$YD\D6RIWFRQVROH Release 1.5 Installatie- en implementatiehandleiding
555-233-131NL Uitgave 1 Februari 2003
&RS\ ULJKWã $ YD\ D , QF $O OHUHFKW HQYRRUEHKRXGHQ * HGUXNWLQ GH9 6 . HQQLVJHYLQJ Er is veel moeite gedaan om ervoor te zorgen dat de informatie in dit boek ten tijde van publicatie volledig en correct was. Desondanks kan Avaya niet verantwoordelijk worden gehouden voor eventuele fouten. Wijzigingen en correcties in de informatie in dit document kunnen worden opgenomen in toekomstige versies van het boek. 8 Z YHUDQW ZRRUGHO LM NKHLG YRRUGHEHYHLOLJLQJ YDQ XZ V\ VW HHP Telefoonfraude betekent onbevoegd gebruik van uw telecommunicatiesysteem door een onbevoegde partij, dat wil zeggen: door anderen dan werknemers van uw bedrijf, agenten, uitzendkrachten of personen die namens uw bedrijf optreden. Houd rekening met het risico van telefoonfraude binnen uw telecommunicatiesysteem. Mocht een dergelijke fraude plaatsvinden, dan kan dit leiden tot aanzienlijke extra kosten voor telecommunicatiediensten. U en uw systeembeheerder zijn verantwoordelijk voor de beveiliging van uw systeem, zoals een dusdanige programmering en configuratie van uw apparatuur dat onbevoegd gebruik wordt voorkomen. De systeembeheerder is eveneens verantwoordelijk voor het lezen van alle documenten op het gebied van installatie, instructie en systeembeheer die bij dit product worden geleverd, zodat de functies die tot het risico van telefoonfraude kunnen leiden volledig worden begrepen en de noodzakelijke stappen kunnen worden genomen om dit risico tot een minimum te beperken. Avaya geeft geen garantie dat dit product is beschermd tegen onbevoegd gebruik van openbare telecommunicatiediensten of -faciliteiten die hiertoe toegang bieden of hiermee zijn verbonden, noch dat dit product dergelijk misbruik kan voorkomen. Avaya is niet aansprakelijk voor kosten die voortkomen uit dergelijk onbevoegd gebruik. 7XVVHQNRP VWYDQ $ YD\ D ELMIUDXGH Als u vermoedt dat u het slachtoffer bent van telefoonfraude en u technische ondersteuning of hulp wenst, kunt u contact opnemen met de leverancier waarbij u het onderhoudscontract voor de apparatuur hebt aangeschaft. Neem contact op met uw leverancier van binnenlandse telefoniediensten indien u telefoonfraude wilt melden die verband houdt met een openbare telefoon. * DUDQW LH Avaya biedt een beperkte garantie met betrekking tot dit product. Raadpleeg de bijgeleverde kaart “Limited use Software License Agreement”. Merken Avaya, DEFINITY, PassageWay en CallMaster zijn gedeponeerde handelsmerken van Avaya, Inc. MDAccess, MasterDirectory en Softconsole zijn handelsmerken van Avaya, Inc. Microsoft, MSDOS, Microsoft Access, Windows en Windows NT zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Alle andere hier genoemde product- en merknamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars. Alle rechten voorbehouden.
Inhoud
Over dit document ■ ■
■ ■
■ ■ ■ ■ ■
1
vii
Inleiding Ondersteunde aansluitmogelijkheden en systeemomgevingen Configuratiebeheer Telefoonboekbeheer MasterDirectory De inhoud van dit document Verwante documentatie Beveiliging Acties van Avaya bij fraude Hulp nodig
vii vii ix x x xi xii xiii xiv xiv
Softconsole installeren ■
■
1-1
Voordat u begint Hardware- en softwarevereisten Vereisten voor IP-configuraties Vereisten voor DCP-configuraties Installatie Controlelijst installatie bij IP-configuraties Installatiestappen voor DCP-configuraties Stap 1: schema’s opstellen voor het maken van back-ups Stap 2: Softconsole identificeren als een 302 attendant-console Stap 3: de computer aansluiten op de telefoon (alleen voor DCP-configuraties) Stap 4: de computer/telefoonconfiguratie aansluiten op de voeding (alleen voor DCP-configuraties) Stap 5: de Softconsole-software installeren
1-1 1-2 1-2 1-3 1-5 1-5 1-6 1-6 1-7 1-9
1-12 1-16
Uitgave 1 Februari 2003
iii
Inhoud
2
Softconsole configureren voor IP-configuraties 2-1 ■ ■ ■
■
■
iv
Inleiding Introductie Controlelijst voor eerste configuratie Stap 1: de wizard Configuration Manager starten Stap 2: de taal instellen Stap 3: het wachtwoord voor de Configuration Manager instellen Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden Stap 6: De trunkconfiguratie controleren Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren Stap 8: groepen honderdtallen configureren Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren Stap 10: de telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren Een telefoonboek maken Een LDAP-weergave maken Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren Stap 13: de configuratie testen De Softconsole-configuratie onderhouden Onderhoudsrichtlijnen Aanmelden bij Configuration Manager Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen De software verwijderen
Uitgave 1 Februari 2003
2-1 2-1 2-2 2-3 2-3 2-3 2-4 2-4 2-5 2-6 2-7 2-8 2-11 2-11 2-20 2-25 2-27 2-28 2-29 2-30 2-30 2-31 2-32
Inhoud
3
Softconsole configureren voor DCP-configuraties 3-1 ■ ■ ■
■
■
Inleiding Introductie Controlelijst voor eerste configuratie Stap 1: de wizard Configuration Manager starten Stap 2: de taal instellen Stap 3: het wachtwoord voor Configuration Manager instellen Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden Stap 6: de trunkconfiguratie controleren Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren Stap 8: groepen honderdtallen configureren Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren Stap 10: De telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren Een telefoonboek maken Een LDAP-weergave maken Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren Stap 13: de configuratie testen De Softconsole-configuratie onderhouden Onderhoudsrichtlijnen Aanmelden bij Configuration Manager Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen De software verwijderen
3-1 3-1 3-2 3-3 3-3 3-3 3-4 3-5 3-6 3-7 3-9 3-10 3-13 3-13 3-21 3-27 3-29 3-30 3-31 3-32 3-32 3-33 3-34
Uitgave 1 Februari 2003
v
Inhoud
4
Problemen oplossen ■ ■ ■
■ ■ ■ ■
A
De invloed van systeemomgevingen op de werking van Softconsole ■ ■ ■
B
■ ■
■
vi
Overzicht IP-configuraties DCP-configuraties
4-1 4-2 4-2 4-2 4-5 4-9 4-10 4-11 4-11
A-1 A-1 A-2 A-3
B-1 B-1 B-2 B-4
De installatie van PC Console ongedaan maken C-1 ■
IN
Overzicht De DCS-omgeving De CAS-omgeving
Connectiviteitsscenario’s voor Avaya-servers ■
C
Overzicht Problemen met IP-installaties oplossen Problemen met DCP-installaties oplossen Problemen met het toestel oplossen Problemen met de werking van Softconsole oplossen De foutopsporingsfunctie gebruiken Systeem herstellen na een stroomstoring Systeem herstellen na een computerstoring Wat te doen bij ernstige problemen
4-1
Overzicht De installatie van PC Console ongedaan maken
Index
Uitgave 1 Februari 2003
C-1 C-1
IN-1
Over dit document
Inleiding Avaya Softconsole™ is een geïntegreerde softwaretoepassing met alle mogelijkheden van een hardwarematige attendant-console, plus voorzieningen voor het delen van gegevens binnen de organisatie. Met Softconsole beschikken attendants over functies waarmee ze vanaf hun computer oproepen kunnen afhandelen, gemeenschappelijke telefoonboeken kunnen raadplegen en e-mailberichten kunnen verzenden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van Softconsole en wordt aandacht besteed aan de specifieke aansluitmogelijkheden en de omgevingen voor Avaya-oproepverwerkingssystemen die worden ondersteund. Daarnaast worden de administratieve functies van Softconsole besproken, zoals configuratie, telefoonboekbeheer en databasebeheer.
Ondersteunde aansluitmogelijkheden en systeemomgevingen Softconsole biedt ondersteuning voor twee soorten Avaya-serverconnectiviteit: Internet Protocol (IP) en Digital Communications Protocol (DCP). Tijdens de eerste configuratie van de toepassing, geeft u aan welk type connectiviteit van toepassing is op uw Avaya-server. Voor IP-configuraties is het noodzakelijk dat de computer waarop Softconsole is geïnstalleerd verbinding kan maken met het lokale netwerk (LAN) van de organisatie. Tijdens het starten van Softconsole wordt automatisch de toepassing Avaya iClarity IP Audio gestart. Avaya iClarity IP Audio is een geïntegreerde toepassing waarmee u zich kunt aanmelden bij de server en dat zorgt voor de afhandeling van spraakcommunicatie wanneer u Softconsole gebruikt in de “Road Warrior”-configuratie (Voice over IP). Als u via Avaya iClarity IP Audio bij de Avaya-server bent aangemeld, wordt een IP-verbinding tot stand gebracht tussen
Uitgave 1 Februari 2003
vii
Over dit document
Softconsole en de server. Deze IP-verbinding wordt door Softconsole gebruikt om gegevens voor het verwerken van oproepen uit te wisselen met de Avaya-server, zodat oproepen kunnen worden afgehandeld met Softconsole. Softconsole biedt ondersteuning voor de volgende twee IP-configuraties: ■
De Road Warrior-configuratie (Voice over IP) De Road Warrior-configuratie bestaat uit een pc die via een IP-netwerk met de server is verbonden. Bij de Road Warrior-configuratie gaan zowel de oproepsignalering als de spraakcommunicatie via de enkelvoudige netwerkverbinding tussen de computer en de server. Softconsole handelt de oproepsignalering af en Avaya iClarity IP Audio (een audiotoepassing die aan H.323 V2 voldoet) de spraakcommunicatie. Plaatsing en afhandeling van oproepen door de gebruiker vinden beide plaats via de Softconsole-interface op de computer. Voor het spreken en luisteren worden een headset gebruikt die op de computer is aangesloten (of de microfoon en luidsprekers van de computer). Avaya iClarity IP Audio wordt op de achtergrond uitgevoerd. Dit programma wordt automatisch gelijktijdig met Softconsole opgestart.
■
Telecommuter-configuratie De Telecommuter-configuratie bestaat uit een computer en een telefoon die elk een afzonderlijke verbinding hebben met de server. De computer is via een IP-netwerk met de server verbonden om zo het oproepsignaleringspad te vormen. U hebt de beschikking over een hoogwaardig spraakkanaal, dat wordt gevormd door een standaardtelefoon die via de server op het reguliere telefoonnetwerk is aangesloten. Plaatsing en afhandeling van oproepen vindt plaats via de Softconsole-interface op de computer. Voor spreken en luisteren wordt gebruik gemaakt van de telefoonhandset. Als u via een afzonderlijke telefoonlijn een binnenkomend gesprek ontvangt terwijl u met een Softconsole-oproep bezig bent, hoort de tweede beller de telefoon overgaan (als u op die lijn wisselgesprekken kunt ontvangen) of hoort deze een bezettoon. Als u over de functie voor het ontvangen van wisselgesprekken beschikt, kunt u binnenkomende oproepen op dezelfde manier beantwoorden als u met andere wisselgesprekken gewend bent. De Telecommuter-configuratie kan alleen worden gebruikt als een afzonderlijke telefoonlijn beschikbaar is op uw locatie. Bij deze configuratie gebruikt u Avaya iClarity IP Audio alleen om u bij de server aan te melden.
Zie Bijlage B voor voorbeelden van de Road Warrior- en Telecommuter-configuratie. Voor DCP-configuraties is aanvullende hardware vereist om een verbinding tot stand te brengen tussen de computer met Softconsole, de telefoon en de Avaya-server. Specifieke fysieke vereisten voor DCP-configuraties worden beschreven in hoofdstuk 1. Softconsole kan worden gebruikt in verschillende systeemomgevingen, zoals DCS- (Distributed Communications Systems) en CAS-omgevingen (Centralized Attendant Service). In de meeste gevallen is de invloed van deze omgevingen op de werking of mogelijkheden van Softconsole minimaal. Zie bijlage A voor een lijst van functies en procedures die worden beïnvloed door de gebruikte omgeving.
viii
Uitgave 1 Februari 2003
Configuratiebeheer
Configuratiebeheer Als beheerder van Softconsole bent u verantwoordelijk voor het definiëren en onderhouden van de systeemparameters die zijn vereist voor een efficiënte werking van Softconsole. Met de toepassing Softconsole Configuration Manager kunt u het type Avaya-serverconnectiviteit opgeven, gebruikersprofielen maken voor verschillende attendants, “sneltoetsen” toewijzen (toetsenbordcombinaties) voor veelgebruikte functies, telefoonboeken definiëren en geluidssignalen aanpassen. De eerste keer dat u Configuration Manager uitvoert na het installeren van Softconsole, verschijnt een configuratiewizard waarmee u stapsgewijs de verschillende configuratietaken kunt doorlopen. Als de configuratie is voltooid, kunt u achteraf altijd nog wijzigingen aanbrengen in de Softconsole-instellingen door de wizardmodus of de tabmodus van Configuration Manager te gebruiken. Elk tabblad in de toepassing Configuration Manager komt overeen met een specifieke parameter (bijvoorbeeld attendants), zodat u de diverse onderhoudstaken snel en eenvoudig kunt uitvoeren. Zie hoofdstuk 2 en 3 voor meer informatie.
Uitgave 1 Februari 2003
ix
Over dit document
Telefoonboekbeheer Softconsole biedt ondersteuning voor maximaal 100 telefoonboeken. Als beheerder moet u vóór de configuratie van Softconsole de telefoonboeken maken die attendants kunnen raadplegen via Softconsole. Tijdens het configuratieproces definieert u deze telefoonboeken en wijst u aan elke gebruiker privileges toe voor het gebruik van de telefoonboeken. U kunt bijvoorbeeld instellen dat bepaalde attendants toegang hebben tot alle telefoonboeken, terwijl andere attendants die telefoonboeken alleen mogen bekijken. Met de MasterDirectory-software die bij Softconsole wordt geleverd, kunt u de velden definiëren die attendants zien wanneer ze telefoonboeken raadplegen via Softconsole. De toepassing MasterDirectory stelt u in staat de gegevens in verschillende telefoonboeken eenvoudig aan te passen en te beheren.
MasterDirectory De toepassing MasterDirectory, die bij Softconsole wordt geleverd, is een krachtig hulpmiddel voor het maken en beheren van de items die deel uitmaken van de telefoonboeken die worden gebruikt door Softconsole. Gebruik dit hulpmiddel om aangepaste telefoonboeken te maken. U kunt bijvoorbeeld gegevens uit verschillende bronbestanden samenvoegen in één database. Het ene bestand bevat bijvoorbeeld naam- en adresgegevens, een ander bestand servicerecords en het derde bestand gegevens voor noodsituaties. Met MasterDirectory kunt u de gegevens uit deze drie bestanden eenvoudig samenvoegen om zo voor alle medewerkers van uw organisatie een uitvoerig profiel te maken. U kunt het uzelf iets gemakkelijker maken door gegevens uit het geïntegreerde telefoonboek van de Avaya-server te uploaden naar de MasterDirectory, zodat u deze gegevens kunt gebruiken bij het samenstellen van verschillende telefoonboeken voor Softconsole. Via het geïntegreerde telefoonboek kunnen attendants toestelnummers ophalen uit het systeemtelefoonboek. Het telefoonboek zelf bevat een alfabetische lijst van namen en nummers van systeemgebruikers. Met de uploadfunctie wordt het maken van kruisverwijzingen en het bijwerken van uitgebreide databasegegevens eenvoudiger. MasterDirectory biedt u ook de gelegenheid het proces te automatiseren waarmee u belangrijke gegevens in de database actueel kunt houden. U kunt bijvoorbeeld bijwerkintervallen plannen en aangeven welke routines er per interval moeten worden uitgevoerd. Zie de on line Help van MasterDirectory voor uitgebreide informatie over de mogelijkheden en procedures van MasterDirectory.
x
Uitgave 1 Februari 2003
De inhoud van dit document
De inhoud van dit document In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u release 1.5 van de toepassing Softconsole kunt installeren en configureren. Deze handleiding bestaat uit de volgende hoofdstukken: ■
Hoofdstuk 1, “Softconsole installeren”, bevat de software- en hardwarevereisten van Softconsole en instructies voor het installeren van Softconsole.
■
Hoofdstuk 2, “Softconsole configureren voor IP-configuraties”, bevat instructies die u moet uitvoeren om Softconsole met behulp van de configuratiewizard de eerste keer te configureren voor IP. Hierbij inbegrepen zijn een controlelijst voor de configuratie en aanwijzingen voor het maken van de telefoonboeken waartoe u de Softconsole-gebruikers toegang wilt geven. Daarnaast bevat het hoofdstuk procedures voor het onderhouden van de Softconsole-toepassing.
■
Hoofdstuk 3, “Softconsole configureren voor DCP-configuraties”, bevat instructies die u moet uitvoeren om Softconsole de eerste keer te configureren voor DCP met behulp van de configuratiewizard. Hierbij inbegrepen zijn aanwijzingen voor het controleren van fysieke verbindingen met de Softconsole-computer, een controlelijst voor de configuratie en aanwijzingen voor het maken van de telefoonboeken waartoe u de Softconsole-gebruikers toegang wilt geven. Daarnaast bevat het hoofdstuk procedures voor het onderhouden van de Softconsole-toepassing.
■
Hoofdstuk 4, “Problemen oplossen”, bevat informatie over mogelijke foutsituaties en hoe u deze kunt oplossen terwijl u Softconsole installeert en configureert.
■
Bijlage A, “Systeemomgevingen die van invloed zijn op de werking van Softconsole”, bevat een overzicht van de functies van het Avaya-serversysteem die van invloed kunnen zijn op de werking van Softconsole.
■
Bijlage B, “Connectiviteitsscenario’s voor Avaya-servers”, bevat een overzicht van verschillende scenario’s voor serverconnectiviteit met daarin informatie over standaardinstallaties, de bron van geluidssignalen en eindpunten voor spraaktransmissies.
■
In bijlage C, “De installatie van PC Console ongedaan maken“ wordt beschreven hoe u de installatie van PC Console ongedaan kunt maken. Als PC Console op de computer is geïnstalleerd, moet u deze installatie eerst ongedaan maken voordat u Softconsole kunt installeren.
Uitgave 1 Februari 2003
xi
Over dit document
Verwante documentatie Dit document bevat alle informatie die u nodig hebt om Softconsole te installeren en efficiënt te beheren. U kunt echter ook de volgende documenten raadplegen: ■
Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant System Features – Deze handleiding bevat korte omschrijvingen van attendant-functies van een Avaya-server en hoe deze worden weergegeven aan Softconsole-gebruikers. Voorbeelden van deze functies zijn verkort kiezen, wachtende attendant-oproep, oproepdoorschakeling, toegang tot luidsprekeroproepen, enzovoort.
■
MasterDirectory 4.4 on line Help – Deze on line Help bevat volledige instructies voor het maken, wijzigen en bijwerken van telefoonboeken binnen Softconsole met de toepassing MasterDirectory.
Bovendien wordt er in dit document vanuit gegaan dat u bekend bent met de basisconcepten van het beheren van consoles van Avaya-servers. Voor meer informatie kunt u de beheerdershandleiding raadplegen die is meegeleverd bij de Avaya-server of de Avaya MultiVantage™-software. Daarnaast moet u de voorzorgsmaatregelen doornemen en implementeren die worden beschreven in het Avaya Security Handbook. Zie “Beveiliging” hierna voor een toelichting.
xii
Uitgave 1 Februari 2003
Beveiliging
Beveiliging Telefoonfraude is een snel groeiend probleem. Telefoonfraude kan op verschillende manieren plaatsvinden, ondanks de pogingen van telefoonmaatschappijen en fabrikanten van telefoonapparatuur om dit tegen te gaan. Sommige personen gebruiken elektronische apparaatjes om de registratie van oproepen te voorkomen of te vervalsen. Anderen zorgen ervoor dat de kosten van hun oproepen voor rekening komen van een andere gebruiker door onrechtmatig gebruik te maken van verloren of gestolen telefoonkaarten, spookfacturen te sturen aan onschuldige partijen, de lijn van iemand anders te gebruiken of door fysiek of elektronisch in te breken in de telefoonapparatuur van anderen. Tegenwoordig gaan de beveiligingsproblemen verder dan telefoonfraude. De laatste tijd worden er steeds vaker incidenten gemeld waarbij hackers betrokken zijn. Dit zijn criminelen die zich hebben toegelegd op het herprogrammeren van computersystemen of het gebruiken van telecommunicatiesystemen via beheer op afstand of onderhoudspoorten. Deze poorten kunnen weliswaar niet worden gebruikt voor het plaatsen van oproepen, maar wel om toegang te krijgen tot de instellingen van het systeem. Bij de bestrijding van telefoonfraude heeft dit type misbruik de hoogste prioriteit omdat hackers, als ze het systeem hebben gekraakt, volledige toegang hebben tot alle beheeropdrachten. In een gekraakt systeem kunnen hackers bijvoorbeeld de volgende handelingen uitvoeren om misbruik te maken van uw oproepverwerkingssysteem: ■
Externe toegang of Direct Inward System Access (DISA) inschakelen. Er zijn gevallen gemeld waarin hackers de systeeminstellingen om acht uur ’s avonds wijzigen om zo na die periode kosteloos oproepen te kunnen plaatsen. Vervolgens herstellen ze de systeeminstellingen om drie uur ’s nachts, zodat de configuratie aan het begin van de werkdag weer normaal is. Het kan gebeuren dat een bedrijf gedurende langere tijd op deze manier wordt benadeeld voordat het probleem wordt vastgesteld.
■
Gespreksregistratie (CDR) of Station Message Detail Recording (SMDR) uitschakelen, zodat gedurende het weekend onrechtmatig gebruik kan worden gemaakt van uw systeem, waarna de functie weer vóór maandagochtend wordt ingeschakeld. Dit is met name vervelend voor managers die verdacht zijn op ongebruikelijke situaties en die elke ochtend de CDR/SMDR-rapporten controleren op afwijkende gegevens. Managers zien niet alle registraties omdat CDR/SMDR was uitgeschakeld door de hackers. Mogelijk valt het de beheerder op dat er geen CDR/SMDR-records zijn vastgelegd voor oproepen die ’s avonds, ’s nachts en in het weekend zijn geplaatst door werknemers.
Netwerkbeheerders en systeembeheerders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het beveiligen van de netwerken en telecommunicatiesystemen van hun organisatie. De specifieke stappen die u kunt uitvoeren om uw systeem te beveiligen, worden beschreven in het Avaya Security Handbook dat bij elk Avaya-oproepverwerkingssysteem wordt geleverd.
Uitgave 1 Februari 2003
xiii
Over dit document
Acties van Avaya bij fraude Als u vermoedt dat u het slachtoffer bent van met telefoonfraude en u technische ondersteuning of assistentie wenst, kunt u telefonisch contact opnemen via de hotline van Technical Service Center Toll Fraud Intervention: 1 800 643-2353 (in de V.S.). Ook kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Avaya-distributeur.
Hulp nodig Nieuwe software-updates, instructies voor het oplossen van problemen en andere belangrijke informatie kunt u vinden op http://avaya.com/support. Als u vragen hebt over Softconsole of als u problemen niet kunt oplossen na het lezen van deze handleiding, kunt u contact opnemen met een erkende Avaya-distributeur.
xiv
Uitgave 1 Februari 2003
Softconsole installeren
1
Voordat u begint Voordat u de Softconsole-software gaat installeren, moet u controleren of het installatiepakket van Softconsole volledig is en of de computer waarop u Softconsole wilt installeren wel voldoet aan zowel de hardware- als de softwarevereisten die in deze sectie worden beschreven.
! VOORZICHTIG: Softconsole kan niet worden geïnstalleerd op computers met een niet-ondersteund besturingssysteem of bestaande versies van Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent. Bovendien kunt u Softconsole niet gebruiken op een computer waarop PC Console al is geïnstalleerd. U moet eerst PC Console, Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent verwijderen, evenals alle daaraan verbonden configuratiegegevens. Zie Bijlage C voor meer over het verwijderen van PC Console.
Uitgave 1 Februari 2003
1 -1
Softconsole installeren
Hardware- en softwarevereisten Dit hoofdstuk bevat instructies voor het installeren van Softconsole. U kunt de installatie alleen uitvoeren als de apparatuur voldoet aan de specifieke vereisten van het type connectiviteit dat u wilt gaan gebruiken voor de configuratie. Zie bijlage B voor een beschrijving van verschillende connectiviteitsscenario’s.
Vereisten voor IP-configuraties U kunt Softconsole gebruiken als u beschikt over een Avaya-server met release 10 of hoger van de software of met Avaya MultiVantage-software en een IBM-compatibele computer die voldoet aan deze basisvereisten: ■
Een Pentium®-processor met een kloksnelheid van ten minste 400 Megahertz OPMERKING: Een pc met een hogere processorsnelheid, L2-cache en systeembussnelheid biedt een betere prestatie.
