© Copyright 2011 Uitgeverij Lambo bv Arnhem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, digitaal door fotokopieën of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Reizen Informatie over kruistochten, handelsreizen en reliekschrijnen. Economische expansie De Europeanen ontdekten dat ten oosten van het Turkse Rijk onder andere India en China lagen; zeer interessante gebieden met een andere dan de christelijke of islamitische cultuur. Het waren de Venetianen en Genuezen uit het huidige Italië die handelsbetrekkingen met Arabische heersers sloten en grote rijkdommen wisten te verwerven door specerijen, zijde en porselein te kopen en deze met woekerwinsten door te verkopen. De havensteden in Italië hadden dus grote economische belangen bij veilige en zekere handelswegen met het Verre Oosten. De kruistochten betekenden een nieuwe impuls voor de Italiaanse havensteden. Vandaar vertrokken de schepen en werden de opvarenden bevoorraad. Het ontstaan van de kruistochten had niet alleen een godsdienstige reden – Jeruzalem bevrijden van de heidenen (alles wat niet christelijk was, was heidens) – maar vooral ook een economische. De economie in Europa bloeide, de steden werden groter en dus was er behoefte aan economische expansie. Aan de andere kant breidde ook de islam zich steeds verder uit: van Portugal tot Pakistan. Tegen het einde van de 11e eeuw vertrokken de eerste kruisvaarders. Tijdens de Vierde Kruistocht (1202‐1204) namen de kruisvaarders Constantinopel in ‐ de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk ‐ waardoor vooral Venetië zijn handelsbelangen veilig kon stellen en het recht kreeg op toegang tot en doorgang op de karavaanwegen naar India en China. Door de confrontatie met het Oosten ging de levensstandaard in Europa omhoog. De kruisvaarders brachten kruiden mee, zoals gember en kaneel, peper en kruidnagelen, en vruchten als dadels, vijgen, en rozijnen. Vloerkleden en tapijten vervingen het stro op de grond. Zijde en brokaat brachten verandering in de mode, evenals henna en rouge. Glazen spiegels vervingen de gepolijste metalen schijven uit de vroege middeleeuwen. Ook de wereldlijke vorsten streefden naar meer aanzien en macht. De Vierde Kruistocht (1202‐ 1204) speelde een grote rol bij de uitbreiding en overname van handelsroutes in het Middellandse‐Zeegebied en de routes naar China. Tijdens deze kruistocht namen de kruisvaarders namelijk Constantinopel in. Vooral Venetië kon daardoor zijn handelsbelangen veiligstellen en kreeg het recht op toegang tot en doorgang op de karavaanwegen naar India en China. Veel betrouwbare informatie over de volken en landen in Afrika en Azië kon men vinden in de geschriften van Ibn Battoeta, afkomstig uit een rechtersfamilie uit Tanger (Marokko) die veel aanzien genoot in Marokko. Zijn islamitische geloof gaf hem makkelijk toegang tot alle plaatsen en landen in het Oosten. Hij reisde naar India en China, later dwars door de Sahara naar Niger. Zijn geschriften werden vertaald en door vele Westerse geleerden gelezen. De reizen in de middeleeuwen hebben de kennis over de wereld enorm vergroot en het aantal handelsproducten sterk uitgebreid. Veel van die producten zijn nooit meer uit ons dagelijks
leven verdwenen, zoals katoen, rietsuiker, papierzijde en rijst. De kostbaarste handelswaren waren damast, kristalglas, parels, zijde en specerijen. De luxe artikelen voor de feodale elite van Europa werden vervaardigd in islamitische werkplaatsen. Alle handelswegen kwamen samen in Bagdad. Ook op het gebied van de wetenschap werd veel van de Arabieren geleerd. Nadat de Spanjaarden en de Portugezen het Iberisch Schiereiland op de Arabieren hadden heroverd en in 1498 een handelsroute over zee naar Indië hadden geopend, was het afgelopen met het moslimmonopolie op de winstgevende oost‐westhandel. Door de opbloei van de handel groeide de vraag naar geld in de vorm van munten. Noord‐ Afrikaanse handelaars trokken de binnenlanden van Afrika in op zoek naar goud en slaven. Via de Arabische staten kwam het goud in Europa terecht en werden voor het eerst sinds eeuwen weer gouden munten geslagen op Sicilië (1231). De zucht naar geld, goud en rijkdom liep parallel aan de nieuwsgierigheid naar verre oorden en nieuwe culturen. Geruchten deden de ronde dat in het verre oosten christelijke vorsten zouden heersen, onder wie Pape Jan. Reizigers die voor