Researchdossier Inhoudsspecialisatie Binnenland Abortus provocatus
Floor Simonse, 1570211 Ryan Bay, 1564477 Martijn Vervest, 1565144 Annemiek Kerkhoven, 1564929 Guido Mos, 1563358 Docenten: Marja Kusters en Marc Veldt Cursuscode: JJO-RBIN.3V-12 Datum: 30-01-2013
Inhoudsopgave Inleiding
Blz. 3
Hoofdstuk 1 Politieke standpunten
Blz. 4
Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen
Blz. 9
Hoofdstuk 3 Recht
Blz. 14
Hoofdstuk 4 Samenlevingen – Maatschappelijke moraal
Blz. 20
Hoofdstuk 5 Samenlevingen – Veranderingen
Blz. 25
Hoofdstuk 6 Economie
Blz. 30
Bronnenlijst
Blz. 37
Bijlagen
Blz. 41
2
Inleiding Onze groep onderzoekt hoe Nederland de afgelopen dertig jaar is veranderd op het gebied van abortus. Aan de hand van verschillende vraagstukken leggen we ons thema bloot: Wat is de maatschappelijke moraal over abortus? Worden er meer of minder abortussen uitgevoerd dan vroeger? Wat zijn de veranderingen in wetgeving? Komt het recht op leven in gevaar? Hoe is de houding vanuit de politiek? Zijn er nog actiegroepen? Zijn er economische redenen om te aborteren? Dit onderwerp spreekt een brede doelgroep aan. We blikken terug op een periode van veertig jaar, waardoor het zowel interessant is voor de jeugd als voor vijftigplussers om ernaar te kijken. Daarnaast spreekt dit onderwerp beroepsmatig ook artsen, sociologen en politici aan. Onze doelgroep zijn de kijkers van Andere Tijden. Dit dossier dient als basis voor een uitzending over abortus. Wij richten ons op televisie. Dit onderwerp leent zich perfect voor een documentaire of onderzoeksprogramma zoals Andere Tijden. We behandelen de veranderingen omtrent abortus in Nederland. In de loop der jaren is hier veel over te doen geweest, denk aan o.a. de campagnes van Dolle Mina ‘Baas in eigen buik’. Er is daarom veel archiefmateriaal beschikbaar, waardoor het aantrekkelijk te visualiseren is. In dit dossier spreken wij over abortus, hiermee bedoelen wij abortus provocatus.
3
Hoofdstuk 1 Politieke standpunten Wat is er veranderd in het politieke klimaat sinds de jaren ‘60 op het gebied van abortus? Abortus is altijd een gevoelig punt geweest in de Nederlandse politiek. Jarenlang wilden politieke partijen hun vingers niet aan dit onderwerp branden. Ze negeerde de veranderingen in het maatschappelijk leven. De abortuswetgeving liep dan ook hopeloos achter bij de toen al lang gevestigde praktijk. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke veranderingen er sinds de jaren ‘60 in de politiek hebben plaatsgevonden. Ook zullen wij recente discussies in de politiek aanhalen en de huidige standpunten belichten. Hoewel de politiek vandaag de dag een stuk minder met abortus bezig is dan in de jaren ‘80. 1.1 Vroegere politieke standpunten In Nederland is abortus via de Zedenwet uit 1911 bij wet verboden (zie par. 3.1) Slechts voor hele uitzonderlijke gevallen werd van dit verbod afgeweken. Vrouwen mochten bijvoorbeeld wel een abortus ondergaan als voorzetting van de zwangerschap ernstig gevaar zou opleveren voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid. Een arts bepaalde of dat aan de orde was. Ook als de kans vrijwel zeker was dat een kind ernstig misvormd ter wereld zou komen, zoals met Softenon-kinderen, kon een arts vragen om uitzondering van het abortusverbod (Veenhoven, 1968). Het gevolg was dat het abortusverbod massaal werd ontdoken. Het aantal illegale abortussen in de jaren ‘60 werd geschat tussen de 20.000 tot 60.000 per jaar (Treffers, 1965). Ondanks de massale ontduiking was het abortusprobleem in die jaren geen belangrijk onderwerp op de politieke agenda. Slechts drie politieke partijen noemden het in hun programma. De PSP, de PvdA en D66. De PSP wilde dat legale abortus zou worden uitgebreid. De PvdA nam geen duidelijk standpunt in, maar stelde dat ‘de kwestie’ bestudeerd moest worden. En D66 vond dat het politieke debat op gang moest komen (Veenhoven, 1968). De politiek was volgens Veenhoven niet zo happig op dit onderwerp, omdat er weinig eer aan te behalen viel. In die tijd hielden zich vrijwel geen serieuze pressiegroepen bezig met dit onderwerp, waardoor er weinig politieke belangstelling was om het op te pakken. Daarnaast ging abortus veel mensen wat aan. De politiek was bang dat een uitgesproken mening kon leiden tot grote emotionele
4
beroering en heftige tegenstand vanuit de maatschappij. Het onderwerp lag dus te gevoelig, geen enkele partij wilde zijn vingers eraan branden (Veenhoven, 1968). In de jaren ‘70 veranderde er veel op het gebied van abortus in Nederland. De Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking opende in 1971 de eerste abortuskliniek van Nederland. Dit aantal groeide in 1975 al uit tot negen Stimezo-klinieken. Ook andere stichtingen en particuliere ondernemers boden vrouwen hun diensten aan. Nederland werd het abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar Nederland om een abortus te ondergaan. De overheid greep niet of nauwelijks in: bij wet was abortus
nog
steeds
verboden,
maar
de
wetgever
gedoogde
(Outshoorn,
1977).
Abortusklinieken hanteerden, wegens technische redenen, een grens van 12 tot 14 weken zwangerschap. Een uitzondering daarop vormde kliniek Bloemenhove bij Heemstede, daar was een aparte afdeling voor het onderbreken van zwangerschappen in een verder stadium. Abortus stond opeens overal in de belangstelling: kranten, televisieprogramma’s en vrouwenbewegingen zwengelden de discussie aan. De overheid stond erbij en keek ernaar. PvdA-ers Lambers en Roethof probeerden er wel een nieuwe wet doorheen te krijgen, maar hun poging mislukte. De abortuswet zou nog tien jaar op zich laten wachten (Ketting, 1978) (zie par. 3.3). Dries van Agt (KVP), destijds minister van Justitie, zag de ontwikkelingen met lede ogen aan. In 1974 haalde Van Agt fel uit tegen abortus: hij noemde de abortusexplosie zorgwekkend. Hij stelde dat minstens de 12 weken grens aangehouden moest worden. Deze kritiek was indirect op kliniek Bloemenhove gericht. Hij wilde de apparatuur van Bloemenhove in beslag laten nemen, maar daar stak de rechter een stokje voor (Outshoorn, 1977) (zie par. 3.2). De wetgeving liep sterk achter de maatschappelijke ontwikkeling aan. In 1977, tijdens kabinet- Van Agt I, kon de politiek het abortusprobleem niet langer voor zich uitschuiven. Minister van Justitie Job de Ruiter (CDA) en minister van Volksgezondheid Leendert Ginjaar (VVD) gingen direct na hun benoeming aan de slag. Ze ontwierpen een wet waarbij abortus onder een aantal voorwaarden niet strafbaar was. De grens voor zwangerschapsafbreking kwam op dertien weken te liggen en de vrouw moest verplicht vijf dagen bedenktijd krijgen. Het wetsvoorstel stuitte op weerstand van de linkse partijen en de vrouwenorganisaties. Zij vonden dat abortus helemaal vrij van beperkingen moest zijn (Bal, 2005).
5
Toch kwam het wetsvoorstel op 18 december 1980 nipt door de Tweede Kamer en op 28 april 1981 met maar één stem verschil door de Eerste Kamer. De Wet afbreking zwangerschap (Wafz) was een feit en trad in november 1984 in werking. Ook al was de wet een kleine stap terug ten opzichte van de toen al lang gevestigde praktijk (Bal, 2005). 1.2 Huidige politieke standpunten In hoofdstuk twee is te lezen dat de grens voor zwangerschapsafbreking inmiddels is verhoogd tot 24 weken. Verder is er in al die jaren nauwelijks iets veranderd aan de Wet afbreking zwangerschap zoals hij in 1981 werd aangenomen. In de huidige politiek staat abortus niet dagelijks meer op de agenda. De huidige regeringspartijen PvdA en VVD zijn dan ook niet erg uitgesproken over dit onderwerp. De regelgeving is volgens de regering goed zoals hij is. De PvdA hamert wel op een goede voorlichting over het voorkomen van ongewenste zwangerschappen en dan met name onder niet-westerse allochtonen vrouwen (PvdA.nl, 2013). Er zijn drie politieke partijen die wel een duidelijk standpunt innemen, waaronder de ChristenUnie en SGP. “Het menselijk leven is een geschenk van God. Het leven is daarom het beschermen waard, van het begin tot het einde. Het maakt ook duidelijk dat we op een verantwoordelijke manier om moeten gaan met het broze, vergankelijke leven. Daarom wil de SGP af van de huidige ‘Abortuswet’. Deze wet bevat mooie woorden over de ‘bescherming van het leven’, maar de zorgvuldigheidseisen werken niet zoals het zou moeten. De SGP vindt hoe dan ook dat er meer werk moet worden gemaakt van alternatieven voor abortus” (SGP.nl, 2013). De ChristenUnie heeft een soortgelijk standpunt. Beide partijen willen dus dat de bescherming van het leven in de Grondwet moet worden vastgelegd, ook voor het ongeboren kind (ChristenUnie.nl, 2013). GroenLinks staat hier lijnrecht tegenover. “In Nederland zijn vrouwen 'baas in eigen buik'. We zijn er trots op dat we het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen goed hebben geregeld. Eens in de zoveel tijd probeert conservatief rechts de rechten van vrouwen in te perken. GroenLinks zal altijd pal blijven staan voor de rechten van vrouwen om zelf te beslissen over seks en kinderen krijgen, zowel in Nederland als in het buitenland” (GroenLinks, 2013). GroenLinks wil zelfs dat abortus verdwijnt uit het Wetboek van Strafrecht. Artsen horen in hun ogen pas vervolgd te worden als zij zich niet aan de regels houden. Verder willen ze dat
6
de verplichte bedenktijd bij abortus wordt afgeschaft en pleiten voor meer seksuele voorlichting in het onderwijs (GroenLinks.nl, 2013). 1.3 Recente discussies Om de zoveel tijd laait de discussie over abortus weer op in Nederland. In oktober 2010 ontstond er discussie in de politiek over het verlagen van de grens van het uitvoeren van abortus. Dit gebeurde naar aanleiding van de nieuwe richtlijn Perinataal Beleid bij Extreme Vroeggeboorte van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Deze richtlijn stelt voor om bij kinderen die al na 24 of 25 weken worden geboren niet meer het huidige 'nee-tenzij'-principe te hanteren, maar in plaats daarvan een 'ja-tenzij'-beleid te laten gelden voor wat betreft het starten met medische behandeling (nvog.nl, 2011). Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Edith Schippers moest de Tweede Kamer informeren of deze nieuwe wetenschappelijke inzichten ook gevolgen hebben voor de abortusgrens. Nadat zij uitvoerig met verschillende deskundigen had gesproken, werd in april 2011 besloten dat de grens van 24 weken ongewijzigd blijft (Schippers, 2011). Ook ontstond er veel rumoer in de politiek toen SGP-leider Kees van der Staaij eind augustus 2012 zei dat de kans erg klein is dat vrouwen zwanger raken na een verkrachting. Hij deed die uitspraken in het programma Wat Kiest Nederland op RTLZ. Hij voegde daaraan toe dat het natuurlijk wel eens voorkomt en dat is een groot probleem. De partij is namelijk fel tegen abortus, ook als iemand zwanger raakt na een verkrachting. Van der Staaij baseert zijn uitspraak op onderzoek van de Rutgers Nisso Groep uit 2009. Daaruit blijkt dat zeven procent van de verkrachten vrouwen zwanger raakt. Veel partijen reageerden geschokt op zijn uitspraken en eisten excuses (NOS.nl, 2012). Begin december 2012 kwamen Nederlandse abortusartsen met een aantal nieuwe richtlijnen omtrent abortushulpverlening. Deze richtlijnen gaan meer in op de psychosociale hulp aan vrouwen die om een abortus vragen. Uit een evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap bleek dat abortusartsen niet goed kunnen inschatten of een vrouw twijfelt over haar keuze voor abortus. Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) wil daarom geld uitrekken voor extra scholing van abortusartsen om de psychosociale hulpverlening te verbeteren. Zo kunnen artsen met vrouwen die daar behoefte aan hebben, alternatieven bespreken voor abortus (Nederlands Dagblad, 2012).
