Resistentie tegen medicijnen bij HIV-therapie
Colofon De inhoud van deze brochure is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Aan eventuele fouten kunnen geen rechten worden ontleend. Bij gebruik van geneesmiddelen adviseren wij altijd eerst de officiële 1B-tekst te raadplegen. © 2011, Van Zuiden Communications B.V., Alphen aan den Rijn Productie
Van Zuiden Communications B.V. Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn Artsen en apothekers kunnen meer brochures aanvragen bij: ViiV Healthcare B.V. Huis ter Heideweg 62 3705 LZ ZEIST Tel. 030 -6986060
[email protected]
2
Resistentie tegen medicijnen
bij HIV-therapie
U bent besmet met HIV en daarom gebruikt u verschillende medicijnen. Aangezien er de laatste jaren veel anti-HIV-middelen zijn bijgekomen, is het goed mogelijk dat u van medicijnen verandert. Dat heeft vooral te maken met het feit dat het HIV-virus ongevoelig kan worden voor een bepaald medicijn, waardoor dit niet meer werkt. We spreken dan van resistentie. In deze brochure krijgt u meer informatie over resistentie en wat u er zoal aan kunt doen om de kans hierop zo klein mogelijk te houden of het ontstaan van resistentie zo lang mogelijk uit te stellen. Mocht u na het lezen van deze brochure nog vragen hebben, bespreek deze dan met uw behandelend arts.
Patiën ten voorlichting ov er HIV | R e s is te n tie te g e n me d ic ij n e n bij H IV- th e r ap ie
3
Wat gebeurt er bij een HIV-infectie?
Wat is resistentie?
Bent u geïnfecteerd met het HIV-virus, dan valt dit virus uw immuunsysteem aan, waardoor de werking ervan steeds verder achteruitgaat. Het immuunsysteem is het natuurlijke verdedigingsmechanisme van uw lichaam tegen infecties en ziekten. Hierbij spelen bepaalde witte bloedlichaampjes, de zogenoemde CD4-cellen, een uiterst belangrijke rol, omdat zij uw lichaam beschermen tegen ongewenste indringers zoals bacteriën, virussen en parasieten. HIV valt vooral deze CD4-cellen aan, infecteert ze en vermenigvuldigt zich er vervolgens in. De aldus geproduceerde virusdeeltjes infecteren dan weer nieuwe CD4-cellen. Als er niets wordt gedaan, komen er steeds meer HIV-virusdeeltjes in het bloed die de CD4-cellen aanvallen en vernietigen. Hierdoor raakt de natuurlijke afweer van uw lichaam verzwakt, waardoor allerlei andere virussen en bacteriën de kans krijgen om ziekten en klachten te veroorzaken. Het aantal HIV-deeltjes in het bloed wordt aangeduid met de term ‘viral load’. Hoe hoger de viral load, des te meer CD4-cellen er verdwijnen en des te groter de kans op klachten wordt. Het is dan ook zaak de viral load zo laag mogelijk te houden, liefst beneden 50 deeltjes per ml bloed.
Het HIV-virus vermenigvuldigt zichzelf razendsnel; dagelijks komen er miljarden nieuwe virusdeeltjes bij. Tijdens die vermenigvuldiging gaat er echter nogal eens iets mis, waardoor de nieuwe virusdeeltjes net iets anders zijn dan de vorige. Dit noemen we mutaties. Door deze mutaties kan het gebeuren dat de medicijnen die u gebruikt op een gegeven moment niet meer effectief zijn tegen het veranderde virus. Het HIV-virus is dan resistent geworden tegen de medicijnen. Dit resistent worden verloopt overigens niet volgens een vast patroon: sommige virusmutaties geven heel snel resistentie, andere veel minder snel. Het optreden van resistentie is de belangrijkste reden waarom een HIVbehandeling niet aanslaat of op een gegeven moment niet meer werkt. De viral load die aan het begin van de behandeling sterk afnam, schiet weer omhoog als er nieuwe medicijnresistente virusdeeltjes ontstaan.
