is met het dichtmetselen van de
vervanging van kerkmeubilair, orgel en vloeren
183
ingang.
De kerkvoogdij wilde niet ingaan
of verdere herstellingen in het interieur wordt
Ontpleisteren en beschilderen
tegen de sterke wens van haar gemeenteleden
in de documentatie enkel terloops genoemd,
De rijksadviseurs voor de monumenten van
om het portaal te behouden, maar kon het zich
met name omdat de Hervormde gemeente deze
geschiedenis en kunst hadden forse kritiek
181
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 20 juni 1891, Archief HCO, 1140, inv. nr. 596.
182
Advies Cuypers en Hezenmans, 9 juli 1891, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
183
Brief van Koch aan Cuypers, 5 oktober 1891, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
184
Advies van Cuypers en Hezenmans, 15 november 1893, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
185
Advies van Cuypers en Hezenmans, 18 december 1888, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
186
Brief van de kerkvoogdij aan de minister, 6 juni 1894, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
65
geuit op de grootschalige bepleistering van
bloemen ontspruiten, de gewelfribben van
begin gemaakt met het herstel van de
binnenmuren, kolommen en gewelven in het
‘bonte banden’ zijn voorzien en de kapitelen
gewelfschilderingen in de drie koren. Cuypers
interieur van de Nederlandse kerken (zie
188
gedeeltelijk zijn verguld.
hoofdstuk 1). Ook in de Grote Kerk in Zwolle
gaf in een reactie aan Koch aan dat hij graag bericht ontvangt als een gedeelte van de
waren de wanden, kolommen, ribben en
Koch werd door de minister verzocht om de
schildering voltooid is, zodat hij ter plaatse kon
gewelven bedekt met een witte pleisterlaag,
bewaard gebleven schilderingen op de
zien of de uitvoering daarvan naar behoren
getuige een foto van het interieur met
gewelven in het zuidoostelijke- en middenkoor
werd verricht.190
preekstoel. Cuypers gaf in zijn advies van 24
in tekeningen op te nemen en ter controle naar
augustus 1882 al aan dat de Hervormde
Cuypers te sturen. De architect gaf aan dat de
Naast de schilderingen op gewelven en ribben,
gemeente en Koch nader dienden te
oude schilderingen op de kruin en
werden ook overblijfselen van oude
specificeren hoe de ontpleistering van het
takelopeningen van de gewelven in de kerk
muurschilderingen ontdekt, zoals op een pijler
interieur precies in zijn werk zou gaan.187
nagenoeg waren verdwenen of vernietigd, wat
bij de preekstoel en in de voormalige sacristie
Gedurende de restauratie werd de gehele kerk
waarschijnlijk gebeurd zou zijn bij een eerdere
bij het zuidoostelijke koor. Naar aanleiding
van binnen ontpleisterd en grotendeels opnieuw
restauratie. Uit de correspondentie blijkt dat
hiervan benadrukten zowel De Stuers als
beschilderd. Tevens werden scheuren in de
Koch zich ten opzichte van Cuypers bescheiden
Cuypers het belang van het behoud van de
gewelven met portlandcement hersteld. Het
opstelt en bereid is zijn visie met betrekking tot
oude muurschilderingen: ‘Nu er een besluit
belang van het verwijderen van de witkalk voor
de schilderingen over te nemen: ‘Aangenaam
genomen is om de geheele kerk van binnen van
de rijksadviseur nam toe, toen in 1883 resten
zal het mij zijn omtrent de thans te volgen
de onzindelijke, witte kalklagen te zuiveren en
van oude schilderingen op gewelven, ribben en
restauratie dezer schilderingen nader door U te
de fraai bewerkte bergsteen weder geheel
wanden werden ontdekt. Cuypers gaf een
mogen worden ingelicht’.189 Op het ontwerp van
gezuiverd in ‘t gezicht te brengen, zal men ook
lyrische omschrijving van de gewelven waar
Koch volgde echter geen kritiek van de
zorg moeten dragen dat de overblijfselen van
‘bloemvazen, waaruit takken met bladen en
rijksadviseur. In de jaren 1884-1885 werd een
muurschilderingen en verder architectonisch
187
Advies Cuypers en Hezenmans, 24 augustus 1882, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1473.
188
Advies Cuypers en Hezenmans, 22 december 1883, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1473.
189
Brief van Koch aan Cuypers, 8 februari 1885, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
190
Brief van Cuypers aan Koch, 10 maart 1885, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
66
decoratief schilderwerk, dat ontdekt zal worden, te behouden en zooveel mogelijk te herstellen’.191 Tot slot werden ook de binnenportalen ontdaan van het geschilderde ‘akelig vlammend roode marmer’.192 Op deze wijze werd alle verf van natuurstenen onderdelen verwijderd. Koor- en doophek, preekstoel en orgel Het koorhek van de Grote Kerk is gemaakt door Sweer Kistemaker en werd in 1597 opgeleverd, met koperwerk van Geert Sweelinck. De rijk gesneden eikenhouten preekstoel met klankbord werd in 1617-1622 vervaardigd door Adam Straes. Het is niet geheel duidelijk in hoeverre de restauratie van eind 19de eeuw het uiterlijk van de huidige preekstoel heeft bepaalt. Het eerder genoemde krantenartikel van 31 augustus 1896 geeft wel een blik op de staat van de interieuronderdelen van voor de restauratie: ‘De preekstoel met zijn kunstig snijwerk, het mooie orgel, rijk geornamenteerd, het sierlijke doophek en het prachtige koor
Afb. 47: Documentatietekeningen van Koch van de bewaard gebleven gewelfschilderingen in het zuidoostelijke koor, 1884.
191
Advies van Cuypers en Hezenmans, 22 december 1894, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
192
Anoniem, Zwolsche Courant 31 mei 1896, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
67
waren met een dikke laag donkerbruin smeersel bedekt, die nauwelijks toeliet de vormen te onderscheiden. ‘t Koorhek was bovendien zwaar beschadigd’.193 Cuypers gaf in 1888 aan dat ‘de smakelooze en zware bekroningstop van den preekstoel thans vervangen is door een kunstig, in ijzer gesmeed bouquet, welke verguld is, zooals het op dit belangrijk en monumentaal kerkmeubel past’.194 In de documentatie zijn nergens sporen te vinden van enige advisering van Cuypers omtrent het herstel van de preekstoel. Wel stuurde Koch de tekeningen van de nieuwe bekroning op naar de rijksadviseur.195 Aangezien er geen reacties of aanvullingen van Cuypers volgden, kan worden aangenomen dat Koch in dit geval verantwoordelijk is geweest voor het ontwerp. In het advies van 29
Afb. 48 en 49: Het interieur van de kerk ter plaatse van de preekstoel voor de restauratie (links) en na de
november 1887 stelde Cuypers dat de
restauratie met de nieuwe bekroning. Bij de oude situatie loopt het kader van de dooptuin direct om de preekstoel.
kerkvoogden op eigen initiatief en kosten waren
preekstoel in ‘zijnen vroegeren luister hebben
bekroning van de preekstoel zijn bij vergelijking
voortgegaan met de inwendige ‘verbetering’
hersteld’.
van het gebouw en dan zij, nadat zij reeds het
van de verwijdering van de verflaag die op de
grote wijzigingen van de preekstoel waar te
koorhek en orgel hadden ‘gezuiverd’, nu ook de
preekstoel had gezeten. Afgezien van de
nemen. Het is mogelijk dat enkele onderdelen
196
Hierbij werd ook melding gemaakt
193
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
194
Advies van Cuypers en Hezenmans, 18 december 1888, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
195
Brief Koch aan Cuypers, 22 november 1889, Archief NAi, CUBA, inv.nr. G162.
