Regio in beeld 2004
Postbus 658 1000 AR Amsterdam Bezoekadres Gebouw Metropool Weesperstraat 79 Telefoon 020 527 9527 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl
Regio in beeld 2004 Feiten en cijfers over de Regionale Samenwerking Amsterdam
Regio in beeld 2004 Feiten en cijfers over de Regionale Samenwerking Amsterdam
Deel 1 is samengesteld door O+S Amsterdam. Deel 2 omvat onderzoek uitgevoerd door O+S Amsterdam in opdracht van de gemeenten Almere, Amstelveen, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hilversum, Purmerend en Zaanstad.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Redactie drs. Paolo van der Steenhoven drs. Karin Klein Wolt drs. Manilde van der Oord drs. Jeroen Slot Omslag, druk en afwerking Stadsdrukkerij Amsterdam N.V. Foto’s omslag Paolo van der Steenhoven Amsterdam, september 2004
2
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Inhoud Samenvatting
5
Inleiding
9
1 Ruimtegebruik en bevolking 1.1 Ruimtegebruik 1.2 Omvang van de bevolking 1.3 Bevolkingsdichtheid 1.4 Samenstelling naar leeftijd 1.5 Samenstelling van huishoudens 1.6 Etniciteit 1.7 Demografische druk 1.8 Geboorten
13 13 14 16 17 21 22 25 26
2 Wonen 2.1 Vestiging, vertrek en binnengemeentelijke verhuizingen 2.2 Woningvoorraad en woningdichtheid 2.3 Kenmerken woningvoorraad 2.4 Woningproductie 2.5 Woonsituatie en woonwensen in ROA+ 2.6 Huursubsidie
27 27 29 30 32 36 37
3 Regionale economie 3.1 Beroepsbevolking 3.2 Werkgelegenheid 3.3 Bedrijfsvestigingen 3.4 Economische prestaties 3.5 Schiphol 3.6 Noordzeekanaalgebied 3.7 Kenniseconomie 3.8 Regionale arbeidsmarkt: werk- en woonpendel
39 39 43 47 49 53 54 55 61
4 Mobiliteit in de regio
65
Bijlage: tabellen RSA in beeld
141
3
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
4
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Samenvatting
Bevolking In 2003 woonden er in het gebied van de Regionale Samenwerking Amsterdam (RSA) ruim 2,1 miljoen mensen. Een derde (34%) woonde in Amsterdam. Gebied van de Regionale Samenwerking Amsterdam naar subregio’s
Regio Waterland+ IJmond
Agglomeratie Haarlem
Zaanstreek
Amsterdam
Almere
Amstel-Meerlanden Het Gooi en Vechtstreek
De bevolking van de RSA groeit sneller dan elders in Nederland. Tussen 1996 en 2003 nam het inwonertal met 141.000 personen toe, een groei van 7%. Landelijk steeg het aantal inwoners met 5%. Almere kende als groeistad in dezelfde periode een spectaculaire groei van 47%. De regio’s IJmond, Regio Waterland+ en Amstel-Meerlanden hebben een bevolkingsgroei die overeenkomt met het regionale groeicijfer. Amsterdam groeide met 3%. Voor de periode tot 2020 wordt verwacht dat de regionale bevolking met 6% zal groeien. Dit is een bijgesteld cijfer. In 2002 werd nog verwacht dat de bevolking met 12% zou groeien, maar een sterke afname van het aantal migranten in Nederland heeft tot een aanpassing van de groeiverwachting geleid. Almere blijft in de groeimodellen voor 2020 de gemeente in de RSA met het hoogste groeicijfer van 45%. Op afstand volgt de regio Amstel-Meerlanden met 11%. De regio vangt veel vertrekkers uit Amsterdam op die in de hoofdstad hun woonwensen niet makkelijk kunnen vervullen. Onder de vertrekkers bevinden zich ook veel etnische minderheden. Surinamers verlaten al enige tijd de stad, Turken, Marokkanen en personen uit niet-industrielanden volgen steeds meer.
5
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Almere heeft van de regio de snelst groeiende populatie niet-westerse allochtonen. Andere gemeenten in de regio zoals Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad kennen ook hoge groeipercentages niet-westerse allochtonen, hoger dan Amsterdam.
Wonen In 2003 omvatte de woningvoorraad in de RSA 973.000 woningen. Amsterdam telde 377.000 woningen, op afstand gevolgd door Amstel-Meerlanden met 121.000 woningen. De verhouding koopwoning-huurwoning in de RSA is 43%:57%. Landelijk is deze verhouding omgekeerd: 55%:45%. Het lagere percentage koopwoningen in de RSA is het gevolg van het hoge aandeel huurwoningen in Amsterdam (81%). In 2002 werd er een dieptepunt in de woningproductie behaald. In dat jaar werden er 9.400 nieuwbouwwoningen opgeleverd. Daar is in 2003 een (voorlopig) eind aan gekomen. In 2003 zijn er 9.900 woningen in de RSA gebouwd. In Almere, Amstel-Meerlanden en Amsterdam werden meer dan tweeduizend woningen opgeleverd. In IJmond en Zaanstreek waren dat meer dan duizend woningen. Er wordt in de RSA vooral voor de koopmarkt gebouwd: 71% van de opgeleverde nieuwbouwwoningen is een koopwoning. Landelijk bestaat 78% van de nieuwbouw uit koopwoningen. Er zijn voor de RSA tot 2020 circa 135.000 nieuwe woningen gepland. In drie regio’s in de RSA zal volgens de prognosemodellen de woningvoorraad tot 2020 sterk groeien. In Almere zal het aantal woningen met circa 41.000 toenemen (65% groei). Amsterdam en Amstel-Meerlanden zullen 43.000 en 19.000 nieuwe woningen moeten opleveren.
Regionale economie De werkgelegenheid in de RSA is – na jaren van economische groei en krapte op de arbeidsmarkt – tussen 2002 en 2003 met 0,3% gedaald. Deze daling is minder sterk dan het Nederlands gemiddelde. De regionale economie kent twee grote banenmotoren die ook tijdens de recessie en in de nasleep van SARS en terreuraanslagen een toename in de werkgelegenheid kenden: de stad Amsterdam en de luchthaven Schiphol en omgeving. Ook Almere en Zaanstreek hebben een groei doorgemaakt. Met name Almere kende een krachtige groei in werkgelegenheid met 3% meer arbeidsplaatsen. Vooral minder conjunctuurgevoelige sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en overheid groeiden sterk in Almere. Elders in de regio, in het bijzonder in Agglomeratie Haarlem, IJmond en AmstelMeerlanden, daalde de werkgelegenheid sterker dan het regionaal gemiddelde. Opvallend is dat in elke regio binnen de RSA het aantal bedrijfsvestigingen in de periode 2002-2003 is gegroeid. Amsterdam en Groot-Amsterdam hebben een tekort aan arbeidskrachten en rekruteren in vergelijking met andere regio’s binnen de RSA meer personeel uit andere regio’s van de RSA en uit andere delen van Nederland. De werkloosheid is na jaren van daling in 2003 fors gegroeid. Tussen 1 januari 2003 en 1 april 2004 nam de werkloosheid in de RSA toe met 27%. Landelijk nam het cijfer toe met 30%.
6
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Het aantal vacatures in de regio vertoonde sinds het voorjaar van 2001 een dalende lijn, maar hieraan is in het derde kwartaal van 2003 een einde gekomen.
Mobiliteit In 2002 is de mobiliteit van bewoners in sommige delen van de RSA hoger dan elders in de regio en in Nederland. Bewoners van Almere en Het Gooi en Vechtstreek leggen gemiddeld langere afstanden af dan inwoners van andere regio’s binnen de RSA. Almeerders leggen vooral langere afstanden af voor het werk, bewoners van Het Gooi en Vechtstreek voor recreatieve doeleinden. Amsterdammers zijn van alle regiobewoners het minst mobiel. Sinds 1996 is de mobiliteit toegenomen onder inwoners van Het Gooi en Vechtstreek, IJmond en Groot-Amsterdam. In Almere is de mobiliteit niet veranderd. In de overige regio’s binnen de RSA is de mobiliteit daarentegen afgenomen. Circa 70% van de reisweg wordt door inwoners van de RSA met de auto afgelegd. Het openbaar vervoer heeft een aandeel van zo’n twintig procent en de fiets vijf procent.
7
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
8
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Inleiding
Voor het tweede achtereenvolgende jaar brengt de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam (O+S) een publicatie uit met een cijfermatig overzicht van de regio Amsterdam. Deze publicatie is een vervolg op de publicatie Kennis maken in de regio van O+S (2003) waarin een eerste aanzet is gegeven tot het systematisch verzamelen en regelmatig publiceren van cijfermatige gegevens over de regio Amsterdam. Het is een initiatief van O+S, het onderzoeksbureau van de gemeente Amsterdam. De verzamelde gegevens hebben betrekking op het gebied van de Regionale Samenwerking Amsterdam (RSA). De RSA is een samenwerkingsverband van 38 gemeenten in de Amsterdamse regio, de Provincie Noord-Holland en de Provincie Flevoland. De samenwerking in de RSA heeft inmiddels gestalte gekregen rond een aantal regionale vraagstukken zoals bereikbaarheid, ruimtelijke strategie en arbeidsmarkt. Bij de aanpak van deze vraagstukken is het belangrijk regionale ontwikkelingen te kwantificeren. Deze publicatie draagt bij aan het inzichtelijk maken van maatschappelijke processen in de regio. O+S voorziet daarmee in een groeiende behoefte aan cijfermatige gegevens over de RSA onder lokale en regionale overheden, onderzoeksinstellingen, maatschappelijke instellingen en andere geïnteresseerden. Het gebied van de RSA omvat de regio’s ten noorden en ten zuiden grenzend aan het Noordzeekanaal, Het Gooi en Vechtstreek en de gemeente Almere. De RSA is onderdeel van de Noordvleugel in de te ontwikkelen Deltametropool in de Randstad. In de komende decennia wordt de ontwikkeling van de Randstad door de rijksoverheid, provincies en gemeenten gestimuleerd met het doel een economisch krachtige regio te creëren die de internationale concurrentie met andere stedelijke regio’s in Europa aan kan. De keuze voor de Randstad is niet zomaar gemaakt. De Randstad fungeert als de economische motor van Nederland. Dat is met de volgende kengetallen goed zichtbaar te maken. Zo wordt 42% van de nationale werkgelegenheid en 46% van het bruto nationale product op 13% van het Nederlandse grondgebied voortgebracht. De Randstad heeft twee grote zeehavens, waaronder de grootste van de wereld, Rotterdam, goed is voor 93% van de nationale havenoverslag. De nationale luchthaven Schiphol is goed voor 97% van de luchtvracht en 98% van het aantal luchtpassagiers. Amsterdam vormt het financiële centrum van het land waar de meeste buitenlandse bedrijven zijn gevestigd. Tweederde van de buitenlandse investeringen is op de Randstad gericht, evenals 70% van het toerisme. De Randstad is een verzameling van regionaal economische zwaartepunten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Delft, Leiden) die elkaar tegen de achtergrond van groeiende internationale concurrentie beter zouden kunnen aanvullen of versterken dan elkaar te beconcurreren. Mede daarom is het proces in gang gezet de Randstad te ont-
9
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
wikkelen tot één krachtige regio die in economisch opzicht niet onderdoet voor andere Europese grootstedelijke regio’s. Deze nieuwe regio heet de Deltametropool. De Deltametropool bestaat uit de Randstad inclusief de Drechtsteden, Almere en Amersfoort en kent in geografische zin twee vleugels – de Noordvleugel en Zuidvleugel. In 2030 moet de Deltametropool op de kaart staan. Opbouw publicatie Deze publicatie bestaat uit twee delen: een statistisch deel en een rapportage over een regionaal onderzoek naar vestigingsmotieven. Het statistische deel omvat de thema’s bevolking, wonen, regionale economie en mobiliteit. Deze thema’s raken de beleidsvelden van de RSA. Deze beleidsvelden zijn: bereikbaarheid, luchtvaart, ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied, ruimtelijke strategie na 2010 en de regionale arbeidsmarkt. Voor deze rapportage is net als in 2003 gekozen voor een regio-indeling op basis van Corop-gebieden. De gegevens over de RSA worden vergeleken met Groot-Rijnmond en Nederland. Gebied van de Regionale Samenwerking Amsterdam naar subregio’s
Regio Waterland+ IJmond
Agglomeratie Haarlem
Zaanstreek
Amsterdam
Almere
Amstel-Meerlanden Het Gooi en Vechtstreek
In het tweede deel van deze publicatie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar vestigingsmotieven van nieuwe bewoners in negen gemeenten in de RSA. Dit onderzoek is door O+S verricht in opdracht van en in samenwerking met de onderzoeksafdelingen van acht grote gemeenten in de RSA: Almere, Amstelveen, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hilversum, Purmerend en Zaanstad. Aan het onderzoek dat in juni 2004 is uitgevoerd namen bijna 3.400 respondenten deel. In dit verkennende onderzoek wordt ingegaan op de vestigingsmotieven, kenmerken van de woning, het zoekgedrag op de woningmarkt en het oordeel over de nieuwe gemeente.
10
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Deel 1 RSA in cijfers
11
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
12
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
1 Ruimtegebruik en bevolking
Ruimte is in Nederland een schaars goed, zo ook in de RSA. De meeste functies van het grondgebied zijn in grote lijnen in bestemmingsplannen en streekplannen vastgelegd. Dit betekent overigens niet dat daarmee alles voor de lange termijn is geregeld. Autonome ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld de groei van de bevolking, de economie en de mobiliteit, en het overheidsbeleid leggen een claim op de beschikbare ruimte in een dichtbevolkt gebied. Dat kan tot conflicten leiden. Een recent voorbeeld is de door de rijksoverheid toegestane groei van Schiphol waardoor woningbouwplannen van de gemeenten Amstelveen, Aalsmeer en Uithoorn drastisch bijgesteld moeten worden. Ruim 13% van de Nederlandse bevolking woont in het RSA-gebied. Sinds 1996 is de bevolking in de RSA met 7% gegroeid. Volgens de meest recente prognoses zal de bevolking in de regio blijven groeien, sterker zelfs dan die van Nederland als geheel. Tussen de gemeenten in de RSA bestaan er verschillen in omvang, samenstelling en groeiverwachting van de bevolking. Zo is en blijft Almere de komende jaren een echte gezinsstad, heeft Amsterdam de meeste inwoners per vierkante kilometer en tellen de regio’s Haarlem en Het Gooi en Vechtstreek het hoogste aandeel ouderen van de RSA.
1.1 Ruimtegebruik Het grootste deel van de bodem in de RSA (69%) is landbouw- of natuurgebied, inclusief binnenwateren. Een kwart van de oppervlakte is bebouwd met wegen, woningen, bedrijfspanden en gebouwen als scholen, winkels, culturele voorzieningen en sportvoorzieningen. Dat is iets meer dan in Groot-Rijnmond waar 22% is bebouwd. Binnen de RSA varieert het ruimtegebruik per regio. Amsterdam kent van alle regio’s verhoudingsgewijs de meeste bebouwing en ook de meeste ruimte voor recreatieve doeleinden. IJmond, Amstel-Meerlanden en Agglomeratie Haarlem kennen ook een bovengemiddelde bebouwingsgraad. In de Regio Waterland+, Amstel-Meerlanden en de Zaanstreek is de ruimte voor meer dan de helft bestemd voor agrarische doeleinden. Almere, Agglomeratie Haarlem en Het Gooi en Vechtstreek hebben relatief meer grond bestemd voor natuur (inclusief binnenwater). In Almere bestaat het grondgebied zelfs voor bijna de helft uit binnenwater.
13
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 1.1 Bodemgebruik in 2000
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden
bebouwd recreatie landbouw natuur
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS
1.2 Omvang van de bevolking Er wonen meer dan twee miljoen mensen in de RSA, dat is ruim 13% van de landelijke bevolking. Meer dan de helft (55%) woont in de regio Groot-Amsterdam (Regio Waterland+, Amsterdam en Amstel-Meerlanden). Figuur 1.2 Aandeel bevolking in de RSA naar regio
Zaanstreek 7% IJmond 9% Amsterdam 34%
Agglomeratie Haarlem 10%
Het Gooi en Vechtstreek 11% Regio Waterland+ 8% AmstelMeerlanden 13%
Almere 8%
bron: CBS, 2003
14
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Amsterdam heeft met haar 737.000 inwoners het grootste bevolkingsaandeel in de RSA. De regio’s Amstel-Meerlanden en het Gooi en Vechtstreek volgen op een tweede en derde plaats met respectievelijk 288.000 en 242.000 personen. Bevolkingsgroei De bevolking van de RSA is sinds 1996 gegroeid met 141.000 inwoners, een toename van 7%. Het landelijke groeicijfer is in dezelfde periode 5% en dat van Groot-Rijnmond 4%. Binnen de RSA heeft de gemeente Almere, met een groei van 47% het grootste aandeel in de regionale groei. Van de andere RSA-regio’s lopen alleen Waterland+ en AmstelMeerlanden in de pas met het regionale groeicijfer. De gemeentelijke herindeling van 2002 verklaart voor een groot deel de relatief sterke bevolkingstoename in IJmond. De inwoners van Limmen en Akersloot worden sinds 2002 bij de IJmond gerekend, in 1996 behoorden zij tot de regio Alkmaar. De relatief geringe bevolkingstoename in Het Gooi en Vechtstreek is voornamelijk het gevolg van de toevoeging van de gemeente Loosdrecht. Figuur 1.3 Bevolkingsgroei 2003 ten opzichte van 1996 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
bron: CBS, 2003
Almere is in 2003 ten opzichte van 2002 het snelst gegroeid. De bevolking nam met vier procent toe. Amstel-Meerlanden volgt met twee procent groei, Waterland+ en Zaanstad beide met één procent. Bevolkingsprognose tot 2020 De bevolking in de RSA zal volgens de bevolkingsprognose van het landelijke bevolkingsprognosemodel Primos 2003 blijven groeien. Er wordt tot 2010 een groei voorspeld van 2% ten opzichte van 2005. Tot 2020 wordt een groeicijfer van 6% verwacht.
15
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 1.4 Prognose bevolking totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere 2005-2010 2005-2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% -5
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
bron: Primos 2003 / bewerking O+S
Binnen de RSA zijn er forse verschillen in groeiverwachtingen. Zo blijven Amsterdam, Almere en de regio’s Waterland+ en Amstel-Meerlanden voorlopig nog doorgroeien. Voor de regio’s Haarlem, IJmond en Zaanstreek wordt daarentegen verwacht dat de bevolkingsomvang zal afnemen. In de rapportage van 2002 werd er voor de RSA als geheel nog een bevolkingsgroei van 12% verwacht. Inmiddels is dit cijfer drastisch bijgesteld tot 6% groei in de periode 20052020. Ook de prognose voor Almere is bijgesteld: van 60% naar 45% groei tot 2020. Het verschil wordt grotendeels verklaard door de sterke afname van het aantal immigranten in Nederland in 2002. Door deze afname is het aantal verwachte immigranten voor alle overige jaren bijgesteld, resulterend in een behoorlijke afname in de bevolkingsgroei.
1.3 Bevolkingsdichtheid De bevolkingsdichtheid – dat is het aantal inwoners per vierkante kilometer land – in de RSA bedraagt gemiddeld 1.489 inwoners per vierkante kilometer. Groot-Rijnmond heeft een lagere dichtheid, daar wonen gemiddeld 1.146 mensen per vierkante kilometer.
16
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 1.5 Aantal inwoners per vierkante kilometer 2003
Regio Waterland+ IJmond Zaanstreek
Agglomeratie Haarlem
Amsterdam
Almere
Amstel-Meerlanden RSA gemiddeld = 1.489 4.465 1.681 1.170-1.680 630-1.169
Het Gooi en Vechtstreek
bron: CBS / bewerking O+S
Amsterdam heeft binnen de RSA de hoogste dichtheid. Er wonen maar liefst 4.465 mensen op één vierkante kilometer. Andere regio’s kennen een lagere bevolkingsdichtheid. Gestapelde bouw leidt tot een hoge bevolkingsdichtheid. Ruime bouw of de aanwezigheid van recreatiegebieden, agrarische gebieden of natuurgebieden in een regio geeft een lage bevolkingsdichtheid. Dit zien we vooral in Regio Waterland+ en AmstelMeerlanden.
1.4 Samenstelling naar leeftijd De leeftijdsopbouw van de bevolking van de RSA komt in grote lijnen overeen met die van Nederland en Groot-Rijnmond. Bijna een kwart (23%) van de bewoners van de RSA is jonger dan 19 jaar, tweederde (64%) valt in de leeftijdsgroep 20 t/m 64 jaar en de resterende 13% is 65 jaar en ouder. Van de regio’s in de RSA heeft Almere de jongste bevolking, 31% van haar inwoners is 19 jaar of jonger en 7% is 65 jaar of ouder. Amsterdam telt met 21% het laagste percentage kinderen. De regio’s Agglomeratie Haarlem en Het Gooi en Vechtstreek hebben het hoogste percentage ouderen (beide 17%).
17
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 1.6 Samenstelling bevolking naar leeftijd 2003 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden
0-19 jaar 20-64 jaar 65 jaar en ouder
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
%
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS / bewerking O+S
Leeftijdsprognoses Het aantal kinderen tot en met 19 jaar zal in de periode 2005-2010 met 2% groeien. Dat is meer dan voor Nederland en Groot-Rijnmond wordt verwacht. Voor de periode 2005-2020 wordt daarentegen een afname van het aantal kinderen met 0,1% verwacht. Landelijk zal het aantal kinderen in die periode met 3% zelfs sterker afnemen, in Groot-Rijnmond is de geschatte afname 2%. Tussen de regio’s in de RSA zijn er verschillen in leeftijdsprognoses. Zo zal volgens het Primos 2003 het aantal kinderen in Amsterdam, Amstelland-Meerlanden en Almere tot 2010 nog toenemen, terwijl het model voor de regio’s Waterland+, Het Gooi en Vechtstreek, Haarlem, IJmond en Zaanstreek een afname van het aantal kinderen voorspelt. Ook voor deze prognoses geldt dat er in vergelijking met 2002 een sterke bijstelling heeft plaatsgevonden. Er wordt volgens het model van 2003 een afname van het aantal kinderen in de toekomst verwacht, omdat het aantal migranten in de vruchtbare leeftijd en het aantal kinderen van migranten in de komende jaren sterk zullen afnemen.
18
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 1.7 Verwachte groei 0-19 jarigen totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
2005-2010 2005-2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
%
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
bron: Primos 2003 / bewerking O+S Figuur 1.8 Verwachte groei 20-64 jarigen totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
2005-2010 2005-2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland -10
% -5
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
bron: Primos 2003 / bewerking O+S
Het aantal actieven in de bevolking, dat is de groep van 20-64 jarigen, zal de komende jaren niet sterk toenemen. Tussen 2005 en 2010 wordt voor de regio een toename van 1% verwacht en voor de periode 2005-2020 een toename van 2%. Landelijk en in GrootRijnmond wordt een geringere groei verwacht. Binnen de RSA wordt er alleen voor de gebieden Amstel-Meerlanden en Almere een toename van het aantal 20-64 jarigen verwacht. In de overige regio’s wordt er een afname voorspeld.
19
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De 20-64 jarigen vormen de potentiële beroepsbevolking. In gebieden waar deze groep in omvang afneemt heeft dat gevolgen voor de regionale economie. Er zullen in het geval van gelijkblijvende werkgelegenheid arbeidskrachten van buiten de regio moeten worden aangetrokken. De bevolking van de RSA zal net als de bevolking van Nederland vergrijzen. Voor alle regio’s binnen de RSA wordt tussen 2005 en 2020 een sterke toename van het aantal 65plussers verwacht (+35%). Na 2010 is het de babyboomgeneratie van 1946-1964 die het aantal 65-plussers sterk doet toenemen. Figuur 1.9 Verwachte groei inwoners 65 jaar en ouder
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
2005-2010 2005-2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
20
40
60
80
100
120
bron: Primos 2003 / bewerking O+S
In de Agglomeratie Haarlem is de verwachte stijging van het aantal 65-plussers met 21% tot 2020 het kleinste van alle regio’s. Regio Waterland+ heeft, op Almere na, de grootste toename (53%) te verwachten. Almere wijkt af van de andere regio’s; hier wordt verwacht dat het aantal 65-plussers in 2020 ten opzichte van 2005 met 104% zal zijn toegenomen. Almere is op dit moment een gezinsstad met weinig 65-plussers. Een groot aantal van de huidige 20-64 jarigen zal in 2020 tot de groep van 65-plussers behoren.
20
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
1.5 Samenstelling van huishoudens Het merendeel van de huishoudens in de RSA is een meerpersoonshuishouden (57%). Een meerpersoonshuishouden is een stel zonder kinderen, een eenoudergezin, een stel met kinderen of drie of meer samenwonende volwassenen. Landelijk ligt het percentage meerpersoonshuishoudens iets hoger (65%). Ook Groot-Rijnmond heeft met 61% een groter aandeel meerpersoonshuishoudens dan de RSA. Figuur 1.10 Samenstelling bevolking naar samenstelling huishouden 2003 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden alleenstaand stel zonder kinderen eenouder stel met kinderen
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: Primos 2003 / bewerking O+S Figuur 1.11 Prognose bevolking naar samenstelling huishouden 2020 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden alleenstaand stel zonder kinderen eenouder stel met kinderen
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: Primos 2003 / bewerking O+S
21
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Alleen Amsterdam heeft een lager aandeel meerpersoonshuishoudens (43%) dan het regionaal gemiddelde. In Almere bestaat bijna driekwart (72%) van de huishoudens uit een meerpersoonshuishouden. Ook Regio Waterland+ bestaat voor bijna driekwart (72%) uit meerpersoonshuishoudens en is daarmee een typische gezinsregio. Beide gebieden trekken veel gezinnen uit Amsterdam aan. Tot 2020 wordt er voor de RSA een toename van het aandeel alleenstaanden en een afname van het aandeel huishoudens met kinderen verwacht. Ook landelijk en in GrootRijnmond wordt een groei van het aandeel alleenstaanden en een afname van het aandeel huishoudens met kinderen voorspeld. Verwacht wordt dat Amsterdam in 2020 een aandeel van 63% eenpersoonshuishoudens zal hebben, wat typerend is voor een grote stad. De sterkste groei van het aandeel alleenstaanden wordt voor de Zaanstreek voorspeld. Daar zal het aandeel toenemen van 32% alleenstaanden in 2003 tot 43% in 2020.
1.6 Etniciteit Het aandeel niet-westerse allochtonen in de RSA is sinds 1996 toegenomen1. In 2003 behoorde 18% van de inwoners tot de groep niet-westerse allochtonen, in 1996 was dat nog 15%. Ook landelijk en in Groot-Rijnmond is het aandeel toegenomen van respectievelijk 8% en 15% in 1996 tot 10% en 20% in 2003. Figuur 1.12 Niet-westerse allochtonen als percentage van de totale bevolking totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
2003 1996
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
5
10
15
20
25
30
35
bron: CBS
1
22
Een persoon die zelf of van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Afrika (inclusief Marokko), LatijnsAmerika, Azië of Oceanië (met uitzondering van Israël, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland) wordt tot de nietwesterse allochtonen gerekend.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De groei van het aantal niet-westerse allochtonen doet zich vooral in de grote steden voor. Binnen de RSA kent Almere de sterkste groei van mensen met een niet-westerse achtergrond. Tussen 1996 en 2003 groeide het aantal niet-westerse allochtonen in Almere met 161%, aanzienlijk sterker dan in Amsterdam dat een toename van 21% kende. In andere grote gemeenten in de regio groeide het aantal niet-westerse allochtonen eveneens sterker dan in Amsterdam. In Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad nam het aantal niet-westerse allochtonen in dezelfde periode met respectievelijk 66%, 45% en 34% toe. Etnische minderheden hebben zich altijd sterk op de grote steden gericht. Surinamers waren binnen Amsterdam vooral op de Bijlmermeer gericht. Al enige jaren vertrekt een aanzienlijk deel van hen naar elders in de regio, vooral Almere. De laatste paar jaar maken ook Turken en Marokkanen een wooncarrière. Eerst vestigden zij zich in de oude delen van Amsterdam. Daarna verhuisden zij naar de grotere woningen aan de rand van Amsterdam en nu vertrekken ook zij naar de regio en daarbij speciaal naar Almere. In de onderstaande figuren zijn gebieden weergegeven waar zich concentraties van Surinamers, Turken en Marokkanen voordoen2. Concentraties van Surinamers zijn zoals te verwachten te vinden in Amsterdam, in het bijzonder in Zuidoost, Oost-Amsterdam en Amsterdam-Noord. Buiten Amsterdam zijn er concentraties in Almere en in mindere mate in Purmerend. Figuur 1.13 Gemeenten naar concentraties Surinamers, min. 25 personen, min. 10,9%
bron: UvA Regiomonitor
Concentraties van Turken komen voor in Amsterdam-West, -Oost en -Noord. Zaanstad kent van de regiogemeenten de grootste concentraties Turken. 2
De gegevens zijn afkomstig uit de Regiomonitor, een regionale databank met gegevens over bevolking, werken en wonen. De Regiomonitor is een samenwerkingsverband van de Universiteit van Amsterdam en Dienst Onderzoek en Statistiek van de deelnemende gemeenten.
23
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Marokkanen zijn ook in Amsterdam-West, -Oost en -Noord oververtegenwoordigd. Daarbuiten bestaan er in delen van Almere en in kleine delen van Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad concentraties van Marokkanen. Figuur 1.14 Gemeenten naar concentraties Turken, min. 25 personen, min. 9,8%
bron: UvA Regiomonitor Figuur 1.15 Gemeenten naar concentraties Marokkanen, min. 25 personen, min. 10,4%
bron: UvA Regiomonitor
24
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
1.7 Demografische druk De demografische druk is een maat die iets zegt over de bevolkingssamenstelling naar leeftijd en daarmee de actieve en inactieve bevolking. Het is het quotiënt van de inactieve bevolking (0-19 en 65 jaar en ouder) en actieve bevolking (20-64 jaar). Hoe lager het quotiënt, hoe minder inactieven in relatie tot het aantal actieven in de bevolking. Als de demografische druk toeneemt betekent dat in economische zin dat er minder actieven voor meer inactieven moeten zorgen. Figuur 1.16 Demografische druk 2003
Regio Waterland+ IJmond
Agglomeratie Haarlem
Zaanstreek
Amsterdam
Almere
Amstel-Meerlanden RSA gemiddeld = 57 48 55-60 61-66 68
Het Gooi en Vechtstreek
bron: CBS
In de RSA is de demografische druk iets lager dan het landelijk gemiddelde: 57 in de RSA en 62 landelijk. De demografische druk in Groot-Rijnmond is gelijk aan die van het landelijk gemiddelde. De lage demografische druk van de RSA komt vooral door de lage druk van Amsterdam waar verhoudingsgewijs meer 20-64 jarigen wonen. Als Amsterdam niet meegerekend wordt dan heeft de RSA een demografische druk van 63, zelfs iets hoger dan de landelijke. De regio IJmond heeft met 68 de hoogste demografische druk: veel inactieven in relatie tot het aantal actieven in de bevolking. Amsterdam heeft met een percentage van 48 de laagste druk. Dit komt doordat Amsterdam in relatieve zin zowel minder 0-19 jarigen als minder 65-plussers onder haar inwoners telt.
25
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
1.8 Geboorten In 2002 zijn er ruim 28.000 kinderen in de RSA geboren. Dat zijn 13,2 kinderen op iedere duizend inwoners. In Nederland en Groot-Rijnmond ligt het geboortecijfer lager, respectievelijk 12,5 en 12,4. Met 16,3 kinderen per duizend inwoners heeft Almere het hoogste geboortecijfer in de RSA. Ten opzichte van 2001 is het geboortecijfer voor Almere iets gedaald, toen lag het geboortecijfer op 17,5. Het Gooi en Vechtstreek en IJmond hebben het laagste geboortecijfer van de regio (11,5 kinderen op iedere duizend inwoners). Nederland heeft de afgelopen zes jaar een flinke toename in het vruchtbaarheidscijfer gekend. Dit is het aantal levendgeborenen per duizend vrouwen van 15-49 jaar. Het vruchtbaarheidscijfer van 2002 in de RSA is gelijk aan het landelijke cijfer: 51. Dit is iets hoger dan in 1996, toen hadden de RSA en Nederland beide een vruchtbaarheidscijfer van 47. Figuur 1.17 Aantal levendgeborenen per duizend vrouwen van 15-49 jaar totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere 1996 2002
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland 40
42
44
46
48
50
52
54
56
58
bron: CBS
In 2002 had Almere met 57 het hoogste vruchtbaarheidscijfer in de RSA. Dit is iets lager dan in 2001, toen was het vruchtbaarheidscijfer al 59. Regio Waterland+ heeft met 49 de laagste vruchtbaarheid. In 2001 had Het Gooi en Vechtstreek met 50 nog het laagste cijfer van de RSA. De laatste jaren hebben zich sterke veranderingen voorgedaan in de vruchtbaarheid in de regio’s. De sterkste groei ten opzichte van 1996 vertoont de stad Amsterdam (+5,9 meer levendgeborenen per duizend vrouwen), gevolgd door de regio’s Het Gooi en Vechtstreek en Agglomeratie Haarlem (+5,5). Almere is de enige regio in de RSA waar het vruchtbaarheidscijfer ten opzichte van 1996 is gedaald (-1), maar deze regio houdt het hoogste vruchtbaarheidcijfer.
