EZ
Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 25 november 2003, nr. WJZ 3069447, houdende wijziging van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 in verband met introductie van de kooldioxide-index (Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998) De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 1, zesde lid, en 31, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998; Besluit: Artikel I De Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 19981 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: a. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt onder verlettering van de onderdelen e en f naar d en e. b. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden: d. WKK-certificaat: de gegevens op een WKK-certificatenrekening, waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie: 1°. een hoeveelheid WKK-elektriciteit, die een meervoud is van 1 MWh, zonder emissie van kooldioxide heeft opgewekt en op een net of een installatie heeft ingevoed, of 2°. een hoeveelheid mechanische energie, die een meervoud is van 1 MWh, zonder emissie van kooldioxide heeft opgewekt en heeft aangewend anders dan voor de opwekking van elektriciteit; c. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende: f. meetprotocol: het document waarin beschreven zijn de bemetering van een installatie voor warmtekrachtkoppeling, de wijze van meten en de wijze van kwaliteitsborging van de meetgegevens ten aanzien van de hoeveelheden brandstof die de instal-
latie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie, die de installatie opwekt; g. meetrapport: het rapport dat alle meetgegevens van de desbetreffende kalendermaand bevat; h. gasmotor: een inwendige explosiemotor met elektrische ontsteking of compressie-ontsteking; i. WKK-eenheid: een onderdeel binnen een WKK-installatie dat zelfstandig gecombineerd warmte en elektriciteit of mechanische energie opwekt en waarvoor op grond van de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, een systeemgrens is bepaald. d. Het tweede lid komt te luiden: 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt 1 kWh mechanische energie die nuttig is aangewend anders dan voor de opwekking van elektriciteit, gelijkgesteld met 1 kWh opgewekte elektriciteit. B Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 1a Deze regeling berust op de artikelen 1, zesde lid, en 31, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998. C In paragraaf 2 wordt vóór artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 1b 1. De producent van WKK-elektriciteit die een installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, draagt er zorg voor dat ten aanzien van zijn installatie een meetprotocol opgesteld wordt, dat voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1. 2. De producent laat het meetprotocol vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin hij het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indient, goedkeuren door een gecertificeerd meetbedrijf.
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
D Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: a. In het eerste lid wordt ‘de bij deze regeling behorende bijlage’ vervangen door: de bij deze regeling behorende bijlage 2. b. In het tweede lid wordt ‘en’ vervangen door een komma en wordt de punt aan het slot vervangen door: en, ten aanzien van een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren, dat een toepasselijk meetprotocol aanwezig is, dat is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin de producent het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend. E Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 2a 1. De producent van WKK-elektriciteit die een installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, draagt er zorg voor dat de hoeveelheden brandstof die zijn installatie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie, die zijn installatie opwekt, gemeten worden volgens het meetprotocol. 2. De producent draagt er zorg voor dat per kalendermaand onder toepassing van het meetprotocol een meetrapport wordt opgesteld, dat: a. voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1; b. de wijze van totstandkoming van de meetgegevens beschrijft, en c. geverifieerd wordt door een gecertificeerd meetbedrijf. F Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 1. De producent die een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhoudt, overlegt bij het ver-
1