196
Advies van Cuypers en Hezenmans, 29 november 1887, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1473.
van foto’s van voor en na de restauratie geen
68
in dezelfde vorm en afwerking zijn hersteld. De preekstoel wordt in de huidige situatie aan vier zijden omgeven door een gesneden, 17de-eeuws eikenhouten doophek. De omvang van het doophek met preekstoel van voor de restauratie is weergegeven op een plattegrond die in 1876 door Redtenbacher is vervaardigd. De tekening toont de omtrek van het doophek, die slechts aan drie zijden de links in de hoek geplaatste preekstoel omkaderde. Deze situatie is ook duidelijk zichtbaar op een oudere tekening van het bankenplan van rond 1780. De restauratie van het doophek wordt in de documentatie zijdelings genoemd. Zo stelde Cuypers in 1888 dat het doophek rond de preekstoel voor het grootste gedeelte hersteld was.197 Hierbij werd ook het doophek uitgebreid en verlengd, zodat de preekstoel niet langer in de hoek, maar in het midden van de dooptuin kwam te staan. Omdat zo ook nieuwe toegangen gemaakt moesten worden, werd in de begroting van 1895 een post opgenomen van 250 gulden voor twee in paneel gewerkte eikenhouten afsluitingen bij het ruim, ‘bewerkt in den stijl van de afsluiting van het
Afb. 50: Bankenplan uit 1780 met daarop in kleur de verschillende klassen aangegeven. In de zuidbeuk (boven), waar tijdens de dienst de voorganger niet zichtbaar is, zijn de banken van de armenkamer en de stadsschool opgesteld. De middenbeuk is voor het grootste deel ingevuld met stoelen.
197
Advies van Cuypers en Hezenmans, 18 december 1888, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
69
Afb. 51: Overzicht van het interieur van de Grote Kerk, gefotografeerd vanuit het orgel aan de westzijde in de richting van het middenkoor.
70
doophek’.198 Net als bij de preekstoel, is het
Voor aanvang van de restauratie werd in de
Zodoende ontstaat een beter inzicht in de
ook bij de restauratie van het doophek niet
vergadering van kerkvoogden van 20 februari
wijzigingen van de bankenstructuur eind 19de
duidelijk welke rol Cuypers hierin heeft
1882 al een inkomende brief besproken van de
eeuw. Het bankenplan van de Grote Kerk in
gespeeld en lag het initiatief meer bij de
heer van Oeckelen uit Groningen, die aandrong
Zwolle is na de reformatie ontstaan volgens een
Hervormde gemeente als opdrachtgever en
op ‘eenige noodzakelijke herstellingen’ aan het
strikte maatschappelijke, hiërarchische
Koch als leidend architect. Dit is tevens het
orgel.200 Hoewel niet geheel duidelijk is wat de
scheiding. In de loop van de 17de eeuw waren
geval bij de herstellingswerkzaamheden aan
restauratie van het orgel concreet heeft
de eerste magistraatsbanken verschenen,
het koorhek na 1897 (ter afsluiting van het
ingehouden, meldde Cuypers in 1884 dat de
gevolgd door banken voor de lagere
middenkoor). De werkzaamheden hieraan
eikenhouten orgelkast door de zorg van de
stadsfunctionarissen en andere
betroffen het verwijderen van de verflaag van
kerkvoogden, ‘op ons advies’, van de
maatschappelijke groepen. Ook particulieren
de achterzijde en het ‘bijwerken van het
‘onooglijke vernislaag’ ontdaan was. In dit
die meenden door hun speciale positie daar
eikenhouten timmerwerk’ van het hek.199
geval is duidelijk dat de rijksadviseur direct
recht op te hebben, konden om een aparte
Omdat er na 1896 geen rijkssubsidie meer is
betrokken was bij de werkzaamheden en
bank of plaats vragen. Tot ver in de 17de eeuw
verstrekt, lijkt het erop - aangezien de
concrete invloed heeft uitgeoefend op het
stonden er behalve voor de leden van de
documentatie van de advisering dan ook
resultaat. De restauratie van het orgel is in de
stadsregering geen stoelen of banken in de
ophoudt - dat de rol van rijksadviseur Cuypers
jaren vijftig van de 20
kerk. Particuliere burgers waren genoodzaakt
ook hier marginaal is geweest.
ste
eeuw ‘ongedaan
201
gemaakt’.
een eigen stoel mee te nemen. Aan de hand van een tekening van Johannes van
Een ander verhaal is de restauratie van het
Het Bankenplan
Cuijlenburch van het interieur van de St.
orgel, dat in 1719-1721 door de broers Johan
Hoewel het geen informatie geeft over de
Michaëlskerk, gemaakt rond het midden van de
Jurgen en Frans Caspar Schnitger werd
relatie tussen rijksadviseur en architect, is het
17de eeuw, kan een algemeen beeld gegeven
gemaakt, ter vervanging van het door de
zinvol om kort de ontwikkeling van het
worden van de ruimtelijke situatie in deze tijd.
torenval in 1682 zwaar beschadigde exemplaar.
bankenplan tot aan de restauratie te schetsen.
198
Begroting en beschrijving van de werkzaamheden te verrichten in het jaar 1895, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
199
F.C. Koch, begrooting en kosten van eenige werken tot de binnenrestauratie van het kerkgebouw 7 januari 1897, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
200
Notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen, 20 februari 1882, Archief HCO, inv.nr. 452.
201
Meliesie-Appelhof 1986 (zie noot 13 ), p. 15.
71
Helemaal aan het einde van het zichtveld is het koorhek waar te nemen. De rechterzijde van het middenschip is voorzien van de preekstoel en meer naar voren is een dwars geplaatste kerkbank zichtbaar. Tussen deze bank en de preekstoel zijn lagere bankjes geplaatst. Aan de linkerzijde bevinden zich tegenover de preekstoel de rijk uitgevoerde herenbanken (voor de magistraat). Aan het einde van de 18de eeuw was het grootste deel van de plaatsen in de Grote Kerk aan de noordzijde gereserveerd voor de wereldlijke notabelen en de zuidzijde voor de kerkelijke bestuurders. De lege ruimte in het middenschip werd opgevuld met losse stoelen, die aan individuele gelovigen werden verhuurd. Voor de armen waren enkel plaatsen aan de randen beschikbaar.202 Bij de 19de- eeuwse restauratie is een deel van het bestaande bankenplan, in ieder geval ter hoogte van de middenbeuk gewijzigd. Hier werden twee nieuwe vakken banken geplaatst, gemaakt door aannemer Volkers, waarbij tevens een nieuwe houten bevloering werd gelegd.203 Bij deze herstellingswerkzaamheden ontbreekt in de bronnen elk spoor van
Afb. 52: Tekening van het interieur van de Grote Kerk van Johannes van Cuijlenburch in de richting van het middenkoor, midden 17de eeuw.
202
J.C. Streng, ‘Stemme in staat’. De bestuurlijke elite in de stadsrepubliek Zwolle 1579-1795, Hilversum 1997, pp. 194-196.
