Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam

Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam

Aan de tekst van deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.

Stichting UPN Julianaweg 192d 1131 DL Volendam Telefoon: 0299-399466 Januari 2003

IN A ANMERKING NEMENDE DAT:

BEPA ALT:

• Op 1 januari 2001 in het pand geves-

Artikel 1

•

•

•

•

•

tigd aan de Haven 154-156 in de gemeente Edam-Volendam brand is uitgebroken, waarbij meerdere personen om het leven zijn gekomen en een groot aantal personen lichamelijk en/of psychisch letsel heeft opgelopen; Ten aanzien van deze gebeurtenis personen door letsel als gevolg van de ramp kosten hebben moeten maken; Het in verband met de omvang van het aantal getroffenen en de jonge leeftijd van de getroffenen vanuit het oogpunt van maatschappelijke solidariteit wenselijk is dat de getroffenen deze nadelige financiële gevolgen niet geheel zelf dragen, voortvloeiend uit het Eindrapport “Advies ondersteuning en financiële tegemoetkomingen slachtoffers nieuwjaarsbrand Volendam” van de Commissie financiële afwikkeling nieuwjaarsbrand Volendam en het kabinetsbesluit terzake; De Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Nieuwjaarsbrand op 31 december 2002 te Edam-Volendam door de gemeente Edam-Volendam en de Stichting Nationaal Fonds voor de Hulpverlening aan de slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand (verder: SSNV) is opgericht; De Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Nieuwjaarsbrand ten doel heeft tegemoetkomingen te verstrekken voor de nadelige financiele gevolgen die getroffenen hebben ondervonden als direct gevolg van de nieuwjaarsbrand en die niet reeds op grond van enige andere regeling voor tegemoetkoming in aanmerking zijn gekomen of kunnen komen; Het bestuur van De Stichting het noodzakelijk acht de onderhavige regeling vast te stellen op basis waarvan aan getroffenen en naasten tegemoetkomingen kunnen worden verstrekt.

Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder: a) De ramp: De brand die op 1 januari 2001 in het pand aan de Haven 154-156 in de gemeente Edam-Volendam heeft plaatsgevonden; b) Getroffene: Een nog in leven zijnde natuurlijke persoon die op het moment van het ontstaan van de ramp in het pand aan de Haven 154-156 in de gemeente Edam-Volendam aanwezig was en als direct gevolg van de ramp letsel heeft opgelopen; c) Naaste: Bloedverwante(n) in opgaande lijn in de eerste graad van de getroffene of de overleden getroffene, bloedverwante(n) in de zijlijn in de tweede graad van de getroffene of de overleden getroffene en de echtgenoot of (geregistreerd) partner van de getroffene of van de overleden getroffene; d) Overleden Getroffene: Natuurlijk persoon die ten gevolge van de ramp is overleden; e) Aanvrager: De onder b en c aangegeven personen of de rechtsopvolgers onder algemene titel van b tot en met d die op grond van deze regeling een aanvraag voor de toekenning van een tegemoetkoming indient/indienen; f) Letsel: Een naar medische normen vast te stellen lichamelijke of psychische aandoening, aantasting of verwonding van een natuurlijke persoon; 3

g) Medische hulpmiddelen: De hulpmiddelen zoals genoemd in de Regeling Hulpmiddelen 1996 van de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 november 2001 (Staatscourant 29 november 2001, nr. 232); h) Voorzieningen: De voorzieningen zoals genoemd in artikel 2 en 3 van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) van 7 oktober 1993, laatstelijk ge-wijzigd bij wet van 27 september 2001 (Staatsblad 2001, 481), alsmede de voorzieningen zoals genoemd in artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) van 14 december 1967, (laatstelijk gewijzigd bij Wet van 18 april 2002 (Staatsblad 2002, 241); i) Medisch beroepsbeoefenaar: Een persoon die een medisch, paramedisch, psycho-sociaal, psychotherapeutisch, farmaceutisch of verplegend beroep uitoefent en is ingeschreven in de registers zoals genoemd in artikel 3 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 18 april 2002 (Staatsblad 2002, 220), de beroepsbeoefenaren aangewezen op grond van artikel 34 van de Wet BIG, alsmede algemeen erkende therapeuten; j) Medisch adviseur: Een arts die de Stichting in medische aangelegenheden adviseert; k) Medisch deskundige: Een medisch specialist die is ingeschreven in het register van de medisch specialisten registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst; l) Medische kosten: Kosten van een (para)medische behan4

deling door een medisch beroepsbeoefenaar en/of een zorginstelling; m) Medische indicatie: De indicatie voor verpleging, onderzoek, behandeling, huishoudelijke hulp of kinderopvang volgens algemeen erkende medisch-wetenschappelijke overwegingen, door een daartoe als deskundig aan te merken persoon of instantie vastgesteld; n) Studievertraging: Vertraging van een studie van tenminste één volledig school- of studiejaar; o) Uitkering: Een uitkering op grond van de sociale zekerheidswet- en regelgeving; p) Zorginstelling: De in het kader van de AWBZ of Ziekenfondswet toegelaten instelling; q) Gezamenlijke huishouding: Een leefeenheid, waarbij twee of meer personen hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en blijk geven zorg voor elkaar te dragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Een leefeenheid van één persoon wordt met een gezamenlijke huishouding gelijkgesteld; r) De Stichting: Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Nieuwjaarsbrand Volendam; s) Studie: Een volledige opleiding als bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Wet op het Voortgezet Onderwijs of een opleiding in het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de zin van de Wet op de Expertisecentra;

t) Studiekosten: Uitgaven ten behoeve van een studie, anders dan school- of collegegeld. Artikel 2 Gerechtigd tot een bijdrage

Voor een bijdrage op grond van deze regeling kunnen slechts in aanmerking komen: getroffenen en naasten, die in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit of ten tijde van de ramp als vreemdeling op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verbleven. Onder getroffenen en naasten wordt mede verstaan rechtsopvolgers onder algemene titel. Artikel 3 Samenloop met andere uitkeringen en vergoedingen

Een gerechtigde in de zin van artikel 2 heeft recht op een bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 4 en 5, indien en voor zover hij daarop uit anderen hoofde geen aanspraken heeft of kan maken, respectievelijk hem ter zake geen voorzieningen (in natura) ter beschikking (kunnen) staan. Artikel 4 Kosten ten gevolge van letsel getroffenen

1. De getroffene die aantoont dat hij op medische indicatie kosten heeft gemaakt in verband met (verzorging of behandeling van) zijn letsel ten gevolge van de ramp, ontvangt voor de kosten gemaakt vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007, een bijdrage in: a. Medische kosten in verband met behandelingen door medische beroepsbeoefenaren in Nederland, Duitsland en België volgens Nederlandse tarieven zoals bepaald op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg; b. Medische kosten in verband met behandelingen in zorginstellingen

in Nederland, Duitsland en België volgens Nederlandse tarieven zoals bepaald op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg; c. Reiskosten van de getroffene in verband met bezoek aan de in dit lid onder a en b genoemde medische beroepsbeoefenaren en zorginstellingen. Voor de kosten van vervoer per openbaar vervoer of taxi wordt een bijdrage verstrekt tot de werkelijk gemaakte kosten. Voor vervoer per auto wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer. Rekening wordt gehouden met het vervoer waarvan de getroffene gezien de aard van zijn letsel in redelijkheid geacht moet worden gebruik te kunnen maken; d. Kosten, anders dan de medische kosten, in verband met opname in een zorginstelling in Nederland, Duitsland of België danwel in verband met een door het ziekenfonds of ziektekostenverzekeraar goedgekeurde behandeling in een zorginstelling buiten Nederland, Duitsland of België, tot een forfaitair bedrag van € 23 per opnamedag; e. Kosten van medische hulpmiddelen; f. Kosten van de meest gangbare voorzieningen; g. Kosten van tandheelkundige behandeling; h. Een bijdrage in het eigen risico van de ziektekostenverzekering van € 50 per jaar; i. Kosten van huishoudelijke hulp en/ of thuiszorg tot een maximum van € 8 per uur; j. Kosten van kinderopvang voor zover geboden door een professionele instantie; k. Verhoogde premie voor een af te sluiten particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering tot het bedrag van de verhoging; 2. De getroffene die aantoont dat hij 5