26
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
2 Wonen
In dit hoofdstuk worden kenmerken van de woningmarkt en woningvoorraad belicht. De woningmarkt in de RSA is voor wat betreft de sociale huursector in het gebied van de Regionale Samenwerking Amsterdam (ROA) een regionale woningmarkt. In de overige regio’s van de RSA is daar geen sprake van. In het domein van de volkshuisvesting spelen zich allerlei processen af. Zo heeft de gemeente Almere een taakstelling te groeien naar 400.000 inwoners in 2010, maar het is nog maar de vraag of de gemeente Almere daaraan kan voldoen. Andere gemeenten zoals Amsterdam, Haarlemmermeer, Zaanstad en Velsen zijn druk bezig hun Vinexlocaties en andere in- en uitbreidingsgebieden te ontwikkelen om aan de vraag naar woningen tegemoet te komen. Intussen zien we dat de woningmarkt in verschillende segmenten stagneert. Voor aspirant-kopers is het door de economische recessie, de hoge koopprijzen en het achterblijvende aanbod moeilijk een betaalbare koopwoning in de grote stad of in de buurt daarvan te vinden. Dit heeft ook gevolgen voor het aantrekken of behouden van bijzondere beroepsgroepen voor de lokale economie zoals politiepersoneel, verpleegkundigen en onderwijskrachten. Voor deze groepen bestaat voldoende werkgelegenheid in de grote steden, alleen ontbreekt het aan huisvesting in de buurt van het werk. Daarnaast zijn veel mensen met een hoog inkomen in relatie tot hun huur zo tevreden met hun woning dat zij niet verhuizen naar een huis met een gepaste huur. Daardoor blokkeren zij mede de doorstroming in de huursector. De vermindering van de doorstroming beperkt ook de mogelijkheden van starters op de woningmarkt – studenten en andere jongeren. Het is voor hen zeer moeilijk een betaalbare woning te vinden.
2.1 Vestiging, vertrek en binnengemeentelijke verhuizingen Ruim 111.000 mensen hebben zich in 2002 in één van de RSA-regio’s gevestigd. Zij kwamen vanuit een andere regio binnen de RSA, van elders in Nederland of uit het buitenland. Amsterdam ontving net als in voorgaande jaren het merendeel van de vestigers, ruim 35.000. Amstel-Meerlanden komt met bijna 18.000 vestigers op de tweede plaats. Het vertrek uit de RSA-regio’s bedroeg 98.000 personen, onder wie 35.000 die uit Amsterdam zijn vertrokken. Alle regio’s behalve Agglomeratie Haarlem hebben een positief vestigingssaldo. Almere en Amstel-Meerlanden hebben beide een hoog positief vestigingssaldo van ruim 4.300 personen. Deze gebieden hebben een grote voorraad beschikbare woonruimte waardoor de vestiging veel groter is dan het vertrek.
27
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 2.1 Aantal vestigingen en vertrekken in de regio’s 2002
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden vestiging vertrek
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
x 1000 0
5
10
15
20
25
30
35
40
bron: CBS
De mobiliteit op de woningmarkt kan worden uitgedrukt als het aantal verhuizingen per duizend inwoners. Het aantal binnengemeentelijke verhuizingen in de RSA is vergeleken met 1996 afgenomen. In 2002 verhuisden gemiddeld 65 op iedere duizend inwoners van gemeenten in de RSA binnen hun gemeente, in 1996 waren dat er nog 74 op iedere duizend. Niet alleen in de RSA-gemeenten, maar ook landelijk en in Groot-Rijnmond is het aantal binnengemeentelijke verhuizingen afgenomen (respectievelijk 70 en 81 in 1996 naar 60 en 68 op iedere duizend inwoners in 2002). Figuur 2.2 Aantal binnengemeentelijke verhuizingen per duizend inwoners totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
2002 2001
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland 30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS
28
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Een plausibele verklaring voor de algemene afname van binnengemeentelijke verhuizingen is de verstopping van de woningmarkt. Mensen kunnen door het beperkte woningaanbod heel moeilijk of zelfs niet verhuizen. Toch lijkt de situatie zich iets te hebben verbeterd. Vergeleken met 2001 is het aantal binnengemeentelijke verhuizingen in 2002 in de meeste regiogemeenten weer toegenomen. Alleen in Almere is het aantal verhuizingen sinds 2001 afgenomen. Binnen de gemeente Almere verhuisden in 2001 90 van iedere duizend personen tegen 73 van iedere duizend personen in 2002.
2.2 Woningvoorraad en woningdichtheid In 2003 omvatte de woningvoorraad in de RSA 973.000 woningen. Dat zijn er 8.500 meer dan in 2002. Vier van iedere tien woningen in de RSA (39%) staan in Amsterdam. De regio Amstel-Meerlanden, met daarin de gemeente Haarlemmermeer, telt 121.000 woningen, Het Gooi en Vechtstreek 106.000 en de Agglomeratie Haarlem 97.000. De woningvoorraad van de gehele RSA maakt 14% van de landelijke woningvoorraad uit. In de regio varieert de dichtheid van de bebouwing oftewel het aantal woningen per vierkante kilometer. De gemiddelde woningdichtheid in de RSA bedraagt 673 woningen per vierkante kilometer. 2
Figuur 2.3 Woningdichtheid in 2002 (woningen/km )
Regio Waterland+ IJmond Zaanstreek
Agglomeratie Haarlem
Amsterdam
Almere
Amstel-Meerlanden RSA gemiddeld = 673 255-399 400-573 751 2.285
Het Gooi en Vechtstreek
bron: DGW/SYSWOV / CBS / bewerking O+S
29
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
In vergelijking met Nederland (200 woningen/km2) is de RSA ruim drie keer zo dicht bebouwd. De regio Groot-Rijnmond (509) is minder dicht bebouwd dan de RSA. Amsterdam kent de hoogste woningdichtheid met 2.285 woningen per vierkante kilometer, het gevolg van compact en gestapeld bouwen. Agglomeratie Haarlem volgt op afstand met een dichtheid van 751. De laagste woondichtheid kent de sterk agrarische Regio Waterland+ met een waarde van 255.
2.3 Kenmerken woningvoorraad De gemiddelde bezetting van een woning in de RSA bedraagt 2,2 personen. Dit gemiddelde is net als in 2002 lager dan in Nederland en in Groot-Rijnmond. Binnen de regio zijn de grootste huishoudens te vinden in Almere en Regio Waterland+ met 2,5 personen per huishouden. In Amsterdam wordt een woning door gemiddeld 2,0 personen bewoond. De berekeningen van de Primos 2003 laten voor de periode tot 2020 zien dat de gemiddelde woningbezetting in geheel Nederland zal dalen. Minder mensen zullen in de toekomst een woning met elkaar delen door vergrijzing (verweduwing) en de toenemende behoefte van mensen om alleen te wonen. Figuur 2.4 Gemiddelde woningbezetting (personen per woning) RSA totaal
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere 2003 2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland 1,7
1,8
1,9
2,0
2,1
2,2
2,3
2,4
2,5
2,6
bron: DGW/SYSWOV / Primos 2003 / bewerking O+S
Eigendomsverhoudingen Vier van iedere tien woningen in de RSA (43%) zijn koopwoningen. Nog eens vier van iedere tien woningen (41%) zijn sociale-huurwoningen. De resterende zestien procent bestaat uit particuliere huurwoningen. Het percentage koopwoningen is vergeleken met 2002 met twee procentpunten toegenomen.
30
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 2.5 Woningvoorraad naar eigendomsverhoudingen 2003 RSA totaal
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
koop particuliere huur sociale huur
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: DGW/SYSWOV
De landelijke woningvoorraad bestaat voor meer dan de helft uit koopwoningen (55%) en voor het resterende deel uit huurwoningen. Groot-Rijnmond kent ongeveer hetzelfde aandeel koopwoningen als de RSA, maar telt relatief meer sociale-huurwoningen (46%). De woningvoorraad van Het Gooi en Vechtstreek, Almere en IJmond bestaat voor bijna 60% uit koopwoningen. In Amsterdam en in de Zaanstreek staan juist veel meer huurwoningen. Het aandeel huurwoningen in Amsterdam bedraagt 81% en in de Zaanstreek 52%. Eengezins- en meergezinswoningen De woningvoorraad van de RSA bestaat voor de helft uit eengezinswoningen en voor de andere helft uit meergezinswoningen. In Nederland ligt het zwaartepunt van de woningvoorraad bij eengezinswoningen (71%). In Groot-Rijnmond bestaat 48% van de woningen uit eengezinswoningen. Regio Waterland+, Almere en Het Gooi en Vechtstreek zijn regio’s met het hoogste aandeel eengezinswoningen in de RSA (variërend van 78% tot 83%). Amstel-Meerlanden, Zaanstreek, IJmond en Agglomeratie Haarlem scoren ook boven het regionaal gemiddelde. Amsterdam wordt gekenmerkt door een oververtegenwoordiging van meergezinswoningen (85%).
31
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 2.6 Woningvoorraad naar type woning 2003 RSA totaal
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere eengezinswoning meergezinswoning
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: DGW/SYSWOV
2.4 Woningproductie In 2003 zijn er in de RSA 9.874 nieuwbouwwoningen opgeleverd. Dat zijn er 500 meer dan in het jaar ervoor. In Groot-Rijnmond zijn in hetzelfde jaar 5.220 woningen opgeleverd, 1.755 woningen minder dan in 2002. Figuur 2.7 Aantal gereedgekomen woningen naar eigendomsverhouding 2003 Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere
koopwoning huurwoning
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek 0
250
500
750
1.000
1.250
1.500
1.750
2.000
bron: CBS
Almere heeft met 2.558 woningen de meeste nieuwbouwwoningen opgeleverd. AmstelMeerlanden (met daarin de gemeente Haarlemmermeer) en Amsterdam volgen met
32
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
respectievelijk 2.213 en 2.007 woningen. In de Agglomeratie Haarlem en Het Gooi en Vechtstreek zijn de kleinste aantallen woningen opgeleverd: 113 en 136. De regionale nieuwbouw bestaat voor 71% uit koopwoningen en voor 29% uit huurwoningen. In Nederland bestaat de nieuwbouwproductie voor 78% uit koopwoningen en in Groot-Rijnmond voor 77%. In alle regio’s, met uitzondering van Agglomeratie Haarlem, zijn er meer koop- dan huurwoningen gebouwd. In Regio Waterland+ bestond zelfs 95% van de 725 opgeleverde woningen uit koopwoningen. Figuur 2.8 Gereedgekomen woningen naar eigendomsverhoudingen 2003 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere koopwoning huurwoning
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS
In 2003 zijn er in de RSA 5% meer woningen gebouwd dan in 2002. Dat is gelet op de sterke vraag naar woningen een stap in de goede richting. De regio’s kennen aanzienlijke onderlinge verschillen in bouwproductie. In vier regio’s nam de productie ten opzichte van het voorgaande jaar toe. Naast Almere betreft dit de drie regio’s boven het Noordzeekanaal. In de overige vier regio’s werd er in 2003 juist minder gebouwd dan het jaar daarvoor. IJmond verdubbelde in één jaar zijn nieuwbouwcontingent (vooral in het Vinexgebied Haarlem, gelegen in Beverwijk, Heemskerk en Velsen) tot ruim duizend woningen. In Zaanstreek, Almere en de Regio Waterland+ was de productie ook bovengemiddeld. Het Gooi en Vechtstreek, Agglomeratie Haarlem, Amsterdam en Amstel-Meerlanden bouwden ook door, maar deden dat op minder grote schaal dan in 2002.
33
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 2.9 Verandering aantal gereedgekomen woningen 2003 t.o.v. 2002 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland -75
-50
-25
0
25
50
75
100
% 125
bron: CBS
Historische ontwikkeling woningproductie De laatste negen jaar is er flink gebouwd in de RSA. Tussen 1995 en 2003 zijn 102.913 nieuwbouwwoningen in de RSA opgeleverd. Dit is meer dan in Groot-Rijnmond, waar in hetzelfde tijdvak 62.880 woningen zijn gebouwd. Amsterdam heeft in deze negen jaar de meeste woningen laten bouwen: 27.342. Twee regio’s volgen op de voet: Groot-Amsterdam (Regio Waterland+ en Amstel-Meerlanden) met 26.745 woningen en Almere met 26.219 woningen. Deze regio’s zijn verantwoordelijk voor 78% van de totale regionale woningproductie. Figuur 2.10 Aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen RSA 1995-2003 17.000 15.000 13.000 11.000 huur koop totaal
9.000 7.000 5.000 3.000 1.000 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
bron: CBS
34
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
In 2003 zijn 500 meer woningen opgeleverd dan in 2002, dat een absoluut dieptepunt is in de laatste negen jaar. De vraag naar koopwoningen is in de periode 1995-2003 twee keer zo groot als de vraag naar huurwoningen (68% tegen 32%). Het aantal huurwoningen in de totale woningproductie is na 1997 gestaag afgenomen. In 2003 nam het weer iets toe. Prognose omvang woningvoorraad Het prognosticeren van de woningvoorraad is een lastig proces. Vele factoren kunnen invloed hebben op een verandering van de woningvoorraad. De woningvoorraad kan groeien door nieuwbouw en het splitsen van woningen. Daarentegen kunnen woningen ook aan de voorraad onttrokken worden, bijvoorbeeld door sloop of samenvoeging. Deze processen kunnen worden versterkt of afgeremd door factoren als overheidsbeleid, economische conjunctuur, doorstroming op de woningmarkt, koopprijzen, hypotheekrente en (andere) autonome ontwikkelingen. Figuur 2.11 Prognose omvang woningvoorraad totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere 2003-2010 2003-2020
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland 0
10
20
30
40
50
60
70
%
bron: Primos 2003 / bewerking O+S
Voor de periode 2003-2010 wordt verwacht dat de woningvoorraad in de RSA met 54.000 woningen zal toenemen. Dit is een stijging van 5,6%. In Nederland en in Groot-Rijnmond zal de woningvoorraad sterker toenemen, namelijk met respectievelijk 6,1% en 6,5%. De voorspelde groei is het sterkst in Almere, waar de woningvoorraad tot 2010 met 24,7% zal toenemen. Naast Almere wordt alleen voor Amstel-Meerlanden een bovengemiddelde groei verwacht. Voor de langere termijn tot 2020 is een groei van de woningvoorraad met 13,9% voorspeld, overeenkomend met die voor Nederland. Er wordt door de overheid nog steeds ingezet op een forse uitbreiding van Almere met ruim 41.000 woningen, een groei van 64,9%. Ook voor Amstel-Meerlanden wordt een grote uitbreiding verwacht. Tot 2020 zullen daar 19.000 woningen worden gebouwd.
35
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
In de prognose van 2002 werd becijferd dat de regionale woningvoorraad tot 2010 met circa 64.000 woningen zou toenemen, waarvan bijna 18.000 in Almere en ongeveer even zoveel in Amsterdam (met name op IJburg). Deze aantallen zullen niet worden gehaald. In 2003 moest het model sterk worden bijgesteld. Het ongunstige economisch klimaat en stringente overheidsbezuinigingen hebben er hoogstwaarschijnlijk aan bijgedragen dat de woningvoorraad in Nederland en de RSA uiteindelijk minder sterk zal groeien dan in 2002 nog werd aangenomen.
2.5 Woonsituatie en woonwensen in ROA+ Uit een vierjaarlijks onderzoek in het gebied van de ROA en Almere (ROA+) zijn gegevens bekend over de woonsituatie en de woningbehoefte van inwoners van deze regio3. Op de verhuis- en vestigingsmotieven in de RSA wordt in deel 2 van deze rapportage dieper ingegaan. In de periode 1998-2002 is het inkomen van huishoudens in de regio gestegen. Ondanks een stijgende huur en hogere koopprijzen zijn de woonlasten (als aandeel van het inkomen) gedaald, behalve bij kopers met een laag inkomen. Bij huurders en bij kopers met een midden of hoog inkomen daalden de woonlasten. Een ruime meerderheid van de bewoners in de ROA+ is (zeer) tevreden met zijn woning (82%) en met zijn woonomgeving (84%). Meer dan de helft (56%) voelt zich net als in 1998 gehecht aan de buurt, zij het dat in Amsterdam dit percentage sinds 1998 is gedaald (van 62% naar 56%). Rommel op straat, hondenpoep op straat en geluidsoverlast vormen de topdrie van ergernissen. In 2002 waren 246.500 huishoudens op zoek naar een andere woning. Dat is 36% van de 677.000 zelfstandig wonende huishoudens in de ROA+. Drie van iedere tien woningzoekenden (29%) zijn als urgent aan te merken. In 1998 waren er meer regiobewoners op zoek naar een andere woning. De belangstelling voor een koopwoning is sterk afgenomen: van 46% naar 36%. Dit hangt hoogstwaarschijnlijk samen met de sterk gestegen koopprijzen. De vraag naar huurwoningen is wel gestegen, met name in het segment van eengezinswoningen. De regio Amsterdam is minder in trek bij mensen die willen verhuizen. Per saldo willen meer mensen de regio verlaten dan er zich in de regio willen vestigen. Het potentiële aanbod van woningen (mensen die de regio willen verlaten en een woning achterlaten) is groter dan de potentiële vraag naar woningen (mensen die van buiten naar de regio Amsterdam willen verhuizen). Het betreft 6.000 huishoudens. Deze ontwikkeling zou het gevolg kunnen zijn van de achterblijvende nieuwbouwproductie en de sneller stijgende koopprijzen in de regio Amsterdam.
3
36
Kernpublicatie WBO 2002. ROA. Gemeente Amsterdam, Dienst Wonen. September 2003.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
2.6 Huursubsidie De huurprijs van woningen in de ROA+ is tussen 1998 en 2002 met 18% gestegen (van gemiddeld 299 euro naar 325 euro per maand). Een toenemend aantal huurders maakt gebruik van individuele huursubsidie. In 1994 was dat 19% van de huurders, in 2002 was dat 25%. Het gemiddelde maandbedrag aan huursubsidie heeft tussen 1998 en 2002 gelijke tred gehouden met de huurprijsontwikkeling (+19%). In het huursubsidietijdvak 2001-2002 ontvingen 141.182 huurders in de RSA huursubsidie. In de periode 2002-2003 is het aantal mensen dat huursubsidie ontvangt opgelopen tot 146.983 huurders. Het gemiddelde huursubsidiebedrag in de RSA bedraagt in de periode 2002-2003 135 euro per maand. In vier van de acht subregio’s van de RSA wordt een gemiddeld hoger bedrag aan huursubsidie uitgekeerd. In deze subregio’s zijn de huren ook hoger dan in de andere subregio’s. In Almere is het huursubsidiebedrag met 168 euro per maand het hoogst. Figuur 2.12 Gemiddeld huursubsidiebedrag per maand 2002-2003 totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek 125
euro 130
135
140
145
150
155
160
165
170
bron: VROM / O+S
37
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
38
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
3 Regionale economie
De economie van de RSA is een open economie. Dit betekent dat de regionale economie voor een groot deel afhankelijk is van handelsrelaties met andere regio’s in Nederland en de wereld. Daardoor is de regionale economie ook gevoelig voor negatieve en positieve ontwikkelingen in de Nederlandse en wereldeconomie. De laatste jaren zien we dat de recessie, SARS en dreiging van terreur een sterk negatieve invloed hebben op de omzet en werkgelegenheid in conjunctuurgevoelige sectoren als industrie, handel, horeca en transport en communicatie. Dit zien we terug in het aantal vacatures dat sinds het voorjaar 2001 sterk is afgenomen. Daarnaast is de werkloosheid sinds het voorjaar van 2003 na een lange periode van daling weer toegenomen, ook onder de jeugd en hoger opgeleiden. Het gevolg is dat het aantal uitkeringsgerechtigen is gegroeid en de harde kern van werkloosheid onveranderd blijft. Op de arbeidsmarkt is de concurrentie niet alleen in het algemeen sterker geworden, maar ook tussen specifieke groepen werkzoekenden in het bijzonder (jongeren, ouderen, allochtonen, arbeidsgehandicapten en herintredende vrouwen). Daar staat tegenover dat een aantrekkende wereldeconomie in de open economie van de RSA met haar vele conjunctuurgevoelige sectoren weer snel tot een regionale opleving kan leiden – zowel in termen van een groeiende werkgelegenheid als een toename van startende of expanderende bedrijfsvestigingen. De regio beschikt over vele sterke punten. De RSA kent een unieke en stevige economische structuur met de aanwezigheid van de nationale luchthaven, de tweede zeehaven van Nederland, het financiële centrum van Nederland en een sterke agrarische sector. Naast conjunctuurgevoelige sectoren kent de regio een sterke vertegenwoordiging van sectoren als onderwijs, zorg en overheid, die niet heftig op schommelingen in de wereldeconomie reageren.
3.1 Beroepsbevolking In de RSA wonen ruim 1,4 miljoen personen van 15-64 jaar. Van deze groep maakt 71% deel uit van de beroepsbevolking. Dat zijn één miljoen personen. Drie van iedere tien mensen van 15-64 jaar (29%) maken geen deel uit van de beroepsbevolking4. De beroepsbevolking bestaat uit twee groepen: werkzame personen van 15-64 jaar met een werkweek van minimaal 12 uur en niet-werkzamen5. Het aandeel mensen met betaald werk bedraagt 96% van de beroepsbevolking. Het aandeel mensen dat zichzelf als werkloos beschouwt, bedraagt 4%. Dit is één procentpunt hoger dan in 2001. 4
De niet-beroepsbevolking (429.000 inwoners) volgt onderwijs, is huisvrouw/man, arbeidsongeschikt, gepensioneerd, werkt minder dan 12 uur per week of doet iets anders dan betaald werk. 5 De niet-werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen die niet werken of minder dan 12 uur per week werken én actief op zoek naar werk zijn van minimaal 12 uur per week én binnen twee weken beschikbaar zijn.
39
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Het deel van de bevolking dat tot de beroepsbevolking wordt gerekend, wordt brutoparticipatie genoemd. De RSA kent relatief meer mensen op de arbeidsmarkt dan elders. De bruto-participatie van 71% in de RSA ligt drie procent boven het Nederlands gemiddelde en vijf procent boven dat van Groot-Rijnmond. Diagram 3.1 Deelname aan beroepsbevolking in RSA 2002 bevolking RSA 15-64 jaar 1.461.000 (100%)
beroepsbevolking 1.032.000 (71%)
werkzaam 990.000 (96% van beroepsbevolking)
niet-beroepsbevolking 429.000 (29%)
niet-werkzaam 42.000 (4% van beroepsbevolking)
bron: CBS
Een andere maat waarin het aandeel van de bevolking in de beroepsbevolking tot uitdrukking wordt gebracht is de netto-participatie. Dit is het aandeel van de werkzame bevolking in de totale bevolking van 15-64 jaar. In de RSA bedraagt de netto-participatie gemiddeld 68%. Net als de bruto-participatie is ook de netto-participatie in de RSA hoger dan in de rest van Nederland (66%) en in Groot-Rijnmond (63%). Figuur 3.2 Netto-participatie beroepsbevolking 2002
totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland % 60
62
64
66
68
70
72
bron: CBS
40
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De regio’s verschillen wat betreft participatiegraad niet sterk van elkaar. Het hoogste percentage werkzame personen woont in de Agglomeratie Haarlem (70%). Amsterdam, Zaanstreek en Het Gooi en Vechtstreek scoren met 67% net onder het gemiddelde. Aanbod van arbeid: geregistreerde werkloosheid Voor de CWI-regio’s in het gebied van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Zuidelijk Noord-Holland (RPA) is het aanbod van arbeid in kaart gebracht6. Het aanbod van arbeid bestaat uit werkloze werkzoekenden, werkende werkzoekenden en de stille reserve – mensen zonder werk die niet bij het CWI zijn geregistreerd, maar die wel zouden kunnen of willen werken. Het aandeel van deze drie groepen in het totaal van alle werkzoekenden in het RPA-gebied bedraagt respectievelijk 51%, 26% en 23%. Hieronder wordt het aanbod van arbeid belicht voor de werkloze werkzoekenden in het gebied van het RPA. Het gebied van het RPA komt niet geheel overeen met het gebied van de RSA7, maar de gegevens over het RPA geven een goede indruk van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt binnen de gehele RSA. Het aantal werkloze werkzoekenden is tussen 1 januari 2003 en 1 april 2004 gestegen van 37.000 tot 47.000. Dit is een toename met 27%. Landelijk steeg in dezelfde periode de werkloosheid met 30%. Tabel 3.3 Ontwikkeling werkloze werkzoekenden naar subregio (aantallen x 1000) 2003
2004
2003
1 jan 1 apr
1 jul 1 okt 1 jan 1 apr
2004
1e kw 2e kw 3e kw 4e kw 1e kw
abs.
abs.
abs.
abs.
abs.
abs.
%
%
%
%
%
Amstelveen
1,6
1,7
1,8
2,0
2,2
2,3
9
6
8
9
5
Amsterdam
24,8
26,1
26,8
27,9
29,4
30,3
5
3
4
5
3
Haarlem
3,6
3,2
3,4
3,6
3,8
4,0
-10
5
8
6
5
Meerlanden
1,2
1,3
1,4
1,6
1,8
2,0
11
11
13
10
11
IJmond
1,9
2,1
2,2
2,3
2,5
2,7
12
4
7
8
7
Waterland
1,3
1,5
1,5
1,7
1,9
2,2
10
2
12
11
16
Zaanstreek RPA-ZNH totaal Nederland
2,7
2,9
3,0
3,3
3,4
3,6
7
3
11
2
6
37,0
38,8
40,1
42,5
44,9
47,0
5
3
6
6
5
302,9 326,6 330,7 351,5 375,5 395,1
8
1
6
7
5
bron: RPA-ZNH juni 2004
In alle CWI-regio’s is de werkloosheid in de laatste vier kwartalen toegenomen, maar in sommige regio’s is de groei relatief sterker dan gemiddeld. Deze regio’s zijn: Meerlanden, Waterland en IJmond. De regio’s Haarlem en Amstelveen lopen in het eerste kwartaal van 2004 weer in de pas met de regio. In Amsterdam stijgt de werkloosheid in procentuele zin minder snel, maar in absolute zin is de groei het grootst. Meer dan de helft van de 47.000 werkloze werkzoekenden (56%) is laag geschoold. Een kwart (26%) is middelbaar opgeleid en een vijfde (18%) is hoog geschoold. 6 7
Regionale Arbeidsmarktmonitor Zuidelijk Noord-Holland. RPA-ZNH. juni 2004. Gegevens over Het Gooi en Vechtstreek en de gemeente Almere vallen buiten het bestek van de RPArapportage.
41
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De werkloosheid treft vooral personen van 40 jaar en ouder (41%), gevolgd door personen van 24-39 jaar (38%). Het aandeel jeugdig werklozen bedraagt 21%. Vraag naar arbeid: vacatures Sinds het voorjaar van 2001 vertoont het aantal vacatures in de regio een dalende lijn. In het derde kwartaal van 2003 is hieraan een voorlopig einde gekomen. Het aantal vacatures is in deze periode gedaald van 46.000 naar 16.700. In het eerste kwartaal van 2004 is het aantal opgelopen tot 19.850 vacatures. Volgens het RPA is dit niet alleen het gevolg van seizoensinvloeden, maar ook van economisch herstel. Figuur 3.4 Ontwikkeling aantal vacatures 2000-2004 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 1e kw 2000
2e kw
3e kw
4e kw
1e kw 2001
2e kw
3e kw
4e kw
1e kw 2002
2e kw
3e kw
4e kw
1e kw 2003
2e kw
3e kw
4e kw
1e kw 2004
bron: RPA-ZNH, 2004
In de CWI-regio Amsterdam stonden in het eerste kwartaal van 2004 ruim tienduizend vacatures open, 54% van de vacatures in de regio. In 2002 en 2003 telde Amsterdam respectievelijk 22.000 en 13.000 vacatures. Meerlanden en Haarlem volgen in 2004 op ruime afstand met 2.750 en 2.600 vacatures.
42
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.5 Ontwikkeling aantal vacatures naar CWI-regio (peildatum: 1 januari) 4.000 3.500 3.000 Meerlanden Haarlem Zaanstreek Amstelveen Waterland IJmond
2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 2002
2003
2004
bron: RPA-ZNH, 2004
De meeste vacatures bestonden in de volgende bedrijfstakken: zakelijke diensten (5.900), handel (4.100), zorg en welzijn (2.400), industrie (1.400) en transport en communicatie (1.300).
3.2 Werkgelegenheid In 2003 bedroeg de werkgelegenheid in de RSA 1,01 miljoen voltijdbanen (LISA, 2004). De grootste banenmotor is Amsterdam met 460.000 banen (41% van de regionale werkgelegenheid). De tweede regio wat betreft werkgelegenheid is Amstel-Meerlanden met 206.000 arbeidsplaatsen. Een belangrijke banenmotor in deze regio is luchthaven Schiphol met een bijdrage van 57.000 banen.
43
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.6 Omvang werkgelegenheid 2003
totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond
x 1000 banen 0
200
400
600
800
1.000
1.200
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
De recessie heeft de RSA niet ongemoeid gelaten. Na jaren van groei (tussen 1999 en 2002 gemiddeld 11,0%) is in 2003 het aantal banen ten opzichte van 2002 met 0,3% afgenomen. Landelijk nam de werkgelegenheid met 0,8% af. De regio’s IJmond, Agglomeratie Haarlem en Amstel-Meerlanden hebben het meest te lijden onder de recessie. Daar nam het aantal banen met meer dan één procent af. In Almere nam de werkgelegenheid echter met drie procent toe. Sommige bedrijfstakken zijn hard door de recessie en andere invloeden als SARS en dreiging van terreur getroffen. Deze bedrijfstakken zijn: transportsector, ICT, toerismesector, industrie en (internationale) handel. Er was tegelijkertijd sprake van verlies en groei van werkgelegenheid. De groei van de werkgelegenheid deed zich vooral voor in sectoren die minder conjunctuurgevoelig zijn, zoals gezondheidszorg, onderwijs, openbaar bestuur en overige niet-commerciële dienstverlening. De sterke groei van werkgelegenheid in Almere kwam vooral op conto van de gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs en industriële bedrijvigheid. Opmerkelijk is dat in Amsterdam de werkgelegenheid in een conjunctuurgevoelige sector als de zakelijke dienstverlening in 2003 met ruim 4.000 banen is gegroeid.
44
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.7 Ontwikkeling werkgelegenheid 2002-2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
%
-2,0
-1,0
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
Tussen 1999 en 2003 groeide de werkgelegenheid in de RSA met 10,6% tegen 5,8% in Nederland. Almere, Regio Waterland+, Het Gooi en Vechtstreek en Amsterdam kenden een bovengemiddelde toename van het aantal arbeidsplaatsen. Figuur 3.8 Ontwikkeling werkgelegenheid 1999-2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
Economische sectoren De commerciële dienstensector (groothandel, transport en communicatie, financiële en zakelijke dienstverlening, horeca en overige commerciële dienstverlening) biedt aan 566.000 personen werk, meer dan de helft van de totale werkgelegenheid. De nietcommerciële dienstverlening is goed voor 289.000 arbeidsplaatsen, 28% van het totaal.