■
128 MB RAM-geheugen voor Softconsole OPMERKING: Voor de Road Warrior-configuratie wordt 256 MB RAM aanbevolen.
■
Een 15-inch kleurenmonitor (een 17-inch of grotere kleurenmonitor wordt aanbevolen)
■
Een cd-rom-station
■
Microsoft® Windows® 2000 Server of Professional met Service Pack 2 of hoger of Microsoft Windows XP Professional
■
Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger (om de on line Help te bekijken)
■
kleine lettertypen selecteren in het Configuratiescherm
■
een schermresolutie van 800 x 600 met 256 kleuren (aanbevolen wordt een resolutie van 1024 x 768 met 65.535 kleuren)
■
Een full-duplex geluidsapparaat. Ga naar http://avaya.com/support voor een lijst van ondersteunde geluidsapparaten.
■
Een headset (voor de configuratie met voice over IP – zie bijlage B). Ga naar http://avaya.com/support voor een lijst van ondersteunde headsets.
■
Een netwerkkaart voor LAN-connectiviteit. OPMERKING: Er is geen ondersteuning voor inbelnetwerkfuncties.
■
1-2
Voldoende ruimte op de vaste schijf. U hebt 30 MB schijfruimte nodig voor de Softconsole-software, plus extra ruimte voor de Softconsole-telefoonboeken. De ruimte voor de telefoonboeken is afhankelijk van het aantal gebruikers en de hoeveelheid gegevens die voor elke persoon worden opgeslagen.
Uitgave 1 Februari 2003
Voordat u begint
Zie tabel 1-1 om vast te stellen hoeveel extra schijfruimte u ongeveer nodig hebt. Tabel 1-1.
Vereisten voor extra schijfruimte
Î
200
500
1.000
5.000
10.000
20.000
200
4 MB
4,1 MB
4,2 MB
4,5 MB
5 MB
6 MB
500
4,1 MB
4,3 MB
4,5 MB
6,5 MB
9 MB
14 MB
1.000
4,2 MB
4,5 MB
5 MB
9 MB
14 MB
24 MB
5.000
4,5 MB
6,5 MB
9 MB
29 MB
54 MB
104 MB
10.000
5 MB
9 MB
14 MB
54 MB
104 MB
204 MB
20.000
6 MB
14 MB
54 MB
104 MB
204 MB
404 MB
Aantal gebruikers
Aantal tekens per gebruikersrecord Ð
Vereisten voor DCP-configuraties U kunt Softconsole gebruiken als u beschikt over een Avaya-server met release 9.5 of hoger van de software of met Avaya MultiVantage-software en een IBM-compatibele computer die voldoet aan deze basisvereisten: ■
Een Pentium-processor met een kloksnelheid van ten minste 400 Megahertz
■
128 MB RAM
■
Een 15-inch kleurenmonitor (een 17-inch of grotere kleurenmonitor wordt aanbevolen)
■
Een cd-rom-station
■
Microsoft Windows 2000 Server of Professional met Service Pack 2 of hoger of Microsoft Windows XP Professional
■
Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger (om de on line Help te bekijken)
■
kleine lettertypen selecteren in het Configuratiescherm
■
een schermresolutie van 800 x 600 met 256 kleuren (aanbevolen wordt een resolutie van 1024 x 768 met 65.535 kleuren)
■
Een COM-poort die exclusief is toegewezen aan Softconsole. (Deze poort mag niet door andere toepassingen worden gebruikt.)
■
Een geluidsapparaat (om belgeluiden te genereren). Ga naar http://avaya.com/support voor een lijst van ondersteunde geluidsapparaten.
Uitgave 1 Februari 2003
1 -3
Softconsole installeren
OPMERKING: Er is geen geluidsapparaat vereist als u Softconsole zodanig configureert dat de geluidsfunctie van de plaatselijke telefoon wordt gebruikt. ■
Voldoende ruimte op de vaste schijf. U hebt 30 MB schijfruimte nodig voor de Softconsole-software, plus extra ruimte voor de Softconsoletelefoonboeken. De ruimte voor de telefoonboeken is afhankelijk van het aantal gebruikers en de hoeveelheid gegevens die voor elke persoon worden opgeslagen. Zie tabel 1-1 om vast te stellen hoeveel extra schijfruimte u ongeveer nodig hebt.
Extra benodigde hardware voor DCP-configuraties U hebt de volgende hardware nodig om Softconsole te kunnen installeren en gebruiken. ■
Een van de volgende DCP-telefoontoestellen: ■
een CallMaster® VI-telefoon met een tweedraads DCP-snoer
■
een 8411D-telefoon met een D8W-telefoonsnoer
■
Een headset en de bijbehorende adapter (voor meer gebruiksgemak).
■
Een EIA-232-D-connectorsnoer (wordt niet geleverd bij Softconsole) om de computer aan te sluiten op de DCP-telefoon. Het ene uiteinde van het snoer sluit u aan op een COM-poort van uw computer. Een COM-poort heeft meestal een stekker met 9 of 25 pinnen. Het andere uiteinde van het snoer sluit u aan op de telefoon (die een stekker met 25 gaatjes heeft). Het snoer van de EIA-232-D-connector moet worden aangesloten op de twee apparaten in uw omgeving. Indien nodig kunt u verloopstukken kopen om het aantal pinnen van een of beide uiteinden te wijzigen of om een stekker met pinnen te veranderen in een stekker met gaatjes.
■
Een voeding: Voor installaties in de Verenigde Staten, de DEFINITY Power Kit, met daarin: KS-22911-voeding, 400B2-adapter en D6AP-snoer. De MSP-1 Power Supply Kit voor installaties in de Verenigde Staten en daarbuiten, met daarin: MSP-1-voeding en netsnoer. OPMERKING: Dit type telefoon (CallMaster VI) krijgt namelijk stroom van de Avaya-server en heeft dus geen afzonderlijke voeding nodig.
1-4
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
Installatie De Softconsole-software wordt geleverd met een installatieprogramma waarmee u de toepassing snel en eenvoudig op de computer van attendants kunt installeren. De volgende controlelijsten vormen een samenvatting van de installatieprocedure voor het type Avaya-serverconnectiviteit dat u wilt gebruiken. OPMERKING: Zie bijlage B voor een beschrijving van voorbeeldscenario’s voor DCP- en IP-connectiviteit.
Controlelijst installatie bij IP-configuraties Een juiste installatie is alleen mogelijk als u de volgende stappen uitvoert voor IP-configuraties: 1. Stel schema’s op voor het maken van back-ups. OPMERKING: Als u Softconsole wilt installeren op een computer waarop PC Console, Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent al wordt uitgevoerd, moet u de installatie van PC Console, Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent ongedaan maken voordat u Softconsole gaat installeren. Zie Bijlage C voor meer informatie over het verwijderen van PC Console. 2. Identificeer Softconsole bij de Avaya-server als een attendant-console (302). 3. Installeer Softconsole via de installatiewizard. Wanneer de installatie is voltooid, kunt u in het installatieprogramma een koppeling kiezen voor het configureren van Softconsole. Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie. Wanneer de configuratie is voltooid, volgt u de procedures in deze handleiding om de installatie en configuratie te controleren.
Uitgave 1 Februari 2003
1 -5
Softconsole installeren
Installatiestappen voor DCP-configuraties Een juiste installatie is alleen mogelijk als u de volgende stappen uitvoert voor DCP-configuraties: 1. Stel schema’s op voor het maken van back-ups. OPMERKING: Als u Softconsole wilt installeren op een computer waarop PC Console al wordt uitgevoerd, moet u de installatie van PC Console ongedaan maken voordat u Softconsole gaat installeren. Raadpleeg de DEFINITY® PC Console User’s Manual voor informatie. 2. Identificeer Softconsole bij de Avaya-server als een attendant-console (302). 3. Sluit de computer aan op de telefoon. 4. Sluit de computer/telefoonconfiguratie aan op de voeding. OPMERKING: Deze stap is niet nodig als u een CallMaster VI gebruikt. Voor de CallMaster VI is geen afzonderlijke stroomvoorziening nodig. 5. Installeer de Softconsole-software. Wanneer de installatie is voltooid, kunt u in het installatieprogramma een koppeling kiezen voor het configureren van Softconsole. Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie. Wanneer de configuratie is voltooid, volgt u de procedures in deze handleiding om de installatie en configuratie te controleren.
Stap 1: schema’s opstellen voor het maken van back-ups Voor een goede werking van Softconsole is het erg belangrijk dat er regelmatig tussentijdse back-ups worden gemaakt. U kunt de volgende maatregelen nemen om uw kostbare gegevens te beschermen:
1-6
■
Implementeer een periodieke back-upprocedure. U kunt gegevens opslaan op een diskette, tape of netwerkschijf.
■
Implementeer een cyclische back-upprocedure. Zorg dat u altijd beschikt over de drie meest recente back-upbestanden. Overschrijf alleen oudere gegevens. In het geval van een schijfstoring beschikt u toch nog over gegevens die relatief recent zijn.
■
Houd nauwkeurig bij waar back-ups van gegevens zijn opgeslagen. Tijdens de installatie moet u de directory opgeven waarin de software en gegevens van Softconsole worden opgeslagen. Als u een andere directory opgeeft dan de standaard Softconsole-directory, noteert u de naam en locatie van die directory. Maak vervolgens een back-up van alle gegevens in de Softconsole-directory.
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
Naast het maken van back-ups van uw software en gegevens, is het belangrijk voorzorgsmaatregelen te nemen met betrekking tot de gebruikte hardware. ■
Als uw Softconsole-computer is aangesloten op een stopcontact, is het raadzaam de configuratie uit te breiden met een noodvoeding. Dit is met name belangrijk in situaties waar de Avaya-server eveneens rechtstreeks gebruikmaakt van het elektriciteitsnet.
■
Voor DCP-installaties: Als u de telefoon van een attendant-console hebt vervangen door Softconsole, kan het handig zijn de oorspronkelijke hardware te bewaren voor het geval er een computerstoring optreedt.
■
Voor DCP-installaties: Zorg dat in de buurt van een telefoontoestel altijd twee verschillende telefoonaansluitingen beschikbaar zijn. Dit is handig als een aansluiting (of de bedrading) niet meer werkt.
Stap 2: Softconsole identificeren als een 302 attendant-console Softconsole moet door de Avaya-server worden herkend als een 302 attendant-console. Softconsole identificeren als een 302 attendant-console op de Avaya-server: 1. Voer de volgende opdracht uit: display console parameters 2. Controleer of de consoleparameters van de Avaya-server correct zijn geconfigureerd voor de attendant. Voorbeelden van parameters zijn Serviceklasse, Verkeersklasse, timing en wachtrijprioriteit. 3. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als Softconsole wordt gebruikt in plaats van een bestaande 302 attendant-console, gebruikt u de volgende opdracht om een afdruk te maken van het bijbehorende attendant-scherm: display attendant # print waarbij # het nummer van de attendant is.
■
Als Softconsole niet in de plaats komt van een bestaande 302 attendant-console, gebruikt u de volgende opdracht om Softconsole te identificeren als een 302 attendant-console: add attendant # waarbij # het nummer van de attendant is.
4. Selecteer de juiste opties op het attendant-scherm. Een van de opties heeft betrekking op het type console. Selecteer 302B voor een optimale compatibiliteit met Softconsole.
Uitgave 1 Februari 2003
1 -7
Softconsole installeren
5. Zorg ervoor dat de volgende vereiste knoptoewijzingen zijn geprogrammeerd op de Avaya-server, in het bijzonder de knoppen die in de kolom “Standaard-knopnummer” worden aangegeven.
Standaardknopnummer
Knoptoewijzing
1
split
6
hold
19
forced-rel
23
night-serv
24
pos-busy
6. Zorg ervoor dat de volgende vereiste knoptoewijzingen voor weergave zijn geprogrammeerd op de Avaya-server, in het bijzonder de knoppen die op een andere positie zijn geplaatst dan de standaardpositie (aangegevn in de kolom “Standaard-knopnummer”).
Standaardknopnummer
Knoptoewijzing
1
normal
4
next
OPMERKING: Als u de functie Geïntegreerd telefoonboek wilt gebruiken, moet u deze functie en de functie Next op de Avaya-server configureren. Configureer de knop Next op knop 4 van de Avaya-server. 7. Wijs een toestelnummer toe aan dit station. 8. Gebruik de volgende opdracht om een afdruk te maken van het attendant-scherm. (U hebt de gegevens op dit scherm nodig tijdens de configuratie van Softconsole.) display attendant # print waarbij # het nummer van de attendant is.
1-8
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
Stap 3: de computer aansluiten op de telefoon (alleen voor DCP-configuraties) Als u een CallMaster VI-telefoon gebruikt (zie afbeelding 1-1): 1. Sluit het snoer van de EIA-232-D-connector (eventueel met een verloopstuk) aan op een vrije COM-poort van de computer. Als er meerdere poorten vrij zijn, noteert u het nummer van de poort waarop u het snoer hebt aangesloten. Draai alle borgschroeven vast. OPMERKING: Gebruik alleen een verloopstuk als het snoer van de EIA-232-D-connector niet direct kan worden aangesloten op een COM-poort. U kunt verloopstukken kopen om het aantal pinnen van een of beide uiteinden te wijzigen of om een stekker met pinnen te veranderen in een stekker met gaatjes. 2. Steek het andere uiteinde van het snoer van de EIA-232-D-connector (eventueel met een verloopstuk) in de 9-pins aansluiting aan de bovenkant van de telefoon. Draai alle borgschroeven vast. OPMERKING: Gebruik alleen een verloopstuk als het snoer van de EIA-232-D-connector niet direct kan worden aangesloten op de 9-pins vrouwtjesstekker van de telefoon. U kunt verloopstukken kopen om het aantal pinnen van een of beide uiteinden te wijzigen of om een stekker met pinnen te veranderen in een stekker met gaatjes. 3. Steek het ene uiteinde van het tweedraads DCP-snoer in de aansluiting aan de bovenkant van de telefoon. 4. Steek het andere uiteinde van het DCP-snoer in de telefoonaansluiting. 5. Ga naar ‘‘Stap 5: de Softconsole-software installeren’’ op pagina 1-16. OPMERKING: De CallMaster VI ontvangt stroom van de server en heeft dus geen afzonderlijke voeding nodig.
Uitgave 1 Februari 2003
1 -9
Softconsole installeren
Verloopstuk (indien nodig) EIA-232-D
Verloopstuk (indien nodig) Tweedraads DCP-snoer
Telefoonaansluiting
Afbeelding 1-1.
De computer aansluiten op een CallMaster VI-telefoon
Als u een 8411D-telefoon gebruikt (zie afbeelding 1-2): 1. Sluit het snoer van de EIA-232-D-connector (eventueel met een verloopstuk) aan op een vrije COM-poort van de computer. Als er meerdere poorten vrij zijn, noteert u het nummer van de poort waarop u het snoer hebt aangesloten. Draai alle borgschroeven vast. OPMERKING: Gebruik alleen een verloopstuk als het snoer van de EIA-232-D-connector niet direct kan worden aangesloten op een COM-poort. U kunt verloopstukken kopen om het aantal pinnen van een of beide uiteinden te wijzigen of om een stekker met pinnen te veranderen in een stekker met gaatjes. 2. Steek het andere uiteinde van het snoer van de EIA-232-D-connector (eventueel met een verloopstuk) in de 25-pins aansluiting aan de onderkant van de telefoon. Draai alle borgschroeven vast. OPMERKING: Gebruik alleen een verloopstuk als het snoer van de EIA-232-D-connector niet direct kan worden aangesloten op de 25-pins vrouwtjesstekker van de telefoon. U kunt verloopstukken kopen om het aantal pinnen van een of beide uiteinden te wijzigen of om een stekker met pinnen te veranderen in een stekker met gaatjes.
1-10
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
3. Steek het ene uiteinde van een D8W-snoer in de aansluiting aan de onderkant van de 8411D-telefoon. 4. Ga naar ‘‘Stap 4: de computer/telefoonconfiguratie aansluiten op de voeding (alleen voor DCP-configuraties)’’ op pagina 1-12.
Verloopstuk (indien nodig) EIA-232-D
Verloopstuk (indien nodig) D8W
Netstroom
Afbeelding 1-2.
De computer aansluiten op een 8411D-telefoon
Uitgave 1 Februari 2003
1-11
Softconsole installeren
Stap 4: de computer/telefoonconfiguratie aansluiten op de voeding (alleen voor DCP-configuraties) Als u een telefoon uit de 8411D-serie gebruikt, moet u de computer/telefoonconfiguratie aansluiten op een afzonderlijke telefoonaansluiting. OPMERKING: Deze stap is niet nodig als u een CallMaster VI gebruikt. De CallMaster VI krijgt namelijk stroom van de Avaya-server en heeft dus geen afzonderlijke voeding nodig. Als u een KS-22911,L2-voeding gebruikt (zie afbeelding 1-3): 1. Steek de 400B2-adapter in de telefoonaansluiting. 2. Steek het andere uiteinde van het D8W-snoer (afkomstig van de computer/telefoonconfiguratie) in de onderste connector op de 400B2-adapter. 3. Steek het ene uiteinde van het D6AP-snoer in de voeding. 4. Steek het andere uiteinde van het D6AP-snoer in de bovenste connector op de 400B2-adapter. 5. Sluit de voeding aan op een stopcontact van 220 volt en 50 Hz.
! VOORZICHTIG: Zorg dat het stopcontact niet in verbinding staat met een lichtschakelaar of dimmer. 6. Ga naar ‘‘Stap 5: de Softconsole-software installeren’’ op pagina 1-16.
1-12
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
Stopcontact
Telefoonaansluiting
D6AP
400B2-verloopstuk
D8W
Telefoon/ PC-configuratie
Afbeelding 1-3.
De KS-22911,L2-voeding aansluiten
Uitgave 1 Februari 2003
1-13
Softconsole installeren
Als u een MSP-1-voeding gebruikt (zie afbeelding 1-4): 1. Steek het andere uiteinde van het D8W-snoer (afkomstig van de computer/telefoonconfiguratie) in de connector “Phone” op de voeding. 2. Steek het ene uiteinde van het tweede D8W-snoer in de connector “Line” op de voeding. 3. Steek het andere uiteinde van het tweede D8W-snoer in de telefoonaansluiting. 4. Steek het netsnoer van de voeding in de voeding. 5. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact. Als het netsnoer dat bij de MSP-1-voeding wordt geleverd niet geschikt is voor het stopcontact, gebruikt u een van de volgende oplossingen: ■
gebruik een verloopstuk of
■
gebruik een ander snoer.
! VOORZICHTIG: Zorg dat het stopcontact niet in verbinding staat met bijvoorbeeld een lichtschakelaar of dimmer. 6. Ga naar ‘‘Stap 5: de Softconsole-software installeren’’ op pagina 1-16.
1-14
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
Stopcontact
Telefoon/ PC-configuratie
Netsnoer Verbindingsschema kan varieren afhankelijk van de configuratie van uw stopcontact
D8W
3+21(
27 +(5
/,1 (
D8W
Afbeelding 1-4.
MSP-1netstroom
Telefoonaansluiting
De MSP-1-voeding aansluiten
Uitgave 1 Februari 2003
1-15
Softconsole installeren
Stap 5: de Softconsole-software installeren OPMERKING: Als u Softconsole wilt installeren op een computer waarop PC Console, Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent al wordt uitgevoerd, moet u de installatie van PC Console, Avaya IP Softphone of Avaya IP Agent ongedaan maken. Zie Bijlage C voor meer informatie over het verwijderen van PC Console. De Softconsole-software installeren: 1. Sluit alle Windows-programma’s af voordat u het installatieprogramma van Softconsole start. 2. Plaats de Softconsole-cd in het cd-rom-station. Als de Autorun-functie is ingeschakeld op uw computer, wordt automatisch het beginvenster van het Softconsole-installatieprogramma weergegeven. Ga naar stap 5. 3. Dubbelklik op het pictogram Deze computer op het bureaublad. 4. Dubbelklik op het pictogram van het cd-rom-station en dubbelklik vervolgens op het bestand setup.exe. Het dialoogvenster Welcome wordt weergegeven. 5. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Choose destination location wordt weergegeven. OPMERKING: Als momenteel een oudere versie van Avaya Softconsole is geïnstalleerd, wordt in het dialoogvenster Choose destination location de map weergegeven waarin de installatie van Avaya Softconsole zich bevindt. Installeer Release 1.5 in deze map. Ga naar stap 7. 6. Als u de Softconsole-software wilt installeren in een andere directory dan de aangegeven standaarddirectory, klikt u op Bladeren om de gewenste directory te selecteren.
!
WAARSCHUWING: Probeer in geen geval een installatie uit te voeren vanaf het LAN en probeer ook geen uitvoerbare bestanden uit te voeren vanaf het LAN. De programmabestanden zijn specifiek geschreven voor standalone gebruik en moeten aanwezig zijn op de lokale vaste schijf.
7. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Select Program Manager Group wordt weergegeven. 8. Als u de pictogrammen van Softconsole wilt opnemen in een andere programmagroep dan de aangegeven standaardgroep, selecteert u de gewenste programmagroep.
1-16
Uitgave 1 Februari 2003
Installatie
9. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Create Shortcuts wordt weergegeven. 10. Geef aan of u snelkoppelingen wilt maken voor Avaya Softconsole. 11. Klik op Volgende. Het berichtvenster Installing wordt weergegeven. Hierin ziet u de status van de installatie. Zodra het installatieproces is voltooid, wordt het dialoogvenster Install weergegeven. 12. Klik op OK. De computer wordt opnieuw opgestart. Softconsole is nu op uw computer geïnstalleerd. U moet de toepassing configureren voordat u oproepen kunt afhandelen met Softconsole. OPMERKING: Als de kieseigenschappen van Windows niet juist zijn geconfigureerd voor de computer, vraagt Softconsole u het Configuratiescherm te openen en deze eigenschappen te configureren. 13. Als u wilt dat in Softconsole een andere taal wordt gebruikt dan Engels, voert u de volgende stappen uit: a. Ga naar http://avaya.com/support en download het taalpakket dat u wilt gebruiken. b. Installeer het taalpakket op de computer. 14. Voer een van de volgende stappen uit: ■
Als u een IP-configuratie gebruikt, kunt u in hoofdstuk 2 nalezen hoe u de eerste configuratie uitvoert.
■
Als u een DCP-configuratie gebruikt, kunt u in hoofdstuk 3 nalezen hoe u de eerste configuratie uitvoert.
Uitgave 1 Februari 2003
1-17
Softconsole installeren
1-18
Uitgave 1 Februari 2003
Softconsole configureren voor IP-configuraties
2
Inleiding In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u uitvoert tijdens de eerste configuratie voor IP, evenals de procedures voor het onderhouden van de Softconsole-configuratie.
Introductie Nadat u de software van Softconsole hebt geïnstalleerd, moet u de toepassing configureren. (Als u probeert Softconsole te gebruiken voordat u het programma hebt geconfigureerd, wordt een foutbericht weergegeven.) Softconsole wordt geleverd met een configuratiewizard waarmee u de instellingen van Softconsole snel en eenvoudig kunt opgeven. OPMERKING: Het configuratieproces kan sneller worden uitgevoerd als Softconsole al is geïdentificeerd als een attendant-console in de Avaya-server (zie hoofdstuk 1) en als u afdrukken hebt gemaakt van de pagina’s met beheergegevens van de hardware attendant-console, zodat u deze als naslag kunt gebruiken. Controleer eveneens of de hardware voldoet aan alle vereisten (zie hoofdstuk 1). Configuratiegegevens kunt u bijwerken door de Configuration Manager te openen en de wizardmodus of de tabbladmodus te kiezen. In de tabbladmodus kunt u opties selecteren op de tabbladen in het venster van Configuration Manager om zo wijzigingen aan te brengen in specifieke aspecten van de Softconsoleconfiguratie.
Uitgave 1 Februari 2003
2 -1
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Controlelijst voor eerste configuratie De eerste configuratie omvat de volgende taken: OPMERKING: Als u overstapt van DEFINITY PC Console, moet u de functies van Softconsole instellen zoals bij een nieuwe installatie. Geprogrammeerde gegevens voor PC Console zijn niet opgeslagen bij het verwijderen van de toepassing om deze te vervangen door Softconsole. 1. Start de wizard Configuration Manager. 2. Stel de taal in die in Configuration Manager, Softconsole en MasterDirectory zal worden gebruikt. 3. Stel het wachtwoord in voor Configuration Manager. 4. Geef IP-connectiviteit op voor de Avaya-server. 5. Download de configuratie voor de Avaya-server. 6. Controleer de trunkconfiguratie. 7. Controleer de toewijzingen van functie- en weergaveknoppen. 8. Configureer groepen met honderdtallen. 9. Configureer de weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole. 10. Gebruik MasterDirectory voor het maken, vullen en configureren van de telefoonboeken waartoe de gebruikers van Softconsole toegang hebben. MasterDirectory is een toepassing die tegelijkertijd met Softconsole is geïnstalleerd. Met deze toepassing kunt u telefoonboeken maken die informatie bevatten over de mensen op uw locatie en op externe locaties, en over overige contactpersonen. 11. Gebruik de wizard Configuration Manager om de telefoonboeken voor Softconsole te configureren. 12. Geef attendants op en stel de toegang in die ze hebben tot telefoonboeken. 13. Test de configuratie. Tijdens het downloaden van de configuratiegegevens naar Softconsole, kunnen geen oproepen worden geaccepteerd.