in de periode vanaf 1 augustus 2001 tot 1 januari 2007 als gevolg van zijn door de ramp opgelopen letsel minimaal een jaar studievertraging heeft opgelopen bij een volledige opleiding als bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek of de Wet op het Voortgezet onderwijs, dan wel van een volledige opleiding in het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de zin van de Wet op de Expertisecentra, ontvangt: a) een vergoeding van het school- of collegegeld van maximaal één jaar indien de opleiding binnen die periode niet is afgerond; b) een vergoeding van het school- of collegegeld van de opgelopen studievertraging indien de opleiding binnen die periode is afgerond. 3. De getroffene die aantoont in de periode vanaf 1 augustus 2001 tot 1 januari 2007 extra studiekosten te hebben gemaakt die - in verband met zijn door de ramp opgelopen letsel - noodzakelijk zijn voor het kunnen volgen van een volledige opleiding als bedoeld in artikel 4 lid 2, ontvangt een forfaitaire bijdrage in deze kosten van € 200 per jaar. De getroffene die aantoont dat hij in verband met zijn letsel tengevolge van de ramp meer dan € 200 heeft moeten uitgeven aan deze kosten, ontvangt een bijdrage ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten voor zover deze gezien het opgelopen letsel redelijk zijn. 4. De getroffene ontvangt een bijdrage in de kosten zoals in het eerste, tweede en derde lid aangegeven indien en voor zover deze een bedrag van € 100 overstijgen en tot ten hoogste € 20.000, met dien verstande dat binnen dit bedrag van € 20.000 voor de kosten bedoeld in het eerste lid, onder d een maximum van € 4.000 geldt en 6

voor de kosten bedoeld in het eerste lid onder i een maximum van € 2.000 geldt. Artikel 5 Kosten Naaste

1. De naaste die aantoont dat hij vanwege bezoeken aan de getroffene of de overleden getroffene in zorginstellingen of vanwege verzorging en begeleiding van de getroffene of overleden getroffene huishoudelijke hulp en of thuiszorg voor zichzelf heeft moeten inschakelen ontvangt een bijdrage in de kosten van huishoudelijke hulp of thuiszorg gemaakt in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 tot een maximum van € 8 per uur. 2. De naaste die aantoont dat hij vanwege bezoeken aan de getroffene of de overleden getroffene in zorginstellingen of door verzorging en begeleiding van de getroffene of de overleden getroffene niet in staat is geweest zijn (overige) kinderen op adequate wijze op te vangen, ontvangt een bijdrage in de kosten van kinderopvang voor zover gemaakt in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007, mits geboden door een professionele instantie. 3. De naaste die aantoont dat hij in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 medische kosten in verband met psychosociale behandeling(en) door medische beroepsbeoefenaren heeft gemaakt in verband met het door hem door de ramp opgelopen psychisch letsel ontvangt een bijdrage in deze kosten ter hoogte van de tarieven zoals bepaald op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg. 4. De naaste die aantoont dat hij in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 ten behoeve van begeleiding van de getroffene of de

overleden getroffene bij bezoeken aan medisch beroepsbeoefenaren en zorginstellingen in Nederland, België of Duitsland reiskosten heeft gemaakt, ontvangt de door hem gemaakte kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van één bezoek per dag. De kosten van openbaar vervoer wordt aan maximaal één naaste van een getroffene verstrekt. Voor vervoer per auto wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer tot een maximum van één bezoek per dag. 5. De naaste die aantoont dat hij in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 vanwege bezoeken aan de in een zorginstelling in Nederland opgenomen getroffene of overleden getroffene reiskosten heeft gemaakt, ontvangt de kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van twee bezoeken per dag. De kosten van openbaar vervoer worden aan maximaal vier naasten van één getroffene verstrekt. Voor vervoer per auto wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer tot een maximum van twee bezoeken per dag. 6. De naaste die aantoont dat hij in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 vanwege bezoeken aan de in een zorginstelling in België of Duitsland opgenomen getroffene of overleden getroffene reiskosten heeft gemaakt, ontvangt de door hem gemaakte kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van één bezoek per dag. De kosten van openbaar vervoer worden aan maximaal vier naasten van één getroffene verstrekt. Voor vervoer per auto wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer tot een maximum van één bezoek per dag.

7. De naaste die aantoont dat hij in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 vanwege bezoeken aan de in een zorginstelling in Nederland, Duitsland of België opgenomen getroffene of overleden getroffene genoodzaakt is geweest verblijfskosten te maken, ontvangt een bijdrage van maximaal € 70 per overnachting. 8. De naaste ontvangt een bijdrage in de kosten zoals aangegeven in het eerste tot en met het zevende lid indien en voor zover deze een bedrag van € 100 overstijgen en tot ten hoogste € 7.500 met dien verstande dat binnen dit bedrag voor de kosten bedoeld in het eerste lid per gezamenlijke huishouding van de getroffene of het overleden getroffene een maximum van € 2.000 geldt. 9. De naaste heeft geen aanspraak op een bijdrage als bedoeld in het achtste lid van dit artikel indien en voor zover de kosten als genoemd in de leden 1, 2, 4, 5 en 6 van dit artikel reeds uit hoofde van artikel 4 voor tegemoetkoming in aanmerking komen c.q. zijn gekomen, of indien de reiskosten uit hoofde van artikel 5 vijfde en zesde lid reeds uit hoofde van artikel 5 vierde lid zijn of worden vergoed. Artikel 6 De aanvraag

1. De gerechtigde in de zin van artikel 2 die voor een bijdrage in aanmerking wenst te komen, dient daartoe een aanvraag in bij de Stichting. De aanvraag wordt ingediend door middel van een door de Stichting vastgesteld aanvraagformulier dat op verzoek aan de aanvrager wordt verstrekt. 2. Het aanvraagformulier dient uiterlijk op 31 januari 2007 ingevuld, gedagtekend en door de aanvrager ondertekend door de Stichting te zijn ontvangen. 7

3. Binnen twee weken na ontvangst van het aanvraagformulier, bevestigt de Stichting schriftelijk de ontvangst daarvan.

een gerechtigde indient, moet aantonen daartoe door de gerechtigde gemachtigd te zijn. De in lid 1 en 2 genoemde verplichtingen rusten op de gerechtigde.

Artikel 7 Verplichtingen aanvrager

1. De aanvrager is verplicht: a. Bij de aanvraag in ieder geval inlichtingen en bewijsstukken aan de Stichting te verstrekken die ter vaststelling van het als gevolg van de ramp opgelopen letsel van belang zijn; b. Bij de aanvraag in ieder geval inlichtingen en bewijsstukken te verstrekken, die noodzakelijk zijn ter beoordeling van de aanspraken op een bijdrage in de kosten zoals genoemd in artikel 4, 5 en 10; c. De medisch adviseur een machtiging te verstrekken om gegevens bij de behandelend medische beroepsbeoefenaren en uitvoeringsinstellingen op te vragen die volgens de medisch adviseur noodzakelijk zijn om advies aan de Stichting uit te brengen; d. De Stichting een machtiging te verstrekken om relevante gegevens bij overige instanties op te vragen die volgens de Stichting noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen; e. In geval hij de getroffene of naaste is, medewerking te verlenen aan (medische) onderzoeken door de medisch adviseur die naar diens oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. 2. Naast het bepaalde in het eerste lid is de aanvrager verplicht aan te geven of en tot welk bedrag hij uit anderen hoofde aanspraken in de vorm van vergoedingen, voorzieningen of uitkeringen heeft ontvangen. 3. Een derde die een aanvraag namens 8

Artikel 8 Nader medisch onderzoek

Indien de medisch adviseur op grond van de verkregen medische gegevens onvoldoende inzicht heeft in de aard en de ernst van het letsel en/of het verband tussen de ramp en het letsel om de Stichting te kunnen adviseren, is de getroffene en/of de naaste verplicht een aanvullend onderzoek te ondergaan om het recht op aanspraak uit hoofde van deze regeling nader te onderzoeken. Artikel 9 Beslissing op de aanvraag

1. De Stichting beslist binnen dertien weken op de aanvraag en stelt de aanvrager schriftelijk van haar besluit in kennis. 2. Indien een nader medisch onderzoek als bedoeld in artikel 8 plaatsvindt, bepaalt de Stichting een nadere redelijke termijn waarbinnen het besluit op de aanvraag zal worden genomen. Deze termijn is gerelateerd aan de inhoud en het soort onderzoek dat de getroffene en/of de naaste zal moeten ondergaan. De aanvrager wordt schriftelijk in kennis gesteld van deze termijn. 3. In geval de aanvrager een verklaring als bedoeld in artikel 7 tweede lid heeft gegeven, is de Stichting bevoegd de behandeling van dat deel van de aanvraag op te schorten totdat onherroepelijk vaststaat welke aanspraken de aanvrager uit anderen hoofde heeft of geldend kan maken.