4
Hoe kan men resistentie tegengaan? Gebruik meerdere medicijnen tegelijkertijd Het HIV-virus kan in principe resistentie ontwikkelen tegen alle HIV-medicijnen. De kans hierop wordt echter
In deze grafiek wordt uitgelegd hoe resistentie kan ontstaan. De zwarte lijn geeft de viral load aan. Voordat de behandeling start is de viral load hoog en samengesteld uit zowel medicijngevoelige als medicijnresistente HIV
Medicijnresistente HIV Medicijngevoelige HIV
Behandeling begint
Viral load gaat naar beneden als medicijngevoelige HIV verschijnt
Verhoging van viral load
Medicijnresistente HIV wordt meer ondanks de behandeling. Groei van deze virussen kan leiden tot een toename van de viral load
Tijd
Patiën ten voorlichting ov er HIV | R e s is te n tie te g e n me d ic ij n e n bij H IV- th e r ap ie
5
beduidend kleiner als u meerdere medicijnen tegelijker tijd gebruikt. Daarom bestaat de huidige anti-HIVbehandeling meestal uit een combinatie van minimaal drie, soms vier, verschillende middelen. De werking van deze verschillende middelen samen is veel krachtiger, en bovendien is het voor het HIV-virus veel moeilijker om resistent te worden tegen diverse middelen tegelijk dan tegen één enkel middel. Zorg voor een lage viral load Mensen bij wie de viral load na het starten van de behandeling onder 50 deeltjes per ml bloed komt en daar blijft, lopen minder risico op resistentieontwikkeling dan mensen bij wie de viral load niet zo sterk afneemt. In feite kunnen we zeggen dat hoe lager de viral load na het begin van de behandeling is, des te geringer de kans op resistentie is. De hoogte van de viral load heeft dus een zekere voorspellende waarde voor het verdere verloop van uw ziekte. Wees voorzichtig als u nieuwe medicijnen gaat gebruiken Als tijdens de behandeling resistentie optreedt, dient uw behandeling te worden aangepast. Het kan dan zijn dat een of meer van de anti-HIV-middelen die u 6
gebruikt, moeten worden vervangen. Welke middelen vervangen dienen te worden en welke nieuwe middelen u dan voorgeschreven krijgt, wordt meestal bepaald aan de hand van de uitkomst van een resistentietest. Om de juiste middelen te kiezen is het dus zaak eerst een resistentietest te laten doen (hierover later meer). Is uw viral load laag, maar geeft een bepaald medicijn ernstige bijwerkingen, dan kan het geen kwaad om slechts dat ene middel te vervangen. Stap tijdig over op andere medicijnen Er valt weinig te zeggen over de termijn waarbinnen resistentie tegen verschillende medicijnen optreedt. Bij de beoordeling van de noodzaak om van medicijnen te wisselen zal uw arts doorgaans echter niet afgaan op één enkele mutatie, maar zich laten leiden door het patroon van mutaties voor alle middelen die deel uitmaken van de combinatie die aan u is voorgeschreven. Het is wel zaak om bij een toenemende viral load tijdig op andere medicijnen over te stappen. Volg de aanwijzingen van uw arts stipt op Het is heel belangrijk om de aanwijzingen van uw arts stipt op te volgen en de medicijnen strikt volgens
het opgegeven schema in te nemen. Dit is nodig om de hoeveelheid werkende medicijnen in uw bloed op het benodigde peil te houden om de virusvermenig vuldiging maximaal te remmen. Als u het niet zo nauw neemt en bijvoorbeeld een keer een dosis vergeet of te laat inneemt, dan wordt de hoeveelheid werkzame stof in uw bloed lager, waardoor HIV-deeltjes de kans krijgen zich te vermenigvuldigen en mutaties kunnen optreden. De behandeling kan zijn effect verliezen wanneer u de innamevoorschriften onvoldoende volgt. Dit moet u zich goed realiseren als u aan een nieuwe combinatie behandeling begint. Hoe moeilijk het ook mag zijn om de aanwijzingen van uw arts stipt op te volgen, het is voor u van levensbelang! Als het u zwaar valt om de medicijnen consequent te gebruiken, vraag dan hulp en ondersteuning aan uw arts of aan andere mensen in uw omgeving.
Kruisresistentie Door mutaties in het HIV-virus kan resistentie tegen meerdere medicijnen tegelijk ontstaan. Dit betekent dat als u resistentie hebt ontwikkeld tegen een bepaald medicijn, u mogelijk ook resistent bent tegen andere
middelen; zelfs middelen die u nog nooit hebt gebruikt. Dit noemen we kruisresistentie. Kruisresistentie kan van invloed zijn op alle anti-HIVmedicijnen die momenteel worden gebruikt. Dit betekent dat resistentie tegen een nucleoside-analoog ook de keus van andere nucleoside-analoge middelen beïnvloedt. Hetzelfde geldt voor proteaseremmers en NNRTI’s. Er worden steeds nieuwe middelen tegen HIV ont wikkeld, maar ook deze kunnen onderhevig zijn aan kruisresistentie. Resistentie is een serieus probleem bij de behandeling van HIV. Mensen kunnen worden geïnfecteerd met virussen die al resistent zijn tegen bepaalde medicijnen. Dit heeft uiteraard nadelige gevolgen voor de behandeling, omdat de behandelingsmogelijkheden hierdoor meteen al beperkt zijn. Ook is gebleken dat mensen die al HIV-positief zijn, opnieuw besmet kunnen worden met resistente HIVvirussen. Dit noemen we een superinfectie. Tot nu toe komen superinfecties echter weinig voor. Toch is het zaak ervoor te zorgen dat u dit niet overkomt door veilig te vrijen en geen onnodige risico’s te lopen.
