Regionaal alcoholproject “Think Before You Drink” 2013-2016 1.
Inleiding
De afgelopen vier jaar hebben de twintig gemeenten van veiligheidsregio Brabant-Noord en de ketenpartners (GGD Hart voor Brabant, Novadic-Kentron, Halt, Politie Brabant-Noord en de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit) samengewerkt op het gebied van alcoholpreventie bij jongeren in het project ‘Think Before You Drink’ (in de eerste projectfase onder de naam ‘Alcohol 16- geen goed begin’). De gemeenten en partners hebben hierbij samengewerkt op het gebied van educatie en draagvlak, beleid en regelgeving, handhaving, en vroegsignalering. Een integrale aanpak gericht op de combinatie van deze vier pijlers is van essentieel belang voor een effectief lokaal alcoholbeleid. Na vier jaar ligt er een goede basis voor alcoholmatiging onder jongeren, zowel regionaal als lokaal. Gemeenten en samenwerkingspartners hebben diverse interventies ontwikkeld en uitgerold. De jeugdmonitor 2011 laat zien dat er de afgelopen vier jaar positieve resultaten zijn geboekt, namelijk: een dalend alcoholgebruik bij jongeren onder de 16 jaar. Minder jongeren drinken en het zogenaamde binge-drinken is afgenomen. Echter minder positief is dat nog steeds een kwart van de ouders het goed vindt dat hun 12-15 jarig kind drinkt. Ook blijft het alcoholgebruik onder de 16plus jeugd onverminderd hoog. Van de 16t/m 18 jarigen dronk meer dan de helft in de afgelopen 4 weken wel eens 5 of meer glazen per gelegenheid. Op basis van de cijfers van de jeugdmonitor kunnen we de voorzichtige conclusie trekken dat we met de aanpak van alcoholpreventie op de goede weg zijn, maar er nog niet zijn. Overmatig drinken is in Nederland – naast roken, hoge bloeddruk en overgewicht – nog steeds één van de belangrijkste factoren die de gezondheid bedreigt. Samen met drugsgebruik is overmatig alcoholgebruik een niet te onderschatten aanjager van geweld en overlast, met name in het uitgaansleven. Alcoholproblemen zien we vooral op lokaal niveau. Daarom hebben we als gemeenten een belangrijke rol bij de aanpak: vrijwel dagelijks worden we met alcoholschade geconfronteerd. Denk aan verkeersongelukken, openbare dronkenschap, criminaliteit, huiselijk geweld, jongeren die door te veel drank bewusteloos raken en verslavingsproblemen. We staan als gemeenten dicht bij de burgers die daar last van hebben en zijn daarom goed in staat om de maatregelen te nemen die passen bij de veiligheidsproblemen die op lokaal niveau spelen. In het regionaal alcoholproject hebben we samen onze krachten gebundeld en hebben we resultaten bereikt. Om de geboekte resultaten te behouden en terugval te voorkomen is het nu zaak om door te pakken. Preventie vergt namelijk een lange adem. De bestuurders van de 20 gemeenten hebben in juni 2012 de intentie uitgesproken om een vervolg te geven aan het regionale alcoholproject. Deze notitie bevat een plan van aanpak voor het regionaal alcoholproject ‘Think before you drink’ 2013-2016.
2.
Terugblik en stand van zaken
2.1 Resultaten De afgelopen vier jaar hebben we als gemeenten samen met de ketenpartners veel geïnvesteerd in netwerken en samenwerken op het gebied van alle vier de pijlers; educatie en draagvlak, beleid en regelgeving, handhaving en vroegsignalering. Zowel regionaal als lokaal zijn er veel verbindingen gelegd en zijn activiteiten gezamenlijk opgepakt. Gezamenlijk is een bijdrage geleverd aan het verminderen van alcoholconsumptie van jongeren onder de 16 jaar. De twintig gemeenten en partners hebben hard gewerkt aan het stimuleren van bewustwording bij ouders, jeugd en sportverenigingen; het vergroten van de bekendheid en draagvlak voor de boodschap “16min geen goed begin” en het delen van kennis van professionals. Het netwerk is dynamisch en kan nog verder worden
1