203
F.C. Koch, begroting en beschrijving van de werkzaamheden te verrichten in het jaar 1895, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
72
inmenging van Cuypers. Net als bij de restauratie van het doop- en koorhek werden deze werkzaamheden door de kerkvoogdij zelf bekostigd en waren zij zodoende niet gebonden aan een positief advies van de rijksadviseur. Hoewel deze werkzaamheden in de begroting van Koch zijn opgenomen, is zijn rol in het ontwerp onduidelijk. De kerkvoogdij gaf in een brief aan De Stuers aan dat zij door een gift de mogelijkheid hadden gekregen ‘eikenhouten banken aan te schaffen ter vervanging van de ‘onmogelijke keukenstoelen die tot dusverre het ruim ontsierden’.204 In het middenschip werden tevens twee nieuwe koperen lichtkronen geïnstalleerd in de plaats van de exemplaren die in 1861 waren opgeruimd en verkocht. Verder werden de overige banken in de gehele kerk, van ‘overtollig smeersel’ ontdaan.205 Het is niet duidelijk in hoeverre de wijziging van het bankenplan in de zuidbeuk, zoals te zien is
Afb. 53:Ongedateerd bankenplan van de Grote kerk, met de uitbreiding in de zuidbeuk. Het is onduidelijk of deze wijziging zich tijdens de restauratie heeft voorgedaan.
bij de vergelijking van diverse plattegronden,
geen zicht was op de voorzijde van de
met schuine zijden het zicht op de preekstoel
tijdens de restauratie heeft plaatsgevonden. In
preekstoel en/of de voorganger. Waarschijnlijk
enigszins verbeterd. Plaatsen waarbij het zicht
de zuidbeuk stonden voor de restauratie vooral
is tijdens de restauratie met twee vakken
door peilers ontnomen werd kwamen daarbij te
armenbanken, omdat er vanaf deze plaatsen
nieuwe banken symmetrie aangebracht en is
vervallen. Het is echter ook mogelijk dat deze
204
Brief van de kerkvoogdij aan Victor de Stuers, 16 april 1898, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
205
Zwolsche Courant 31 mei 1896 (zie noot 190).
73
aanpassing pas later, zo rond het begin van de 20ste eeuw, tot stand is gekomen. Deze twijfel wordt veroorzaakt door het ontbreken van bronmateriaal over nieuwe banken in de zuidbeuk in de jaren 1882-1898. Zerkenvloer Al vanaf de 15de eeuw werd er begraven in de Grote Kerk. De oudste graven bevonden zich vermoedelijk in de grafruimte of crypte van de Romaanse kerk, die tot het midden van de 17de eeuw in gebruik is gebleven. Het oppervlak van een groot deel van de kerk is bedekt met een zerkenvloer, waarbij de grafplaatsen afgedekt zijn met monumentale grafplaten van natuursteen. Op 2 oktober 1722 is de zerkenvloer mogelijk al ‘verhoogd’ ofwel geëgaliseerd. Volgens de Stichting Levende Stadsgeschiedenis Zwolle lag de vloer ongelijk vielen er gaten tussen de grafstenen. Het is
Afb. 54: Zerkenvloer in de noordbeuk. In geel is de verdeling in stroken weergegeven. De graven zijn in een strook
mogelijk dat hierbij enkele grafzerken uit de
naast elkaar aangelegd. De zerken zijn zowel in zandsteen als in hardsteen uitgevoerd.
15de en 16de eeuw verloren zijn gegaan. Vanaf 1827 was het verboden om nog langer in de kerk te begraven.206 Uit de documentatie blijkt dat bij de restauratie van eind 19de eeuw ook de zerkenvloer is meegenomen. De zerkenvloer
206
http://www.levendestadsgeschiedeniszwolle.nl/Vangravenenbegraafplaatsen.htm.
74
zou vervallen en ongelijk zijn door het
waarde der oude deuren en vloersteenen’.209
van de vloer, waarbij mogelijk enkele graven
wegzakken van grafstenen in de loop der
Dit geeft aan dat er mogelijk grafzerken werden
zijn vervangen, maar het waarschijnlijk vooral
verwijderd. Dit wordt versterkt door een
een egalisering van de zerkenvloer betrof. Het
mededeling van de kerkvoogdij in een brief aan
gebruikelijke raster met dwars op de
Op 23 februari 1893 vermeldde Koch onder de
De Stuers, waarbij ze aangeven dat de ‘zeer
lengterichting lopende rijen met graven is
voorgenomen restauratiewerkzaamheden in het
haveloozen vloer’ hersteld wordt en ‘de
namelijk nog erg goed te herkennen. Dat
interieur: ‘het restaureren en gedeeltelijk
bruikbare grafzerken worden aangewend ter
daarbij graven afgedekt zijn met zowel zerken
vernieuwen van den vloer in het kerkgebouw,
vervanging van de zoodanigen die het meest
uit één stuk als met drie kleinere stenen
uitgezonderd in het zoogenaamde ruim onder
geleden hebben, alles zooverre mogelijk
(zogenaamde drielingen) past in het historische
tijd.
207
210
de stoelen en onder de vaste banken. Daarbij
waterpas gelegd (...)’.
stel ik mij voor de aanwezige goede zerken op
archiefbronnen blijkt dat de zerkenvloer
Broerenkerk in Zwolle aanwezig was.211
te hakken, te kanten en op ééne breedte te
aangepast is, levert het huidige patroon van de
In de zuidbeuk zijn voor een groot deel de
brengen, en deze zerken te doen dienen tot
vloer, bestudeerd in de zuidwestelijke hoek van
graven opeenvolgend op de zerken
plinten langs de muren en rondom de pijlers,
de kerk, zeker geen associaties op met een
genummerd, wat tevens een aanwijzing is dat
en tot banden tusschen pijlers en muren,
compleet herlegd zerkenpatroon. Ook het
de historische indeling nog bestaat. Een groot
terwijl de binnenvelden der aldus gevormde
herplaatsen van graven als plinten langs de
deel van de zerken is wel langs de randen
vakken van terrazovloeren kunnen voorzien
muren en rondom pijlers, of de aanwezigheid
afgesmeerd met Portland-cement. In de
van terrazzovloeren, is niet als zodanig waar te
begroting van 1897 zijn wel posten opgenomen
jaar is te lezen dat er 920 gulden van de
nemen. Waarschijnlijk werd bij de uitvoering
voor vloertegels van bentheimer zandsteen ‘ter
begroting afgehaald kan worden ‘voor de
gekozen voor een meer beperkte herstelling
voltooiing van de vloer in de noord-oostelijke
208
worden’.
In een aanvulling van april van dat
Hoewel uit de
beeld zoals dat bijvoorbeeld ook in de
207
Zwolsche courant 31 augustus 1896 (zie noot 81).
208
F.C. Koch, beschrijving voor de voorgenomen restauratie in het jaar 1893, februari 1893, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
209
F.C. Koch, beschrijving voor de voorgenomen restauratie in het jaar 1893, april 1893, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
210
Brief van de kerkvoogdij aan Victor de Stuers, 16 april 1898, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
211
H.P. Boer en J. Vromen, Van der Capellen in marmer. Bouwhistorisch onderzoek naar de plaatsing van het herdenkingsmonument ter nagedachtenis van Joan Derk van der Capellen tot den Pol in de Grote of St.
Michaelskerk in Zwolle, arcx rapportage nr. 808, Doesburg 2012.
75
koorsluiting en voor het ‘herleggen van den
213
vloer op het [midden]koor’ en het hierbij leveren van ontbrekende vloerstenen.
212
hersteld en er werd een nieuwe terrazzovloer op een stenen ondervloer begroot.
Bij de
Tevens
naar de sacristie staat op zowel de ontwerpplattegronden van Cuypers als van
werd er een geslagen ijzeren hekwerk
Koch niet ingetekend. Opvallend is dat de
restauratiewerkzaamheden die betrekking
vervaardigd ter afsluiting van de boogopening
verbrede toegang naar het zuidoostelijke koor
hadden op de zerkenvloer, valt er geen direct
tussen de sacristie en het zuidoostelijke koor.
in het ontwerp van Cuypers wél is opgenomen,
verband te leggen met enige bemoeienis van
Deze opening werd aanzienlijk vergroot. Koch
terwijl Koch enkel vensteropeningen weergeeft.
rijkswege. Koch trad in zijn functie als leidend
heeft met betrekking tot de vormgeving contact
Mogelijk is het ontwerp van Koch, zoals
architect op als ‘ontwerper’ en stemde zijn
gehad met rijksadviseur Cuypers: ‘Bij dezen
weergegeven op de plattegrond, later deels
plannen af op de wensen en financiële
heb ik de eer Uw Exc. ingevolge afspraak de
aangepast aan het eerdere ontwerp van de
mogelijkheden van de Hervormde gemeente als
teekening toe te zenden van een gedeelte der
rijksadviseur. Op het uiteindelijke uitgevoerde
opdrachtgever.