Artikel 10 Kosten aanvraag

Redelijke kosten van medische indicatiestelling en van overige bij instanties op te vragen documenten die verband houden met de aanvraag, alsmede de reiskosten die de getroffene of de naaste maakt in verband met het in artikel 8 genoemde nader medisch onderzoek, worden door de Stichting vergoed. Bij het bepalen van de hoogte van de reiskosten wordt rekening gehouden met een bedrag per kilometer zoals genoemd in artikel 4 eerste lid sub c. Artikel 11 De uitbetaling

Een bijdrage wordt uitgekeerd binnen drie weken nadat een toekenningsbesluit is genomen, op het aan de Stichting opgegeven rekeningnummer van de aanvrager. Artikel 12 Herziening of intrekking

De Stichting kan een besluit tot toekenning van een bijdrage herzien of intrekken indien: a) de aanvrager aan wie een bijdrage is toegekend onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor hem ten onrechte een bijdrage is toegekend of deze tot een te hoog bedrag is toegekend; b) het besluit tot toekenning van de bijdrage anderszins onjuist was en degene die de bijdrage heeft ontvangen dat wist of behoorde te weten; c) de aanvrager na toekenning van een bijdrage alsnog een betaling heeft ontvangen, waarmee rekening zou zijn gehouden, indien die betaling toen het besluit tot toekenning van de bijdrage werd genomen, bij de Stichting bekend zou zijn geweest;

d) de aanvrager niet langer de benodigde informatie verstrekt. Artikel 13 Hardheidsclausule

De Stichting kan in bijzondere gevallen tegemoetkomen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich, naar het oordeel van de Stichting, bij toepassing van deze regeling ten aanzien van een getroffene of naaste voordoen. Artikel 14 Slotbepaling

De Stichting is belast met de uitvoering van deze regeling. In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, neemt de Stichting een beslissing. Artikel 15 Citeertitel inwerkingtreding en duur

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam”. Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot 1 januari 2003.

TOELICHTING OP REGELING TEGEMOETKOMING IN KOSTEN NIEUWJA ARSBR AND VOLENDAM Algemeen

Deze regeling heeft tot doel om getroffenen en naasten financieel tegemoet te komen in de nadelige financiële gevolgen die zij vanaf 1 januari 2002 hebben ondervonden of tot 1 januari 2007 zullen ondervinden door letsel als rechtstreeks gevolg van de nieuwjaarsbrand in Volendam. Deze regeling heeft niet tot doel om een volledige schadeloosstelling te 9

bieden voor geleden materiële letselschade. Waar in de tekst gesproken wordt over “hij” of “zijn” mag ook gelezen worden “zij” respectievelijk “haar”. Toelichting op deel van definities artikel 1

De ramp: De brand die op 1 januari 2001 heeft plaatsgevonden in het pand aan de Haven 154-156 in de gemeente EdamVolendam. Getroffene: Een nog in leven zijnde natuurlijk persoon die op het moment van het ontstaan van de brand in het pand aan de Haven 154-156 in de gemeente Edam-Volendam aanwezig was en als direct gevolg van de ramp letsel heeft opgelopen. Naaste: Dit zijn de juridische aanduidingen van ouders, broers en zussen. Bij partners is uitgegaan van echtgenoot of (geregistreerd) partner. Gezien de veelal jeugdige leeftijd van de (overleden) getroffenen zal de laatste categorie “partner” het meeste voorkomen. Hieronder zal worden verstaan “duurzame relatie” waarbij de relatie ten tijde van de brand reeds enige tijd (6 maanden of langer) moet hebben bestaan en aan de “partner” gevraagd zal worden schriftelijk te verklaren dat sprake was/is van een duurzame relatie. Overleden Getroffene: Natuurlijk persoon die ten gevolge van de ramp is overleden. Aanvrager: Iedereen die getroffene of naaste is in de zin van deze regeling, kan een aanvraag voor toekenning van een bijdrage bij de Stichting indienen. Een aanvraag wordt 10

door de Stichting slechts in behandeling genomen indien de aanvrager hiervoor een standaard aanvraagformulier gebruikt dat de Stichting op verzoek verstrekt. Erfgenamen kunnen eveneens een aanvraag indienen, tenzij artikel 3 van toepassing is. Is de aanvrager niet in staat het aanvraagformulier in te vullen en/of te ondertekenen, dan kan hij een derde daartoe schriftelijk machtigen. Ouders zijn als wettelijk vertegenwoordigers bevoegd de aanvraag namens hun minderjarige kinderen in te dienen. Letsel: Het kan zowel een lichamelijke als psychische aandoening betreffen. De medisch adviseur zal op grond van de normen die in de geneeskunde worden gehanteerd, advies aan de uitvoeringsinstantie uitbrengen over de vraag of er sprake is van letsel dat door de ramp is veroorzaakt. Indien een getroffene stelt gezondheidsklachten als gevolg van de ramp te ondervinden, maar daarvoor geen medische oorzaak en/of verband met de ramp kan worden aangetoond, komt hij niet voor een bijdrage op grond van deze regeling in aanmerking. Medische hulpmiddelen: De bijdrage in de kosten van de hulpmiddelen zijn beperkt tot de hulpmiddelen die zijn opgenomen in de Regeling Hulpmiddelen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 november 2001 (Stcrt. 29 november 2001, nr. 232). Deze regeling is gebaseerd op het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering. Zie ook de toelichting bij artikel 4. Voorzieningen: Het betreft hier de voorzieningen zoals genoemd in artikel 2 en 3 van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Hieronder vallen onder meer woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen

ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer. Tevens komen voorzieningen als genoemd in artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor een bijdrage in aanmerking. Zie ook de toelichting bij artikel 4. Medisch beroepsbeoefenaar: Een financiële bijdrage wordt alleen verstrekt voor de handelingen die zijn verricht door beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in de registers zoals genoemd in artikel 3 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (de wet BIG). Daarnaast betreft het de beroepsbeoefenaren zoals aangewezen op grond van artikel 34 van de Wet BIG. Als medisch beroepsbeoefenaren worden voorts de algemeen erkende therapeuten (zoals manueel therapeuten, chiropractors en ergotherapeuten) aangemerkt. Medisch adviseur: Een medisch adviseur zal op grond van normen die in de geneeskunde worden gehanteerd, advies aan de Stichting uitbrengen over de vraag of er sprake is van letsel dat door de ramp is veroorzaakt en of de gevorderde kosten zijn gemaakt op medische indicatie. Indien dat het geval is en blijkt dat de aanvrager geen bijdrage uit andere hoofde voor de kosten heeft kunnen verkrijgen, zal de Stichting een bijdrage op grond van deze regeling verstrekken. Indien een getroffene of naaste stelt gezondheidsklachten als gevolg van de ramp te ondervinden, maar daarvoor geen medische oorzaak en/of verband met de ramp kan worden aangetoond of er geen medische indicatie bestaat voor de gevorderde kosten, komt hij niet voor een bijdrage op grond van deze regeling in aanmerking. Medisch deskundige: Het betreft een medisch specialist die is ingeschreven in het register van de medische specialisten registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandsche Maat-