2-2
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 1: de wizard Configuration Manager starten 1. Start de configuratiewizard op een van de volgende manieren: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het venster Start wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het venster Start wordt weergegeven.
2. Klik op 9RO JHQGH en ga naar ‘‘Stap 3: het wachtwoord voor de Configuration Manager instellen’’ op pagina 2-3.
Stap 2: de taal instellen 1. Selecteer de taal die in Softconsole, Configuration Manager en MasterDirectory wordt gebruikt in de vervolgkeuzelijst in het taalkeuzegebied van het optievenster van de Configuration Manager van Avaya Softconsole. OPMERKING: De nieuwe taalinstellingen worden pas van kracht zodra u de toepassingen eerst afsluit en vervolgens weer start. 2. Ga naar ‘‘Stap 3: het wachtwoord voor de Configuration Manager instellen’’ op pagina 2-3.
Stap 3: het wachtwoord voor de Configuration Manager instellen 1. Ga naar het venster Opties van de Configuration Manager van Softconsole en typ uw beheerderswachtwoord in het vak Wachtwoord. 2. Typ het wachtwoord ter controle in het vak Bevestig het wachtwoord. Het wachtwoord dat u hier gebruikt, hebt u steeds nodig wanneer u wijzigingen wilt aanbrengen in de configuratie van Softconsole. 3. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven’’ op pagina 2-4.
Uitgave 1 Februari 2003
2 -3
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven In het venster Serververbinding kunt u aangeven of Softconsole een DCP- of IP-verbinding gebruikt voor communicatie met de Avaya-server. Deze twee soorten connectiviteit worden beschreven in bijlage B. 1. Klik in het venster Serververbinding op IP-verbinding. 2. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden’’ op pagina 2-4.
Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden Via het venster Serverdownload kunt u de toewijzingen van functieknoppen importeren die zijn geprogrammeerd voor de Avaya-server. Het importeren van deze gegevens in Softconsole heeft als voordeel dat de configuratie sneller verloopt. Voer de volgende stappen uit: 1. Klik in het venster Serverdownload op Downloaden starten. Het berichtvenster Avaya iClarity IP Audio wordt weergegeven. Hierin wordt u gevraagd de aanmeldingsinstellingen te configureren. 2. Klik op OK en volg de instructies in de dialoogvensters voor het invullen van uw IP-aanmeldingsgegevens en de gegevens over het geluidsapparaat van de computer. Wanneer u klaar bent met het invoeren van gegevens over aanmelding en geluidsapparaat, wordt het venster Aanmelden weergegeven. 3. Klik op Aanmelden. Het downloaden wordt automatisch gestart zodra het aanmelden is gelukt. De status van dit proces wordt weergegeven in het vak Downloadstatus. OPMERKING: Klik op Download annuleren als u zich niet bij de server kunt of wilt aanmelden. Wanneer het downloaden is voltooid, wordt een berichtvenster weergegeven. 4. Klik op OK. 5. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 6: De trunkconfiguratie controleren’’ op pagina 2-5.
2-4
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 6: De trunkconfiguratie controleren Het venster Trunks bevat de gegevens die zijn geïmporteerd uit de download van de Avaya-server. U kunt knoppen voor trunks toevoegen, wijzigen of verwijderen en “sneltoetsen” definiëren (toetsenbordcombinaties) voor de geconfigureerde trunkknoppen. Deze knoppen hebben dezelfde functie als selectieknoppen voor trunkgroepen op een hardware attendant-console. Met behulp van de knoppen kan de attendant een groep met uitgaande trunks selecteren. De knoppen kunnen ook worden gebruikt voor het werken met de functies Toegang tot selectieve oproepen en Toegang tot luidsprekeroproepen. Zie pagina 2 met beheergegevens van de hardware attendant-console terwijl u de gegevens in het venster Trunks controleert. De trunkgroepknoppen moeten in Softconsole worden geconfigureerd zoals ze voorkomen op de pagina’s met beheergegevens. OPMERKING: Voeg geen trunkgroepen toe. De trunkgroepen worden van de server gedownload. De volgorde waarin de trunkgroepen worden weergegeven, bepaalt de volgorde van de trunkgroepen in de werkbalk Trunk. Als u de gegevens voor een trunkknop wilt wijzigen, selecteert u de knop en klikt u op Wijzigen. Breng vervolgens de gewenste wijzigingen aan. OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT, functietoetsen (bijvoorbeeld F1) of toetsen van het numerieke toetsenblok. Als u een trunkknop wilt verwijderen, selecteert u de knop en klikt u op Verwijderen. Wanneer u klaar bent met het configureren van trunkknoppen, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren’’ op pagina 2-6.
Uitgave 1 Februari 2003
2 -5
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren Het venster Serverfuncties bevat de functie- en weergaveknoppen die zijn geïmporteerd uit de Avaya-server. U kunt knoppen toevoegen, wijzigen of verwijderen en “sneltoetsen” definiëren (toetsenbordcombinaties) voor de knoppen. Functieknoppen worden weergegeven op een werkbalk in het Softconsole-venster en hebben dezelfde functie als functietoetsen op de telefoon van een attendant-console. Met de knop Geïntegreerd telefoonboek opent u bijvoorbeeld de functie Geïntegreerd telefoonboek op de Avaya-server. OPMERKING: De volgende functieknoppen zijn vereist in elke configuratie van Softconsole: split, hold, forced-rel, night-serv en pos-busy. U kunt deze knoppen beter niet verwijderen. (Als u deze knoppen verwijdert, kan de attendant de normale consolebewerkingen niet uitvoeren vanuit Softconsole.) Met weergaveknoppen activeert u een bepaalde weergavefunctie. De attendant klikt op een weergaveknop om de bijbehorende taak uit te voeren. Met de weergaveknop Volgende wordt bijvoorbeeld het volgende item in een weergegeven lijst geactiveerd. OPMERKING: De weergaveknop Normal is vereist in elke configuratie van Softconsole. Elke knop krijgt een label (een naam van 8 tekens die wordt weergegeven in het venster van Softconsole) en een beschrijving van de knopfunctie (die wordt weergegeven als knopinfo en in menu’s). OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT, functietoetsen (bijvoorbeeld F1) of toetsen van het numerieke toetsenblok. U kunt de volgorde wijzigen van functie- of weergaveknoppen op een werkbalk en knoppen verplaatsen tussen werkbalken. Als u de volgorde van de knoppen wilt wijzigen op een werkbalk (of een knop naar een andere werkbalk wilt verplaatsen), selecteert u de knop en klikt u op de juiste pijlknop. OPMERKING: U kunt beter geen functie- of weergaveknoppen toevoegen. De functie- en weergaveknoppen worden van de server gedownload. Voeg geen knop voor de functies Inspect of Timer toe aan een werkbalk.
2-6
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Als u de gegevens voor een functie- of weergaveknop wilt wijzigen , selecteert u de knop en klikt u op Wijzigen. Geef vervolgens uw wijzigingen op. Als u een knop wilt verwijderen, selecteert u de knop en klikt u op Verwijderen. Wanneer u klaar bent met het configureren van deze knoppen, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 8: groepen honderdtallen configureren’’ op pagina 2-7.
Stap 8: groepen honderdtallen configureren Zie pagina 2 van het beheerscherm voor de attendant terwijl u de gegevens in het venster Groepen honderdtallen wijzigt. OPMERKING: U kunt beter knoppen voor groepen met honderdtallen toevoegen. De knoppen voor groepen met honderdtallen worden van de server gedownload. Elke knop voor een groep honderdtallen komt overeen met 100 bezet-lampjesvelden in het Softconsole-venster. Het nummer dat u aan elke knop toewijst, moet in ieder geval het eerste cijfer (of groep cijfers) bevatten voor de bijbehorende toestelnummers. Elk nummer kan maximaal drie tekens bevatten. ■
Als in het kiesschema toestelnummers van drie cijfers worden gebruikt, is er ruimte voor maximaal 1000 toestelnummers — 000 tot en met 999. In dat geval zou u maximaal 10 knoppen voor groepen honderdtallen kunnen definiëren op de Avaya-server en deze toewijzingen vervolgens hier dupliceren. De eerste knop is dan gekoppeld aan de toestelnummers 000 tot en met 099, de tweede knop aan 100 tot en met 199, enzovoort. De toestelnummers zelf krijgen automatisch een label binnen het raster dat wordt weergegeven aan de attendant (000 tot en met 099, en 100 tot en met 199). De bijbehorende knop voor groepen met honderdtallen krijgt een label met daarin het prefix van de groep — in dit voorbeeld 0 en 1.
■
Als in het kiesschema toestelnummers van vijf cijfers worden gebruikt en u 500 toestelnummers heeft — bijvoorbeeld 10000 tot en met 10499 — moet u vijf knoppen voor groepen honderdtallen toewijzen. De eerste knop is dan gekoppeld aan de toestelnummers 10000 tot en met 10099, de tweede knop aan 10100 tot en met 10199, enzovoort. De toestelnummers zelf krijgen automatisch een label binnen het raster dat de attendant te zien krijgt. De bijbehorende knop voor groepen met honderdtallen krijgt een label met daarin het prefix van de groep — in dit voorbeeld 100 of 101.
De gegevens die u in het labelveld voor elke knop voor een groep met honderdtallen invoert, is alleen voor het gemak van de attendant. Deze gegevens worden niet gebruikt door de server. De gegevens worden weergegeven op het tabblad voor het BLF-veld in Softconsole.
Uitgave 1 Februari 2003
2 -7
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Wanneer u de groepen met honderdtallen hebt gewijzigd, doet u het volgende: 1. Klik op Volgende. Het venster Telefoonboeken wordt weergegeven. OPMERKING: Op dit ogenblik gaat u deze gegevens nog niet configureren. 2. Klik op Volgende. Het venster Attendants wordt weergegeven. OPMERKING: Op dit ogenblik gaat u deze gegevens nog niet configureren. 3. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren’’ op pagina 2-8.
Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren In het Softconsole-venster kunt u de geluidssignalen, weergavekenmerken en functies voor het afhandelen van oproepen instellen. 1. Geef bij Waarschuwingsopties in het Softconsole-venster geluidssignalen op voor de verschillende soorten oproepen. Gebruik de knoppen Bladeren en Afspelen om naar de beschikbare wav-bestanden te luisteren die aan de verschillende oproepsoorten zijn gekoppeld, waaronder: ■
Inkomende oproepen
■
Oproepen in wachtstand
■
Noodoproepen
■
Wachtende oproepen
U vindt de volgende wav-bestanden in de Softconsole-map. ■
Ringintercom.wav
■
RingWaiting.wav
■
ringIncoming.wav
■
ringHold.wav
■
ringEmergency.wav
U kunt ook zelf wav-bestanden maken en gebruiken, zolang deze de 8kHz, modal sample channel, 16-bits PCM-indeling hebben. Wanneer u een wav-bestand selecteert, wordt de indeling van het geselecteerde bestand gecontroleerd om na te gaan of dit de vereiste indeling is. 2. Selecteer bij Weergave tweede partij gebruiken de gegevens die u wilt weergeven in het gebied Weergave tweede partij van het Softconsole-venster.
2-8
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
■
Aanvrager (standaardinstelling) – Informatie over de oproepende partij.
■
Doorschakelingspunt – Informatie over de opgeroepen partij. OPMERKING: Indien deze optie is ingeschakeld, worden deze gegevens weergegeven in de bijbehorende lijnweergave.
3. Geef bij Automatisch doorverbinden aan of deze functie moet worden ingeschakeld (standaard is dit het geval). Als deze functie is ingeschakeld, kan de attendant een inkomende oproep doorschakelen naar een bepaald toestelnummer door op de knop Doorschakelen te klikken en het toestelnummer te kiezen. De oproep wordt automatisch in de wachtstand geplaatst terwijl de oproep wordt doorgeschakeld. De attendant kan de functie tijdelijk uitschakelen om oproepen aan te kondigen (raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant-handleiding voor meer informatie.) 4. Geef bij Gedrag nieuw inkomende oproep aan hoe inkomende oproepen moeten worden gemeld door Softconsole wanneer het venster van het programma is geminimaliseerd of is verborgen achter andere toepassingsvensters. ■
Taakbalkpictogram alleen knipperen – Selecteer deze optie als u wilt dat het Softconsole-venster knipperend wordt weergegeven op de taakbalk.
■
Taakbalkpictogram op voorgrond – Selecteer deze optie als het Softconsole-venster automatisch op de voorgrond moet worden weergegeven wanneer er een oproep binnenkomt.
5. Geef bij Functie Attendant-wachtrij aan of u deze functie wilt gebruiken en hoe deze moet worden weergegeven. OPMERKING: De instellingen bij Functie Attendant-wachtrij worden uitgeschakeld als de functie Attendant-wachtrij niet op de server is ingesteld. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het volgende het geval is: — de weergavetaal voor de console is niet door de gebruiker gedefinieerd (met andere woorden, er moet een taal zijn geselecteerd) — de functieknop Attendant Queue Calls of Attendant Queue Time is op de console ingesteld Als deze functie is ingeschakeld, wordt op de statusbalk het aantal oproepen in de wachtrij van de attendant weergegeven plus de tijd dat de oudste oproep in de wachtrij staat. Het aantal oproepen wordt weergegeven als een voortgangsbalk binnen het vak Oproepen in wachtrij op de statusbalk.
Uitgave 1 Februari 2003
2 -9
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Als u deze functie niet inschakelt, wordt op de statusbalk alleen de huidige status van de attendant-wachtrij weergegeven. Raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant-handleiding voor voorbeeldweergaven. ■
De functie Attendant-wachtrij gebruiken – Selecteer deze optie om de functie Attendant-wachtrij in te schakelen.
■
Wachtrij-indicator vol met oproepen – Als u de functie Attendant-wachtrij inschakelt, moet u de juiste waarde selecteren in de vervolgkeuzelijst in dit vak. Deze waarde vertegenwoordigt het aantal oproepen in de wachtrij dat nodig is om de voortgangsbalk volledig te vullen.
6. Geef bij Functie Groep selecteren aan of deze functie moet worden ingeschakeld. De functie Groep selecteren stelt de gebruiker ertoe in staat meer toestelgroepen te bewaken dan de groepen die op de pagina Groepen honderdtallen zijn gedefinieerd. ■
De functie Groep selecteren gebruiken – Selecteer deze optie om de functie Groep selecteren in te schakelen.
■
ACP-functietoetsnummer – Als u deze functie inschakelt, selecteert u het bijbehorende ACP-functietoetsnummer in de vervolgkeuzelijst. OPMERKING: De instellingen bij Functie Groep selecteren worden uitgeschakeld als de functie Groep selecteren niet op de server is ingesteld. Als u de functie Groep selecteren wilt gebruiken, moet u de eerste Groep met honderdtallen definiëren en moet u de functieknop Groep selecteren instellen op de console.
7. Als u een kiesschema met zeven cijfers wilt gebruiken voor interne oproepen, moet u het selectievakje Kiesplan met 7 cijfers inschakelen voor interne oproepen inschakelen. 8. Als u het Japanse lettertype wilt gebruiken om berichten van de Avaya-server weer te geven, moet u het selectievakje Japans lettertype gebruiken inschakelen. 9. Als u klaar bent met het invoeren van configuratiegegevens, klikt u op Volgende. Het venster Voltooien wordt weergegeven. 10. Klik op Voltooien om de ingevoerde configuratiegegevens te bevestigen. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 11. Klik op OK. 12. Ga naar ‘‘Stap 10: de telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren’’ op pagina 2-11.
2-10
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 10: de telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren Tijdens deze stap gebruikt u MasterDirectory om een nieuw telefoonboek of een nieuwe LDAP-weergave te maken waartoe Softconsole toegang heeft. MasterDirectory stelt u ertoe in staat telefoonboeken of LDAP-weergaven te maken die informatie bevatten over de personen op uw locatie en op externe locaties, maar ook voor zakelijke contactpersonen. Ga naar ‘‘Een telefoonboek maken’’ op pagina 2-11 als u een telefoonboek wilt maken. Ga naar ‘‘Een LDAP-weergave maken’’ op pagina 2-20 als u een LDAP-weergave wilt maken.
Een telefoonboek maken Voer de stappen in deze procedure uit als u een telefoonboek wilt maken, vullen en configureren waar Softconsole gebruik van kan maken. Zodra u een telefoonboek maakt, “downloadt” u de gegevens van de Avaya-server (met andere woorden: u vult het telefoonboek). Tijdens het downloaden worden de achternaam, de voornaam en het toestelnummer van elke gebruiker op de Avaya-server naar het telefoonboek gekopieerd. Nadat het downloaden is voltooid, configureert u het telefoonboek voor gebruik met Softconsole. De structuur van het door u gemaakte telefoonboek is gebaseerd op de structuur van het voorbeeldtelefoonboek (directory.md) dat met Softconsole wordt geleverd. U kunt deze voorbeelddatabasestructuur gebruiken als basis voor al uw Softconsole-telefoonboeken. U kunt desgewenst ook met MasterDirectory aangepaste databasestructuren ontwikkelen. Een telefoonboek maken met de gegevens uit de Avaya-server: 1. Start MasterDirectory door een van de volgende stappen uit te voeren: ■
Dubbelklik op het pictogram MasterDirectory op het bureaublad.
■
Klik op Start en kies achtereenvolgens 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! 0 DVW HU' LUHFW RU\ .
Het venster MasterDirectory wordt weergegeven. 2. Kies 1 LHXZ in het menu Bestand. Het dialoogvenster Nieuw wordt weergegeven. 3. Selecteer G%$ 6 ( . 4. Selecteer + HWVFKHP D YDQ HHQ EHVW DDQGH GLUHFW RU\ NRSLsUHQ. 5. Klik op %O DGHUHQ. Het dialoogvenster Directory openen wordt weergegeven.
Uitgave 1 Februari 2003
2-11
Softconsole configureren voor IP-configuraties
6. Selecteer directory.md. U vindt dit bestand in de submap Data van de map van Avaya Softconsole (Program Files>Avaya>Avaya Softconsole>data). In het nieuwe telefoonboek dat u maakt, wordt het schema van het voorbeeldtelefoonboek (directory.md) gebruikt. 7. Klik op Openen. 8. Klik op OK. Het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4) wordt weergegeven. Met dit dialoogvenster kunt u de volgende gegevens opgeven voor de nieuwe directory: ■
De naam van elk veld
■
De grootte van elk veld
■
De indeling van elk veld
■
Het hoofdlettergebruik van elk veld
■
Of het veld kan worden bijgewerkt
■
Of het veld is vereist
■
Of de waarden uit een keuzelijst komen
■
De volgorde van de velden
9. Voer een van de volgende stappen uit: ■
Een veld toevoegen: a. Klik op Toevoegen. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven. b. In het vak Titel kunt u de titel invoeren voor het eerste veld dat u in de directory wilt maken. c. In het vak Lengte kunt u het maximumaantal tekens invoeren dat in dit veld kan worden weergegeven. Het minimumaantal tekens dat een veld kan bevatten, is 1 en het maximum aantal tekens dat een veld kan bevatten, is 65. d. In het vak Indeling kunt u het type teken selecteren dat in dit veld moet worden ingevoerd. e. In het vak Hoofdlettergebruik kunt u het type letter (hoofdletter of kleine letter) selecteren dat in dit veld moet worden ingevoerd. f. Selecteer het selectievakje Bijwerken toestaan bij Geavanceerde instellingen als u dit veld wilt bijwerken. g. Schakel het veld Bijwerken toestaan in bij Geavanceerde instellingen als u wilt dat dit een vereist veld is. h. Als u wilt dat de waarden van dit veld uit een keuzelijst worden geselecteerd, schakelt u het selectievakje Waarden zijn afkomstig uit Picklijst in bij Geavanceerde instellingen. i. Klik op OK. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4).
2-12
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
■
Een bestaand veld wijzigen: a. Selecteer het veld dat u wilt wijzigen en klik vervolgens op Wijzigen. b. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven met daarin de gegevens van het geselecteerde veld. c. Breng uw wijzigingen aan. d. Klik op OK als u klaar bent met het wijzigen van het geselecteerde veld. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4).
10. Herhaal stap 9 voor eventuele andere velden die u wilt toevoegen of wijzigen. 11. Klik op Volgende als u klaar bent met het toevoegen of wijzigen van de telefoonboekvelden. Het dialoogvenster Indexen (stap 2 van 4) wordt weergegeven. In het vak Indexvelden worden de indexvelden voor dit telefoonboek weergegeven. 12. De indexvelden opgeven: a. Selecteer het veld dat u als index wilt gebruiken in het vak Resterende velden en klik vervolgens op Toevoegen. In het vak Indexvelden wordt het geselecteerde veld weergegeven. b. Als u wilt dat het indexveld uniek is, selecteert u het desbetreffende indexveld. Vervolgens selecteert u het selectievakje Uniek. In het geselecteerde indexveld wordt ‘JA’ weergegeven om aan te geven dat het indexveld uniek is. c. Herhaal stap a tot en met d als u andere indexvelden wilt toevoegen. Als u klaar bent, gaat u naar stap 13. 13. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Velden weergeven (stap 3 van 4) wordt weergegeven. In het vak Geselecteerde velden worden de velden weergegeven die worden weergegeven in het venster MasterDirectory. De volgorde van deze velden in de keuzelijst Geselecteerde velden is de volgorde waarin ze zullen worden weergegeven in het venster MasterDirectory. 14. Ga als volgt te werk als u een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven: a. Selecteer het veld dat u in het venster MasterDirectory wilt weergeven en klik vervolgens op Toevoegen. Het geselecteerde veld wordt weergegeven in het vak Indexvelden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven.
Uitgave 1 Februari 2003
2-13
Softconsole configureren voor IP-configuraties
15. De volgorde wijzigen waarin velden worden weergegeven in het venster MasterDirectory: a. Selecteer het veld dat u hoger of lager in de lijst wilt plaatsen in het vak Geselecteerde velden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory een andere locatie wilt geven. 16. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Overige instellingen wordt weergegeven. 17. In het vak Titel directory voert u de titel van de directory in. 18. Een tijdstempelveld maken in dit telefoonboek:. a. Schakel het selectievakje Tijdstempelveld in. b. In het vak Titel voert u de titel van het tijdstempelveld in. (De standaardwaarde is MDTS.) c. In het vak Indeling voert u de tijd- en datumindeling in die u voor MasterDirectory wilt gebruiken. 19. In dit telefoonboek een auto-indexveld met voorvoegsel maken: a. Schakel het selectievakje AutoIndex veld in. b. Geef de titel van het AutoIndex-veld op in het vak Titel. (De standaardwaarde is MDID.) c. Voer in het vak Voorvoegsel het voorvoegsel van het AutoIndex-veld in. 20. Klik op Voltooien. Het dialoogvenster Save New Directory As wordt weergegeven. 21. Typ de bestandsnaam voor het nieuwe telefoonboek en klik vervolgens op Opslaan. OPMERKING: U kunt de MasterDirectory-bestanden op het netwerk installeren, zodat ze kunnen worden gedeeld met andere consoleoperators. Als u de MasterDirectory-bestanden op het netwerk opslaat, is het beter als u ook een lokale kopie van de MasterDirectory-bestanden opslaat op de vaste schijf van elke computer die mogelijk toegang tot deze gegevens nodig heeft. Indien het LAN uit de lucht gaat, kan de gebruiker handmatig overschakelen op de kopie van de databasegegevens, zodat er toch oproepen kunnen worden geplaatst en beantwoord. MasterDirectory maakt het nieuwe telefoonboek met de door u opgegeven bestandsnaam. Het nieuwe telefoonboek wordt geopend. Het nieuwe telefoonboek is leeg, dus er worden geen items weergegeven.