zuid oostelijke koorsluiting van de St.
ontwerp had Cuypers dan ook geen kritiek,
Michaëlskerk alhier, met den juisten vorm van
behalve het advies om de overblijfselen van de
Afsluitende herstelwerkzaamheden en de
den boog tusschen deze koorsluiting en de te
muurschilderingen te herstellen.216
consistoriekamer
overwelven sacristij’.214 Van Cuypers ontbreekt
Van de voormalige sacristie, in de bronnen ook
in de documentatie enig commentaar of
Met betrekking tot de inwendige restauratie
wel stovenhok genoemd, was reeds de
aanwijzingen voor verbetering van het ontwerp.
moeten tot slot de herstellingswerkzaamheden
schoorsteen verwijderd, het dak gerestaureerd
Naast het vergroten van de toegang naar het
van de consistoriekamer in de jaren 1897-1898
en waren de vensters hersteld. Vanaf 1893
zuidoostelijke koor, werd door Koch het
worden genoemd. Voor deze twee jaren werd er
werd ook het interieur van de sacristie onder
dichtmetselen van de opening van een
vanuit de rijksoverheid niet langer subsidie
handen genomen. De ruimte werd overwelfd,
deurkozijn begroot (toegang tot het
verleend en er zijn dan ook geen adviezen van
het muurwerk werd aan de binnenzijde werd
middenkoor).215 De wijziging van de toegang
rijksadviseur Cuypers aan de minister met
212
F.C. Koch, begrooting en kosten van eenige werken tot de binnenrestauratie van het kerkgebouw 7 januari 1897, Archief HCO, 1140, inv.nr. 596.
213
Deze terrazzovloer is in de huidige situatie niet aanwezig. Onduidelijk is of de vloer nooit is gelegd (uit kostenoverwegingen), of dat deze later is verwijderd.
214
Brief van Koch aan Cuypers, 28 november 1893, Archief NAi, CUBA, inv. nr. g162.
215
Het dichtmaken van deze toegang heeft nooit plaatsgevonden. F.C. Koch, begrooting van kosten, met toelichtende omschrijving voor de restauratie van 1893 Koch, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474.
216
Advies van Cuypers en Hezenmans, 22 december 1894, Archief NA, 2.04.13, inv. nr. 1474.
76
Afb. 55: Exterieur van de consistoriekamer aan de westgevel.
Afb. 56: Interieur van de consistoriekamer, met de gemarmerde zuilen, de haard en de ‘gerestaureerde’ gaslamp. Ook de vensters zijn tijdens de restauratie hersteld naar ontwerp van Koch.
77
betrekking tot deze restauratiewerkzaamheden
nieuwe verflaag voorzien. Al het schilderwerk
terug te vinden. In de consistoriekamer werden
werd toevertrouwd aan J.J. Hardon. De ijzeren
ten eerste vier nieuwe vensters en eikenhouten
plaat achter de kachel werd vervangen door
onderramen gerealiseerd. Hoewel er geen
nieuwe, geglazuurde tegels.219 Op de vloer
rijksadvisering meer als voorwaarde werd
werd een nieuw eikenhouten parket gelegd.
gesteld, had de kerkvoogdij wel De Stuers
Verder werd de lichtkroon centraal in het
benaderd met vragen over de afwerking van de
vertrek hersteld en voor gas ingericht en werd
vensters: ‘Moeten de nieuwe volkomen gelijk
de stoffage in de ruimte vernieuwd.220
zijn aan de oude [en] moet het glas wit
Vergeleken met werkzaamheden als het
worden? mijn architect adviseert bevredigend
ontpleisteren en het behouden van oude
op die vraag; en het komt mij voor dat hij geen
schilderingen, heeft Koch - net zoals bij de
ongelijke heeft’.217 Het is onbekend wat De
restauratie van koor- en doophek, preekstoel,
Stuers hierop heeft geantwoord, maar uit het
bankenplan en zerkenvloer - met betrekking tot
resultaat blijkt dat de vensters in het vertrek
de consistoriekamer, een grote invloed gehad
vernieuwd zijn conform de bestaande
op het ontwerp en aldus op het resultaat van
vormgeving, gevuld met wit glas, geheel
de restauratie.
218
volgens het plan van Koch.
Daarnaast werd de pleisterlaag van het plafond verwijderd, werden de muren en het plafond opnieuw in lichte tint beschilderd en werden het lijstwerk van het plafond opnieuw verguld. Ook de schoorsteen en de deuren werden van een
217
Brief van de kerkvoogdij aan De Stuers, 16 april 1898, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
218
Dit toont aan dat Koch niet alleen verstand had van middeleeuwse bouwstijlen, maar ook over de benodigde kennis beschikte van klassieke architectuurvormen.
219
De tegels zijn in de huidige situatie niet zichtbaar. Het is onduidelijk of deze tegels enkel begroot waren en later niet zijn uitgevoerd, of dat deze in een later stadium zijn verwijderd. F.C. Koch, restauratie van de
consistoriekamer bij de St. Michaëlskerk den Hervormde gemeente te Zwolle: begrooting en kosten, maart 1898, Archief NA, 2.04.13, inv.nr. 1474. 220
Anoniem, Provinciale Overijsselse Courant 16 maart 1899, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480.
78
Afb. 57: Plaquette ter herdenking aan de restauratie eind 19de eeuw in de noordwestelijke hoek van de Grote Kerk.
79
4. Conclusie Op 28 augustus 1897 werd in de Grote Kerk in Zwolle een marmeren plaquette onthuld in de noordgevel, ter nagedachtenis aan de herstellingswerkzaamheden. De restauratie liep ten einde. Ruim vijftien jaar van herstellen, bouwen en verbouwen hebben het huidige, vertrouwde aanzien van het in- en uitwendige van de Grote- of St. Michaëlskerk bepaald. Het door De Stuers voorgestelde plan voor een gebrandschilderde voorstelling in één van de kerkramen is nooit uitgevoerd. Op de herdenkingssteen prijkt de naam van de President Kerkvoogd Baron van Aerssen Beijeren van Voshol, die vanuit het kerkbestuur de restauratie had aangestuurd. De plaquette vertoont geen sporen van eerbetoon aan referendaris Victor de Stuers of rijksadviseur Pierre Cuypers, maar vermeldt evenmin de naam van de Zwolse architect Frederik
restauratieproces een centrale plaats innam
hierin vervulde. Cuypers werd in 1874, als
aan de hand van de hoofdvraag: In hoeverre is
erkend bekwaam architect en constructeur, als
P.J.H. Cuypers in de periode 1875-1898, in zijn
rijksadviseur aangesteld en onderhield een
hoedanigheid als rijksadviseur voor de
goede band met secretaris De Stuers. Hij werd
Monumenten van Geschiedenis en Kunst en als
als bouwkundige vanuit het college veelvuldig
Architect der Rijksmuseumgebouwen, bepalend
ingeschakeld bij adviezen aan de minister van
geweest voor het resultaat van de restauratie
Binnenlandse Zaken voor restauraties die met
van de Grote- of St. Michaëlskerk in Zwolle?
rijkssubsidie mogelijk waren gemaakt. Bij
Het opsporen en analyseren van de rijke
concrete voorbeelden in Den Haag en Stedum
archiefbronnen van de restauratie van de Grote
bleek dat het werk van de rijksadviseurs niet
Kerk - niet alleen de diverse bouwtekeningen
ophield bij het adviseren van de minister, maar
van Koch en Cuypers, maar ook de grote
dat zij in sommige gevallen ook zelf
hoeveelheid correspondentiemateriaal - bood
restauratieontwerpen aanleverden. Hiervoor
de mogelijkheid om de concrete interactie
werd vaak een beroep gedaan op Cuypers.
tussen de rijksoverheid, rijksadviseurs, de gemeentelijke overheid, de Hervormde
De invloed van Cuypers in het rijks(ver)bouwen
gemeente en de ‘restauratiearchitect’ - en hun
werd versterkt door zijn benoeming als
beslissingsbevoegdheid in het restauratieproces
Architect der Rijksmuseumgebouwen. Door de
nader te bestuderen.
aanstelling van rijksadviseur Cuypers als ‘ambtenaar’ van de afdeling Kunsten en
Christiaan Koch. De masterthesis beoogde een analyse van de restauratie te bieden, waarbij de onderlinge afstemming van de verschillende actoren in het
221
Het eerste hoofdstuk stond in het teken van de
Wetenschappen, kon De Stuers hem veel
oprichting en de werkwijze van het College van
directer bij alle rijksprojecten betrekken.221 De
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
Stuers stelde zelf in 1897 ‘dat er vanwege het
Geschiedenis en Kunst en de rol die Cuypers
departement van Binnenlandsche Zaken niets
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 1), pp. 175-176.