45
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De RSA is een typische diensteneconomie waar acht van iedere tien werknemers (84%) werken in de commerciële of niet-commerciële dienstverlening. Landelijk ligt dat aandeel tien procent lager. Figuur 3.9 Werkgelegenheid naar sectoren 2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden
landbouw/delfstoffen industrie bouw com. diensten niet-com. diensten
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
46
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
3.3 Bedrijfsvestigingen In 2003 waren er 163.000 bedrijven in de RSA gevestigd. Het merendeel van de bedrijven is in Amsterdam gevestigd (64.000), op afstand gevolgd door Het Gooi en Vechtstreek en Amstel-Meerlanden met respectievelijk met 22.000 en 19.000 vestigingen. Figuur 3.10 Aantal bedrijfsvestigingen 2003
totaal RSA
Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond
x 1000 vest. 0
30
60
90
120
150
180
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
Het ongunstige economische klimaat lijkt nauwelijks invloed te hebben op het aantal bedrijfsvestigingen in de regio. Het aantal bedrijven is in 2003 met 2,1% gegroeid. Dit is een hoger groeicijfer dan in Nederland, waar het aantal met slechts 0,6% steeg. Figuur 3.11 Ontwikkeling bedrijfsvestigingen 2002-2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
1
2
3
4
5
6
7
8
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
47
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Het aantal vestigingen groeide het sterkst in de Zaanstreek, Almere, Regio Waterland+ en de Agglomeratie Haarlem. Tussen 1999 en 2003 groeide het aantal vestigingen met 16,5%, meer dan twee keer zo veel als in Nederland en vele keren hoger dan in Groot-Rijnmond. Hieruit blijkt dat de RSA aantrekkelijk is voor bedrijven en een goed incubatiemilieu voor nieuwe bedrijvigheid heeft. Sterke groeiers in de regio zijn Almere, Zaanstreek en IJmond. De groei in Amsterdam ligt net boven het gemiddelde groeicijfer, maar in absolute zin heeft hier de grootste stijging plaatsgevonden (+8.785 bedrijven). Figuur 3.12 Ontwikkeling bedrijfsvestigingen werkgelegenheid 1999-2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
5
10
15
20
25
30
35
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
Economische sectoren De regio is een diensteneconomie. Dit komt vooral door de samenstelling van de Amsterdamse economie. Bijna negen van iedere tien bedrijfsvestigingen in de RSA (86%) vallen onder de commerciële dienstensector of non-commerciële dienstensector. In Nederland is dat 74%, in Groot-Rijnmond 81%. In Amsterdam is 91% van de bedrijven actief in één van beide dienstensectoren. De Regio Waterland+, Zaanstreek en IJmond kennen een sterkere vertegenwoordiging van bedrijven in de primaire sector (grondstoffenwinning, landbouw en visserij), industrie en bouwnijverheid.
48
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.13 Bedrijfsvestigingen naar bedrijfstak 2003
totaal RSA Amsterdam Regio Waterland+ Amstel-Meerlanden
landbouw/delfstoffen industrie bouw com. diensten niet-com. diensten
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: LISA, 2004 / bewerking O+S
3.4 Economische prestaties In een economie worden goederen gemaakt en diensten geleverd. De productie kan in geld worden uitgedrukt. Zo worden de economische prestaties van een regio zichtbaar en kunnen regio’s met elkaar worden vergeleken. Er zijn twee indicatoren waarmee de economische prestaties van de RSA zichtbaar kunnen worden gemaakt: het productievolume en de toegevoegde waarde. De eerste indicator die hieronder wordt beschreven betreft het productievolume. Dit wordt uitgedrukt in het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking (bbph)8. Voor de jaren 1995-2001 is in de onderstaande afbeeldingen de ontwikkeling van het productievolume voor de regio’s weergegeven. Daaruit valt af te lezen dat in 2001 het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking voor de hele regio 33.000 euro bedroeg. Landelijk lag het bbph op 27.000 euro, in Groot-Rijnmond op 28.000 euro.
8
Het productievolume van een regio oftewel het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking (bbph) is de toegevoegde waarde tegen marktprijzen. Dit is de som van de omzet van alle bedrijven (uit goederen en diensten) in een regio. Om regio’s met elkaar te kunnen vergelijken wordt het bruto binnenlands product gedeeld door het aantal inwoners van de regio.
49
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.14 Ontwikkeling bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking x 1000 euro 42 39 36 33
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM totaal RSA Groot-Rijnmond Nederland
30 27 24 21 18 15 12 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
bron: CBS
Amsterdam kent samen met Groot-Amsterdam RW-AM een hoger bruto binnenlands product. In de andere regio’s van de RSA wordt er minder dan het regionaal gemiddelde verdiend. In Amsterdam wordt er bij de productie van goederen en levering van diensten twee keer zoveel verdiend als in Almere, Zaanstreek, IJmond en de Agglomeratie Haarlem. In de regio’s Groot-Amsterdam RW-AM en Het Gooi en Vechtstreek is de groei van het bruto binnenlands product in 2001 tot stilstand gekomen. In IJmond is het bruto binnenlands product voor de tweede keer sinds 1995 gedaald – waarschijnlijk het gevolg van een geslonken omzet in de industrie.
50
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.15 Ontwikkeling bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking x 1000 euro 42 39 36 33
totaal RSA Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek Almere
30 27 24 21 18 15 12 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
bron: CBS
Toegevoegde waarde De tweede indicator voor economische prestaties is de toegevoegde waarde. Daarmee kan de welvaart van een regio of land worden uitgedrukt. De toegevoegde waarde is de hoeveelheid goederen en diensten die in een bepaalde periode worden voortgebracht9. Figuur 3.16 Verdeling toegevoegde waarde in RSA, 2001
10
Zaanstreek 5% IJmond 6% Agglomeratie Haarlem 7%
Amsterdam 46%
Het Gooi en Vechtstreek 10%
Groot-Amsterdam RW-AM 26%
bron: CBS
9
Ongelijksoortige goederen en diensten kunnen echter niet zomaar worden opgeteld; daarom worden deze naar geld omgerekend. De toegevoegde waarde tegen basisprijzen is gelijk aan het verschil tussen productie en het intermediair verbruik (aankoopprijzen). De toegevoegde waarde wordt uitgedrukt in euro’s. 10 Voor Almere zijn geen gegevens over de toegevoegde waarde beschikbaar.
51
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
In 2001 bedroeg de toegevoegde waarde voor de RSA (zonder Almere) 61,2 miljoen euro. De stad Amsterdam levert bijna de helft van de regionale toegevoegde waarde. De regio Groot-Amsterdam RW-AM draagt een kwart bij. Deze twee regio’s hebben hun aandeel in de regionale welvaart sinds 1995 vergroot. In 1995 bedroeg het gezamenlijke aandeel 69,2%, in 2001 was het aandeel opgelopen tot 72,0%. Dit ging ten koste van de regio’s Zaanstreek, IJmond en de Agglomeratie Haarlem. In 2001 is de regionale welvaart gegroeid met 5,6%. Dit is minder dan in Nederland waar de welvaart met 6,1% groeide. In Groot-Rijnmond groeide de welvaart ook harder (6,2%). Alle regio’s behalve IJmond hebben hun welvaart in 2001 zien toenemen. De groei was in vier regio’s van de RSA bovengemiddeld. In Het Gooi en Vechtstreek (2,9%) bleef de groei daarentegen achter. IJmond noteerde een achteruitgang (-4,8%); een gevolg van omzetverlies in de industrie en bouw. Tabel 3.17 Groei regionale welvaart (toegevoegde waarde) 2000-2001 naar sector (procenten) industrie en bouw
com. dienstverlening
overheid en zorg
totaal
Nederland
4,2
5,6
8,9
6,1
Groot-Rijnmond
4,6
5,9
9,2
6,2
Zaanstreek
6,1
4,3
12,1
6,6
-15,2
2,5
6,8
-4,8
21,7
4,2
7,0
7,8
Het Gooi en Vechtstreek
0,2
1,5
7,9
2,9
Groot-Amsterdam RW-AM
4,3
7,3
8,2
6,8
Amsterdam
7,0
5,9
7,6
6,4
totaal RSA*
2,5
5,6
7,8
5,6
IJmond Agglomeratie Haarlem
(*) zonder Almere
bron: CBS, 2002
Beschouwd naar economische sectoren kende de sector overheid en zorg in elke regio een bovengemiddelde groei. In de commerciële dienstverlening werden alleen in GrootAmsterdam RW-AM en Amsterdam betere resultaten geboekt. Na in 2000 nog verlies te hebben geleden, kenden de sectoren industrie en bouw in de Agglomeratie Haarlem in 2001 weer een positief resultaat.
52
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
3.5 Schiphol De luchthaven Schiphol blijft één van de economische zwaartepunten in de regio en in Nederland. De luchthaven vervult de functie van toegangspoort tot Nederland en Europa en van een hub voor transitverkeer. In 2003 telde Schiphol 39,8 miljoen in- en uitstappende passagiers (exclusief transito), een afname van 1,2% ten opzichte van 2002. Verloor de luchthaven in 2003 passagiers, de passage van vracht nam daarentegen toe. In 2003 passeerde 1,3 miljoen ton vracht de luchthaven, een stijging van 5,3%. De luchthaven Schiphol kende ondanks het moeilijke economische klimaat en SARS in 2003 een groei in werkgelegenheid van 0,9%. Er waren ruim 57.000 personen werkzaam op de luchthaven. Tussen 1992 en 2003 is de werkgelegenheid op de luchthaven, met een kleine terugval in 2001, met ruim de helft (53%) tot een nieuwe recordhoogte toegenomen. In 2003 waren 542 bedrijven op de luchthaven gevestigd, dertien minder dan het jaar daarvoor. Dat is een afname met 2,3%. Figuur 3.18 Ontwikkeling werkgelegenheid Luchthaven Schiphol werkzame personen
bedrijven
59.000
580
werkzame personen
bedrijven
54.000
560 540
49.000
520 500
44.000 480 39.000
460 440
34.000 420 29.000
400 1992
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
bron: Regioplan, 2004
De 336 bedrijven die direct betrokken zijn bij transport van goederen en passagiers zoals luchtvaartmaatschappijen, expediteurs, afhandelingsbedrijven, douane en verkeersleiding - zijn goed voor 89% van de totale werkgelegenheid op Schiphol. Dat de luchthaven belangrijk is voor de regio blijkt ook als naar de herkomst van het personeel wordt gekeken. Van de werkzame personen op de luchthaven woont 62% in Noord-Holland (van wie 20% in Amsterdam en 11% in Haarlemmermeer). Een vijfde van de banen op Schiphol wordt vervuld door inwoners uit Zuid-Holland. Vijf procent komt uit Almere.
53
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
3.6 Noordzeekanaalgebied Een andere belangrijke slagader van de regionale economie is het gebied langs het Noordzeekanaal. Dit gebied wordt vooral gekenmerkt door industriële activiteiten en andere havengebonden activiteiten zoals overslag, opslag en vervoer. Vier gemeenten gelegen aan het Noordzeekanaal participeren in het zogenaamde Masterplan Noordzeekanaalgebied: Velsen, Beverwijk, Zaanstad en Amsterdam. Jaarlijks wordt ten behoeve van de uitvoering van dit Masterplan de ontwikkeling in bedrijvigheid en werkgelegenheid in kaart gebracht. Kaart 3.19 Omvang havengebonden werkgelegenheid in het gebied van het Masterplan NZKG
grootte havengebonden werkgelegenheid masterplan NZKG 2003 meer dan 4.000 w.p. 2.000 - 4.000 w.p. 1.000 - 2.000 w.p. 100 -1.000 w.p. 50 - 100 w.p. tot 50 w.p. geen havengebonden werkgelegenheid
bron: O+S, 2003
Het Noordzeekanaalgebied telde in 2003 ruim acht duizend bedrijven die aan meer dan honderdduizend personen werkgelegenheid verschaffen. Eén op de acht bedrijven (12%) en een kwart van de werknemers (26%) in dit gebied houdt zich bezig met havengebonden activiteiten. Tabel 3.20 Vestigingen en werkzame personen binnen het Masterplan NZKG in 2003
Amsterdam Zaanstad Velsen Beverwijk
totaal vest wp abs. abs. 5.129 66.171 971 11.650 968 20.510 1.031 8.845
havengebonden vest wp vest abs. abs. % 489 8.896 10 118 2.456 12 260 14.533 27 89 1.569 9
wp % 13 21 71 18
totaal Noordzeekanaalgebied
8.099
956 27.454
26
vest = vestigingen; wp = werkzame personen
54
107.176
12
bron: O+S, 2003
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De meeste werkgelegenheid bevindt zich in de gemeente Amsterdam (66.171 arbeidsplaatsen, 62% van de totale werkgelegenheid in het gebied), gevolgd door Velsen met 19%. Velsen is van de vier gemeenten het meest afhankelijk van de havengebonden economie. Een kwart van de Velsense bedrijvigheid (27%) en 71% van de lokale werkgelegenheid is havengebonden. Tussen 2002 en 2003 is de werkgelegenheid in het gebied van het Masterplan Noordzeekanaalgebied met 0,2% afgenomen. Deze ontwikkeling is minder gunstig dan in de vier gemeenten die samen het gebied van het Masterplan Noordzeekanaalgebied vormen. Per saldo steeg in deze vier gemeenten samen de werkgelegenheid met 0,9%. De werkgelegenheid steeg vooral in de zakelijke dienstverlening, groothandel, onderwijs en de (semi-)overheidssector. De werkgelegenheid daalde met name in de ICT-sector en de sector post en telecommunicatie. De industriële werkgelegenheid nam in de vier gemeenten af met 1,6%. In de periode 1998-2003 is in het gebied van het Masterplan NZKG het aantal vestigingen met 1.524 toegenomen, een groei van 23%. De werkgelegenheid is in deze periode gestegen met 12.314 arbeidsplaatsen, een groei van 13%. De werkgelegenheid beschouwd naar economische sectoren bood de industrie de meeste werkgelegenheid met ruim 29.000 banen. De zakelijke dienstverlening volgt op afstand met bijna 18.000 banen, de groothandel met 11.000 banen en de sector transport en logistiek met iets minder dan 10.000 banen.
3.7 Kenniseconomie In de discussie over kenniseconomie spelen twee begrippen een rol: kennis en creativiteit. In het economisch productieproces is de rol van kennis tweeledig. Ten eerste is kennis een productiefactor. Met behulp van ideeën worden producten en diensten ontwikkeld en geproduceerd. Kennis bestaat in dit geval vooral uit vaardigheden en ervaring van mensen. In de postindustriële samenleving zijn bedrijven steeds minder vaak routinematig bezig en moeten ondernemingen – willen zij kunnen groeien – het meer hebben van maatwerk, flexibiliteit en creativiteit. De tweede rol van kennis in de economie is die van product (of dienst). Deze kennis kan worden opgeslagen, bijvoorbeeld op papier of elektronisch. Dit product is het resultaat van onderzoek bij universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en de ‘research and developmentafdelingen’ van bedrijven. Personeel dat kennis als productiefactor gebruikt of zelf kennis creëert noemen we kenniswerkers. Kenniswerkers zijn in het onderzoek geoperationaliseerd als personen met een afgeronde hbo-opleiding of universitaire opleiding. Bij creativiteit spitst de discussie zich vooral toe op sectoren waarbij producten als ‘content’ en ‘meaning’ centraal staan. Delen van de economie zijn te beschrijven als ‘creative industries’. Voorbeelden van deze sectoren zijn de wetenschap, media, ICT, reclame, architectuur, ontwerp en vormgeving. Daarnaast kan bij creativiteit ook worden gedacht aan managementachtige functies in sectoren als gezondheidszorg en de zakelijke, juridische of financiële dienstverlening.
55
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Managers in deze sectoren worden geacht hun kennis creatief aan te wenden om problemen op te lossen of een aanzet daartoe te geven. Aan regio’s met veel kenniswerkers en creatieve-beroepsbeoefenaren wordt een groot economisch potentieel en economische vitaliteit toegekend. Voor een deel van de RSA zijn gegevens beschikbaar over kennisintensieve en creatieve werkgelegenheid. Maar eerst wordt hieronder voor de beroepsbevolking van de regio’s in de RSA het opleidingsniveau in kaart gebracht. Vervolgens wordt de behoefte aan kennis in de afzonderlijke regio’s van de RSA beschreven. Opleidingsniveau regionale beroepsbevolking De onderstaande grafiek laat zien dat in de RSA de regionale beroepsbevolking (werkzamen en werklozen tezamen) gemiddeld hoger (middelbaar of hoog opleidingsniveau) is opgeleid dan in Nederland als geheel en Groot-Rijnmond. Met name in Amsterdam, de Agglomeratie Haarlem en Het Gooi en Vechtstreek wonen relatief veel hoog opgeleiden (minimaal 40%). Dit betekent dat het arbeidspotentieel in de RSA een voorsprong heeft op andere regio’s in Nederland. Figuur 3.21 Opleidingsniveau beroepsbevolking naar woonregio 2002 totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM Almere
ongeschoold laag middelbaar hoog
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS (EBB), 2003
Vraag naar geschoold personeel Hieronder is voor de regio’s de aantrekkingskracht op hoger opgeleid personeel in kaart gebracht. Daarbij is het opleidingsniveau van de beroepsbevolking die in de regio’s werkzaam is als uitgangspunt genomen.
56
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.22 Aantrekkingskracht regionale economie op hoger geschoolden: middelbaar en hoger opgeleiden in werkgelegenheid 2002 totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM Almere Het Gooi en Vechtstreek
middelbaar hoog
Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland 20
% 24
28
32
36
40
44
48
52
56
bron: CBS (EBB), 2003
Uit de bovenstaande grafiek wordt duidelijk dat de Amsterdamse economie een sterke aantrekkingskracht heeft op hoog opgeleiden uit Amsterdam én daarbuiten: 44% van het personeel heeft een hbo-diploma of heeft het wetenschappelijk onderwijs afgerond. Dat zijn ruim 205.000 personen die in de Amsterdamse economie werkzaam zijn. Na Amsterdam heeft de regionale economie van Het Gooi en Vechtstreek ook een sterke aantrekkingskracht op hoog opgeleiden (43%). De Agglomeratie Haarlem en Almere scoren weliswaar onder het gemiddelde percentage hoog opgeleiden in de RSA, maar altijd nog hoger dan het landelijk gemiddelde. De andere regio’s in de RSA volgen op afstand. Het middenkader (afgeronde opleiding mbo, havo of vwo) vindt vooral emplooi in IJmond, Zaanstreek en Groot-Amsterdam RW-AM. Onderaan de opleidingsladder staan ongeschoolden en laaggeschoolden. Laag geschoolden (personeel met een mavo- of vbo-diploma) vinden naar verhouding wat vaker werk in zes van de zeven regio’s in de RSA. Alleen in Amsterdam is de kans op werk iets kleiner dan elders in de regio. Ongeschoolde arbeid wordt vooral in Almere en de Zaanstreek verricht.
57
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.23 Aantrekkingskracht regionale economie op lager geschoolden: aandeel ongeschoolden en lager opgeleiden in werkgelegenheid 2002 totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM Almere Het Gooi en Vechtstreek
ongeschoold laag
Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
% 0
4
8
12
16
20
24
bron: CBS (EBB), 2003
Kennisintensieve werkgelegenheid in regio Amsterdam Voor de Amsterdamse regio is nagegaan in welke sectoren van de economie zogenaamde kenniswerkers en creatieven werkzaam zijn. Dit is gedaan aan de hand van gegevens over de regionale beroepsbevolking van wie enkele kenmerken naar de werkgelegenheid zijn vertaald. De gegevens zijn voor een beperkt deel van de regio bekend11. Een derde van de regionale werkgelegenheid (34%) is kennisintensief. Dit betekent dat een derde van de banen door hoog opgeleiden wordt bezet. De totale werkgelegenheid in de Amsterdamse regio bestaat uit 550.000 arbeidsplaatsen waarvan er 190.000 kennisintensief zijn. Verreweg het grootste deel van deze arbeidsplaatsen is geconcentreerd in de gemeente Amsterdam (152.000). In Amsterdam is 36% van de werkgelegenheid kennisintensief. De gemeenten Haarlem en Haarlemmermeer vallen buiten de onderzoeksregio, maar een schatting – op basis van het aandeel kenniswerkers per bedrijfstak in Amsterdam – laat zien dat het gaat om respectievelijk 21.000 en 29.000 kenniswerkers. De kennisintensieve werkgelegenheid in de Amsterdamse regio concentreert zich in Amsterdam-Centrum, bij de Zuid-as, in Zuidoost en in Teleport. Het aandeel kenniswerkers in de werkgelegenheid verschilt sterk per bedrijfstak. In de onderwijssector is het aandeel kennisintensieve werkgelegenheid het hoogst (74%). Ook in de zakelijke dienstverlening (48%), de overige dienstverlening (45%) en de gezondheids- en welzijnssector (41%) ligt het aandeel kennisintensieve werkgelegenheid boven het regionaal gemiddelde van 34%. In de horeca, bouwnijverheid en vervoersector blijft het aandeel kennisintensieve werkgelegenheid met aandelen rond de 15% ver achter bij het regionaal gemiddelde. 11
58
O+S (2004, niet gepubliceerd). De regio omvat de gemeenten: Zaanstad, Oostzaan, Landsmeer, Amsterdam, Almere, Diemen, Ouderkerk, Amstelveen en Uithoorn.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
In onderstaande kaart is het aandeel kenniswerkers in de regio weergegeven. Kenniswerkers hebben wat betreft hun woonplaats een voorkeur voor een stedelijke omgeving. In sommige delen van de Amsterdamse binnenstad zijn zij sterk oververtegenwoordigd. Daarnaast zijn zij oververtegenwoordigd in verstedelijkte gebieden als Diemen, Amstelveen, Haarlemmermeer, Almere, Zaandam en Purmerend. Ook zijn zij oververtegenwoordigd in kleinere kernen met een dorps karakter, zoals in Zuidoostbeemster, Krommenie, Ouderkerk aan de Amstel en Broek in Waterland. Figuur 3.24 Kenniswerkers naar woonadres (postcodegebieden) Regio Amsterdam = 35% <16% 16%-34% 35%-53% >53%
59
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Creativiteit in de regio Amsterdam De creatieve werkgelegenheid (mensen met een cultureel-creatief beroep of met een managementfunctie) maakt in de RSA 41% van de totale werkgelegenheid uit. In Amsterdam ligt het aandeel met 43% op het hoogste niveau. Het aandeel professioneel-creatieve werkgelegenheid (mensen met managementfunctie) in de totale werkgelegenheid ligt op 24%. Het aandeel cultureel-creatieve werkgelegenheid bedraagt 17%. Het aandeel creatieve werkgelegenheid ligt in de onderwijssector met 74% afgetekend boven dat van de andere sectoren. Het aandeel creatieve werkgelegenheid in de financiële instellingen en de zakelijke dienstverlening volgt op afstand met respectievelijk 58% en 54%. Aan de andere kant van de schaal vinden we de bouwnijverheid, de handel en de horeca. In deze bedrijfstakken blijft het aandeel creatieve werkgelegenheid beperkt tot globaal 20%. De bedrijfstakken met het hoogste aandeel creatieve banen hebben ook het hoogste percentage kenniswerkers. Er bestaat een sterke samenhang tussen kennisintensieve en creatieve werkgelegenheid. Het aantal kennisintensieve banen in Amsterdam is ten opzichte van 1995 met 34% gegroeid. De groei in het aantal creatieve banen is met 33% vergelijkbaar. De kennisintensieve en de creatieve werkgelegenheid is aanmerkelijk sneller gegroeid dan de totale werkgelegenheid. De totale werkgelegenheid is met 26% gegroeid. De creatieve beroepsbevolking heeft wat betreft woonplaats een voorkeur voor Amstelland (47%) en Amsterdam (44%). Daar wonen naar verhouding meer creatieven dan op basis van het regionaal gemiddelde verwacht kan worden.
60
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 3.25 Creatieve beroepsbevolking naar woonadres (postcodegebieden) Regio Amsterdam = 43% <24% 24%-42% 43%-51% 52%-71%
In de Zaanstreek, Meerlanden en Almere liggen de percentages één tot twee procent lager. Waterland kent het kleinste percentage (38%) mensen met een creatief beroep.
3.8 Regionale arbeidsmarkt: werk- en woonpendel Bij de beschrijving van de RSA is gekozen voor een regionale indeling gebaseerd op Corop-gebieden12. Een Corop bestaat uit een kern met daaromheen een verzorgingsgebied. Eén van de uitgangspunten voor dit nodale principe betrof de relatie op het gebied van wonen en werken: mensen uit het ommeland vonden werk in de stad. De laatste decennia zijn de grenzen tussen de Corop-gebieden onderling en tussen kern en ommeland van een Corop door ruimtegebrek in de grote steden en ruimtelijke schaalvergroting minder scherp geworden. Er zijn als het ware schemerzones ontstaan waarin de functies van de grote stad door andere stedelijke kernen voor een deel zijn overgenomen. In dit kader wordt ook wel eens gesproken over een netwerkstad waarbij de grote stad in economisch en cultureel opzicht nog wel dominant is. Het wegvallen van de scherpe grenzen tussen stad en ommeland en tussen Coropgebieden onderling is in het dagelijkse leven goed zichtbaar in de omvangrijke pendelstromen tussen regio’s. Deze ontwikkelingen spelen ook in het gebied van de RSA en tonen de noodzaak aan van één functionele regio als de RSA. De RSA is een regio met één zeer grote stedelijke zone Amsterdam en enkele stedelijke zones als Haarlem, Haarlemmermeer (Schiphol, Hoofddorp), Almere, Zaanstad en Hilversum, omgeven door een lappendeken van subkernen 12
De naam COROP komt van Coördinatie Commissie Regionaal Onderzoeksprogramma. Dit was de naam van de commissie die in 1971 de indeling van Nederland in Corop-gebieden ontwierp. Elk Corop-gebied bestaat uit een samenvoeging van gemeenten.
61
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
en overige verzorgingsgebieden. De grenzen tussen deze regio’s zijn morfologisch minder scherp en de onderlinge relaties tussen kernen en subkernen zijn groter dan voorheen. De eenheid van de RSA in ruimtelijke zin begint wat betreft de arbeidsmarkt ook steeds meer gestalte te krijgen. Dat blijkt als de binding van de beroepsbevolking met de werkgelegenheid in de RSA wordt bezien. Op basis van een analyse van het woon- en werkadres van regiobewoners en overige Nederlanders komt naar voren dat in 1996 79% van de regionale beroepsbevolking in het gebied van de RSA werkzaam was. In 2000 was dit aandeel opgelopen tot 83% en in 2002 werkte 89% van de regiobewoners ook in de RSA. De mogelijkheid om in de regio te wonen én te werken is in deze periode groter geworden. Hieronder worden voor 2002 de dagelijkse pendelstromen binnen de RSA en tussen de RSA en andere delen van Nederland in kaart gebracht. Eerst worden de uitgaande en inkomende pendel belicht, waarna de balans van deze stromen wordt opgemaakt. Uitgaande pendel Veel van de dagelijkse verplaatsingen hebben te maken met woon-werkverkeer. Voor de regio is nagegaan hoe groot de werkpendel bedraagt. In de RSA hebben 884.000 inwoners een vast werkadres buitenshuis van wie er 527.000 in de eigen woonregio werken. Dat is 59% van de werkzame beroepsbevolking. De resterende 358.000 regiobewoners werken niet in hun eigen woonregio, maar in andere regio’s van de RSA (30%) of daarbuiten (11%). Figuur 3.26 Uitgaande pendel in 2002
totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM
binnen woonregio regio binnen RSA buiten RSA buiten Rijnmond
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS (EBB), 2003
Amsterdammers vinden het vaakst van alle RSA-bewoners werk in hun woonregio. Acht van iedere tien werkende Amsterdammers (78%) hebben een werkkring binnen de gemeentegrenzen. In de andere regio’s heeft ongeveer de helft werk in de eigen regio. In Almere moeten bewoners het vaakst de stad uit.
62
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
De werkende beroepsbevolking van Het Gooi en Vechtstreek oriënteert zich vaker op regio’s buiten de RSA, zoals Utrecht en Amersfoort. Inkomende pendel Het aandeel inkomende pendel in de regionale werkzame beroepsbevolking bedraagt 46%. Dit betekent dat de regio’s iets minder dan de helft van alle arbeidskrachten buiten de regio rekruteren. Bij de inkomende pendel heeft Amsterdam als centrum van werkgelegenheid de grootste aantrekkingkracht. Dagelijks pendelen ruim 543.000 mensen uit de RSA en van elders in Nederland naar de hoofdstad. Dat is 47% van de werkende beroepsbevolking in Amsterdam. Figuur 3.27 Inkomende pendel in 2002
totaal RSA
Amsterdam Groot-Amsterdam RW-AM
binnen werkregio regio binnen RSA buiten RSA buiten Rijnmond
Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond
% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
bron: CBS (EBB), 2003
Groot-Amsterdam RW-AM is het meest afhankelijk van de bijdrage van arbeidskrachten uit andere regio’s. De inkomende pendel bedraagt 57% van de werkzame beroepsbevolking. In deze regio fungeren de luchthaven Schiphol en de omliggende bedrijvigheid in de gemeente Haarlemmermeer als pendelmagneet. Het Gooi en Vechtstreek trekt relatief de meeste arbeidskrachten van buiten de RSA aan (vooral Utrecht en Amersfoort), op korte afstand gevolgd door Groot-Amsterdam RW-AM. De regio met de minste aantrekkingskracht op arbeidskrachten buiten de regio is Almere: een derde (34%) van de arbeidskrachten woont niet in Almere. IJmond en Zaanstreek trekken ook relatief weinig mensen van buiten aan. Saldo in- en uitgaande pendel Voor de RSA als geheel en de regio’s binnen de RSA is nagegaan of er per saldo arbeidskrachten de regio verlaten om elders te werken of er juist arbeidskrachten worden aangetrokken. In het eerste geval spreken we van een negatief saldo (er is onvoldoende werk voor de regionale bevolking). In het tweede geval is er sprake van een positief saldo: er zijn meer arbeidsplaatsen dan de regionale bevolking kan bezetten.
63
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Voor de RSA als geheel kan een positief pendelsaldo worden vastgesteld. De vraag naar arbeid in de regio kan niet alleen door de regionale beroepsbevolking worden beantwoord. Dagelijks verlaten ruim 358.000 inwoners van de RSA hun woonregio om in een andere regio te gaan werken. Dat zijn vier van iedere tien regiobewoners (40,5%). Daar staat tegenover dat 451.000 personen uit de regio en daarbuiten naar een (andere) RSA-regio pendelen. Tabel 3.28 Uitgaande en inkomende pendel 2002 uitgaande pendel % van de regionale inwonende beroepsabs. bevolking
inkomende pendel
saldo
abs.
% van de regionale werkzame beroepsbevolking
Zaanstreek
29.356
47,5
18.194
35,9
-11.162
IJmond
34.135
46,6
20.272
34,1
-13.863
Agglomeratie Haarlem
49.932
53,6
27.224
38,6
-22.708
Het Gooi en Vechtstreek
40.685
45,3
35.855
42,2
-4.830
Almere
40.768
59,2
14.295
33,7
-26.473
abs.
Groot-Amsterdam RW-AM
95.361
51,5
116.678
56,5
21.317
Amsterdam
68.236
21,8
218.825
47,2
150.589
totaal RSA
358.473
40,5
451.343
46,2
92.870
bron: CBS (EBB), 2003
Het positieve pendelsaldo komt op conto van Amsterdam en Groot-Amsterdam AM-RW. Deze regio’s hebben een tekort aan arbeidskrachten en rekruteren personeel uit andere regio’s van de RSA en uit andere delen van Nederland. Amsterdam is de enige regio met zowel een positief pendelsaldo uit de RSA als uit andere delen van Nederland. Groot-Amsterdam AM-RW heeft ook een positief pendelsaldo, maar dat is het gevolg van de sterke aantrekkingskracht op personeel dat buiten de RSA woont. De andere vijf regio’s in de RSA trekken ook arbeidskrachten uit de RSA en overig Nederland aan, maar zij zien dagelijks meer arbeidskrachten de eigen regio verlaten om elders – voor het overgrote deel in andere regio’s van de RSA – te werken.