2-14
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
22. Kies Import in het menu Gegevensuitwisseling. Het dialoogvenster Importkaarten wordt weergegeven. 23. Klik op Nieuw. Het dialoogvenster Type importeren (stap 1 van 4) wordt weergegeven. 24. Selecteer ACP Server via IP en klik vervolgens op Volgende. Het dialoogvenster Create Import Map (stap 3 van 4). In het vak Velden vindt u de veldlabels voor het bronbestand (met andere woorden, het bestand van de Avaya-server). In het vak MasterDirectory-velden worden de velden weergegeven die beschikbaar zijn in het venster MasterDirectory. 25. Selecteer Field1 (Veld1) in het vak Velden Field1 bevat de achternaamgegevens van de Avaya-server. 26. Selecteer Achternaam in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u de achternaamgegevens wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 27. Klik op Toewijzen. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan. 28. Selecteer Field2 (Veld2) in het vak Velden Field2 bevat de voornaamgegevens van de Avaya-server. 29. Selecteer Voornaam in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u de voornaamgegevens wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 30. Klik op de Toewijzen-knop. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan. 31. Selecteer Field3 (Veld3) in het vak Velden Field3 bevat het interne telefoonnummer van de Avaya-server. 32. Selecteer Switch Extension Number in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u het van de Avaya-server afkomstige interne telefoonnummer (het toestelnummer) wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 33. Klik op Toewijzen. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan. 34. In het veld Achternaam voornaam scheidingsteken selecteert u het type scheidingsteken dat de Avaya-server gebruikt tussen de velden. U kunt hier komma, spaties, tab of geen kiezen, maar u kunt ook een eigen scheidingsteken typen. OPMERKING: Meestal wordt de komma als scheidingsteken gebruikt.
Uitgave 1 Februari 2003
2-15
Softconsole configureren voor IP-configuraties
35. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Kaart importeren (stap 4 van 4) wordt weergegeven. 36. Klik op Kaart opslaan. Het dialoogvenster Opslaan als wordt weergegeven. 37. Typ een naam voor deze importkaart en klik op Opslaan. 38. Meld u aan bij het LAN van uw bedrijf. 39. Klik op Importeren. Avaya iClarity IP Audio wordt automatisch gestart en er wordt een aanmeldingsvenster weergegeven. U moet u kunnen aanmelden bij de Avaya-server als u gegevens van de server wilt importeren. 40. Typ uw toestel op de server in het vak Toestel. 41. Typ uw wachtwoord in het vak Wachtwoord. 42. Klik op Aanmelden. Zodra u bij de server bent aangemeld, worden de gegevens van het bronbestand dat op de Avaya-server staat, geïmporteerd volgens de instellingen die u voor de importkaart hebt gedefinieerd. Het statusvenster Gegevens importeren wordt weergegeven met daarin de importstatus. Als het importeren is voltooid, wordt er een berichtvenster weergegeven en wordt u bij de server afgemeld. 43. Klik op OK. De gegevens worden weergegeven in het venster MasterDirectory. 44. Klik op Sluiten. 45. Klik op Sluiten. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 46. Klik op Ja. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 47. Klik op OK. Nu u de Avaya-servergegevens naar het telefoonboek hebt geïmporteerd, moet u dit telefoonboek zodanig configureren dat dit bruikbaar is voor Softconsole. 48. Selecteer Instellingen voor MDAccess in het menu Instellingen Het dialoogvenster Instellingen voor MDAccess wordt weergegeven met daarin de tab Algemeen. 49. Selecteer Voornaam in het vak Voornaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de voornaamgegevens bevat.) 50. Selecteer Achternaam in het vak Achternaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de achternaamgegevens bevat.)
2-16
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
51. Selecteer Toestelnummer centrale in het vak Kiezen. Dit is het telefoonboekveld dat het telefoonnummer bevat. Dit is ook het telefoonboekveld dat standaard zal worden gekozen. 52. Selecteer Telefoonnummer centrale in het vak Telefoonnummer centrale. Dit is het interne telefoonnummer (toestelnummer) op de Avaya-server. Dit telefoonnummer wordt gebruikt voor de gebieden BLF en Weergave tweede partij in Softconsole. 53. Selecteer het telefoonboekveld dat het e-mailadres bevat in het vak E-mail. 54. Selecteer het telefoonboekveld dat het veld Opmerkingen bevat in het vak Opmerkingen. 55. Klik op het tabblad Velden weergeven. Het tabblad Velden weergeven wordt weergegeven. In de linkerkeuzelijst worden de velden weergegeven die niet in MDAccess worden weergegeven voor het telefoonboek. In de rechterkeuzelijst worden de velden weergegeven die voor het huidige telefoonboek in Softconsole worden weergegeven. De volgorde van de velden in de rechterlijst bepaalt de volgorde waarin deze velden zullen worden weergegeven in Softconsole. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd na het laatste veld in de rechterkeuzelijst zetten. Het geselecteerde veld wordt weergegeven in Softconsole.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt in Softconsole weergegeven.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde op te geven waarin de velden worden weergegeven in Softconsole.
56. Selecteer een veld dat u in Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 57. Herhaal stap 56 voor elk veld dat u in Softconsole wilt weergeven. 58. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag.
Uitgave 1 Februari 2003
2-17
Softconsole configureren voor IP-configuraties
59. Klik op de tab Detailvelden wanneer u klaar bent. Het tabblad Detailvelden wordt weergegeven. Met dit tabblad kunt u opgeven welke telefoonboekvelden u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven. De door u opgegeven velden worden voor elk telefoonboekitem weergegeven in het weergavegebied voor telefoonboeken van Softconsole. Elk van deze velden is van een eigen snelkiesknop voorzien. Als u velden opgeeft die telefoonnummers bevatten, kunt u die nummers vanuit Softconsole bellen door op de bijbehorende snelkiesknop te klikken. In de linkerkeuzelijst worden de velden weergegeven die niet bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. In de rechterkeuzelijst worden de velden weergegeven die bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. De volgorde van de velden in de rechterkeuzelijst geeft aan in welke volgorde de velden worden weergegeven bij Detailvelden. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd na het laatste veld in de rechterkeuzelijst zetten. Het geselecteerde veld wordt in Softconsole bij Detailvelden weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in het gebied Detailvelden van Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde te bepalen waarin de velden worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
60. Selecteer een veld dat u wilt weergeven in het gebied Detailvelden van Softconsole en klik op Toevoegen. 61. Herhaal stap 60 voor elk veld dat u in het gebied Detailvelden van Softconsole wilt weergeven. 62. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 63. Klik op OK als u klaar bent. 64. Kies Afsluiten in het menu Bestand om MasterDirectory te sluiten.
2-18
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
U hebt nu een telefoonboek dat gebruikers van Softconsole kunnen openen en gebruiken. Op dit punt kunt u het volgende doen: ■
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 2-25.
■
Importeer gegevens uit andere bestanden van uw bedrijf naar de velden in MasterDirectory die niet zijn ingevuld tijdens het downloaden van gegevens van de Avaya-server. Als het telefoonboek bijvoorbeeld een veld E-mail bevat, kunt u een importkaart maken om de e-mailadressen uit een ander bestand te importeren. U kunt deze gegevens vervolgens in het telefoonboek importeren. Zie “Gegevens importeren” en “Een bronbestand importeren” in de Help van MasterDirectory voor meer informatie.
■
Extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren waartoe u gebruikers van Softconsole toegang wilt geven. U kunt als volgt extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren: a. Maak een nieuw MasterDirectory-bestand. Zie “Een nieuw telefoonboek maken” in de on line Help van MasterDirectory. b. Maak importkaarten, zodat u de gegevens uit de diverse bronbestanden kunt importeren. Het aantal en type importkaarten dat u moet maken, hangt af van het aantal bronbestanden dat de gegevens bevat dat u in het nieuwe telefoonboek wilt importeren en de indeling van het bronbestand (het bronbestand kan bijvoorbeeld een LDAP-bestand zijn). Zie “Gegevens importeren” in de on line Help van MasterDirectory. c. Importeer de gegevens in het nieuwe telefoonboek. (Zie “Een bronbestand importeren” in de on line Help van MasterDirectory.) d. Configureer het nieuwe telefoonboek voor gebruik met Softconsole. Zie “De velden in MDAccess instellen”, “De weergegeven velden in MDAccess instellen” en “De weergegeven detailvelden in MDAccess instellen” in de on line Help van MasterDirectory voor meer informatie.
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 2-25 wanneer u klaar bent met het maken, samenstellen en configureren van telefoonboeken.
Uitgave 1 Februari 2003
2-19
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Een LDAP-weergave maken Voer de stappen in deze procedure uit als u een LDAP-weergave wilt maken waarvan Softconsole gebruik kan maken. Nadat de LDAP-weergave is gemaakt, configureert u deze voor gebruik met Softconsole. Softconsole biedt ondersteuning voor LDAP-servers van Microsoft Active Directory en Netscape. Een LDAP-weergave maken: 1. Start MasterDirectory door een van de volgende stappen uit te voeren: ■
Dubbelklik op het pictogram MasterDirectory op het bureaublad.
■
Klik op Start en kies achtereenvolgens 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! 0 DVW HU' LUHFW RU\ .
Het venster MasterDirectory wordt weergegeven. 2. Kies 1 LHXZ in het menu Bestand. Het dialoogvenster Nieuw wordt weergegeven. 3. Klik op / ' $ 3 Z HHUJDYH. 4. Klik op ( HQ QLHXZ H / ' $ 3 Z HHUJDYH P DNHQ. (Als u al een bestaande LDAP-weergave hebt, kunt u op ( HQ EHVW DDQGH / ' $ 3 Z HHUJDYH NRSLsUHQ klikken om een nieuwe LDAP-weergave te maken op basis van de bestaande.) 5. Klik op 2 . . Het dialoogvenster LDAP-instellingen (stap 1 van 4) wordt weergegeven. 6. Typ de naam van de LDAP-weergave die u aan het maken bent in het vak Titel directory. 7. Selecteer het soort LDAP-server in het vak LDAP-leverancier. 8. Typ de naam van de computer of het IP-adres van de LDAP-server (bijvoorbeeld ldapbestand.uwbedrijf.nl) in het vak Hostnaam. 9. Typ het poortnummer van de LDAP-server in het vak Poort. 10. Typ zo nodig uw gebruikersnaam voor de LDAP-server in het vak Gebruiker. 11. Typ zo nodig uw wachtwoord voor de LDAP-server in het vak Wachtwoord. 12. Typ de hoofdmap van de LDAP-structuur in het vak Basis (bijvoorbeeld, o=uwbedrijf.nl). 13. Typ de maximale hoeveelheid tijd die u aan zoeken wilt besteden in het vak Time-out voor zoeken. 14. Typ het maximale aantal records die u naar aanleiding van een zoekactie wilt laten retourneren in het vak Maximum aantal records. Met deze waarde stelt u ook het aantal records in dat wordt weergegeven wanneer u een LDAP-weergave opent. 15. Klik op 9RO JHQGH. Het dialoogvenster LDAP-kenmerkselectie (veld) (stap 2 van 4) wordt weergegeven.
2-20
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
16. Gebruik de knop Bladeren om de plaats in de LDAP-structuur te kiezen van waaruit u met het weergeven van items wilt beginnen (met andere woorden, het ‘startknooppunt’). 17. Selecteer de objectklasse die u wilt gebruiken in het vak Objectklasse. 18. Klik in het vak Optionele kenmerken op de kenmerken die u in de LDAP-weergave wilt weergeven. 19. Geef in het vak Filter een filter op om het aantal items te beperken dat uit de LDAP-gegevensopslag wordt opgehaald. OPMERKING: Het filter is een optionele instelling. 20. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Directorystructuur (stap 3 van 4) wordt weergegeven. Met dit dialoogvenster kunt u de volgende gegevens voor de LDAP-weergave wijzigen: ■
De naam van elk veld
■
De grootte van elk veld
■
De volgorde van de velden
21. Een bestaand veld wijzigen: a. Selecteer het veld dat u wilt wijzigen en klik vervolgens op Wijzigen. b. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven met daarin de gegevens van het geselecteerde veld. c. Breng uw wijzigingen aan. d. Klik op OK als u klaar bent met het wijzigen van het geselecteerde veld. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4). e. Herhaal stap a tot en met d voor eventuele andere velden die u wilt wijzigen. 22. Als u de volgorde van de velden wilt wijzigen, moet u het veld selecteren dat u wilt verplaatsen. Klik vervolgens op Omhoog of Omlaag om het veld in de gewenste positie te plaatsen. Herhaal deze stap voor eventuele andere velden die u wilt verplaatsen. 23. Klik op Volgende als u klaar bent met het wijzigen en verplaatsen van de telefoonboekvelden. Het dialoogvenster Velden weergeven (stap 4 van 4) verschijnt. Het vak Geselecteerde velden bevat de velden die worden weergegeven in het venster MasterDirectory. De volgorde van deze velden in de keuzelijst Geselecteerde velden is de volgorde waarin ze in het venster MasterDirectory zullen worden weergegeven.
Uitgave 1 Februari 2003
2-21
Softconsole configureren voor IP-configuraties
24. Ga als volgt te werk als u een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven: a. Selecteer het veld dat u in het venster MasterDirectory wilt weergeven en klik vervolgens op Toevoegen. Het geselecteerde veld wordt weergegeven in het vak Indexvelden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven. 25. De volgorde wijzigen waarin velden in het venster MasterDirectory worden weergegeven: a. Selecteer het veld dat u hoger of lager in de lijst wilt plaatsen in het vak Geselecteerde velden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory een andere locatie wilt geven. 26. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Nieuwe directory opslaan als. 27. Typ de bestandsnaam voor het nieuwe telefoonboek en klik vervolgens op Opslaan. Na een korte vertraging wordt het nieuwe telefoonboek geopend, met daarin de velden die u in het dialoogvenster Weergavevelden (stap 4 van 4) hebt geselecteerd. Nu u de LDAP-weergave hebt gemaakt, moet u het telefoonboek voor gebruik in Softconsole configureren. 28. Zoek een record in de LDAP-weergave. Er moet in de LDAP-weergave minstens één record worden weergegeven. De LDAP-record wordt weergegeven. 29. Selecteer Instellingen voor MDAccess in het menu Instellingen Het dialoogvenster Instellingen voor MDAccess wordt weergegeven met daarin de tab Algemeen. 30. Selecteer Voornaam in het vak Voornaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de voornaamgegevens bevat.) 31. Selecteer Achternaam in het vak Achternaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de achternaamgegevens bevat.) 32. Selecteer in het vak Kiezen het telefoonboekveld dat het telefoonnummer bevat dat u wilt bellen wanneer u dubbelklikt op een telefoonboekitem of wanneer u in Softconsole op ENTER drukt. 33. Selecteer in het vak Telefoonnummer centrale het telefoonboekveld dat het interne telefoonnummer bevat (het toestelnummer) op de Avaya-server. Dit telefoonnummer wordt gebruikt voor de gebieden BLF en Weergave tweede partij in Softconsole.
2-22
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
34. Selecteer het telefoonboekveld dat het e-mailadres bevat in het vak E-mail. 35. Selecteer het telefoonboekveld dat het veld Opmerkingen bevat in het vak Opmerkingen. 36. Klik op de tab Velden weergeven. Het tabblad Velden weergeven verschijnt. De linkerkeuzelijst bevat de velden die niet in MDAccess worden weergegeven voor het telefoonboek. De rechterkeuzelijst bevat de velden die voor het huidige telefoonboek worden weergegevenin Softconsole. De volgorde van de velden in de rechterlijst bepaalt de volgorde waarin deze velden zullen worden weergegeven in Softconsole. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd na het laatste veld in de rechterkeuzelijst zetten. Het geselecteerde veld wordt in Softconsole weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt in Softconsole weergegeven.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde te bepalen waarin de velden in Softconsole worden weergegeven.
37. Selecteer een veld dat u wilt weergeven in Softconsole en klik op Toevoegen. 38. Herhaal stap 37 voor elk veld dat u in Softconsole wilt weergeven. 39. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 40. Klik op de tab Detailvelden wanneer u klaar bent. Het tabblad Detailvelden wordt weergegeven. Met dit tabblad kunt u opgeven welke telefoonboekvelden u wilt weergeven bij Detailvelden in Softconsole. De door u opgegeven velden worden voor elk telefoonboekitem weergegeven in het weergavegebied voor telefoonboeken van Softconsole. Elk van deze velden is van een eigen snelkiesknop voorzien. Als u velden opgeeft die telefoonnummers bevatten, kunt u die nummers vanuit Softconsole bellen door op de bijbehorende snelkiesknop te klikken. In de linkerkeuzelijst worden de velden weergegeven die niet bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn.
Uitgave 1 Februari 2003
2-23
Softconsole configureren voor IP-configuraties
In de rechterkeuzelijst worden de velden weergegeven die bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. De volgorde van de velden in de rechterkeuzelijst bepaalt in welke volgorde de velden worden weergegeven bij Detailvelden. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd na het laatste veld in de rechterkeuzelijst zetten. Het geselecteerde veld wordt in Softconsole bij Detailvelden weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in het gebied Detailvelden van Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde op te geven waarin de velden worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
41. Selecteer een veld dat u in het gebied Detailvelden van Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 42. Herhaal stap 41 voor elk veld dat u wilt weergeven in het gebied Detailvelden van Softconsole. 43. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 44. Klik zodra u gereed bent op Toepassen en klik vervolgens op OK. 45. Kies Afsluiten in het menu Bestand om MasterDirectory te sluiten. U hebt nu een LDAP-weergave die gebruikers van Softconsole kunnen openen en gebruiken. Op dit punt kunt u het volgende doen: ■
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 2-25.
■
Extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren waartoe u gebruikers van Softconsole toegang wilt geven.
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 2-25 wanneer u klaar bent met het maken, samenstellen en configureren van telefoonboeken.
2-24
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole Als beheerder van Softconsole moet u de telefoonboeken definiëren en onderhouden die attendants kunnen raadplegen via Softconsole. Controleer of de benodigde telefoonboeken zijn gemaakt voordat u deze procedure start. Zie “Voordat u begint” voor meer informatie. 1. Start de configuratiewizard op een van de volgende manieren: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
2. Typ uw wachtwoord en klik vervolgens op : L] DUGP RGXV. Het venster Start wordt weergegeven. 3. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Opties wordt weergegeven. 4. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serververbinding wordt weergegeven. 5. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serverdownload wordt weergegeven. 6. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Trunks wordt weergegeven. 7. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serverfuncties wordt weergegeven. 8. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Groep honderdtallen wordt weergegeven. 9. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Telefoonboeken wordt weergegeven. 10. Klik op 7RHYRHJHQ. Het dialoogvenster Telefoonboek toevoegen wordt weergegeven. 11. Klik in het dialoogvenster Telefoonboek toevoegen op %O DGHUHQ om het telefoonboek te zoeken dat u beschikbaar wilt stellen in Softconsole. 12. Selecteer een telefoonboek in de lijst in het dialoogvenster Telefoonboek zoeken en klik op 2 SHQHQ. 13. Typ in het vak Telefoonboeknaam een unieke naam voor dit telefoonboek.
Uitgave 1 Februari 2003
2-25
Softconsole configureren voor IP-configuraties
14. Definieer in het vak Sneltoets een toetsenbordcombinatie voor het selecteren van dit telefoonboek. Deze stap is niet verplicht. OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT of van functietoetsen (bijvoorbeeld F1). 15. Schakel het selectievakje Standaardtelefoonboek in om het opgegeven telefoonboek als het standaardtelefoonboek te identificeren. OPMERKING: Geef een standaardtelefoonboek op. Softconsole gebruikt het door u geselecteerde telefoonboek als standaardtelefoonboek voor — het identificeren van de partijen die bij de oproep zijn betrokken en het weergeven van de bijbehorende gegevens bij Weergave tweede partij van het Softconsole-venster — het identificeren van de gebruikersnaam die hoort bij de bezet-lampjesvelden in het Softconsole-venster Als u geen standaardtelefoonboek opgeeft, worden deze gegevens niet verstrekt. U kunt maar één standaardtelefoonboek opgeven. 16. Klik op OK. 17. Herhaal stap 10 tot en met 16 als u nog een telefoonboek wilt toevoegen. 18. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u gegevens voor een specifiek telefoonboek wilt wijzigen, selecteert u het juiste telefoonboek, klikt u op Wijzigen en wijzigt u de gegevens die voor het geselecteerde telefoonboek worden weergegeven.
■
Als u de volgorde wilt wijzigen waarin de telefoonboeken worden weergegeven in het Softconsole-venster, selecteert u het telefoonboek dat u hoger of lager in de volgorde wilt plaatsen en klikt u op de pijlen Omhoog of Omlaag. De telefoonboeken worden in het Softconsole-venster weergegeven in de volgorde waarmee ze momenteel worden weergegeven in het telefoonboekvenster (met andere woorden, het telefoonboek dat boven aan de lijst staat, wordt in het Softconsole-venster boven aan de lijst weergegeven, en het telefoonboek dat onder aan de lijst staat, wordt in het Softconsole-venster onder aan de lijst weergegeven, zelfs als dat telefoonboek het standaardtelefoonboek is). OPMERKING: Het standaardtelefoonboek wordt alleen boven aan de lijst in het Softconsole-venster weergegeven als u het in het telefoonboekvenster boven aan de lijst plaatst.
19. Wanneer u klaar bent met het telefoonboekvenster, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren’’ op pagina 2-27.
2-26
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren In het venster Attendants kunt u opgeven wie er gebruik mag maken van Softconsole Operations. Daarnaast kunt u aangeven voor welke telefoonboeken een gebruiker items kan toevoegen, bewerken en verwijderen. OPMERKING: Als u een gebruiker geen toestemming geeft voor het toevoegen, wijzigen en verwijderen van gegevens in telefoonboeken, kan de gebruiker de gegevens in telefoonboeken alleen bekijken. 1. Voer een van de volgende stappen uit in het gebied met aanmeldingsinstellingen van het Attendants-venster: ■
Klik op 3 URILHOppQ$ W W HQGDQWJHEUXLNHUen ga door naar stap 9 als maar één attendant Softconsole gaat gebruiken.
■
Als Softconsole door meerdere gebruikers gebruikt gaat worden: a. Klik op Profielen meerdere Attendant-gebruikers. b. Schakel het selectievakje Attendant-gebruikerswachtwoord vereist in als u wilt dat elke attendant een wachtwoord invoert bij het openen van Softconsole.
2. Klik op Gebruiker toevoegen. Het dialoogvenster Attendant-gebruiker toevoegen wordt weergegeven. 3. Typ een gebruikersnaam in het vak Attendant-gebruikersnaam. 4. Typ het wachtwoord van de gebruiker in het vak Attendant-gebruikerswachtwoord. 5. Typ het wachtwoord van de gebruiker opnieuw in het vak Attendant-gebruikerswachtwoord bevestigen. 6. Klik op OK. De gebruiker wordt weergegeven in het vak Attendant-gebruikerslijst. 7. Herhaal stap 2 tot en met 6 als u nog meer gebruikers wilt toevoegen. Als u klaar bent met het toevoegen van gebruikers, gaat u naar stap 8. 8. Selecteer een gebruiker in het vak Attendant-gebruikerslijst. 9. Klik op Telefoonboek toevoegen. Het dialoogvenster Telefoonboek(en) toevoegen die mogen worden gewijzigd wordt weergegeven met daarin de telefoonboeken waartoe de geselecteerde attendant nog geen toegang heeft. OPMERKING: In het dialoogvenster Telefoonboek(en) toevoegen die mogen worden gewijzigd worden geen LDAP-weergaven getoond.
Uitgave 1 Februari 2003
2-27
Softconsole configureren voor IP-configuraties
10. Selecteer de telefoonboeken die de geselecteerde attendant in de toekomst mag wijzigen. OPMERKING: U kunt de gegevens in een LDAP-weergave niet wijzigen. 11. Klik op OK. De geselecteerde telefoonboeken worden weergegeven in de keuzelijst Telefoonboeken die mogen worden gewijzigd. 12. Herhaal stap 8 tot en met 11 als er meerdere attendant-gebruikers zijn. 13. Klik op Volgende wanneer u klaar bent met het toewijzen van gebruikersmachtigingen voor het wijzigen van telefoonboeken. Het Softconsole-venster wordt weergegeven. 14. Klik op Volgende. Het venster Voltooien wordt weergegeven. 15. Klik op Voltooien om de ingevoerde configuratiegegevens te bevestigen. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 16. Klik op OK. 17. Ga naar ‘‘Stap 13: de configuratie testen’’ op pagina 2-28.
Stap 13: de configuratie testen U moet de configuratie testen voordat attendants oproepen mogen gaan afhandelen met Softconsole. Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van Softconsole Operations, meld u aan bij de Avaya-server en plaats een testoproep. (Zie de on line Help bij Softconsole Operations.) De eerste configuratie van Softconsole is hiermee voltooid.
2-28
Uitgave 1 Februari 2003
De Softconsole-configuratie onderhouden
De Softconsole-configuratie onderhouden Configuratiegegevens kunt u bijwerken door Configuration Manager te openen en de wizardmodus of de tabbladmodus te kiezen. In de tabbladmodus kunt u opties selecteren op de tabbladen in het venster van Configuration Manager. Voer vervolgens de gewenste procedure uit een van de vorige secties uit om een bepaalde configuratie-instelling te wijzigen. OPMERKING: Als u het type connectiviteit wilt wijzigen dat is opgegeven tijdens de eerste configuratie (bijvoorbeeld omdat u nu via IP in plaats van DCP communiceert met de Avaya-server), meldt u zich aan bij Configuration Manager volgens de instructies eerder in dit hoofdstuk. Selecteer Wizardmodus in het startvenster en pas de configuratie van Softconsole aan voor het nieuwe type connectiviteit. Daarnaast kunt u met de procedures in de volgende secties deze onderhoudsactiviteiten uitvoeren: ■
Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen.