80
meer gebouwd noch gerestaureerd, zonder dat
wordt de invloed van de rijksadviseur dan ook
Scheepens en later Ezerman bij het project in
Cuypers deswege gehoord en geraadpleegd
centraal gesteld. Bij de werkzaamheden in Den
Zutphen en Singels in Den Haag een grotere
Haag wordt Cuypers in de literatuur naast
stempel op het eindresultaat van de restauratie
Cuypers in functie als rijksadviseur. Hij werd op
Singels neergezet als een ‘extern
kunnen drukken, dan uit de literatuur naar
zijn veldbezoeken vaak vergezeld door architect
restauratiearchitect’. De exacte werkzaamheden
voren komt. In het geval van de restauratie van
Hezenmans, ingenieur van Waterstaat J.G. van
van Singels met betrekking tot het uiteindelijke
de Grote Kerk in Zwolle wordt in enkele regels
den Bergh (1824-1890) en door De Stuers zelf.
ontwerp worden echter niet toegelicht,
in de Cuypersliteratuur vermeld dat deze
In alle gevallen hoefde Cuypers niet al te veel
waardoor het moeilijk is het aandeel van
verantwoordelijk was voor de
weerstand te verwachten. Het uiteenvallen van
Cuypers en Singels te onderscheiden.
restauratieplannen en dat Koch enkel
222
was’.
Na de opheffing van het college, bleef
het College van Rijksadviseurs maakte de weg
uitvoerend architect was.
vrij voor een sterk en gecoördineerd
Ook bij de analyse van de restauratie van de
cultuurbeleid, gedomineerd door Victor de
St. Walburgiskerk in Zutphen wordt met name
In het tweede hoofdstuk werd de aanloop van
Stuers en Pierre Cuypers. Na de opheffing van
gewezen op de inhoudelijk sturende,
de restauratie beschreven, waar rijksadviseur
het college waren De Stuers en Cuypers
controlerende en leidende rol van Cuypers in
Cuypers in Zwolle van doen kreeg met Koch,
immers geen rekenschap meer verschuldigd
het restauratieproces. De functie en
die door de Hervormde gemeente als leidend
aan een adviescommissie en had de
werkzaamheden van architect Peteri, die
architect was benoemd. Waarschijnlijk was voor
persoonlijke visie van Cuypers een veel
verantwoordelijk was voor de
Koch gekozen vanwege zijn lokale bekendheid,
directere uitwerking.
restauratieontwerpen, wordt niet nader
maar tevens ook omdat hij (mede) eigenaar
toegelicht. Ook het aandeel van Scheepens en
was van een gevestigd architectenbureau en,
De groeiende dominantie van Cuypers kwam
Ezerman in het resultaat van de restauratie
door de bouw van genoemde diverse kerken,
niet alleen bij door het Rijk uitgevoerde
wordt niet concreet gemaakt. De focus ligt op
aantoonbare kennis bezat van historische
restauraties of nieuwbouw naar voren, maar
de aanwijzingen van Cuypers voor de
bouwstijlen. Cuypers bracht tweemaal per jaar
manifesteerde zich tevens in de talloze
detaillering en afwerking van de verschillende
advies uit aan de minister over de stand van
adviezen van Cuypers bij restauraties van
elementen en zijn correcties op de tekeningen
werkzaamheden, de uiteindelijk uitgevoerde
derden. Bij de analyse van dergelijke projecten,
van Peteri. Wat exact de aanpassingen van
onderdelen en adviseerde daarbij over het wel
zoals de restauratie van het Binnenhof in Den
Cuypers op de plannen waren, blijft onduidelijk.
of niet uitkeren van de subsidie. Bij zijn
Haag en de St. Walburgiskerk in Zutphen,
Mogelijk hebben met name Peteri, maar ook
222
Van der Peet en Rosenberg 1995 (zie noot 1), p. 217.
81
inspecties werd de rijksadviseur gesecondeerd
belang van de restauratie van de Grote Kerk in
restauratieontwerpen van Koch en Cuypers
door Van den Bergh, Hezenmans en De Stuers.
Zwolle voor de rijksadviseur.
belangrijke verschillen in detail en vormgeving
Uit het hoofdstuk blijkt dat vanaf het moment
Cuypers was met zijn restauratieontwerpen
worden waargenomen. Dit is met name het
dat de kerkvoogden Gugel benaderden voor
tevens richtinggevend geweest voor het
geval bij het ontwerp voor het noordportaal,
advies over de te restaureren vensters,
uiteindelijke eindresultaat. De plannen komen
enkele voorbeelden van venstertraceringen en
Cuypers al een grote rol speelde in het verloop
namelijk op hoofdlijnen overeen met de
het ontwerp voor de oostzijde van de kerk. Van
en de insteek van de restauratie van de Grote
tekeningen die Koch vanaf 1882 had gemaakt.
Cuypers zijn bovendien geen plannen bekend
Kerk. Toen de ontwerpen van architect
De plannen van Cuypers uit 1876 dienden als
van de west- en zuidzijde, waar Koch in de
Bosboom voor een deel werden afgekeurd
belangrijke inspiratiebron - soms zelfs als direct
eindfase van de restauratie de tekeningen voor
omdat ze niet het ‘karakter van de 15de eeuw’
voorbeeld - voor de ontwerpen van Koch. De
maakte.
droegen, kreeg Cuypers vanuit het College van
rijksadviseur had bovendien aangegeven dat
Rijksadviseurs de opdracht om een nader
zijn ontwerpen bij herstellingen als grondslag
De analyse van de restauratie in het derde
onderzoek in te stellen. Hij pleitte voor een
zouden moeten blijven dienen. Daarnaast had
hoofdstuk maakte ten eerste exact duidelijk
algehele restauratie van de kerk ‘in het belang
Koch te kennen gegeven dat hij een onderhoud
waar de restauratiewerkzaamheden van zowel
der kunst’, zorgde eigenhandig voor
met Cuypers wenste, om vertrouwd te raken
het exterieur als interieur uit bestonden.
restauratieplannen en stelde een begroting van
met diens ideeën. Uit de briefwisseling over de
Daarnaast werden de onderlinge verhoudingen
kosten op. Op deze wijze veranderden de
hoogte van het salaris van Koch blijkt dat
tussen Koch, Cuypers, de minister van
plannen van het restaureren van enkele
Cuypers de werkzaamheden van Koch niet zeer
Binnenlandse Zaken en de Hervormde
vensters, tot alomvattende restauratie.
intensief opvatte, omdat hij van mening was
gemeente nader belicht. Bij verschillende
Daarnaast adviseerde Cuypers de Hervormde
dat de tekeningen voor de restauratie reeds
onderdelen van de restauratie blijkt uit de
gemeente bij het aanvragen van rijkssubsidie.