64
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
4 Mobiliteit in de regio
Mobiliteit is één van de knelpunten binnen de RSA. Dagelijks zijn miljoenen mensen in de regio op weg voor familie- en vriendenbezoek, hun werk of ontspanning. De meeste mensen verplaatsen zich in de auto (als bestuurder of als passagier). Het openbaar vervoer en de fiets hebben een kleiner marktaandeel. Vooral tijdens piekuren slibben wegen in de regio snel dicht en hebben reizigers in het openbaar vervoer moeite een zitplaats te bemachtigen. Het transport van personen en goederen is een wezenlijk onderdeel van de regionale economie en stremmingen of vertragingen in het transport hebben dan ook schadelijke gevolgen voor de economie. Toegenomen mobiliteit in Nederland Nederlanders hebben de laatste decennia sterk hun ruimtelijke actieradius vergroot. We zijn ons vaker en verder gaan verplaatsen. Die verplaatsingen gebeuren het meest in de auto. Andere vervoermiddelen zoals het openbaar vervoer en de fiets hebben de laatste jaren aan marktaandeel verloren. Daarvoor zijn enkele oorzaken aan te dragen. Een belangrijke oorzaak is de toegenomen welvaart waardoor mensen makkelijker een auto kunnen aanschaffen en ook meer de auto kunnen gebruiken. Daarnaast is het aantal auto’s per huishouden ook gegroeid, met name in huishoudens met tweeverdieners. Het autobezit in Nederland is tussen 1992 en 2002 met 36% tot 8,2 miljoen auto’s gegroeid. Noord-Holland hield iets minder gelijke tred met een groei van 33% tot 1,2 miljoen auto’s (RWS-NH, 2003). De laatste decennia is de gemiddelde werkweek korter geworden en beschikken Nederlanders over meer vrije tijd en vakanties. Deze tijd vullen Nederlanders met allerlei uitstapjes met sociale en recreatieve doeleinden. De ruimtelijke ordening heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de gestegen mobiliteit. Woonkernen zijn sinds de jaren zestig verder weg van het werk gebouwd, waardoor er een dagelijkse pendelstroom naar de grote steden is ontstaan. In grote steden zien we dat stedelijke voorzieningen, zoals sportterreinen, winkelcentra en uitgaansgelegenheden minder vaak op loop- of fietsafstand van woonbuurten worden gebouwd en meer naar de rand van de stad zijn verschoven. Met het openbaar vervoer zijn deze bestemmingen niet altijd even makkelijk te bereiken en dan is de keuze voor een autorit naar een dergelijke bestemming snel gemaakt. De demografische component speelt ook een belangrijk rol. Het aantal inwoners van Nederland is gegroeid waardoor er in absolute zin meer mensen reizen. Tot slot heeft het openbaar vervoer in vooral minder verstedelijkte gebieden terrein aan de auto verloren. Niet alleen het personenvervoer over de weg heeft een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Hetzelfde geldt voor het vrachtvervoer. De ontwikkeling van Nederland als diensten- en distributieland heeft eraan bijgedragen dat er meer vracht wordt vervoerd, vooral over de weg.
65
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Viervijfde van de binnenlandse vracht (82% van 547 miljoen vervoerde ton in 2002) wordt over de weg vervoerd. De binnenvaart heeft een aandeel van 17% in het binnenlands vrachtverkeer en de spoorwegen heeft minder dan één procent marktaandeel. In 1990 werd nog 298 miljoen ton vervoerd, maar ook in dat jaar had het wegtransport het grootste aandeel van 83% (CBS, 1997 en 2004). Mobiliteit in de regio Hieronder is nagegaan hoe mobiel bewoners van de regio zijn en in hoeverre de mobiliteit over de jaren is veranderd. Mobiliteit is hier gedefinieerd als de afgelegde afstand in kilometers per persoon van 12 jaar of ouder per dag. Uit de onderstaande grafiek wordt duidelijk dat de mobiliteit van de meeste regio’s in de RSA achterblijft bij die van Nederland als geheel. Alleen in Almere en Het Gooi en Vechtstreek wordt door bewoners over een langere afstand gereisd, gemiddeld 39 en 35 kilometer per persoon per dag. Bij inwoners van Almere komt dat vooral door het woonwerkverkeer zoals verderop in dit hoofdstuk zal blijken. In Het Gooi en Vechtstreek leggen bewoners langere afstanden voor sociale contacten en recreatiedoeleinden af. Figuur 4.1 Gemiddeld afgelegde afstand per persoon (2001-2002, 2 jaarsgemiddelde) Amsterdam Groot-Amsterdam* Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland
(km) 20
22
24
26
(*) Groot-Amsterdam inclusief gemeente Amsterdam
28
30
32
34
36
38
40
42
bron: CBS, 2004
De mobiliteit is in Nederland tussen 1995 en 2002 met ruim één procent gegroeid. De twee belangrijkste oorzaken voor deze groei zijn de stijging van de afstand bij het bezoek aan familie en vrienden en de groei van het woon-werkverkeer. Mensen zijn meer bereid om een langere afstand naar hun werk af te leggen.
66
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 4.2 Groei mobiliteit (gemiddeld afgelegde afstand per persoon (2 jaarsgemiddelde 1995/96-2001/02)) Amsterdam Groot-Amsterdam* Almere Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland % -5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
(*) Groot-Amsterdam inclusief gemeente Amsterdam
4
5
bron: CBS
In de RSA bestaan er tussen regio’s opmerkelijke verschillen in verandering van de mobiliteit. In Het Gooi en Vechtstreek, IJmond en Groot-Amsterdam met uitzondering van Amsterdam is een toename van de mobiliteit te constateren. In Almere is de mobiliteit nauwelijks veranderd. In de overige regio’s is er juist sprake van een afname van het aantal afgelegde kilometers. De veranderingen in mobiliteit hangen samen met veranderingen in reismotieven. In het onderstaande overzicht zijn alleen de motieven vermeld die het sterkst bijdragen aan de verandering in mobiliteit in een regio. Tabel 4.3 Bijdrage van reismotieven aan verandering mobiliteit 1995/96-2001/02 woonwerk Amsterdam Groot-Amsterdam
zakelijk bezoek
sociaal motief
afname toename
recreatief afname
afname
toename
toename
Almere
onveranderd
Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem IJmond
toename
Zaanstreek
toename
toename
toename
afname
afname
afname
toename afname
toename afname
Groot-Rijnmond Nederland
verandering mobiliteit
afname toename
toename
afname
afname toename
67
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Vervoerwijzekeuze Als de mobiliteit van de regiobewoners naar vervoerwijze wordt beschouwd zien we dat circa 70% van de reisweg met de auto wordt afgelegd. Het openbaar vervoer neemt in een sterk verstedelijkte regio als de RSA zo’n twintig procent voor zijn rekening. De fiets heeft een aandeel van vijf procent. Landelijk wordt er iets meer van de auto gebruik gemaakt (75%) en minder van het openbaar vervoer (13%). In Amsterdam wordt van alle regio’s in de RSA het minst van de auto gebruik gemaakt. Naast het lagere autobezit van Amsterdammers kunnen de aanwezigheid van een (alternatief) dicht openbaar-vervoernetwerk en de hoge dichtheid van voorzieningen op loop- of fietsafstand hiervoor als verklaring worden aangedragen. Bewoners van Het Gooi en Vechtstreek leggen daarentegen meer dan 80% van hun reisweg in de auto af. Figuur 4.4 Meest gebruikte vervoerwijze (2 jaarsgemiddelde 2001/02)
Amsterdam Groot-Amsterdam* Almere Het Gooi en Vechtstreek
auto fiets andere wijze overig ov trein
Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland % 0
10
20
30
40
(*) Groot-Amsterdam inclusief gemeente Amsterdam
50
60
70
80
90
100
bron: CBS
Woon-werkverkeer In 2002 heeft een kwart van alle verplaatsingen in het gebied van de RSA betrekking op woon-werkverkeer. In 1995 was dat iets minder dan een kwart. In nagenoeg alle regio’s van de RSA is het belang van woon-werkverkeer in de tussenliggende periode toegenomen. Deze toename heeft eraan bijgedragen dat de regio in de ochtend- en avondspits te maken heeft met congestie en vertraging, zowel in de auto als in de trein.
68
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Figuur 4.5 Aandeel woon-werkverkeer in afgelegde afstand per persoon (2 jaarsgemiddelde)
Amsterdam Groot-Amsterdam* Almere Het Gooi en Vechtstreek 2001-2002 1995-1996
Agglomeratie Haarlem IJmond Zaanstreek
Groot-Rijnmond Nederland % 18
20
22
24
(*) Groot-Amsterdam inclusief gemeente Amsterdam
26
28
30
32
34
36
bron: CBS
In de bovenstaande grafiek wordt voor de periode 1995-2002 zichtbaar in hoeverre het woon-werkverkeer is gegroeid. Bewoners van Almere leggen de meeste kilometers af. Bewoners van Het Gooi en Vechtstreek reizen verhoudingsgewijs het minst voor het werk, terwijl zij juist veel in de vrije tijd reizen. Ontwikkeling wegennet in de regio Hierboven is het al aangestipt: de groei van het woon-werkverkeer heeft ook geleid tot meer congestie tijdens de ochtend- en avondspits. Tijdens piekuren schiet op sommige trajecten de capaciteit van het wegennet en de frequentie van het treinverkeer dan wel het aantal beschikbare zitplaatsen bij de spoorwegen tekort. Voor het rijkswegennet in het gebied van de RSA zijn enkele interessante gegevens over de capaciteit en het gebruik bekend. Het gebruik van het regionaal rijkswegennet is de laatste tien jaar sterk gegroeid. Voor het rijkswegennet zijn cijfers beschikbaar die dat beeld bevestigen. Tussen 1992 en 2002 nam de verkeersintensiteit (gemiddeld aantal motorvoertuigen per werkdag op een wegvak) met 40% toe. In 1992 reden gemiddeld 2,2 miljoen auto’s per werkdag op de rijkswegen in de RSA, tien jaar later waren dat er ruim 3,1 miljoen. De drukste wegvakken in 2002 met meer dan 150.000 voertuigen per werkdag staan in onderstaande tabel weergegeven. Het zijn vooral wegen in of in de buurt van Amsterdam of Schiphol.
69
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 4.6 Gemiddelde aantal motorvoertuigen per werkdag 2002 naar wegvak A4
knooppunt Badhoevedorp - Schiphol
210.100
A10 Zuid
RAI S109 – Amstelveen S108
190.300
A1
Muiden - Muiderslot
183.400
A4
Sloten - knooppunt Badhoevedorp
180.400
A4
Hoofddorp - Nieuw Vennep
169.300
A2
knooppunt Holendrecht 2 - Abcoude
167.600
A10 Oost
Diemen S113 - Duivendrecht S112
163.900
A10 West
Sloten S107 - Osdorp S106
158.000 bron: RWS-NH, 2003
Drie van de zes wegvakken die sinds 1992 een bovengemiddelde groei hebben gemaakt, zijn onderdeel van de A10 in Amsterdam. Vooral aan de oostzijde is de ontwikkeling sterk geweest. Dat zien we ook terug in de min of meer aansluitende wegvakken van de A1 en A6 (richting Amersfoort en Almere). De A9 – een belangrijke verbinding tussen het noordelijke en zuidelijke deel van Noord-Holland – sluit het rijtje van snel groeiende wegvakken. Tabel 4.7 Groei gemiddeld aantal motorvoertuigen per werkdag 1992-2002 naar wegvak (procenten) A10 Oost
Diemen S113 - Duivendrecht S112
87,5
A10 Noord Kadoelen S117 – Volendam S116
74,1
A1
52,7
Muiden - Muiderslot
A6
Muiderberg - Muiderzand
51,1
A10 Oost
Nieuwendam S115 - Zeeburg S114 (Zeeburgertunnel)
50,4
A9
knooppunt Rottepolderplein - knooppunt Velsen
46,6 bron: RWS-NH, 2003
Knelpunten hoofdwegennet regio Delen van het hoofdwegennet worden tijdens piekuren fors belast. Het grote aanbod van het verkeer is dan oorzaak van filevorming. Aan de hand van de verhouding tussen de intensiteit van het verkeer en de capaciteit van het wegvak kan worden voorspeld waar de kans op files het hoogst zal zijn. Als deze verhouding (i/c-verhouding genaamd) de grens van 0,85 passeert is er sprake van structurele filevorming. Bij een i/c-verhouding van 0,75 tot 0,85 doen zich ook files voor, maar niet zo vaak als bij een i/c-verhouding hoger dan 0,85.
70
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 4.8 I/C-verhouding ochtendspits 2002 naar wegvak en richting heen A4
terug Sloten - kp. Badhoevedorp
0,95
A10 Z
RAI S109 - Amstelveen S108
1,08
A10 O Diemen S113 - Duivendrecht S112
0,93
A10 W
Hemh. S101 - Coenplein (Coentunnel)
1,05
A10 Z
0,93
A1
Muiden - Muiderslot
0,95
0,90
A9
Amstelveen - Aalsmeer
0,93
A9
Badhoevedorp - Haarlem-Zuid
0,90
A2
kp. Holendrecht 2 - Abcoude
0,85
RAI S109 - Amstelveen S108
A10 O S115 - S114 (Zeeburgertunnel)
A6
Muiderberg - Muiderzand
0,84
A44
kp. Burgerveen - Oude Wetering
0,81
A10 N
Kadoelen S117 - Volendam S116
0,80
A7
Zaandijk - Wijdewormer
0,81
A9
Amstelveen - Aalsmeer
0,80
A9
kp. Rottepolderplein - kp. Velsen
0,80
A9
Gaasperplas - Bijlmermeer
0,78
A4
kp. Badhoevedorp - Schiphol
0,79
A1
Diemen N - Diemen
0,75
A4
Hoofddorp - Nieuw Vennep
0,79
A4
Sloten - kp. Badhoevedorp
0,78
A10 W
Sloten S107 - Osdorp S106
0,78
bron: RWS-NH, 2003
Tabel 4.9 I/C-verhouding avondspits 2002 naar wegvak en richting heen A8
terug 1,01
A10 Z
RAI S109 - Amstelveen S108
1,01
A10 W Hemh. S101 - Coenplein (Coentunnel) 0,95
Oostzaan - kp. Zaandam
A10 O
Diemen S113 - Duivendrecht S112
0,96
A9
Badhoevedorp - Haarlem-Zuid
0,92
A1
Muiden - Muiderslot
0,92
A9
kp. Rottepolderplein - kp. Velsen
0,90
A10 O
S115 - S114 (Zeeburgertunnel)
0,89
A4
Sloten - kp. Badhoevedorp
0,88
A7
Zaandijk - Wijdewormer
0,85
A1
Muiden - Muiderslot
0,83
A6
Muiderberg - Muiderzand
0,84
A2
kp. Holendrecht 2 - Abcoude
0,82
A9
Amstelveen - Aalsmeer
0,83
A4
Hoofddorp - Nieuw Vennep
0,80
A10 N
Kadoelen S117 - Volendam S116
0,81
A9
Amstelveen - Aalsmeer
0,78
A9
Badhoevedorp - Haarlem-Zuid
0,77
A1
Diemen N - Diemen
0,77
A10 W
Hmh. S101 - Coenplein (Coentunnel)
0,76
A10 Z
RAI S109 - Amstelveen S108
0,76 bron: RWS-NH, 2003
71
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Uit de twee bovenstaande tabellen komt een aantal wegvakken met een structureel probleem naar voren. Deze wegvakken hebben de hoogste i/c-verhouding. A1: tussen kp. Diemen en kp. Muiderberg; A2: tussen Holendrecht en Abcoude; A4: tussen kp. De Nieuwe Meer en kp. Badhoevedorp; A7: tussen kp. Zaandam en Hoorn; A8: tussen kp. Coenplein en kp. Zaandam; A9: kp. Holendrecht en kp. Velsen; A10: A10-oost, A10-zuid en de Coentunnel. Tot slot een beeld van de file topvijftien in de regio. De gegevens zijn gebaseerd op de filezwaarte. Dit het aantal files vermenigvuldigd met de duur van de file in minuten berekend over een jaar. Voor 2002 zijn de wegvakken met de meeste files in de regio in de volgende figuur afgebeeld. De cijfers refereren aan de positie in de topvijftien. Figuur 4.10 File top 15 in 2002
Legenda ochtend avond
14
ochtend en avond
4 2
5 11 10
6 7
9
6
3
1 8 15
13
12
bron: RWS-NH, 2003
72
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Deel 2 Resultaten onderzoek nieuwe bewoners in de regio Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeenten: Almere Amstelveen Amsterdam Diemen Haarlem Haarlemmermeer Hilversum Purmerend Zaanstad
73
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
74
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Inhoud Inleiding
77
1 Achtergrond vestigers in regio
81
2 Vestigingsmotieven 2.1 Vestigingsmotieven 2.2 Belangrijkste vestigingsredenen 2.3 Alternatieve gemeenten 2.4 Verwachtingen van nieuwe gemeente
91 91 94 95 97
3 Huidige woonsituatie 3.1 Kenmerken van de woning 3.2 Dynamiek op de woningmarkt 3.3 Overige kenmerken van de woning 3.4 Afstand woning - studie / werk
101 101 102 106 107
4 Beoordeling woongemeente 4.1 Beoordeling woning en woonbuurt 4.2 Veiligheid 4.3 Beoordeling voorzieningen
109 109 114 115
5 Zoekgedrag op woningmarkt 5.1 Informatiebronnen 5.2 Zoekduur op woningmarkt
119 119 122
6 De toekomst 6.1 Andere gemeente als nieuwe bestemming 6.2 Verhuisgeneigdheid 6.3 Mogelijke vertrekmotieven
123 123 126 127
Conclusies
130
Verantwoording dataverzameling
139
75
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
76
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Inleiding
Na de onstuimige groei van stedelijke kernen rond Amsterdam in de jaren tachtig en negentig en de plannen voor verdergaande schaalvergroting van Amsterdam als netwerkregio bestaat er in de regio behoefte aan inzicht in de achtergrond van nieuwe inwoners, de keuze van vestigers voor een nieuwe gemeente, de verwachtingen van vestigers en de verhuisstromen in de regio. Tot nu toe hebben gemeenten afzonderlijk in het verleden in meer of mindere mate studie verricht naar hun vestigers. Ook door de provincie is geregeld onderzoek gedaan naar de vestiging in nieuwbouwlocaties in Noord-Holland, maar nooit is vanuit een regionale samenwerking, met een ‘regionaal perspectief’ naar die vestiging gekeken. Wanneer inzicht bestaat in achtergronden van vestigers en de motieven van de nieuwe inwoners om zich in een bepaalde gemeente te vestigen of juist niet te vestigen, zou dit ondersteunend kunnen zijn voor regionaal beleid. Dan is er meer inzicht in de doorstroming op de woningmarkt, in motieven om al dan niet voor een gemeente te kiezen bij een stagnerende woningmarkt. Veel beelden leven over de vestigers en over de verhuismotieven (‘witte vlucht’, ‘vlucht van hoog opgeleide allochtonen’, ‘wegvloeien van koopkrachtige middeninkomens’ of ‘fenomeen van volgouders: ouders die bij kinderen willen wonen’), maar een toetsing van die beelden in een breder, regionaal kader ontbreekt. Sinds 2003 is er in RSA-verband een uitwisseling van kennis van gemeentelijke onderzoekers. Een eerste product daarvan vormt de publicatie ‘Kennismaken in de regio’ waarin tal van statistische gegevens staan over de regio en waarin een aantal stadsstudies van enkele gemeenten is opgenomen. Voor 2004 is het plan opgevat voor het tweede gedeelte van de publicatie als gemeenten samen te werken aan kennis over de verhuisstromen en de migratie binnen de regio, om te zien waaruit de bevolkingsdynamiek in de regio bestaat en waar die dynamiek aansluit bij mogelijkheden in de regio. Dergelijk onderzoek kan het uitwisselen van mogelijkheden en onmogelijkheden van gemeenten stimuleren. Het onderzoek biedt inzicht in vestigingspatronen en -motieven en daarmee op de eigen kwaliteiten en concurrerende kwaliteiten van de gemeenten. Het karakter van het onderzoek is vooral verkennend. Dit houdt in dat het een globaal overzicht geeft van verschillen en overeenkomsten tussen gemeenten op het gebied van de regionale woningmarkt. De resultaten kunnen het startpunt vormen voor een regionale discussie over de dynamiek op de woningmarkt. Met de uitkomsten kunnen gemeenten zelf inhoud geven aan hun vestigingsbeleid.
77
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Onderzoeksopzet In het onderzoek wordt antwoord gegeven op twee hoofdvragen: 1 Welke motieven hebben mensen om zich te vestigen in de gemeente? 2 In hoeverre verschillen de motieven van vestigers tussen de onderzochte gemeenten? ad 1) Bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag naar vestigingsmotieven worden de volgende deelvragen beantwoord: - Waarom kiezen mensen ervoor om zich in een RSA-gemeente te vestigen? - Hoe beoordelen de vestigers hun nieuwe woongemeente? - Welke verwachtingen hebben vestigers ten aanzien van hun nieuwe woonomgeving? ad 2) -
Welke groepen vestigers trekt een gemeente aan als je kijkt naar achtergronden als gezinssamenstelling, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding?
Het onderzoek is uitgevoerd in negen grote gemeenten in het gebied van de RSA: Almere, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hilversum, Purmerend en Zaanstad. De eerste resultaten van het onderzoek zijn in deze rapportage vervat. In de rapportage wordt antwoord gegeven op de twee hoofdvragen. De deelnemende gemeenten kunnen – mocht daar behoefte aan bestaan – zelf aanvullende analyses op het complete databestand verrichten. Met het databestand kunnen zij de resultaten voor hun eigen gemeente vergelijken met die van de andere deelnemende gemeenten.
Purmerend
Zaanstad
Haarlem
Amsterdam
Almere
Diemen Haarlemmermeer
Amstelveen
Hilversum
78
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Methode van onderzoek In elk van de negen deelnemende gemeenten is door de gemeente zelf een steekproef van personen getrokken uit de Gemeentelijke Basisadministratie. De personensteekproef bestond uit volwassenen die zich in 2002 of 2003 vanuit een andere Nederlandse gemeente in één van de negen gemeenten hebben gevestigd. De steekproefpersonen zijn vervolgens met een schriftelijke vragenlijst door O+S aangeschreven. De dataverzameling vond in juni 2004 plaats. Er zijn ruim elf duizend vragenlijsten verstuurd. Een respons van vierhonderd respondenten per gemeente was voldoende om betrouwbare uitspraken te doen. Na een algemeen rappel onder steekproefpersonen uit alle gemeenten behalve Amsterdam bedraagt de totale respons voor acht gemeenten 3.391 ingevulde vragenlijsten1. De respons is, na correctie voor administratieve fouten, 31%. Begeleiding onderzoek Het onderzoek is begeleid door een commissie die is samengesteld uit onderzoekers van de deelnemende gemeenten. De leden van de commissie zijn: mevrouw T. Bouchier (Purmerend), de heer E. van Straten (Zaanstad), mevrouw W. Bosveld (Haarlemmermeer) en mevrouw M. Huisman (Almere). Opbouw rapportage In het eerst hoofdstuk wordt ingegaan op achtergrondkenmerken van de vestigers. In hoofdstuk twee staan de vestigingsmotieven centraal. In hoofdstuk drie wordt de woonsituatie in kaart gebracht. De beoordeling van de huidige woongemeente staat centraal in het vierde hoofdsstuk. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op het zoekgedrag van vestigers op de woningmarkt. In hoofdstuk zes, waarin de toekomst centraal staat, wordt de verhuisgeneigdheid van vestigers bekeken. Conclusies besluiten het geheel.
1
De resultaten voor Diemen zullen in verband met een verlate dataverzameling separaat verschijnen.
79
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
80
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
1 Achtergrond vestigers in regio
In 2002 hebben circa 62.000 personen zich gevestigd in één van de acht gemeenten die in het onderzoek zijn opgenomen. Deze personen zijn afkomstig uit een andere Nederlandse gemeente. Ruim een derde van deze groep (37%) heeft zich gevestigd in Amsterdam. Almere en Haarlemmermeer trokken respectievelijk 16% en 12% van de vestigers aan. De andere gemeenten hebben een aandeel variërend van vijf tot tien procent (CBS, 2004). Tabel 1.1 Vestigers naar gemeente en aandeel vestigers van de bevolking (2002)
aantallen
procenten van bevolking
9.918
6,0
Amstelveen
3.982
5,2
Amsterdam
22.658
3,1
Almere
Haarlem
5.950
4,0
Haarlemmermeer
7.080
6,0
Hilversum
3.882
4,7
Purmerend
3.351
4,5
Zaanstad
4.845
3,5
61.666
4,0
totaal
bron: CBS, Statline 2004
Amsterdam telde in 2002 met 22.658 personen de meeste vestigers. Almere en Haarlemmermeer volgen op afstand met 9.900 en 7.000 personen. Almere en Haarlemmermeer ontvangen relatief de meeste vestigers (elk 6,0%) als we kijken naar het aandeel vestigers in de lokale bevolking. In Amsterdam en Zaanstad zijn deze percentages het laagst. Achtergrondkenmerken respondenten In het onderzoek worden uitspraken gedaan over personen die zich in 2002 of 2003 in één van de acht gemeenten hebben gevestigd. Het betreft personen van 18 jaar of ouder afkomstig uit een andere Nederlandse gemeente. Van deze groep zijn de volgende kenmerken bekend: leeftijd, samenstelling van het huishouden, etniciteit, opleidingsniveau, inkomen, voornaamste bezigheid en de herkomstgemeente. Deze kenmerken worden hieronder voor de gemeenten afzonderlijk beschreven en geven inzicht in de samenstelling van de verhuisstromen naar de acht gemeenten. In de tabellen en grafieken wordt ook een gemiddelde gepresenteerd. Dit gemiddelde representeert niet het regionaal gemiddelde gebaseerd op de bevolkingaantallen van de acht gemeenten, maar louter het gemiddelde van de totale respons. Dit gemiddelde dient als referentie voor scores van gemeenten.
81
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Leeftijd Zes van iedere tien vestigers zijn jonger dan 35 jaar. Amsterdam en Haarlem hebben een gemiddeld sterkere aantrekkingskracht op de jonge leeftijdsgroepen: driekwart is jonger dan 35 jaar. Purmerend trekt daarentegen vaker personen van 45 jaar en ouder aan, onder wie 19% 55-plussers. Tabel 1.2 Gemeenten naar leeftijdssamenstelling van vestigers (in procenten) Almere
A’veen
A’dam
H’lem H’meer
18-24
20
22
38
28
25-34
40
33
39
46
35-44
22
23
13
45-54
9
10
6
55 en ouder
9
12
4
totaal Z’stad respons
H’sum
P’end
11
20
13
23
22
41
43
36
38
39
14
27
21
22
21
20
6
10
7
10
9
8
6
11
8
19
9
10
Samenstelling huishouden De belangrijkste verhuismotieven – zoals in hoofdstuk twee duidelijk zal worden – hebben betrekking op een verandering in het huishouden en de daaraan meestal gerelateerde behoefte aan een andere woning. De verandering in de samenstelling van het huishouden is een belangrijk kenmerk van de groep van vestigers. Een kwart van de vestigers (24%) is alleenstaande. Vier van iedere tien vestigers (39%) wonen samen met een partner. Dertig procent van de vestigers woont in een gezin (al dan niet met een partner) met kinderen. Achter gemiddelden gaan interessante verschillen schuil als we naar de gemeenten afzonderlijk kijken.
82
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 1.3 Gemeenten naar samenstelling van het huishouden van vestigers
% 100 90 80 70 alleenstaande gezin z kind anders gezin m kind
60 50 40 30 20 10 0 Almere A'veen A'dam H'lem H'meer H'sum P'end Z'stad
totaal
Alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd onder vestigers in Amstelveen (meer dan de helft van de vestigers), Haarlem en Hilversum. Het hoge percentage alleenstaanden in Amstelveen bestaat vooral uit studenten en werkende jongeren die zich in grote wooncomplexen als Uilenstede vestigen. Stellen zonder kinderen hebben een bovengemiddelde voorkeur voor Amsterdam (de helft van de vestigers). Gezinnen met kinderen kunnen hun woonwensen hoogstwaarschijnlijk het best verwezenlijken in Almere, Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad. Etniciteit Tweederde van de respondenten uit de acht gemeenten (64%) heeft een Nederlandse achtergrond2. Tien procent heeft een westerse achtergrond. Zeven procent is Surinaams, Antilliaans of Arubaans. Een vijfde (18%) heeft een andere niet-westerse achtergrond. Nederlanders vormen onder alle vestigers een meerderheid. Het is interessant om te bezien welke voorkeur de overige etnische groepen hebben. Surinamers, Antillianen en Arubanen hebben een sterke voorkeur voor Almere (18% van de vestigers). Overige niet-westerse allochtonen trekken naar verhouding vaker naar Zaanstad, Hilversum en Almere. Amstelveen trekt relatief gezien vooral westerse allochtonen aan onder wie Japanners en Europeanen die werkzaam zijn in de vestigingen van internationale (Japanse) ondernemingen.
2
Etniciteit is gebaseerd op het geboorteland van de persoon en van de ouders (BZK-definitie). Tot nietwesterse personen zijn naast personen afkomstig uit een niet-industrieland vanwege kleine aantalen in de respons ook personen gerekend met een Turkse of Marokkaanse achtergrond.
83
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 1.4 Gemeenten naar etniciteit van vestigers
% 100 90 80 70 Nederlands westers Surinaams/Ant ov. niet-westers
60 50 40 30 20 10 0 Almere A'veen A'dam H'lem H'meer H'sum P'end Z'stad
totaal
Opleidingsniveau Hoog opgeleiden vestigen zich relatief vaak in de gemeenten Haarlem, Amsterdam, Amstelveen en Hilversum. Gemiddeld is 44% van de vestigers hoog opgeleid (afgeronde opleiding in het hbo of afgeronde universitaire opleiding). Deze gemeenten bieden hen een stedelijk woonmilieu dat blijkbaar goed aansluit bij hun woonwensen. Een woning in een stedelijk omgeving met een hoge dichtheid van hoogstaande voorzieningen op het gebied van cultuur, uitgaan, recreatie en persoonlijke zorg. Daarnaast is de trefkans van gelijkgestemden hoog en bieden deze steden de mogelijkheid een sociaal netwerk op te bouwen. Het aandeel middelbaar opgeleiden ontloopt in zes van de acht gemeenten het gemiddelde (35%) nauwelijks. Alleen in Purmerend zijn zij oververtegenwoordigd en in Hilversum juist ondervertegenwoordigd. Onder deze groep bevinden zich personen met een afgeronde middelbare beroepsopleiding en personen, vooral jongeren, met een havo- of vwo-diploma die een vervolgopleiding volgen. Laaggeschoolden en ongeschoolden trekken relatief vaak naar Purmerend, Almere en Zaanstad. Laaggeschoolden komen nauwelijks Amsterdam, Amstelveen en Haarlem binnen.
84
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 1.5 Gemeenten naar opleidingsniveau van vestigers
% 100 90 80 70 laag middelbaar hoog
60 50 40 30 20 10 0 Almere A'veen A'dam H'lem H'meer H'sum P'end Z'stad
totaal
In de discussie over het vertrek van niet-westerse groepen uit Amsterdam bestaat het beeld dat het vooral hoog opgeleiden allochtonen zijn die de stap naar een nieuwe gemeente wagen. Uit onderstaande tabel blijkt dat hoog opgeleiden onder niet-westerse allochtonen een voorkeur hebben voor Amstelveen, Amsterdam en Haarlem. Hoog opgeleide niet-westerse allochtonen hebben minder vaak de voorkeur voor Almere en Purmerend. Tabel 1.6 Hoog opgeleide allochtonen naar gemeente (in procenten van het totaal aantal niet-westerse vestigers per gemeente) Almere
34
Amstelveen
53
Amsterdam
50
Haarlem
49
Haarlemmermeer
46
Hilversum
45
Purmerend
30
Zaanstad
41
totaal respons
44
85
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Inkomen De vestigers beschouwd naar het gezamenlijk netto-inkomen van het huishouden laat eveneens opmerkelijke verschillen tussen gemeenten zien. Tabel 1.7 Gemeenten naar gezamenlijk netto-inkomen huishouden van vestigers (in procenten, bedragen in euro’s) P’end
totaal Z’stad respons
Almere
A’veen
A’dam
H’lem
H’meer
H’sum
< 851
8
20
22
14
5
10
4
5
11
851-1.150
9
9
10
5
8
9
6
13
9
1.151-1.750
21
19
20
19
17
22
22
17
19
1.751-3.050
30
22
20
26
29
27
35
34
28
3.051-3.500
10
5
5
11
14
7
8
8
8
> 3.500
8
15
10
15
17
14
8
6
12
weet niet
9
5
9
7
6
6
9
10
8
geen antwoord
6
6
5
3
4
4
10
7
6
Huishoudens met lage inkomens (tot 1.150 euro) komen vaker in Amsterdam en Amstelveen terecht. Het zijn vooral studenten en werkende jongeren die zich onder deze huishoudens bevinden. Huishoudens met hoge inkomens (van 3.051 euro af) vestigen zich vooral in Haarlemmermeer en Haarlem. Voornaamste bezigheid Tot slot is de voornaamste dagelijkse bezigheid van respondenten voor de gemeenten met elkaar vergeleken. Tweederde van de respondenten (66%) verricht betaald werk in loondienst, als zelfstandige of meewerkend in het eigen bedrijf. Dertien procent volgt een studie en 20% heeft een andere bezigheid, onder wie huisvrouwen, werklozen, gepensioneerden, arbeidsongeschikten en mensen die vrijwilligerswerk verrichten.