7
1.4 Conclusie In de jaren ‘60 stond abortus niet op de politieke agenda. Slechts drie partijen noemden het in hun partijprogramma. Echter durfde geen enkele partij een duidelijk standpunt in te nemen: het lag te gevoelig in de maatschappij. Toen in 1971 de eerste abortuskliniek van Nederland zijn deuren opende, werd Nederland het abortuscentrum van West-Europa. De politiek stopte dit probleem in de doofpot en wilde de maatschappelijke veranderingen niet onder ogen zien. Het duurde maar liefst tien jaar voordat Job de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) het initiatief namen voor een wetsvoorstel die de abortuswet zou verruimen. In 1984 trad de Wet afbreking zwangerschap na een krappe meerderheid in de Eerste Kamer dan eindelijk in werking. Abortus tot dertien weken werd hiermee legaal. Momenteel is het in de politiek rustig op het gebied van abortus. De regeringspartijen, PvdA en VVD, nemen geen duidelijk standpunt in. Hieruit kunnen we concluderen dat ze tevreden zijn met het huidige abortusbeleid. Om de zoveel tijd zwengelen de confessionele partijen de discussie aan. Zij keuren abortus af: ieder leven is een geschenk van God. Na de invoering van de Wet afbreking zwangerschap hebben zich er geen politieke aardverschuivingen meer voorgedaan, hoewel de confessionele partijen het liefst zien dat abortus wordt afgeschaft.
8
Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen Hoe dragen sociale bewegingen bij aan het abortusdebat en de daaruit voortkomende wet- en regelgeving? Om te kunnen begrijpen waarom deze groepen ontstonden zal in deze paragraaf ingegaan worden op de theorie over het ontstaan van sociale bewegingen in Nederland. In dit geval gericht op pressiegroepen, die eropuit zijn politieke verandering teweeg te brengen. In Nederland ontstonden in de jaren zestig en zeventig actiegroepen uit onvrede met het politieke standpunt rondom de positie van mannen en vrouwen. Een gezamenlijke ideologie is één van de belangrijkste voorwaarden voor het ontstaan van een actiegroep. Over de precieze oorzaak van de vorming van pressiegroepen zijn wetenschappers het niet helemaal eens, al vallen er voor de situatie in Nederland wel veranderingen binnen de samenleving te noemen die hebben bijgedragen aan de groei van organisaties als Dolle Mina, de Provo’s en ook de anti-abortus groepen, die zich vaak lieten (laten) inspireren door het geloof. Aan het einde van de jaren zestig was de macht van de zuilen grotendeels gebroken. In deze jaren versnelde het proces van individualisering binnen de Nederlandse samenleving door uitbreiding van de sociale voorzieningen, waardoor mensen niet meer afhankelijk waren van hun directe familie, en de groei van het aantal (hoog)opgeleiden. Hierdoor kregen vooral vrouwen meer behoefte aan onafhankelijkheid en zelfstandigheid, zowel in juridische als in economische zin (Bussemaker 1993: 13) (zie par. 6.2). Daaruit voortkomend kwamen in de jaren na de ontzuiling verschillende vrouwenbewegingen op die gelijke behandeling van mannen en vrouwen bepleitte. Er kan dus gezegd worden dat het minder belangrijk worden van religie en betere educatie de motor (of in ieder geval een belangrijk onderdeel daarvan) is geweest achter deze pressiegroepen. Tegelijkertijd kunnen dezelfde veranderingen worden genoemd als oorzaak van het ontstaan van tegenbewegingen. Conservatieve groepen die de wereld om hen heen zagen veranderen en dat wilden stoppen. De strijd voor legalisering van abortus werd voornamelijk aangewakkerd door het ‘vrijere, tolerante seksuele klimaat in Nederland’ (Outshoorn 1978: 28). Er was in die tijd sprake van een ‘algemene ethische heroriëntatie’ (Vink 2010: 25). Ook hebben veranderingen in het buitenland, zoals de legalisering van abortus in Engeland in 1967, bijgedragen aan het bespreekbaar maken van de abortuskwestie (Outshoorn 1978: 28). In dit onderdeel zal worden
9
ingegaan op de uit deze veranderingen voortgekomen pro- en anti-abortus actiegroepen binnen de Nederlandse samenleving. 2.1 Wat is de link tussen de politiek en deze bewegingen? Er vallen in Nederland aan het einde van de jaren zestig en in de jaren zeventig verschillende actiegroepen te onderscheiden die zich actief bezighouden met het abortusdebat. Bij bijna allemaal stond aan de basis een politieke binding, zoals bij de vrouwenbewegingen Dolle Mina, voortkomend uit een groep mannen en vrouwen die lid waren van de Socialistische Jeugd en de Rooie Vrouwen, die gelieerd waren aan de Partij van de Arbeid (Hof 2009: 2). Ondanks deze politieke achtergrond waren de meeste groepen volledig onafhankelijk. Toch hadden actiegroepen vaak uitgesproken politieke voorkeuren. Zo waren de pro-abortus actiegroepen vaak links georiënteerd (sommige zelfs Marxistisch), terwijl de anti-abortus actiegroepen vaak een streng christelijke politiek voorstonden. Dolle Mina riep in 1971 bijvoorbeeld op om te stemmen op de linkse partijen die voor een wetsvoorstel waren dat abortus zou legaliseren (Hof 2009: 17). Een link tussen politiek en de anti-abortus actiegroepen valt niet eenduidig vast te stellen op basis van uitspraken of literatuur. Wel kan worden gesteld dat bijvoorbeeld de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) van Pater Jan Koopman zich verbonden voelde met de streng christelijkconservatieve partijen van die tijd (Andere Tijden 2007). In de loop der jaren is politiek minder belangrijk geworden binnen sociale bewegingen rondom het abortusvraagstuk. Ook bij actiegroepen speelt politieke voorkeur een steeds kleinere rol. Tegenwoordig staan de actiegroepen in Nederland verder van de politiek af. Er bestaan echter nog wel groepen die hun bestaansrecht ontlenen aan een politieke ideologie. Een voorbeeld van een dergelijke actiegroep is de anarchistische beweging Dolle Mollies, een actiegroep die opkomt voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen (Vink 2010: 44). Een aantal groepen richt zich daarnaast minder op de Nederlandse samenleving en meer op landen waar abortus nog illegaal is. De bekendste actiegroep in deze categorie is Women on Waves, die op een schip (de zogenaamde abortusboot) overal ter wereld informatie verspreidt en workshops geeft. Er worden ook abortussen uitgevoerd op het schip. 2.2 Op welke manier kunnen sociale bewegingen invloed uitoefenen op de politiek? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet eerst worden vastgesteld welke manieren er zijn om de politiek te beïnvloeden. In het geval van actiegroepen bestaan er volgens oud
10
Dolle Mina Saskia Poldervraart (1945-2011) drie strategieën waarop zij hun doelen kunnen bereiken. Deze heeft ze op de volgende manier uiteengezet: Als eerste noemt zij de utopische strategie: “Deze strategie is gebaseerd op de notie dat individuen die ontevreden zijn met de bestaande condities en zichzelf en hun onmiddellijke omgeving moeten veranderen. Ze negeren daarbij bestaande machtsstructuren en de staat”. Bondgenootschappen worden gesloten met personen bij wie eenzelfde onvrede leeft. Deze strategie is gericht op verandering in het ‘hier en nu’. Een tweede strategie is de revolutionaire. Het gaat bij deze strategie over fundamentele veranderingen. De bestaande machtsstructuren wordt niet genegeerd maar juist gebruikt om verandering te bewerkstelligen. Een laatste manier waarop actiegroepen
invloed
kunnen
uitoefenen
op
de
politieke
besluitvorming
is
de
onderhandelingsstrategie: “Activisten die deze strategie aanhangen zijn veelal meer gericht op conventie, praktisch realisme en korte termijn doelen en vrezen wanorde en geweld”. Zij vertrouwen op hun (politieke) netwerk en werken nauw samen met de bestaande macht. De oprichting van vrouwenrechtengroepen zoals Dolle Mina (1969), de Rooie Vrouwen van de PvdA, De Vrouwenkrant (1972) en De Bonte Was (1973), was het gevolg van de tweede feministische golf. De bewegingen streden voor gelijke behandeling en zelfbeschikkingsrecht op een revolutionaire en soms ook utopische manier. Dit kan worden opgemaakt uit de actiemethodes van de verschillende pressiegroepen. Bezettingen en demonstraties werden het vaakst gebruikt om politieke verandering teweeg te brengen. In 1974 werd speciaal voor het abortusvraagstuk het comité Wij Vrouwen Eisen opgericht door o.a. Dolle Mina en De Bonte Was. Zij eisten drie dingen waar legalisering van abortus aan zou moeten voldoen: 1. Abortus moet uit het Wetboek van Strafrecht; 2. Abortus moet in het ziekenfondspakket; 3. De vrouw beslist (Alleta.nu). Deze standpunten laten een duidelijke revolutionaire ideologie zien die wordt nagestreefd. Voor de tegenstanders van abortus geldt dat ze in dezelfde categorie van actiestrategie vallen. Politieke verandering werd door vrouwenbewegingen nagestreefd door zoveel mogelijk media-aandacht op zich te vestigen. Hiermee hoopten ze de denkbeelden binnen de samenleving te veranderen en daarmee indirect het politieke bestel. Een voorbeeld van een ludieke actie die tot doel had media-aandacht te genereren is de Dolle Mina actie van 14 maart 1970 in Utrecht. Tijdens een vergadering van gynaecologen stormden leden van de groep binnen en ontblootten hun buiken waarop stond te lezen: ‘Baas in eigen buik’. Deze leus wordt tot op de dag van vandaag herkend door de meeste Nederlanders. Een andere
11
opzienbarende actie kwam van VBOK, die de tekst ‘Dagboek van een ongeboren kind’ publiceerde, waarin vanuit het perspectief van het kind een abortus werd beschreven. “Vandaag heeft mijn moeder mij gedood”, is de laatste zin in het dagboek. Hoewel zij veel minder gericht waren op publiciteit, werd deze publicatie groot uitgemeten in de media. Nog steeds wordt op veel christelijke sites deze tekst geplaatst als afkeurend signaal. Na 1980 ging het grootste deel van de vrouwenbeweging aan de onderhandelingstafel zitten. Hiermee werd gebroken met de revolutionaire (en in sommige gevallen utopische) strategie. Dit was ook voor de hand liggend, aangezien de abortuswet van 1984 voldeed aan de gestelde eisen van de bewegingen aangaande het abortusvraagstuk. Vanaf toen gingen de groepen zich meer richten op gelijke behandeling of hielden op te bestaan, zoals De Vrouwenkrant, die zich in 1985 ophief (radicaalfeminisme.nl). Grote sociale opstand was (en is) niet meer nodig om politieke verandering te bewerkstelligen. Veel belangengroepen prefereren een constructieve discussie tussen machthebbers en henzelf boven revolutionaire opstand onder de bevolking. De tegenstanders van abortus bleven wel het revolutionaire model hanteren. Met het steeds minder belangrijker worden van het geloof in de Nederlandse politiek zie je dat deze bewegingen zich steeds utopischer gaan gedragen. Zij gaan minder uit van de bestaande politieke macht en prefereren een machtsstelsel gebaseerd op religie. 2.3 Welke successen hebben de bewegingen in Nederland geboekt? Kijkend naar de abortuskwestie kan worden gesteld dat de pressiegroepen hun doelen hebben bereikt. Van alle verschillende groepen, was de abortusgroep (onderdeel van Dolle Mina) het meest succesvol (Van Soest 1975). Een verandering in de samenleving is zeker teweeg gebracht, waarmee indirect ook de politiek werd beïnvloed. Dat de abortuswet in 1984 van kracht werd, was een direct gevolg van de inspanningen van vrouwenbewegingen zoals Dolle Mina en De Bonte Was. Het succes van de pressiegroepen die streden voor legalisering van abortus is dus het aanwakkeren geweest van de bewustwording onder de (vrouwelijke) bevolking in de jaren zeventig. Groepen die streden tegen abortus hebben het samenlevingsbeeld alleen maar verder van hun ideaalbeeld af zien schuiven. Tegenwoordig vallen er voor pro-legaliseringen groeperingen in Nederland niet echt meer successen te boeken. Wel wordt er nog veel gedaan aan de acceptatie van abortus bij bijvoorbeeld allochtonen. Dit gebeurt vooral via informatieverstrekking en actieve voorlichting. De anti-abortus groepen voeren nog wel actief actie tegen abortus.