uitgebreid. Ook de samenwerking en kennisdeling kan intensiever, maar de eerste concrete stappen zijn gezet. Resultaten die onder meer behaald zijn: • Jongeren op basisscholen zijn voorgelicht over de negatieve consequenties van alcoholgebruik door middel van verschillende interventies zoals het alcohol-loopspel en het project ‘verhalend ontwerpen in het basisonderwijs’. • Scholieren van voortgezet onderwijs hebben, met behulp van de alcoholmodule in de elektronische leeromgeving en interactieve theatervoorstellingen, handvatten gekregen hoe om te gaan met de sociale druk rondom alcoholgebruik. • De boodschap “Drinkt het tot je door” is onder de aandacht gebracht bij jongeren. Jongeren zijn op een directe manier geconfronteerd met de gevolgen van de keuze over alcohol. Een van de producten hiervan is de website www.drinkthetdoor.nl met de Facebookpagina en een Twitteraccount (gezamenlijk product alcoholproject WestBrabant). • Ouders van scholieren van zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs zijn bewustgemaakt van de risico’s en consequenties van alcoholgebruik. Hiervoor is gebruik gemaakt van voorlichtingsavonden op scholen en interactieve theatervoorstellingen. • Ouders van uitgaande jeugd zijn via de actie “Uit met ouders” bewustgemaakt van de drinkomgeving waarin de jongeren verkeren. Ouders zijn samen met de gemeente en deskundigen op stap gegaan en zijn in de plaatselijke cafés geïnformeerd over het thema alcohol en de gevolgen van alcoholgebruik. • In de gemeenten Sint-Anthonis en Veghel hebben de partners (huisartsen, interne begeleiders scholen, jongerenwerk, CJG, trainers sportverenigingen, jeugdpreventiewerkers) meer expliciete aandacht voor het vroegtijdig signaleren van jongeren, die mogelijk een alcoholprobleem hebben. Bij deze gemeenten wordt namelijk het protocol vroegsignalering geïmplementeerd. • Ouders “van een hanggroep”, die opvoedproblemen ervaren met hun puber hebben opvoedondersteuning gekregen om meer grip te krijgen op de jeugdgroep waardoor deze minder/geen overlast gaat vormen of zelfs uit elkaar valt. • Groepen overlastgevende jongeren hebben het Flashbackprogramma (leerstraf bureau Halt) doorlopen waardoor zij zich bewust zijn geworden van wat de invloed van groepsdynamiek op hun individuele gedrag is en wat voor negatieve invloed dit kan hebben op hun toekomstperspectief. • Scholen hebben met behulp van de inzet van Dräger blaasapparatuur een handhavingsmiddel gekregen om alcoholvrije feesten te waarborgen. De blaasapparatuur is in de regio ’s-Hertogenbosch 4 à 5 keer per jaar ingezet bij schoolactiviteiten. • De ontwikkelde interventies zijn opgenomen in een interventiegids. Deze interventiegids is online beschikbaar gesteld via de speciaal ontwikkelde website www.watalcoholmetjedoet.nl waar informatie is te vinden over alcoholpreventie bij jongeren onder de 16 jaar. Voor meer informatie over de bereikte resultaten en aantallen verwijzen we naar bijlage 1. Bovenstaande resultaten en successen hebben we mede bereikt door de financiële ondersteuning van de twintig gemeenten en van ZonMw en twee provinciale subsidies. De ZonMw subsidie is specifiek ingezet voor de pilot vroegsignalering 2011-2013. De eerste subsidie van de provincie is gebruikt voor het neerzetten van de samenwerking in de regionale structuur van de twintig gemeenten in de veiligheidsregio, het samen met de jongeren ontwikkelen van het logo en het opzetten van de website www.watalcoholmetjedoet.nl. De tweede provinciale subsidie is gebruikt voor het organiseren van de regionale bijeenkomsten, de symposia en om regionaal ontwikkelende activiteiten lokaal uit te zetten in alle twintig gemeenten. 2.2 Tevredenheidsonderzoek In maart 2012 is er een tevredenheidonderzoek gehouden onder de betrokken wethouders, ambtenaren en ketenpartners. De betrokkenen uit de twintig gemeenten waren allen tevreden over de waardevolle concrete producten die binnen het project zijn gemaakt en die lokaal goed kunnen worden toegepast. Dit werd als sterk bevorderende factor ervaren in de regionale samenwerking. De gemeenten hebben aan den lijve ondervonden, dat door de schaalgrootte meer dingen kunnen worden gerealiseerd. Ook
2
hebben de twintig gemeenten ervaren dat ze eensgezind over deze problematiek in gesprek gingen en dat zij zich niet tot het lokale niveau beperkten. Als belemmerende factor binnen het regionale project is door allen genoemd, dat gemeenten elkaar te weinig op de hoogte brengen van lokale acties. Hierdoor wordt het spreekwoordelijke wiel nog te vaak opnieuw uitgevonden. En juist kennisdeling en uitwisseling is bij intensieve samenwerking een meerwaarde. Ook wordt ervaren dat het lastig is alcoholpreventie op de politieke agenda te houden. De startperiode van het regionale project is als moeizaam en traag ervaren. De samenwerking tussen partners verliep in het begin niet soepel en de zichtbaarheid van de GGD als projectleider liet lang op zich wachten. Zelf gaven de gemeenteambtenaren en bestuurders hiervoor als reden aan, dat de partijen (zowel gemeenten als partners) te weinig vanuit een gemeenschappelijk belang werkten. Ook waren niet alle gemeenteambtenaren actief betrokken binnen het project, waardoor het draagvlak wisselend was. Voor een doorstart van het project zijn er ook vele andere aandachtspunten genoemd. Deze zijn terug te vinden in bijlage 2. 