86
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 1.8 Gemeenten naar voornaamste bezigheid van vestigers
% 100 90 80 70 anders studie betaald werk
60 50 40 30 20 10 0 Almere A'veen A'dam H'lem H'meer H'sum P'end Z'stad
totaal
De vestigers uit Haarlemmermeer en Hilversum verrichten vaker dan gemiddeld betaalde arbeid. Studenten zijn vaker te vinden onder de vestigers uit Amsterdam, Haarlem en Amstelveen. Mensen die niet (meer) aan het arbeidsproces deelnemen of een opleiding volgen, zijn, in vergelijking met de instroom in andere gemeenten, onder vestigers uit Almere, Purmerend en Zaanstad oververtegenwoordigd. Herkomst van vestigers Uit de volgende tabel valt af te lezen dat van de respondenten in Almere een derde (34%) afkomstig is uit Amsterdam. Daarnaast is een kwart afkomstig uit een andere gemeente in de regio (26%) en is 22% afkomstig uit een andere gemeente in Nederland. Van de ondervraagde vestigers in Amstelveen is de helft (49%) afkomstig uit Amsterdam, 21% uit een andere gemeente in Nederland en 17% uit een andere gemeente in de regio. Amsterdam trekt met name mensen andere gemeenten in de regio (23%) of het land (39%), maar ook mensen uit Amstelveen (6%) en Utrecht (7%) vestigen zich in Amsterdam. Voor Haarlem geldt, net als de overige gemeenten, dat met name Amsterdammers (28%) en mensen uit andere gemeenten uit de regio (22%) of het land (31%) zich vestigen in de stad. Haarlemmermeer trekt naast Amsterdammers (36%) en mensen uit andere gemeenten uit de regio (24%) of het land (18%) ook mensen uit Haarlem (10%). In vergelijking met de andere gemeenten komen er relatief weinig Amsterdammers naar Hilversum. Het zijn vooral mensen uit een andere gemeente in de regio (44%) of uit een andere gemeente in Nederland (23%) die zich in Hilversum vestigen. Voor Purmerend en Zaanstad geldt dat meer dan de helft van de ondervraagde vestigers uit Amsterdam komt. De overige vestigers zijn vooral afkomstig uit een andere gemeente in de regio of een andere gemeente in het land.
87
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Er kan dus worden geconcludeerd dat de onderlinge verhuisstromen tussen de acht gemeenten relatief gezien – met uitzondering van de verhuisstroom van Amsterdam naar de acht gemeenten – niet groot zijn. Voor bijna alle gemeenten geldt dat verhoudingsgewijs de meeste vestigers afkomstig zijn uit Amsterdam, uit een andere gemeente in de regio of een andere gemeente in Nederland. Alleen Haarlemmermeer lijkt naast deze drie herkomstgebieden ook mensen uit Haarlem aan te trekken. Zaanstad trekt relatief gezien de meeste Amsterdammers aan (57% van alle vestigers komt uit Amsterdam). Echter, gezien het feit dat het totaal aantal vestigers verschilt per gemeente hoeft dit niet automatisch te betekenen dat Zaanstad van alle gemeenten in absolute zin ook de meeste Amsterdammers aantrekt. Tabel 1.9 Gemeenten van vestigers naar gemeente van herkomst (in procenten) Almere
A’veen
A’dam
H’lem
H’meer
H’sum
P’end
Z’stad
3
4
1
1
3
2
1
6
2
5
1
1
2
gemeente van herkomst Almere Amstelveen
1
Amersfoort
2
0
Amsterdam
34
49
2
Diemen
2
2
2
Haarlem
2
1
4
1
0
2
0
1
28
36
15
51
57
0
2
1
3
1
10
1
1
2
Haarlemmermeer
1
2
2
5
Hilversum
4
1
2
1
0
Purmerend
1
1
0
1
1
0
Utrecht
3
2
7
3
1
5
Zaanstad
2
1
1
0
0 4
1
1
1
3
1
1
1
7
0
andere gemeente in de regio
26
17
23
22
24
44
24
19
andere gemeente in Nederland
22
21
39
31
18
23
8
10
2
1
4
3
1
3
1
2
niet ingevuld
Selectieve migratie vanuit Amsterdam De laatste jaren zijn er berichten in de pers verschenen dat er zich een ‘witte vlucht’ vanuit Amsterdam en andere grote steden in Nederland voordoet. Nederlanders zouden de stad verlaten, omdat de stad hen onvoldoende mogelijkheden biedt op het gebied van huisvesting of om andere redenen, zoals de ontevredenheid met de sfeer in de stad, de kwaliteit van het onderwijs of de etnische samenstelling van de schoolklas, de bevolkingssamenstelling van de woonbuurt of de kwaliteit van de stedelijke voorzieningen. Kortom, er kunnen vele oorzaken ten grondslag liggen aan de uitstroom van grote groepen Nederlanders uit Amsterdam. In het onderhavige onderzoek valt niet na te gaan welke motieven ten grondslag liggen aan het vertrek van vestigers. Er is alleen stilgestaan bij pull-factoren (vestigingsmotieven) en niet bij push-factoren oftewel vertrekmotieven. De constatering dat grote groepen Nederlanders de stad verlaten is niet nieuw. Het betreft vooral Nederlandse jonge gezinnen die de stap naar de regio maken omdat zij daar een gepaste woning kunnen vinden. De uitstroom van Nederlandse gezinnen doet zich al sinds de jaren zestig voor, ook toen het aandeel allochtonen in de stad nog gering was.
88
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Het proces is echter nooit gestopt. Jonge gezinnen konden in Amsterdam hun woonwens van een eengezinswoning met een tuin moeilijk verwezenlijken. In de suburbs kan wel aan deze wensen worden voldaan. De term ‘witte vlucht’ is niet op zijn plaats, omdat Amsterdam nog steeds een zeer aantrekkelijke plaats blijft voor Nederlandse alleenstaanden en stellen zonder kinderen die naar de stad komen om te studeren, te werken en gebruik te maken van de vele voorzieningen. De stad wordt beslist niet gemeden door mensen met een Nederlandse achtergrond. Niet alleen Nederlanders verlaten de stad, ook allochtone Amsterdammers hebben de regio ontdekt. Surinamers en Antillianen verhuizen al enige jaren naar andere regiogemeenten en sinds kort maken Turken en Marokkanen ook de stap naar buiten. Tussen 1996 en 2004 groeide het aantal niet-westerse allochtonen in Almere sterker dan in Amsterdam. In Almere verdrievoudigde het aantal niet-westerse allochtonen, in Amsterdam nam het aantal met 23% toe. Ook in andere grote gemeenten in de regio groeide het aantal niet-westerse allochtonen sterker dan in Amsterdam. In Haarlemmermeer was er sprake van een verdubbeling, in Purmerend en Zaanstad groeide het aantal niet-westerse allochtonen met respectievelijk 52% en 37%. De verdubbeling van het aantal allochtonen heeft in Haarlemmermeer minder dan in bijvoorbeeld Almere te maken met de komst vestigers, maar kan ook worden verklaard door de interne groei van het aantal allochtonen in termen van geboorten. Uit gegevens van de bevolkingsstatistiek van de gemeente Amsterdam kan voor de laatste jaren een vorm van selectieve migratie worden afgeleid als we kijken naar de bestemming van vertrekkers uit Amsterdam. Autochtone gezinnen met kinderen trekken het laatste decennium elk jaar minder vaak naar Almere. Steeds meer autochtone gezinnen kiezen voor een andere gemeente zoals Haarlem, Hilversum, Haarlemmermeer en Zaanstad. Een mogelijke verklaring voor de selectieve migratie betreft de huizenprijzen. Autochtone huishoudens beschikken over een gemiddeld hoger inkomen en zijn vaker bereid een duurdere woning te kopen. Allochtone huishoudens vestigen zich vooral in gemeenten waar de prijzen van woningen relatief laag zijn. Een vergelijking van de huizenprijzen in Almere, Haarlemmermeer en de Zaanstreek laat zien dat in het tweede kwartaal van 2004 de gemiddelde transactiewaarde van 169.000 euro voor een tussenwoning in Almere ruim onder de gemiddelde transactiewaarde van een tussenwoning in Haarlemmermeer (222.000 euro) en de Zaanstreek (207.000 euro) ligt.3 Een andere verklaring kan gelegen zijn in de nabijheid van werk. Almere is een stad waar wonen centraal staat en waar het pendelen naar werk minder als een bezwaar wordt gezien. Een gemeente als Haarlemmermeer wordt echter meer gekenmerkt door de gunstige ligging ten opzichte van het werk. Het huidige onderzoek laat zien dat (met name alleenstaande) vestigers die vanuit Amsterdam naar Haarlemmermeer zijn verhuisd vaker de nabijheid van werk opgeven als
3
Bron: NVM 2004.
89
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
verhuismotief dan de vestigers uit Almere. Deze laatste groep geeft relatief vaker aan dat zij een grotere woning nodig hebben. Almere is meer in trek geraakt bij allochtone gezinnen met kinderen. Een goede verklaring voor de voorkeur van allochtone gezinnen voor Almere zou kunnen zijn dat de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap daar ook mensen van de eigen etnische groep aantrekt. Andere allochtone gezinnen vestigen zich dan eerder in die gemeenschap dan in een andere gemeente. In Amsterdam is dit verschijnsel bijvoorbeeld te zien onder Ghanezen en in Rotterdam is hetzelfde verschijnsel zichtbaar onder Kaapverdianen. Ook in het huidige onderzoek zijn het relatief veel allochtone gezinnen die zich in Almere vestigen. Tabel 1.11 Vertrek uit Amsterdam naar etniciteit en huishoudentype (in procenten) alleenstaande autochtonen Almere Amstelveen Haarlem
3
4
13
15
23
43
33
14
17
7
16
14
8
6
32
16
28
10
Haarlemmermeer
12
9
22
12
26
18
Hilversum
12
0
27
7
43
12
Purmerend
7
5
32
11
25
22
Zaanstad
7
10
17
24
19
23
12
8
22
14
23
21
totaal respons
90
autochtone allochtone alleen- huishoudens huishoudens autochtone allochtone staande zonder zonder huishoudens huishoudens allochtonen kinderen kinderen met kinderen met kinderen
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
2 Vestigingsmotieven
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de motieven van vestiging. Daarna wordt stilgestaan bij de overwegingen voor andere mogelijke woongemeenten die mensen hebben gemaakt en enkele kenmerken van de nieuwe en achtergelaten woning, alsmede de verwachtingen die mensen hebben over de nieuwe woongemeente.
2.1 Vestigingsmotieven In het onderzoek zijn bijna veertig mogelijke vestigingsmotieven voorgelegd. De respondenten konden meerdere vestigingsmotieven opgeven. De meest genoemde reden om naar een bepaalde gemeente te verhuizen is de prettige woonbuurt (schoon, rustig en groen), drie van iedere tien ondervraagden noemt deze reden. Ook verhuist men vaak omdat men een grotere woning wil betrekken (28%), dichtbij de grote stad wil wonen (27%) of omdat er zich een verandering in de gezinssamenstelling heeft voorgedaan (samenwonen, huwelijk of scheiding, 25%). In tabel 2.1 staan de meest genoemde vestigingsmotieven weergegeven. Tabel 2.1 De meest genoemde vestigingsmotieven van de totale respons (in procenten, meer antwoorden mogelijk) prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
30
grotere woning nodig
28
dichtbij de grote stad
27
samenwonen, huwelijk, scheiding
25
dichter bij werk of opleiding
24
goede bereikbaarheid met openbaar vervoer
22
goede winkelvoorzieningen
20
dichterbij familie of vrienden wonen
17
makkelijk of snel een woning kopen
17
veilige buurt
17
woningen met (grotere) tuin beschikbaar
16
landelijke omgeving rondom deze gemeente
16
goede bereikbaarheid met auto
16
verandering in werk of opleiding
15
makkelijk of snel een woning huren
14
prettige woonbuurt (prettige mensen)
13
betere bereikbaarheid werk of opleiding
11
rustige sfeer van deze gemeente
11
prettige woonbuurt (stedelijke sfeer)
11
voldoende parkeervoorzieningen
10
91
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De vestigingsmotieven zijn in de analyse gegroepeerd naar zes domeinen. Deze domeinen zijn: persoonlijke omstandigheden, werk of studie, woning, buurt en omgeving, voorzieningen en de bereikbaarheid. Het meest genoemde motief heeft betrekking op de woning (bijvoorbeeld dat men een grotere woning nodig heeft). Motieven die te maken hebben met de buurt en omgeving (prettige, schone of rustige woonbuurt, prettige buren) worden door 53% van de respondenten genoemd. De bereikbaarheid van de nieuwe gemeente (bijvoorbeeld met auto of openbaar vervoer) is volgens 48% van de respondenten een reden geweest om te verhuizen. Persoonlijke omstandigheden zoals huwelijk, gezinsuitbreiding of scheiding wordt door 47% genoemd als vestigingsmotief. De aanwezigheid van voorzieningen zoals speelvoorzieningen, winkels en uitgaansgelegenheden, wordt door 41% als vestigingsmotief genoemd. Veranderingen in werk of studie is volgens 15% van de respondenten een reden geweest te verhuizen. Tabel 2.2 Vestigingsmotieven geclusterd naar domeinen (in procenten, meer antwoorden mogelijk)
woning
omgeving
bereikbaarheid
persoonlijke omstandigheden
voorzieningen
werk of studie
Almere
71
54
38
51
32
11
Amstelveen
59
57
59
38
55
13
Amsterdam
24
42
58
44
43
31
Haarlem
46
53
48
46
44
19
Haarlemmermeer
75
56
51
36
35
8
Hilversum
46
47
48
54
36
19
Purmerend
68
56
38
60
39
5
Zaanstad
74
59
45
44
47
6
totaal respons
57
53
48
47
41
15
Niet in alle gemeenten spelen motieven die te maken hebben met de woning een even belangrijke rol. Zo blijkt in Amstelveen en Amsterdam de bereikbaarheid veel genoemd als verhuisreden en in Hilversum en Purmerend spelen persoonlijke omstandigheden een belangrijke rol. Dat de vestigingsredenen verschillen per gemeente blijkt ook uit de tabellen 2.3 tot en met 2.10. In deze tabellen staan de vijf meest genoemde vestigingsredenen voor iedere gemeente weergegeven. Mensen die naar Almere zijn verhuisd hebben dat met name gedaan omdat zij een grotere woning nodig hadden (40%). Amstelveen is voor veel vestigers een keuze geweest door de prettige woonbuurt en door de (nabijheid van) stedelijke voorzieningen. Mensen die naar Amsterdam verhuizen doen dit vooral om dichter bij het werk of bij de studie te kunnen wonen. Voor de mensen die zich in Haarlem hebben gevestigd springt er niet echt één reden uit, maar worden verscheidene redenen door een groot deel van de vestigers genoemd. De meest genoemde reden om naar Haarlem te verhuizen is de nabijheid van stedelijke voorzieningen. De grotere woning staat bovenaan bij de vestigers die in Haarlemmermeer zijn gaan wonen.
92
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De vestigers uit Hilversum wijken enigszins af door veranderingen in de gezinssamenstelling als meest voorkomende reden van verhuizing te noemen. Evenals Amstelveen zijn mensen voornamelijk naar Purmerend verhuisd voor de prettige woonbuurt. De redenen om naar Zaanstad te verhuizen variëren; naast de behoefte aan een grotere woning is Zaanstad door velen gekozen om de prettige woonbuurt en het feit dat stedelijke voorzieningen dicht in de buurt liggen. Tabel 2.3 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Almere (in procenten) grotere woning nodig
39
prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
33
makkelijk of snel een woning kopen
26
samenwonen, huwelijk, scheiding
25
kindvriendelijke omgeving
22
Tabel 2.4 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Amstelveen (in procenten) prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
43
dichtbij de grote stad
42
dichter bij werk of opleiding
30
goede bereikbaarheid met openbaar vervoer
29
veilige buurt
25
Tabel 2.5 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Amsterdam (in procenten) dichter bij werk of opleiding
44
samenwonen, huwelijk, scheiding
30
verandering in werk of opleiding
31
goede uitgaansmogelijkheden
26
dichtbij de grote stad
25
Tabel 2.6 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Haarlem (in procenten) dichtbij de grote stad
32
samenwonen, huwelijk, scheiding
29
goede winkelvoorzieningen
27
dichter bij werk of opleiding
26
grotere woning nodig
24
93
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 2.7 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Haarlemmermeer (in procenten) grotere woning nodig
43
prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
33
woningen met (grotere) tuin beschikbaar
28
makkelijke of snelle beschikbaarheid koopwoning
26
dichter bij werk of opleiding
25
Tabel 2.8 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Hilversum (in procenten) samenwonen, huwelijk, scheiding
34
dichter bij werk of opleiding
26
landelijke omgeving rondom deze gemeente
24
prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
24
goede bereikbaarheid met openbaar vervoer
22
Tabel 2.9 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Purmerend (in procenten) prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
40
grotere woning nodig
33
samenwonen, huwelijk, scheiding
28
makkelijke of snelle beschikbaarheid koopwoning
28
goede bereikbaarheid met openbaar vervoer
27
Tabel 2.10 Topvijf van alle genoemde vestigingsredenen gemeente Zaanstad (in procenten) grotere woning nodig
39
prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen)
37
dichtbij de grote stad
33
goede bereikbaarheid met openbaar vervoer
31
veilige buurt
28
2.2 Belangrijkste vestigingsredenen Naast te kijken welke redenen het meest door de respondenten worden genoemd is aan de respondenten gevraagd zelf aan te geven wat voor hen de meest belangrijke redenen waren om te verhuizen. Hiermee wordt inzicht verkregen in de redenen die doorslaggevend waren bij de besluitvorming. Dit heeft voor de totale respons geresulteerd in de volgende topvijf: 3 4 5 6 7
94
grotere woning nodig; samenwonen, huwelijk, scheiding; prettige woonbuurt (schoon, rustig, groen); dichterbij werk of opleiding; dichtbij de grote stad.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
In deze topvijf bestaan verschillen tussen de acht gemeenten. Over het algemeen komt de topvijf voor de acht gemeenten afzonderlijk redelijk overeen met de genoemde topvijf voor de totale respons. In een aantal gemeenten zijn andere redenen echter belangrijker. Hieronder staat voor iedere gemeente de topvijf van belangrijkste redenen weergegeven. Tabel 2.11 Topvijf meest belangrijkste redenen, per gemeente Almere 1 grotere woning nodig 2 prettige woonbuurt (schoon…) 3 samenwonen, huwelijk, scheiding 4 makkelijk aan woning te komen 5 goedkope woningen
Amsterdam 1 dichterbij werk 2 samenwonen, huwelijk, scheiding 3 verandering in betaald werk 4 prettige woonbuurt: stedelijk 5 goede uitgaansmogelijkheden
Amstelveen 1 prettige woonbuurt (schoon…) 2 dichtbij de grote stad 3 dichtbij werk 4 grotere woning nodig 5 veilige buurt
Haarlem 1 samenwonen, huwelijk, scheiding 2 dichterbij werk 3 grotere woning 4 dichtbij grote stad 5 verandering in betaald werk
Haarlemmermeer 1 grotere woning nodig 2 prettige woonbuurt (schoon…) 3 dichtbij werk 4 woning met tuin 5 makkelijk aan woning te komen
Purmerend 1 grotere woning nodig 2 prettige woonbuurt (schoon…) 3 samenwonen, huwelijk, scheiding 4 dichtbij familie 5 makkelijk aan woning te komen
Hilversum 1 samenwonen, huwelijk, scheiding 2 dichtbij werk 3 dichtbij familie 4 prettige woonbuurt (schoon…) 5 grotere woning nodig
Zaanstad 1 grotere woning nodig 2 prettige woonbuurt (schoon…) 3 dichtbij grote stad 4 veilige buurt 5 makkelijk aan woning te komen
2.3 Alternatieve gemeenten In deze paragraaf wordt ingegaan op de overwegingen die een rol hebben gespeeld bij de verhuizing naar de huidige woongemeente. Heeft men in het besluitvormingsproces bijvoorbeeld een andere gemeente overwogen of was de keus voor de huidige woongemeente meteen duidelijk? Gemiddeld genomen heeft iets meer dan de helft van de ondervraagden (53%) bij de keuze voor een bepaalde gemeente ook een andere gemeente overwogen. Vestigers in de gemeente Amsterdam hebben het minst vaak een andere gemeente overwogen: voor zeventig procent was Amsterdam de enige optie. Vestigers in de gemeente Haarlemmermeer hebben het vaakst een andere gemeente overwogen (66%). Ook vestigers in Amstelveen, Zaanstad en Almere hebben bij hun uiteindelijke keuze relatief vaak andere gemeente(n) overwogen. In figuur 2.12 staat per gemeente het percentage vestigers weergegeven dat wel een andere gemeente heeft overwogen evenals het percentage vestigers dat geen andere
95
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
gemeente heeft overwogen. In de figuur is de gemeente waarvan de vestigers het minst vaak een andere gemeente hebben overwogen het eerst genoemd. Figuur 2.12 Heeft u bij de keuze voor gemeente … ook een andere gemeente overwogen?
% 80 70 60 50 geen andere gemeente overwogen
40 30
andere gemeente(n) overwogen
20 10 0 A'dam H'lem P'end H'sum Almere Z'stad A'veen H'meer
totaal
Van de gemeenten die door vestigers zijn overwogen wordt Amsterdam het meest genoemd. Ruim een derde van de vestigers (38%) uit een andere gemeente dan Amsterdam heeft Amsterdam als overweging gehad om te gaan wonen (zie tabel 2.13). In de tabel staat voor elk van de acht gemeenten (de horizontale as) de overwogen gemeentes (de verticale as) die het meest zijn genoemd vetgedrukt. Zo geldt bijvoorbeeld voor de vestigers in de gemeente Almere dat Amsterdam door 35% is overwogen als mogelijke woongemeente.
96
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 2.13 Overwogen gemeenten van vestigers (in procenten, meer antwoorden mogelijk) Almere
A’veen
A’dam
H’lem H’meer
6
21
3
1
3
3
totaal Z’stad respons
H’sum
P’end
8
11
19
8
9
1
12
1
2
4
overwogen gemeente Almere Amersfoort
9
Amstelveen
17
Amsterdam
35
74
Diemen
17
17
16
Haarlem
9
14
19
Haarlemmermeer
27
13
35
8
12
20
16
47
30
24
27
45
38
9
3
12
11
11
29
10
9
20
14
0
6
7
6
3
2
5
21
6
2
9
1
9
8
6
12
Hilversum
16
3
4
6
1
Purmerend
10
3
4
3
7
1
Utrecht
12
2
16
8
4
28
2
Zaanstad
12
6
9
5
13
2
27
andere gemeente in regio
34
19
14
36
34
48
34
32
32
andere gemeente in Nederland
15
3
16
13
9
9
3
4
9
9
De Amsterdammers die wel een andere gemeente hebben overwogen, hebben het vaakst aan Amstelveen en Almere gedacht. Bij de vestigers uit Zaanstad was Amsterdam de meest genoemde overweging, dit geldt ook voor de vestigers uit Almere, Amstelveen en Haarlem. Vestigers uit Purmerend hadden naast Amsterdam ook Zaanstad hoog op hun lijstje staan. Bij vestigers uit Haarlemmermeer stonden Amstelveen en Haarlem hoog aangeschreven en vestigers uit Hilversum namen vaak Utrecht in overweging. Daarnaast zegt een groot deel van de ondervraagden, uitgezonderd de Amsterdammers en vestigers uit Amstelveen, een andere gemeente in de regio te hebben overwogen (in al die gevallen meer dan 30%).
2.4 Verwachtingen van nieuwe gemeente Een verhuizing naar een andere woning of naar een andere gemeente gaat dikwijls gepaard met verwachtingen over de persoonlijke omstandigheden, de woning, de buurt of andere aspecten van de woonplaats. In het onderzoek is aandacht besteed aan wat vestigers is meegevallen en wat is tegengevallen na de verhuizing naar de nieuwe gemeente. Een derde van de respondenten (35%) rapporteert zowel mee- als tegenvallers, 16% alleen meevallers en 21% louter tegenvallers. Ruim een kwart (28%) heeft meevallers noch tegenvallers ervaren. In tabel 2.14 staat per gemeente weergegeven hoeveel procent van de ondervraagden een meevaller en tegenvaller heeft genoemd en tevens staat voor iedere gemeente de topdrie aan tegenvallers weergegeven.
97
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 2.14 Percentage meevallers en tegenvallers genoemd door de respondenten, per gemeente (in procenten) meevaller genoemd
tegenvaller genoemd
Almere
59
56
1. omgeving 2. voorzieningen 3. bereikbaarheid
Amstelveen
54
44
1. omgeving 2. voorzieningen 3. bereikbaarheid
60
1. omgeving 2. voorzieningen 3. bereikbaarheid
Amsterdam
57
topdrie tegenvallers
Haarlem
50
58
1. voorzieningen 2. omgeving 3. bereikbaarheid
Haarlemmermeer
45
61
1. voorzieningen 2. omgeving 3. bereikbaarheid
Hilversum
43
65
1. voorzieningen 2. omgeving 3. bereikbaarheid
Purmerend
51
50
1. voorzieningen 2. omgeving 3. bereikbaarheid
Zaanstad
46
53
1. voorzieningen 2. omgeving 3. bereikbaarheid
Meevallers Als we naar de meevallers kijken dan hebben deze volgens alle respondenten in meer dan de helft (55%) van de gevallen betrekking op de omgeving van de woning. Omgeving is breed gedefinieerd en hieronder vallen aspecten als goede sfeer, aardige mensen, prettige buurt of gemeente en een rustige omgeving. Op de tweede en derde plaats volgen respectievelijk bereikbaarheid (17%) en voorzieningen (14%). Bij bereikbaarheid moet worden gedacht aan het meevallen van de afstanden, de verbeterde bereikbaarheid van het werk of voorzieningen, verminderd fileleed en goede openbaarvervoerverbindingen. De voorzieningen betreffen een positief oordeel over speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, het winkelaanbod en groenvoorzieningen. Meevallers over persoonlijke omstandigheden (1%) en de woning (3%) worden beduidend minder vaak genoemd. Tussen de gemeenten bestaan geen verschillen in het oordeel over meevallers.
98
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tegenvallers Tegenover meevallers staan iets meer tegenvallers. Voorzieningen (35%) en omgeving (33%) worden door alle respondenten het vaakst genoemd, gevolgd door bereikbaarheid (17%) en de woning (7%). De tegenvallende verwachtingen hangen in tegenstelling tot de meevallers wel samen met de woongemeente. Voorzieningen blijken in Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad vaker dan gemiddeld tegen te vallen. Het betreft dan in het bijzonder een gebrek aan uitgaansgelegenheden en winkels en onvoldoende dienstverlening door de gemeente. De omgeving wordt vaker negatief beoordeeld in Amstelveen, Amsterdam en Zaanstad. Hier hebben mensen vaker last van andere mensen, vinden zij de sfeer niet prettig of de buurt of stad saai. De bereikbaarheid valt vaker tegen in Almere, Hilversum en Purmerend. Vooral een gebrekkig openbaar vervoer en files worden als negatieve motivatie aangedragen. Ten slotte geeft in Amsterdam en Haarlem de woning vaker reden tot klagen.
99
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
100
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
3 Huidige woonsituatie
In dit hoofdstuk wordt de huidige woonsituatie van de vestigers nader bekeken: in wat voor type woning wonen zij, wat voor type woning hebben zij achtergelaten en hoe is de huidige woning gesitueerd ten opzichte van het werk of de studie?
3.1 Kenmerken van de woning Het grootste deel van de vestigers woont in een eengezinswoning (41%) of een etagewoning, flat, appartement of maisonnette (41%). Slechts een klein deel van de vestigers woont in een vrijstaande woning, een seniorenwoning of een jongerenwoning. Tussen gemeenten is een aantal duidelijke verschillen waarneembaar. In Almere (61%), Haarlemmermeer (60%) en Purmerend (57%) wonen de meeste vestigers in een eengezinswoning. Amsterdammers wonen met name in gestapelde hoogbouw zoals etagewoningen, flats, appartementen of maisonnettes (82%). Het aandeel vestigers dat in een seniorenwoning woont is niet heel groot, alleen in de gemeenten Purmerend en Amstelveen is dit hoger dan gemiddeld. Jonge vestigers zoals studenten en jonge doorstromers zijn met name in Amstelveen te vinden: 13% van de vestigers woont in een jongerenwoning of een HAT-woning. Tabel 3.1 Vestigers naar gemeente en type woning (in procenten)
Almere Amstelveen Amsterdam Haarlem
etagewoning, eengezins- appartement, jongerenwoning maisonnette woning, HAT 61 24 1 24
vrijstaand 3
senioren-/ aanleunwoning 2
ander type 9
50
13
0
3
10
6
82
4
0
1
7
35
46
3
1
1
15
Haarlemmermeer
60
20
5
4
1
11
Hilversum
38
41
2
6
1
13
Purmerend
57
28
1
2
6
6
Zaanstad
49
29
1
7
2
12
totaal respons
41
41
4
3
2
10
De helft van alle ondervraagde vestigers woont in een koopwoning (52%), een kwart (23%) woont in een huurwoning van een woningbouwvereniging en 11% huurt een woning van een particuliere verhuurder. De overige vestigers wonen in een studentenflat, op kamers of in een andere woonsituatie (bijvoorbeeld een woongroep of begeleid wonen).
101
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 3.2 Vestigers naar gemeente en woonsituatie (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere huur
sociale huur
koop
anders
3
4
27
63
3
Amstelveen
24
10
22
42
3
Amsterdam
18
23
26
25
9
Haarlem
15
16
12
51
6
Almere
Haarlemmermeer
5
3
25
66
1
Hilversum
7
21
14
50
9
Purmerend
2
2
32
62
3
Zaanstad
2
4
29
61
5
10
11
23
52
5
totaal respons
Niet in alle gemeenten is de woonsituatie van de vestigers hetzelfde. In Haarlemmermeer, Almere, Purmerend en Zaanstad is het aandeel vestigers dat in een koopwoning woont opvallend groter dan gemiddeld: meer dan 60% van deze vestigers woont in een koopwoning. Het aandeel koopwoningen is relatief laag in Amsterdam en Amstelveen waar het aandeel studenten en huurders van particulieren het grootst is. In Haarlem en Hilversum ligt het aandeel koopwoningen rond het gemiddelde. Vestigers die een woning huren van een particuliere verhuurder zijn met name te vinden in Amsterdam, Hilversum en Haarlem. Het huren van een woning van een woningbouwcorporatie wordt in alle gemeenten, uitgezonderd Hilversum en Haarlem, meer dan gemiddeld gedaan. Het aandeel is echter het grootst in de gemeente Purmerend. Het aandeel studenten is duidelijk groter in Amstelveen, Amsterdam en Haarlem.
3.2 Dynamiek op de woningmarkt In deze paragraaf wordt voor iedere gemeente de huidige woonsituatie vergeleken met de vorige. Tevens wordt er aandacht besteed aan starters op de woningmarkt. In de gemeente Almere is onder de vestigers die geen zelfstandige woonruimte achterlaten een doorstroming naar zowel de huursector als de koopsector te zien. Vestigers die voorheen een woning huurden stromen vooral door naar koopwoningen. Voormalige kamerbewoners komen ook in Amstelveen veelal op kamers terecht. De voormalige huurders worden voor bijna de helft kopers, de andere helft blijft in Amstelveen ook een woning huren. In Amsterdam is er veel doorstroming naar huurwoningen, zowel van kamerbewoners als van huurders als van een deel van de voormalige kopers. Amsterdam is de gemeente waar het meest voormalige huiseigenaren weer een woning huren. Voormalige studenten komen in Haarlem verschillend terecht: een deel blijft op kamers, een deel huurt en een deel koopt. Voormalige huurders blijken in de gemeente Haarlem vooral een woning te kopen. Ook in Haarlem kunnen kopers die een koopwoning elders achterlaten goed terecht. Voor de gemeente Haarlemmermeer geldt dat er veel doorstroming is naar een koopwoning. Onder alle groepen is er een relatief groot deel dat een woning koopt in deze gemeente. 102
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
In Hilversum blijken de vestigers die in de vorige gemeente een koopwoning hadden ook in de nieuwe situatie vooral in een koopwoning te wonen. Voor de overige vestigers geldt dat er doorstroming is naar zowel huur- als koopwoningen. Voor vestigers uit de gemeente Purmerend geldt dat een kleine meerderheid van voormalige huurders een woning heeft gekocht. De helft van de vestigers die niet zelfstandig woonden heeft een woning gekocht. In de gemeente Zaanstad is er onder voormalige kamerbewoners een doorstroom naar de koopsector. De forse meerderheid van de vestigers die in de vorige gemeenten een woning bezaten hebben weer een woning in Zaanstad gekocht. De helft van de voormalige huurders heeft ook een woning gekocht. Tabel 3.3 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Almere 4 (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
8
43
45
4
particuliere/sociale huur
1
31
66
2
koop
1
12
84
3
10
50
30
10
vorige woonsituatie
anders
Tabel 3.4 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Amstelveen (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
58
18
19
3
particuliere/sociale huur
4
50
45
1
koop
1
11
81
4
47
21
16
16
vorige woonsituatie
anders
Tabel 3.5 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Amsterdam (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
27
45
16
10
particuliere/sociale huur
4
57
33
5
koop
6
39
48
6
anders
0
85
8
8
vorige woonsituatie
4
De categorie ‘inwonend’ staat niet vermeld bij de huidige woonsituatie aangezien deze groep niet in het onderzoek is betrokken. Wel kan het voorkomen dat men, vóórdat men in de huidige woning kwam te wonen, inwonend was bij ouders of familie/vrienden.