12
2.4 Conclusie Gesteld kan worden dat de pressiegroepen in het verleden vooral hebben bijgedragen aan het abortusdebat door het voorlichten en bewustmaken van de Nederlandse samenleving. Mediaaandacht was het sleutelwoord voor de groepen die voor legalisering van abortus streden. Met ludieke acties hebben ze geprobeerd de samenleving te overtuigen van hun standpunten, en niet zonder succes. Zoals eerder al is gezegd is het legaliseren van abortus in 1984 het directe gevolg van een mentaliteitsverandering binnen de Nederlandse bevolking waar de politiek op heeft gereageerd, die door de actiegroepen was bewerkstelligd. Tegenwoordig zijn de pro-groepen gematigd in hun acties. Soms halen ze toch de media, zoals de groep Women on waves, die vorig jaar in Marokko aanmeerde om abortus daar bespreekbaar te maken. Dat maakte een interessante discussie los in Nederland (NRC.nl). Anti-abortusorganisaties voeren nog wel bewust schokkende acties uit om zo hun standpunten te ventileren. Zo stuurt de strengchristelijke organisatie Schreeuw om leven plastic foetussen naar vrouwen die een abortus hebben ondergaan.
13
Hoofdstuk 3 Recht Is de Wet afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven? Nederland staat in het buitenland bekend als progressief land. Drugs worden toegestaan en ook prostituees worden geaccepteerd. Op het gebied van abortus is Nederland toch een stuk minder progressief. Pas in de jaren tachtig werd abortus bij ons legaal in de abortuswet. In tegenstelling tot landen als IJsland en Zweden, waar al in de jaren dertig zwangerschappen mochten worden afgebroken. 3.1 Zedenwet Sinds de Zedenwet in 1911 was abortus verboden in Nederland (Historisch Nieuwsblad 2004). In die wet stond in artikel 251bis over abortus het volgende: “Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zesduizend gulden.” (vpro.nl) Uit dit wetsartikel blijkt dat alleen degene die de abortus uitvoerde strafbaar was. De vrouwen die de behandeling ondergingen dus niet. Uiteraard werden er wel abortussen uitgevoerd. Dit gebeurde illegaal. Ook namen vrouwen zelf het initiatief door zich van de trap te laten vallen of zichzelf te steken met een scherp voorwerp. Deze acties leidden vaak tot complicaties (historiek.net). Tegen het einde van de jaren zestig kwam er mede vanwege het feminisme een maatschappelijke discussie op gang over abortus. Er werden illegale abortusklinieken opgericht. Het Mildred Rutgers huis in Arnhem is de eerste (illegale) abortuskliniek van Nederland. De kliniek werd opgericht door een aantal huisartsen, die het er niet mee eens was dat vrouwen voor het afbreken van een zwangerschap naar Engeland moesten. De eerste behandeling vond plaats op 27 februari 1971. Nederland had toen nog geen wetgeving over abortus, maar de illegale klinieken werden wel gedoogd door de overheid.
14
3.2 Bloemenhovekliniek-crisis In 1976 ontstond er in het kabinet-Den Uyl een crisis. De toenmalige minister van Justitie Dries van Agt wilde op 18 mei de Bloemenhovekliniek in Heemstede, vanwege een klacht van een Duitse vrouw, sluiten. De kliniek werd bezet door boze mensen die het niet eens waren met Van Agt. De minister werd ook in de Kamer op het matje geroepen. Er werd door de Tweede Kamer een motie aangenomen dat de rechter moest bepalen over de status van de kliniek. Van Agt gaf toen al aan ‘geen gehoor te geven aan die motie’. Vrouwenbewegingen werden gewaarschuwd dat er de volgende ochtend een inval werd gedaan bij de Bloemenhovekliniek. Honderden mensen waren naar Heemstede gekomen, waarop Van Agt besloot de inval te annuleren. Uiteindelijk besloot de rechter dat de kliniek niet ontruimd mocht worden. Er werd besloten om bij abortussen tot 13 weken geen vervolging in te stellen (historiek.net). Het was het eerste aanzetje tot de abortuswet. Al duurde het nog wel vier jaar totdat in de politiek een wetsvoorstel op tafel lag. Nota bene tijdens het eerste kabinet van Dries van Agt werd een wetsontwerp van Jacob de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) op 18 december 1980 door de Tweede Kamer ternauwernood goedgekeurd. 76 stemden voor, 74 tegen. In april 1981 werd ook in de Eerste Kamer maar net een meerderheid gehaald (38 voor, 37 tegen). De Wet afbreking zwangerschap (Wafz) trad door middel van het Besluit afbreking zwangerschap op 1 november 1984 in werking. 3.3 Wet afbreking zwangerschap (Wafz) De Wet afbreking zwangerschap telt een twintig artikel tellend wetsontwerp. Een belangrijk deel van de Wafz is artikel 2: “Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend.”(Artikel 2, Wafz) Een abortus mag dus alleen in een daarvoor bestemde kliniek worden uitgevoerd. De kliniek of ziekenhuis moet een vergunning aanvragen bij het ministerie. De minister beslist dan binnen zeven maanden of er daadwerkelijk een vergunning wordt afgegeven. Een ander belangrijk lid is artikel 3, lid 1. Hierin staat de zogenaamde beraadtermijn. Een
15
vrouw moet vijf dagen bedenktijd hebben tussen het moment dat zij voor de eerste keer met de arts over het afbreken van een zwangerschap spreekt en het moment waarop zij uiteindelijk haar definitieve beslissing maakt: “Een zwangerschap wordt niet eerder afgebroken dan op de zesde dag nadat de vrouw de arts heeft bezocht en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken.”(Artikel 3, lid 1, Wafz) Vrouwen kunnen in de wet geen strafbare feiten plegen met betrekking tot abortus. Artsen kunnen dat wel. Bijvoorbeeld als zij een zwangerschap afbreken binnen de beraadtermijn van vijf dagen. Een geldboete van 78.000 is dan de maximale straf voor de arts (rijksoverheid.nl). 3.4 Wetboek van Strafrecht Abortus is in Nederland dus via de Wet afbreking zwangerschap gelegaliseerd. Toch is er een mogelijkheid om gestraft te worden voor het afbreken van een zwangerschap. Zo is het volgende te lezen in artikel 82a van het Wetboek van Strafrecht: “Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven.”(Artikel 82a, Wetboek van Strafrecht) In Nederland is het dus wettelijk geregeld dat wanneer een kind buiten de baarmoeder zou kunnen overleven er geen abortus meer gepleegd mag worden, oftewel als een kind levensvatbaar is. Die grens is gesteld op 24 weken na de zwangerschap. Na deze termijn is het dus niet langer het afbreken van een zwangerschap, maar een misdrijf tegen het leven. In de praktijk houden artsen 22 weken aan. In artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht is nog een gedeelte opgenomen over de strafbaarheid van abortus. In artikel 296 staat het volgende: “Titel XIXA: Afbreking van zwangerschap 1 Hij die een vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
16
2 Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd of geldboete van de vierde categorie. 3 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie. 4 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw en tevens haar dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie. 5 Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht.” (Artikel 296, Wetboek van Strafrecht) Lid 5 is een rechtvaardigingsgrond, namelijk wettelijk voorschrift(Strafrecht, Lydia Janssen). Als de vrouw zich in een ‘noodsituatie’ bevindt, is de arts bevoegd om de zwangerschap af te breken. In de wet staat niet helder omschreven wat een ‘noodsituatie’ inhoudt. 3.5 Evaluatie Wet afbreking zwangerschap(Wafz) In 2004 en 2005 is onderzoek gedaan naar de Wafz. Onder leiding van J.K.M. Gevers werd in opdracht van Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen(ZonMw) een onderzoek ingesteld naar het functioneren van de Wet afbreking zwangerschap. Het ZonMw is ‘een organisatie ter verbetering van preventie, zorg en gezondheid door het stimuleren en financieren van onderzoek, ontwikkeling en implementatie’. Sjef Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam was eindverantwoordelijk voor het evaluatieonderzoek van ZonMw. "De politiek vond het nuttig en nodig om ook deze wet te evalueren na zo’n twintig jaar. ,,Vooraf weet je dat je deze wet niet helemaal op zijn kop gaat zetten, daar ga je niet aan sleutelen. Toen deze wet is aangenomen is daar ook jaren van overleg aan vooraf gegaan. Het is een politiek gevoelige wet. Bij de evaluatie kwam ook naar voren dat deze wet goed functioneerde. We hebben alleen een voorstel richting de politiek gedaan over de beraadtermijn van vijf dagen.” Want zo staat te lezen in de evaluatie van ZonMw: “De bevindingen, in het bijzonder van de onderzoeken onder vrouwen en hulpverleners, lijken voldoende grond te geven om bij de beraadtermijn niet meer van een vast aantal dagen uit te gaan. Aanbevolen wordt in de wet op te nemen dat er steeds een zodanige bedenktijd dient te zijn als nodig is om in de gegeven omstandigheden tot een weloverwogen besluit te komen.”