schappij ter bevordering der Geneeskunst. Hierbij valt onder meer te denken aan chirurgen en psychiaters. Medische kosten: Het betreft kosten van een (para)medische behandeling door een medisch beroepsbeoefenaar en/of een zorginstelling. Medische indicatie: Om voor een bijdrage in aanmerking te komen dienen er medisch wetenschappelijke redenen te zijn om bepaalde medische handelingen te ondergaan (= medische indicatie). Deze redenen moeten worden vastgesteld door een daartoe als deskundig aan te merken persoon (bijvoorbeeld de huisarts of specialist) of instituut (bijvoorbeeld het Regionaal Indicatie Orgaan) of door een door de Stichting aan te wijzen persoon. De kosten die als gevolg van de behandeling op medische indicatie zijn gemaakt, komen, met in achtneming van het in de regeling bepaalde, voor een bijdrage in aanmerking. Studievertraging: Ingeval van studievertraging dient door de aanvrager aangetoond te worden dat hij tenminste één school- of studiejaar vertraging heeft opgelopen van een volledige opleiding bij één van de beschreven studies ten gevolge van zijn letsel veroorzaakt door de ramp. Het staken van de studie wordt met studievertraging gelijkgesteld. Indien de onderwijsinstelling het schoolof collegegeld heeft gerestitueerd dan wel kan restitueren, wordt geen vergoeding verstrekt op basis van deze regeling. Zie ook de toelichting bij artikel 4. Uitkering: Een uitkering op grond van de sociale zekerheidswet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, de Algemene Bijstandswet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheid of Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicapten (WAJONG). 11

Zorginstelling: De zorginstelling moet toegelaten zijn in het kader van de AWBZ of Ziekenfondswet. Voor Duitsland en België gaat het om instellingen die soortgelijk zijn aan de instellingen in Nederland. Het oordeel hieromtrent is voorbehouden aan de Stichting.

behoeve van studie anders dan school- of collegegeld. Gedacht dient te worden aan noodzakelijke materialen of reiskosten voor het volgen van een opleiding buiten de woonplaats.

Gezamenlijke huishouding: Een gezamenlijke huishouding is onder meer aanwezig indien de personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben; en 1. Met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan; of 2. Een geldend samenlevingscontract hebben afgesloten; of 3. Gezamenlijk zorg dragen voor de verzorging en opvoeding van kinderen.

Personen die niet rechtmatig in Nederland verbleven en die letsel door de ramp hebben opgelopen, komen niet voor een bijdrage in aanmerking.

Uiteraard zijn er ook nog andere vormen van gezamenlijke huishouding mogelijk. Zo is het ook mogelijk dat iemand alleen een huishouden vormt. Een eenpersoonshuishouden wordt gelijk behandeld als een gezamenlijke huishouding. Stichting: Hieronder wordt verstaan de Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Nieuwjaarsbrand die is opgericht door de gemeente Edam-Volendam en de Stichting Nationaal Fonds voor de Hulpverlening aan de slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand (verder: SSNV). Studie: Hieronder wordt verstaan een volledige opleiding als bedoeld in Wet Educatie en Beroepsonderwijs, de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, de Wet op het Voortgezet Onderwijs dan wel een volledige opleiding in het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de Expertisecentra. Studiekosten: Het betreft hier gemaakte kosten ten 12

Toelichting op artikel 2

Wanneer een getroffene is overleden of tijdens de behandeling van zijn aanvraag overlijdt, kunnen zijn erfgenamen (rechtsopvolgers onder algemene titel) eveneens een aanvraag indienen respectievelijk in de rechten van de getroffene treden, tenzij het bepaalde in artikel 3 van toepassing is. De erfgenaam kan dan aanspraak maken op een bijdrage voor de kosten die de getroffene vóór zijn overlijden vanwege zijn letsel heeft gemaakt. Het gaat hier dus om het financiële nadeel van de getroffene. Voor kosten door de erfgenaam gemaakt in verband met het overlijden van de getroffene (zoals begrafeniskosten) wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Toelichting op artikel 3 (samenloop)

De getroffene of naaste of rechtsopvolger onder algemene titel komt slechts in aanmerking voor een bijdrage in zijn kosten als de schade niet op grond van andere wet- en regelgeving (zoals onder meer de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Ziekenfondswet of de ten behoeve van de ramp opgestelde regelingen zoals de regelingen van de gemeente en de SSNV), is vergoed of kan worden vergoed. Onder artikel 3 wordt mede begrepen het geval dat een getroffene of naaste voor vergoeding van kosten op grond van andere wet- en regelgeving in aanmerking kan komen maar door redenen die zijn toe

te rekenen aan aanvrager zelf niet voor vergoeding in aanmerking zijn gekomen of zullen komen. Dit geldt ook voor voorzieningen in natura. Door de SSNV uitbetaalde vergoedingen, berekend op basis van het aantal ligdagen in het ziekenhuis, vallen niet onder dit artikel voor zover niet te herleiden is of en zo ja welke kosten hieruit zijn vergoed. De nog bestaande regelingen die de gemeente Edam-Volendam ten behoeve van de ramp heeft opgesteld, zullen uiterlijk per datum inwerkingtreding van de onderhavige regeling worden stopgezet. Eventuele uitbetalingen door de gemeente Edam-Volendam op grond van de gemeentelijke regelingen voor gemaakte kosten na 1 januari 2002 zullen in beginsel niet worden verrekend. Echter, het is niet mogelijk om voor gemaakte en specifiek te duiden kosten die geheel of gedeeltelijk door de gemeente Edam-Volendam en/of SSNV zijn of worden vergoed een (aanvullende) tegemoetkoming op grond van de onderhavige regeling te ontvangen. Het moet dan gaan om duidelijke gevallen waarin sprake zou zijn van een dubbele vergoeding van éénmaal gemaakte kosten. Wanneer de getroffene voorzieningen in natura heeft ontvangen of zou kunnen ontvangen, zoals verstrekking van hulpmiddelen en zorg in natura op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (waaronder ook het persoonsgebonden budget), wordt daarmee rekening gehouden. Kosten die door een (particuliere) verzekeraar of op een andere manier al zijn vergoed of zouden kunnen worden vergoed, komen evenmin voor een bijdrage in aanmerking. Om die reden wordt de getroffene verzocht bij zijn aanvraag opgave te doen van de gegevens van zijn ziektekostenverzekering en gegevens te verstrekken over reeds uit anderen hoofde verrichte of te verrichten betalingen.

Reden voor deze bepaling is dat de regeling is bedoeld als aanvulling op al bestaande voorzieningen en verzekeringen. Een getroffene, naaste of diens rechtsopvolgers onder algemene titel kunnen geen aanspraak maken op een dubbele vergoeding voor dezelfde kosten. Dit houdt in dat de getroffene of naaste, voordat hij aanspraak kan maken op een bijdrage op grond van deze regeling, in redelijkheid te verwachten inspanningen moet verrichten om de nadelige financiële gevolgen van de ramp op andere wijze in geld of in natura vergoed te krijgen. Dit geldt ook voor de rechtsopvolgers onder algemene titel. Toelichting op artikel 4

Regresnemers, zoals onder meer verzekeraars en werkgevers vallen buiten deze groep en kunnen geen aanspraak maken op een bijdrage. Lid 1 In lid 1 van dit artikel wordt een opsomming gegeven van de kosten, waarvoor de getroffene een bijdrage kan ontvangen. Vereist is dat de kosten voortvloeien uit behandeling op medische indicatie en het gevolg zijn van letsel dat de getroffene door de ramp heeft opgelopen. Kosten die zijn of moeten worden gemaakt voor reeds bestaand of niet door de ramp veroorzaakt letsel, zijn van bijdrage uitgesloten.