2.3 Leerpunten voor doorstart 2013-2016 Uit het bovenstaande tevredenheidsonderzoek en uit verschillende evaluaties van deelprojecten (o.a. pilot vroegsignalering) en interventies zijn leerpunten gekomen. De belangrijkste leerpunten voor een tweede projectperiode zijn: Rolduidelijkheid in projectstructuur. Leren van elkaar, uitwisseling tussen gemeenten. Afgestemde doelstellingen (integraal) op alle vier de pijlers. Monitoren en evalueren van doelstellingen. Duidelijke afspraken over financiële verantwoording voor alle (kern)partners. Samenwerken en regionaal een gezamenlijk belang delen. Aansluiten bij subregionale en lokale behoeften. Draagvlak en op het netvlies houden bij gemeenteambtenaren. Relevante partners worden betrokken in een vroeg stadium (draagvlak). Doelgroepen moeten in een zo vroeg mogelijk stadium worden betrokken om draagvlak te creëren. • In het kader van de integrale aanpak is van belang dat interventies over de grenzen van verschillende beleidsterreinen (handhaving en openbare orde, volksgezondheid, jeugd en onderwijs, ruimtelijke ordening) heen gaan. • Focus op implementatie en borging van de interventies, geen ontwikkeling van nieuwe interventies. • • • • • • • • • •
De leerpunten dienen als input voor het plan van aanpak voor de doorstart van Think Before You Drink 2013-2016. 2.4 Landelijke ontwikkelingen. Naast bovengenoemde leerpunten zijn ook de landelijke ontwikkelingen met betrekking tot de Nieuwe Drank en Horecawet van belang voor het vervolgproject. De Nieuwe Drank en Horecawet is vanaf 1 januari 2013 in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen liggen op het gebied van handhaving en beleid en regelgeving: • Gemeenten (voorheen de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA)) worden verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet. • Jongeren onder de 16 jaar kunnen beboet worden als ze alcoholhoudende drank bij zich hebben op de openbare weg en op alle plaatsen die voor publiek toegankelijk zijn. • Gemeenten krijgen de mogelijkheid om een toegangsleeftijd te koppelen aan de horecasluitingstijd. • Gemeenten mogen de toepassing van ‘happy-hours’ en prijsacties beperken en exorbitante prijsacties (korting 40% of meer) verbieden. • Winkeliers kunnen een tijdelijk verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank krijgen, als zij binnen een jaar 3 keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens. • Gemeenten kunnen de alcoholverstrekking in sport- en andere kantines bij verordening reguleren. Aan overtreders kan een bestuurlijke boete opgelegd worden. Bij alle overtredingen kan de vergunning geschorst worden. • Vanaf 1 januari 2014 is de leeftijd voor het kopen en drinken van alcohol verhoogd van 16 naar 18 jaar.
3
2.5 Preventie vergt een lange adem Overmatig alcoholgebruik door jongeren in de veiligheidsregio Brabant-Noord is nog steeds een hardnekkig probleem. Zoals in de inleiding vermeld, is er in 2011 een jeugdmonitor uitgevoerd. De resultaten hiervan laten zien dat we op de goede weg zijn, maar er nog lang niet zijn. Voor meer informatie over de resultaten van de jeugdmonitor wordt verwezen naar bijlage 3. Het blijft nodig zowel ouders en verzorgers als jongeren bewust te maken van de negatieve consequenties van het gebruik van alcohol. Het lijkt dat de landelijke en regionale alcoholpreventie aanpak voorzichtig zijn effect sorteert, maar om de goede resultaten te behouden en terugval bij zowel 16min als 16plus te voorkomen, dient het bewustwordingsproces te worden gecontinueerd. Continuering van de preventie activiteiten is ook hard nodig om ook ouders hun rol (beter) te laten pakken. De handhaving van gemeenten en politie moet ook nog beter worden vormgegeven, om de verkrijgbaarheid van alcohol in de hand te krijgen. (Sub)regionale afstemming van beleid en regelgeving en handhaving rondom bijvoorbeeld happy-hours en sluitingstijden is hierbij zeer wenselijk, zo niet noodzakelijk. De invoering van de nieuwe Drank- en horecawet kan hierbij als leidraad dienen. Dit alles maakt dat het belangrijk is om het regionale alcoholproject voor de komende vier jaar te continueren.
3.