17
Toenmalig
staatssecretaris
Clémence
Ross-van
Dorp
van
het
Ministerie
van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in een brief naar de Tweede Kamer antwoord gegeven op de bevindingen van Gevers: “Mijn standpunt, mede namens de minister van Justitie, is dat de huidige balans tussen de basiswaarden van deze wet behouden moet blijven. Wij zien op dit moment geen aanleiding om de wet te wijzigen. De huidige praktijk met betrekking tot de noodsituatie, het bespreken van alternatieven en de beraadtermijn zijn in onderlinge samenhang een goede afspiegeling van het doel dat deze wet beoogt. Dit betekent ook dat wij, in tegenstelling tot hetgeen in het evaluatierapport wordt aanbevolen, menen dat de minimale beraadtermijn van vijf dagen behouden dient te blijven. Het doel van deze wettelijke bepaling is immers de garantie dat een vrouw voldoende tijd krijgt om de gevolgen van haar uiteindelijke beslissing voor het ongeboren kind en voor haarzelf te overwegen. Wij achten deze garantie van groot belang, en vinden daarbij steun in bijvoorbeeld de uitspraken van Fiom en VBOK. Daarbij hebben wij een afweging gemaakt tussen het belang van een groep vrouwen voor wie de beraadtermijn niet nodig is omdat het beslisproces al is afgerond op het moment dat het gesprek met de arts wordt gevoerd, en het belang van een andere groep die een aantal extra dagen juist hard nodig heeft. Wij laten het belang van de vrouw die meer dagen nodig heeft om tot een weloverwogen beslissing te komen prevaleren boven het belang van de vrouw die hiervoor minder tijd nodig heeft. Dit te meer omdat de praktijk laat zien dat de termijn van vijf dagen niet tot problemen leidt.” (Brief staatssecretaris over standpunt over de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, via site van Nederlands Genootschap van Abortusartsen (www.ngva.net). Het ministerie heeft dus besloten, ondanks het advies van de onderzoekscommissie, de beraadtermijn en dus de wet niet te wijzigen. 3.6 Recht op leven Het recht op leven is niet expliciet opgenomen in de Nederlandse grondwet. In artikel 2 van het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ (EVRM) is het recht op leven duidelijk opgenomen. Daarin staat het volgende: Recht op leven 1. “Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van
18
een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.”(Artikel 2, lid 1, EVRM) In de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ staat ook heel expliciet het recht op leven beschreven: “Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.” (Artikel 3, UVRM). Ook in artikel 6 van het ‘Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten’ staat het recht op leven beschreven. Over de status van ongeboren kinderen en het recht op leven wordt in de artikelen geen aandacht besteed. In een uitspraak van 8 juli 2004 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) staat het volgende: “The Court is convinced that it is neither desirable, nor even possible as matters stand, to answer in the abstract the question, whether the unborn child is a person for the purposes of article 2 of the Convention”(EHRM 8 juli 2004 Vo v. France, appl. no: 53924/00, par. 85.) Vertaling: Het EHRM is niet in staat te beantwoorden of een ongeboren kind ook recht op leven heeft. Dus in het Europese recht staat niets over het ongeboren leven. 3.7 Conclusie Nederland heeft sinds 1 november 1984 een wet die abortus legaliseert. Toch is abortus in sommige gevallen wel degelijk strafbaar. Maar is de Wet afbreking zwangerschap in strijd met een van de belangrijkste grondrechten: het recht op leven? Nee, in het artikel in het EVRM staat niets over het ongeboren leven. Daarnaast staat in de Nederlandse wet dat het strafbaar is om een zwangerschap af te breken als het kind levensvatbaar is en dus buiten de baarmoeder zou kunnen leven. Dat betekent dat er na de 24e week(in de praktijk vaak 22) geen abortussen meer gepleegd mogen worden. Abortus is dus niet in strijd met het recht op leven. We baseren ons op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die stellen in een uitspraak op 8 juli 2004 dat het niet met zekerheid gezegd kan worden of een ongeboren kind ook onder artikel 2 van het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ valt. Aan die uitspraak houdend is de Wet afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven.
19
Hoofdstuk 4 Samenleving – Maatschappelijke moraal Wat is er veranderd in de maatschappelijke moraal betreffende abortus? Om de vraag wat er binnen de Nederlandse maatschappij veranderd is, betreffende het standpunt over abortus te kunnen beantwoorden, moet eerst worden vastgesteld hoe de maatschappelijke moraal gemeten kan worden. Om veranderingen in tijd aan te geven zijn vaste meetwaarde nodig die vaak te vinden zijn in grote bevolkingsonderzoeken. Uit de geraadpleegde datasets, te weten: Nationaal Kiezersonderzoek (NKO), European Social Survey (ESS) en World Value Survey (WVS), komen geen resultaten voor, waaraan conclusies kunnen worden gebonden met betrekking tot de mening van Nederlanders over abortus. Om hiervan toch een goed beeld te schetsen wordt in dit onderdeel gekeken naar drie veranderingen in de samenleving die symbool staan voor de mate van verandering rondom het abortusvraagstuk. Als eerst zal gekeken worden naar het aantal abortussen tussen 1970 en nu. Dit geeft een gedeeltelijk inzicht in de acceptatie van abortus. Als tweede zal gekeken worden naar de secularisatie in dezelfde periode. Omdat het geloof vaak een rol speelt in de keuze van personen om tegen abortus te zijn kunnen deze cijfers dienst doen als maatstaf voor acceptatie van abortus. Als laatste zal de mate van zelfstandigheid onder de vrouwelijke bevolking uiteengezet worden. Deze drie pijlers geven een (al dan niet abstract) beeld van de maatschappelijke moraal betreffende abortus. 4.1 Het aantal abortussen Het precieze aantal abortussen in de periode van 1970 tot nu is niet vast te stellen. Er zijn niet van alle jaren (betrouwbare) cijfers te vinden en het aantal illegale abortussen wordt uiteraard niet geregistreerd. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geven wel aan dat er tussen 1990 en 2000 nog een stijging plaats vond van ongeveer 10.000 abortussen. Sinds 2001 valt echter op dat het cijfer stabiel blijft, ondanks de toename van abortussen bij allochtonen, waar later verder op ingegaan zal worden (CBS samenleving 2001: 187). We weten nu dat het aantal abortussen is gestegen in de jaren tussen 1990 en 2000 en sindsdien gelijk is gebleven. Het abortuscijfer (het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar) was 8,7. In 2009 was dit 8,8 (IGZ 2010). Betekenen deze cijfers dan dat de strijd voor acceptatie van abortus gestreden is en dat abortus algemeen wordt geaccepteerd in de Nederlandse samenleving? Dat valt niet op te maken uit alleen deze cijfers. Abortuscijfers op zichzelf zeggen niets over de moraal binnen de samenleving.
20
Secularisatie speelt een belangrijke rol in de abortuskwestie. Daarover gaat het de volgende paragraaf. 4.2 Secularisatie Sinds de jaren zestig seculariseert de Nederlandse samenleving in een snel tempo. De vrije seksuele moraal en het individualisme doen hun intrede. (Zie par. 4.3) Geloof lijkt een steeds minder belangrijkere rol te spelen in het leven van veel Nederlanders. Aan de tabellen hieronder is duidelijk de verandering onder Nederlanders te zien omtrent religie en levensbeschouwing. Tabel 1 Verandering in de levensbeschouwing van de Nederlanders In %
1958
1975
Rooms-‐Katholiek
41.7
26.5
Protestants
33.0
26.1
Liberaal
2.0
8.9
Humanistisch
2.7
8.9
Socialistisch
8.9
15.2
Communistisch
0.0
0.6
Geen van bovengenoemde
0.0
13.1
Andere richting
2.8
3.0
Bron: Algemene Geschiedenis der Nederlanden (1982) blz. 360…………….
Tabel 2 Nederlandse samenleving opgedeeld in kerkelijke gezindten
Bron: CBS, Religie aan het begin van de 21 eeuw (2009) blz. 14…………… ste
21
Gesteld kan worden dat gelovigen de meeste bezwaren hebben tegen abortus. Actiegroepen die strijden tegen abortus, zoals Schreeuw om leven en Siriz, doen dat vanuit een religieus oogpunt. Met het afnemen van het aantal gelovigen, worden deze groepen dus ook kleiner. Kanttekening is wel dat de actiegroepen blijven bestaan en steeds weer nieuwe protestacties organiseren ook al staan minder Nederlanders achter de ideeën. 4.3 Zelfstandigheid van de vrouw Vrouwen worden vanaf de jaren zestig steeds zelfstandiger. Dit betekent niet alleen dat ze zich op financieel gebied kunnen redden, maar ook dat ze zelf keuzes kunnen maken zonder inmenging van familie of partner. De keuze voor abortus wordt hiermee dus een persoonlijke aangelegenheid. Het cijfer dat het duidelijkste zelfstandigheid weergeeft is het aantal werkende vrouwen (ten opzichte van werkende mannen). Daarnaast is het aantal vrouwen dat (hoger) onderwijs volgt een goede maatstaf voor zelfstandigheid. Tabel 3 hieronder geeft de ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking aan tussen 1947 en 1990, onderverdeeld naar sekse.
Tabel 3: Overzicht van de ontwikkeling van de beroepsbevolking onderverdeeld naar sekse 1947-1990:
1947
X1000
Mannen
2923
3240
3509
3608
3716
3859
4249
Vrouwen
994
928
1226
1383
1699
2066
2743
In %: 15-‐64 jr.
Mannen
85
89
85
82
78
77
81
Vrouwen
27
25
30
32
39
42
54
1960
1971
1975
1981
1985
1990
Bron: Centraal Bureau voor de Statestiek, in Bussenmaker 1993……………
Uit onderzoek van Portegijs en Keuzenkamp, Nederland deeltijdland, vrouwen en deeltijdwerk, blijkt dat de arbeidsdeelname van vrouwen is gestegen sinds 1975. In 1975 had 29 procent van de vrouwen tussen de 16 en 64 jaar een baan van 1 uur of meer. In 2003 was dit aantal stegen tot 65 procent. Dit aantal steeg in 2006 verder tot 66 procent (Portegijs & Keuzenkamp 2008:18). In 2012 is dit aantal licht gestegen naar 68 procent (NRC.nl)
22
Grafiek 1: Deelnemers hoger onderwijs Nederland
Ook zijn vrouwen steeds vaker gaan studeren, zoals grafiek 1 aantoont. Te zien is dat vooral na de jaren zestig een stijging plaatsvindt van het aantal vrouwen dat een opleiding volgt. Na een korte dip in de jaren negentig stijgt het aantal vrouwen dat onderwijs volgt weer vanaf de eeuwwisseling. Vrouwen doen het over het algemeen ook beter wanneer zij een opleiding volgen: “In het hoger onderwijs studeren meer vrouwen dan mannen, en ze studeren sneller af” (rijksoverheid.nl) Werk en opleiding zijn in dit geval een goede maatstaf om de zelfstandigheid van vrouwen in Nederland te meten. Ook uit de Emancipatiemonitor van het Cultureel Planbureau (CPB) blijkt dat vrouwen steeds zelfstandiger worden (rijksoverheid.nl). Uit de cijfers blijkt dat vrouwen vaker zelf keuzes kunnen maken, zonder dat de partner of de familie zich ermee bemoeid omdat ze daarvan afhankelijk is. Dit geldt ook voor de keuze voor abortus. 4.4 Conclusie De acceptatie van abortus had een piek in de jaren zestig en zeventig. “In 1968 vond 38 procent van de Nederlandse bevolking abortus onaanvaardbaar, twee jaar later nog maar 11 procent” (Bal 2005). Nadat abortus in de jaren tachtig legaal werd hielden veel minder mensen zich nog bezig met het vraagstuk. Actiegroepen hielden op te bestaan of de focus werd verlegd naar het buitenland. Of de acceptatie in die periode toe- of afnam valt niet te
23
zeggen. Wel kunnen we stellen dat door de secularisatie en het steeds individualistischer worden van de samenleving vanaf de jaren zeventig, steeds minder conservatief gedacht wordt over abortus. Er is echter een omslag waar te nemen in de sociale moraal in Nederland. Volgens het CBS wordt de rol van het gezin weer steeds belangrijker (CBS, relaties 2011: 13). Ook standpunten over abortus kunnen hierdoor veranderen. De discussie over abortus blijft voortbestaan, zoals in 2011, toen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw in het geding leek te komen. Premier Mark Rutte sprak zich daarover op een conservatieve wijze uit in het EO-programma Moraalridders. Jolande Sap, toenmalig fractievoorzitter van GroenLinks reageerde fel op deze uitspraken: “We zijn weer dertig jaar terug in de tijd, lijkt het wel. Laten we de discussie over abortus houden waar hij thuishoort: in de spreekkamer tussen arts en vrouw” (tweedekamer.groenlinks.nl).