zoek, bedoeld in artikel 5, derde lid, onder vermelding van zijn EAN-code, het meetrapport uiterlijk vijf maanden na afloop van de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft. 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet berekent aan de hand van: a. de gegevens, verstrekt bij het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid; b. de gegevens, bedoeld in artikel 5, derde lid, en, voor zover van toepassing, c. het meetrapport, de hoeveelheid WKK-certificaten door de hoeveelheid opgewekte WKK-elektriciteit op te tellen bij de hoeveelheid opgewekte en anders dan voor de opwekking van elektriciteit nuttig aangewende mechanische energie en deze som te vermenigvuldigen met de kooldioxide-index, bedoeld in artikel 6a. G Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6a 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt de kooldioxide-index ten aanzien van een WKK-installatie met als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren aan de hand van de waarden, opgenomen in de tabel die ieder kalenderjaar ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar uiterlijk op 1 december door de Minister van Economische Zaken wordt vastgesteld en in de Staatscourant wordt gepubliceerd. 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt de kooldioxide-index ten aanzien van een WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren met toepassing van de formule kooldioxide-index = [1 – (B * Kb – W * KRW) / (KRE * P)] * 100%, waarbij: B = de hoeveelheid verbruikte brandstof; Kb = de emissiefactor van de kooldioxide per eenheid ingezette brandstof, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3; W = de hoeveelheid opgewekte warmte in GJ; KRW = de emissie van kooldioxide
van de referentie-installatie per geleverde GJ warmte; KRE = de emissie van kooldioxide van de referentie-installatie per geleverde kWh elektriciteit; P = de som van de hoeveelheid opgewekte WKK-elektriciteit en de hoeveelheid opgewekte en anders dan voor de opwekking van elektriciteit nuttig aangewende mechanische energie. 3. Indien meerdere brandstofsoorten worden gebruikt, bepaalt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor elke brandstofsoort het product B * Kb en sommeert hij vervolgens deze uitkomsten in de formule, bedoeld in het tweede lid. 4. De waarden van KRW en KRE, bedoeld in het tweede lid, worden ieder kalenderjaar ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar uiterlijk op 1 december door de Minister van Economische Zaken vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd. 5. Indien de WKK-installatie uit meerdere WKK-eenheden bestaat, berekent de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index als het gemiddelde van de kooldioxide-indices van de afzonderlijke eenheden, gewogen naar de elektriciteitsproductie van elk van deze afzonderlijke eenheden. 6. Indien toepassing van de formule, bedoeld in het tweede lid, een negatief getal oplevert, bepaalt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index op nihil. Artikel II De bij de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 behorende bijlage wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen 1 tot en met 3. Artikel III 1. Een producent die vóór 1 juli 2004 beschikt over een WKK-certificatenrekening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, overlegt uiterlijk op 15 juli 2004 aan de netbeheerder een aanvullende verklaring met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A. 2. Een producent als bedoeld in het
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
eerste lid, die een WKK-installatie instandhoudt met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren, draagt er zorg voor dat hij beschikt over een meetprotocol, dat voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, en dat uiterlijk op 30 juni 2004 is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf. 3. De netbeheerder stelt vast dat de gegevens, opgenomen in de in het eerste lid bedoelde verklaring, betrekking hebben op de desbetreffende WKK-installatie en, voor zover van toepassing, of er sprake is van een toepasselijk meetprotocol, dat is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf. De netbeheerder deelt het resultaat van deze vaststelling binnen vier weken na ontvangst van de verklaring en het meetprotocol mee aan de producent en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. 4. In afwijking van artikel 6a, eerste lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 wordt de tabel met de waarden ter bepaling van de kooldioxide-index ten aanzien van een WKK-installatie met als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren, ten behoeve van het kalenderjaar 2004 uiterlijk op 29 februari 2004 door de Minister van Economische Zaken vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd. 5. In afwijking van artikel 6a, vierde lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 zijn de waarden van KRW en KRE ten behoeve van het kalenderjaar 2004 opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage B. Artikel IV Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2004, met uitzondering van artikel III, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel V Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998.
2
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 2 en A, die ter inzage worden gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.