Doelstellingen 2013-2016
3.1 Kerndoelen De kerndoelen van het project zijn: - Geen alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar. - Alcoholgebruik met mate voor jongeren vanaf 18 jaar. N.B. De aanpassing van de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar wordt veroorzaakt door de veranderde wetgeving, waarin per 1 januari 2014 de verkoopleeftijd van alle alcoholhoudende dranken wordt opgeschoven naar 18 jaar. 3.2 Doelstellingen Binnen het project worden twee type doelstellingen onderscheiden. Enerzijds inhoudelijke doelstellingen, gericht op het implementeren van maatregelen, het bereik van interventies en het beoogd effect van de interventies (o.a. op alcoholgebruik onder jongeren) en anderzijds procesdoelstellingen op het gebied van samenwerking en inbedding van interventies. 3.2.1
Inhoudelijke doelstellingen
Pijler: Beleid en regelgeving (Implementatie Drank- en Horecawet) 1. In 2014 is de nieuwe Drank- en Horecawet binnen de veiligheidsregio Brabant-Noord geïmplementeerd, door middel van het vaststellen van een verordening paracommercie waarin in ieder geval de schenktijden, privé bijeenkomsten en bijeenkomsten van derden worden geregeld evenals het vaststellen van het alcohol- en horeca sanctiebeleid. De regelgeving en het beleid zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd (regionaal of subregionaal). 2. In 2014 hebben alle subregio’s in Brabant-Noord een uitgewerkt uitvoeringsplan alcohol en jongeren waarin is beschreven hoe preventie en handhaving uit o.a. Dranken Horecawet worden toegepast en waarin alcoholpreventie interventies zijn ingebed. Voor de uitvoering van deze twee doelstellingen wordt aangesloten bij de Brabantbrede werkgroep invoering nieuwe Drank- en Horecawet die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de producten en het beschikbaar stellen van de producten. Het regionale project zorgt voor de communicatie en verspreiding van deze producten. Meetmethode: inventarisatie bij de 20 gemeenten Bij de doelstellingen 3 tot en met 6 hanteren we streefcijfers, waarbij we de vierjaarlijkse jeugdmonitor van de GGD Hart voor Brabant als meetmethode gebruiken1: 1
De referentiewaarden komen uit een periode dat jongeren vanaf 16 jaar alcohol mogen drinken. Vanwege de verschuiving van de leeftijdsgrens is het wenselijk dat de trend sterker is dan nu voorspeld kan worden. Echter, op dit moment kunnen we de streefcijfers en referentiewaarden alleen
4
Pijler: Handhaving van de norm onder de 18 jaar geen alcohol 3. Percentage van de jeugd dat zegt dat zij zelf alcohol in de winkel koopt is in 2015 gedaald tot de volgende percentages: − 12-15 jarigen: 1% (referentiewaarden: 7% in 2007, 2% in 2011) − 16-17 jarigen: 20% (referentiewaarden: 69% in 2007, 67% in 2011) Pijler: Educatie en draagvlak 4. Terugdringen van het alcoholgebruik onder de 18 jaar: De leeftijd waarop jongeren die alcohol drinken hun eerste glas alcohol drinken is in Veiligheidsregio Brabant-Noord gedaald/gestegen tot de volgende percentages in 2015: jonger dan 12 jaar: 2% (referentiewaarden: 10% in 2007, 5% in 2011); 12-13 jaar: 8% (referentiewaarden: 35% in 2007: 19% in 2011); 14-15 jaar: 40% (referentiewaarden: 46% in 2007, 56% in 2011); 16 en ouder: 50% (referentiewaarden: 9% in 2007 en 20% in 2011). o o
16-17 jaar: 30% (schatting, we hebben geen referentiewaarden); 18 jaar en ouder: 20% (schatting, we hebben geen referentiewaarden).
Het percentage jongeren in Veiligheidsregio Brabant-Noord dat recent alcohol heeft gedronken (in de afgelopen 4 weken), is gedaald tot de volgende percentages in 2015: 12-15 jarigen: 10% (referentiewaarden: 25% in 2007, 16% in 2011); 16-17-jarigen: 60% (referentiewaarden: 81% in 2007, 82% in 2011).
5. Vergroten van de ouderparticipatie en het creëren van draagvlak bij ouders voor de norm onder de 18 jaar geen alcoholgebruik: Het percentage jongeren (12 t/m 18 jaar) in Veiligheidsregio Brabant-Noord dat aangeeft, dat de ouders alcoholgebruik onder de 16 jaar afraden of verbieden, is toegenomen tot de volgende percentages in 2015: − ze raden het af: 25% (referentiewaarden: 20% in 2007, 16% in 2011); − ze verbieden het: 10% (referentiewaarden: 2% in 2007, 4% in 2011). Het percentage jongeren (12-18 jaar) in Veiligheidsregio Brabant-Noord dat aangeeft dat ouders alcoholgebruik onder de 18 jaar afraden of verbieden, is gelijk aan het percentage jongeren dat in 2011 aangaf dat ouders alcoholgebruik onder de 16 jaar afkeurden. − ze raden het af: 16%. − ze verbieden het: 4%.
6. Terugdringen van overmatig alcoholgebruik en binge-drinken door jongeren in de leeftijd van 16 tot 24 jaar (binge-drinken= bij één gelegenheid 5 glazen alcohol of meer drinken): Het percentage jongeren in Veiligheidsregio Brabant-Noord dat recent dronken of aangeschoten is geweest (in de afgelopen 4 weken), is gedaald tot de volgende percentages in 2015: 12-15 jarigen: 3% (referentiewaarden: 6% in 2007, 6% in 2011); 16-17 jarigen: 25% (referentiewaarden: 39% in 2007, 41% in 2011). 18 jarigen: 40% (referentiewaarden: 52% in 2007, 51% in 2011). Het percentage binge-drinkers in Veiligheidsregio Brabant-Noord, is gedaald tot de volgende percentages in 2015: 12-15 jarigen: 5% (referentiewaarden: 13% in 2007, 9% in 2011); 16-17-jarigen: 40% (referentiewaarden: 62% in 2007, 61% in 2011). 18 jarigen: 60% (referentiewaarden: 66% in 2007, 66% in 2011). Pijler: Vroegsignalering baseren op de gegevens uit de jongerenmonitors 2007 en 2011. Daarom zijn de streefcijfers niet in verhouding met de trend. Eind 2015 wordt opnieuw de GGD jongerenmonitor afgenomen. Dit betekent dat begin 2016 zicht komt op het al dan niet behalen van de bovenstaande streefcijfers.