24
Hoofdstuk 5 Maatschappij – Verandering Wat is er veranderd in aantal, herkomst en leeftijd van de vrouwen die abortus ondergaan? Er is sinds 1980 veel veranderd in het aantal abortussen dat in Nederland wordt uitgevoerd. De afgelopen jaren is dit cijfer redelijk stabiel, maar dat is wel eens anders geweest. Het aantal abortussen hangt nauw samen met de herkomst van de vrouwen die abortus ondergaan. Met name bij de niet in Nederland woonachtige vrouwen heeft een opvallende verschuiving plaatsgevonden. In dit hoofdstuk gaan we kijken welke veranderingen zich in de maatschappij hebben voltrokken rondom abortus. We nemen het aantal, de herkomst en de leeftijd van de vrouwen onder de loep. 5.1 Aantal abortussen in Nederland In mei 1983 meldde Stimezo, Stichting medische zwangerschapsonderbreking, dat het aantal abortussen in Nederland was gedaald tot 48.700. Dat was destijds een daling van ruim 3600 abortussen ten opzichte van het jaar 1981. Zoals in het hoofdstuk over politiek te lezen is, was Nederland rond 1975 het abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit onder andere Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar Nederland om een abortus te ondergaan. In 1983 nam het aantal West-Europese vrouwen die zich in Nederland liet aborteren flink af. Ook autochtone vrouwen kozen minder vaak voor een abortus. Het aantal allochtone vrouwen die aborteerde steeg daarentegen wel van 5300 in 1981 tot 5500 in 1983. De grootste groep was afkomstig uit Suriname en de kleinste uit Marokko (Stimezo, 1983). Tabel 4: Aantal abortus provocatus naar jaargang en woonland cliënten
Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage WAZ 2010.
25
In tabel 4 is te zien dat het aantal abortussen rond 1980 enorm toenam ten opzichte van het jaar 1975. Dit valt te verklaren doordat de Wet afbreking zwangerschap in 1981 werd aangenomen door de Eerste Kamer. Abortus werd nauwkeuriger geregistreerd en veel buitenlandse vrouwen kwamen naar Nederland voor een behandeling. Overigens corrigeert dit hoge cijfer van 56.400 abortussen in 1980 zich snel in de jaren die volgen. Vijf jaar later neemt dit cijfer al af met 18.426 abortussen (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). Sinds 2000 blijft het aantal abortussen jaarlijks vrijwel stabiel. In tabel 4 is te zien dat de meest recente cijfers uit 2010 tussen haakjes staan. Dit komt omdat in 2010 twee abortusklinieken hun deuren sloten vanwege een faillissement. Hierdoor zijn de beschikbare gegevens niet helemaal compleet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg schat het aantal op 32.054 abortussen inclusief de twee failliete klinieken. In 2010 waren er zestien abortusklinieken en 92 ziekenhuizen met een Wafz-vergunning. Ruim 93 procent van de abortussen vindt plaats in een abortuskliniek. De overige zeven procent laat zich behandelen in het ziekenhuis, vaak is dat op medische indicatie. Echter stijgt dit aandeel wel. Evenals in de jaren daarvoor vond meer dan de helft van de abortussen, ongeveer 56 procent, plaats in de eerste zeven weken van de zwangerschap. Ruim zeventien procent van de vrouwen liet de zwangerschap na meer dan dertien weken afbreken, dit wordt een tweede trimesterzwangerschap genoemd. Het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar was in 2010 8,7. Nederland behoort daarmee wereldwijd tot de landen met een van de laagste abortuscijfers (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). Opvallend is dat er steeds meer tweede trimesterzwangerschappen worden afgebroken. Er werden
in
2010
ongeveer
5.338
behandelingen
uitgevoerd
na
de
dertiende
zwangerschapsweek, dit waren 81 behandelingen meer dan in 2009. Deze stijging is hoogstwaarschijnlijk gerelateerd aan de invoering van het structureel echoscopisch onderzoek (SEO). Dit is een screeningsonderzoek rond de twintigste week van de zwangerschap. Sinds 2007 kunnen alle zwangere vrouwen zo’n twintigwekenecho laten maken in het ziekenhuis om hun ongeboren kindje te laten nakijken op lichamelijke afwijkingen. Wanneer de ouders op basis van de uitkomst besluiten tot afbreking van de zwangerschap, zal die meestal in een ziekenhuis worden uitgevoerd. Dit verklaart ook waarom er steeds meer abortussen tussen de 20 en 24 weken in het ziekenhuis plaatsvinden (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011).
26
5.2 Herkomst en leeftijd Het aandeel van buitenlandse vrouwen die in Nederland abortus ondergaan is in de loop der jaren enorm afgenomen. Deze groep veroorzaakt de scherpste daling in het abortuscijfer, vooral tussen 1980 en 1990. Abortus nam bij de in Nederland wonende vrouwen zelfs een hele lange tijd toe. Inmiddels is dit cijfer gestagneerd en daalt ook hun aandeel licht (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). Benadrukt moet worden dat de groep in Nederland wonende vrouwen bestaat uit autochtone, maar ook uit allochtone vrouwen. Als we deze groep verder onder de loep nemen, zien we in grafiek 2 dat het abortuscijfer onder niet-westerse herkomstgroepen aanzienlijk hoger is dan onder autochtone vrouwen. In 2008 was het abortuscijfer onder Antilliaanse vrouwen zelfs zeven keer zo hoog. Terwijl het geboortecijfer van Antilliaanse en Surinaamse vrouwen maar weinig verschilt van autochtone vrouwen (CBS, 2011). Grafiek 2: Abortussen per duizend vrouwen van 15-44 jaar naar herkomst (eerste en tweede generatie), 2008
Tegenwoordig vinden de meeste abortussen plaats bij vrouwen in de leeftijdsgroep van twintig tot vierentwintig jaar. In de jaren ‘90 was het aantal abortussen gelijkmatiger verdeeld tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Ook oudere vrouwen, tussen de veertig en vierenveertig jaar, ondergaan steeds vaker een abortus.
27
Grafiek 3: Abortussen naar leeftijd
Onder tieners, meisjes van vijftien tot negentien jaar, is er sprake van een lichte daling sinds 2002. In 2002 was 16,8 procent van alle vrouwen die een abortus liet uitvoeren een tiener. In 2009 lag dit percentage op veertien procent. Het aantal tienermoeders bleef de afgelopen jaren min of meer constant (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). De precieze oorzaken van deze afname zijn niet bekend. Wel bestaat er een vermoeden dat de afname komt door betere voorlichting en preventie. Tieners zijn daardoor beter voorbereid op hun (eerste) seksuele contact en weten hoe ze anticonceptie op een verantwoorde manier moeten gebruiken. Het blijft echter speculatie (Schippers, 2011). Vergeleken met andere Europese landen zijn er maar weinig abortussen en tienermoeders in Nederland. Alleen in Zwitserland komen minder tienermoeders voor. In het Verenigd Koninkrijk komen zowel geboorten als abortussen veel vaker voor onder tienermeisjes (CBS, 2011). 5.3 Conclusie In 1980 bereikte het aantal abortussen in Nederland een enorme piek. Een kleine zestigduizend vrouwen ondergingen in Nederland een abortus. Opvallend is het grote aandeel van de niet in Nederland woonachtige vrouwen. Zij waren destijds verantwoordelijk voor meer dan de helft van de abortussen. Nederland werd rond 1975 ook wel het abortuscentrum
28
van West-Europa genoemd. Dit cijfer is inmiddels enorm afgenomen. Steeds minder buitenlandse vrouwen komen naar Nederland voor een abortus. De groep in Nederland wonende vrouwen bestaat uit autochtonen en allochtonen vrouwen. Het abortuscijfer onder de niet-westerse herkomstgroepen is aanzienlijk hoger dan onder de autochtone vrouwen. We kunnen dus concluderen dat van alle abortussen die op Nederlandse bodem worden uitgevoerd, autochtonen vrouwen veruit het kleinste deel vormen. Al jarenlang laten vrouwen in de leeftijdsgroep van twintig tot vierentwintig jaar het vaakst een ongeboren kind weghalen. Nederland behoort nu wereldwijd tot één van de landen met het laagste abortuscijfer.
29
Hoofdstuk 6 Economie Hoe verhoudt de economische positie van de vrouw zich ten opzichte van abortus en ongewenste zwangerschappen? Dat de vrouw, economisch gezien, in de afgelopen decennia een flinke inhaalslag heeft gemaakt ten opzichte van de man is algemeen bekend. Niet alleen zijn vrouwen meer gaan werken, vaker gaan studeren aan het HBO of de Universiteit. Ook zijn de vrouwen niet meer weg te denken uit de topposities van grote bedrijven. Weliswaar is er nog steeds een minderheid, maar ze zijn er wel. Eén van de voorbeelden van de grote gelijkheid tussen mannen en vrouwen vinden we bij onze Oosterburen. In Duitsland is Merkel immers premier. De hoogste functie van het land. Iets wat wij in Nederland nog niet hebben meegemaakt. Vroeger was de vrouw er voor het gezin en dus ook voor de kinderen. Zij deed het huishouden, terwijl de man werkte. Zij verzorgde de kinderen, terwijl de man het geld verdiende om hen allen te onderhouden. Tegenwoordig gaan de, vaak hoger opgeleide, vrouwen eerst voor hun eigen carrière. De kinderen komen dan op de tweede plaats. Vaak zijn kinderen tussen het twintigste en dertigste levensjaar dan nog ongewenst. Dan wordt de carrière immers opgebouwd. Maar is dit (één van) de reden(en) dat vrouwen in deze tijd meer abortussen pleegden dan vroeger? 6.1 Onderbreking van de loopbaan In de jaren ’90 is er, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een stijging van het aantal abortussen. Vanaf het jaar 2000 is het abortuscijfer redelijk constant. In de grafiek 4 staan ze uitgesplitst naar leeftijd, waarop de abortus plaatsvond.
30
Grafiek 4: Aantal abortussen per leeftijdscategorie
Opvallend hierbij is dat de abortussen in de leeftijd tussen de 20-24 bijna verdubbelen in twintig jaar tijd. Ook in de categorie 25-29 zien we een toename van het aantal abortussen. Niet toevallig zijn dit de twee leeftijdsgroepen waarin vrouwen wat kunnen maken van hun carrière. Ze komen net van school, beginnen zich te settelen en willen hun leven beginnen. Volgens Sels e.a. is het een slecht moment om kinderen te krijgen: “In onderzoek naar de effecten van loopbaanonderbreking wordt vooral gesteund op signaaltheorieën en benaderingen in verband met menselijk en sociaal kapitaal. Het tijdelijk onderbreken van de loopbaan kan bij de werkgever het vermoeden wekken dat de personen in kwestie prioriteit geven aan het privéleven en derhalve hun engagementen op het werk op de tweede plaats stellen. Dit maakt hen daarom geen minder goede werknemers in hun huidige job. Maar het signaal kan wel doorspelen bij beslissingen over promoties waarbij een hoger engagement wordt verwacht. De eis en cultuur van lange werktijden voor leidinggevende functies maakt dat de keuze voor loopbaanonderbreking ook een ‘keuze’ impliceert om de opwaartse loopbaanambities (tijdelijk) in de koelkast op te bergen.” (Sels, 2006) Hieruit kan je dus opmaken dat het niet verstandig is om er een tijdje uit te zijn om voor je kind te gaan zorgen. Volgens Sels e.a. is het funest voor je loopbaan. Als je deeltijd gaat werken om voor je kind te zorgen heb je dus een mindere kans op promotie en lijkt het alsof je je werk duidelijk op de tweede plaats stelt. Voor een leidinggevende functie is dat, zoals zij aangeven, vaak niet gewenst. Het gevolg is dat een ander die functie krijgt. Een vrouw zonder kinderen en alle mannen in het bedrijf zijn dan opeens geschikter. In de tijd dat jij je kind in zijn cruciale levensfase verzorgd, doen zij kennis op binnen het bedrijf die jij nooit meer kan
31
inhalen. Daarbij heb je geen tijd om contacten op te doen, die er voor zorgen dat jij een promotie kan maken in het bedrijf. Je kan het dus beter uit je hoofd laten om kinderen te nemen als je nog ambities hebt in een bedrijf. 6.2 Individualisme Al in 1993 bracht Blom een theorie over de nieuwe economische positie van de vrouw naar buiten: “Vrouwen hadden recht, zo werd met grote energie verkondigd, op studie en een carrière, op volstrekte gelijkwaardigheid binnen en buiten het huwelijk, ook ten aanzien van opvoeding en huishouding. De ongehuwde staat en kinderloosheid dienden als volwaardige levensvormen te worden beschouwd, waarvoor men vrij moest kunnen kiezen”(J.C.H Blom,1993). De vrouw was in deze tijd dus gelijkwaardig in een huwelijk. Volgens Blom begint het al bij Dolle Mina met hun acties ‘Baas in eigen buik’. De vrouw moest zelf kunnen beslissen wat ze met haar leven wilde. Zo kon zij dus besluiten om met een man samen te wonen zonder hem te trouwen en kinderen van hem te krijgen. Als zij dan toch zwanger van hem werd, kon zij dus makkelijker abortus laten plegen. Het is namelijk geen schande meer om samen te wonen en geen kinderen te hebben. Volgens Wilterink & Heerikhuizen: “Bestaat er een verband tussen de emancipatie van de vrouw en de teruggang van het aantal kinderen per gezin. Vrouwen die streven naar een eigen carrière in het beroepsleven hebben er belang bij om hun kindertal beperkt te houden of kinderloos te blijven” (Wilterink & Heerikhuizen,2009). Vrouwen hebben in deze tijd ook een eigen carrière en hebben beter gestudeerd. Een kind kan hen dus ook gewoon niet uitkomen, omdat ze aan hun carrière willen werken. Het individualisme van de vrouw leidt er toe dat ze eigen keuzes kan maken en bij ongelukjes zelf kan ingrijpen. Om te voorkomen dat haar (economische) vrijheid kan worden aangetast, omdat de vrouw hedendaags niet meer alleen bestemd is voor het opvoeden van de kinderen, maar ook voor een eigen carrière.