■
De installatie van Softconsole ongedaan maken.
! WAARSCHUWING: Wanneer een attendant zich afmeldt of Softconsole voor het eerst afsluit, wordt het profiel van die persoon in Softconsole opgeslagen. Dit profiel bevat definities voor de werkbalkinstellingen en posities in Softconsole. De volgende keer dat de gebruiker Softconsole start, worden de opgeslagen werkbalkinstellingen en posities weergegeven. Alle profielen worden weer op de standaardinstellingen teruggezet als u een functieknop, weergaveknop, trunkgroepknop of knop voor een groep met honderdtallen wijzigt. Hetzelfde gebeurt wanneer u overschakelt tussen één en meerdere gebruikers en vervolgens op Toepassen klikt.
Uitgave 1 Februari 2003
2-29
Softconsole configureren voor IP-configuraties
Onderhoudsrichtlijnen Voor een efficiënte werking van Softconsole is het essentieel dat de volgende zaken goed zijn ingesteld: ■
Bevoegde gebruikers – Als nieuwe gebruikers toegang moeten hebben tot Softconsole of als gebruikers de organisatie verlaten, moet u de definitie aanpassen van de lijst met attendant-gebruikers.
■
Huidige configuratie van de Avaya-server – Als u bijvoorbeeld toetsfuncties wijzigt in de Avaya-server, moet u de wijzigingen ook doorvoeren in Softconsole. Vergeet niet de pagina’s met beheergegevens van de hardware attendant-console bij te werken en deze gegevens bij de hand te hebben wanneer u de configuratie van Softconsole gaat aanpassen.
■
Beheerde telefoonboeken – Als u telefoonboeken van Softconsole toevoegt, moet u niet vergeten deze telefoonboeken in te stellen in het venster Telefoonboekconfiguratie.
Aanmelden bij Configuration Manager 1. Voer een van de volgende stappen uit: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
2. Typ het wachtwoord voor Configuration Manager in het aanmeldingsvenster van het Configuration Manager van Softconsole. 3. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard wilt starten, klikt u op : L] DUGP RGXV.
■
Als u in de tabbladmodus wilt werken, klikt u op 2 . .
Het venster Start wordt weergegeven.
2-30
Uitgave 1 Februari 2003
De Softconsole-configuratie onderhouden
Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen Het wachtwoord is noodzakelijk om toegang te krijgen tot Softconsole Configuration Manager. Als u een wachtwoord hebt opgegeven tijdens de eerste configuratie, kunt u dat wachtwoord achteraf wijzigen. 1. Gebruik de bovenstaande instructies om u aan te melden bij Configuration Manager. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard gebruikt, klikt u nu op Volgende om het dialoogvenster Opties te openen.
■
Klik op het tabblad Opties als u de tabbladmodus gebruikt.
3. Typ het nieuwe wachtwoord in het vak Wachtwoord. 4. Typ het wachtwoord ter controle in het vak Bevestig het wachtwoord. 5. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard gebruikt, klikt u nu op Volgende om de configuratiewizard te voltooien.
■
Als u in de tabbladmodus werkt, kunt u een van de volgende dingen doen: — Klik op Toepassen om het nieuwe wachtwoord op te slaan. U kunt nu een ander tabblad selecteren om wijzigingen aan te brengen in een ander onderdeel van de configuratie. — Klik op OK om het nieuwe wachtwoord op te slaan en Configuration Manager af te sluiten.
Uitgave 1 Februari 2003
2-31
Softconsole configureren voor IP-configuraties
De software verwijderen Voer de volgende stappen uit om Softconsole te verwijderen: 1. Sluit Softconsole af. 2. Wijs 3 URJUDP P DV aan in het menu Start. 3. Selecteer de map met Softconsole. (Standaard is dit de map $ YD\ D>$ YD\ D 6 RIW FRQVROH.) 4. Selecteer 8 QLQVW DO OHU$ YD\ D 6 RIW FRQVRO H. Het dialoogvenster Perform Uninstall wordt weergegeven. 5. Klik op 9RO W RRLHQ om de software te verwijderen.
2-32
Uitgave 1 Februari 2003
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
3
Inleiding In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u uitvoert tijdens de eerste configuratie voor DCP, evenals de procedures voor het onderhouden van de Softconsole-configuratie.
Introductie Nadat u de software van Softconsole hebt geïnstalleerd, moet u de toepassing configureren. (Als u probeert Softconsole te gebruiken voordat u het programma hebt geconfigureerd, wordt een foutbericht weergegeven.) Softconsole wordt geleverd met een configuratiewizard waarmee u de instellingen van Softconsole snel en eenvoudig kunt opgeven. OPMERKING: Het configuratieproces kan sneller worden uitgevoerd als Softconsole al is geïdentificeerd als een attendant-console in de Avaya-server (zie hoofdstuk 1) en als u afdrukken hebt gemaakt van de pagina’s met beheergegevens van de hardware attendant-console, zodat u deze als naslag kunt gebruiken. Controleer eveneens of de hardware voldoet aan alle vereisten (zie hoofdstuk 1). Configuratiegegevens kunt u bijwerken door de Configuration Manager te openen en de wizardmodus of de tabbladmodus te kiezen. In de tabbladmodus kunt u opties selecteren op de tabbladen in het venster van de Configuration Manager om zo wijzigingen aan te brengen in specifieke aspecten van de Softconsole-configuratie.
Uitgave 1 Februari 2003
3 -1
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
Controlelijst voor eerste configuratie De eerste configuratie omvat de volgende taken: OPMERKING: Als u overstapt van DEFINITY PC Console, moet u de functies van Softconsole instellen zoals bij een nieuwe installatie. Geprogrammeerde gegevens voor PC Console zijn niet opgeslagen bij het verwijderen van de toepassing om deze te vervangen door Softconsole. 1. Start de wizard Configuration Manager. 2. Stel het wachtwoord in voor Configuration Manager. 3. Stel de taal in die in Configuration Manager, Softconsole en MasterDirectory zal worden gebruikt. 4. Geef DCP-connectiviteit op voor de Avaya-server. 5. Download de configuratie voor de Avaya-server. 6. Controleer de trunkconfiguratie. 7. Controleer de toewijzingen van functie- en weergaveknoppen. 8. Configureer groepen met honderdtallen. 9. Configureer de weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole. 10. Gebruik MasterDirectory voor het maken, vullen en configureren van de telefoonboeken waartoe de gebruikers van Softconsole toegang hebben. MasterDirectory is een toepassing die tegelijkertijd met Softconsole is geïnstalleerd. Met deze toepassing kunt u telefoonboeken maken die informatie bevatten over de mensen op uw locatie en op externe locaties, en over overige contactpersonen. 11. Gebruik de wizard Configuration Manager om de telefoonboeken voor Softconsole te configureren. 12. Geef attendants op en stel de toegang in die deze hebben tot telefoonboeken. 13. Test de configuratie. Tijdens het downloaden van de configuratiegegevens naar Softconsole, kunnen geen oproepen worden geaccepteerd.
3-2
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 1: de wizard Configuration Manager starten 1. Start de configuratiewizard op een van de volgende manieren: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het venster Start wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het venster Start wordt weergegeven.
2. Klik op 9RO JHQGH en ga naar ‘‘Stap 3: het wachtwoord voor Configuration Manager instellen’’ op pagina 3-3.
Stap 2: de taal instellen 1. Selecteer de taal die wordt gebruikt in Softconsole, Configuration Manager en MasterDirectory in de vervolgkeuzelijst in het taalkeuzegebied van het optievenster van het Configuration Manager van Avaya Softconsole. OPMERKING: De nieuwe taalinstellingen worden pas van kracht nadat u de toepassingen hebt afgesloten en deze vervolgens opnieuw hebt gestart. 2. Ga naar ‘‘Stap 3: het wachtwoord voor Configuration Manager instellen’’ op pagina 3-3.
Stap 3: het wachtwoord voor Configuration Manager instellen 1. Ga naar het venster Opties van het de Configuration Manager van Softconsole en typ uw beheerderswachtwoord in het vak Wachtwoord. 2. Typ het wachtwoord ter controle in het vak Bevestig het wachtwoord. Het wachtwoord dat u hier gebruikt, hebt u steeds nodig wanneer u wijzigingen wilt aanbrengen in de configuratie van Softconsole. 3. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven’’ op pagina 3-4.
Uitgave 1 Februari 2003
3 -3
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
Stap 4: de connectiviteit voor de Avaya-server opgeven In het venster Serververbinding kunt u aangeven of Softconsole een DCP- of IP-verbinding gebruikt voor communicatie met de Avaya-server. Deze twee soorten connectiviteit worden beschreven in bijlage B. 1. Klik in het venster Serververbinding op DCP-verbinding. 2. Selecteer de gewenste optie bij Telefooninstellingen: ■
■
µ-law (standaardinstelling) – hierdoor kunnen spraaksignalen worden gedigitaliseerd volgens de algemeen geaccepteerde Mu-Law-standaarden. A-law – hierdoor kunnen spraaksignalen worden gedigitaliseerd volgens de A-Law-standaarden.
3. Controleer of de kabel van de EIA-232-D-connector is aangesloten op de computer en de DCP-telefoon. 4. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u weet op welke COM-poort de DCP-telefoon is aangesloten, selecteert u dat poortnummer (bijvoorbeeld COM 1) in de vervolgkeuzelijst COM-poort invoeren bij COM-poort automatisch detecteren. De COM-poort is de poort op de achterkant van de Softconsole-computer waarop de DCP-telefoon fysiek is aangesloten.
■
Als u het nummer van de COM-poort niet weet, klikt u op Detectie starten om het poortnummer automatisch vast te stellen.
5. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden’’ op pagina 3-5.
3-4
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 5: de configuratie voor de Avaya-server downloaden In het venster Server Download kunt u de toewijzingen van functieknoppen importeren die zijn geprogrammeerd voor de Avaya-server. Het importeren van deze gegevens in Softconsole heeft als voordeel dat de configuratie sneller verloopt. OPMERKING: Als dit station knoppen heeft die geen onderdeel zijn van de knopfunctie Weergeven, kan door de downloadprocedure vanaf de Avaya-server een functieknop worden geactiveerd (bijvoorbeeld de functieknop Trunk Control). Het is ook mogelijk dat functieknoppen hierdoor geen waarde toegewezen krijgen en dat de console in een onbekende status terecht komt. Daarnaast worden niet alle functieknoppen van de server gedownload. U moet deze knoppen handmatig configureren via de Configuration Manager. De configuratie voor de Avaya-server downloaden: 1. Controleer of de Softconsole-computer via een seriële kabel is aangesloten op de DCP-telefoon en of de telefoon spanning heeft. 2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Toetsnummer weergeven het nummer van de functieknop waaraan de functie btn-view (toetsweergave) is toegewezen in de Avaya-server. 3. Klik op Downloaden starten om de configuratiegegevens van de Avaya-server te downloaden. De status van dit proces wordt weergegeven in het vak Downloadstatus. In het vak Downloaden wordt Automatische detectie beëindigd weergegeven zodra de download voltooid is. 4. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 6: de trunkconfiguratie controleren’’ op pagina 3-6 zodra de download is voltooid. OPMERKING: Gegevens van trunks en groepen honderdtallen voor dit station worden niet automatisch gedownload met deze procedure. Instructies voor het handmatig invoeren van deze gegevens vindt u in de volgende secties. Het is raadzaam eerst een afdruk te maken van de pagina’s met beheergegevens van de hardware attendant-console van de Avaya-server voordat u de volgende stappen gaat uitvoeren.
Uitgave 1 Februari 2003
3 -5
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
Stap 6: de trunkconfiguratie controleren Het venster Trunks bevat de gegevens die zijn geïmporteerd uit de download van de Avaya-server. U kunt knoppen voor trunks toevoegen, wijzigen of verwijderen en “sneltoetsen” definiëren (toetsenbordcombinaties) voor de geconfigureerde trunkknoppen. Deze knoppen hebben dezelfde functie als selectieknoppen voor trunkgroepen op een hardware attendant-console. Met behulp van de knoppen kan de attendant een groep met uitgaande trunks selecteren. De knoppen kunnen ook worden gebruikt voor het werken met de functies Toegang tot selectieve oproepen en Toegang tot luidsprekeroproepen. Zie pagina 2 met beheergegevens van de hardware attendant-console terwijl u de gegevens in het venster Trunks controleert. De trunkgroepknoppen moeten in Softconsole worden geconfigureerd zoals ze voorkomen op de pagina’s met beheergegevens. Een selectieknop toevoegen voor een trunkgroep: 1. Klik op Toevoegen en voer het nummer, het label en de beschrijving van de trunkgroepknop in. OPMERKING: Deze gegevens zijn vereist. Labels bevatten meestal de locatie van een bepaalde trunkgroep (bijvoorbeeld “Amsterdam,” “Parijs” of “Berlijn”) en mogen maximaal tien tekens lang zijn. 2. Schakel het selectievakje Alleen menu uit om op te geven dat deze trunkgroep in Softconsole als knop en als optie beschikbaar moet zijn. OPMERKING: U kunt de volgorde wijzigen van de trunkgroepknoppen op een werkbalk en knoppen verplaatsen tussen werkbalken. Selecteer hiervoor de gewenste knop en klik op de gewenste pijlknop. 3. Als u een toetsenbordcombinatie wilt opgeven voor het kiezen van een trunkgroepknop, geeft u de combinatie op in het vak Sneltoets. OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT, functietoetsen (bijvoorbeeld F1) of toetsen van het numerieke toetsenblok. 4. Klik op OK als u klaar bent met het invoeren van gegevens voor een knop. De gegevens voor de knop worden weergegeven. De volgorde van de trunkgroepen geeft de volgorde aan waarin de trunkgroepen worden weergegeven in de werkbalk Trunk.
3-6
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Als u de gegevens voor een trunkknop wilt wijzigen, selecteert u de knop en klikt u op Wijzigen. Breng vervolgens de gewenste wijzigingen aan. Als u een trunkknop wilt verwijderen, selecteert u deze knop en klikt u op Verwijderen. Wanneer u klaar bent met het configureren van trunkknoppen, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren’’ op pagina 3-7.
Stap 7: de toewijzing van functie- en weergaveknoppen controleren Het venster Serverfuncties bevat de functie- en weergaveknoppen die zijn geïmporteerd uit de Avaya-server. U kunt knoppen toevoegen, wijzigen of verwijderen en “sneltoetsen” definiëren (toetsenbordcombinaties) voor de knoppen. Functieknoppen worden weergegeven op een werkbalk in het Softconsole-venster en hebben dezelfde functie als functietoetsen op de telefoon van een attendant-console. Met de knop Geïntegreerd telefoonboek opent u bijvoorbeeld de functie Geïntegreerd telefoonboek op de Avaya-server. OPMERKING: De volgende functieknoppen zijn vereist in elke configuratie van Softconsole: split, hold, forced-rel, night-serv en pos-busy. U kunt deze knoppen beter niet verwijderen. (Als u deze knoppen verwijdert, kan de attendant de normale consolebewerkingen niet uitvoeren vanuit Softconsole.) Met weergaveknoppen activeert u een bepaalde weergavefunctie. De attendant klikt op een weergaveknop om de bijbehorende taak uit te voeren. Met de weergaveknop Volgende wordt bijvoorbeeld het volgende item in een weergegeven lijst geactiveerd. OPMERKING: De weergaveknop Normal is vereist in elke configuratie van Softconsole. De knop Next is ook vereist voor DCP-configuraties waarvoor de functie Geïntegreerd telefoonboek is ingeschakeld. Zie “Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren”. Elke knop krijgt een label (een naam van 8 tekens die wordt weergegeven in het venster van Softconsole) en een beschrijving van de knopfunctie (die wordt weergegeven als knopinfo en in menu’s).
Uitgave 1 Februari 2003
3 -7
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
U kunt een functie- of weergaveknop toevoegen door op Toevoegen te klikken en de gegevens voor de nieuwe knop in te voeren. Voor elke knop moet u het type, het nummer, de functienaam, de labeltekst (maximaal acht tekens) en de beschrijving opgeven. In de kolom Sneltoets kunt u een toetsenbordcombinatie voor de knop definiëren. OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT, functietoetsen (bijvoorbeeld F1) of toetsen van het numerieke toetsenblok. Voeg geen functieknop voor de functies Inspect of Timer toe aan een werkbalk. U kunt de volgorde wijzigen van functie- of weergaveknoppen op een werkbalk en knoppen verplaatsen tussen werkbalken. ■
Als u de volgorde van de knoppen wilt wijzigen op een werkbalk (of een knop naar een andere werkbalk wilt verplaatsen), selecteert u de knop en klikt u op de juiste pijlknop.
■
Als u een knop niet wilt weergeven op een werkbalk, geeft u “Ja” op in de kolom Alleen menu.
Als u de gegevens voor een functie- of weergaveknop wilt wijzigen , selecteert u de knop en klikt u op Wijzigen. Geef vervolgens uw wijzigingen op. Als u een knop wilt verwijderen, selecteert u de knop en klikt u op Verwijderen. Wanneer u klaar bent met het configureren van deze knoppen, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 8: groepen honderdtallen configureren’’ op pagina 3-9.
3-8
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 8: groepen honderdtallen configureren Zie pagina 2 met beheergegevens van de hardware attendant-console terwijl u de gegevens in het venster Groepen honderdtallen invult. U moet de groepen honderdtallen invoeren in de volgorde waarin ze worden weergegeven op de pagina met beheergegevens van de hardware attendant-console. Elke knop voor een groep honderdtallen komt overeen met 100 bezet-lampjesvelden in het Softconsole-venster. Het nummer dat u aan elke knop toewijst, moet in ieder geval het eerste cijfer (of groep cijfers) bevatten voor de bijbehorende toestelnummers. Elk nummer kan maximaal drie tekens bevatten. ■
Als in het kiesschema toestelnummers van drie cijfers worden gebruikt, is er ruimte voor maximaal 1000 toestelnummers — 000 tot en met 999. In dat geval zou u maximaal 10 knoppen voor groepen honderdtallen kunnen definiëren op de Avaya-server en deze toewijzingen vervolgens hier dupliceren. De eerste knop is dan gekoppeld aan de toestelnummers 000 tot en met 099, de tweede knop aan 100 tot en met 199, enzovoort. De toestelnummers zelf krijgen automatisch een label binnen het raster dat de attendant te zien krijgt (000 tot en met 099, en 100 tot en met 199). De bijbehorende knop voor groepen met honderdtallen krijgt een label met daarin het prefix van de groep — in dit voorbeeld 0 en 1.
■
Als in het kiesschema toestelnummers van vijf cijfers worden gebruikt, en u 500 toestelnummers heeft — bijvoorbeeld 10000 tot en met 10499 — moet u vijf knoppen voor groepen honderdtallen toewijzen. De eerste knop is dan gekoppeld aan de toestelnummers 10000 tot en met 10099, de tweede knop aan 10100 tot en met 10199, enzovoort. De toestelnummers zelf krijgen automatisch een label binnen het raster dat de attendant te zien krijgt. De bijbehorende knop voor groepen met honderdtallen krijgt een label met daarin het prefix van de groep — in dit voorbeeld 100 of 101.
De gegevens die u in het labelveld voor elke knop voor een groep met honderdtallen invoert, is alleen voor het gemak van de attendant. Deze gegevens worden niet gebruikt door de server. De gegevens worden weergegeven op het tabblad voor het BLF-veld in Softconsole. Wanneer u de groepen met honderdtallen hebt ingevoerd, doet u het volgende: 1. Klik op Volgende. Het venster Telefoonboeken wordt weergegeven. OPMERKING: Op dit ogenblik gaat u deze gegevens nog niet configureren. 2. Klik op Volgende. Het venster Attendants wordt weergegeven. OPMERKING: Op dit ogenblik gaat u deze gegevens nog niet configureren. 3. Klik op Volgende en ga naar ‘‘Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren’’ op pagina 3-10.
Uitgave 1 Februari 2003
3 -9
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
Stap 9: weergave-instellingen en geluidssignalen van Softconsole configureren In het Softconsole-venster kunt u de geluidssignalen, weergavekenmerken en functies voor het afhandelen van oproepen instellen. 1. Selecteer in het Softconsole-venster of u wilt dat het belsignaal via de telefoon of via de computer wordt gegeven. ■
Ring at phone – Softconsole laat de telefoon overgaan.
■
Ring at PC – Softconsole speelt hoorbare waarschuwingen af op de computer. Als u Ring at PC kiest, moet u de geluidssignalen opgeven voor de diverse soorten oproepen die bij Call Sound Files worden vermeld. Gebruik de knoppen Bladeren en Afspelen om naar de beschikbare wav-bestanden te luisteren die aan de verschillende oproepsoorten zijn gekoppeld, waaronder: — Inkomende oproepen — Oproepen in wachtstand — Noodoproepen — Wachtende oproepen U vindt de volgende wav-bestanden in de Softconsole-map. — Ringintercom.wav — RingWaiting.wav — ringIncoming.wav — ringHold.wav — ringEmergency.wav U kunt ook zelf wav-bestanden maken en gebruiken, zolang als deze de 8kHz, modal sample channel, 16-bits PCM-indeling hebben. Wanneer u een wav-bestand selecteert, wordt de indeling van het geselecteerde bestand gecontroleerd om na te gaan of dit de vereiste indeling is.
2. Selecteer bij Weergave tweede partij gebruiken de gegevens die u wilt weergeven in het gebied Weergave tweede partij van het Softconsole-venster. ■
Aanvrager (standaardinstelling) – Informatie over de oproepende partij.
■
Doorschakelingspunt – Informatie over de opgeroepen partij. OPMERKING: Indien deze optie is ingeschakeld, worden deze gegevens weergegeven in de bijbehorende lijnweergave.
3. Geef bij Automatisch doorverbinden aan of deze functie moet worden ingeschakeld (standaard is dit het geval).
3-10
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Als deze functie is ingeschakeld, kan de attendant een inkomende oproep doorschakelen naar een bepaald toestelnummer door op de knop Doorschakelen te klikken en het toestelnummer te kiezen. De oproep wordt automatisch in de wachtstand geplaatst terwijl de oproep wordt doorgeschakeld. De attendant kan de functie tijdelijk uitschakelen om oproepen aan te kondigen (raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant-handleiding voor meer informatie.) 4. Geef bij Gedrag nieuw inkomende oproep aan hoe inkomende oproepen moeten worden gemeld door Softconsole wanneer het venster van het programma is geminimaliseerd of is verborgen achter andere toepassingsvensters. ■
Taakbalkpictogram alleen knipperen – Selecteer deze optie als u wilt dat het Softconsole-venster knipperend wordt weergegeven op de taakbalk.
■
Taakbalkpictogram op voorgrond – Selecteer deze optie als het Softconsole-venster automatisch op de voorgrond moet worden weergegeven wanneer er een oproep binnenkomt.
5. Geef bij Functie Attendant-wachtrij aan of u deze functie wilt gebruiken en hoe deze moet worden weergegeven. OPMERKING: Als u de functie Attendant-wachtrij wilt gebruiken, moet u het volgende doen: — de weergavetaal voor de console is niet door de gebruiker gedefinieerd (met andere woorden, er moet een taal zijn geselecteerd) — de functieknop Attendant Queue Calls of Attendant Queue Time is ingesteld op de console Als deze functie is ingeschakeld, wordt op de statusbalk het aantal oproepen in de wachtrij van de attendant weergegeven plus de tijd dat de oudste oproep in de wachtrij staat. Het aantal oproepen wordt weergegeven als een voortgangsbalk binnen het vak op de statusbalk Oproepen in wachtrij. Als u deze functie niet inschakelt, wordt op de statusbalk alleen de huidige status van de attendant-wachtrij weergegeven. Raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant-handleiding voor voorbeeldweergaven. ■
De functie Attendant-wachtrij gebruiken – Selecteer deze optie om de functie Attendant-wachtrij in te schakelen.
■
Wachtrij-indicator vol met oproepen – Als u de functie Attendant-wachtrij inschakelt, moet u de juiste waarde selecteren in de vervolgkeuzelijst in dit vak. Deze waarde vertegenwoordigt het aantal oproepen in de wachtrij dat nodig is om de voortgangsbalk volledig te vullen.
■
ACP-functietoetsnummer – Als u de functie Attendant-wachtrij inschakelt, selecteert u het ACP-functietoetsnummer van deze functie.
Uitgave 1 Februari 2003
3-11
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
6. Geef bij Functie Groep selecteren aan of deze functie moet worden ingeschakeld. De functie Groep selecteren stelt de gebruiker ertoe in staat meer toestelgroepen te bewaken dan de groepen die op de pagina Groepen honderdtallen zijn gedefinieerd. ■
De functie Groep selecteren gebruiken – Selecteer deze optie om de functie Groep selecteren in te schakelen.
■
ACP-functietoetsnummer – Als u deze functie inschakelt, selecteert u het bijbehorende ACP-functietoetsnummer in de vervolgkeuzelijst. OPMERKING: Als u de functie Groep selecteren wilt gebruiken, moet u de eerste groep met honderdtallen definiëren en moet u de knop Groep selecteren instellen op de console.