van de andere systemen binnen het bedrijf. 2. Algemene eisen
Meetprotocol 2.1. Het meetprotocol van de WKKinstallatie bevat ten minste de volgenDen Haag, 25 november 2003. de elementen: De Minister van Economische Zaken, a. beschrijving van de verschillende L.J. Brinkhorst. componenten van de WKK-installatie, inclusief de eventuele afzonderlij1 Stcrt. 2003, 116. ke WKK-eenheden en de verschillende hulpinstallaties daarbij; Bijlage 1, behorend bij de artikelen 1, b. beschrijving en schets van de syseerste lid, onderdeel i, 1b en 2a van de teemgrens of systeemgrenzen van de Regeling certificaten warmtekrachtWKK-eenheden waaruit de WKKkoppeling Elektriciteitswet 1998 installatie bestaat zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3; WKK-meetvoorwaarden c. beschrijving en schets van de bemetering van elk van de WKK-eenhe1. Definities den; 1.1. Meten: het vaststellen en registre- d. beschrijving van de meters en ren van de hoeveelheid energie die meetmiddelen van elk van de meetinover een kalendermaand de systeemrichtingen; grens van de WKK-eenheid is gepas- e. beschrijving van het onderhoud seerd. van elk van de meetinrichtingen; 1.2. Meetgegeven: het resultaat van f. beschrijving van de apparatuur het meten voor één vorm van energie. voor de opslag en de verwerking van Er is ten minste één meetgegeven van de gegevens afkomstig van de meetinelk van de afzonderlijke energievorrichtingen; men, te weten brandstof, elektriciteit, g. beschrijving van de onnauwkeurigwarmte en, voor zover van toepasheid van elk van de meetinrichtingen; sing, mechanische energie. Indien een h. beschrijving van de borging van de energievorm op meer dan één punt kwaliteit van de metingen; op de systeemgrens wordt gemeten, i. beschrijving van de wijze van repazullen er ook meer meetgegevens voor ratie van meetgegevens en alternatiedie energievorm zijn. ve meetmethoden in geval van storing 1.3. Bemetering: het geheel van alle van de meetinrichting; meetinrichtingen en systemen voor j. beschrijving van de borging van de dataopslag en datatransmissie dat kwaliteit van de verwerking van de nodig is om alle energie die de sysgegevens afkomstig van de meetinteemgrens van de WKK-eenheid pas- richtingen; seert, te meten en te waarborgen. k. beschrijving van de frequentie van 1.4. Meetinrichting: het totaal van ijking van elk van de meetinrichtinonderling samenhangende meters en gen; meetmiddelen die nodig zijn om een l. beschrijving van de berekening van hoeveelheid energie te meten. Er is de drie per WKK-eenheid geaggreten minste één meetinrichting voor geerde energiehoeveelheden, die in de het meten van elk van de afzonderlij- formule, bedoeld in artikel 6a, tweede ke energievormen, te weten brandstof, lid, moeten worden gebruikt ter bepaelektriciteit, warmte en, voor zover ling van de kooldioxide-index. van toepassing, mechanische energie. 1.5. Meter: een toestel dat één paraAdministratie meter meet, nodig voor het vaststellen 2.2. Bij het meetprotocol behoort een van de hoeveelheid energie. administratie waarin per meetinrich1.6. Meetmiddel: een onderdeel van ting de volgende gegevens worden de meetinrichting, nodig voor het geregistreerd: meten, anders dan een meter. a. fabrikaat, type, fabrieksnummer en 1.7. Systeemgrens: een fictieve geslobouwjaar van de geïnstalleerde meetten omhulling van de WKK-eenheid inrichtingen, meters en meetmiddelen; die de WKK-eenheid onderscheidt b. kalibratiecertificaten van de meet-
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
inrichting en de meters en meetmiddelen daarvan; c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd; d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht; e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd; f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt; g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen; h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren Aanvullend geldt voor warmte norm EN 1434-sectie 2. De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie. Onzekerheid 2.3. De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (uitgave van BIPM, IEC, IFCC, ISO, IUPAC, IUPAP en OIML; International Organization for Standardization, Geneva, 1995, ISBN 92-67-10188-9). Meetrapport 2.4. . Het meetrapport bevat voor elk van de WKK-eenheden tenminste de meetgegevens van het brandstofverbruik, de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit, de netto opgewekte warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie en in aanvulling daarop het aantal draaiuren. 2.5. Het meetrapport bevat een samenvatting, bestaande uit de geaggregeerde meetgegevens, die in de formule, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, moeten worden gebruikt. 2.6. Indien aardgas als brandstof wordt gebruikt, wordt de hoeveelheid aardgas gerapporteerd in kubieke meters van standaard Groningenkwaliteit (met een energie-inhoud van 35,17 MJ/Nm3) onder normaalcondities. De omrekening van de gemeten hoeveelheid aardgas naar aardgas van
3
standaard Groningen-kwaliteit geschiedt aan de hand van de feitelijke energie-inhoud van het gebruikte aardgas, zoals de leverancier deze bij de facturering van het aardgas aan de producent opgeeft. Het meetrapport bevat een opgave van de gemeten hoeveelheid aardgas, de door de leverancier opgegeven energie-inhoud van het aardgas en de omgerekende hoeveelheid aardgas van standaard Groningen-kwaliteit. 2.7. In het meetrapport wordt tevens vermeld, voor zover van toepassing, a. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens; b. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens, c. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald; d. correctie van meetgegevens, en e. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid WKKcertificaten. 2.8. Het meetrapport bevat voorts een verklaring dat de meetgegevens zijn totstandgekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol. 2.9. In aanvulling op deze gegevens kan in het meetrapport ook de verbrandingswaarde van de brandstof worden gerapporteerd ten behoeve van rapportage aan het Centraal bureau voor de statistiek. Dit is niet verplicht.