32
6.3 Rol van de overheid Opvallend is de rol van de overheid in dit geheel. Waar de vrouw dus een gelijkwaardige economische positie heeft in Nederland, komt dit in sommige regels nog niet helemaal tot uiting. Allereerst is er het vaderschapsverlof. Dat is in Nederland twee dagen. Robeyns zegt daarover: “Hoe anders kan men dit interpreteren dan dat vaders weliswaar een kind krijgen, maar vooral gewoon verder moeten gaan met hun baan, as if nothing happend?” (Robeyns, 2010) Hieruit blijkt dus dat de vrouw in het begin de zorg van de baby op zich moet nemen en de vader gewoon moet doorgaan met wat normaal is, namelijk zijn werk. Nergens wordt er rekening gehouden met het feit dat de vrouw wel eens de kostwinner kan zijn en de man een deeltijd baan heeft. Hij zou minder kunnen werken en zich richten op het kind. Daarnaast somt Robeyns nog een aantal dingen op, waardoor vrouwen gestimuleerd kunnen worden kinderen te nemen: “Wat moet veranderen om de combinatie vlot te trekken is ondertussen voldoende gekend: hogere kwaliteit kinderopvang, meer flexibiliteit voor ouders in de kinderopvang, het wegwerken van de wachtlijsten in de kinderopvang en naschoolse opvang, betrouwbaarheid van de overheid in financiële en fiscale regels die gezinnen treffen, uitbreiding van het ouderschapsverlof, invoering van vaderschapsverlof, ruimere openingstijden van winkels en andere voorzieningen, meer mogelijkheden tot flexibelere werkuren, meer mogelijkheden tot thuiswerken”(Robeyns, 2010). Met al deze maatregelen zou het voor vrouwen een stuk makkelijker worden om een kind te krijgen tijdens hun werkloopbaan. Dat dit in Nederland allemaal niet optimaal geregeld is, draagt bij aan het hoge aantal abortussen in de doelgroep tussen 20-29 jaar. Deze vrouwen hebben niet de kans om een mooie carrière te maken en daarbij een kind op te voeden. De overheid zou kunnen proberen het één en ander te stimuleren en het aantal abortussen proberen te verminderen. Of op z’n minst uit ethisch oogpunt ervoor zorgen dat vrouwen deze zware keuze niet hoeven te maken.
33
6.4 Europa In vergelijking tot Europa heeft Nederland over het geheel een laag abortuscijfer. Ook onder in verwachting zijnde tienermoeders zijn er in ons land relatief weinig abortussen (Zie grafiek 5 van het Centraal Bureau voor de Statistiek). Grafiek 5: Aantal tienermoeders per land (x1000)
Wat opvalt is dat Nederland minder abortussen heeft dan een aantal welvarende Scandinavische landen. Wijsen en Koolstra hebben hier echter wel een verklaring voor: “De Britse eilanden, Frankrijk en een groot deel van Scandinavië hebben een abortuscijfer [hoger dan het Nederlandse cijfer.] Dit is met name voor Scandinavië opvallend aangezien deze landen lijken op Nederland wat betreft de open attitude ten aanzien van seks en anticonceptie” (Wijsen en Koolstra, 2007). Dat zulke economische en welvarende landen toch zulke hoge abortussen hebben is op zichzelf al vrij gek. Blijkbaar steken zij weinig geld in het voorlichten over anticonceptie door
34
hun houding ten opzichte van dit onderwerp. Zo hebben we in Nederland veel voorlichting bijvoorbeeld in reclames. De overheid schuwt dus niet om mensen voorlichting te geven en trekt daar wel degelijk geld voor uit. Van Der Lecq heeft echter nog een andere verklaring over het feit dat de abortussen in Nederland relatief laag zijn: “In Nederland is het aantal abortussen per duizend vrouwen in de middenleeftijd relatief laag. Goedkoop pilgebruik draagt hieraan bij” (F. van der Lecq, 2004). De anticonceptiepil die voor tieners dus standaard wordt vergoed door de zorgverzekering is één van de redenen dat ze minder vaak zwanger worden en dus abortus hoeven te plegen. Van Der Lecq gaat echter verder. Ze pleit ervoor dat de goedkope pil voor tieners er ook blijft. “Als we het Amerikaanse onderzoek mogen geloven, is het afschaffen van de vergoeding van de pil niet zonder maatschappelijk risico, omdat hiermee een kans op hogere criminaliteit over twintig jaar ontstaat. Minderjarigen krijgen de pil nog wel vergoed, maar de toename van het aantal abortussen bij tieners in Nederland is zorgwekkend. Zij nemen inmiddels twintig procent van de abortussen voor hun rekening. Hier komen de twee aanbevelingen voor criminaliteitspreventie samen: betere leefomstandigheden en effectieve geboortebeperking versterken elkaars effectiviteit. Aldus begint integraal veiligheidsbeleid niet bij de peuterleeftijd maar bij de (anti-)conceptie” (F. van der Lecq, 2004). De schade voor de economie zou volgens haar, en het Amerikaans onderzoek dat zij noemt, dus toenemen als de pil wordt afgeschaft. Dit omdat de kinderen die nu voorkomen worden door anticonceptie een verhoogde kans hebben om over twintig jaar geen hardwerkende Nederlander maar crimineel te zijn. Deze ongewilde kinderen zijn de probleemjongeren die door de maatschappij moeten worden opgevoed. Daar gaan vele euro’s mee gemoeid. Allemaal economische schade, die door de goedkope pil in Nederland voorkomen wordt. 6.5 Conclusie Abortus is natuurlijk een ingrijpende ingreep. Het is niet zomaar een keuze. Het is het wel of niet krijgen van een kindje, voor veel mensen het meest waardevolle bezit dat ze hebben. Het laten weghalen is volgens professor Dr. J.J. Schippers: “Niet zomaar een ingreep die je doet, omdat het je even niet uitkomt. Er liggen veel redenen aan ten grondslag, waarom vrouwen
35
abortussen doen. Ik denk ook niet dat er een causaal verband is tussen de economische emancipatie van de vrouw en abortus.” Toch kan het maken of breken van een carrière wel degelijk meespelen in de beslissing om het kindje uiteindelijk wel of niet te nemen. Hoewel er dus geen causaal verband is, zijn er wel redenen waarom vrouwen met een hogere economische positie, misschien eerder abortus plegen. Allereerst is het belangrijk dat de overheid de werkende moeders tegemoet komt. Als zij zorgen dat het makkelijker wordt om kind en werk te combineren, zullen ze deze zware keuze minder snel moeten maken. Daarnaast zal er een cultuuromslag in bedrijven moeten komen. Het krijgen van een kind betekent niet automatisch dat de vrouwen minder geïnteresseerd zijn in het werk. Als zij net zoveel kansen hebben als mannen en hun kinderloze vrouwelijke collega’s, zal de neiging naar abortus kleiner worden. Op economisch vlak is het in deze tijden nog niet zo makkelijk om een kind te nemen. Een abortus zou dus voor een gezin met twee werkende volwassenen nu nog de beste optie zijn. Met kind is de kans groter dan zij de hypotheek niet meer kunnen betalen, omdat de kinderopvang zo duur is. Het is niet voor niets dat vrouwen nu soms een dag minder werken, zodat ze geen kinderopvang hoeven te betalen. Positief is wel dat de Nederlandse overheid er alles aan doet om mensen voor te lichten en (reclame)campagnes op te zetten om zo het gebruik van anticonceptie te stimuleren. Als ze ook in hun wetgeving nog met extra aanpassingen zouden komen, kunnen zij het aantal abortussen misschien nog wel verder verminderen. Dat Nederland één van de laagste abortuscijfers onder tieners in Europa heeft, is te danken aan onze goede basisverzekering. De goedkope anticonceptiepil zorgt ervoor dat minder meisjes ongewenst zwanger worden. Van der Lecq geeft als bijkomstigheid nog de weinige economische schade die de ongewenste generatie kan veroorzaken. Die is immers maar heel klein. Kortom, Nederland is bij uitstek een land waar weinig abortussen gepleegd worden, maar als er geaborteerd wordt, gebeurt dat wel veilig. Het wordt vergoed door de zorgverzekeringen, dus niemand wordt op hoge kosten gejaagd. Redenen waarom vrouwen het wel zouden doen, liggen vooral in de toekomstige carrièrekansen en het vooruitzicht om het kind te kunnen betalen, bijvoorbeeld de dure kinderopvang en het deeltijdwerken als het kind jong is.