voorhanden waren. Uit het weerwoord van Koch
correspondentie en de restauratieontwerpen
Concluderend kan gesteld worden dat de
komt echter naar voren dat deze zichzelf niet
concreet de veelomvattende invloed van
rijksadviseur in het voortraject beslissend is
enkel als opzichter van de restauratie zag,
Cuypers als rijksadviseur. Hierbij waren niet
geweest voor de omvang en inzet van de
aangezien hij naast het loon voor dagelijks
alleen zijn ontwerpen van 1876 leidend, maar
restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk in
toezicht, acht procent had begroot voor zijn
had hij tevens sturend en dwingend opgetreden
Zwolle. Het feit dat Cuypers zijn
‘bemoeijingen en werkzaamheden’. Hoewel in
in zijn adviezen aan het ministerie. Zo werd al
restauratieplannen opstuurde ten behoeve van
de briefwisseling niet concreet duidelijk wordt
vanaf 1883 door Cuypers aangedrongen op de
een internationale tentoonstelling, bevestigt het
wat deze werkzaamheden precies inhouden,
sloop van het ‘het Wachtje’ aan de noordgevel
kunnen bij vergelijking van de
en zinspeelde de rijksadviseur eveneens op het
82
verwijderen van de bebouwing aan de
Rijksadviseurs nog te kennen had gegeven dat
waarschijnlijk niet het gevolg van persoonlijke
zuidgevel. Daarnaast werden een aantal
‘dat het opvolgen van de wenschen der
voorkeur van Koch, maar van voortschrijdend
ontwerpen van Cuypers voor de
Adviseurs in geen geval tot voorwaarde van te
inzicht in de bouwgeschiedenis van de kerk en
venstertraceringen door Koch één op één
schenken subsidie zou worden gesteld’, nam hij
het streven om de reconstructie op de
overgenomen en in de noord- en zuidgevel
gedurende de restauratie van de Grote Kerk
verschillende bouwfases af te stemmen.
toegepast en werden op advies van de
zonder uitzondering de adviezen van Cuypers
Mogelijk had Koch, net zoals het geval was bij
rijksadviseur de platliggende daklichten
over. De minister had weliswaar de
het noord- en zuidportaal, ook bij de koren
vervangen door dakvensters. Ook het ontwerp
beslissingsbevoegdheid, maar leunde hierbij
nader onderzoek verricht. Naast de vensters in
voor de balustrade met pinakels op de sacristie,
sterk op de visie van de rijksadviseur. De
het noordoostelijke- en middenkoor, kan ook
tussen het zuidoostelijke- en middenkoor, werd
kerkvoogdij kon het zich niet veroorloven de
het ontwerp van de vensters in de westgevel op
volgens Cuypers’ plannen van 1876 uitgevoerd.
subsidie mis te lopen en liet Koch de sloop van
Koch’s naam geschreven worden.
Verder blijkt dat Koch bij het plaatsen van
het portaal op de begroting plaatsen.
venster- en deuropeningen van de sacristie en
Zoals bovengenoemde onderdelen de invloed
Bij de restauratie van het noordportaal en de
de leprozenkapel het ontwerp van Cuypers
van Cuypers weerspiegelen, is het
venstertraceringen bleek uit de adviezen en
volgde.
restauratieontwerp voor het noordportaal voor
reacties van Cuypers de concrete invloed van
een belangrijk deel de verdienste geweest van
Koch op de ontwerpen. Bij diverse andere
Bij al deze onderdelen had Cuypers concreet
Koch. Cuypers en De Stuers hadden weliswaar
werkzaamheden is dit niet het geval, maar lijkt
zijn stempel gedrukt op het ontwerp en dus op
inspraak gehad op het onderzoek naar en de
Cuypers enkel het ontwerp van Koch goed te
het resultaat van de restauratie. De invloed van
restauratie van het noordportaal, maar hun
keuren. De rijksadviseur had uiteraard de
zijn adviezen was illustratief bij zijn pleidooi
adviezen en reacties waren hoofdzakelijk
bevoegdheid om Koch’s ontwerpen te wijzigen
voor het slopen van het ingangsportaal in de
gebaseerd op Koch’s onderzoek naar de
en de Zwolse architect had zijn goedkeuring
noordoostelijke koorsluiting. De kerkvoogdij
‘oorspronkelijke’ toestand. Op deze wijze waren
nodig om het uit te kunnen voeren, maar in
wenste de ingang te behouden, met name om
de bevindingen van Koch bepalend voor het
veel gevallen werd door Cuypers niets of weinig
de gemeenteleden - die vlak daarvoor nog
ontwerp en het resultaat van de restauratie van
in het ontwerp aangepast. Deze werkwijze was
waren belast met een hoofdelijke omslag -
het noordportaal. Daarnaast had Koch bij zijn
bijvoorbeeld terug te zien bij de restauratie van
tevreden te houden. Cuypers adviseerde de
tekeningen van diverse venstertraceringen de
de buitenschil van de kerk. Soms volgde enkel
minister om de subsidie afhankelijk te stellen
vrijheid gekregen om zelf ontwerpen te maken.
een positief advies, zonder enig commentaar
van de sloop van het portaal. Hoewel de
Deze werden vervolgens in het middenkoor en
van Cuypers op de door Koch opgestelde
minister rond de oprichting van het College van
noordoostelijke koor toegepast. Dit was
begroting en beschreven werkzaamheden. Het
83
herstel van de gewelfschilderingen, die door
goedkeuring nog overlegd met De Stuers. Er
noordportaal en had met zijn ontwerpen voor
Koch onderzocht en gedocumenteerd waren,
werd inmiddels geen rijkssubsidie meer
onderdelen als de venstertraceringen, het
was hier een goed voorbeeld van, evenals de
verstrekt en de advisering van Cuypers was ten
catechisatiegebouw, de gewelfschilderingen en
restauratie van het exterieur van het
einde gekomen. Tot slot was de invloed van
de consistoriekamer, zijn stempel gedrukt op de
zuidportaal en de leprozenkapel.
Koch merkbaar bij de werkzaamheden die
restauratie van de Grote Kerk in Zwolle. Dit
volgens Cuypers en het Rijk niet tot de
werpt de vraag op of er in de literatuur niet
Met betrekking tot de overige diverse
restauratie behoorden, zoals de nieuwbouw van
vaak hoofdzakelijk gezocht is naar de
restauratiewerkzaamheden in het interieur van
de catechisatieruimten. Het ontwerp is aan
alomvattende invloed van Cuypers. Deze studie
de kerk ontbreekt eveneens enige aanwijzing
Koch toe te schrijven, aangezien Cuypers zijn
toont aan dat er ook aandacht geschonken
van concrete invloed van Cuypers op het
ontwerp goedkeurde met slechts een enkele
moet worden aan de exacte werkzaamheden
resultaat, uitgezonderd het orgel, het
aanvulling op de detaillering van de boog boven
van de zogenaamde ‘uitvoerende architecten’.
ontpleisteren van het interieur en het behoud
de ingang.