7. Geef bij Functie Telefoonboek aan of de functie Geïntegreerd telefoonboek moet worden ingeschakeld. Als u deze functie inschakelt, kunt u de gegevens van Geïntegreerd telefoonboek via MasterDirectory downloaden van de Avaya-server naar een Softconsole-telefoonboek. ■
De functie Telefoonboek gebruiken – Selecteer deze optie om de telefoonboekfunctie in te schakelen.
■
Functie/Display – Als u deze functie inschakelt, selecteert u hier de gewenste optie. De functie Geïntegreerd telefoonboek kan worden geactiveerd via een functie- of een weergaveknop.
■
ACP-toetsnummer – Als u deze functie inschakelt, selecteert u het nummer van de bijbehorende ACP-functieknop of -weergaveknop in de vervolgkeuzelijst.
8. Als u een kiesschema met zeven cijfers wilt gebruiken voor interne oproepen, moet u het selectievakje Kiesplan met 7 cijfers inschakelen voor interne oproepen inschakelen. 9. Als u het Japanse lettertype wilt gebruiken om berichten van de Avaya-server weer te geven, moet u het selectievakje Japans lettertype gebruiken inschakelen. 10. Als u klaar bent met het invoeren van configuratiegegevens, klikt u op Volgende. Het venster Voltooien wordt weergegeven. 11. Klik op Voltooien om de ingevoerde configuratiegegevens te bevestigen. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 12. Klik op OK. 13. Ga naar ‘‘Stap 10: De telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren’’ op pagina 3-13.
3-12
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 10: De telefoonboeken voor Softconsole maken en configureren Tijdens deze stap gebruikt u MasterDirectory om een nieuw telefoonboek of een nieuwe LDAP-weergave te maken waartoe Softconsole toegang heeft. MasterDirectory stelt u in staat telefoonboeken of LDAP-weergaven te maken die informatie bevatten over de personen op uw locatie en op externe locaties, maar ook voor zakelijke contactpersonen. Ga naar ‘‘Een telefoonboek maken’’ op pagina 3-13 als u een telefoonboek wilt maken. Ga naar ‘‘Een LDAP-weergave maken’’ op pagina 3-21 als u een LDAP-weergave wilt maken.
Een telefoonboek maken Voer de stappen in deze procedure uit als u een telefoonboek wilt maken, vullen en configureren waarvan Softconsole gebruik kan maken. Zodra u een telefoonboek maakt, “downloadt” u de gegevens van de Avaya-server (met andere woorden: u vult het telefoonboek). Tijdens het downloaden worden de achternaam, de voornaam en het toestelnummer van elke gebruiker op de Avaya-server naar het telefoonboek gekopieerd. Nadat het downloaden is voltooid, configureert u het telefoonboek voor gebruik met Softconsole. De structuur van het door u gemaakte telefoonboek is gebaseerd op de structuur van het voorbeeldtelefoonboek (directory.md) dat met Softconsole wordt geleverd. U kunt deze voorbeelddatabasestructuur gebruiken als basis voor al uw Softconsole-telefoonboeken. U kunt desgewenst ook met MasterDirectory aangepaste databasestructuren ontwikkelen. Een telefoonboek maken met de gegevens uit de Avaya-server: 1. Start MasterDirectory door een van de volgende stappen uit te voeren: ■
Dubbelklik op het pictogram MasterDirectory op het bureaublad.
■
Klik op Start en kies achtereenvolgens 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! 0 DVW HU' LUHFW RU\ .
Het venster MasterDirectory wordt weergegeven. 2. Kies 1 LHXZ in het menu Bestand. Het dialoogvenster Nieuwe directory maken wordt weergegeven. 3. Selecteer G%$ 6 ( . 4. Selecteer + HWVFKHP D YDQ HHQ EHVW DDQGH GLUHFW RU\ NRSLsUHQ. 5. Klik op %O DGHUHQ. Het dialoogvenster Directory openen wordt weergegeven. 6. Selecteer GLUHFW RU\ P G. U vindt dit bestand in de submap Data van de map van Avaya Softconsole (3 URJUDP ) LO HV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! GDW D). In het nieuwe telefoonboek dat u maakt, wordt het schema van het voorbeeldtelefoonboek (directory.md) gebruikt.
Uitgave 1 Februari 2003
3-13
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
7. Klik op Openen. 8. Klik op OK. Het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4) wordt weergegeven. Met dit dialoogvenster kunt u de volgende gegevens opgeven voor de nieuwe directory: ■
De naam van elk veld
■
De grootte van elk veld
■
De indeling van elk veld
■
Het hoofdlettergebruik van elk veld
■
Of het veld kan worden bijgewerkt
■
Of het veld is vereist
■
Of de waarden uit een keuzelijst komen
■
De volgorde van de velden
9. Voer een van de volgende stappen uit: ■
Een veld toevoegen: a. Klik op Toevoegen. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven. b. In het vak Titel kunt u de titel invoeren voor het eerste veld dat u in de directory wilt maken. c. In het vak Lengte kunt u het maximumaantal tekens invoeren dat in dit veld kan worden weergegeven. Het minimumaantal tekens dat een veld kan bevatten, is 1 en het maximumaantal tekens dat een veld kan bevatten, is 65. d. In het vak Indeling kunt u het type teken selecteren dat in dit veld moet worden ingevoerd. e. In het vak Hoofdlettergebruik kunt u het type letter (hoofdletter of kleine letter) selecteren dat in dit veld moet worden ingevoerd. f. Selecteer het selectievakje Bijwerken toestaan bij Geavanceerde instellingen als u dit veld wilt bijwerken. g. Schakel het veld Bijwerken toestaan in bij Geavanceerde instellingen als u wilt dat dit een vereist veld is. h. Als u wilt dat de waarden van dit veld uit een keuzelijst worden geselecteerd, schakelt u het selectievakje Waarden zijn afkomstig uit Picklijst in bij Geavanceerde instellingen. i. Klik op OK. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4).
3-14
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
■
Een bestaand veld wijzigen: a. Selecteer het veld dat u wilt wijzigen en klik vervolgens op Wijzigen. b. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven met daarin de gegevens van het geselecteerde veld. c. Breng uw wijzigingen aan. d. Klik op OK als u klaar bent met het wijzigen van het geselecteerde veld. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4).
10. Herhaal stap 9 voor eventuele andere velden die u wilt toevoegen of wijzigen. 11. Klik op Volgende als u klaar bent met het toevoegen of wijzigen van de telefoonboekvelden. Het dialoogvenster Indexen (stap 2 van 4) wordt weergegeven. In het vak Indexvelden worden de indexvelden voor dit telefoonboek weergegeven. 12. De indexvelden opgeven: a. Selecteer het veld dat u als index wilt gebruiken in het vak Resterende velden en klik vervolgens op Toevoegen. In het vak Indexvelden wordt het geselecteerde veld weergegeven. b. Als u wilt dat het indexveld uniek is, selecteert u het desbetreffende indexveld. Vervolgens selecteert u het selectievakje Uniek. In het geselecteerde indexveld wordt ‘JA’ weergegeven om aan te geven dat het indexveld uniek is. c. Herhaal stap a tot en met d als u andere indexvelden wilt toevoegen. Als u klaar bent, gaat u naar stap 13. 13. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Velden weergeven (stap 3 van 4) wordt weergegeven. Het vak Geselecteerde velden bevat de velden die worden weergegeven in het venster MasterDirectory. De volgorde waarin deze velden zijn opgenomen in de keuzelijst Geselecteerde velden, is de volgorde waarin ze zullen worden weergegeven in het venster MasterDirectory. 14. Ga als volgt te werk als u een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven: a. Selecteer het veld dat u in het venster MasterDirectory wilt weergeven en klik vervolgens op Toevoegen. Het geselecteerde veld wordt weergegeven in het vak Indexvelden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven.
Uitgave 1 Februari 2003
3-15
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
15. De volgorde wijzigen waarin velden worden weergegeven in het venster MasterDirectory: a. Selecteer het veld dat u hoger of lager in de lijst wilt plaatsen in het vak Geselecteerde velden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory een andere locatie wilt geven. 16. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Overige instellingen wordt weergegeven. 17. In het vak Titel directory voert u de titel van de directory in. 18. Een tijdstempelveld maken in dit telefoonboek:. a. Schakel het selectievakje Tijdstempelveld in. b. In het vak Titel voert u de titel van het tijdstempelveld in. (De standaardwaarde is MDTS.) c. In het vak Indeling voert u de tijd- en datumindeling in die u voor MasterDirectory wilt gebruiken. 19. In dit telefoonboek een auto-indexveld met voorvoegsel maken: a. Schakel het selectievakje AutoIndex veld in. b. Geef de titel van het AutoIndex-veld op in het vak Titel. (De standaardwaarde is MDID.) c. Voer in het vak Voorvoegsel het voorvoegsel van het AutoIndex-veld in. 20. Klik op Voltooien. Het dialoogvenster Nieuwe directory opslaan als. 21. Typ de bestandsnaam voor het nieuwe telefoonboek en klik vervolgens op Opslaan. OPMERKING: U kunt de MasterDirectory-bestanden op het netwerk installeren, zodat ze kunnen worden gedeeld met andere console-operators. Als u de MasterDirectory-bestanden op het netwerk opslaat, is het beter als u ook een lokale kopie van de MasterDirectory-bestanden opslaat op de vaste schijf van elke computer die mogelijk toegang tot deze gegevens nodig heeft. Indien het LAN uit de lucht gaat, kan de gebruiker handmatig overschakelen op de kopie van de databasegegevens, zodat er toch oproepen kunnen worden geplaatst en beantwoord. MasterDirectory maakt het nieuwe telefoonboek met de door u opgegeven bestandsnaam. Het nieuwe telefoonboek wordt geopend. Het nieuwe telefoonboek is leeg, dus er worden geen items weergegeven.
3-16
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
22. Kies Importeren in het menu Gegevensuitwisseling. Het dialoogvenster Kaart importeren wordt weergegeven. 23. Klik op Nieuw. Het dialoogvenster Type importeren (stap 1 van 4) wordt weergegeven. 24. Selecteer ACP-server via DCP en klik vervolgens op Volgende. Het dialoogvenster Kaart importeren (stap 3 van 4). In het vak Velden vindt u de veldlabels voor het bronbestand (met andere woorden, het bestand van de Avaya-server). In het vak MasterDirectory-velden worden de velden weergegeven die beschikbaar zijn in het venster MasterDirectory. 25. Selecteer Field1 (Veld1) in het vak Velden Field1 bevat de achternaamgegevens van de Avaya-server. 26. Selecteer Achternaam in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u de achternaamgegevens wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 27. Klik op Toewijzen. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan. 28. Selecteer Field2 (Veld2) in het vak Velden Field2 bevat de voornaamgegevens van de Avaya-server. 29. Selecteer Voornaam in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u de voornaamgegevens wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 30. Klik op Toewijzen. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan. 31. Selecteer Field3 (Veld3) in het vak Velden Field3 bevat het interne telefoonnummer van de Avaya-server. 32. Selecteer Switch Extension Number in het vak MasterDirectory-velden. Dit is het veld waar u het van de Avaya-server afkomstige interne telefoonnummer (het toestelnummer) wilt laten weergeven in het MasterDirectory-venster. 33. Klik op Toewijzen. Het geselecteerde MasterDirectory-veld wordt weergegeven naast het geselecteerde veld van het bronbestand onder de kolom Toegewezen aan.
Uitgave 1 Februari 2003
3-17
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
34. In het veld Achternaam voornaam scheidingsteken selecteert u het type scheidingsteken dat de Avaya-server gebruikt tussen de velden. U kunt hier komma, spaties, tab of geen kiezen, maar u kunt ook een eigen scheidingsteken typen. OPMERKING: Meestal wordt de komma als scheidingsteken gebruikt. 35. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Kaart importeren (stap 4 van 4) wordt weergegeven. 36. Klik op Kaart opslaan. Het dialoogvenster Opslaan als wordt weergegeven. 37. Typ een naam voor deze importkaart en klik op Opslaan. 38. Klik op Importeren. De gegevens van het bronbestand dat in de Avaya-server staat, worden geïmporteerd volgens de instellingen die u voor de importkaart hebt gedefinieerd. Het statusvenster Gegevens importeren wordt weergegeven met daarin de importstatus. Als het importeren is voltooid, wordt er een berichtvenster weergegeven. 39. Klik op OK. De gegevens worden weergegeven in het venster MasterDirectory. 40. Klik op Sluiten. 41. Klik op Sluiten. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 42. Klik op Ja. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 43. Klik op OK. Nu u de Avaya-servergegevens naar het telefoonboek hebt geïmporteerd, moet u dit telefoonboek zodanig configureren dat dit bruikbaar is voor Softconsole. 44. Selecteer Instellingen voor MDAccess in het menu Instellingen Het dialoogvenster Instellingen voor MDAccess wordt weergegeven met daarin de tab Algemeen. 45. Selecteer Voornaam in het vak Voornaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de voornaamgegevens bevat.) 46. Selecteer Achternaam in het vak Achternaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de achternaamgegevens bevat.) 47. Selecteer Switch Extension Number in het vak Kiezen. (Dit is het telefoonboekveld dat het telefoonnummer bevat. Dit is ook het telefoonboekveld dat standaard zal worden gekozen.)
3-18
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
48. Selecteer Switch Extension Number in het vak Telefoonnummer centrale. Dit is het interne telefoonnummer (toestelnummer) op de Avaya-server. Dit telefoonnummer wordt gebruikt voor de gebieden BLF en Weergave tweede partij in Softconsole. 49. Selecteer het telefoonboekveld dat het e-mailadres bevat in het vak E-mail. 50. Selecteer het telefoonboekveld dat het veld Opmerkingen bevat in het vak Opmerkingen. 51. Klik op de tab Velden weergeven. Het tabblad Velden weergeven wordt weergegeven. De linkerkeuzelijst bevat de velden die niet in MDAccess worden weergegeven voor het telefoonboek. De rechterkeuzelijst bevat de velden die voor het huidige telefoonboek in Softconsole worden weergegeven. De volgorde van de velden in de rechterlijst bepaalt de volgorde waarin deze velden zullen worden weergegeven in Softconsole. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd na het laatste veld in de rechterkeuzelijst zetten. Het geselecteerde veld wordt in Softconsole weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt in Softconsole weergegeven.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde op te geven waarin de velden worden weergegeven in Softconsole.
52. Selecteer een veld dat u in Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 53. Herhaal stap 52 voor elk veld dat u in Softconsole wilt weergeven. 54. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde weer te geven waarin de velden moeten worden weergegeven in Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 55. Klik op de tab Detailvelden wanneer u klaar bent. Het tabblad Detailvelden wordt weergegeven. Met dit tabblad kunt u opgeven welke telefoonboekvelden u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven. De door u opgegeven velden worden voor elk telefoonboekitem weergegeven in het weergavegebied voor telefoonboeken van Softconsole. Elk van deze velden is van een eigen
Uitgave 1 Februari 2003
3-19
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
snelkiesknop voorzien. Als u velden opgeeft die telefoonnummers bevatten, kunt u die nummers vanuit Softconsole bellen door op de bijbehorende snelkiesknop te klikken. In de linkerkeuzelijst worden de velden weergegeven die niet bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. In de rechterkeuzelijst worden de velden weergegeven die bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. De volgorde van de velden in de rechterkeuzelijst bepaalt de volgorde waarin de velden worden weergegeven bij Detailvelden. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd onderaan de rechterkeuzelijst zetten (na het laatste veld). Het geselecteerde veld wordt in Softconsole bij Detailvelden weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in het gebied Detailvelden van Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde te bepalen waarin de velden in het gebied Detailvelden van Softconsole worden weergegeven.
56. Selecteer een veld dat u in het gebied Detailvelden van Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 57. Herhaal stap 56 voor elk veld dat u in het gebied Detailvelden van Softconsole wilt weergeven. 58. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden in het gebied Detailvelden van Softconsole moeten worden weergegeven. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 59. Klik op OK als u klaar bent. 60. Kies Afsluiten in het menu Bestand om MasterDirectory te sluiten. U hebt nu een telefoonboek dat gebruikers van Softconsole kunnen openen en gebruiken. Op dit punt kunt u het volgende doen:
3-20
■
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 3-27.
■
Importeer gegevens uit andere bestanden van uw bedrijf naar de velden in MasterDirectory die niet zijn ingevuld tijdens het downloaden van gegevens van de Avaya-server. Als het telefoonboek bijvoorbeeld een veld
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
E-mail bevat, kunt u een importkaart maken om de e-mailadressen uit een ander bestand te importeren. U kunt deze gegevens vervolgens in het telefoonboek importeren. Zie “Gegevens importeren” en “Een bronbestand importeren” in de Help van MasterDirectory voor meer informatie. ■
Extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren waartoe u gebruikers van Softconsole toegang wilt geven. U kunt als volgt extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren: a. Maak een nieuw MasterDirectory-bestand. Zie “Een nieuw telefoonboek maken” in de on line Help van MasterDirectory. b. Maak importkaarten, zodat u de gegevens uit de diverse bronbestanden kunt importeren. Het aantal en type importkaarten dat u moet maken, hangt af van het aantal bronbestanden dat de gegevens bevat dat u in het nieuwe telefoonboek wilt importeren en de indeling van het bronbestand (het bronbestand kan bijvoorbeeld een LDAP-bestand zijn). Zie “Gegevens importeren” in de on line Help van MasterDirectory. c. Importeer de gegevens in het nieuwe telefoonboek. (Zie “Een bronbestand importeren” in de on line Help van MasterDirectory.) d. Configureer het nieuwe telefoonboek voor gebruik met Softconsole. Zie “De velden in MDAccess instellen”, “De weergegeven velden in MDAccess instellen” en “De weergegeven detailvelden in MDAccess instellen” in de on line Help van MasterDirectory voor meer informatie.
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 3-27 wanneer u klaar bent met het maken, samenstellen en configureren van telefoonboeken.
Een LDAP-weergave maken Voer de stappen in deze procedure uit als u een LDAP-weergave wilt maken waarvan Softconsole gebruik kan maken. Nadat de LDAP-weergave is gemaakt, configureert u deze voor gebruik met Softconsole. Softconsole biedt ondersteuning voor LDAP-servers van Microsoft Active Directory en Netscape. Een LDAP-weergave maken: 1. Start MasterDirectory door een van de volgende stappen uit te voeren: ■
Dubbelklik op het pictogram MasterDirectory op het bureaublad.
■
Klik op Start en kies achtereenvolgens 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! 0 DVW HU' LUHFW RU\ .
Het venster MasterDirectory wordt weergegeven. 2. Kies 1 LHXZ in het menu Bestand. Het dialoogvenster Nieuw wordt weergegeven.
Uitgave 1 Februari 2003
3-21
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
3. Klik op LDAP-weergave. (Als u al een bestaande LDAP-weergave hebt, kunt u op ( HQ EHVW DDQGH / ' $ 3 Z HHUJDYH NRSLsUHQ klikken om een nieuwe LDAP-weergave te maken op basis van de bestaande.) 4. Klik op ( HQ QLHXZ H / ' $ 3 Z HHUJDYH P DNHQ. 5. Klik op 2 . . Het dialoogvenster Aanmeldingsinstellingen voor de LDAP-server (stap 1 van 4) wordt weergegeven. 6. Typ de naam van de LDAP-weergave die u aan het maken bent in het vak Titel directory. 7. Selecteer het soort LDAP-server in het vak LDAP-leverancier. 8. Typ de naam van de computer of het IP-adres van de LDAP-server (bijvoorbeeld ldapbestand.uwbedrijf.nl) in het vak Hostnaam. 9. Typ het poortnummer van de LDAP-server in het vak Poort. 10. Typ zo nodig uw gebruikersnaam voor de LDAP-server in het vak Gebruiker. 11. Typ zo nodig uw wachtwoord voor de LDAP-server in het vak Wachtwoord. 12. Typ de hoofdmap van de LDAP-structuur in het vak Basis (bijvoorbeeld, o=uwbedrijf.nl). 13. Typ de maximale hoeveelheid tijd die u aan zoeken wilt besteden in het vak Time-out voor zoeken. 14. Typ het maximumaantal records die u naar aanleiding van een zoekactie wilt laten retourneren in het vak Maximum aantal records. Met deze waarde stelt u ook het aantal records in dat wordt weergegeven wanneer u een LDAP-weergave opent. 15. Klik op 9RO JHQGH. Het dialoogvenster LDAP Attribute (Field) Selection (stap 2 van 4) wordt weergegeven. 16. Gebruik de knop Bladeren om de plaats in de LDAP-structuur te kiezen van waaruit u met het weergeven van items wilt beginnen (met andere woorden, het ‘startknooppunt’). 17. Selecteer de objectklasse die u wilt gebruiken in het vak Objectklasse. 18. Klik in het vak Optionele kenmerken op de kenmerken die u in de LDAP-weergave wilt weergeven. 19. Geef in het vak Filter een filter op om het aantal items te beperken dat uit de LDAP-gegevensopslag wordt opgehaald. OPMERKING: Het filter is een optionele instelling.
3-22
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
20. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Directorystructuur (stap 3 van 4) wordt weergegeven. Met dit dialoogvenster kunt u de volgende gegevens voor de LDAP-weergave wijzigen: ■
De naam van elk veld
■
De grootte van elk veld
■
De volgorde van de velden
21. Een bestaand veld wijzigen: a. Selecteer het veld dat u wilt wijzigen en klik vervolgens op Wijzigen. b. Het dialoogvenster Parameters veld wordt weergegeven met daarin de gegevens van het geselecteerde veld. c. Breng uw wijzigingen aan. d. Klik op OK als u klaar bent met het wijzigen van het geselecteerde veld. De gegevens voor het veld worden weergegeven in het dialoogvenster Directorystructuur (stap 1 van 4). e. Herhaal stap a tot en met d voor eventuele andere velden die u wilt wijzigen. 22. Als u de volgorde van de velden wilt wijzigen, moet u het veld selecteren dat u wilt verplaatsen. Klik vervolgens op Omhoog of Omlaag om het veld in de gewenste positie te plaatsen. Herhaal deze stap voor eventuele andere velden die u wilt verplaatsen. 23. Klik op Volgende als u klaar bent met het wijzigen en verplaatsen van de telefoonboekvelden. Het dialoogvenster Velden weergeven (stap 4 van 4) wordt weergegeven. Het vak Geselecteerde velden bevat de velden die worden weergegeven in het venster MasterDirectory. De volgorde van deze velden in de keuzelijst Geselecteerde velden, is de volgorde waarin ze in het venster MasterDirectory zullen worden weergegeven. 24. Ga als volgt te werk als u een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven: a. Selecteer het veld dat u in het venster MasterDirectory wilt weergeven en klik vervolgens op Toevoegen. Het geselecteerde veld wordt weergegeven in het vak Indexvelden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory wilt weergeven.
Uitgave 1 Februari 2003
3-23
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
25. De volgorde wijzigen waarin velden worden weergegeven in het venster MasterDirectory: a. Selecteer het veld dat u hoger of lager in de lijst wilt plaatsen in het vak Geselecteerde velden. b. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de locatie van het geselecteerde veld te wijzigen. c. Herhaal stap a en b als u nog een veld in het venster MasterDirectory een andere locatie wilt geven. 26. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Nieuwe directory opslaan als. 27. Typ de bestandsnaam voor het nieuwe telefoonboek en klik vervolgens op Opslaan. Na een korte vertraging wordt het nieuwe telefoonboek geopend, met daarin de velden die u in het dialoogvenster Weergavevelden (stap 4 van 4) hebt geselecteerd. Nu u de LDAP-weergave hebt gemaakt, moet u het telefoonboek voor gebruik in Softconsole configureren. 28. Zoek een record in de LDAP-weergave. Er moet in de LDAP-weergave minstens één record worden weergegeven. De LDAP-record wordt weergegeven. 29. Selecteer Instellingen voor MDAccess in het menu Instellingen Het dialoogvenster Instellingen voor MDAccess wordt weergegeven met daarin de tab Algemeen. 30. Selecteer Voornaam in het vak Voornaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de voornaamgegevens bevat.) 31. Selecteer Achternaam in het vak Achternaam. (Dit is het telefoonboekveld dat de achternaamgegevens bevat.) 32. Selecteer in het vak Kiezen het telefoonboekveld dat het telefoonnummer bevat dat u wilt bellen wanneer u dubbelklikt op een telefoonboekitem of wanneer u in Softconsole op ENTER drukt. 33. Selecteer in het vak Telefoonnummer centrale het telefoonboekveld dat het interne telefoonnummer bevat (het toestelnummer) op de Avaya-server. Dit telefoonnummer wordt gebruikt voor de gebieden BLF en Weergave tweede partij in Softconsole. 34. Selecteer het telefoonboekveld dat het e-mailadres bevat in het vak E-mail. 35. Selecteer het telefoonboekveld dat het veld Opmerkingen bevat in het vak Opmerkingen. 36. Klik op de tab Velden weergeven. Het tabblad Velden weergeven wordt weergegeven. De linkerkeuzelijst bevat de velden die niet in MDAccess worden weergegeven voor het telefoonboek.