36
Bronnendossier Andere Tijden (2007) http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/20062007/Abortus.html Geraadpleegd op 11-01-2013 Bakker F. & Zantinge E. M. (2010). ‘Hoe vaak komt abortus voor?’ nationaalkompas.nl Geraadpleegd op 18-01-2013 Bal, Floor (2005) 'Ons ontwerp ging verder dan welke buitenlandse wet ook. 25 jaar na de aanvaarding van de abortuswet in de Tweede Kamer’, Historisch nieuwsblad, hgistorischnieuwsblad.nl, Geraadpleegd op 11-01-2013 Blom, J.C.H. ‘Een harmonisch gezin’, BMGN 108 (1993) afl. 1 28-50. Boute A.B. (2011) ‘Het recht op leven in de Grondwet: levensvatbaar?!’, Provitahumana.nl Geraadpleegd op 13-1-2013 Bussenmaker, M. (1993) ‘Betwiste zelfstandigheid: individualisering, sekse en verzorgingsstaat’, Faculty of Social and Behavioural Sciences, UvA CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2001) Samenleven, nieuwe feiten over relaties en gezinnen CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2009) Religie aan het begin van de 21ste eeuw CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2011). Abortuscijfer vrijwel stabiel ChristenUnie (2013) Standpunten abortus http://www.christenunie.nl/nl/standpuntenalfabet#faqItem2275 Geraadpleegd op 11-01-2013 De Bonte Was http://www.radicaalfeminisme.nl/html/bontewas.html Geraadpleegd op 07-012013 Digibron, kenniscentrum gereformeerde gezindte (1983) http://www.digibron.nl/search/share.jsp?uid=00000000012e9a8a4ed728c8efcee942&sourceid =1011. Geraadpleegd op 15-01-2013 Dolle Mollies http://dollemollies.puscii.nl Europese Unie (1950) ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ Gevers, J.K.M. (2005) ‘Evaluatie Wet afbreking zwangerschap’, Amsterdam GroenLinks (2013). Standpunten abortus. http://standpunten.groenlinks.nl/standpunt+abortus Geraadpleegd op 11-01-2013 Hof, Laura (2009) ‘Dolle Mina’s actiemethoden en uitwerking in de abortusstrijd in Nederland tussen 1969-1974’, Universiteit van Amsterdam
37
IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg (2010) Jaarrapportage 2010 van de Wet afbreking zwangerschap, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg (2011). Jaarrapportage WAZ 2010 Is Geschiedenis, www.isgeschiedenis.nl, omslagfoto Keesings Historisch Archief (1974) ‘Conflict binnen coalitie over abortus’, http://www.kha.nl/Tijd%20van%20je%20leven/1974%20%20CONFLICT%20BINNEN%20COALITIE%20OVER%20ABORTUS.htm. Geraadpleegd op 11-1-2013 Ketting, Evert (1978). ‘Van misdrijf tot hulpverlening. Een analyse van de maatschappelijke betekenins van abortus provocatus in Nederland’, Alphen aan de Rijn. Lecq,F van der (2004) ‘Integraal veiligheidsbeleid’, ESB, 89e jaargang, nr. 4426, pagina 73 Levels, Mark et al, (2006). ‘Abortus’, http://www.kennislink.nl/publicaties/abortus . Geraadpleegd op 13-01-2013 Nederlands Dagblad (06-12-2012), Abortusartsen gaan op alternatieven wijzen. Redactie politiek Nederlands Dagblad. http://www.nd.nl/artikelen/2012/december/06/abortusartsengaan-op-alternatieven-wijzen Geraadpleegd op 14-01-2013 Nederlandse Omroep Stichting (28-08-2012). Politici boos over uitspraken SGP. http://nos.nl/artikel/411692-politici-boos-over-uitspraken-sgp.html. Geraadpleegd op 14-012013 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (2011). Abortusgrens blijft ongewijzigd NRC.nl (10-05-2012) Women on Waves, discussie abortusboot http://www.nrc.nl/nieuws/2012/10/05/de-abortusboot-een-nobel-initiatief-of-imperialismevan-het-foutste-soort/ Geraadpleegd op 10-12-2012 NRC.nl (12-11-2012) Werkende vrouwen http://www.nrc.nl/carriere/2012/12/11/stijgingaandeel-werkende-vrouwen-gestopt/ geraadpleegd op 13-01-2013 Outshoorn, Joyce (1977). Lijfsbehoud: tien jaar abortusstrijd in Nederland (1967 -1977). Den Haag. Outshoorn, Joyce (1978) ‘De opleving van de abortusstrijd in Nederland sinds de zestiger jaren’, onafhankelijk Gronings historisch studentenblad (uitgave onbekend) Poldervraart, Saskia (jaartal onbekend) ‘Wat we aanmoeten met geschiedenis (en theorie) van sociale bewegingen..' http://2dh5.nl/nieuws/zo-theorie.html Portegijs, Wil & Keuzenkamp, Saskia (2008) ‘Nederland deeltijdland, vrouwen en deeltijdwerk’, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.
38
PvdA (2013). Standpunten abortus. http://www.pvda.nl/standpunten/zorg/Abortus geraadpleegd op 11-01-2013 Rijksoverheid, abortus http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/abortus. Geraadpleegd op 10-1-2013 Rijksoverheid, boetes http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-enmaatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland.html. Geraadpleegd op 28-1-2013 Robeyns, Ingrid (2011) ‘Het vaderschap als incident, en andere onopgeloste problemen’, Socialisme en democratie. Ross-van Dorp, Clémence, Reactie via de site van Nederlands Genootschap van Abortusartsen www.ngva.net Geraadpleegd op 10-1-2013 Ruigrok, Paul (29-03-2007). Andere Tijden, abortus. NTR en VPRO, Nederland 2, http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2006-2007/Abortus.html Sap, Jolande (2011) reactie n.a.v. Uitspraken Rutte Schippers, Edith (19-04-2011) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/04/19/antwoorden-kamervragen-igz-rapportage-2009-wetafbreking-zwangerschap.html Geraadpleegd op 22-01-2013 Schippers, Edith (19-04-2011). Kamerbrief grens abortushulpverlening. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/04/19/kamerbrief-grens-abortushulpverlening.html geraadpleegd op 14-01-2013 Schreeuw om Leven http://www.schreeuwomleven.nl Schreeuw om leven: plastic foetus http://www.communicatieonline.nl/nieuws/bericht/plasticfoetussen-voor-anti-abortus-campagne/ Sels, L, Theunnissen G et all. (2006) ‘De prijs van een onderbroken loopbaan’ Tijdschrift van het Steunpunt WAV vol:16 issue:4 pages:73-83. Siriz http://www.siriz.nl/over-siriz-3247.html Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) (2013). Standpunten abortus. http://www.sgpnieuws.sgp.nl/Media/download/19856/Het%20leven.pdf Geraadpleegd op 1101-2013 Straten Van, M. et all (2009) ‘Abortus in Nederland’, historiek.net Tilt, C. Ann. (1994),’The Influence of External Pressure Groups on Corporate Social Disclosure: Some Empirical Evidence’, Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol. 7, 4, p. 47 – 72
39
Toolen, van der, Afke (2008) ‘Weg met de bordeelen en rendez-vous-huizen!’, Historisch Nieuwsblad, Sociale Geschiedenis, nr. 4 Treffers, P. E. (1965). ‘Abortus Provocatus en Anti-conceptie Bohn’, Haarlem. Van Soest, Marjo (1975) ‘Meid, wat ben ik bewust geworden’, Vijf jaar Dolle mina, uitg. Dolle Mina, Den Haag Veenhoven, Ruut (1968). ‘Abortus in de politiek’, Socialisme en Democratie, jaargang 25, n.10, p. 540 – 551. Vink, Evelien (2010) ‘Over ordening en oordelen. Een interpretatief onderzoek naar positionering en structurering in het Nederlandse abortusveld’, Masterscriptie, Universiteit van Utrecht VN (1948) Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Vpro.nl, De zedenwet van 1911, Mathoninterview, http://www.vpro.nl/programma/marathoninterview/afleveringen/33859820/items/33948052/. Geraadpleegd op 10-1-2013 Vrouwenstaking http://www.aletta.nu/aletta/content/224572/vrouwenstaking_30_maart_1981 Geraadpleegd op 02-01-2013 WAFZ (Wet afbreking zwangerschap) http://wetten.overheid.nl/BWBR0003396/geldigheidsdatum_09-01-2013#Opschrift. Geraadpleegd op 9-1-2013 WAFZ evaluatie: http://www.zonmw.nl/nl/. Geraadpleegd op 10-1-2013 Wetboek van Strafrecht, Artikel 82a en artikel 296 http://www.wetboekonline.nl/wet/Wetboek%20van%20Strafrecht.html. Geraadpleegd op 10-1-2013 Wijsen, C. et all (2007) ‘Abortus in Nederland 2001-2005’, Eburon Uitgeverij B.V. Wilterink, Nico & Heerikhuizen, Bart (2006) ‘Samenlevingen, inleiding in de sociologie’, Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten, zesde druk MONDELINGE BRONNEN Schippers, Professor Dr. J.J. Hoogleraar Economie Universiteit van Utrecht, gesproken op 09-01-2013. Gevers Prof. Mr. Dr. J.K.M. (
[email protected]), Emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. 072-5280059. Gebeld op 10-1-2013.
40
Bijlagen Productiesheet Abortus: Van actiegroep tot legalisering Aanleiding c.q. relevantie van het item We hebben gekozen om over Dolle Mina een uitzending te maken, omdat deze groep het dichtst bij de samenleving stond. Nu de derde feministische golf bezig is, waarbij allochtone vrouwen zich gelijkwaardig vechten aan hun man, zie je een groot contrast tussen hoe de vrouwen toen voor zichzelf opkwamen en hoe ze dat nu doen. De allochtone vrouwen zijn tot nog toe een stuk introverter en voeren minder actie. Daar moet wel bij gezegd worden dat een deel van hun pad al geëffend is door Dolle Mina, hun voorgangers. Invalshoek De invalshoek van de uitzending is de weg van abortus naar legalisering door middel van een wet. Deze weg is geplaveid door de actiegroepen, zoals Dolle Mina, die verreweg de invloedrijkste waren. Hoe de wet tot stand kwam en hoe Dolle Mina actievoerden is de leidraad in onze uitzending. Storyline We openen de uitzending met een filmpje van de bezetting van de Bloemenhovekliniek op 18 mei 1976 (http://www.youtube.com/v/9zGBHh9mgZE&hl=nl&fs=1 0:12-5:12) Beeldsuggestie: het filmpje is het beeld. Argumentatie: De Bloemenhovekliniek was onderwerp van discussie omdat toenmalig minister Dries van Agt de abortuskliniek wilde sluiten. Verschillende vrouwenbewegingen besloten om de kliniek bezetten, waarna Van Agt af zag van sluiting. Besloten werd daarna om abortussen tot dertien weken te gedogen. We hebben ervoor gekozen om hier mee te beginnen, omdat het de eerste aanzet was tot de abortuswet. Daarna gaan we terug naar het najaar 1969. De tweede feministische golf komt op. Dolle Mina neemt het voortouw. We vertellen in een voice over wat ze was en welke partijen zij heeft beïnvloed. Beeldsuggestie: Archiefbeelden van de eerste Dolle Mina demonstraties. Argumentatie: In de tweede feministische golf zitten de eerste acties voor legalisering van abortus, vandaar dat we met dit feit beginnen.
41
Interview met Dunya Verwey/Claudette van Trikt. Zij waren Dolle Mina, die op 14 maart 1970 een bijeenkomst van gynaecologen in Utrecht verstoorden. De kreet ‘Baas in eigen buik’ werd daarvoor voor het eerst gebruikt door Dolle Mina. Welk gevoel roept deze plaats op? “Ik krijg dat gevoel van vroeger weer terug. Dat we met meerdere vrouwen één visie hadden. Het heeft mij ook gemaakt hoe ik nu ben en hoe ik tegen het leven aan kijk. Namelijk heel progressief en vrij. Ik zie ons hier nog staan en met onze nieuwe leus een echt statement maken.” Waar streden jullie precies voor? “In principe streden we voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Daarnaast vonden we dat vrouwen zelf over hun lichaam moesten kunnen beslissen, dus ook over abortus.” Hebben Dolle Mina bijgedragen aan de legalisering van abortus? “Ik heb het gevoel dat we er aan bijgedragen hebben. Het was ons doel om abortus niet strafbaar te maken, dat is gelukt. Ook al heeft het een decennium geduurd, de wet kwam er en daar ben ik trots op.” Wat was jullie eerste kennismaking met Dolle Mina? Bij een demonstratie in de buurt gingen we kijken wat er allemaal voor reuring was. Natuurlijk hadden we al dezelfde ideeën, maar door de groep werden die alleen maar aangewakkerd. Toen beseften we ons dat we echt iets konden veranderen. Als er maar genoeg vrouwen meededen. Wij gingen dus meedoen. En dat is ook de kracht van Dolle Mina. Het meedoen van alle vrouwen. Beeldsuggestie: Allereerst maken we een pan van de plaats, zoals die er nu uitziet. Dan een shot dat zij komen aanlopen bij het gebouw. In de zaal, waar het gebeurde, beantwoorden de twee vrouwen van Dolle Mina alle vragen. Tussendoor laten we foto’s zien uit hun eigen archief en filmmateriaal van bijvoorbeeld demonstraties, waarbij zij aanwezig waren en over vertellen. Argumentatie: Zij waren aanwezig bij een belangrijk protest. Hier werd de meest bekende slogan van Dolle Mina ‘Baas in eigen buik’ gelanceerd. Dit interview geeft de kijker een beeld hoe de vrouwen dachten in die tijd. Omdat de vrouwen het zelf hebben meegemaakt, kan de kijker het zich beter inbeelden. Polygoonjournaal over het eerste congres van de Dolle Mina’s in Arnhem (maart 1970) (00:00-01:06) http://www.beeldengeluid.nl/media/2173/congres-van-dolle-minas. Beeldsuggestie: Dit filmpje wordt in zijn geheel afgespeeld.