Wellicht kunnen aanvullende casestudies, zoals
van de middeleeuwse wandschilderingen. De
het restauratieproject van de St. Walburgiskerk
kerkvoogdij had deze werkzaamheden - zoals
Uit dit onderzoek blijkt dat Cuypers in de
in Zutphen, bijdragen aan een breder beeld van
de uitbreiding van het bankenplan, het wijzigen
aanloop van de restauratie bepalend en
de onderlinge afstemming van de architect met
van de bekroning van de preekstoel, het
richtinggevend is geweest voor de restauratie
de rijksadviseur, het ministerie, De Stuers en
verwijderen van verflaag van het meubilair en
van de Grote of St. Michaëlskerk in Zwolle. Met
de opdrachtgever in het restauratieproces eind
van de portieken, de restauratie van doop- en
zijn restauratieontwerpen van 1876 had hij
19de eeuw.
koorhek, herstelwerkzaamheden aan de
bovendien de kaders van de
zerkenvloer en de restauratie van het
restauratiewerkzaamheden vastgesteld. Door
inwendige van het noord- en zuidportaal - zelf
middel van zijn ontwerpen en adviezen liet hij
bekostigd en waren dus niet gebonden aan
bij diverse elementen van de restauratie zijn
adviezen van de rijksadviseur. Deze onderdelen
invloed als rijksadviseur gelden. Koch was
werden zelf onder leiding van Koch uitgevoerd.
echter niet enkel ‘uitvoerder’ van de
Dit gold eveneens voor de werkzaamheden die
restauratieplannen van Cuypers en lijkt toch
in de jaren 1897-1898 werden uitgevoerd,
een grotere invloed gehad te hebben op het
zoals de restauratie van de consistoriekamer.
resultaat van de restauratie dan tot nu toe
Hier was Koch volledig verantwoordelijk voor
werd aangenomen. De Zwolse architect was
het ontwerp en werd het plan enkel ter
bepalend bij het onderzoek en ontwerp van het
84
5. Bronnen en literatuur Archieven Archief Historisch Centrum Overijssel (HCO) 1140 Nederlands Hervormde gemeente te Zwolle, inv.nr. 596, Stukken betreffende de restauratie, 1875 - 1898 en inv.nr. 452, notulen van de kerkvoogdij. 701 Bouwvergunningen 1850-1900, inv.nr. 257, 820 en 1163. Beeldbank. Archief Kerkelijk Bureau Zwolle Documentatie en bouwtekeningen van ongeveer 1900 tot heden. Archief Nederlands Architectuurinstituut (NAi) Bureau Cuypers Archief (CUBA), inv.nr. g.162, ph. 162.1-162.8. Archief Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
Panddossier St. Michaëlskerk, Zwolle.
Duparc, F.J., Een eeuw strijd voor Nederlands
Beeldbank.
cultureel erfgoed, ‘s Gravenhage 1975.
Nationaal Archief Den Haag (NA)
Erdtsieck. J., ‘Een restauratie in de 19e eeuw, de Grote kerk van de ondergang gered’, Zwols
2.04.13 Ministerie van Binnenlandse Zaken:
Historisch Tijdschrift 15 (1998) 2, pp. 46-51.
Afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1875-1918, inv.nr. 1473 en 1474, Zwolle
Gemeente Zwolle, ‘Koch & Koch een
(Overijssel): Grote of Michielskerk, 1876 –
architectenfamilie rond 1900’, Informatieblad
1887 en 1888 – 1897.
Monumentenzorg en Archeologie 16 (december
Archief Victor de Stuers, inv.nr. 2480.
1992).
Literatuur
Gemeente Zwolle, ‘Bouwen voor Zwolle: Zwolse stadsarchitecten en hun werken uit de 19de en
Berens, H., P.J.H. Cuypers 1827-1921. Het
20ste eeuw’, Informatieblad Monumentenzorg en
complete werk, Rotterdam 2007.
Archeologie in Zwolle 20 (november 1996).
Boer, H.P. en J. Vromen, Van der Capellen in
Gemeente Zwolle in samenwerking met
marmer. Bouwhistorisch onderzoek naar de
Stichting Levende Stadsgeschiedenis, ‘Van hen
plaatsing van het herdenkingsmonument ter
die den kuyle groeven in Sankt Michielskercke’,
nagedachtenis van Joan Derk van der Capellen
Informatieblad Monumentenzorg en Archeologie
tot den Pol in de Grote of St. Michaelskerk in
32 (september 2005).
Zwolle, arcx rapportage nr. 808, Doesburg 2012.
Hove, J. ten, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005.
85
Krabbe, C.P., Ambacht Kunst Wetenschap.
Nederlands-Vlaams symposium, Leuven 13-14
ontwerpen en uitgevoerde gebouwen
Bevordering van de bouwkunst in Nederland
september 1996, Leuven 1999, pp. 157-163.
1845-1878, Rotterdam 2009.
Looyenga, A.J., ‘Ideologie, architectuur en
Peet, C. van der, ‘Restauraties van de
Kuile, E.H. ter, De Nederlandse monumenten
historisch erfgoed in Nederland’, in: J. de
Rijksgebouwendienst’, in: Jan de Maeyer (red.),
van geschiedenis en kunst, Noord- en Oost-
Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse
Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en
Salland, ’s Gravenhage 1974.
restauratiepraktijk en actuele
actuele monumentenzorg (Leuven 1999), pp.
monumentenzorg. Handelingen van het
170-175.
(1775-1880), Zeist/Zwolle 1995.
Leeuwen, A.J.C. van, De maakbaarheid van het
Nederlands-Vlaams symposium, Leuven 13-14
verleden. P.J.H. Cuypers als
september 1996, Leuven 1999, pp. 59-70.
restauratiearchitect 1850-1918, Zwolle 1995.
Peet, C.J. van der en P.T.E.E. Rosenberg, De rijksbouwmeesters. Twee eeuwen architectuur
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de
van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers,
Leeuwen, W. van, ‘“Het voorrecht der
Monumenten van Geschiedenis en Kunst
Rotterdam 1995.
restauratie”: stand van onderzoek in
(1879), uitgegeven door het Departement van
Nederland’, in: J. de Maeyer (red.),
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ‘s
I. Pey, ‘Tot elkaar veroordeeld: architecten,
Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en
Gravenhage 1921.
opdrachtgevers en subsidiërende overheid in Nederland (1796-1940)’, in: J. de Maeyer
actuele monumentenzorg. Handelingen van het Nederlands-Vlaams symposium, Leuven 13-14
Meliesie-Appelhof, A., ‘De Grote of St.
(red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk
september 1996, Leuven 1999, pp. 21-31.
Michaëlskerk in Zwolle’, Ach Lieve Tijd, speciale
en actuele monumentenzorg. Handelingen van
uitgave ten behoeve van het restauratiefonds
het Nederlands-Vlaams symposium, Leuven
van de Grote Kerk, Zwolle 1986.
13-14 september 1996, Leuven 1999, pp.
Leeuwen, A.J.C. van, Pierre Cuypers, architect
45-58.
(1827-1921), Zwolle 2007. Montijn, I., Pierre Cuypers, 1827-1921. Lombaerde, P., ‘De vrijmaking van
Schoonheid als hartstocht, Roermond/
Stuers, V. de, ‘Holland op zijn smalst’, in: De
monumenten: het maatschappelijke debat’, in:
Rotterdam 2007.
Gids xxxvii, derde serie, elfde jaargang (1873), IV,
J. de Maeyer (red.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele
Oxenaar, A., P.J.H. Cuypers en het gotisch
monumentenzorg. Handelingen van het
rationalisme, architectonisch denken,
320-403.
86
Streng, J.C., ‘Stemme in staat’. De bestuurlijke
Illustratieverantwoording
elite in de stadsrepubliek Zwolle 1579-1795, Hilversum 1997.
Afb. 9: De verlening van rijkssubsidie voor het jaar 1882, Foto: Archief NAi, CUBA, inv.nr. g.
Afb. omslag: Tekening van Koch naar studie
162.
van het schilderij ‘De Torenbrand’, Foto: RCE
Afb. 10: Overzicht van het interieur van de
Tillema, J.A.C. Schetsen uit de geschiedenis
panddossier St. Michaëlskerk Zwolle.
Hervormde kerk in Eelde, Foto:http://
van de monumentenzorg in Nederland, ’s
Afb. 1: Noordzijde van de Grote Kerk, Foto:
www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/
Gravenhage 1975.
http://straatkaart.nl.
eeldehk.html.