5
7. In de komende jaren starten jaarlijks minimaal drie gemeenten met de implementatie van het protocol vroegsignalering. De signaleerders2/professionals, die met jongeren in aanraking komen, signaleren dan vroegtijdig problematisch alcoholgebruik bij jongeren (12-24 jaar) en maken dit signaal bespreekbaar. Dit doen zij aan de hand van het ‘Protocol voor Signalering, Screening en Kortdurende Interventie van Risicovol Alcoholgebruik bij Jongeren in de settings school en vrije tijd’. Meetmethode: inventarisatie bij de 20 gemeenten. 3.2.2 Procesdoelstellingen 1. Samenwerking: • De partners van Think Before You Drink leveren een actieve bijdrage in het ontwikkelen en uitdragen van beleid en regelgeving en het ontwikkelen, uitzetten en uitvoeren van interventies. • Vanaf de start van een nieuwe activiteit worden de relevante partners betrokken en worden per partner de rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedefinieerd. • Zowel regionaal als subregionaal worden leerervaringen en successen met elkaar gedeeld via de daartoe geëigende overlegstructuren, zodat er actief van elkaar kan worden geleerd. • In regionale themabijeenkomsten nemen partners actief deel door bijvoorbeeld het uitvoeren van een workshop of het geven van een presentatie aan collega’s (partners en gemeenten). Meetmethode: inventarisatie bij de 20 gemeenten. 2. Er is sprake van politiek draagvlak voor het alcoholbeleid binnen de gemeenten. Minimaal 90% van de gemeenten voert een actief lokaal alcoholbeleid gericht op 3 of meer van de volgende doelgroepen: − ouders − jongeren van 18 tot 24 jaar − horeca − sportkantines − supermarkten − jongerencentra − hokken en keten − evenementen − scholen Meetmethode: inventarisatie bij de 20 gemeenten. 3. Aan het einde van de tweede projectperiode (januari 2016 of eerder) zijn de regionale alcoholactiviteiten lokaal ingebed, zodat de gemeenten en de lokale organisaties (CJG’s, scholen, toezichthouders, jeugd/wijkagenten, sportverenigingen) de uitvoering van de activiteiten en de aansturing hiervan zelf dragen. Hiervoor wordt een borgingsplan met doelstellingen ontwikkeld. Doelstellingen worden in het najaar 2014 geëvalueerd. Wanneer het lokale (subregionale) netwerk goed georganiseerd en actief is, worden de regionale projectactiviteiten afgebouwd en zal ook de inzet van de projectleiding afnemen. De uitvoerende regionale activiteiten kunnen dan naar het reguliere takenpakket van de partners. Dit moet blijken uit de evaluatie. Meetmethode: inventarisatie bij de 20 gemeenten.
4.
Randvoorwaarden
Voor het behalen van de doelstellingen en het inbedden van alle projectactiviteiten zijn verder de volgende randvoorwaarden cruciaal: • In de komende vier jaar neemt het lokale veld (gemeenten, projectpartners en CJG’s, scholen, sportverengingen, toezichthouders en wijkagenten) de gelegenheid en de verantwoordelijkheid op zich, om gezamenlijk de regionale alcoholtaken op te pakken. • Zowel lokale als regionale partners worden vanaf de start van de tweede projectperiode betrokken en krijgen een rol in het project. • Continueren van de integrale aanpak gericht op de vier pijlers.
2
Signaleerder is iedereen die in zijn/haar dagelijks werk met jongeren werkt en/of in aanraking komt. Denk aan: onderwijs, jeugd- en jongerenwerk, politie, jeugdgezondheidszorg GGD, sportverenigingen, GGZ, netwerk verslavingszorg en huisartsen.
6
• • • • •
•
5.
Duidelijke uitgewerkte projectorganisatie met uitwerkte rollen inclusief taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Aansluiten bij gemeentelijke doelen, wensen en behoeften. Garantie van voldoende beschikbare financiële middelen en personele inzet (inzet gemeenten en partners in uren en kennis). Monitoring en evaluatie (meten) van streefcijfers en trends via vierjaarlijks jeugdmonitor. Brabantbrede samenwerking realiseren o.a. door: − intensiveren van de samenwerking met het regionaal alcoholproject in Midden- en West-Brabant; − deelname aan Brabantse werkgroep invoering Nieuwe Drank en Horecawet (nDHW). Gemeenten stellen voor de zomer 2014 een alcohol handhavings- en preventieplan op.