3-24
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
De rechterkeuzelijst bevat de velden die voor het huidige telefoonboek worden weergegeven in Softconsole. De volgorde van de velden in de rechterlijst bepaalt de volgorde waarin deze velden zullen worden weergegeven in Softconsole. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag. U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd onderaan de rechterkeuzelijst zetten (na het laatste veld). Het geselecteerde veld wordt in Softconsole weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt in Softconsole weergegeven.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde te bepalen waarin de velden in Softconsole worden weergegeven.
37. Selecteer een veld dat u in Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 38. Herhaal stap 37 voor elk veld dat u in Softconsole wilt weergeven. 39. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 40. Klik op de tab Detailvelden wanneer u klaar bent. Het tabblad Detailvelden wordt weergegeven. Met dit tabblad kunt u opgeven welke telefoonboekvelden u wilt weergeven bij Detailvelden in Softconsole. De door u opgegeven velden worden voor elk telefoonboekitem weergegeven in het weergavegebied voor telefoonboeken van Softconsole. Elk van deze velden is van een eigen snelkiesknop voorzien. Als u velden opgeeft die telefoonnummers bevatten, kunt u die nummers vanuit Softconsole bellen door op de bijbehorende snelkiesknop te klikken. In de linkerkeuzelijst worden de velden weergegeven die niet bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. In de rechterkeuzelijst worden de velden weergegeven die bij het gebied Detailvelden van Softconsole te zien zijn. De volgorde van de velden in de rechterkeuzelijst bepaalt in welke volgorde de velden worden weergegeven bij Detailvelden. U kunt deze volgorde instellen met de knoppen Omhoog en Omlaag.
Uitgave 1 Februari 2003
3-25
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
U kunt de volgende knoppen gebruiken om de velden in te stellen die u in Softconsole bij Detailvelden wilt weergeven: ■
Toevoegen. Hiermee kunt u het veld dat in de linkerkeuzelijst is geselecteerd onderaan de rechterkeuzelijst zetten (na het laatste veld). Het geselecteerde veld wordt in Softconsole bij Detailvelden weergegeven.
■
Verwijderen. Hiermee kunt u het geselecteerde veld uit de rechterlijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Het geselecteerde veld wordt niet in het gebied Detailvelden van Softconsole weergegeven.
■
Alles wissen. Hiermee kunt u alle velden uit de rechterkeuzelijst verwijderen en in de linkerlijst plaatsen. Geen van de velden wordt weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
■
Omhoog/Omlaag. Hiermee kunt u het geselecteerde veld verplaatsen in de rechterkeuzelijst. U kunt deze knoppen gebruiken om de volgorde op te geven waarin de velden worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole.
41. Selecteer een veld dat u in het gebied Detailvelden van Softconsole wilt weergeven en klik op Toevoegen. 42. Herhaal stap 41 voor elk veld dat u wilt weergeven in het gebied Detailvelden van Softconsole. 43. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te bepalen waarin de velden moeten worden weergegeven in het gebied Detailvelden van Softconsole. Selecteer het veld dat u wilt verplaatsen en klik vervolgens op Omhoog of Omlaag. 44. Klik zodra u gereed bent op Toepassen en klik vervolgens op OK. 45. Kies Afsluiten in het menu Bestand om MasterDirectory te sluiten. U hebt nu een LDAP-weergave die gebruikers van Softconsole kunnen openen en gebruiken. Op dit punt kunt u het volgende doen: ■
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 3-27.
■
Extra telefoonboeken maken, samenstellen en configureren waartoe u gebruikers van Softconsole toegang wilt geven.
Ga naar ‘‘Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole’’ op pagina 3-27 wanneer u klaar bent met het maken, samenstellen en configureren van telefoonboeken.
3-26
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 11: telefoonboeken opgeven die beschikbaar zijn in Softconsole Als beheerder van Softconsole moet u de telefoonboeken definiëren en onderhouden die attendants kunnen raadplegen via Softconsole. Controleer of de benodigde telefoonboeken zijn gemaakt voordat u deze procedure start. Zie “Voordat u begint” voor meer informatie. 1. Start de configuratiewizard op een van de volgende manieren: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
2. Typ uw wachtwoord en klik vervolgens op : L] DUGP RGXV. Het venster Start wordt weergegeven. 3. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Opties wordt weergegeven. 4. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serververbinding wordt weergegeven. 5. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serverdownload wordt weergegeven. 6. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Trunks wordt weergegeven. 7. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Serverfuncties wordt weergegeven. 8. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Groepen honderdtallen wordt weergegeven. 9. Klik op 9RO JHQGH. Het venster Telefoonboeken wordt weergegeven. 10. Klik op 7RHYRHJHQ. Het dialoogvenster Telefoonboek toevoegen wordt weergegeven. 11. Klik in het dialoogvenster Telefoonboek toevoegen op %O DGHUHQ om het telefoonboek te zoeken dat u beschikbaar wilt stellen in Softconsole. 12. Selecteer een telefoonboek in de lijst in het dialoogvenster Telefoonboek zoeken en klik op 2 SHQHQ. 13. Typ in het vak Telefoonboeknaam een unieke naam voor dit telefoonboek.
Uitgave 1 Februari 2003
3-27
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
14. Definieer in het vak Sneltoets een toetsenbordcombinatie voor het selecteren van dit telefoonboek. Deze stap is niet verplicht. OPMERKING: U kunt voor sneltoetsen geen gebruik maken van de toets ALT of van functietoetsen (bijvoorbeeld F1). 15. Schakel het selectievakje Standaardtelefoonboek in om het opgegeven telefoonboek als het standaardtelefoonboek te identificeren. OPMERKING: Geef een standaardtelefoonboek op. Softconsole gebruikt het door u geselecteerde telefoonboek als standaardtelefoonboek voor — het identificeren van de partijen die bij de oproep zijn betrokken en het weergeven van de bijbehorende gegevens bij Weergave tweede partij van het Softconsole-venster — de gebruikersnaam identificeren die hoort bij de bezet-lampjesvelden in het Softconsole-venster Als u geen standaardtelefoonboek opgeeft, worden deze gegevens niet verstrekt. U kunt maar één standaardtelefoonboek opgeven. 16. Klik op OK. 17. Herhaal stap 10 tot en met 16 als u nog een telefoonboek wilt toevoegen. 18. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u gegevens voor een specifiek telefoonboek wilt wijzigen, selecteert u het juiste telefoonboek, klikt u op Wijzigen en wijzigt u de gegevens die voor het geselecteerde telefoonboek worden weergegeven.
■
Als u de volgorde wilt wijzigen waarin de telefoonboeken worden weergegeven in het Softconsole-venster, selecteert u het telefoonboek dat u hoger of lager in de volgorde wilt plaatsen en klikt u op de pijlen Omhoog of Omlaag. De telefoonboeken worden in het Softconsole-venster weergegeven in de volgorde waarin ze momenteel zijn opgenomen in het telefoonboekvenster (met andere woorden, het telefoonboek dat boven aan de lijst staat, wordt in het Softconsole-venster boven aan de lijst weergegeven, en het telefoonboek dat onder aan de lijst staat, wordt in het Softconsole-venster onder aan de lijst weergegeven, zelfs als dat telefoonboek het standaardtelefoonboek is). OPMERKING: Het standaardtelefoonboek wordt alleen boven aan de lijst in het Softconsole-venster weergegeven als u het in het telefoonboekvenster boven aan de lijst plaatst.
19. Wanneer u klaar bent met het telefoonboekvenster, klikt u op Volgende en gaat u naar ‘‘Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren’’ op pagina 3-29.
3-28
Uitgave 1 Februari 2003
Controlelijst voor eerste configuratie
Stap 12: attendants en telefoonboektoegang definiëren In het venster Attendants kunt u opgeven wie er gebruik mag maken van Softconsole Operations. Daarnaast kunt u aangeven voor welke telefoonboeken een gebruiker items kan toevoegen, bewerken en verwijderen. OPMERKING: Als u een gebruiker geen toestemming geeft voor het toevoegen, wijzigen en verwijderen van gegevens in telefoonboeken, kan de gebruiker de gegevens in telefoonboeken alleen bekijken. 1. Voer een van de volgende stappen uit in het gebied met aanmeldingsinstellingen van het Attendants-venster: ■
Klik op 3 URILHOppQ$ W W HQGDQWJHEUXLNHUen ga door naar stap 9 als maar één attendant Softconsole gaat gebruiken.
■
Als Softconsole door meerdere gebruikers gebruikt gaat worden: a. Klik op Profielen meerdere Attendant-gebruikers. b. Schakel het selectievakje Attendant-gebruikerswachtwoord vereist in als u wilt dat elke attendant een wachtwoord invoert bij het openen van Softconsole.
2. Klik op Gebruiker toevoegen. Het dialoogvenster Attendant-gebruiker toevoegen wordt weergegeven. 3. Typ een gebruikersnaam in het vak Attendant-gebruikersnaam. 4. Typ het wachtwoord van de gebruiker in het vak Attendant-gebruikerswachtwoord. 5. Typ het wachtwoord van de gebruiker opnieuw in het vak Attendant-gebruikerswachtwoord bevestigen. 6. Klik op OK. De gebruiker wordt weergegeven in het vak Attendant-gebruikerslijst. 7. Herhaal stap 2 tot en met 6 als u nog meer gebruikers wilt toevoegen. Als u klaar bent met het toevoegen van gebruikers, gaat u naar stap 8. 8. Selecteer een gebruiker in het vak Attendant-gebruikerslijst. 9. Klik op Telefoonboek toevoegen. Het dialoogvenster Telefoonboek(en) toevoegen die mogen worden gewijzigd wordt weergegeven met daarin de telefoonboeken waartoe de geselecteerde attendant nog geen toegang heeft. OPMERKING: In het dialoogvenster Telefoonboek(en) toevoegen die mogen worden gewijzigd worden geen LDAP-weergaven getoond.
Uitgave 1 Februari 2003
3-29
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
10. Selecteer de telefoonboeken die de geselecteerde attendant in de toekomst mag wijzigen. OPMERKING: U kunt de gegevens in een LDAP-weergave niet wijzigen. 11. Klik op OK. De geselecteerde telefoonboeken worden weergegeven in de keuzelijst Telefoonboeken die mogen worden gewijzigd. 12. Herhaal stap 8 tot en met 11 als er meerdere attendant-gebruikers zijn. 13. Klik op Volgende wanneer u klaar bent met het toewijzen van gebruikersmachtigingen voor het wijzigen van telefoonboeken. Het configuratievenster van Softconsole wordt weergegeven. 14. Klik op Volgende. Het venster Voltooien wordt weergegeven. 15. Klik op Voltooien om de ingevoerde configuratiegegevens te bevestigen. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 16. Klik op OK. 17. Ga naar ‘‘Stap 13: de configuratie testen’’ op pagina 3-30.
Stap 13: de configuratie testen U moet de configuratie testen voordat attendants oproepen mogen gaan afhandelen met Softconsole: 1. Druk op de Luidspreker-toets op de telefoon. OPMERKING: Als u een CallMaster VI-telefoon gebruikt, mag het lampje op de hoofdtelefoon niet branden (dit betekent dat de hoofdtelefoon is uitgeschakeld). 2. Controleer of het rode lampje van de toets brandt en dat u geen kiestoon hoort. (Dit is een indicatie dat Softconsole op de juiste manier is gedefinieerd als een 302 attendant-console.) OPMERKING: De analoge aansluiting op de achterkant van de 8411D-telefoon werkt niet bij gebruik met Softconsole. 3. Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van Softconsole Operations en plaats een testoproep. (Zie de on line Help bij Softconsole Operations.) De eerste configuratie van Softconsole is hiermee voltooid.
3-30
Uitgave 1 Februari 2003
De Softconsole-configuratie onderhouden
De Softconsole-configuratie onderhouden Configuratiegegevens kunt u bijwerken door Configuration Manager te openen en de wizardmodus of de tabbladmodus te kiezen. In de tabbladmodus kunt u opties selecteren op de tabbladen in het venster van de Configuration Manager. Voer vervolgens de gewenste procedure uit een van de vorige secties uit om een bepaalde configuratie-instelling te wijzigen. OPMERKING: Als u het type connectiviteit wilt wijzigen dat is opgegeven tijdens de eerste configuratie (bijvoorbeeld omdat u nu via IP in plaats van DCP communiceert met de Avaya-server), meldt u zich aan bij de Configuration Manager volgens de instructies eerder in dit hoofdstuk. Selecteer Wizardmodus in het welkomstvenster en pas de configuratie van Softconsole aan voor het nieuwe type connectiviteit. Daarnaast kunt u met de procedures in de volgende secties deze onderhoudsactiviteiten uitvoeren: ■
Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen.
■
De installatie van Softconsole ongedaan maken.
! WAARSCHUWING: Wanneer een attendant zich afmeldt of Softconsole voor het eerst afsluit, wordt het profiel van die persoon in Softconsole opgeslagen. Dit profiel bevat definities voor de werkbalkinstellingen en posities in Softconsole. De volgende keer dat de gebruiker Softconsole start, worden de opgeslagen werkbalkinstellingen en posities weergegeven. Alle profielen worden weer op de standaardinstellingen teruggezet als u een functieknop, weergaveknop, trunkgroepknop of knop voor een groep met honderdtallen wijzigt. Hetzelfde gebeurt wanneer u overschakelt tussen één en meerdere gebruikers en vervolgens op Toepassenklikt.
Uitgave 1 Februari 2003
3-31
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
Onderhoudsrichtlijnen Voor een efficiënte werking van Softconsole is het essentieel dat de volgende zaken goed zijn ingesteld: ■
Bevoegde gebruikers – Als nieuwe gebruikers toegang moeten hebben tot Softconsole of als gebruikers de organisatie verlaten, moet u de definitie aanpassen van de lijst met attendant-gebruikers.
■
Huidige configuratie van de Avaya-server – Als u bijvoorbeeld toetsfuncties wijzigt in de Avaya-server, moet u de wijzigingen ook doorvoeren in Softconsole. Vergeet niet de pagina’s met beheergegevens van de hardware attendant-console bij te werken en deze gegevens bij de hand te hebben wanneer u de configuratie van Softconsole gaat aanpassen.
■
Beheerde telefoonboeken – Als u telefoonboeken van Softconsole toevoegt, moet u niet vergeten deze telefoonboeken in te stellen in het venster Telefoonboekconfiguratie.
Aanmelden bij Configuration Manager 1. Voer een van de volgende stappen uit: ■
Wijs 3 URJUDP P DV! $ YD\ D! $ YD\ D 6 RIW FRQVRO H! &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHUaan in het menu Start. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
■
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram van &RQILJXUDW LRQ 0 DQDJHU. Het dialoogvenster Aanmelden wordt weergegeven.
2. Typ het wachtwoord voor Configuration Manager in het aanmeldingsvenster van het de Configuration Manager van Softconsole. 3. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard wilt starten, klikt u op : L] DUGP RGXV.
■
Als u in de tabbladmodus wilt werken, klikt u op 2 . .
Het venster Start wordt weergegeven.
3-32
Uitgave 1 Februari 2003
De Softconsole-configuratie onderhouden
Het beheerderswachtwoord van Softconsole wijzigen Het wachtwoord is noodzakelijk om toegang te krijgen tot Softconsole Configuration Manager. Als u een wachtwoord hebt opgegeven tijdens de eerste configuratie, kunt u dat wachtwoord achteraf wijzigen. 1. Gebruik de bovenstaande instructies om u aan te melden bij Configuration Manager. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard gebruikt, klikt u nu op Volgende om het dialoogvenster Opties te openen.
■
Klik op de tab Opties als u de tabbladmodus gebruikt.
3. Typ het nieuwe wachtwoord in het vak Wachtwoord. 4. Typ het wachtwoord ter controle in het vak Bevestig het wachtwoord. 5. Voer een van de volgende handelingen uit: ■
Als u de configuratiewizard gebruikt, klikt u nu op Volgende om de configuratiewizard te voltooien.
■
Als u in de tabbladmodus werkt, kunt u een van de volgende dingen doen: — Klik op Toepassen om het nieuwe wachtwoord op te slaan. U kunt nu een ander tabblad selecteren om wijzigingen aan te brengen in een ander onderdeel van de configuratie. — Klik op OK om het nieuwe wachtwoord op te slaan en de Configuration Manager af te sluiten.
Uitgave 1 Februari 2003
3-33
Softconsole configureren voor DCP-configuraties
De software verwijderen Voer de volgende stappen uit om Softconsole te verwijderen: 1. Sluit Softconsole af. 2. Wijs 3 URJUDP P DV aan in het menu Start. 3. Selecteer de map met Softconsole. (Standaard is dit de map $ YD\ D>$ YD\ D 6 RIW FRQVROH.) 4. Selecteer 8 QLQVW DO O$ YD\ D 6 RIW FRQVRO H. Het dialoogvenster Perform Uninstall wordt weergegeven. 5. Klik op 9RO W RRLHQ om de software te verwijderen.
3-34
Uitgave 1 Februari 2003
Problemen oplossen
4
Overzicht Dit hoofdstuk bevat procedures en tips voor het oplossen van problemen. Raadpleeg aan de hand van het type probleem dat u wilt oplossen de desbetreffende sectie in dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk bevat secties met informatie over de volgende onderwerpen: ■
Problemen met IP-installaties oplossen
■
Problemen met DCP-installaties oplossen
■
Problemen met de werking van Softconsole oplossen
■
Systeem herstellen na een stroomstoring
■
Systeem herstellen na een computerstoring OPMERKING: Raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant-handleiding voor informatie over het oplossen van problemen met de Avaya-server.
Uitgave 1 Februari 2003
4 -1
Problemen oplossen
Problemen met IP-installaties oplossen Als er problemen optreden met de installatie van Softconsole in een IP-configuratie, raadpleegt u de informatie voor het oplossen van problemen in de on line Help van iClarity Audio. Ga naar http://avaya.com/support voor de meest actuele informatie over probleemoplossing. Enkele voorbeelden van mogelijke problemen: ■
De persoon van wie de oproep afkomstig is of die de oproep heeft beantwoord, kan de attendant niet horen.
■
De attendant kan de persoon van wie de oproep afkomstig is of die de oproep heeft beantwoord niet horen.
■
De attendant kan de persoon van wie de oproep afkomstig is of die de oproep heeft beantwoord niet goed horen.
■
De persoon van wie de oproep afkomstig is of die de oproep heeft beantwoord, geeft aan dat uw woorden niet goed worden verzonden (het begin of het einde van woorden valt weg).
Problemen met DCP-installaties oplossen Als er problemen optreden met de installatie van Softconsole in een DCP-configuratie, raadpleegt u de volgende tabellen om het probleem te identificeren en op te lossen.
Problemen met het toestel oplossen Symptoom U kunt geen 8411D-toestel gebruiken om een verbinding te maken met de Avaya-server.
Aanbevolen oplossing 1. Controleer het Avaya-serverbeheer voor de attendant. 2. Controleer de fysieke bedrading van de verbindingen. 3. Gebruik het hulpprogramma Pumpware (Pump8411.exe) dat u op de Softconsole-cd aantreft om de firmware van de 8411D bij te werken. Zie het bestand pump_readme.txt op de Softconsole-cd voor meer informatie.
Het Position Busy-lampje gaat niet branden en de indicator Positie beschikbaar wordt niet bijgewerkt na de eerste installatie.
Dit is geen probleem. Klik op de knop Position Busy. Klik vervolgens nogmaals op de knop om deze indicatoren opnieuw in te stellen.
U kunt de DCP-telefoon niet op de gewone manier gebruiken.
Dit is geen probleem. De standaardfunctionaliteit van de telefoon wordt uitgeschakeld in de Softconsole-omgeving.
4-2
Uitgave 1 Februari 2003
Problemen met DCP-installaties oplossen
Symptoom
Aanbevolen oplossing
Als u op de Speakerphone-toets van de DCP-telefoon drukt, hoort u een kiestoon.
Wijzig in de Avaya-server de definitie van de poort om aan te geven dat er een attendant-console in gebruik is.
Als u op de Luidspreker-toets op de DCP-telefoon drukt, gaat het lampje SPKR (speaker) niet branden.
1. Controleer of het systeem wel spanning heeft. 2. Controleer nogmaals de configuratie van uw installatie en controleer of alle verbindingen goed zijn aangesloten. (Raadpleeg hiervoor de configuratie-instructies en -opties in hoofdstuk 1.) 3. Vervang de DCP-telefoon als het probleem zich blijft voordoen.
U kunt de inkomende oproep horen via de luidspreker, maar de andere partij kan u niet horen.
1. Gebruik de hoorn van de telefoon in plaats van de luidspreker. 2. Breid de installatie uit met een 500A-adapter en een headset. (Raadpleeg hiervoor de configuratie-instructies en -opties in hoofdstuk 1.) 3. Vervang de DCP-telefoon door een exemplaar met een full-duplex luidspreker.
De lampjes op de 8411D- of CallMaster VI-telefoon gaan niet branden.
1. Controleer of het systeem wel spanning heeft. 2. Controleer nogmaals de configuratie van uw installatie en controleer of alle verbindingen goed zijn aangesloten. (Raadpleeg hiervoor de configuratie-instructies en -opties in hoofdstuk 1.) 3. Vervang de 8411D- of de CallMaster VI-telefoon als het probleem zich blijft voordoen.
Uitgave 1 Februari 2003
4 -3
Problemen oplossen
Symptoom De rode en groene lampjes op de tiende lijnpositie van de telefoon knipperen afwisselend.
Aanbevolen oplossing 1. Controleer nogmaals de configuratie van uw installatie en controleer of alle verbindingen goed zijn aangesloten. (Raadpleeg hiervoor de configuratie-instructies en -opties in hoofdstuk 1.) 2. Vervang de DCP-telefoon als het probleem zich blijft voordoen.
Het rode lampje op de tiende lijnpositie van de 8411D-telefoon blijft branden wanneer Softconsole actief is.
1. Controleer of de COM-poort waarop de 8411D-telefoon is aangesloten, overeenkomt met de poort die is ingesteld op het tabblad Systeemparameters van het venster Systeembeheer. Als dat niet het geval is, moet u de hardware opnieuw configureren of de software-instellingen aanpassen om te verwijzen naar de seriële poort waarop de 8411D-telefoon is aangesloten. Start Softconsole vervolgens opnieuw om de wijziging door te voeren. 2. Controleer of de poort naar Avaya-server is gedefinieerd als een attendant-console.
4-4
Uitgave 1 Februari 2003
Problemen met de werking van Softconsole oplossen
Problemen met de werking van Softconsole oplossen Symptoom
Aanbevolen oplossing
Dubbelklikken op het Softconsolepictogram heeft geen effect.
Voer een van de volgende handelingen uit om over te schakelen naar Softconsole: ■
Houd ALT ingedrukt terwijl u op TAB drukt tot de toepassing Softconsole wordt weergegeven. Laat vervolgens ALT los.
■
Druk eerst CTRL in en druk vervolgens op ESC om een takenlijst weer te geven. Selecteer Softconsole in deze lijst en klik op Switch To.
Het wachtwoord van Configuration Manager is niet beschikbaar, kwijtgeraakt of vergeten en Softconsole is niet actief.
Neem contact op met een gekwalificeerde Avaya-dealer.
Het gebruikerswachtwoord is niet beschikbaar, kwijtgeraakt of vergeten.
U moet een nieuw wachtwoord definiëren voor de gebruiker.
Softconsole reageert traag op opdrachten van de attendant.
1. Sluit Softconsole af. OPMERKING: Als de foutopsporingsfunctie (Debug) is ingeschakeld, schakelt u deze functie uit voordat u Softconsole afsluit. Zie “De foutopsporingsfunctie gebruiken” verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie. 2. Sluit alle andere toepassingen af en sluit Windows af om alle geheugenbronnen vrij te geven. 3. Corrigeer indien mogelijk eventuele problemen met de vaste schijf, zoals onbruikbare sectoren of verloren clusters. Afhankelijk van de configuratie van uw computer, kunt u de volgende DOS-opdrachten gebruiken om de vaste schijf op te schonen: defrag, optimize, scandisk en chkdsk /f. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding voor MS-DOS van Microsoft. 4. Start Windows opnieuw als u klaar bent, start Softconsole opnieuw en start alleen de toepassingen die verder echt noodzakelijk zijn.
Uitgave 1 Februari 2003
4 -5
Problemen oplossen
Symptoom Het kiezen van de functieknop Groep selecteren en het invoeren van een geldig nummer voor een groep met honderdtallen heeft wel invloed op de statusgegevens van het bezet-lampjesveld (achtergrondkleur), maar niet op de tekst op het bijbehorende tabblad en de cellen. Er is een Softconsoletelefoonboek gedefinieerd, maar dit lijkt nu leeg te zijn.