42
Argumentatie: We hebben dit filmpje gekozen, omdat de kijker een goed beeld krijgt over hoe de maatschappij tegen deze acties aankijkt, aangezien de (internationale) pers er verslag van doet. Ook is dit fragment een leuke afwisseling na het enigszins statische interview. Nu volgt er een samenvattend stukje, waarin we een aantal acties van Dolle Mina met betrekking tot abortus benoemen. Voice-over: Op 15 april 1972 organiseren Dolle Mina een huifkartocht door Nederland om abortus bespreekbaar te maken. Aan het einde van die actie wordt er aan de toenmalige minister-president Biesheuvel een document overhandigd met bijvalsbetuigingen. Een andere grote demonstratie vindt plaats op 30 oktober 1974 op het Binnenhof in Den Haag, uit protest tegen het anit-abortusbeleid van de minister van Justitie, Dries van Agt van de KVP, later opgegaan in het CDA. Hoogtepunt komt in 1976 wanneer verschillende vrouwenbewegingen de nadere sluiting van de Bloemenhovekliniek, een bekende abortuskliniek in Heemstede, verhinderen door de kliniek te bezetten. Van Agt ziet na de bezetting af van sluiting en abortus tot 13 weken wordt zelfs gedoogd. Beeldsuggestie: Korte, afwisselende beelden van de verschillende acties waar we in de voiceover over praten. Bij elke actie hebben we archiefbeeld. Argumentatie: De voice-over geeft een korte samenvatting en is een handig bruggetje naar de totstandkoming van de wet. We zitten ondertussen al over de helft van het programma, dus we moeten langzaam richting het einde toewerken. Voice-over: Als een jaar later de verkiezingen er aan komen, is Dries van Agt in de race voor het premierschap. In een uitzending van het Polygoonjournaal worden een aantal politici gevolgd in hun verkiezingscampagne door Nederland. Polygoonjournaal over Dries van Agt: 00:28-01:16 http://www.beeldengeluid.nl/media/1394/verkiezingscampagne-voor-de-tweede-kamer (1977). Beeldsuggestie: Van Agt, lopend over het Binnenhof als minister van Justitie. Daarnaast een aantal beelden van Van Agt die omringd wordt door de pers. Tot slot als beeld als het filmpje. Argumentatie: We laten hier goed zien hoe de publiek opinie was en hoe impopulair het beleid van de toenmalig minister van Justitie was. We kiezen voor het fragment van Van Agt, omdat abortus als een rode draad door de politieke carrière van Van Agt loopt. Interview met Dries van Agt over de bezetting van de Bloemenhovekliniek, hoe hij met de commotie omging en zijn visie op abortus. Voelde u zich de Kop van Jut toen u de Bloemenhovekliniek wilde sluiten? ,,Er waren daar dingen gebeurd die niet juist waren. Een Duitse vrouw kreeg een miskraam nadat hun eerste kind was geaborteerd. Dat was voor mij reden genoeg om tot sluiting over te
43
gaan. Dat ik dus de gebeten hond was, was meer omdat ik mijn verantwoordelijkheid voor de algemene gezondheid.” Er is daarna besloten om abortussen tot dertien weken te gedogen, waarom? “Ik ben gezwicht voor de heersende mening in de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk om als vertegenwoordiger van het volk te luisteren naar hun mening. Daarbij had ik al zoveel tegenstand gehad als minister, dat ik als Minister-president wel inzag dat er iets moest veranderen. De 13-wekengrens is ook ethisch verantwoord, volgens alle medici. Was er in het kabinet veel onenigheid over het standpunt van abortus? “Nou, dat kunt u wel stellen!.... Hoe kijkt u nu tegen abortus aan? “In de basis is het verderfelijk, maar in extreme gevallen bijvoorbeeld bij verkrachting van een vrouw moet het mogelijk zijn om het kind te aborteren.” We eindigen de uitzending met de volgende voice-over: “In 1981 initieerden Leendert Ginjaar(VVD) en Job de Ruiter(CDA) een wetsvoorstel dat abortus legaliseerde. In 1981 ging de wet met de kleinst mogelijke meerderheid door de Eerste en Tweede Kamer. Op 1 november 1984 trad de wet uiteindelijk in werking.” Als beeldmateriaal onder de voice-over laten we beelden zien van de stemming in de Kamers. Het eindshot is weer de Bloemenhovekliniek hoe die er tegenwoordig uit ziet. Bronnen Beeldmateriaal van het instituut Beeld en Geluid. Youtube-films van bezetting Bloemenhovekliniek. Foto’s privé-collectie van Claudette van Trikt. Foto’s privé-collectie van Dunya Verwey. Het researchdossier. Niet gebruikte bronnen Dr. Rik HW van Lunsen, voorzitter Stichting Anticonceptie Nederland. Arts-seksuoloog NVVS Hoofd afdeling seksuologie & psychosomatisch gynaecologie, AMC, Universiteit van Amsterdam. Gespecialiseerd in onder andere abortus. Tel.: 0543-530927 Reden: Rik van Lunsen is niet geschikt voor onze uitzending, omdat hij betrokken is bij verschillende instituten, waardoor hij bevooroordeeld kan zijn.
44
J.K.M. Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Evalueerde in 2004 en 2005 de Wet afbreking zwangerschap. Tel.: 072-5280059 Reden: Omdat hij de wet in 2004 en 2005 evalueerde. Over het ontstaan kon Gevers niet veel vertellen. Hij zou pas aan bod kunnen komen in een eventuele vervolgaflevering.
Verantwoording audioslide De links radicale feministische actiegroep Dolle Mina heeft met haar acties bijgedragen aan de acceptatie van abortus in de maatschappij. Op al onze deelgebieden wilden ze verandering: maatschappij, politiek, recht en economie. Ten eerste wilden ze natuurlijk een omslag in de maatschappelijke moraal bewerkstelligen. Het kerngezin moest plaatsmaken voor een minder strikte scheiding tussen mannen en vrouwen. Ze braken met het traditionele rollenpatroon. Daarnaast wilde Dolle Mina dat abortus op de politieke agenda kwam te staan, zodat de wetgeving zou worden verruimd. Tot slot streden ze ook voor economische gelijkheid en zelfstandigheid van de vrouw. Daarbij was onderwijs een belangrijke pijler, want geschoolde vrouwen zouden economisch zelfstandig van hun man kunnen zijn. In het filmpje willen we de sfeer van die tijd goed neerzetten. We hebben gekozen voor herkenbare muziek die past bij de tijdsgeest en typerende beelden. Vandaag de dag is Dolle Mina nog steeds de bekendste feministische actiegroep uit de jaren ‘60. Zij hebben met hun ludieke acties en leuzen als ‘Baas in eigen buik’ een blijvende stempel gedrukt op de Nederlandse geschiedenis. Bronnen audioslide Video Sunil reclame uit de jaren ‘60 http://www.youtube.com/watch?v=Lqj2B5EtSqs Polygoon journaal (4 april 1970): Eerste congress Dolle Mina (beeldengeluid.nl) http://www.youtube.com/watch?v=IMaDmtALtUo Dolle Mina's seventies Amsterdam - Het zwakke geslacht werd sterk (maker film onbekend) http://www.youtube.com/watch?v=4wVoTV618Ok VerkiezingscampagneTweede Kamer (1977) (beeldengeluid.nl) http://www.youtube.com/watch?v=XmkK1sokVLU
45
Abortuskliniek Arnhem 40 jaar (TV Gelderland) http://www.youtube.com/watch?v=ujkbNQMMhhQ
Foto De foto’s in deze audioslideshow zijn afkomstig van verschillende bronnen die we via Google Images hebben geraadpleegd. Hiervoor hebben we verschillende zoektermen gehanteerd: ‘Dolle Mina’, ‘Dolle Mina Acties’, ‘Gezin Jaren 50’, ‘Gezin Jaren 60’, ‘Zwangerschap’, ‘Dolle Mina Krant’, ‘Van Agt’, ‘Abortuswet’. Audio Connie Francis – Teddy (1960) The Beatles – Help (1965) The Doors – Roadhouse Blues (1970) Iggy Pop – The Passenger (1977) Doe Maar – De Bom (1982)
Procesverslag Samenwerking De samenwerking binnen de groep is de gehele periode perfect gelopen. We hebben wekelijks de voortgang van het research dossier besproken en elkaar in geval van vastlopers op weg geholpen. Daarnaast hebben we veel mailcontact gehad zodat het werk goed op elkaar kon worden afgestemd. Omdat we een duidelijke en eerlijke verdeling hadden gemaakt in het plan van aanpak hebben we hiermee geen problemen gehad tijdens de productiefase. De klap die Annemiek te verwerken heeft gekregen, hebben we als groep goed opgevangen (hierover in het onderdeel Planning en taakverdeling meer). Over het algemeen kan gesteld worden dat we de problemen/tegenslagen die we te voorduren hebben gekregen goed hebben weten op te vangen. Iedereen heeft zich professioneel gedragen, wat heeft bijgedragen aan het goede verloop van deze periode. Planning en taakverdeling Tijdens het maken van ons researchdossier hebben we ons voor het grootste deel aan de
46
planning gehouden zoals we deze hebben opgesteld in het plan van aanpak. Op sommige punten in de planning hebben we echter veranderingen moeten aanbrengen. Hieronder is de planning weergegeven zoals deze in het plan van aanpak staat.
Week 2: Plan van Aanpak gereed, deelvragen gereed. Week 3: Bronnen gereed en benaderd, geschreven bronnen uitgezocht. Week 4: Aan het werk met de eerste versie Week 5: Eerste versie afgerond en aan teamgenoten laten lezen. Week 6: Afronden definitieve versie voor laatste feedback groepsgenoten. Week 7: Feedback geven en overleggen met groepsgenoten. Week 8: Feedback verwerken en samenvoegen van het dossier. Week 9: Extra week om alles af te ronden.
In de weken voor de kerstvakantie zijn we aan de slag gegaan met het verzamelen van bronnen en het bepalen van de invalshoeken per onderdeel. Door de familieomstandigheden van Annemiek heeft zij na deze fase niet meer kunnen werken aan het onderdeel samenleving en de andere aan haar toegewezen taken. Het onderdeel samenleving is opgevangen door Floor en Martijn, die de resterende research en uitwerking onderling hebben verdeeld. samenlevingen is uitgewerkt aan de hand van de door Annemiek vastgestelde deelvragen en al gedane research. Het onderdeel politiek, dat eerst zou bestaan uit twee onderdelen van ieder zes pagina’s (te weten: abortus in het politieke debat en actiegroepen voor en tegen abortus), is door deze situatie ingekort van 12 naar tien pagina’s. De eindredactie (waarvoor Annemiek ook verantwoordelijk was) is overgenomen door Guido en Ryan. Om de uren die Annemiek door deze situatie niet heeft kunnen vervullen te compenseren zal zij in een later stadium twee diepte-interviews toevoegen aan de onderdelen politiek en samenleving. Zo worden de stukken inhoudelijk sterker en completer. De algemene verdeling zoals hij uiteindelijk is geworden: Politiek
Floor / Martijn
Samenleving
Annemiek (alleen deel van researchfase) / Martijn / Floor
Recht
Guido
Economie
Ryan
47
Diepte-interviews
Annemiek
Audioslideshow
Floor / Martijn
Callsheet
Guido / Ryan
Eindredactie
Guido / Ryan
48