103
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 3.6 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Haarlem (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
36
26
29
9
particuliere/sociale huur
1
32
63
3
koop
1
20
77
2
21
53
11
11
vorige woonsituatie
anders
Tabel 3.7 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Haarlemmermeer (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
21
29
47
1
particuliere/sociale huur
0
41
57
1
koop
2
5
91
2
anders
0
40
45
5
vorige woonsituatie
Tabel 3.8 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Hilversum (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
14
44
30
11
particuliere/sociale huur
2
34
54
9
koop
1
20
78
1
22
35
13
30
vorige woonsituatie
anders
Tabel 3.9 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Purmerend (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
6
41
49
5
particuliere/sociale huur
1
40
57
1
koop
0
15
84
0
anders
0
43
33
24
vorige woonsituatie
104
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Tabel 3.10 Vestigers naar vorige woonsituatie en de huidige woonsituatie, gemeente Zaanstad (in procenten) op kamers, studentenflat
particuliere/ sociale huur
koop
anders
op kamers, studentenflat
7
27
62
0
particuliere/sociale huur
0
40
53
7
koop
0
8
88
3
anders
0
75
21
4
vorige woonsituatie
Als er wordt gekeken naar de doorstroom van huurwoning naar huurwoning, van huurwoning naar koopwoning en van koopwoning naar koopwoning uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal vestigers per gemeente dan valt een aantal ontwikkelingen op. De doorstroom van huurwoning naar huurwoning is het grootst in Amstelveen en in Zaanstad. Een vijfde van de vestigers in deze twee gemeenten heeft in de vorige gemeente een huurwoning achtergelaten om vervolgens weer een huurwoning te betrekken. De doorstroom van een huurwoning in de oude gemeente naar een koopwoning is het grootst in Almere, Purmerend en wederom Zaanstad. Huidige woningeigenaren die in hun vorige woonsituatie ook al een koopwoning hadden komen relatief veel voor in Haarlemmermeer, Purmerend en Hilversum. Tabel 3.11 Doorstroom per gemeente naar meest voorkomende woonsituaties (in procenten van het totaal aantal ondervraagde vestigers per gemeente) starters
Almere
vanuit zelfstandige woonruimte
inwonend naar huur
inwonend naar koop
huur naar huur
huur naar koop
koop naar koop
10
11
15
32
17
Amstelveen
6
6
22
20
15
Amsterdam
25
9
16
9
6
Haarlem
10
11
11
22
16
6
10
17
24
28
Hilversum
14
10
11
17
21
Purmerend
8
10
18
26
22
Zaanstad
6
14
20
26
17
Haarlemmermeer
Starters Onder starters op de woningmarkt worden vestigers verstaan die in de vorige woonsituatie geen zelfstandige woonruimte bewoonden (op kamers, in een studentenflat of inwonend) en die in de nieuwe situatie in een huur- of koopwoning wonen. Het percentage starters verschilt per gemeente. Amsterdam en Hilversum kennen de hoogste percentages starters, respectievelijk 34% en 24%. De gemeente Amstelveen kent het laagste percentage starters (12%). Ook in Haarlemmermeer is het percentage starters relatief klein (16%).
105
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De doorstroom van starters naar huurwoningen (uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal vestigers per gemeente) is vooral groot in Amsterdam: een kwart van alle vestigers in Amsterdam start in een huurwoning (driekwart van de starters; zie tabel 3.11). In Zaanstad is de stroom van starters naar koopwoningen het grootst: 14% van de vestigers start in een koopwoning (zeven van iedere tien starters). Ook in Haarlemmermeer is de doorstroom van starters naar koopwoningen groter dan van starters naar huurwoningen. In de overige gemeenten is de stroom naar huur of koop nagenoeg aan elkaar gelijk.
3.3 Overige kenmerken van de woning Van alle ondervraagde vestigers blijkt slechts een gering deel de eerste bewoner te zijn (12%). Dit percentage is opvallend hoger in Haarlemmermeer. Ook in de gemeente Almere is een relatief groot deel van de vestigers de eerste bewoner van de nieuwbouwwoning. Figuur 3.12 Aandeel eerste bewoners (in procenten)
45
%
40 35 30 25 20 15 10 5 0 H'meer Almere P'end Z'stad A'dam A'veen H'sum H'lem
totaal
Oplevertijd nieuwbouwwoning De oplevertijd van een nieuwbouwwoning varieert volgens opgave van vestigers van direct opleverbaar tot drie jaar. De gemiddelde oplevertijd is ruim dertien maanden. De oplevertijd varieert met de gemeente. Vestigers uit Almere hebben het kortst moeten wachten (gemiddeld 10 maanden). Vestigers uit Zaanstad (16 maanden) en Haarlemmermeer (14 maanden) moesten langer wachten. Purmerend scoort op het gemiddelde. Voor de resterende vier gemeenten is het aantal respondenten met een nieuwbouwwoning te klein om er verder uitspraken over te doen.
106
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
3.4 Afstand woning - studie / werk De helft van de respondenten werkt of studeert in een andere gemeente dan de gemeente waarin zij wonen (49%); zij moeten pendelen. Dit geldt voor vestigers uit alle gemeenten, behalve voor de vestigers uit Amsterdam. Gemiddeld genomen werkt of studeert 27% van de respondenten in de woongemeente, 9% werkt of studeert in wisselende gemeenten en 15% heeft de vraag niet beantwoord. Het grootste deel van de vestigers die in Amsterdam zijn gaan wonen, werkt ook in deze gemeente (64%), slechts 16% werkt in een andere gemeente. Tabel 3.13 Locatie van werk / studie naar gemeente van vestigers (in procenten) woongemeente
andere gemeente
Almere
19
53
Amstelveen
18
Amsterdam
64
Haarlem
30
wisselend onbekend 8
20
59
8
15
16
12
8
50
10
9
Haarlemmermeer
20
57
10
13
Hilversum
28
46
14
12
Purmerend
13
59
5
23
Zaanstad
18
58
7
16
totaal respons
27
49
9
14
Zes van iedere tien respondenten hebben een werkende of studerende partner. Bijna tweederde van de partners (62%) werkt in een andere gemeente dan de woongemeente. Een derde (29%) heeft werk of een opleiding in de eigen gemeente, Ook hier is het percentage voor de vestigers uit Amsterdam lager dan gemiddeld (26%). Tabel 3.14 Locatie van werk / studie van partner naar woongemeente van vestigers (in procenten) woongemeente
andere gemeente wisselend
Almere
24
68
8
Amstelveen
14
79
7
Amsterdam
61
26
13
Haarlem
29
62
9
Haarlemmermeer
29
64
7
Hilversum
33
58
9
Purmerend
18
74
9
Zaanstad
22
63
15
totaal respons
29
62
10
De gemiddelde afstand in kilometers tussen de woning en het werk/opleiding is 22 kilometer. De gemiddelde afstand tussen de woning en het werk van de partner is nagenoeg gelijk, 24 kilometer. De afstand tussen woning en werk/studie is het grootst voor de vestigers uit Almere: zij leggen gemiddeld meer dan 30 kilometer af. De vestigers uit Amstelveen en Amsterdam leggen de kortste afstand af om hun werk/studie te bereiken, respectievelijk 16 en 18
107
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
kilometer. De afstand die de vestigers uit de overige gemeenten moeten overbruggen verschillen niet veel van elkaar en liggen rond het gemiddelde. Figuur 3.15 Gemiddelde afstand tussen woning en werk/studie
totaal
Almere respondent partner
Amstelveen Amsterdam Haarlem Haarlemmermeer Hilversum Purmerend Zaanstad
kilometers 0
108
10
20
30
40
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
4 Beoordeling woongemeente
Hoe aantrekkelijk is de nieuwe gemeente volgens de vestigers? In dit hoofdstuk wordt de beoordeling van de woongemeente op een aantal verschillende aspecten belicht. De volgende aspecten worden beoordeeld: de woning, de buurt, voorzieningen in de buurt en de gemeente en de veiligheid in de buurt.
4.1 Beoordeling woning en woonbuurt Respondenten is gevraagd hun woning te beoordelen. Zij konden dat doen door een rapportcijfer van één tot en met tien te geven voor hun woning. Gemiddeld geven de vestigers een 7,5 voor hun woning. Dit cijfer ligt iets hoger dan gemiddeld in Almere, Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad en ligt iets lager dan gemiddeld in Amsterdam, Amstelveen, Hilversum en Haarlem. Figuur 4.1 Rapportcijfer woning
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
109
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De woonbuurt in het algemeen wordt gemiddeld gewaardeerd met een rapportcijfer 7,3. In Purmerend en Amstelveen ligt dit cijfer iets hoger, in Almere en Hilversum ligt dit cijfer juist wat lager dan gemiddeld. Grote verschillen tussen de gemeenten zijn niet gevonden. Figuur 4.2 Algemeen rapportcijfer woonbuurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
Naast een algemeen oordeel over de buurt is tevens een oordeel gevraagd over de volgende aspecten van de buurt: inrichting, groenvoorziening, speelgelegenheden, voorzieningen voor de oudere jeugd en de sfeer. Wat betreft de inrichting van de woonbuurt blijken vestigers uit Amstelveen het meest positief te zijn. Ook de vestigers uit Purmerend geven een rapportcijfer dat iets hoger is dan het gemiddelde cijfer (een 7,3 tegenover een 7,0 gemiddeld). De vestigers uit Hilversum zijn daarentegen iets minder tevreden over de inrichting van hun buurt. De groenvoorzieningen worden opvallend beter gewaardeerd in Amstelveen dan in de overige gemeenten. Gemiddeld genomen worden de groenvoorzieningen met een 7,1 gewaardeerd, in Amstelveen geeft men gemiddeld een 8,1. De gemeenten Hilversum en Haarlem worden minder (maar nog wel voldoende) beoordeeld als het gaat om groenvoorzieningen.
110
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.3 Rapportcijfer inrichting buurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
H'sum
P'end
Z'stad
Figuur 4.4 Rapportcijfer groenvoorzieningen in de buurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
Bij de beoordeling van de speelvoorzieningen is gekeken naar de beoordeling van de gezinnen die kinderen in de betreffende leeftijd hebben. Ouders die één of meerdere kinderen in de leeftijd tot 12 jaar hebben beoordelen de speelvoorzieningen met een 6,1. Ouders uit de gemeenten Almere en Hilversum beoordelen de voorzieningen voor kinderen tot 12 jaar minder dan gemiddeld. In Amstelveen en Haarlem zijn de ouders positiever dan gemiddeld.
111
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.5 Rapportcijfer speelgelegenheden voor kinderen tot 12 jaar in de buurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
De ouders met kinderen in de leeftijd 12-18 jaar geven gemiddeld een 5,7 voor de voorzieningen voor hun kinderen. Ouders uit Almere en Haarlemmermeer met jongeren in de leeftijd 12-18 jaar zijn het minst te spreken over de voorzieningen voor hun kinderen. Het gemiddeld rapportcijfer voor ouders uit Almere is een 4,9 en ouders uit Haarlemmermeer geven gemiddeld een 4,5. In Amstelveen, Amsterdam, Haarlem en Purmerend zijn ouders positiever dan gemiddeld over de aanwezige voorzieningen voor jongeren.5
5
112
Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat het aantal ouders met kinderen in de leeftijd 12-18 jaar gering is, variërend van 10 respondenten in Haarlemmermeer tot 47 respondenten in Almere.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.6 Rapportcijfer voorzieningen voor jongeren tussen 12 en 18 jaar in de buurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
De sfeer in de buurt wordt gemiddeld genomen met een 7,1 gewaardeerd. De meeste gemeenten krijgen volgens de vestigers een cijfer dat rond het gemiddelde ligt. De gemeente Almere scoort met een 6,8 echter net wat lager dan de overige gemeenten. Figuur 4.7 Rapportcijfer sfeer in de buurt
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
113
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
4.2 Veiligheid De vestigers uit de verschillende gemeenten voelen zich merendeels veilig: overdag wordt de veiligheid gewaardeerd met een 8,3 gemiddeld. ’s Avonds is dit cijfer iets lager, maar nog wel met een 7,4 ruim voldoende. In de volgende figuur staan de rapportcijfers voor de acht gemeenten weergegeven. De rapportcijfers voor de veiligheid overdag voor de gemeenten Almere, Amsterdam en Hilversum zijn lager dan gemiddeld, waarbij Amsterdam het laagste, maar zeker nog een goed rapportcijfer krijgt (8,1). Figuur 4.8 Rapportcijfer veiligheid overdag
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
Ook wat betreft de veiligheid in de avonduren zijn er verschillen gevonden in rapportcijfers. Wederom krijgt de gemeente Amsterdam het laagste rapportcijfer: ’s avonds wordt de veiligheid in de hoofdstad met een 6,8 beoordeeld. Ook Almere en Hilversum scoren wederom lager dan het gemiddelde.
114
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.9 Rapportcijfer veiligheid ‘s avonds
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
4.3 Beoordeling voorzieningen Hoe waarderen de vestigers de uitgaansvoorzieningen, de sportvoorzieningen, de recreatievoorzieningen en de winkelvoorzieningen in hun nieuwe gemeente? Uitgaansvoorzieningen worden gemiddeld met een 6,7 gewaardeerd (zie figuur 4.10). Amsterdammers geven duidelijk een hoger rapportcijfer (8,0) dan vestigers in de overige gemeenten. Haarlemmermeer krijgt het laagste rapportcijfer voor de uitgaansvoorzieningen (5,4).
115
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.10 Rapportcijfer uitgaansvoorzieningen in de gemeente
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
Bij de beoordeling van de sportvoorzieningen blijkt dat er minder variatie in de gegeven rapportcijfers zit (zie figuur 4.11). Gemiddeld genomen worden de aanwezige sportvoorzieningen in de buurt met een 7,1 gewaardeerd. Amstelveen zit hier net iets boven met een 7,6 en de overige gemeenten scoren rond het gemiddelde. Figuur 4.11 Rapportcijfer sportvoorzieningen in de gemeente
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
116
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 4.12 Rapportcijfer recreatievoorzieningen in de gemeente
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
Wat betreft recreatievoorzieningen en winkelvoorzieningen zijn er duidelijke verschillen waarneembaar tussen de acht gemeenten. De recreatievoorzieningen in de gemeenten worden met gemiddeld een 7,2 beoordeeld. Almere, Amstelveen, Haarlem en Hilversum worden beter dan gemiddeld beoordeeld als het gaat om recreatievoorzieningen en de gemeente Zaanstad krijgt het laagste rapportcijfer (6,7). Figuur 4.13 Rapportcijfer winkelvoorzieningen in de gemeente
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Almere
A'veen
A'dam
H'lem
H'meer
H'sum
P'end
Z'stad
117
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Amstelveen, Amsterdam en Haarlem worden goed beoordeeld wat betreft de aanwezige winkelvoorzieningen. Almere, Haarlemmermeer en Zaanstad krijgen volgens hun nieuwe inwoners een rapportcijfer dat opvallend lager ligt dan het gemiddelde (7,5).
118
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
5 Zoekgedrag op woningmarkt
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze vestigers hebben gezocht naar hun huidige woning. Dit kan door het gebruik van intermediairen als de makelaar, de woningbouwvereniging of familie en vrienden en door het raadplegen van informatiebronnen zoals het internet of de Woonkrant. Daarnaast wordt ook ingegaan op de zoekduur op de woningmarkt.
5.1 Informatiebronnen Het aantal kanalen dat bij het zoeken naar een woning is geraadpleegd, loopt op tot twaalf. Zes van iedere tien vestigers hebben één kanaal gehanteerd, twee van iedere tien hebben er twee geraadpleegd en 18% heeft er drie of meer gebruikt. De makelaar en advertenties op internet zijn de belangrijkste zoekkanalen op de regionale woningmarkt (respectievelijk door 28% en 29% genoemd). Het informele circuit van familie en vrienden is goed voor een vijfde van de gehanteerde bronnen of intermediairen. Het gebruik van bepaalde informatiebronnen of intermediairen varieert met het type woning waarnaar wordt gezocht. Ruim een kwart van de ondervraagden heeft met de hulp van een makelaar een woning gevonden. De makelaar wordt het meest ingeschakeld door mensen die op zoek zijn naar een vrijstaande woning of een eengezinswoning. Deze groep is ook vaak (respectievelijk 37% en 35%) aan een huis gekomen via een advertentie. Familie, vrienden en kennissen worden door alle groepen geraadpleegd, ongeacht het type huis waarin men woont. De Woonkrant, Woningnet en de woningbouwvereniging zijn bronnen geweest voor respondenten die in een etagewoning wonen, jongerenwoning of seniorenwoning wonen.
119
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Figuur 5.1 Bron of intermediair voor huidige woning
internet makelaar familie/vrienden Woonkrant gelezen Woningnet geraadpleegd woningbouwvereniging advertentie krant advertentie aan woning woningbemiddelingsbureau bij gemeente geïnformeerd andere wijze
%
0
5
10
15
20
25
30
35
Het zoekproces bij mensen die een woning willen huren verloopt anders dan bij mensen die op zoek zijn naar een koopwoning. Uit de volgende tabel valt af te lezen dat huurders in het bijzonder hebben gezocht via de woningbouwvereniging (28%), op Woningnet (27%), bij familie, vrienden of kennissen (27%) en via de Woonkrant (24%). Kopers hebben vooral gezocht met een makelaar (46%) of via internet (39%). Ook geldt voor een deel van hen dat ze via familie, vrienden of kennissen hun koopwoning hebben gezocht (15%). Deze informatiebronnen en intermediairen sluiten elkaar niet uit; vaak wordt een combinatie van deze kanalen gehanteerd. Tabel 5.2 Informatiebronnen van huurders en kopers (in procenten, meer antwoorden mogelijk) huur
koop
10
46
woningbouwvereniging
28
2
woningbemiddelingsbureau
11
1
gereageerd op koop, huur-advertentieposter aan woning
7
10
projectontwikkelaar
0
3
makelaar
geïnformeerd bij bouwplaats, aannemer
0
1
geïnformeerd, ingeschreven bij gemeente
6
4
27
15
Woonkrant gelezen
24
13
Woningnet geraadpleegd
27
8
advertentie in krant gelezen
10
9
advertentie op internet gelezen
14
39
andere wijze
18
17
niet gezocht
7
3
familie, vrienden, kennissen
120
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Er bestaan tussen gemeenten verschillen in het zoekgedrag en het gebruik van informatiebronnen. In Almere, Haarlem en Purmerend hebben vestigers vaker dan gemiddeld gebruikgemaakt van de diensten van een makelaar. Het internet is een medium dat veelvuldig wordt gebruikt bij het zoeken naar een woning. Vestigers woonachtig in Hilversum, Almere en Zaanstad noemen dit kanaal wat vaker dan gemiddeld. Vestigers woonachtig in Amstelveen hebben relatief vaak Woningnet geraadpleegd. Amsterdammers zijn relatief vaak aan hun huidige woning gekomen via familie,vrienden en kennissen (door 38% genoemd), en dit geldt voor hen ook opvallend vaker dan voor de vestigers uit andere gemeenten. Naast Amsterdammers zijn ook de vestigers uit Haarlem en Hilversum vaker dan gemiddeld aan hun huidige woning gekomen via het informele circuit. In Zaanstad is de Woonkrant veel genoemd, evenals Woningnet. Tabel 5.3 Vestigers naar bron/intermediair (in procenten, meer antwoorden mogelijk) familie, vrienden, kennissen Woonkrant
andere wijze Woningnet
woningbouwvereniging
advertentie op internet
makelaar
Almere
34
34
12
15
16
16
15
Amstelveen
27
24
14
17
19
22
17
Amsterdam
21
21
38
17
19
22
22
Haarlem
32
33
25
15
21
10
10
Haarlemmermeer
30
23
18
21
14
18
9
Hilversum
35
31
24
21
16
12
15
Purmerend
24
33
17
19
16
16
13
Zaanstad
33
28
16
23
16
20
11
totaal respons
29
28
21
18
17
17
14
121
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
5.2 Zoekduur op woningmarkt Het vinden van een woning kan soms zeer snel gebeuren, maar het kan ook zeer lang duren. De zoekduur varieert van korter dan één maand tot tien jaar. Gemiddeld hebben vestigers tien maanden naar een woning gezocht. De helft van de vestigers heeft binnen zes maanden een woning gevonden. In onderstaande tabel is de gemiddelde zoekduur per gemeente voor koop- en huurwoningen vermeld. Niet-zelfstandige woonruimte is buiten beschouwing gelaten. Het vinden van een huurwoning duurt langer dan het verkrijgen van een koopwoning. Op de huurmarkt zijn de snelste tijden gerealiseerd in Hilversum, Haarlem en Almere. Het vinden van een huurwoning in Haarlemmermeer en Zaanstad duurt het langst. Ook op de koopmarkt scoren Haarlem, Hilversum en Almere volgens opgave van de vestigers de kortste zoektijden. Tabel 5.4 Gemeenten van vestigers naar gemiddelde zoekduur (in maanden) Almere
122
huurwoning
12,1
koopwoning
6,1
totaal respons
7,9
A’veen A’dam H’lem H’meer 14,7
H’sum
P’end
22,7
8,4
17,2
totaal Z’stad respons
13,7
11,2
19,2
14,6
8,4
8,5
5,9
8,9
6,5
7,7
7,3
7,3
12,5
11,1
7,6
12,5
6,9
10,7
11,3
10,1
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
6 De toekomst
Voor sommige vestigers is hun huidige nieuwe woongemeente het voorlopige eindpunt in hun wooncarrière; voor anderen is het één van de nog vele te maken stappen. Vestigers is gevraagd naar de toekomst te kijken en een inschatting te willen maken of zij binnen twee jaar zullen verhuizen. Daarnaast is gevraagd wat voor hen motieven zijn om uit de huidige gemeente te vertrekken. Allereerst zal worden gekeken of vestigers, in het geval dat ze zouden verhuizen, weer zouden kiezen voor dezelfde gemeente of voor een andere gemeente.
6.1 Andere gemeente als nieuwe bestemming De tevredenheid met een gemeente kan, naast het geven van rapportcijfers voor diverse aspecten van een gemeente, worden afgeleid uit het feit of mensen als ze zouden moeten verhuizen weer voor dezelfde gemeente zouden kiezen. Dit blijkt voor ruim de helft van de respondenten het geval te zijn (55%). Vier van iedere tien ondervraagden zeggen echter voor een andere gemeente te kiezen (42%) en vier procent van de vestigers kan die keus nu nog niet maken. Amsterdammers en vestigers uit Haarlem zeggen het vaakst weer voor dezelfde gemeente te kiezen, vestigers uit Haarlemmermeer doen dit het minst vaak. Tabel 6.1 Indien u zou verhuizen zou u dan weer kiezen voor dezelfde gemeente of voor een andere gemeente? (in procenten, meer antwoorden mogelijk)
Amsterdam
woongemeente
andere gemeente
weet (nog) niet
68
29
3
Haarlem
61
35
4
Amstelveen
59
36
2
Purmerend
57
41
2
Zaanstad
54
42
5
Hilversum
48
47
4
Almere
48
50
5
Haarlemmermeer
41
56
4
totaal respons
55
42
4
Degenen die weten naar welke andere gemeente ze zouden willen verhuizen noemen Amsterdam het meest (18%). De overige RSA-gemeenten worden in mindere mate genoemd. Een andere gemeente in de regio en een andere gemeente in Nederland worden ook door een groot deel van de ondervraagden aangegeven als mogelijke nieuwe woonplaats. Een derde (32%) weet niet naar welke andere gemeente ze zouden willen verhuizen. Voor de ondervraagde vestigers uit alle gemeenten geldt dat het grootste deel in geval van verhuizing weer voor de eigen gemeente zou kiezen. Daarnaast weet een groot deel
123
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
van de ondervraagden die in een andere gemeente zouden willen wonen, niet in welke andere gemeente dat dan zou kunnen zijn. Hieronder zijn de meest genoemde voorkeuren vermeld van de vestigers die wel een (aantal) gemeente(n) wisten te noemen. Tabel 6.2 Gemeenten van vestigers naar optie nieuwe bestemming (in procenten, meer antwoorden mogelijk) Almere
A’veen A’dam H’lem H’meer
H’sum
P’end
4
3
totaal Z’stad respons
overwogen gemeente Almere
3
6 3
1
1
4
0
0
2
6
1
9
0
4
2
4
18
20
13
17
18
18
0
1
2
3
1
2
10
3
7
5
6
Amersfoort
4
Amstelveen
6
0
Amsterdam
19
41
Diemen
5
1
1
Haarlem
5
7
8
0
Haarlemmermeer
2
6
5
2
Hilversum
8
0
5
0
2
1 2
Purmerend
0
0
2
0
0
1
Utrecht
6
0
7
3
0
10
Zaanstad
6
3
2
3
2
1
0
2
1
1
2
2
4
20
17
1
2
3
0
5
1
3
andere gemeente in regio
11
9
17
23
19
21
16
andere gemeente in Nederland
17
10
21
13
9
14
9
8
13
7
6
8
7
13
14
8
10
9
36
25
30
39
30
26
35
35
32
geen voorkeur weet niet
2
Voor de vestigers uit Almere is Amsterdam een veel genoemde keus (19%). Daarnaast zou een deel in een andere gemeente in Nederland willen wonen (17%) en zou een wat kleiner deel in een andere gemeente in de regio willen wonen (11%). Het grootste deel van de vestigers uit Amstelveen kiest voor Amsterdam (41%), de overige gemeenten worden in veel mindere mate genoemd. Amsterdammers hebben de meeste voorkeur voor een andere gemeente in Nederland (21%) of een andere gemeente in de regio (17%). Daarnaast zou Haarlem voor 8% een goede optie zijn. Opvallend is dat Haarlemmers duidelijk minder vaak kiezen voor één van de RSAgemeenten: geen van de vestigers uit Haarlem heeft Zaanstad, Almere, Purmerend, Hilversum, Haarlem en Diemen genoemd als mogelijke woongemeente. Voor een groot deel van de Haarlemmers is een andere gemeente in de regio een optie (23%) of Amsterdam (18%). Amsterdam (20%) en een andere dan de genoemde gemeenten in de regio (19%) zijn de twee meest genoemde antwoorden van de respondenten die zich in Haarlemmermeer hebben gevestigd. Vestigers uit Hilversum geven relatief vaker de voorkeur aan een andere gemeente in de regio (22%) dan aan de andere genoemde gemeenten. Wel blijken ook hier Amsterdam (13%) en een andere gemeente in Nederland (15%) door redelijk wat ondervraagden te worden genoemd. Ook vestigers uit Purmerend noemen vaak de gemeente Amsterdam (17%), een bijna even groot deel noemt echter een andere dan de genoemde gemeenten in de regio (16%).
124
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De vestigers uit Zaanstad willen het liefst in de regio blijven wonen, 20% zou voor een andere dan de genoemde gemeenten in de regio kiezen en 18% zou in Amsterdam willen wonen. Degenen die er de voorkeur aangeven om weer in dezelfde gemeente te gaan wonen blijken in alle gemeenten met name ouderen te zijn. Leeftijdsgroepen en type huishouden Bij de vestigers die hebben aangegeven een andere gemeente te overwegen bij een eventuele verhuizing is gekeken of er verschillen bestaan wat betreft leeftijd en type huishouden. Bij de leeftijdsgroepen is onderscheid gemaakt in drie categorieën, 18-34 jarigen, 35-54 jarigen en 55 plussers. Bij het huishoudentype is onderscheid gemaakt naar alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens. Zoals uit onderstaande tabel valt af te lezen zijn er bij een aantal gemeenten verschillen tussen leeftijdsgroepen en typen huishouden waarneembaar. In Amstelveen, Almere en Haarlemmermeer geldt dat de jongere vestigers relatief vaker dan de oudere vestigers aangeven een andere gemeente te overwegen. In Haarlem zijn het met name de 55 plussers die vaker een andere gemeente in overweging zouden nemen, in Hilversum en Zaanstad zijn het naast de ouderen ook vaak de jongere vestigers die een andere gemeente zouden overwegen. Bij de gemeente Purmerend valt op dat ouderen veel minder vaak een andere gemeente als alternatief hebben, zij blijven liever in de huidige gemeente wonen. Bij de gemeente Amsterdam ten slotte zijn er nauwelijks verschillen tussen leeftijdsgroepen waarneembaar. Wat betreft het huishoudentype blijkt dat in de meeste gevallen alleenstaanden vaker voor een andere gemeente zouden kiezen dan meerpersoonshuishoudens. Alleenstaanden zijn doorgaans flexibeler op de woningmarkt en verhuizen ook vaker op het moment dat zij gaan samenwonen. Uitzonderingen hierop zijn Haarlem en Purmerend, waar de twee groepen niet van elkaar verschillen en Amsterdam, waar meerpersoonshuishoudens vaker een andere gemeente overwegen dan alleenstaanden. Dit is kenmerkend voor Amsterdam waar het moeilijker is een geschikte of betaalbare woning voor een gezin te vinden. Tabel 6.3 Vestigers die een andere gemeente zouden overwegen, naar leeftijdsgroep en huishoudentype (in procenten, meer antwoorden mogelijk) Almere
A’veen
A’dam
18-34 jaar
54
44
29
35-54 jaar
48
30
34
55 plussers
44
18
26
alleenstaand
58
43
meerpersoons
50
29
H’lem
H’meer
H’sum
P’end
Z’stad
34
62
38
51
52
44
44
42
47
39
46
44
49
24
53
21 32
35
64
55
40
53
35
54
46
42
40
leeftijd
huishoudentype
125
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
6.2 Verhuisgeneigdheid De helft van de respondenten (46%) wil zeker of misschien verhuizen en een klein deel heeft reeds een andere woning gevonden (3%). Vier van iedere tien ondervraagden geven aan beslist niet binnen twee jaar te willen verhuizen (42%). Twaalf procent geeft aan niet te weten of zij binnen twee jaar willen verhuizen. De vestigers denken hier niet in iedere gemeente hetzelfde over. Vestigers uit Zaanstad, Purmerend en Haarlemmermeer geven relatief vaak aan niet te willen verhuizen. Vestigers uit Amsterdam en Haarlem geven relatief vaak aan beslist wel of misschien te willen verhuizen. In figuur 6.4 zijn de resultaten weergegeven. Wat opvalt is dat van de Amsterdammers en Haarlemmers die zich de afgelopen twee jaar in deze steden hebben gevestigd, het grootste deel aangeeft waarschijnlijk of zeker wel wil verhuizen binnen twee jaar. In Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad is het percentage dat niet wil verhuizen opvallend groter dan het percentage dat zeker of misschien wil verhuizen. In de overige drie gemeenten, Almere, Amstelveen en Hilversum is het percentage vestigers dat wil verhuizen ongeveer gelijk aan het percentage dat niet wil verhuizen. 6
Figuur 6.4 Verhuisgeneigdheid (binnen twee jaar)
100
%
90 80 70 60 50
(eventueel) wel beslist niet
40 30 20 10 0 Almere A'veen A'dam
H'lem
H'meer H'sum
P'end
Z'stad
De ondervraagden die hebben aangegeven binnen twee jaar te willen verhuizen zijn verdeeld in hun mening wat betreft hun nieuwe woonplaats. Iets meer dan de helft van de ondervraagden (53%) geeft aan naar een andere gemeente te willen verhuizen, 44% zegt binnen de huidige gemeente te willen verhuizen en 4% houdt beide bestemmingen open. Het zijn met name Amsterdammers (58%) en Haarlemmers (51%) die aangeven dat ze
6
126
De percentages tellen niet op tot 100% aangezien de vestigers die geen antwoord wisten en de vestigers die al een andere woning hebben gevonden niet zijn opgenomen in de figuur.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
binnen hun eigen woongemeente willen verhuizen, de overige vestigers willen vaker naar een andere gemeente verhuizen. Wat opvalt is dat, hoewel een groter deel van de vestigers uit Amsterdam en Haarlem aangeeft te willen verhuizen, zij met name binnen hun huidige woonplaats een andere woning zoeken. In de overige gemeenten is het aandeel vestigers dat beslist niet wil verhuizen veel groter, en diegenen die wel willen verhuizen, willen dan ook relatief vaak naar een andere gemeente verhuizen. Van de Amsterdammers die hebben aangegeven te willen verhuizen zegt ruim een kwart te willen vertrekken naar een andere gemeente in Nederland (28%). Een vijfde zegt nog helemaal geen idee te hebben (21%). Zeventien procent noemt het buitenland, 16% noemt Almere, 14% Haarlem en 13% een andere gemeente in de buurt. Vestigers uit Zaanstad geven aan graag naar Amsterdam te willen verhuizen (30%), 21% noemt een andere regio in de buurt, 17% noemt het buitenland en 27% heeft nog geen idee. Amsterdam is ook voor de vestigers uit Almere een veel genoemde woonplaats (21%). Ook noemt 22% een andere gemeente in Nederland als optie, noemt 11% het buitenland en zegt 28% nog geen idee te hebben. Een kwart van de vestigers uit Purmerend zou graag willen verhuizen naar een andere gemeente in de buurt (25%), nog eens een kwart (24%) wil naar Amsterdam verhuizen en eenzelfde deel (24%) heeft hier nog geen idee over. Voor de vestigers uit Amstelveen is Amsterdam de meest genoemde optie (44%). Volgens 18% is het buitenland een optie, 15% noemt een andere gemeente in Nederland en een even groot deel heeft nog geen idee (15%). De vestigers uit Haarlemmermeer willen het liefst in de buurt blijven wonen: 32% noemt een andere gemeente in de buurt, 31% noemt Amsterdam en 18% heeft nog geen idee. Voor de vestigers uit Hilversum zijn naast een andere gemeente in de buurt (28%) of in Nederland (18%) Amsterdam (17%) en Utrecht (10%) mogelijke woonplaatsen. De Haarlemmers die wel een idee hebben over waar ze eventueel zouden willen gaan wonen geven vooral aan dat zij het liefst in een andere gemeente in de buurt (23%), in Amsterdam (19%), in het buitenland (17%) of in een andere gemeente in de regio (13%) zouden willen wonen.