Afb. 2: Overzichtsfoto van de Grote Kerk, Foto:
Afb. 11: Victor de Stuers in overleg met
Tolboom, H.J., Venstertraceringen in Nederland,
http://www.columbusmagazine.nl/.
rijksadviseur Pierre Cuypers,Foto: http://
Restauratievademecum bijdrage 18, Zeist/’s
Afb. 3: Reconstructie van het St. Michaëlshof,
symposiumsitard.blogspot.nl/2012/03/de-
Gravenhage 1998.
Foto: www.levendestadsgeschiedeniszwolle.nl/
heren-cuypers-en-de-stuers.html.
Vangravenenbegraafplaatsen.htm.
Afb. 12: Foto van de Ridderzaal van voor de
Afb. 4: Uitsnede uit de omstreeks 1650 door
restauratie, Foto: RCE beeldbank.
Joan Blaeu getekende stadsplattegrond,
Afb. 13: Foto van de Ridderzaal na de
Foto:http://en.wikipedia.org/wiki/
restauratie, Foto: RCE beeldbank.
File:Blaeu_1652_-_Zwolle.jpg.
Afb. 14: Het Maria- of noordportaal van de St.
Afb. 5: Schilderij van de torenbrand, Foto:
Walburgiskerk in Zutphen, Foto:http://
www.levendestadsgeschiedeniszwolle.nl/
www.gelderlandinbeeld.nl/.
Vangravenenbegraafplaatsen.htm.
Afb. 15: Het Mariaportaal na de restauratie,
Afb. 6: Tekening van A. van Beerstraten van de
Foto: RCE beeldbank.
Grote Markt, Foto: RCE beeldbank.
Afb. 16: Hervormde kerk in Genemuiden, Foto:
Afb. 7: Pierre Cuypers aan zijn werktafel in
http://www.pylgeralmanak.nl/?pagina_id=283.
Roermond, Foto: http://www.mijngelderland.nl/
Afb. 17: Hervormde kerk in Gramsbergen
beeld/Verhalen.
, Foto: http://de.wikipedia.org/wiki/
Afb. 8: Cuypers geeft aanwijzingen in zijn
Datei:Gramsbergen,_kerk.
werkplaats, Foto: http://ww.3ml.nl/
Afb. 18: Foto van het noordportaal van de
nieuws.php?aid=38995.
Grote Kerk van voor de restauratie, Foto: RCE
Krantenartikelen Anoniem, Provinciale Overijsselse Courant 16 maart 1899, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480. Anoniem, Zwolsche Courant 31 mei 1896, Archief De Stuers NA, inv.nr. 2480. Anoniem, ‘De Groote of St. Michaëlskerk’, Zwolsche courant 31 augustus 1896.
Internet http://www.levendestadsgeschiedeniszwolle.nl/ Vangravenenbegraafplaatsen.htm.
beeldbank.
87
Afb. 19: Foto van de noordzijde van de kerk
Afb. 28: Ontwerp van Koch voor twee te
Mededeelingen van de Rijksadviseurs voor de
van voor de restauratie, Foto: RCE beeldbank.
vernieuwen vensters in de noordgevel, Foto:
Monumenten van Geschiedenis en Kunst..
Afb. 20: Uitsnede van de Grote Kerk uit het
RCE panddossier.
Afb. 40: Eén van de grote toegangsdeuren van
kadastrale minuutplan,
Afb. 29: Ontwerpen van Cuypers voor nieuwe
het noordportaal, Foto: auteur.
Foto:www.watwaswaar.nl.
vensters, Foto: RCE panddossier.
Afb. 41: De deur- en vensteropening van de
Afb. 21: Theodorus Heemskerk, Foto: http://
Afb. 30: Ontwerpen van Koch voor nieuwe
leprozenkapel, Foto: auteur.
nl.wikipedia.org/wiki/Theo_Heemskerk.
vensters, Foto: RCE panddossier.
Afb. 42: De toegang tot het zuidportaal, Foto:
Afb. 22: Ontwerpplattegrond van Cuypers,
Afb. 31: Foto van de zuidgevel van de kerk na
Peter Boer.
Foto: Mededeelingen van de Rijksadviseurs
de restauratie, Foto: RCE beeldbank.
Afb. 43: Plattegrond van het woonhuis van de
voor de Monumenten van Geschiedenis en
Afb. 32: Overzicht van het middenkoor, Foto:
familie Van Poorten, Foto: Archief NAi, CUBA,
Kunst (1879), uitgegeven door het
auteur.
inv.nr. g.162.
Departement van Onderwijs, Kunsten en
Afb. 33: Oorspronkelijke venstertracering in de
Afb. 44: Ontwerp van Koch voor nieuwbouw
Wetenschappen, ‘s Gravenhage 1921.
noordgevel van de kerk, Foto: RCE beeldbank.
van twee catechisatieruimten, Foto: 701
Afb. 23: Ontwerpplattegrond van Koch, Foto:
Afb. 34: blindtracering van het koor van de St.
Bouwvergunningen 1850-1900.
RCE panddossier.
Maartenskerk in Zaltbommel, Foto: Tolboom,
Afb. 45: Het plan van de restauratie langs de
Afb. 24: Restauratieontwerp noordzijde van
H.J., Venstertraceringen in Nederland,
zuidgevel van Koch, Foto: RCE panddossier.
Cuypers, Foto: Mededeelingen van de
Restauratievademecum bijdrage 18, Zeist/’s
Afb. 46: Detail van het restauratieontwerp van
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
Gravenhage 1998.
Koch van de oostzijde, Foto: RCE panddossier.
Geschiedenis en Kunst.
Afb. 35: Restauratieontwerp van twee nieuwe
Afb. 47:Documentatietekeningen van Koch van
Afb. 25: Restauratieontwerp noordzijde van
vensters in de westgevel, Foto: RCE
de bewaard gebleven gewelfschilderingen,
Koch, Foto: RCE panddossier.
panddossier.
Foto: Archief NAi, CUBA, inv.nr. g.162.
Afb. 26: Restauratieontwerp oostzijde Cuypers,
Afb. 36: Het ‘stovenhok’ na de restauratie,
Afb. 48:Het interieur van de kerk ter plaatse
Foto: Mededeelingen van de Rijksadviseurs
Foto: RCE beeldbank.
van de preekstoel voor de restauratie, Foto:
voor de Monumenten van Geschiedenis en
Afb. 37: Tekening van Koch naar het schilderij
Archief NAi, CUBA, inv.nr. g.162.
Kunst.
van D. van Etten, Foto: RCE panddossier.
Afb. 49: Het interieur van de kerk ter plaatse
Afb. 27: Restauratieontwerp oostzijde Koch,
Afb. 38: De noordzijde van de Grote kerk na de
van de preekstoel na de restauratie, Foto: RCE
Foto: RCE panddossier.
restauratie, Foto: RCE beeldbank.
beeldbank.
Afb. 39: studies van deuren in de St. Bavokerk
Afb. 50: Bankenplan uit 1780, Foto: Hove, J.
in Haarlem en de Grote Kerk in Zwolle, Foto:
ten, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005.
88
Afb. 51: Overzicht van het interieur van de Grote Kerk, Foto: Boer, H.P. en J. Vromen, Van der Capellen in marmer. Afb. 52: Tekening van het interieur van de Grote Kerk van Johannes van Cuijlenburch, Foto: Hove, J. ten, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005. Afb. 53: Ongedateerd bankenplan van de Grote kerk, Archief Kerkelijk Bureau Zwolle. Afb. 54: Zerkenvloer in de noordbeuk, Foto: Boer, H.P. en J. Vromen, Van der Capellen in marmer. Afb. 55: Exterieur van de consistoriekamer, Foto: http://reliwiki.nl/index.php? title=Zwolle,_Grote_Markt_18_-_Grote_of_Michaëlskerk. Afb. 56: Interieur van de consistoriekamer, Foto: http://reliwiki.nl/index.php? title=Zwolle,_Grote_Markt_18_-_Grote_of_Michaëlskerk. Afb. 57: Plaquette ter herdenking aan de restauratie, Foto: auteur.
89