De getroffene zal moeten aantonen dat de kosten zijn gemaakt als gevolg van een behandeling op basis van een medische indicatie. Hij kan dit doen door een verwijsbrief van de huisarts te overleggen of een brief van de behandelend arts of medisch specialist. Voorts zal de getroffene aan moeten tonen dat het letsel door de ramp is veroorzaakt. Dat kan door overlegging van een brief waarin de medisch beroepsbeoefenaar verklaart 13

dat bepaalde kosten zijn of moeten worden gemaakt vanwege letsel dat door de ramp is veroorzaakt en er geen verband bestaat met reeds vóór de ramp bestaand of ander letsel. Het medisch dossier zal in veel gevallen voldoende relevante informatie opleveren. De Stichting behoudt zich het recht voor om de inhoud en omvang van de medisch geïndiceerde behandeling van de medische beroepsbeoefenaren en de studievertraging alsmede de (noodzaak) van de extra studiekosten zelfstandig te toetsen. Medische kosten in verband met behandelingen in Nederland, Duitsland en België Getroffenen kunnen voor medische kosten in verband met behandelingen door medische beroepsbeoefenaren in Nederland of behandelingen in zorginstellingen in Nederland in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van deze regeling. Vereist is dat de kosten voortvloeien uit behandeling op medische indicatie en het gevolg zijn van letsel dat de getroffene door de ramp heeft opgelopen. Artikel 3 van de onderhavige regeling is van toepassing. De bijdrage wordt berekend aan de hand van de Wet Tarieven Gezondheidszorg. Getroffenen die direct na de ramp in Duitsland of België zijn behandeld of daar nog onder behandeling zijn, kunnen voor medische kosten in verband met behandelingen door medische beroepsbeoefenaren in België of Duitsland of voor behandelingen in zorginstellingen in die landen, voor een bijdrage op grond van deze regeling in aanmerking komen. Vereist is dat de kosten voortvloeien uit behandeling op medische indicatie en het gevolg zijn van letsel dat de getroffene door de ramp heeft opgelopen. Artikel 3 van de onderhavige regeling is van toepassing. De bijdrage wordt berekend aan de hand van de tarieven zoals bepaald op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg. Wanneer de tarieven in de zorginstellingen in Duitsland 14

of België hoger liggen, wordt voor het verschil tussen de Nederlandse tarieven en de Duitse of Belgische tarieven geen bijdrage verstrekt. Hetzelfde geldt voor de behandelingen door medisch beroepsbeoefenaren in die landen. Medische kosten in verband met behandelingen door medische beroepsbeoefenaren en/of behandelingen in zorginstellingen in andere gevallen als hiervoor omschreven komen niet voor tegemoetkoming op grond van deze regeling in aanmerking. Indien de getroffene een behandeling buiten Nederland of (indien deze opgenomen is geweest c.q. behandeld is geweest in België of Duitsland) buiten deze landen en Nederland wenst te ondergaan, dient hij zich daarvoor te wenden tot zijn ziektekostenverzekeraar (ziekenfonds of particuliere ziektekostenverzekeraar). Door het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg zal zonodig begeleiding worden geboden bij het doen van een dergelijke aanvraag. Reiskosten Reiskosten die verband houden met bezoek van de getroffene aan medisch beroepsbeoefenaren en zorginstellingen in Nederland, Duitsland of België komen eveneens voor een bijdrage in aanmerking. Hierbij dient de medische noodzaak van de gemaakte of te maken reiskosten voor die vorm van vervoer te worden aangetoond. Het feit dat een getroffene die op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten een vergoeding ontvangt voor openbaar vervoer, in plaats daarvan vervoer per taxi verkiest, is onvoldoende om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de taxikosten. Uiteraard valt deze beoordeling anders uit wanneer er een medische noodzaak aan het specifieke vervoer ten grondslag ligt. De hoogte van de bijdrage is in de bepaling vermeld.

Kosten in verband met opname in zorginstellingen Het is mogelijk dat bepaalde niet-medische kosten die de getroffene moet maken voor opname in zorginstellingen (zoals ziekenhuizen) niet door wettelijke voorzieningen of verzekeringen worden vergoed. Voor die kosten kan een bijdrage worden verstrekt van een vast bedrag van € 23 per opnamedag. Hieronder vallen onder meer kosten die men moet maken voor de huur van een telefoon of televisie tijdens opname in de zorginstelling, kosten van aanschaf van kleding ten behoeve van het verblijf in het ziekenhuis of parkeerkosten van het bezoek. Deze bijdrage wordt verstrekt in geval van opname in zorginstellingen in Nederland, Duitsland of België, en bij opname in zorginstellingen in andere landen dan hiervoor genoemd die plaatsvindt na goedkeuring door het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar. Geen bijdrage als hierboven omschreven wordt gegeven in geval van dagbehandelingen. Kosten van medische hulpmiddelen Onder deze kosten vallen onder meer prothesen, oogprothesen, schoenvoorzieningen, gehoorhulpmiddelen, verzorgingsmiddelen, voorzieningen voor stomapatiënten. Ook hier geldt dat slechts een bijdrage wordt verstrekt wanneer de voorzieningen niet reeds op grond van een andere wettelijke voorziening of ten behoeve van de ramp opgestelde regeling zijn of kunnen worden verstrekt zoals nader omschreven in artikel 3 van de Regeling en de toelichting daarop. Indien een hulpmiddel in bruikleen wordt verstrekt op grond van andere wet- of regelgeving (zoals de Wet Voorzieningen Gehandicapten) en de getroffene op grond van de onderhavige regeling probeert om, met behulp van de financiële bijdrage, het hulpmiddel in eigendom te verkrijgen, is de beoordeling van die aanvraag voorbehouden aan de Stichting. Het is niet uitge-

sloten dat een dergelijke bijdrage niet zal worden verstrekt, omdat het verwerven van juridische eigendom niet hoeft te leiden tot verbetering van de medische/ sociale toestand van de getroffene. Kosten van de meest gangbare voorzieningen In het kader van deze regeling kan een bijdrage worden verstrekt voor de kosten van de meest gangbare voorzieningen. De voorzieningen die in het kader van de bestaande regelgeving (zoals de Wet Voorzieningen Gehandicapten of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) worden verstrekt, zijn daarbij de norm. Hieronder kunnen benodigde aanpassingen in woning of aanpassingen aan auto vallen. Tandheelkundige hulp Ook hiervoor dient de medische noodzaak en de relatie tot de ramp te worden aangetoond. Bijdrage in eigen risico Indien sprake is van een ziektekostenverzekering waaraan een eigen risico is verbonden kan een bijdrage worden verstrekt van € 50 per jaar. Dit is het eigen risico bedrag voor een alleenstaande van de standaard pakketpolis bij de particuliere ziektekostenverzekering. Kosten huishoudelijke hulp en/of thuiszorg Indien de getroffene als gevolg van letsel dat door de ramp is veroorzaakt, huishoudelijke hulp heeft moeten inschakelen, kan een tegemoetkoming worden verstrekt. De getroffene moet dan wel zelfstandig een huishouding voeren. Hierbij wordt uitgegaan van een bijdrage van maximaal € 8 per uur. Een door de Stichting aan te wijzen persoon zal de noodzaak van de huishoudelijke hulp beoordelen alsmede vaststellen of de hulp daadwerkelijk is/wordt verleend. Deze persoon brengt in een kort verslag advies uit aan de medisch adviseur van de Stichting. Gezien de wachtlijsten van de Thuiszorg voor het verstrekken 15