6.3 Mogelijke vertrekmotieven Bij een verhuizing kunnen naast vestigingsmotieven, de zogenaamde pull-factoren, ook vertrekmotieven, de push-factoren, een rol spelen. Hierbij valt te denken aan motieven die te maken hebben met de woning (een te kleine woning) of met de buurt (de buurt bevalt niet). Aan de vestigers is gevraagd of zij binnen twee jaar uit de huidige gemeente zouden willen verhuizen. De respondenten die zeker of misschien willen verhuizen is gevraagd wat voor redenen zij hiervoor hebben. In het onderzoek zijn ongeveer twintig mogelijke vertrekredenen aan de respondenten voorgelegd. Evenals bij de vestigingsmotieven zijn ook bij de vertrekmotieven de verschillende motieven gegroepeerd in domeinen. Het gaat om de volgende vier domeinen: persoonlijke omstandigheden, woning, omgeving en voorzieningen. Het meest genoemde motief om uit de woongemeente te vertrekken heeft betrekking op de woning
127
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
van mensen. Dit motief is door 62% van de respondenten genoemd. Een derde (32%) van de betreffende vestigers noemt persoonlijke omstandigheden als motief om te vertrekken, twee van iedere tien respondenten (22%) noemen redenen die met de omgeving te maken hebben en 18% noemt (het ontbreken van) voorzieningen als vertrekmotief. In onderstaande tabel staan de genoemde vertrekmotieven per gemeente weergegeven. Tabel 6.5 Mogelijke vertrekmotieven per gemeente (in procenten, meer antwoorden mogelijk) persoonlijke woning omstandigheden
omgeving
voorzieningen
Almere
45
32
21
22
Amstelveen
65
34
15
5
Amsterdam
69
38
28
19
Haarlem
72
35
16
16
Haarlemmermeer
52
40
17
19
Hilversum
67
29
23
26
Purmerend
52
24
26
18
Zaanstad
61
21
31
23
totaal respons
62
32
22
18
De woning als vertrekmotief wordt in Haarlem, Amsterdam en Hilversum relatief vaak genoemd (respectievelijk 72%, 69% en 67%). In Almere, Haarlemmermeer en Purmerend zeggen de respondenten veel minder vaak dat de woning een rol speelt bij een eventuele verhuizing (respectievelijk 45%, 52% en 52%). Persoonlijke omstandigheden zijn met name voor de respondenten uit Haarlemmermeer (40%) en Amsterdam (38%) redenen om te verhuizen uit de huidige woongemeente. In Zaanstad (21%) en Purmerend (24%) lijken deze factoren een veel minder belangrijke rol te spelen. Respondenten uit Zaanstad, Amsterdam en Purmerend geven vaker dan gemiddeld aan dat de omgeving een motief is om te verhuizen (respectievelijk 31%, 28% en 26%). Voor respondenten uit Amstelveen (15%) en Haarlemmermeer (17%) spelen omgevingsmotieven veel minder een rol. Voorzieningen spelen vooral een rol bij vestigers uit Hilversum (26%), Zaanstad (23%) en Almere (22%). Respondenten uit Amstelveen noemen voorzieningen nauwelijks als verhuismotief (5%). Indien we kijken naar de vertrekmotieven die aan de vier domeinen ten grondslag liggen dan blijkt dat de meest genoemde reden om te vertrekken de te kleine woning is (zie tabel 6.6). Bijna de helft van de respondenten die misschien of zeker willen verhuizen noemt een te kleine woning als reden (47%). Daarnaast noemt een kwart (24%) het ontbreken van of een te kleine tuin/balkon als verhuisreden. Omstandigheden in werk of studie worden door 20% genoemd, 15% noemt de prijs van de woning en eveneens 15% noemt overlast. Ook de slechte kwaliteit van de woning en veranderde omstandigheden in het huishouden worden genoemd, beide door 11% van de respondenten. De vertrekredenen verschillen per gemeente. Wat opvalt is dat in Almere redenen als het niet meer bevallen van de gemeente, onvoldoende voorzieningen en criminaliteit vaker dan gemiddeld worden genoemd.
128
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
In Amstelveen worden motieven als een te kleine woning en omstandigheden in werk of studie vaker dan gemiddeld genoemd. In Amsterdam is er een grotere variëteit aan genoemde motieven. De te kleine woning, het ontbreken van of een te kleine tuin/balkon, omstandigheden in werk of studie, overlast en criminaliteit worden alle meer dan gemiddeld genoemd door de vestigers. Haarlemmers zouden uit Haarlem willen vertrekken door de te kleine woning, het ontbreken van of een te kleine tuin/balkon, de prijs van de woning en de slechte kwaliteit van de woning. In Haarlemmermeer spelen omstandigheden in werk of studie, het niet meer bevallen van de gemeente en onvoldoende voorzieningen een rol bij een eventuele verhuizing. Vestigers uit Hilversum geven meer dan gemiddeld aan te zouden willen verhuizen door de hoge prijs van de woning, de slechte kwaliteit van de woning, onvoldoende of dure parkeervoorzieningen en het weinige groen in de buurt. In Purmerend spelen overlast en onvoldoende voorzieningen meer dan gemiddeld een rol bij een eventuele verhuizing. In Zaanstad ten slotte worden ook diverse motieven meer dan gemiddeld genoemd. Overlast, omstandigheden in het huishouden, criminaliteit, onvoldoende voorzieningen en onvoldoende scholen worden allen meer dan gemiddeld genoemd als verhuisredenen. Tabel 6.6 Vertrekredenen van de vestigers uit de acht gemeenten (in procenten, meer antwoorden mogelijk) Almere A’veen
A’dam
H’lem H’meer
H’sum
totaal P’end Z’stad respons
te kleine woning
37
54
50
55
36
49
39
42
47
geen of kleine tuin, balkon
11
20
29
36
17
27
17
22
24
omstandigheden in werk/studie
16
25
27
23
26
17
13
5
20
7
14
18
22
15
20
7
13
15
prijs van de woning overlast (buren/vervuiling)
12
10
20
13
10
17
22
18
15
slechte kwaliteit woning
3
6
13
15
8
18
10
9
11
omstandigheden in huishouden
7
11
13
12
7
10
11
16
11
weinig/dure parkeervoorzien.
3
2
8
10
7
21
6
8
8
10
5
11
2
6
6
4
13
7
9
2
8
5
1
6
9
5
6
criminaliteit in buurt onvoldoende speelvoorzien. te weinig groen in buurt
3
2
6
5
7
10
3
6
5
deze gemeente bevalt niet meer
11
2
2
3
13
6
1
6
5
buurt verkeersonveilig voor kind
3
2
4
3
0
6
6
6
4
woonomgeving ging achteruit
5
1
4
5
3
2
6
2
4
12
1
2
0
8
1
7
9
4
onvoldoende scholen
4
0
2
0
1
1
1
7
2
te grote woning
1
0
1
1
3
2
0
0
1
onvoldoende voorzieningen
129
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Conclusies
In dit afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat en enkele conclusies getrokken.
Belangrijkste vestigingsmotieven De eerste onderzoeksvraag betreft de motieven van mensen om zich een gemeente te vestigen. Bij de keuze voor een nieuwe gemeente spelen uiteenlopende motieven mee; motieven die te maken hebben met de woning, persoonlijke omstandigheden, de woonbuurt, voorzieningen of de bereikbaarheid. Tussen gemeenten bestaan niet alleen opmerkelijke verschillen maar ook overeenkomsten in vestigingsmotieven. Het is opvallend dat in Almere en Haarlemmermeer drie van de vijf belangrijkste verhuismotieven te maken hebben met de woning. Vestigers uit beide gemeenten noemen de grotere woning en de makkelijke beschikbaarheid van een nieuwe woning. Daarnaast wordt in Almere de goedkope woning genoemd en in Haarlemmermeer de beschikbaarheid van woningen met een (grote) tuin. In Purmerend en Zaanstad komen aspecten van de woning twee keer voor in de topvijf van belangrijkste motieven: in beide gemeenten is het volgens vestigers makkelijk om aan een grotere of goedkope woning te komen. Deze vier gemeenten zijn gemeenten waar deze woonwensen vanwege het grote en gevarieerde aanbod van woningen makkelijker gerealiseerd kunnen worden. Mensen die voor deze gemeenten kiezen hechten meer dan in andere gemeenten belang aan het wonen en minder belang aan andere facetten zoals voorzieningen en bereikbaarheid. In Amstelveen, Haarlem en Hilversum wordt het belang van de woning al minder sterk dan elders en spelen andere motieven vaker mee. Vestigers uit Amsterdam noemen de woning helemaal niet bij de belangrijkste vestigingsmotieven. Persoonlijke motieven als samenwonen, gezinsuitbreiding, scheiding of dichter bij de familie wonen zijn bij vestigers uit Almere, Amsterdam, Haarlem, Hilversum en Purmerend een belangrijk motief. In de resterende drie gemeenten worden deze motieven niet naar voren gebracht. Een prettige of veilige woonbuurt heeft bij vestigers uit zeven van de acht gemeenten mede de doorslag voor verhuizing naar de nieuwe gemeente gegeven. Alleen vestigers uit Haarlem noemen dit argument niet. De aanwezigheid van voorzieningen in de eigen gemeente (of in een naburige gemeente), zoals uitgaansmogelijkheden, wordt alleen door Amsterdammers en inwoners van Haarlem als voornaamste vestigingsmotief genoemd. Bereikbaarheid van werk of studie is voor vestigers uit zes gemeenten zeer belangrijk geweest. Voor vestigers uit Almere en Purmerend heeft dit motief minder zwaar gewogen.
130
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Dynamiek op de woningmarkt De dynamiek op de woningmarkt kan op uiteenlopende manieren worden beschreven. In dit onderzoek is vooral gekeken naar de woonsituatie waarin vestigers zich tijdens het onderzoek bevinden en naar de woonsituatie die zij in hun vorige gemeente achter hebben gelaten. De woonsituatie wordt in dit onderzoek omschreven als een zelfstandige huur- of koopwoning of een niet-zelfstandige woonruimte (inwonend, studentenflat). Er is gekeken of zich verschillen tussen gemeenten voordoen. Welke gemeenten ontvangen relatief de meeste starters, welke gemeenten zijn verhoudingsgewijs het meest in trek voor mensen op zoek naar een koopwoning en welke gemeenten trekken relatief de meeste huurders? Starters op de woningmarkt zijn onder vestigers uit Amsterdam en Hilversum het best vertegenwoordigd. Een derde van de vestigers in Amsterdam en een kwart van de nieuwe bewoners van Hilversum hebben in deze gemeenten voor het eerst de woningmarkt betreden. Amstelveen is een gemeente die met 12% het kleinste percentage starters trekt. Starters in Amsterdam en in Hilversum kiezen vaker dan in andere gemeenten voor een huurwoning. In Zaanstad en Haarlemmermeer maken starters vaker dan elders de stap naar een koopwoning. In de overige gemeenten is het aandeel starters dat voor een huurwoning kiest nagenoeg gelijk aan het aandeel starters dat voor een koopwoning kiest. In Almere, Purmerend en Zaanstad heeft een kwart tot een derde van de nieuwe bewoners een woning gekocht en een huurwoning achtergelaten. In Almere komt dat bij 32% van de vestigers het vaakst van alle gemeenten voor. Het omgekeerde komt overigens ook, maar in beperkte mate, voor. Amsterdamse vestigers hebben het minst hun oude huurwoning voor een koopwoning kunnen verruilen (9%). De gemeenten Amstelveen en Zaanstad zien vaker vestigers die liever (of noodgedwongen) een woning blijven huren (een vijfde deel): zij hebben ook een huurwoning in hun vorige woonplaats achterlaten. Haarlem en Hilversum trekken het kleinste percentage mensen dat ook daar wil blijven huren (11%). Haarlemmermeer is een gemeente met vestigers die het vaakst een koopwoning achterlaten en in deze gemeente een woning kopen. Drie van iedere tien vestigers in Haarlemmermeer (28%) verruilden hun koopwoning voor een andere koopwoning. In Purmerend en Hilversum deden twee van iedere tien vestigers dit. In Amsterdam is dit gebeurd bij 6% van de vestigers, het kleinste percentage van alle gemeenten.
Vestiging allochtonen De grote gemeenten in de regio hebben de laatste jaren een sterke toename gekend van het aantal inwoners met een niet-westerse achtergrond. Deze toename was zelfs sterker dan in Amsterdam. Niet-westerse allochtonen uit Amsterdam vertrekken ook steeds vaker naar de regio. Met name Almere is sterk in trek bij deze groep. Daarnaast verhuizen allochtonen uit Amsterdam vaker naar andere grote gemeenten in de regio, zoals Purmerend en Zaanstad.
131
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Dit ruimtelijke proces is de laatste jaren goed op gang gekomen. Voor de toekomst mag verwacht worden dat ‘Amsterdamse’ allochtonen vaker dan voorheen ook in de regio naar een woning zullen zoeken. Vraagstukken over etnische minderheden beperken zich niet langer tot Amsterdam, maar strekken zich ook uit naar de grote regiogemeenten.
Typologie gemeenten In het onderstaande schema is voor enkele belangrijke kenmerken van de vestigers een typologie naar gemeenten opgenomen. Gemeenten naar kenmerken vestigers (in procenten van alle vestigers per gemeente) Almere
A’veen
A’dam
H’lem
H’meer
H’sum
P’end
Z’stad
47
20
15
20
44
25
39
34
35
21
51
43
35
39
44
42
alleenstaanden
11
56
23
28
19
31
11
16
18-34 jarigen
60
55
77
74
52
63
49
61
9
12
4
6
11
8
19
9
40
21
24
16
23
24
23
33
laag opgeleiden middelbaar opgeleiden
30
15
9
8
22
20
32
27
37
33
37
36
34
28
41
38
hoog opgeleiden
33
52
54
56
44
52
27
35
afkomstig uit Amsterdam
34
49
28
36
15
51
57
woninggrootte woonbuurt persoonlijk
woonbuurt bij grote stad bij werk
bij werk persoonlijk ander werk
persoonlijk bij werk woninggrootte
woninggrootte woonbuurt bij werk
persoonlijk bij werk bij familie
woninggrootte woonbuurt persoonlijk
woninggrootte woonbuurt bij grote stad
huurwoning
31
32
49
28
28
35
34
33
koopwoning
63
42
25
51
66
50
62
61
21
12
33
21
17
24
19
20
15
22
16
11
17
11
18
20
32
20
9
22
24
17
26
26
17
15
6
16
28
21
22
17
40
47
58
54
29
44
28
35
huishoudens met kinderen huishoudens zonder kinderen
55-plussers niet-westerse allochtonen
belangrijkste vestigingsmotief 1 belangrijkste vestigingsmotief 2 belangrijkste vestigingsmotief 3
starters woningmarkt van huur- naar huurwoning van huur- naar koopwoning van koop- naar koopwoning verhuisgeneigd (binnen 2 jaar)
132
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Almere Almere is een echte gezinsstad waarin mensen snel een (grotere) woning kunnen krijgen. De vestigers in Almere bewonen dan ook vaak eengezinswoningen en er wordt door hen vaker een woning gekocht dan gehuurd. De woonbuurt is een belangrijk motief om naar Almere te verhuizen, de kindvriendelijke omgeving is een veelgenoemd motief. Daarnaast spelen ook persoonlijke redenen, zoals bijvoorbeeld samenwonen, huwelijk of gezinsuitbreiding, een rol. Almere is een aantrekkelijke gemeente voor gezinnen met kinderen. Alleenstaanden onder vestigers zijn, in vergelijking met de overige RSA-gemeenten (behalve Purmerend), sterk ondervertegenwoordigd. Er zijn in Almere geen bepaalde leeftijdsgroepen die zich meer dan gemiddeld in deze gemeente vestigen. Almere trekt van alle gemeenten naar verhouding veel allochtonen aan, met name Surinamers/Antillianen/Arubanen en overige niet-westerse allochtonen. Wat opleiding betreft valt op dat zich in Almere, evenals in Purmerend, meer dan in de andere RSA-gemeenten, laag opgeleiden hebben gevestigd. Op inkomensniveau doen zich echter onder de vestigers in Almere geen verschillen met het gemiddelde voor alle gemeenten voor. Amstelveen Amstelveen is een gemeente die vooral aantrekkelijk is voor ouderen en studenten. De bereikbaarheid van de stad, de aanwezigheid van voorzieningen, studie en werk alsmede de nabijheid van Amsterdam met al haar voorzieningen maken Amstelveen aantrekkelijk om in te wonen. Bovenal wordt de woonbuurt als prettig ervaren. De groep die zich meer dan gemiddeld in de stad vestigt bestaat uit personen van 45 jaar en ouder. Ook alleenstaanden trekken veel naar Amstelveen. Het zijn met name westerse mensen die zich meer dan gemiddeld in deze stad vestigen. Mede door de vele afgestudeerden en hoogwaardige werkgelegenheid is Amstelveen rijk aan hoog opgeleiden. Er vestigen zich vooral mensen met een laag inkomen, onder wie werkende jongeren en studerenden in de leeftijd 18-34 jaar. De woningen waarin men zich vestigt zijn relatief vaak etagewoningen en jongerenwoningen. De meest voorkomende woonsituatie onder deze vestigers is een studentenflat of jongerenwoning. Amsterdam Amsterdam trekt van alle onderzochte gemeenten met ruim 22.000 personen (in 2002) het hoogste aantal vestigers. Daarnaast vertrekken jaarlijks ook veel mensen uit de stad naar regiogemeenten of elders. Voor de vestigers die zich in de hoofdstad hebben gevestigd is de woning niet het meest belangrijkste vestigingsmotief. Integendeel zelfs, dit facet ontbreekt in de topvijf van belangrijkste vestigingsmotieven. Motieven om naar Amsterdam te verhuizen hebben te maken met werk (dichterbij het werk of een andere baan) en persoonlijke redenen. Amsterdam fungeert voor vestigers als start- of vervolgplaats van de onderwijs- of arbeidscarrière. Het zijn vooral studenten, hoog opgeleide starters en carrièremakers op de arbeidsmarkt die Amsterdam een aantrekkelijke woonplaats vinden. Een derde van de vestigers is een starter op de woningmarkt, het hoogste percentage van de onderzochte gemeenten. Amsterdam trekt veel jongeren aan: 38% van de vestigers is 18-24 jaar. Daarnaast heeft de stad een sterke aantrekkingskracht op alleenstaanden en stellen zonder kinderen.
133
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De stad is aantrekkelijk voor middelbaar en hoog opgeleiden op zoek naar werk en een stedelijk milieu dat aan hun wensen voldoet: hooggewaardeerde uitgaansvoorzieningen, culturele voorzieningen, andere voorzieningen en gelijkgestemde leeftijdsgenoten. Mede door het substantiële aandeel studenten (30%) onder de nieuwe bewoners ligt het inkomen lager dan gemiddeld. Nieuwe Amsterdammers bewonen boven gemiddeld een etagewoning in de huursector of een studentenwoning. Haarlem Haarlem is voor vestigers een aantrekkelijke stad, omdat het grotere woonruimte biedt en de woning dicht bij het werk is gelegen. Voor een groot deel van de vestigers hebben ook persoonlijke redenen meegespeeld bij de beslissing naar Haarlem te verhuizen. Het zijn met name 18-34 jarigen die zich in Haarlem vestigen. Een groot deel is alleenstaande of maakt deel uit van een huishouden zonder kinderen. Het aandeel Nederlandse vestigers in deze stad is het hoogst van alle onderzochte gemeenten; de overige etnische groepen vestigen zich niet meer dan gemiddeld in Haarlem. Haarlem trekt net als Amsterdam veel middelbaar en hoog opgeleiden aan, onder wie studenten, afgestudeerden en mensen met een betaalde baan. In tegenstelling tot de nieuwe bewoners van Amstelveen en Amsterdam kenmerken de vestigers in Haarlem zich wel door een hoog inkomen. Etagewoningen in particuliere verhuur en studentenwoningen worden relatief veel bewoond door de Haarlemse vestigers. Haarlemmermeer Haarlemmermeer bestaat uit 26 kernen en grenst aan 13 buurgemeenten. De grootste kernen zijn Hoofddorp, Nieuw-Vennep, Badhoevedorp en Zwanenburg. Kenmerkend voor Haarlemmermeer zijn de tegenstellingen: verstedelijking tegenover platteland, grootschaligheid tegenover kleinschaligheid, high-tech tegenover agrarische bedrijvigheid. Woningbouw speelt in Haarlemmermeer een belangrijke rol. Tot 2005 zijn en worden woningen gebouwd in de Vinexwijken bij Nieuw-Vennep (Getsewoud), Hoofddorp (Floriande) en Vijfhuizen (Stellinghof). Voor vestigers in Haarlemmermeer staat ruimte centraal: de woninggrootte en de woonomgeving zijn belangrijke motieven om naar de gemeente verhuizen. Daarnaast is de nabijheid van werk een belangrijk vestigingsmotief. Het grootste gedeelte van de vestigers is afkomstig uit Amsterdam. Daarnaast trekt Haarlemmermeer ook relatief veel mensen uit Haarlem. Vestigers in Haarlemmermeer hebben relatief veel andere gemeenten overwogen voor zij uiteindelijk gekozen hebben voor een woning in Haarlemmermeer. Alternatieven waren vaak Amstelveen, Amsterdam en Haarlem. Jonge vestigers (18-34 jaar) zijn in Haarlemmermeer ondervertegenwoordigd. Onder vestigers bevinden zich relatief veel 35-44 jarigen, meer dan in de andere gemeenten. Net als in Almere is het aandeel gezinnen met kinderen onder de vestigers hoog. Etnische groepen zijn vertegenwoordigd onder de vestigers, maar de verdeling wijkt niet af van het gemiddelde van de onderzochte gemeenten. Vergeleken met de andere groeigemeenten is het opleidingsniveau van de vestigers in Haarlemmermeer relatief hoog. Bovendien trekt Haarlemmermeer relatief vaak hogere inkomensgroepen aan. Meer dan in andere gemeenten betreft het mensen met betaald werk.
134
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Door de grootschalige nieuwbouw trekt Haarlemmermeer veel vestigers. Onder de vestigers is 40% de eerste bewoner van een woning. Haarlemmermeer trekt relatief weinig starters. Met name de starter die in een huurwoning trekt blijft achter bij andere gemeenten. Ook de vestigers die een andere woning achterlaten betrekken vooral een koopwoning. Hilversum Hilversum moet het volgens de nieuwe bewoners hebben van de gunstige ligging (dichtbij het werk en dichtbij familie). Ook persoonlijke redenen spelen een rol bij het beslissingsproces om naar de gemeente te verhuizen. Het zijn iets vaker 25-34 jarigen die naar Hilversum trekken, van wie een relatief groot deel alleenstaanden. Mensen met een niet-westerse achtergrond vestigen zich vaker dan gemiddeld in Hilversum. Verder kenmerkt de gemeente zich door hoog opgeleiden onder de vestigers. Wat inkomensgroepen betreft trekt Hilversum geen specifieke groepen meer dan gemiddeld aan. Onder de woningen die door de vestigers worden bewoond zijn relatief veel vrijstaande woningen. Daarnaast bewonen vestigers vaker in particuliere huurwoningen. Het aandeel starters onder vestigers ligt in Hilversum, samen met Amsterdam, hoger dan in andere gemeenten. Purmerend Naast persoonlijke redenen zijn de woninggrootte en de rustige buurt voor vestigers belangrijke redenen geweest om naar Purmerend te verhuizen. Vestigers onderscheiden zich vooral in leeftijd; Purmerend trekt relatief veel ouderen aan. De jongste vestigers (18-24 jaar) zijn net als in Haarlemmermeer ondervertegenwoordigd. Verder zijn het veel gezinnen, al dan niet met kinderen, die in deze gemeente gaan wonen. Alleenstaanden laten Purmerend net als Almere het vaakst links liggen. Purmerend trekt, gekeken naar etniciteit, geen specifieke groepen meer of minder dan gemiddeld aan. Huishoudens met een inkomen in de middencategorie kiezen vooral voor Purmerend als woonplaats. Middelbaar opgeleiden zijn oververtegenwoordigd. Niet-actieven en laag opgeleiden vestigen zich ook vaker dan gemiddeld in deze gemeente – dat is niet verwonderlijk als ook veel ouderen zich in de gemeente vestigen. Daarom zijn seniorenwoningen in Purmerend in vergelijking met de andere gemeenten vaker in trek. Andere vestigers kiezen naar verhouding vaker voor een eengezinswoning. De woningen die zij bewonen vallen veel onder sociale huur of zijn koopwoningen. Zaanstad Voor Zaanstad tellen de beschikbaarheid van grotere woningen, de nabijheid van voorzieningen (dichtbij de grote stad) en een prettige woonbuurt als doorslaggevende vestigingsredenen. Er zijn geen bepaalde leeftijdsgroepen die vaker of minder vaak naar deze gemeente verhuizen. Gezinnen met en zonder kinderen vormen de twee groepen die zich iets vaker dan gemiddeld in Zaanstad vestigen. Verder kenmerkt de gemeente zich door een grote aantrekkingskracht op niet-westerse vestigers. Het zijn wat vaker mensen met een lage opleiding die zich hier vestigen. Verschillen tussen inkomenscategorieën of voornaamste bezigheid zijn niet waarneembaar.
135
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
De woningen die de vestigers in het bijzonder betrekken zijn eengezinswoningen of vrijstaande woningen, voornamelijk sociale huurwoningen of koopwoningen.
Beoordeling woning en woonomgeving Vestigers is gevraagd een oordeel over hun eigen gemeente te geven. Dat is gedaan door te vragen naar een rapportcijfer voor de woning, de woonbuurt, veiligheid en allerlei voorzieningen. In algemene zin kan worden gesteld dat het oordeel over bovengenoemde aspecten op een enkele uitzondering na geen verschillen tussen gemeenten opleveren. De meeste vestigers oordelen positief over de bovengenoemde aspecten. De woning wordt door alle respondenten met gemiddeld een 7,5 beoordeeld. In Almere, Haarlemmermeer en Purmerend wordt iets positiever over de woning geoordeeld dan in andere gemeenten. Het algemene oordeel over de woonbuurt wordt gemiddeld gewaardeerd met een 7,3. De gemeenten verschillen in waardering maar in beperkte mate van elkaar. Wat betreft groenvoorzieningen in de buurt scoort Amstelveen hoger dan andere gemeenten. Speelgelegenheden voor jonge kinderen worden in Amstelveen, Haarlemmermeer en Zaanstad iets beter beoordeeld door ouders. Ouders in Amsterdam, Haarlem, Amstelveen en Purmerend geven voor voorzieningen voor jongeren van 12-18 jaar een gemiddeld hoger rapportcijfer. In Almere en Haarlemmermeer blijft het aanbod achter en zijn ouders hierover minder tevreden en geven een onvoldoende. De sfeer in de buurt en de veiligheid overdag worden in alle gemeenten met respectievelijk ruim voldoende en goed beoordeeld. In alle gemeenten zin wordt de veiligheid in de avonduren met een ruime voldoende beoordeeld. De beoordeling laat enige verschillen tussen gemeenten zien. In Haarlemmermeer, Haarlem, Purmerend en Zaanstad is het rapportcijfer iets hoger dan gemiddeld, in Amsterdam en Almere iets lager dan het gemiddelde. Uitgaansvoorzieningen krijgen in Amsterdam en Haarlem een hogere waardering. In Haarlemmermeer wordt een onvoldoende uitgedeeld. Almere en Amstelveen scoren nog een kleine voldoende. Sportvoorzieningen krijgen van de vestigers gemiddeld een 7,1. In Amstelveen wordt een iets hoger rapportcijfer gegeven. Recreatievoorzieningen scoren ook in Amstelveen hoger. Daarnaast bieden Almere en Haarlem hoger gewaardeerde recreatiemogelijkheden. Winkelvoorzieningen ten slotte worden in Haarlem, Amsterdam, Amstelveen en Hilversum beter dan elders gewaardeerd.
136
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Verhuisgeneigdheid Vestigers hebben een hoge verhuisgeneigdheid. De helft van alle respondenten wil (eventueel) binnen twee jaar verhuizen. Vier van iedere tien vestigers geven aan beslist niet te willen verhuizen. De verhuisgeneigdheid is het sterkst onder vestigers uit Amsterdam en Haarlem. Een groot deel van deze mensen wil dan het liefst binnen de eigen gemeente verhuizen. Daar staat tegenover dat vestigers uit Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad in de komende twee jaar niet willen verhuizen. Vestigers uit Almere, Amstelveen en Hilversum zijn sterk verdeeld in hun voornemens.
137
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
138
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Verantwoording dataverzameling
Elke gemeente heeft uit de GBA een aselecte steekproef getrokken van personen van 18 jaar en ouder die zich in 2002 of 2003 in de gemeente vanuit een andere Nederlandse gemeente hebben gevestigd en die geen kind in het huishouden zijn. Daarbij gold ook de voorwaarde dat in het geval er meer personen op hetzelfde adres wonen er maar één persoon in de steekproef mocht voorkomen. De totale steekproef betrof 11.125 personen. Elke gemeente kon zelf de omvang van de brutosteekproef bepalen, afhankelijk van de verwachte respons. De steekproefomvang en de respons staan in de volgende tabel vermeld. Tabel A Gemeenten naar bruto-steekproef en respons brutosteekproef
niet te bezorgen
respons
respons
abs
abs
abs
%
Almere
1.695
10
470
27,9
Amstelveen
1.244
5
413
33,3
Amsterdam
2.286
5
485
21,3
Haarlem
1.300
11
413
32,0
Haarlemmermeer
1.000
0
388
38,8
Hilversum
1.200
17
409
34,6
Purmerend
1.200
8
414
34,7
Zaanstad
1.200
8
399
33,5
11.125
64
3.391
30,7
totaal
De dataverzameling vond in juni 2004 plaats. Alle steekproefpersonen hebben een schriftelijke vragenlijst ontvangen. Een aantal vragenlijsten (64) was niet te bezorgen, omdat de steekproefpersoon was verhuisd of was overleden. Twee weken na het versturen van de vragenlijsten is de voorlopige respons beoordeeld en is besloten om alle steekproefpersonen behalve uit Amsterdam te rappelleren. Aan het onderzoek hebben 3.391 personen meegedaan door de vragenlijst voor de sluitingsdatum 15 juli ingevuld terug te sturen. Het responspercentage uitgedrukt als percentage van de steekproef exclusief kaderfouten bedraagt 30,7%. De respons varieert met de gemeente. Geen van de gemeenten heeft een respons hoger dan 40% behaald, maar zes van de acht gemeenten hebben een bovengemiddeld responspercentage behaald. Almere en in het bijzonder Amsterdam behaalden de laagste respons.