Plan van aanpak
Effectief lokaal alcoholbeleid is gestoeld op vier pijlers, namelijk: publiek draagvlak, beleid en regelgeving, handhaving en vroegsignalering. De aanpak kenmerkt zich door een samenhangend geheel van maatregelen en interventies die gedurende langere tijd worden uitgevoerd. Preventiestrategieën die gebaseerd zijn op handhaving van regels en wetten, training, het instellen van diverse alcoholvrije zones en intensieve media-aandacht bereiken de grootste effecten. Daarnaast zit de kracht in de integrale samenwerking met partners. Juist deze combinatie is nodig om de hele drinkomgeving te beïnvloeden. In het alcoholproject 2009-2012 is al ervaring opgedaan met de integrale aanpak. Deze ervaringen worden meegenomen in het project 2013-2016. De uit te voeren activiteiten worden jaarlijks in afstemming met de gemeenten (kerngroep en stuurgroep) en de ketenpartners uitgewerkt. De activiteiten zullen aansluiten bij de eerder genoemde doelstellingen. 5.1 Communicatie Communicatie is van essentieel belang om afstemming en samenwerking te bewerkstelligen tussen gemeenten, ketenpartners en intermediairs. Daarnaast is het belangrijk dat er intensief contact wordt onderhouden met de doelgroepen ouders en jongeren. Tevens is communicatie belangrijk om draagvlak te creëren voor beleid en uitvoering. De communicatie rondom een campagne wordt beschreven in het projectplan van de betreffende campagne. In dit plan zijn minimaal opgenomen: het toepassen van sociale media (Facebook, Twitter e.d.), communicatie richting media en inzetten van de pers.
6.
Projectorganisatie
6.1 Regionale activiteiten en lokale uitrol Het alcoholproject bestaat uit een regionaal deel en een gedeelte lokale uitrol. Binnen het lokale gedeelte vindt de uitvoering van alcoholinterventies plaats. Hiervoor huren de twintig gemeenten verschillende partners in, namelijk Novadic-Kentron, Halt, Politie Brabant-Noord en GGD Hart voor Brabant. De gemeenten (centrumgemeenten) maken met elke partner individuele afspraken over de uit te voeren activiteiten en deze activiteiten worden via een afzonderlijke inkoopstructuur ingekocht. Het regionale gedeelte is in het leven geroepen om de krachten van de partners en gemeenten te bundelen en vanuit een gezamenlijk belang te opereren. Het regionale deel is de kapstok, waarin zaken als projectleiding –coördinatie en –communicatie zijn opgenomen. Daartoe behoren taken als agendasetting en afstemming binnen de twintig gemeenten en andere regio’s, beheer en actueel houden van de interventiegids, website, editie van digitale nieuwsbrief, uitgifte van persberichten, perscontacten en mediabeleid, evalueren en monitoren. 6.2 Projectstructuur regionale project De projectstructuur voor het regionale project voor de periode 2013-2016 is op een aantal punten herzien ten opzichte van de structuur van de afgelopen projectperiode. Er is gekozen voor een duidelijk besluitvormingsorgaan door het opdrachtgeverschap neer te leggen bij de portefeuillehouders van de portefeuillehoudersoverleggen volksgezondheid van de regio Brabant Noordoost en Maatschappelijke zaken van de regio Meijerij. Dit is op 7
dit moment de meest logische keuze. Echter er is hierbij geen sprake van één besluitvormend orgaan, waardoor het risico bestaat dat er geen eenduidig besluit wordt genomen. Om dit risico te beperken wordt geadviseerd zoveel mogelijk mandaat bij de stuurgroep te leggen. Ook zal er een duidelijke afbakening plaatsvinden in de scheiding van de rollen van de GGD als projectleider en de GGD als uitvoeringspartner. Dit om het risico op belangenverstrengeling (eigenbelang versus gezamenlijk belang) te voorkomen. Hieronder staat de nieuwe projectstructuur beschreven. Opdrachtgever De portefeuillehouders volksgezondheid regio Brabant Noordoost en Maatschappelijke zaken regio Meijerij en ’s-Hertogenbosch zijn de formele opdrachtgever voor de uitvoering van het plan van aanpak. Dit is conform het besluit van de portefeuillehouders op 27 juni jl.3 De portefeuillehouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de besluitvorming op grote lijnen, over de inzet van de middelen en de randvoorwaarden. Dit kan worden gedelegeerd aan de stuurgroep. Stuurgroep De Stuurgroep is opdrachtnemer en