handel, politiek of geloof Azië binnentrokken, informeerden altijd naar Pape Jan en de paus gaf reizigers zelfs brieven mee om aan Pape Jan te overhandigen, in de hoop dat hij een bondgenootschap met hem kon sluiten om samen de islam te bestrijden. Maar helaas: na verloop van tijd bleek Pape Jan een fantasiefiguur te zijn. In plaats van Pape Jan ontdekten reizigers het Mongoolse imperium. De eerste reizigers naar Azië waren diplomaten die met de Mongoliërs een verbond wilden sluiten tegen Mohammedaanse vorsten. Het waren meestal missionarissen, die naast hun diplomatieke taken ook de bekeringsgedachte met zich meevoerden. Een bekende reiziger was broeder Jan van Plano Carpini. Hij bereikte in 1245 Karakoroem in Mongolië en maakte net op tijd mee dat Goeyoek gekroond werd tot Groot Khan. Bovendien ving hij op dat de Mongoliërs van plan waren heel Europa te veroveren. De Vlaamse franciscaner monnik Willem van Uboek ging in 1253 naar het Hof van de Groot Khan. Hij werd daar goed ontvangen, want de Khan wilde alles over de christelijke godsdienst weten. Namens de koning van Frankrijk stelde Willem de Khan voor een verdrag te sluiten, maar de Khan wilde een wereld waar de Mongoliërs de heerschappij voerden. Ook het bekeren viel hem tegen. Slechts zes personen wist hij tot het christendom te dopen. Jan van Mandeville beweerde eveneens in Azië te zijn geweest. Zijn reisbeschrijving werd mateloos populair en werd in vele talen vertaald, maar later bleek dat hij de reizen onmogelijk kon hebben gemaakt en dat hij veel had overgeschreven van andere reizigers. Zijn verhalen waren te fantastisch om waar te kunnen zijn. Reliekschrijn van het H. Bloed, Brugge In de schatkamer van de H. Bloedkapel in Brugge wordt de reliekhouder bewaard met – volgens de overlevering – het heilig bloed van Christus. Het bloed zou door Diederik van Elzas in 1150 naar Brugge zijn gebracht, na de tweede kruistocht. Uit recent historisch onderzoek blijkt dat de relikwie niet eerder dan in het begin van de 13e eeuw in Brugge aankwam.
de kapel Het geheel bestaat uit twee boven elkaar gebouwde kapellen. De oudste kapel, de Benedenkapel, werd in de tweede helft van de 12e eeuw opgetrokken en was aanvankelijk bedoeld als hofkapel van de graven van Brugge. De kapel werd genoemd naar de Heilige Blasius waarvan er vier rugwervels rond 1100 naar Brugge zouden zijn gebracht. Graaf Diederik liet de dubbelkapel bouwen, die tijdens de Franse Revolutie werd vernietigd. Binnen is de sobere stijl van de romaanse Benedenkerk gedeeltelijk gerestaureerd. Het is nu een van de zuiverste romaanse bouwwerken van Vlaanderen. De Bovenkapel werd in de 15e eeuw in gotische stijl verbouwd en in de 19e eeuw herbouwd. Daar wordt het H. Bloed nu bewaard. H. Bloedkapel: Interieur Benedenkapel Reliekschrijn van de H. Ursul, Brugge In het St. Janshospitaal wordt de reliekschrijn van de Heilige Ursula bewaard. De schrijn is versierd met taferelen uit het leven van de heilige. Volgens de legende was Ursula een Britse koningsdochter die de gelofte van maagdelijkheid had afgelegd. Om aan het huwelijk met een heidense koningszoon te ontkomen, vluchtte ze met 11.000 gelovige vrouwen uit haar land. Dat getal van 11.000 is waarschijnlijk door een schrijffout ontstaan. Een aantal van 11 getrouwen is waarschijnlijker. Door een storm dreven de schepen af naar de Nederlandse kust, waarna ze de Rijn opvoeren. In Keulen vielen de maagden in handen van de Hunnen, die de stad op dat moment belegerden. De Hunnen martelden en vermoorden de vrouwen, waarna ze wegvluchtten. De lichamen van de maagden werden vervolgens in Keulen plechtig begraven. Reliekschrijn van St. Ursula
In latere versies van de legende is het gegeven van een bedevaart met 11.000 maagden naar Rome toegevoegd. Op hun terugtocht zou een Engelse paus zich bij het gezelschap hebben gevoegd, die bij Keulen vrijwillig het martelaarschap van de dames deelde. De legende steunt waarschijnlijk wel op een historisch gegeven: tijdens de vervolging van de christenen rond 300 onder Diocletianus zou een aantal maagden in Keulen als martelaressen zijn gestorven. De verering van St. Ursula verbreidde zich vanuit Keulen langzaam over West‐Europa. De legende werd een geliefd thema onder kunstenaars, getuige de reliekschrijn van de Vlaamse kunstenaar Hans Memling in de late middeleeuwen. Vertrek van St. Ursula met volgelingen