van huishoudelijke hulp, kan de getroffene ook een bijdrage ontvangen voor huishoudelijke hulp die is verricht door familie of bekenden. Bij deze kosten valt ook te denken aan de eigen bijdrage die in het kader van thuiszorg in rekening wordt gebracht. Wanneer reeds voor de ramp huishoudelijke hulp en/of thuiszorg aanwezig was, komt die hulp niet voor een tegemoetkoming uit hoofde van deze regeling in aanmerking. Voor kosten huishoudelijke hulp en/of thuiszorg wordt een maximum bijdrage van € 2.000 verstrekt. Deze bijdrage valt binnen het totale maximum van € 20.000 (zie lid 4). Per gezamenlijke huishouding wordt slechts éénmaal een (maximum) tegemoetkoming voor huishoudelijke hulp en/of thuiszorg verstrekt. Kosten van kinderopvang Het is denkbaar dat getroffenen als gevolg van het letsel dat ze bij de ramp hebben opgelopen niet in staat zijn geweest hun kinderen adequaat op te vangen. De getroffene dient derhalve zelf verzorgend ouder te zijn. Wanneer de getroffene aan kan tonen dat hem kinderopvang is geboden door een professionele instantie kan hij een vergoeding ontvangen ter hoogte van de daarvoor betaalde kosten. Wanneer reeds vóór de ramp kinderopvang nodig was, komt die kinderopvang niet voor een bijdrage in aanmerking. Verhoogde premie arbeidsongeschiktheidsverzekering Indien de getroffene aantoont dat hij ten gevolge van het opgelopen letsel door de ramp een hogere premie voor een af te sluiten particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering dient te voldoen dan in het geval de ramp niet zou hebben plaatsgevonden, kan hij een aanvraag indienen voor een bijdrage tot het bedrag van de verhoging. Voor werknemers betreft het: • WAO-gat-verzekering. Met het WAO-gat 16

wordt het inkomensverschil aangeduid dat ontstaat bij de overgang van de WAO-loondervingsuitkering (70% van het laatst verdiende-gemaximeerde- dagloon naar de WAO-vervolguitkering); • WAO-aanvullings-verzekering. Deze verzekering geeft bij arbeidsongeschiktheid een aanvulling op de vervolguitkering tot maximaal 80% van het WAO-dagloon; • WAO-excedent-verzekering. Met het WAO-excedent wordt het inkomen aangeduid boven het maximale jaarloon in het kader van de WAO dat niet door een sociale verzekeringswet wordt gedekt. Voor zelfstandigen en -voor zover van toepassing- een directeur grootaandeelhouder betreft het: • arbeidsongeschiktheidsverzekering die periodieke uitkeringen verstrekt gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid, doorgaans met een eigen risicotermijn van 14 dagen en een maximum verzekerd bedrag gelijk aan het inkomen in het jaar voorafgaande aan het afsluiten van de verzekering. Bij starters wordt het inkomen geschat. Lid 2 Studievertraging Indien de getroffene aantoont dat er vanaf 1 augustus 2001 sprake is van studievertraging van minimaal één opleidingsjaar als gevolg van letsel dat hij door de ramp heeft opgelopen, komt hij in aanmerking voor vergoeding van het school- of collegegeld van de in artikel 4 lid 2 aangegeven opleidingen. Indien vóór 1 januari 2007 geen diploma wordt behaald, is de vergoeding van het school- of collegeld gemaximeerd tot een jaar (sub a). Indien voor 1 januari 2007 wel een diploma wordt behaald, kan de vergoeding van het school -of collegegeld zich -indien aan de overige voorwaarden in het kader van

deze regeling wordt voldaan- uitstrekken over meerdere jaren tot uiterlijk 1 januari 2007 (sub b). De getroffene dient de beslissing op een verzoek tot restitutie van het school of collegegeld van de betreffende onderwijsinstelling te overleggen. De getroffene die voor een vergoeding in aanmerking wenst te komen, dient daartoe naast een verklaring van een arts, ook een gedagtekende verklaring te verstrekken van het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de getroffene is ingeschreven. Voor studievertraging die ontstaat bij het volgen van een cursus of één opleidingsmodule wordt geen bijdrage verstrekt. Indien sprake is van staking van de studie dient een bewijs van uitschrijving te worden verstrekt. Lid 3 Studiekosten De getroffene die aannemelijk maakt dat hij extra studiekosten heeft gemaakt tengevolge van zijn letsel door de ramp ontvangt een forfaitaire bijdrage in deze kosten van € 200 per jaar. Het betreft kosten die noodzakelijk zijn voor het volgen van een volledige opleiding zoals aangegeven in artikel 4 lid 2 van deze regeling. De getroffene dient derhalve tevens aannemelijk te maken dat deze kosten noodzakelijk zijn (gemaakt) voor het volgen van een volledige opleiding als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de regeling. Gedacht kan worden aan extra materialen (een kappersstoel die tengevolge van het staken van de opleiding door het letsel niet meer bruikbaar is voor de getroffene, extra reiskosten doordat de getroffene tengevolge van het staken van de opleiding genoodzaakt is een opleiding te volgen buiten Volendam). Ten aanzien van deze extra reiskosten geldt dat rekening wordt gehouden met het vervoer waarvan de getroffene gezien de aard van zijn letsel in redelijkheid geacht moet worden gebruik te kunnen maken. Indien de getroffene aantoont dat de extra kos-

ten in een studiejaar meer bedragen dan € 200 dan ontvangt hij de werkelijke kosten. Zaken die nog bruikbaar zijn komen niet voor vergoeding in aanmerking. Lid 4 Om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de zin van dit lid zal de getroffene - naast het verband tussen de ramp en zijn letsel – de door hem gemaakte kosten moeten aantonen onder meer met brieven, verklaringen of andere documenten, zoals afsprakenkaarten van een zorginstelling, bewijs van opname in een zorginstelling, vervoersbewijzen, afwijzende beslissingen van ziektekostenverzekeraars, diploma, originele facturen van hulpmiddelen en dergelijke. De aanvraag kan worden afgewezen bij twijfel over het verband tussen de ramp en het letsel en/of de gemaakte kosten en/of bij twijfel aan de medische noodzaak om deze kosten te maken. Op grond van dit lid kan een maximum bijdrage van € 20.000 worden verstrekt. Voor kosten voor huishoudelijke hulp en/ of thuiszorg wordt binnen dit maximum, een maximum van € 2.000 gehanteerd. Voor kosten, anders dan de medische kosten, in verband met opname in een zorginstelling in Nederland, Duitsland of België wordt binnen het maximum van € 20.000 een maximum van € 4.000 gehanteerd. Kosten onder € 100 komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking, met uitzondering van het bepaalde in lid 3. Toelichting bij artikel 5 (kosten naaste) Lid 1 Kosten huishoudelijke hulp en/of thuiszorg Indien de naaste als gevolg van bezoeken aan de getroffene of overleden getroffene in zorginstellingen of door verzorging en begeleiding van de getroffene of overleden getroffene huishoudelijke hulp en/of thuiszorg heeft moeten inschakelen, kan een tegemoetkoming worden verstrekt 17

voor de na 1 januari 2002 gemaakte kosten. Hierbij wordt uitgegaan van een bijdrage van maximaal € 8 per uur. Een door de Stichting aan te wijzen persoon zal de noodzaak van de huishoudelijke hulp beoordelen alsmede vaststellen of de hulp daadwerkelijk is/wordt verleend. Deze persoon brengt in een kort verslag advies uit aan de medisch adviseur van de Stichting. Gezien de wachtlijsten van de Thuiszorg voor het verstrekken van huishoudelijke hulp, kan de naaste ook een bijdrage ontvangen voor huishoudelijke hulp die is verricht door familie of bekenden. Deze kosten kunnen ook bestaan uit de eigen bijdrage die door de Thuiszorginstelling in rekening wordt gebracht. Wanneer reeds vóór de ramp huishoudelijke hulp en/of thuiszorg aanwezig was, komt die hulp niet voor een tegemoetkoming uit hoofde van deze regeling in aanmerking. Voor huishoudelijke hulp wordt een maximum bijdrage van € 2.000 verstrekt. Per gezamenlijke huishouding wordt slechts éénmaal een (maximum) tegemoetkoming voor huishoudelijke hulp en/of thuiszorg verstrekt. Lid 2 Kosten van kinderopvang Indien de naaste door bezoeken aan de getroffene of overleden getroffene in zorginstellingen of door verzorging en begeleiding van de getroffene of overleden getroffene niet in staat is geweest zijn (overige) kinderen op adequate wijze op te vangen en hulp is geboden door een professionele instantie kan hij vergoeding ontvangen ter hoogte van de daarvoor vanaf 1 januari 2002 betaalde kosten. Wanneer reeds voor de ramp kinderopvang nodig was, komt die kinderopvang niet voor een bijdrage in aanmerking. Lid 3 Kosten psycho-sociale hulp In het geval een naaste medische kosten heeft gemaakt in verband met psycho18