stuurt de projectleider aan. De stuurgroep bestaat uit vier bestuurders (twee uit portefeuillehouderoverleg regio Brabant Noordoost en twee uit regio Meijerij) die door de portefeuillehouders worden gekozen. De vier bestuurders fungeren als bestuurlijke trekker en hebben het mandaat om met slagkracht inhoudelijke besluiten te nemen over het gehele alcoholproject. De voortgang van het project wordt op regelmatige basis door de stuurgroep aan de portefeuillehouders in de twee portefeuillehoudersoverleggen teruggekoppeld. De stuurgroep is verantwoordelijk voor de structurele inbedding van het regionale alcoholproject. Vanaf 2013 zal zij deze op bestuurlijk niveau gaan voorbereiden, zodat er in de tweede projectperiode een soepele overgang mogelijk is van de regionale projectactiviteiten naar locale inbedding. De stuurgroep is ook opdrachtgever voor de evaluatie van de projectresultaten. Projectleider De rol van regionaal projectleider is door de gemeenten weggelegd bij de GGD Hart voor Brabant. De projectleider zorgt voor de ‘dagelijkse’ aansturing en coördinatie van het project en voor de afstemming. De projectleider is verantwoordelijk voor de voortgang en financiële verantwoording en rapporteert hierover aan de stuurgroep. Kerngroep De projectleider is voorzitter van de Kerngroep. De kerngroep voert de opdrachten van de stuurgroep uit. De kerngroep bestaat uit GGD Hart voor Brabant, Novadic-Kentron en mogelijk ook Politie Brabant Noord en Halt en vier ambtenaren van verschillende gemeenten. De leden van de kerngroep hebben als voornaamste taak om op ambtelijk niveau te zorgen voor een blijvend (groot) draagvlak voor de uitvoering van het project. De leden van de kerngroep hebben hierin een actieve ambassadeursrol. Zij nemen deel aan de ambtelijke overleggroepen op subregionaal niveau en presenteren hier de voortgang, de successen en waar nodig ook de vragen of knelpunten van het project. Daarnaast is een belangrijke taak van de kerngroep, om op basis van aangegeven gemeentelijke behoeften en knelpunten, actiepunten in te brengen in de kerngroep en vervolgens regionaal op te pakken. Dit zijn actiepunten waarop op regionaal niveau beleid, producten en/of interventies ontwikkeld kunnen worden. Daarnaast draagt de kerngroep bij aan de projectcommunicatie. Ambtelijke overleggroepen (klankbordgroep) De ambtenaren van de reeds bestaande ambtelijke overleggen volksgezondheid/jeugd van de subregio’s Meijerij, Maasland, Uden/Veghel en Land van Cuijk hebben een rol als inhoudelijk adviseur voor de portefeuillehouders. Deze subregionale ambtelijke overleggroepen worden door de kerngroepleden gevoed met informatie. In het project 3
Bron Notulen POHO volksgezondheid BNO 27 juni: “ook dit overleg vindt dit portefeuillehoudersoverleg dé plaats om dit soort onderwerpen (alcoholproject doorstart) te bespreken”.
8
fungeren de ambtelijke overleggroepen als klankbordgroep. Deze relatie is belangrijk om gemeentelijk draagvlak te creëren.
6.2 Lokale uitrol De interventies die in het regionale project zijn ontwikkeld dienen vervolgens lokaal en/of subregionaal te worden geïmplementeerd. Wij stellen voor dit volgens de volgende subregionale indeling te doen: Figuur Subregionale indeling
7.
Financiële en personele inzet
7.1 Personele inzet Om de doelstellingen te realiseren en de inbedding te laten slagen is betrokkenheid, maar vooral ook beschikbaarheid van gemeenteambtenaren noodzakelijk. Uit evaluatie van de eerste projectperiode en het project vroegsignalering, blijkt dat dit vaak een knelpunt is. Het voorstel is om in de tweede projectperiode dan ook de ureninzet voor betrokken gemeenteambtenaren te begroten met het verzoek aan de gemeenten deze te borgen in hun eigen begroting. Voor voorzitters en secretarissen van de stuurgroep, kerngroep en de (tijdelijke)projectgroepen zal dit ongeveer 60 uur per jaar zijn. De ureninzet van overige kerngroep- en stuurgroepleden is ongeveer 40 uur per jaar. Tevens dient er rekening te worden gehouden met het beschikbaar stellen en vrijmaken van medewerkers (ambtenaren en medewerkers uit partnerorganisaties) om in een tijdelijke projectgroep deel te kunnen nemen. De volledige urenraming zal verder worden uitgewerkt bij de start van het project.