4-6
Aanbevolen oplossing 1. Gebruik de instructies eerder in dit hoofdstuk om toegang te krijgen tot de Configuration Manager. 2. Selecteer het tabblad Softconsole-configuratie. 3. Controleer bij Functie Groep selecteren de volgende gegevens: ■
Het selectievakje voor het activeren van deze functie is ingeschakeld.
■
Het juiste nummer voor de functietoets van Avaya-server wordt opgegeven.
1. Plaats een back-up terug van de ontbrekende Softconsole-telefoonboekdatabase. 2. Als geen back-up beschikbaar is, moet u de database opnieuw samenstellen. 3. Kopieer alle andere databasebestanden van de back-up-directory naar de nieuwe Softconsole-directory (waarbij de nieuw gemaakte databasebestanden worden overschreven) om de eerder opgeslagen databasegegevens te herstellen.
Uitgave 1 Februari 2003
Problemen met de werking van Softconsole oplossen
Symptoom Softconsole reageert niet op activiteiten die te maken hebben met de Avaya-server. De knoppen voor het afhandelen van oproepen en de functieknoppen werken bijvoorbeeld niet. Alleen voor DCP-configuraties
Aanbevolen oplossing 1. Controleer of de COM-poort waarop de 8411D-telefoon of CallMaster VI-telefoon is aangesloten, overeenkomt met de poort die is ingesteld op het tabblad Systeemparameters van het venster Systeembeheer. 2. Als dat niet het geval is, moet u de hardware opnieuw configureren of de software-instellingen aanpassen om te verwijzen naar de seriële poort waarop de 8411D-telefoon of CallMaster VI-telefoon is aangesloten. Start Softconsole vervolgens opnieuw om de wijziging door te voeren. 3. Controleer of de toepassing communiceert met de 8411D-telefoon of de CallMaster VI-telefoon. ■
Als u een 8411D-telefoon gebruikt, moet lijntoets 10 op de telefoon steeds branden.
■
Als dit niet het geval is, raadpleegt u de productdocumentatie.
4. Controleer of de poort naar Avaya-server is gedefinieerd als een attendant-console. 5. Start Hyperterminal en reset de COM-poort. Start vervolgens Configuration Manager en start het detecteren van de COM-poort. Inkomende oproepen van de 8411D-telefoon of de CallMaster VItelefoon worden af en toe genegeerd door Softconsole of er gaan berichten verloren. Alleen voor DCP-configuraties
1. Controleer of de computer voldoet aan de minimale configuratievereisten zoals aangegeven in hoofdstuk 1. Als dat niet het geval is, moet u de computer aanpassen of vervangen. 2. Controleer of de COM-poort waarop de 8411D-telefoon of CallMaster VI-telefoon is aangesloten dezelfde is als de poort die tijdens de configuratie is opgegeven. Als dat niet het geval is, moet u de hardware opnieuw configureren of de software-instellingen aanpassen om te verwijzen naar de seriële poort waarop de 8411D-telefoon of CallMaster VI-telefoon is aangesloten. Start Softconsole vervolgens opnieuw om de wijziging door te voeren. 3. Controleer of de COM-poort voor Softconsole niet door een andere toepassing wordt gebruikt. De poort kan bijvoorbeeld worden gebruikt door een modem- of faxprogramma, TAPI-software, etc. 4. Start Hyperterminal en reset de COM-poort door verbinding te maken met de COM-poort en de opdracht AT
uit te voeren. Blijf deze opdracht uitvoeren totdat de melding “OK” wordt weergegeven. Start vervolgens de Configuration Manager en start het detecteren van de COM-poort.
Inkomende oproepen worden genegeerd door Softconsole.
1. Controleer of Softconsole in de juiste stand (dag of nacht) wordt gebruikt voor uw omgeving. 2. Controleer of de functie Position Busy niet is geactiveerd.
Uitgave 1 Februari 2003
4 -7
Problemen oplossen
Symptoom
Aanbevolen oplossing
De functieknoppen, trunkgroepknoppen en/of knoppen voor groepen met honderdtallen werken niet of activeren de verkeerde functie.
1. Pas de configuratie van de Avaya-server en/of Softconsole aan.
Softconsole kan geen uitgaande oproepen tot stand brengen (behalve via het geïntegreerde telefoonboek, als dat is geconfigureerd).
1. Start de computer opnieuw.
2. Vervang de knoplabels zodat alle elementen van de configuratie consistent zijn.
2. Maak tijdens het opnieuw starten van de computer een uiteinde van de kabel tussen de computer en de 8411D-telefoon of de CallMaster VI-telefoon los en sluit de kabel direct weer aan. Het loskoppelen van de kabel heeft tot gevolg dat de signalen tussen de twee componenten opnieuw worden gesynchroniseerd.
Alleen voor DCP-configuraties Er branden statuslampjes die niet zijn verbonden met stations.
4-8
1. Controleer op de Avaya-server of de statuslampjes zijn verbonden met stations die worden beheerd zonder hardware-omzetting (AWOH). 2. Neem contact op met de systeembeheerder.
Uitgave 1 Februari 2003
De foutopsporingsfunctie gebruiken
De foutopsporingsfunctie gebruiken In Softconsole kan een logboek worden bijgehouden met gedetailleerde informatie over gebruikersactiviteit in Softconsole. Dit kan handig zijn bij het oplossen van problemen die optreden tijdens het werken met de toepassing. Met de foutopsporingsfunctie kunnen bijvoorbeeld gebruikersactiviteiten worden vastgelegd zoals het in- en uitschakelen van lampjes, het kiezen van knoppen en het invoeren van tekst. Elke gebeurtenis wordt in het logboek geregistreerd met een datum en tijd. Met behulp van dit logboek, dat wordt opgeslagen in bestanden in de installatiedirectory, kunnen support-medewerkers de stappen herleiden die een bepaald probleem hebben veroorzaakt. U kunt deze functie inschakelen via de optie Systeeminstellingen in het menu Beeld van Softconsole. OPMERKING: Neem, voordat u de foutopsporingsfunctie inschakelt, altijd eerst contact op met een gekwalificeerde Avaya-dealer. U krijgt dan instructies voor het werken met deze functie.
Uitgave 1 Februari 2003
4 -9
Problemen oplossen
Systeem herstellen na een stroomstoring Wanneer een stroomstoring optreedt, worden alle actieve of in de wachtstand geplaatste oproepen automatisch beëindigd. De console zelf krijgt ook geen stroom meer en moet worden hersteld. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde functies van de Avaya-server opnieuw moeten worden ingesteld. Het systeem herstellen na een stroomstoring: 1. Schakel de computer opnieuw in en start Softconsole. Als dit problemen oplevert, volgt u de instructies in het gedeelte “Wat te doen bij ernstige problemen” verderop in dit hoofdstuk. 2. Controleer en/of stel de volgende functies in als deze worden gebruikt in uw configuratie. Raadpleeg voor meer informatie de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant System Features Guide. Zoek de functies die relevant zijn voor uw omgeving en voer vervolgens de procedures uit in de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant System Features Guide om de standwaardwaarden te herstellen. Het betreft hier de volgende functies:
4-10
■
Attendant-besturing van trunkgroeptoegang Voor elke trunkgroep, zone voor luidsprekeroproepen of zone voor selectieve oproepen waartoe Softconsole toegang moet hebben, volgt u de procedure voor het activeren van de attendant-besturing van trunkgroeptoegang.
■
Gespreksdoorschakeling voor alle gesprekken Voor elk toestelnummer waarvoor oproepen moeten worden doorgeschakeld naar een ander toestel in de Avaya-server, volgt u de procedure voor het activeren van het doorschakelen van gesprekken voor alle gesprekken voor een bepaald toestelnummer.
■
Gestuurde beperkingen Voor elke telefoon of groep telefoons waarvoor afzonderlijk beperkingen zijn ingesteld (uitgaand, alles, toestel-naar-toestel of eindpunt), moet u het juiste beperkingsniveau opnieuw instellen. Raadpleeg de procedure voor het activeren van beperkingen.
■
Nachtstand Als in de Avaya-server is ingesteld dat oproepen voor attendant-groepen ’s nachts (of buiten kantooruren) moeten worden doorgeschakeld naar een speciale console, moet u deze functie opnieuw activeren. Raadpleeg de procedure voor het activeren van de nachtstand.
Uitgave 1 Februari 2003
Systeem herstellen na een computerstoring
Systeem herstellen na een computerstoring Als de Softconsole-computer wordt getroffen door een stroomstoring of een crash van de vaste schijf, of als de computer zelf onbruikbaar wordt, moet u de Softconsole-computer weer operationeel proberen te krijgen. Het is bovendien mogelijk dat u bepaalde functies van de Avaya-server opnieuw moet instellen. (Zie het gedeelte ‘‘De foutopsporingsfunctie gebruiken’’ voor een overzicht van deze functies.) Als u de Softconsole-computer niet operationeel kunt krijgen na een storing, leest u de volgende informatie door en besluit u vervolgens welke actie u het beste kunt uitvoeren. OPMERKING: Denk eraan dat de Softconsole-computer de telefoon aanstuurt waarmee deze is verbonden. Als de Softconsole-computer zelf niet meer werkt, kan de aangesloten randapparatuur ook niet meer worden gebruikt en blijft deze apparatuur onbruikbaar totdat de console is hersteld of vervangen.
Wat te doen bij ernstige problemen ■
De Softconsole-positie blijft oproepen ontvangen, ondanks de huidige toestand. U moet daarom in de Avaya-server softwarematig de poort uitschakelen die is verbonden met de Softconsole-computer. Als dit niet mogelijk is, legt u de aangesloten telefoon met de bovenzijde naar beneden en haalt u de stekker met de aanduiding “LINE” uit de telefoon. Hierdoor worden alle oproepen voor de Softconsole-attendant doorgeschakeld volgens het doorschakelpad dat is ingesteld door het systeembeheer.
■
Als een 302 attendant-console (2- of 4-draads) beschikbaar is, kunt u deze console aansluiten tot het probleem is verholpen. Bepaal hiervoor eerst met welk snoer de Softconsole-computer is aangesloten op de telefoonaansluiting. Haal de stekker van dit snoer uit de telefoonaansluiting. Stel vervolgens vast met welk snoer de 302 attendant-console is aangesloten op een telefoonaansluiting en steek de stekker van dat snoer in de telefoonaansluiting die werd gebruikt voor de Softconsole-computer. De console kan nu weer gewoon worden gebruikt, inclusief de functie voor directe toestelselectie als deze is geïnstalleerd.
■
Als u weer gebruik wilt maken van de telefoon die is aangesloten op de Softconsole-computer, is dit alleen mogelijk wanneer in de directe nabijheid twee telefoonaansluitingen beschikbaar zijn en wanneer de tweede aansluiting al is ingesteld als een generieke DCP-poort. Steek de telefoon (die meestal is aangesloten op de console) in de tweede aansluiting. U kunt de telefoon nu gebruiken als een gewone DCP-telefoon.
Uitgave 1 Februari 2003
4-11
Problemen oplossen
4-12
Uitgave 1 Februari 2003
De invloed van systeemomgevingen op de werking van Softconsole
A
Overzicht Softconsole is ontwikkeld voor gebruik in verschillende systeemomgevingen voor Avaya-servers, zoals DCS- (Distributed Communications Systems) en CAS-configuraties (Centralized Attendant Service). Als in uw organisatie een DCS- of CAS-configuratie wordt gebruikt, kan dit invloed hebben op de werking van Softconsole. In de meeste gevallen is de invloed echter minimaal. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat weergavekleuren afwijken van de standaardkleuren of dat tonen een korte vertraging hebben. Procedures die specifiek zijn voor een DCS- of CAS-omgeving worden beschreven in de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant’s Guide.
Uitgave 1 Februari 2003
A-1
De invloed van systeemomgevingen op de werking van Softconsole
De DCS-omgeving Een DCS-configuratie bestaat uit 2 tot 20 afzonderlijke Avaya-servers die onderling zijn verbonden. Deze systemen kunnen zich bevinden op verschillende geografische locaties. In bepaalde situaties wordt de DCS-configuratie echter als één systeem afgehandeld door Softconsole. Deze situaties ontstaan wanneer de volgende attendant-functies van de Avaya-server zijn ingeschakeld: ■
Wachtende attendant-oproep
■
Attendant-besturing van trunkgroeptoegang
■
Attendant-weergave
■
Automatische netlijncontrole
■
Bezet-controle van telefoontoestellen en trunks
■
Gespreksdoorschakeling voor alle gesprekken
■
Directe trunkgroepselectie
■
Trunkgroep bezet/waarschuwingsindicators
Raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant System Features Guide voor een beschrijving van deze functies en de invloed van uw systeemomgeving op deze functies.
A-2
Uitgave 1 Februari 2003
De CAS-omgeving
De CAS-omgeving In een CAS-omgeving kunnen systeemgebruikers die gebruikmaken van afzonderlijke Avaya-servers op twee of meer locaties de attendant-posities op één plaats concentreren. Deze locatie wordt de CAS-hoofdlocatie genoemd. De andere locaties, meestal zonder attendants, worden CAS-nevenvestigingen genoemd. Alle locaties binnen de CAS-omgeving hebben afzonderlijke LDN’s. Oproepen die binnenkomen op de CAS-hoofdlocatie, worden op dezelfde manier afgehandeld als bij een zelfstandig Avaya-serversysteem. Alle attendant-oproepen die binnenkomen via een CAS-nevenvestiging, worden via RLT’s naar de attendant-consoles van de CAS-hoofdlocatie geleid. RLT’s zijn speciale trunks die alleen worden gebruikt voor attendant-oproepen die via de CAS-nevenvestigingen worden doorgeleid. De CAS-attendant kan oproepen niet via een RLT doorleiden. CAS-oproepen zijn alle oproepen die gewoonlijk naar de lokale attendant-console zouden gaan. De CAS-attendant beantwoordt deze oproepen en verbindt ze vervolgens door (via dezelfde RLT) met het gewenste toestel of externe telefoonnummer van de nevenvestiging. Wanneer de attendant de oproep vrijgeeft, kan de RLT een volgende oproep accepteren. De doorverbonden oproep wordt teruggeleid naar een CAS-console wanneer deze niet binnen de vastgestelde tijd wordt beantwoord. Op dezelfde manier worden ook CAS-oproepen die in de wachtstand zijn geplaatst naar een CAS-console teruggeleid wanneer deze niet binnen de vastgestelde tijd worden beantwoord. De volgende functies en procedures worden beïnvloed door de CAS-omgeving: ■
Attendant-weergave en hoorbare waarschuwingen (tonen)
■
Oproepen beantwoorden
■
Oproepen plaatsen (kiesmethoden)
■
Oproepen (op afstand) in wachtstand plaatsen
■
Oproepen doorverbinden naar de oorspronkelijke en andere nevenvestigingen
Deze verschillen in de functies en procedures worden beschreven in de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant’s Guide. Raadpleeg de Avaya Softconsole™ Release 1.5 Attendant System Features Guidevoor meer informatie over de eventuele invloed van uw systeemomgeving op de werking van Softconsole.
Uitgave 1 Februari 2003
A-3
De invloed van systeemomgevingen op de werking van Softconsole
A-4
Uitgave 1 Februari 2003
Connectiviteitsscenario’s voor Avaya-servers
B
Overzicht Deze bijlage bevat voorbeelden van de verschillende connectiviteitsconfiguraties ( IP en DCP) waarin u Softconsole kunt gebruiken.
Uitgave 1 Februari 2003
B-1
Connectiviteitsscenario’s voor Avaya-servers
IP-configuraties In afbeelding B-1 ziet u hoe Softconsole wordt gebruikt in de Road Warrior-configuratie (Voice over IP). In deze configuratie worden zowel de spraak als de oproepgegevens via dezelfde IP-verbinding verzonden.
IP
LAN IP
IP
AVAYA-server met R10-software of nieuwer
Attendants computer met Softconsole geïnstalleerd
Afbeelding B-1.
B-2
De Road Warrior-configuratie (Voice over IP)
Uitgave 1 Februari 2003
IP-configuraties
In afbeelding B-2 ziet u hoe Softconsole wordt gebruikt in de Telecommuter-configuratie . In deze configuratie worden de gegevens voor het verwerken van oproepen via een IP-verbinding vanaf uw computer verzonden naar de Avaya-server. Spraak wordt via een speciale telefoonlijn (IP, DCP of openbaar telefoonnetwerk) vanaf de server verzonden naar het opgegeven telefoonnummer. De Telecommuter-configuratie kan alleen worden gebruikt als een afzonderlijke telefoonlijn beschikbaar is op uw locatie.
IP
LAN IP
IP
AVAYA-server met R10-software of nieuwer IP
Attendants computer met Softconsole geïnstalleerd
IP-telefoon
IP
LAN IP AVAYA-server met R10-software of nieuwer
DCP-lijn DCP-telefoon
Afbeelding B-2.
Attendants computer met Softconsole geïnstalleerd
Telecommuter-configuratie
Uitgave 1 Februari 2003
B-3
Connectiviteitsscenario’s voor Avaya-servers
DCP-configuraties In afbeelding B-3 ziet u de mogelijke DCP-configuraties voor Softconsole.
Seriële kabel
DCP-lijn 8411 of CallMaster VI
AVAYA-server met R9-software of nieuwer
Afbeelding B-3.
B-4
DCP-configuraties
Uitgave 1 Februari 2003
Attendants computer met Softconsole geïnstalleerd
De installatie van PC Console ongedaan maken
C
Overzicht In deze bijlage wordt beschreven hoe u de installatie van PC Console ongedaan maakt. OPMERKING: U moet PC Console verwijderen voordat u Softconsole installeert.
De installatie van PC Console ongedaan maken De installatie van PC Console ongedaan maken: 1. Ga naar het menu Start en kies achtereenvolgens Programs>DEFINITY PC Console>uninstall. Het dialoogvenster Select Uninstall Method wordt weergegeven. 2. Kies de optieknop Automatic en klik vervolgens op Volgende. Het dialoogvenster Perform Uninstall (Installatie ongedaan maken) wordt weergegeven. 3. Klik op Voltooien.
Uitgave 1 Februari 2003
C-1
De installatie van PC Console ongedaan maken
C-2
Uitgave 1 Februari 2003
Index
IN installatie ongedaan maken, C-1 Doorschakelingspunt, 2-9, 3-10
Numerics
E ernstige problemen, 4-11
302 attendant-console, 1-7
A Aanvrager, 2-9, 3-10 ACP-configuratie downloaden (venster), 2-4 attendant-functies, A-3 attendant-functies van het oproepverwerkingssysteem, A-2 attendant-scherm, 1-8 attendant-wachtrij, 2-9, 3-11 Attendant-wachtrij (functieknop), 3-11 Automatisch doorverbinden (functie), 2-9, 3-10
F Forced-rel (knop), 3-7 forced-rel (knop), 1-8, 2-6 foutopsporingsfunctie (Debug), 4-5, 4-9 functieknoppen configureren, 2-6, 3-7 functieknoppen, vereiste, 2-6, 3-7
G
back-ups, overwegingen, 1-6 beheerde telefoonboeken, 2-30, 3-32 bezet-lampjesveld, 2-7, 2-26, 3-9, 3-28
Geïntegreerd telefoonboek, 3-12 ACP-toetsnummer, 3-12 Geïntegreerd telefoonboek (functie), x geluidsapparaat, 1-2 geluidssignalen, 2-8, 3-10 Groep selecteren (functie), 2-10, 3-12 Groep selecteren (functieknop), 2-10, 3-12 groepen met honderdtallen, configureren, 2-7, 3-9
C
H
Call Sound files (Waarschuwingsgeluidbestanden), 2-8 CallMaster VI-telefoon, aansluitschema, 1-10 CAS-omgeving, A-3 COM-poort, 1-9, 3-4, 4-7 computerstoring, herstel, 4-11 configuratiebeheer, ix configuratiewizard, 2-1, 2-3, 2-25, 2-30, 3-1, 3-3, 3-27, 3-32 Configuration Manager, ix consoleparameters server, 1-7 controlelijst eerste DCP-configuratie, 3-2 controlelijst eerste IP-configuratie, 2-2
hardware attendant-console, beheergegevens afdrukken, 3-5 hardwarevereisten, 1-2 Hold (knop), 3-7 hold (knop), 1-8, 2-6
B
D DCP-configuratie, vereisten, 1-3 DCP-configuraties, viii controlelijst installatie, 1-6 problemen oplossen, 4-2 DCP-telefoon problemen oplossen, 4-2 verbinding, 1-9 DCS-omgeving, A-2 DEFINITY PC Console
I iClarity IP Audio, vii, 4-2 installatie ongedaan maken, 2-32, 3-34 installatieprogramma, 1-16 IP-configuratie controlelijst installatie, 1-5 IP-configuratie, vereisten, 1-2 IP-configuraties, vii problemen oplossen, 4-2
J Japans lettertype, 2-10, 3-12
Uitgave 1 Februari 2003
IN-1
Index
knoppen, 4-6, 4-7, 4-8 luidspreker/microfoon, 4-3 Position Busy-lampje, 4-2 statuslampjes, 4-8
K kiesplan met zeven cijfers, 2-10, 3-12 kiesschema, 2-7, 3-9 zeven cijfers, 2-10, 3-12 knopnummers standaard, 1-8 knoptoewijzingen server, 1-8
R
L
S
LAN, vii luidspreker/headset, 1-2 luidspreker/microfoon problemen oplossen, 4-3
schijfruimte, 1-2 serverbeheer, 1-7 serverconfiguratie, 2-30, 3-32 serverconfiguratie downloaden, 3-5 serverconnectiviteit, vii, 2-4, 3-4 serversoftware, 1-2, 1-3 sneltoetsen, ix, 2-26, 3-6, 3-28 Softconsole, 1-16, 2-1, 3-1, 4-5 beheerderswachtwoord, 2-3, 3-3 bevoegde gebruikers, 2-27, 2-30, 3-29, 3-32 eerste DCP-configuratie, 3-1 eerste IP-configuratie, 2-1 installatie ongedaan maken, 2-32, 3-34 problemen oplossen, 4-5 verwijderen, 2-32, 3-34 wachtwoord, 2-31, 3-33 Softconsole-computer, 1-2 Softconsole-configuratie LDAP-weergave, 2-20, 3-21 onderhouden, 2-29, 3-31 telefoonboeken, 2-11, 2-25, 3-13, 3-27 testen, 2-28, 3-30 Softconsole-installatie, 1-16 software installatie ongedaan maken, 2-32, 3-34 software-installatie, 1-16 Split (knop), 3-7 split (knop), 1-8, 2-6 standaard-knopnummers, 1-8 standaardtelefoonboek, 2-26, 3-28 stroomstoring, 4-10, 4-11
M MasterDirectory, x, 2-11, 2-20, 2-25, 2-27, 3-13, 3-21, 3-27, 3-29
N netwerkkaart, 1-2 Next (knop), 3-7 next (knop), 1-8 Night-serv (knop), 3-7 night-serv (knop), 1-8, 2-6 Normal (knop), 2-6, 3-7 normal (knop), 1-8
O onderhoudsrichtlijnen, 2-30, 3-32 ondersteunde systeemomgevingen, viii ondersteunde telefoontoestellen, 1-4 oproepen, soorten, 2-8, 3-10
Road Warrior-configuratie, viii
T P Pagina’s met beheergegevens, 2-1, 3-1 PC Console, 1-16, 2-2, 3-2 installatie ongedaan maken, C-1 Pos-busy (knop), 3-7 pos-busy (knop), 1-8, 2-6 Position Busy-lampje, 4-2 problemen oplossen, 4-1, 4-5 8411D-telefoon, 4-3, 4-4 CallMaster VI-telefoon, 4-3 DCP-telefoon, 4-2
IN-2
Uitgave 1 Februari 2003
taal selecteren, 2-3, 3-3 tabbladmodus, 3-1 tabmodus, 2-1 Telecommuter-configuratie, viii telefoonboekbeheer, x telefoonboeken LDAP-weergave, 2-20, 3-21 maken, 2-11, 3-13 openen, 2-27, 3-29 opgeven, 2-25, 3-27
Index
telefoonboekschema, 2-12, 3-13 telefoonboektoegang, 2-27, 3-29 testen van Softconsole-configuratie, 2-28, 3-30 trunkgroep, selectieknop, 2-5, 3-6
V verbinding 8411D-telefoon, 1-11 voeding, 1-4 voeding, aansluitschema, 1-13
W waarschuwingsbestanden, 3-10 waarschuwingsopties, 2-8 wachtwoord, 2-3, 3-3 kwijtgeraakt of vergeten, 4-5 wijzigen, 2-31, 3-33 Wav-bestanden, 2-8, 3-10 Weergave tweede partij, 2-8, 2-26, 3-10, 3-28 Aanvrager, 2-9, 3-10 Doorschakelingspunt, 2-9, 3-10 weergavekenmerken, 2-8, 3-10 weergaveknoppen vereiste, 2-6, 3-7 weergaveknoppen configureren, 2-6, 3-7 wizardmodus, 2-1, 3-1
Uitgave 1 Februari 2003
IN-3
Index
IN-4
Uitgave 1 Februari 2003