sociale behandeling(en) door medisch beroepsbeoefenaren in verband met het door hem opgelopen psychisch letsel als gevolg van de ramp kan hij aanspraak maken op een bijdrage ter hoogte van de tarieven bepaald op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg. Lid 4 Reiskosten in verband met bezoek aan medisch beroepsbeoefenaren en zorginstellingen Indien een naaste aantoont na 1 januari 2002 reiskosten te hebben gemaakt ten behoeve van begeleiding van de getroffene of overleden getroffene bij bezoeken aan medisch beroepsbeoefenaren en zorginstellingen in Nederland, België of Duitsland kan hij aanspraak maken op een bijdrage in de kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten voor één bezoek per dag. De kosten van openbaar vervoer zijn gemaximeerd tot één naaste per bezoek. Indien per auto wordt gereisd, wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer voor één bezoek per dag. Indien per auto wordt gereisd en de reiskosten zijn/worden op grond van artikel 4 lid 1 onder c aan de getroffene vergoed, heeft de naaste geen aanspraak op een bijdrage uit hoofde van dit artikel. Lid 5 Reiskosten in verband met bezoek opgenomen (overleden) getroffene in Nederland Ingeval een naaste aantoont na 1 januari 2002 reiskosten te hebben gemaakt voor bezoek van de in een zorginstelling in Nederland opgenomen getroffene of overleden getroffene, kan hij aanspraak maken op een bijdrage in de kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten voor maximaal twee bezoeken per dag. De kosten van openbaar vervoer zijn gemaximeerd tot vier naasten per bezoek. Indien per auto wordt gereisd, wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer voor maximaal één auto en uitgaande van

maximaal twee bezoeken per dag. Geen bijdrage als hierboven omschreven wordt gegeven in geval van dagbehandelingen. Lid 6 Reiskosten in verband met bezoek opgenomen (overleden) getroffene in België of Duitsland Ingeval een naaste aantoont na 1 januari 2002 reiskosten te hebben gemaakt voor bezoek van het in een zorginstelling in België of Duitsland opgenomen getroffene of overleden getroffene kan aanspraak maken op een bijdrage in de kosten van vervoer per openbaar vervoer tot de werkelijk gemaakte kosten voor één bezoek per dag. De kosten van openbaar vervoer zijn gemaximeerd tot vier naasten per bezoek. Indien per auto wordt gereisd, wordt een bijdrage verstrekt van € 0,20 per gereden kilometer voor maximaal één auto en uitgaande van één bezoek per dag. Geen bijdrage als hierboven omschreven wordt gegeven in geval van dagbehandelingen. Lid 7 Verblijfskosten in verband met bezoek opgenomen (overleden) getroffene Ingeval een naaste na 1 januari 2002 in verband met de reisafstand tussen zijn woonadres en de zorginstelling in Nederland, Duitsland of België -waar de getroffene of overleden getroffene was of is opgenomen- verblijfskosten heeft moeten maken kan de naaste een aanvraag indienen voor verblijfskosten. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen dient de afstand tussen het woonadres van de naaste tot de zorginstelling meer dan 100 kilometer te bedragen. De maximaal uit te betalen vergoeding per overnachting bedraagt € 70 en zal aan maximaal twee naasten worden vergoed. Het oordeel over de noodzaak tot het maken van deze kosten is voorbehouden aan de Stichting. Lid 8 Maximum Op grond van het achtste lid van dit

artikel kan een maximum bijdrage in de kosten zoals genoemd in het eerste tot en met het zevende lid van € 7.500 worden verstrekt. Voor huishoudelijke kosten en/of thuiszorg wordt binnen dit maximum, een maximum van € 2.000 gehanteerd. Er wordt per gezamenlijke huishouding éénmaal een tegemoetkoming voor huishoudelijke hulp en/of thuiszorg verstrekt. Kosten onder € 100 komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking. Lid 9 Samenloop met artikel 4 en artikel 5 In het negende lid van artikel 5 wordt samenloop met artikel 4 en samenloop tussen artikel 5 vierde lid enerzijds en artikel 5 vijfde en zesde lid anderzijds uitgesloten. Indien de gemaakte kosten van huishoudelijke hulp, kinderopvang en reiskosten reeds aan de getroffene uit hoofde van artikel 4 zijn vergoed, heeft de naaste geen recht op een bijdrage voor die kosten uit hoofde van artikel 5. Reiskosten die op grond van artikel 5 vierde lid reeds voor tegemoetkoming in aanmerking zijn gekomen kunnen niet meer uit hoofde van artikel 5 vijfde lid of zesde lid worden vergoed.

Ten algemene: Bewijs kosten Om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de zin van artikel 5 zal de naaste de door hem gemaakte kosten moeten aantonen onder meer met brieven, verklaringen of andere documenten, zoals afsprakenkaarten van een zorginstelling, bewijs van opname van de getroffene of overleden getroffene in een zorginstelling, vervoersbewijzen, parkeerbewijzen, afwijzende beslissingen van ziektekostenverzekeraars, originele facturen en dergelijke. De aanvraag kan worden afgewezen bij twijfel over het verband tussen de ramp en het letsel en/of over de gemaakte kosten en/of bij twijfel aan de (medische) noodzaak om deze kosten te maken. 19

Toelichting op artikel 6 (de aanvraag) De aanvraag wordt ingediend door middel van een standaard aanvraagformulier, dat wordt uitgegeven door de Stichting. De aanvrager dient dit formulier in te vullen, te dagtekenen en te ondertekenen. Het aanvraagformulier dient uiterlijk 31 januari 2007 te zijn ontvangen door de Stichting. Indien een aanvraag na die datum is ontvangen, kan men geen aanspraak meer maken op een bijdrage. Bij verzending per post is een aanvraag tijdig ingediend indien deze voor 31 januari 2007 ter post is bezorgd. Toelichting op artikel 7 (verplichtingen aanvrager) Dit artikel vermeldt de verplichtingen van de aanvrager die zien op het verstrekken van inlichtingen en bewijsstukken. Om de medische aspecten van een aanvraag te kunnen beoordelen heeft de door de Stichting ingeschakelde medisch adviseur alle beschikbare medische gegevens nodig. Hierbij valt te denken aan verwijsbriefjes van de huisarts, het medisch dossier en gegevens die bijvoorbeeld door een bedrijfsarts zijn verstrekt. Omdat het denkbaar is dat de aanvrager niet alle medische gegevens tot zijn beschikking heeft, dan wel de medisch adviseur zich op basis van de beschikbaar gestelde gegevens geen voldoende oordeel over de aanvraag kan vormen, dient hij de medisch adviseur bij zijn aanvraag een machtiging te verstrekken die hem in staat stelt om eventueel ontbrekende medische gegevens die noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen, bij de behandelend artsen, medisch specialisten en uitvoeringsinstellingen op te vragen. Naast de medische gegevens dient de aanvrager alle inlichtingen en bewijsstukken te verstrekken om de overige aspecten van de aanvraag, zoals de (hoogte van de) 20