7.2 Voorstel financiering regionaal alcoholproject Het regionale alcoholproject omvat de regionale ontwikkeling van interventies en de regionale aansturing. Deze taken worden uitgevoerd onder regie van de GGD Hart voor Brabant. De lokale uitvoering van de interventies staat los van het financiële kader van het regionale project. De financiering van de lokale uitrol wordt apart in overleg met de professionals zoals GGD, Novadic Kentron en Halt met de gemeenten en de centrumgemeenten afgestemd. De lokale uitvoering maakt tot op heden geen onderdeel uit van dit concept plan van aanpak. Gekeken naar de financiering van de afgelopen vier jaar, is de inschatting gemaakt dat voor de regionale projectactiviteiten minimaal een jaarlijks bedrag van € 165.000 nodig is. Dit bedrag komt deels uit het basispakket van de GGD Hart voor Brabant (uniform pakket), maar daarnaast is een extra financiële bijdrage van € 5.000 per gemeente (uit de plusgelden) nodig. Deze extra bijdrage is de komende jaren hard nodig om het project een extra impuls te geven en de lokale inbedding goed te kunnen realiseren. Tabel: jaarlijkse kosten regionale ontwikkeling en aansturing (basis: 2012) 9
Financieringsbron Inzet uit het uniform pakket GGD Per gemeente € 5000
Kosten € 65.000 € 100.000
Totaal
€ 165.000
Taken die vanuit deze “regionale” financiering uitgevoerd worden zijn onder meer: • Projectleiding. • Regionale ontwikkeling en aansturing. • Agendasetting van alcoholpreventie binnen de twintig gemeenten, zoals: − presentaties bij gemeenten over (de opbrengsten van) het alcoholproject; − informatie leveren voor de gemeentelijke websites; − positioneren van het thema alcohol binnen de CJG’s; − de lokale samenwerking opstarten en de samenwerking behouden binnen de eerste lijn via het deelproject Vroegsignalering. • Afstemmen binnen de twintig gemeenten en met andere regio’s. • Bewaken van de integrale aanpak. • Ontwikkelen van regionaal campagnemateriaal (dezelfde boodschap in heel BrabantNoord). • Faciliteren van regionale uitwisseling. • Aanvragen aanvullende subsidies. • Evalueren en monitoren. • Aanleveren van cijfers. • Beheer website www.thinkbeforeyoudrink.nl Met minder budget kan een deel van deze taken niet worden uitgevoerd. 7.3 Samenhang regionale ontwikkeling en lokale implementatie. Opgemerkt wordt dat voor het regionaal alcoholproject 2009-2012 voor in totaal € 315.000 gebruik is gemaakt van een drietal subsidies van externe partijen. Met deze subsidies zijn op regionaal niveau producten en interventies ontwikkeld en zijn vervolgens de lokale activiteiten geïmplementeerd. Deze activiteiten kunnen niet meer als zodanig voor het vervolgproject 2013-2016 gefinancierd worden. De doelstelling is om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om aanvullende subsidies bij externe partijen aan te vragen. De kans op herhaling van de provinciale subsidies is echter erg klein. Het is wel belangrijk om een sterke binding te blijven creëren tussen de regionale ontwikkeling en de lokale uitrol van activiteiten. Om deze binding te versterken is het aan te bevelen dat de lokale uitvoering van de partners binnen het regionale alcoholproject nauw op elkaar wordt afgestemd. Een betere afstemming tussen regionale projectactiviteiten en lokale activiteiten (zonder extra subsidiegelden) kan hierdoor worden gewaarborgd. Dit vergt echter wel een andere denk- en handelswijze van gemeenten over de inkoop van diensten. De financiering van de lokale uitrol van de activiteiten uitgevoerd door de GGD vindt plaats door inzet van de gelden uit het lokaal accent, eventueel aangevuld met plusgelden indien een gemeente dit wenst. In 2012 was hiervoor door de 20 gemeenten € 160.000 uit het lokaal accent beschikbaar gesteld. Ook deze financiering is nodig om de komende jaren resultaten te boeken en lokale inbedding te realiseren. Ook de andere partners krijgen van de gemeenten (centrumgemeenten) financiering, maar bij de projectleiding is hierover geen informatie beschikbaar.
8.
Evalueren en monitoren van doelstellingen
In het portefeuillehouderoverleg Volksgezondheid Brabant-Noordoost van 27 juni 2012 is besloten dat er in 2014 een tussentijdse evaluatie plaatsvindt. Doel van deze evaluatie is om na te gaan of de doelstellingen worden gehaald, maar ook om na te gaan of de financiële gemeentelijke bijdrage van € 5.000 kan worden afgebouwd. Hiervoor zal gedurende de tweede projectfase (voorjaar 2014) een evaluatieplan worden opgesteld. In dit plan wordt aandacht besteed aan: de indicatoren die worden gemeten (op procesniveau en inhoud van borging), de wijze van evalueren, wie de evaluatie gaat uitvoeren, de benodigde financiën en de planning.
10
In 2016 zijn de resultaten van de jeugdmonitor 2015 bekend. Dan kan een eindevaluatie plaatsvinden, waarbij zicht komt op het al dan niet behalen van de inhoudelijke streefcijfers. Met de kerngroep en de stuurgroep zal bepaald worden of en hoe zij terugkoppeling willen zien van de resultaten van de jeugdmonitor 2015.
Planning op hoofdlijnen * 2013-2014 Wanneer November 2013
Wat Up-to-date maken doorstartplan
December 2013 – januari 2014
Uitvoeringsplan maken voor 2014
November 2013 – januari 2014
Opstellen borgingsplan i.s.m. kerngroep en stuurgroep Afspraken maken voor evaluatie n.a.v. jeugdmonitor 2015
Voorjaar 2014
Opstellen evaluatieplan borging
November –december 2013 Vanaf 18 november 2013 Gedurende 2014
Brainstorm interventies 2014
Najaar 2014
Aansluiting bij landelijke campagne van VWS/ Trimbos ‘van 16>18 jaar’ Uitvoering interventies en campagne-onderdelen lokaal en (sub)regionaal Tussenevaluatie nav borgingsplan en advies afbouw/voortgang
* Onderdelen worden aangepast wanneer activiteiten voor 2014 concreter worden
11