Patiën ten voorlichting ov er HIV | R e s is te n tie te g e n me d ic ij n e n bij H IV- th e r ap ie
7
Resistentietests Door middel van bloedonderzoek kan worden vastgesteld of u resistent bent tegen HIV-middelen en zo ja, tegen welke. Het bloedonderzoek kan het beste worden gedaan als blijkt dat uw viral load tijdens de behandeling omhoog gaat en u moet overstappen op andere medicijnen. Ook wordt dit bloedonderzoek gedaan bij mensen die met de behandeling beginnen. Om de juiste behandeling in te stellen kan het zinnig zijn ook zwangere vrouwen en kinderen te testen op resistentie. Een resistentietest geeft het beste resultaat als deze wordt uitgevoerd terwijl u nog steeds de middelen gebruikt die niet goed meer blijken te werken. Bent u geïnfecteerd met het non-B-subtype virus (afkomstig uit Afrika), dan kan de test afwijkende uitslagen geven. Hiermee zal uw arts rekening houden, maar het kan toch zinnig zijn om uw virustype nog eens onder de aandacht te brengen, omdat deze variant in Nederland niet veel voorkomt.
bekend is dat ze resistentie veroorzaken. • Fenotype-onderzoek: hierbij wordt bepaald hoeveel van een bepaald middel nodig is om de viral load te verlagen of laag te houden. Zodra resistentie begint op te treden, is een veel hogere dosis medicijn nodig om de viral load laag te houden. Een genotype-onderzoek wordt het meest toegepast, is goedkoper en de uitslag is sneller bekend. Fenotypeonderzoek is duurder en de uitkomsten laten langer op zich wachten.
Verklarende woordenlijst Kruisresistentie: dit betekent dat als het HIV-virus resistentie heeft ontwikkeld tegen een bepaald medicijn, het mogelijk ook resistent is tegen andere soortgelijke middelen, zelfs tegen middelen die nog nooit zijn gebruikt.
Welke onderzoeken zijn er?
Mutatie: een blijvende verandering in een virus, of een deel ervan.
Er zijn twee manieren om op resistentie te testen: • Genotype-onderzoek: hierbij wordt gekeken of in het virus bepaalde mutaties aanwezig zijn waarvan
NNRTI: bepaalde groep antiretrovirale middelen die veel worden gebruikt bij de behandeling van HIV, bij-
8
voorbeeld efavirenz (EFZ; Stocrin®), nevarapine (NVP; Viramune®) en etravirine (Intelence®).
hiv kunt u vinden in de brochure ‘Verklarende woordenlijst voor mensen met hiv’.
Proteaseremmers: bepaalde groep antiretrovirale middelen, bijvoorbeeld fosamprenavir (Telzir®), lopinavir/ ritonavir (LPV/r; Kaletra®), atazanavir (ATV; Reyataz®), indinavir (IDV, Crixivan®), lopinavir (Kaletra®) en durunavir (DRV, Prezista®).
Meer informatie? HIV-Vereniging Infolijn: 020 689 25 77 Internet: www.hivnet.org
Resistentie: het ongevoelig zijn van een bacterie of virus voor een bepaald medicijn. In dat geval moeten andere medicijnen worden gebruikt. Resistentietest: bloedonderzoek waarmee resistentie tegen anti-HIV-middelen kan worden opgespoord. Superinfectie: een nieuwe infectie naast een reeds bestaande, met een ander soort HIV-virus dat mogelijk resistent is tegen medicijnen. Viral load: Engelse term voor de hoeveelheid HIV-virus die iemand in zijn/haar bloed heeft. Andere medische termen en uitdrukkkingen die u vaak tegenkomt bij de beschrijving van de behandeling van Patiën ten voorlichting ov er HIV | R e s is te n tie te g e n me d ic ij n e n bij H IV- th e r ap ie
9