gevorderde kosten te kunnen beoordelen. In de toelichting bij artikel 4 en 5 is dit reeds nader toegelicht. Omdat het mogelijk is dat de aanvrager niet alle benodigde gegevens tot zijn beschikking heeft, dan wel de Stichting zich op basis van de beschikbaar gestelde gegevens onvoldoende oordeel kan vormen over de aanvraag dient de aanvrager de Stichting bij zijn aanvraag te machtigen om eventueel ontbrekende gegevens die noodzakelijk zijn om de aanvraag te beoordelen, bij overige instanties op te vragen. Deze instanties zijn in de machtiging bij het aanvraagformulier omschreven. Uiteraard wordt met betrekking tot de verstrekte gegevens, rekening gehouden met de bescherming hiervan, op de wijze als omschreven in de toelichting bij het aanvraagformulier. Indien de aanvraag wordt ingediend door een getroffene of naaste dient deze mee te werken aan onderzoek door de medisch adviseur. Hierbij valt te denken aan een persoonlijk onderhoud met de medisch adviseur en medisch onderzoek. Wanneer de getroffene of naaste overlijdt, vervalt deze verplichting uiteraard. Lid 2 Omdat de aanvrager in beginsel slechts een bijdrage ontvangt wanneer de kosten niet reeds op grond van wet- of regelgeving, overige ten behoeve van de ramp opgestelde regelingen of verzekeringen worden vergoed, dient hij alle door hem (te) ontvangen vergoedingen (in geld of in natura) vanwege gemaakte kosten aan de Stichting op te geven. Zo dient hij bij aanvraag op te geven welke bedragen reeds zijn ontvangen en welke aanvragen om bijdragen nog bij instanties of verzekeringsmaatschappijen in behandeling zijn. Wanneer bepaalde kosten niet door een verzekering zijn vergoed, dient de aanvrager daarvan bewijs te overleggen, bijvoorbeeld door het verstrekken van de

afwijzende beslissing van de verzekering. Ook dient hij bij aanvraag op te geven bij welke verzekeringsmaatschappij hij is verzekerd en onder welk polisnummer. Wanneer de aanvrager aanspraak had kunnen maken op bepaalde vergoedingen, uitkeringen, (sociale) voorzieningen of verzekeringen, maar hij dat niet (tijdig) heeft gedaan, dient daarvan tevens opgave te worden gedaan. Wanneer een aanvrager niet in staat is het aanvraagformulier in te vullen en te ondertekenen, kan hij een derde machtigen dat te doen. In dat geval dient de derde aan te tonen dat hij gemachtigd is. Uiteraard dient deze gemachtigde zich ervoor in te spannen dat aan de op het aanvraagformulier genoemde verplichtingen wordt voldaan. Toelichting op artikel 8 (nader medisch onderzoek) In gevallen waarin de door de Stichting ingeschakelde medisch adviseur op basis van de beschikbare gegevens geen advies kan uitbrengen over de aard en ernst van het letsel en/of het verband tussen het letsel en de ramp, zal de medisch adviseur namens de Stichting een onafhankelijk medisch deskundige verzoeken de getroffene of de naaste nader te onderzoeken en hierover advies aan haar uit te brengen. De getroffene of de naaste ontvangt een oproep voor dat nadere medische onderzoek, waaronder ook kan vallen een psychologisch of psychiatrisch onderzoek. Tevens kan de getroffene of de naaste worden verplicht een aanvullend onderzoek, zoals een bloedonderzoek of het maken van een röntgenfoto te ondergaan. In geval de getroffene of de naaste overlijdt, kan een nader medisch onderzoek uiteraard niet meer plaatsvinden Toelichting op artikel 9 (beslissing op de aanvraag) De aan de Stichting verbonden medisch

adviseur geeft advies aan de Stichting over het medische verband met de ramp en de medische noodzaak van de gevorderde kosten op basis van de gegevens uit de medische dossiers, zo nodig aangevuld met het advies van een onafhankelijk medisch deskundige. Er is gekozen voor een beoordelingstermijn van dertien weken, omdat het beoordelen van de medische gegevens met name bij onduidelijkheden die rijzen bij de bestudering van het dossier, geruime tijd in beslag kan nemen. In geval van nader medisch onderzoek kan de Stichting deze termijn verlengen met een redelijke termijn, die afhangt van het soort onderzoek dat de getroffene of de naaste moet ondergaan. Een uitgebreid onderzoek zal een langere termijn vergen dan een eenvoudig onderzoek.Ook wanneer de aanvrager heeft verklaard nog andere aanspraken op een tegemoetkoming te hebben, kan de Stichting de behandeling van de aanvraag opschorten. Deze opschorting is van toepassing voor dat deel van de aanvraag, waarvoor die andere aanspraken bestaan. De Stichting neemt de definitieve beslissing op basis van alle ontvangen informatie. Op het besluit van de Stichting is de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. Op basis van de Awb is tegen het besluit bezwaar bij het Stichtingsbestuur, beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State mogelijk. De termijn voor het instellen van bezwaar bedraagt zes weken na de bekendmaking van het besluit. Onder ieder besluit wordt vermeld waar en binnen welke termijn een eventueel bezwaar- of beroepschrift moet worden ingediend. De Stichting heeft ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een onafhankelijke adviescommissie ingesteld, zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. Het bestuur van de Stichting stelt een bezwarenreglement vast. 21

Toelichting op artikel 10 (kosten aanvraag) Wanneer een aanvrager kosten heeft moeten maken voor het opvragen van medische gegevens, komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Ook reiskosten die een getroffene of naaste moet maken wanneer hij een nader onderzoek door een medisch deskundige moet ondergaan, vallen hieronder. Hierbij wordt uitgegaan van de kosten zoals genoemd in artikel 4 lid 1 onder c. De aanvrager is verplicht aan te tonen dat hij deze kosten heeft gemaakt, bijvoorbeeld door het overleggen van een factuur. De in dit artikel bedoelde kosten worden ook vergoed wanneer de aanvraag uiteindelijk wordt afgewezen. Om die reden vallen deze kosten ook niet onder de genoemde maxima. De Stichting behoudt de mogelijkheid een verzoek tot vergoeding van kosten die niet redelijk zijn - bijvoorbeeld indien deze kosten niet conform de wettelijke tarieven zijn vastgesteld of betrekking hebben op advocaat - of verletkosten - af te wijzen. Toelichting op artikel 11 (de uitbetaling) Indien het opgegeven rekeningnummer niet op naam van de getroffene of de naaste staat, dient de getroffene of de naaste de Stichting te machtigen om op die rekening te betalen. In geval van overlijden van de getroffene of de naaste, dienen de erfgenamen een verklaring van erfrecht te overleggen waaruit blijkt dat zij erfgenamen zijn, alsmede, voor zover de rekening aan één van de erfgenamen toebehoort, een machtiging van de overige erfgenamen dat op het opgegeven rekeningnummer betaald kan worden. Toelichting op artikel 12 (herziening of intrekking) Indien blijkt dat de bijdrage onjuist is vastgesteld, kan het bestuur van de Stich22

ting besluiten de bijdrage in te trekken of te wijzigen. Reden voor de onjuiste vaststelling kan zijn dat de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of dat de Stichting ten onrechte een te hoge bijdrage heeft vastgesteld. Ook wanneer de aanvrager na ontvangst van de bijdrage uit anderen hoofde een vergoeding voor de geleden schade ontvangt, kan de Stichting de bijdrage intrekken of wijzigen. Hierbij wordt het bedrag dat de aanvrager alsnog heeft ontvangen van hem teruggevorderd. Als dit bedrag lager is dan de verstrekte bijdrage, betreft de terugvordering dus slechts een deel van de bijdrage. Toelichting op artikel 13 (hardheidsclausule) Dit artikel bevat een hardheidsclausule voor de bijzondere individuele gevallen waarin toepassing van de regeling onbillijk zou zijn. Het gaat dan om uitzonderingsgevallen waarbij de individuele omstandigheden van de getroffene of naaste tot een afwijking van de toepassing van de regeling moeten leiden. De bevoegdheid tot het toepassen van de hardheidsclausule berust bij de Stichting. Toelichting op artikel 15 (inwerkingtreding en duur) De regeling zal in het eerste kwartaal van 2006 worden geëvalueerd. Doel van de evaluatie is te bezien of de regeling dient te worden verlengd en indien dat het geval is in welke vorm.