139
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek RSA in beeld 2004
Beoordeling respons De respons is voor elke gemeente afzonderlijk beoordeeld op een aantal kenmerken. Er is gekeken of de respons voor de kenmerken samenstelling huishouden, etniciteit en leeftijd een afspiegeling vormt van de populatie vestigers. In de gemeenten Almere, Amstelveen, Haarlemmermeer, Hilversum en Purmerend waren personen uit een meerpersoonshuishouden oververtegenwoordigd. Hiervoor is de respons gecorrigeerd. In Amsterdam, Haarlem en Zaanstad week de respons voor dit kenmerk niet significant af van de populatie vestigers. De respons van alle gemeenten is vervolgens gecorrigeerd voor de kenmerken etniciteit (voornamelijk oververtegenwoordiging van autochtonen) en leeftijd (oververtegenwoordiging van oudere leeftijdsgroepen). Na deze correcties vormt de respons voor de gemeenten afzonderlijk een getrouwe afspiegeling van de populatie vestigers voor de bovengenoemde kenmerken. Betrouwbaarheid Het is gebruikelijk bij enquêteonderzoek betrouwbaarheidsmarges aan te geven. In de volgende tabel zijn deze marges voor een aantal relevante getallen aangegeven. De afwijkingsmarges gelden voor een normale verdeling en een betrouwbaarheid van 95%. Wat betekent dit? Bij een totaal van 3.000 respondenten van wie 25% ja zegt op de vraag "Bent u hiermee tevreden?", ligt dit percentage in 95% van de gevallen in werkelijkheid tussen 23,5% en 26,5%. Genoemde marges gelden bij benadering. Tabel B 95%-Betrouwbaarheidsmarges bij gegeven absoluut aantal en percentage percentage in tabel 5% ja 95% nee
10% ja 90% nee
25% ja 75% nee
50% ja 50% nee
100
4,9
6,4
8,9
10,2
400
2,3
3,1
4,4
5,0
500
2,0
2,8
4,0
4,6
1000
1,4
1,9
2,7
3,2
1500
1,1
1,5
2,3
2,6
2000
1,0
1,3
1,9
2,2
3000
0,8
1,0
1,5
1,8
subtotaal in tabel
140
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Bijlage: tabellen RSA in beeld Tabel 0.1 Inwoners per gemeente en regio naar leeftijd, 2003 0-19 jaar
20-64 jaar 10.003.117 841.540
65 jaar en ouder 2.220.456 190.184
3.968.999 327.916
16.192.572 1.359.640
Wormerland Zaanstad totaal Zaanstreek
3.875 33.052 36.927
9.559 87.421 96.980
2.076 18.991 21.067
15.510 139.464 154.974
Beverwijk Castricum Heemskerk Uitgeest Velsen totaal IJmond
8.149 8.880 9.189 3.229 16.840 46.287
22.225 20.957 21.410 7.190 39.553 111.335
6.035 5.490 5.822 1.353 11.134 29.834
36.409 35.327 36.421 11.772 67.527 187.456
Bennebroek Bloemendaal Haarlem Haarlemmerliede c.a. Heemstede Zandvoort totaal Agglomeratie Haarlem
1.151 4.171 31.562 1.488 6.065 3.170 47.607
2.874 9.382 93.346 3.308 14.279 10.647 133.836
1.282 3.492 22.189 737 5.416 3.047 36.163
5.307 17.045 147.097 5.533 25.760 16.864 217.606
Blaricum Bussum Hilversum Huizen Laren Muiden Naarden Weesp Wijdemeren totaal Het Gooi en Vechtstreek
2.110 7.152 17.861 11.170 2.474 1.684 4.338 3.960 5.451 56.200
5.751 17.669 50.666 25.894 6.365 4.008 9.497 11.317 14.096 145.263
1.448 6.446 14.779 5.061 2.835 955 3.112 2.608 3.690 40.934
9.309 31.267 83.306 42.125 11.674 6.647 16.947 17.885 23.237 242.397
50.659 154.944
102.718 496.308
11.729 85.310
165.106 736.562
Aalsmeer Amstelveen Diemen Haarlemmermeer Ouder-Amstel Uithoorn totaal Amstel-Meerlanden
5.321 16.936 5.739 31.917 3.117 6.600 69.630
14.143 46.841 15.308 78.272 7.956 16.245 178.765
3.375 14.318 2.999 12.713 1.981 3.835 39.221
22.839 78.095 24.046 122.902 13.054 26.680 287.616
Beemster Edam-Volendam Graft-De Rijp Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Zeevang totaal Regio Waterland+
2.165 7.148 1.696 2.507 2.259 18.966 4.244 1.634 40.619
5.168 18.085 3.933 6.263 5.582 46.572 10.527 4.033 100.163
1.203 2.830 716 1.582 1.277 9.383 2.379 657 20.027
8.536 28.063 6.345 10.352 9.118 74.921 17.150 6.324 160.809
502.873
1.365.368
284.285
totaal Nederland Groot-Rijnmond
Almere Amsterdam
totaal RSA
totaal
2.152.526 bron: CBS
141
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 0.2 Etnische groepen per gemeente en regio naar herkomstgroepering, 2003 niet-westers
westers
autochtoon
1.622.602 272.270
1.416.156 114.477
13.153.814 972.893
totaal bevolking 16.192.572 1.359.640
Wormerland Zaanstad totaal Zaanstreek
607 20.262 20.869
975 11.837 12.812
13.928 107.365 121.293
15.510 139.464 154.974
Beverwijk Castricum Heemskerk Uitgeest Velsen totaal IJmond
3.173 879 2.844 362 3.853 11.111
3.523 2.255 3.538 717 5.481 15.514
29.713 32.193 30.039 10.693 58.193 160.831
36.409 35.327 36.421 11.772 67.527 187.456
Bennebroek Bloemendaal Haarlem Haarlemmerliede c.a. Heemstede Zandvoort totaal Agglomeratie Haarlem
162 753 17.708 190 1.077 977 20.867
545 2.430 15.086 352 3.158 2.131 23.702
4.600 13.862 114.303 4.991 21.525 13.756 173.037
5.307 17.045 147.097 5.533 25.760 16.864 217.606
Blaricum Bussum Hilversum Huizen Laren Muiden Naarden Weesp Wijdemeren totaal Het Gooi en Vechtstreek
358 1.972 7.433 3.338 888 287 951 2.111 646 17.984
1.084 3.759 9.175 4.183 1.584 684 2.109 1.796 1.894 26.268
7.867 25.536 66.698 34.604 9.202 5.676 13.887 13.978 20.697 198.145
9.309 31.267 83.306 42.125 11.674 6.647 16.947 17.885 23.237 242.397
35.694 246.512
16.012 100.985
113.400 389.065
165.106 736.562
Aalsmeer Amstelveen Diemen Haarlemmermeer Ouder-Amstel Uithoorn totaal Amstel-Meerlanden
912 8.296 5.166 11.098 979 1.781 28.232
1.713 13.532 2.710 12.091 1.405 2.652 34.103
20.214 56.267 16.170 99.713 10.670 22.247 225.281
22.839 78.095 24.046 122.902 13.054 26.680 287.616
Beemster Edam-Volendam Graft-De Rijp Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Zeevang totaal Regio Waterland+
156 820 110 387 348 9.390 417 133 11.761
510 999 314 768 529 6.615 1.181 416 11.332
7.870 26.244 5.921 9.197 8.241 58.916 15.552 5.775 137.716
8.536 28.063 6.345 10.352 9.118 74.921 17.150 6.324 160.809
393.030
240.728
1.518.768
totaal Nederland Groot-Rijnmond
Almere Amsterdam
totaal RSA
2.152.526 bron: CBS
142
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.1 Bodemgebruik, 2000 (in ha) bebouwd 479.942 32.765
recreatie 88.877 6.593
landbouw 2.326.047 70.246
natuur 840.903 38.701
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
3.343 4.501 3.989 5.662 4.276 9.374 3.715 10.650
524 1.252 1.055 927 1.196 1.449 938 2.459
6.904 4.050 2.195 6.456 4.374 17.871 19.836 2.946
2.046 5.085 6.457 11.031 15.031 3.435 11.175 5.852
totaal RSA
45.510
9.800
64.632
Nederland Groot-Rijnmond
60.112 bron: CBS
Tabel 1.2 Bevolking naar regio's, 2003 abs. 154.974 187.456 217.606 242.397 165.106 287.616 160.809 736.562
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
2.152.526
% 7,2 8,7 10,1 11,3 7,7 13,4 7,5 34,2 100 bron: CBS
Tabel 1.3 Bevolkingsgroei, 1996-2003
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
1996 abs. 15.493.889 1.309.142
2003 abs. 16.192.572 1.359.640
groei % 4,5 3,9
148.301 169.237 216.481 233.359 112.704 264.318 148.592 718.119
154.974 187.456 217.606 242.397 165.106 287.616 160.809 736.562
4,5 10,8 0,5 3,9 46,5 8,8 8,2 2,6
2.011.111
2.152.526
7,0 bron: CBS
143
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.4 Aantal inwoners per vierkante kilometer, 2003 inwoners oppervlakte oppervlakte oppervlakte in km2 in km2 in km2 totaal land binnenwater 16.192.572 41.528,0 33.783,4 7.744,6 1.359.640 1.594,9 1.186,9 408,0
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
154.974 187.456 217.606 242.397 165.106 287.616 160.809 736.562
128,2 197,4 152,3 273,4 248,8 321,3 356,7 219,1
113,1 159,1 129,5 197,2 130,5 296,8 255,0 165,0
15,1 38,2 22,8 76,2 118,3 24,5 101,7 54,1
2.152.526
1.897,0
1.446,1
451,0
bevolkingsdichtheid land 479,3 1.145,6 1.370,8 1.177,9 1.680,6 1.229,3 1.265,5 969,2 630,6 4.464,6 1.488,5 bron: CBS
Tabel 1.5 Bevolking naar leeftijd, 2003 0-19 jaar
20-64 jaar
abs. 3.968.999 327.916
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
Nederland Groot-Rijnmond
0-19 jaar
20-64 jaar
abs. 10.003.117 841.540
65 jaar en ouder abs. 2.220.456 190.184
% 24,5 24,1
% 61,8 61,9
65 jaar en ouder % 13,7 14,0
36.927 46.287 47.607 56.200 50.659 69.630 40.619 154.944
96.980 111.335 133.836 145.263 102.718 178.765 100.163 496.308
21.067 29.834 36.163 40.934 11.729 39.221 20.027 85.310
23,8 24,7 21,9 23,2 30,7 24,2 25,3 21,0
62,6 59,4 61,5 59,9 62,2 62,2 62,3 67,4
13,6 15,9 16,6 16,9 7,1 13,6 12,5 11,6
502.873
1.365.368
284.285
23,4
63,4
13,2 bron: CBS
Tabel 1.6 Bevolkingsprognose 2005-2010 en 2005-2020 2005-2010 abs. 310.551 24.121
groei % 1,9 1,8
2005-2020 abs. 855.087 64.098
groei % 5,2 4,7
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
42 932 -2.012 111 25.556 15.017 2.830 -818
0,0 0,5 -0,9 0,0 14,6 5,1 1,7 -0,1
-1.829 -2.325 -7.364 2.819 79.349 31.751 6.654 25.281
-1,2 -1,2 -3,4 1,2 45,3 10,8 4,1 3,4
totaal RSA
41.658
1,9
134.336
6,2
Nederland Groot-Rijnmond
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
144
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.7 Prognose 0-19 jarigen 2005-2010 en 2005-2020
Nederland Groot-Rijnmond
2005-2010 abs. -3.194 320
groei % -0,1 0,1
2005-2020 abs. -116.512 -7.770
groei % -2,9 -2,3
-926 -1.303 -230 -471 5.201 4.086 42 3.478
-2,5 -2,8 -0,5 -0,8 9,8 5,6 0,1 2,1
-5.578 -7.052 -4.304 -2.926 15.380 3.942 -2.502 2.729
-15,1 -15,2 -8,7 -5,1 29,0 5,4 -6,1 1,7
1,9
-311
-0,1
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
9.877
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 1.8 Prognose 20-64 jarigen 2005-2010 en 2005-2020 2005-2010 abs. 115.502 13.473
groei % 1,1 1,6
2005-2020 abs. 71.142 9.362
groei % 0,7 1,1
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
-1.367 12 -3.055 -1.502 18.518 6.939 -64 -6.257
-1,4 0,0 -2,3 -1,0 16,9 3,8 -0,1 -1,3
-5.401 -4.304 -11.056 -5.463 51.310 10.072 -1.937 -1.390
-5,6 -3,8 -8,4 -3,8 46,7 5,6 -1,9 -0,3
totaal RSA
13.224
1,0
31.831
2,3
Nederland Groot-Rijnmond
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 1.9 Prognose 65 jaar en ouder 2005-2010 en 2005-2020
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
2005-2010 abs. 198.243 10.328
groei % 8,7 5,4
2005-2020 abs. 900.457 62.506
groei % 39,3 32,4
2.335 2.223 1.273 2.084 1.837 3.992 2.852 1.961
10,6 7,2 3,4 5,0 15,1 9,9 13,7 2,3
9.150 9.031 7.996 11.208 12.659 17.737 11.093 23.942
41,6 29,4 21,2 27,0 103,9 44,0 53,2 28,2
6,4
102.816
35,4
18.557
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
145
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.10a Bevolking naar samenstelling huishoudens, 2003 alleenstaand 2.438.514 240.506
stel zonder kinderen 2.058.756 171.016
eenoudergezin 412.296 47.314
stel met kinderen 2.090.700 160.691
7.000.266 619.527
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
21.427 25.165 42.110 38.310 18.525 41.691 18.381 234.533
19.818 24.360 28.235 32.270 16.703 36.381 19.879 77.413
4.248 4.318 6.143 6.097 5.410 7.069 3.828 40.020
20.581 25.287 25.387 30.411 24.991 38.533 23.591 58.415
66.074 79.130 101.875 107.088 65.629 123.674 65.679 410.381
totaal RSA
440.142
255.059
77.133
247.196
1.019.530
Nederland Groot-Rijnmond
totaal
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 1.10b Bevolking naar samenstelling huishoudens, 2003 alleenstaand Nederland Groot-Rijnmond
34,8 38,8
stel zonder kinderen 29,4 27,6
eenoudergezin 5,9 7,6
stel met kinderen 29,9 25,9
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
32,4 31,8 41,3 35,8 28,2 33,7 28,0 57,2
30,0 30,8 27,7 30,1 25,5 29,4 30,3 18,9
6,4 5,5 6,0 5,7 8,2 5,7 5,8 9,8
31,1 32,0 24,9 28,4 38,1 31,2 35,9 14,2
totaal RSA
43,2
25,0
7,6
24,2
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 1.11a Prognose samenstelling huishoudens, 2020 alleenstaand 3.143.833 309.399
stel zonder kinderen 2.274.793 180.192
eenoudergezin 528.109 63.965
stel met kinderen 1.994.422 151.650
7.941.157 705.206
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
31.276 33.752 48.703 46.895 36.286 49.414 24.272 288.497
20.264 25.598 26.845 33.635 27.697 45.188 22.851 69.829
4.327 4.866 6.601 6.818 8.942 9.341 4.884 55.927
17.655 22.016 22.039 27.165 35.638 39.756 22.210 42.215
73.522 86.232 104.188 114.513 108.563 143.699 74.217 456.468
totaal RSA
559.095
271.907
101.706
228.694
1.161.402
Nederland Groot-Rijnmond
totaal
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
146
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.11b Prognose samenstelling huishoudens, 2020 alleenstaand Nederland Groot-Rijnmond
39,6 43,9
stel zonder kinderen 28,6 25,6
eenoudergezin 6,7 9,1
stel met kinderen 25,1 21,5
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
42,5 39,1 46,7 41,0 33,4 34,4 32,7 63,2
27,6 29,7 25,8 29,4 25,5 31,4 30,8 15,3
5,9 5,6 6,3 6,0 8,2 6,5 6,6 12,3
24,0 25,5 21,2 23,7 32,8 27,7 29,9 9,2
totaal RSA
48,1
23,4
8,8
19,7
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 1.12 Niet-westerse allochtonen als procenten van de totale bevolking, 1996 en 2003 nietwesterse allochtonen 1996 abs 1.171.125 200.505
nietwesterse allochtonen 2003 abs 1.622.602 272.270
totale bevolking
totale bevolking
1996 abs 15.493.889 1.309.142
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
15.510 7.340 15.365 13.225 13.685 18.775 8.140 203.300
20.869 11.111 20.867 17.984 35.694 28.232 11.761 246.512
totaal RSA
295.340
393.030
Nederland Groot-Rijnmond
2003 abs 16.192.572 1.359.640
nietwesterse allochtonen 1996 % 7,6 15,3
nietwesterse allochtonen 2003 % 10,0 20,0
148.301 169.237 216.481 233.359 112.704 264.318 148.592 718.119
154.974 187.456 217.606 242.397 165.106 287.616 160.809 736.562
10,5 4,3 7,1 5,7 12,1 7,1 5,5 28,3
13,5 5,9 9,6 7,4 21,6 9,8 7,3 33,5
2.011.111
2.152.526
14,7
18,3 bron: CBS
Tabel 1.13 Demografische druk, 2003 0-19 jaar
20-64 jaar
65 jaar en ouder
3.968.999 327.916
10.003.117 841.540
2.220.456 190.184
demografische druk 61,9 61,6
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
36.927 46.287 47.607 56.200 50.659 69.630 40.619 154.944
96.980 111.335 133.836 145.263 102.718 178.765 100.163 496.308
21.067 29.834 36.163 40.934 11.729 39.221 20.027 85.310
59,8 68,4 62,6 66,9 60,7 60,9 60,5 48,4
totaal RSA
502.873
1.365.368
284.285
Nederland Groot-Rijnmond
57,7 bron: CBS
147
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 1.14a Levendgeborenen per 1000 inwoners, 2002
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
totaal aantal inwoners 16.105.285 1.356.393
aantal geboorten 202.083 16.813
geboortecijfer 12,5 12,4
153.136 186.413 218.511 242.520 158.902 282.018 159.138 735.526
1.949 2.148 2.599 2.795 2.595 3.604 1.947 10.481
12,7 11,5 11,9 11,5 16,3 12,8 12,2 14,2
2.136.164
28.118
13,2
bron: CBS / bewerking O+S
Tabel 1.14b Levendgeborenen per 1000 vrouwen van 15-49 jaar, 1996 en 2002 Nederland Groot-Rijnmond
1996 47,1 45,2
2002 51,0 49,5
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
48,4 48,8 44,9 44,4 57,6 48,1 47,0 44,5
52,3 49,6 50,4 49,9 56,9 51,5 49,2 50,4
46,6
51,0
totaal RSA
bron: CBS / bewerking O+S
Tabel 2.1 Vestigingen en vertrekken in de regio's, 2002 Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
vestiging 750.197 66.408
vertrek 695.675 61.375
6.730 8.407 11.418 13.782 11.593 17.968 6.043 35.793
5.087 7.572 11.895 13.497 7.253 13.239 4.941 35.124
111.734
98.608 bron: CBS
148
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 2.2 Binnengemeentelijke verhuizingen per 1000 inwoners, 1996, 2001 en 2002 Nederland Groot-Rijnmond
1996 70,0 81,4
2001 59,6 69,2
2002 60,0 67,7
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
78,9 48,8 63,3 43,5 83,0 49,0 43,9 106,7
65,1 42,9 48,4 39,3 89,6 41,0 40,0 86,4
71,6 45,7 55,0 40,1 73,2 40,6 42,3 92,3
74,2
62,8
totaal RSA
65,0 bron: CBS
Tabel 2.3 Woningdichtheid, 2003 woningen oppervlakte abs. km2 6.764.283 33.783,4 603.816 1.186,9
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Waterland+ Amsterdam totaal RSA
dichtheid 200 509
64.725 78.190 97.250 105.755 63.772 121.226 65.078 377.004
113,1 159,1 129,5 197,2 130,5 296,8 255,0 165,0
573 491 751 536 489 409 255 2.285
973.000
1.446,1
673
bron: DGW/SYSWOV / CBS / bewerking O+S
Tabel 2.4 Bevolking, woningen en gemiddelde woningbezetting, 2003 en 2020 personen
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
2003 16.192.572 1.359.640
woningen gemiddelde woningbezetting 2003 2003 6.764.283 2,4 603.816 2,3
prognose personen 2020 17.211.687 1.435.416
prognose gemiddelde woningen woningbezetting 2020 2020 7.677.134 2,2 674.657 2,1
154.974 187.456 217.606 242.397 165.106 287.616 160.809 736.562
64.725 78.190 97.250 105.755 63.772 121.226 65.078 377.004
2,4 2,4 2,2 2,3 2,6 2,4 2,5 2,0
152.937 186.577 211.814 246.616 254.477 326.008 169.419 762.916
71.554 83.782 100.397 113.411 105.190 139.891 73.043 420.306
2,1 2,2 2,1 2,2 2,4 2,3 2,3 1,8
2.152.526
973.000
2,2
2.310.764
1.107.574
2,1
bron: DGW/SYSWOV / PRIMOS 2003 / bewerking O+S
149
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 2.5 Woningen naar eigendomstype, 2003 voorraad woningen koopsector Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam RSA totaal
3.717.854 248.202
voorraad woningen particuliere huursector 706.266 76.738
voorraad woningen sociale huursector 2.340.163 278.876
totale voorraad woningen 6.764.283 603.816
31.843 46.433 51.669 63.160 39.274 70.215 42.591 72.097
3.803 3.972 13.939 9.309 3.980 16.348 2.387 100.099
29.079 27.785 31.642 33.286 20.518 34.663 20.100 204.808
64.725 78.190 97.250 105.755 63.772 121.226 65.078 377.004
417.282
153.837
401.881
973.000
bron: DGW/SYSWOV
Tabel 2.6 Woningvoorraad naar type woning, 2003
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam RSA totaal
eengezins- meergezinswoningen woningen abs. abs. 4.806.342 1.957.941 288.118 315.698
totaal abs. 6.764.283 603.816
44.859 54.821 62.137 82.375 49.800 84.407 54.004 54.875
19.866 23.369 35.113 23.380 13.972 36.819 11.074 322.129
64.725 78.190 97.250 105.755 63.772 121.226 65.078 377.004
487.278
485.722
973.000
eengezins- meergezinswoningen woningen % % 71,1 28,9 47,7 52,3 69,3 70,1 63,9 77,9 78,1 69,6 83,0 14,6
30,7 29,9 36,1 22,1 21,9 30,4 17,0 85,4
50,1
49,9
bron: DGW/SYSWOV
Tabel 2.7 Gereedgekomen woningen naar eigensdomverhoudingen, 2003
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam RSA totaal
huurkoopwoningen woningen abs. abs. 12.974 46.655 1.211 4.009
totaal abs. 59.629 5.220
huurwoningen % 21,8 23,2
koopwoningen % 78,2 76,8 73,0 86,3 33,6 51,5 68,5 69,6 95,3 60,9
284 147 75 66 805 672 34 785
766 925 38 70 1.753 1.541 691 1.222
1.050 1.072 113 136 2.558 2.213 725 2.007
27,0 13,7 66,4 48,5 31,5 30,4 4,7 39,1
2.868
7.006
9.874
29,0
71,0 bron: CBS
150
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 2.8 Opgeleverde nieuwbouwwoningen RSA, 1995-2003
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
huurwoningen 4.979 4.540 5.081 4.583 3.531 2.741 2.486 2.453 2.868
koopwoningen 8.666 5.011 7.325 10.431 7.763 7.172 9.355 6.922 7.006
totaal
33.262
69.651
totaal 13.645 9.551 12.406 15.014 11.294 9.913 11.841 9.375 9.874 102.913 bron: CBS
Tabel 2.9 Prognose toename woningvoorraad, 2003-2010 en 2003-2020 2003-2010 abs. 409.000 38.750
% 6,1 6,5
2003-2020 abs. 943.000 78.834
% 14,0 13,2
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
3.178 3.047 1.962 2.394 15.768 9.112 2.999 15.854
4,9 3,9 2,0 2,3 24,7 7,5 4,6 4,2
6.825 5.577 3.400 7.921 41.419 18.904 8.039 43.417
10,5 7,1 3,5 7,5 64,9 15,6 12,4 11,5
RSA totaal
54.314
5,6
135.502
13,9
Nederland Groot-Rijnmond
bron: PRIMOS 2003 / bewerking O+S
Tabel 2.10 Gemiddelde huursubsidie van huishoudens per maand, 1 juli 2002-1 juli 2003 (in euro's) Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
132 130 131 140 168 148 150 128 135 bron: VROM
151
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 3.1 Netto-participatie beroepsbevolking, 2002 werkzame bevolking 15-64 jaar abs. 7.125.000 578.000
totale bevolking 15-64 jaar abs. 10.868.000 918.000
nettoparticipatie
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Groot Amsterdam RW-AM Amsterdam
69.000 83.000 101.000 105.000 72.000 203.000 357.000
103.000 121.000 144.000 157.000 107.000 297.000 534.000
67 68 70 67 68 68 67
RSA totaal
990.000
1.463.000
Nederland Groot-Rijnmond
% 66 63
68 bron: CBS
Tabel 3.2 Ontwikkeling aantal vacatures, 2000-2004 1e kw 2000 2e kw 2000 3e kw 2000 4e kw 2000 1e kw 2001 2e kw 2001 3e kw 2001 4e kw 2001 1e kw 2002 2e kw 2002 3e kw 2002 4e kw 2002 1e kw 2003 2e kw 2003 3e kw 2003 4e kw 2003 1e kw 2004
37.000 33.000 35.000 42.000 46.000 47.000 36.000 32.000 36.119 31.020 25.760 25.231 24.900 22.700 16.700 18.900 19.800 bron: RPA-ZNH 2004
Tabel 3.3 Vacatures naar CWI-regio, peildatum 1 januari Amsterdam Meerlanden Haarlem Zaanstreek Amstelveen Waterland IJmond
2002 21.761 3.714 3.159 2.377 2.201 935 1.972
2003 13.472 2.756 2.082 1.486 1.810 919 1.259
2004 10.650 2.750 2.600 800 1.100 600 1.350
bron: RPA-ZNH 2004
152
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 3.4 Ontwikkeling werkgelegenheid, 1999, 2002 en 2003 1999
2002
2003
abs. 6.183.363 509.169
abs. 6.596.327 550.635
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
51.939 63.503 78.361 88.366 36.244 188.909 37.508 373.609
totaal RSA
918.439
Nederland Groot-Rijnmond
abs. 6.544.515 551.710
groei 19992003 % 5,8 8,4
groei 20022003 % -0,8 0,2
55.279 66.426 82.505 98.972 47.599 208.393 42.371 417.871
55.515 65.433 81.295 98.326 49.112 206.069 42.295 418.178
6,9 3,0 3,7 11,3 35,5 9,1 12,8 11,9
0,4 -1,5 -1,5 -0,7 3,2 -1,1 -0,2 0,1
1.019.416
1.016.223
10,6
-0,3
bron: LISA 2004 / bewerking O+S
Tabel 3.5 Werkgelegenheid naar sector, 2003
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
landb./ delfstofw. 253.438 10.532
industrie
bouw 467.604 40.531
com. diensten 2.894.033 284.455
niet-com. diensten 1.968.233 158.211
961.207 57.981
611 2.148 430 989 627 4.765 1.466 771 11.807
totaal 6.544.515 551.710
11.037 16.457 8.920 11.940 5.553 15.608 5.127 22.839
5.679 5.833 4.893 5.679 3.321 9.203 5.437 12.282
23.937 25.955 35.539 45.858 24.519 146.262 18.512 245.282
14.251 15.040 31.513 33.860 15.092 30.231 11.753 137.004
55.515 65.433 81.295 98.326 49.112 206.069 42.295 418.178
97.481
52.327
565.864
288.744
1.016.223
bron: LISA 2004 / bewerking O+S
Tabel 3.6 Ontwikkeling aantal vestigingen, 1999, 2002 en 2003
Nederland Groot-Rijnmond Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam totaal RSA
1999
2002
2003 abs. 893.339 51.594
groei 19992003 % 6,2 0,8
groei 20022003 % 0,6 1,1
abs. 841.391 51.209
abs. 888.340 51.038
7.164 10.335 15.789 18.961 6.414 16.605 9.646 55.331
8.519 12.001 16.752 21.731 7.993 18.878 10.367 63.912
9.098 12.474 17.499 22.044 8.493 18.889 10.838 64.116
27,0 20,7 10,8 16,3 32,4 13,8 12,4 15,9
6,8 3,9 4,5 1,4 6,3 0,1 4,5 0,3
140.245
160.153
163.451
16,5
2,1
bron: LISA 2004 / bewerking O+S
153
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 3.7 Bedrijfsvestigingen naar sector, 2003 landb./ delfstofw. 95.847 2.869
industrie
bouw
52.735 2.810
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Amstel-Meerlanden Regio Waterland+ Amsterdam
276 532 160 456 120 1.071 738 189
totaal RSA
3.542
Nederland Groot-Rijnmond
74.922 4.289
com. diensten 517.339 32.369
niet-com. diensten 152.496 9.257
totaal 893.339 51.594
760 677 781 967 427 771 599 2.749
1.109 1.492 1.665 1.789 724 1.263 1.388 2.987
5.469 7.674 10.997 14.819 5.530 13.261 6.723 46.447
1.484 2.099 3.896 4.013 1.692 2.523 1.390 11.744
9.098 12.474 17.499 22.044 8.493 18.889 10.838 64.116
7.731
12.417
110.920
28.841
163.451
bron: LISA 2004 / bewerking O+S
Tabel 3.8 Ontwikkeling bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, 1996-2001 (x1000 euro) 1996 20 21
1997 21 23
1998 23 24
1999 24 24
2000 25 26
2001 27 28
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Groot-Amsterdam RW-AM Amsterdam
17 20 19 20 15 29 30
19 21 20 23 15 32 32
19 21 20 24 16 34 34
20 20 21 26 17 36 36
20 23 21 28 18 38 39
22 22 23 28 21 38 42
totaal RSA
25
27
28
30
32
Nederland Groot-Rijnmond
33 bron: CBS
Tabel 3.9 Verdeling toegevoegde waarde, 2001 (in euro's) Zaanstreek Ijmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Groot-Amsterdam RW-AM Amsterdam totaal RSA muv Almere
3.006 3.469 4.565 6.082 16.143 27.956 61.221 bron: CBS
154
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Regio in beeld 2004
Tabel 3.10 Beroepsbevolking naar opleidingsniveau, 2002 ongeschoold (bao)
laag (mavo/vbo)
433.487 39.853
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Groot-Amsterdam RW-AM Amsterdam totaal RSA
Nederland Groot-Rijnmond
hoger (hbo/wo)
onbekend
totaal
1.213.920 101.706
middelbaar (havo/vwo/ mbo) 2.705.364 216.984
1.871.193 144.650
3.148 246
6.227.112 503.439
3.822 2.759 4.195 4.314 4.315 10.796 31.425
10.966 10.947 14.101 14.994 8.046 41.945 58.907
24.363 30.293 28.097 29.106 15.778 92.266 167.833
11.497 15.384 24.069 36.558 14.229 61.521 205.257
0 0 0 70 0 0 0
50.648 59.383 70.462 85.042 42.368 206.528 463.422
61.626
159.906
387.736
368.515
70
977.853
bron: CBS (EBB, 2003)
Tabel 3.11 Uitgaande pendel naar bestemming, 2002
Groot-Rijnmond
binnen regio binnen regio buiten woonregio RSA RSA 410.375
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Groot-Amsterdam RW-AM Amsterdam
32.454 39.111 43.238 49.187 28.073 89.850 244.597
25.706 26.164 39.327 23.014 33.977 75.303 41.190
3.650 7.971 10.605 17.671 6.791 20.058 27.046
totaal RSA
526.510
264.681
93.792
buiten Rijnmond 87.025
totaal 497.400 61.810 73.246 93.170 89.872 68.841 185.211 312.833 884.983
bron: CBS (EBB, 2003)
Tabel 3.12 Inkomende pendel naar herkomst, 2002
Groot-Rijnmond
binnen regio binnen regio buiten woonregio RSA RSA 410.375
Zaanstreek IJmond Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Almere Groot-Amsterdam RW-AM Amsterdam
32.454 39.111 43.238 49.187 28.073 89.850 244.597
9.753 10.032 18.011 13.886 5.355 68.951 138.693
8.441 10.240 9.213 21.969 8.940 47.727 80.132
totaal RSA
526.510
264.681
186.662
buiten Rijnmond 93.064
totaal 503.439 50.648 59.383 70.462 85.042 42.368 206.528 463.422 977.853
bron: CBS (EBB, 2003)
155
Regio in beeld 2004
Postbus 658 1000 AR Amsterdam Bezoekadres Gebouw Metropool Weesperstraat 79 Telefoon 020 527 9527 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl
Regio in beeld 2004 Feiten en cijfers over de Regionale Samenwerking Amsterdam