Eisen aan meetinrichtingen en meters 2.13. Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen. 2.14. Voor zover een meetinrichting of meter onder de IJkwet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de IJkwet word(t)(en) geregeld. 2.15. De meters en meetmiddelen voldoen aan de typekeuringseisen van de voor die meters en meetmiddelen van toepassing zijnde EN-normen of daarmee vergelijkbare nationale normen. Het bewijs van typegoedkeuring is verstrekt conform de IJkwet of door een organisatie die gecertificeerd is conform NEN-ISO 17025. 2.16. De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden energie die de WKKeenheid kan consumeren respectievelijk produceren. 2.17. Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel. 2.18. Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken. 2.19. De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.
nen deze systeemgrens op grond van artikel 6a, tweede lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 als bouwjaar het bouwjaar van de meest recent gebouwde WKK-eenheid. 3.4. Op de systeemgrens van de WKK-eenheid worden alle vormen van energie-input en energie-output gemeten. 3.5. Alle onderdelen van de WKKeenheid bevinden zich binnen de systeemgrens. 3.6. Niet aan de WKK-eenheid gerelateerde systemen die elektriciteit, mechanische energie of warmte opwekken vallen buiten de systeemgrens. 3.7. De consumptie van elektriciteit, mechanische energie of warmte van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt niet gemeten. 3.8. Voor elke WKK-eenheid wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en voor elk van deze energiestromen de meetinrichtingen die zich op de WKK-systeemgrens bevinden. 3.9. Voor de gehele WKK-installatie wordt in een schets aangegeven waarop de systeemgrenzen van de WKKeenheden in onderling verband zijn aangegeven. 4. Nauwkeurigheidseisen aan meetinrichtingen en meters
Brandstof 4.1. Elke brandstof die in de WKKeenheid wordt verbruikt, wordt Storingen afzonderlijk gemeten. 2.10. De meetgegevens van een meet4.2. Het volume aardgas of een ander inrichting, die door een storing niet gas wordt gemeten en naar normaallanger functioneert of niet langer volcondities herleid met een meetinrichdoet aan de gestelde meeteisen, ting die voldoet aan de IJkregeling mogen voor een periode van maxigasmeters, waarbij voor balgengasmemaal vier werkdagen nadat de storing 3. Systeemgrens ters de eisen voor nauwkeurigheidsis opgemerkt worden berekend uit 3.1. De systeemgrens omsluit één of klasse I gelden. controlemetingen. meerdere WKK-eenheden van een 4.3. De hoeveelheid kolen wordt 2.11. Indien de storing niet binnen WKK-installatie. gemeten op basis van weging dan wel vier werkdagen verholpen is, kan de 3.2. Indien de systeemgrens meerdere op basis van de inkoop en voorraadproducent meten volgens de in hoofd- WKK-eenheden omsluit, worden alle balans, met een maximaal toelaatbare stuk 5 beschreven methode en proce- eenheden binnen die systeemgrens afwijking van 1,0%, zoals bepaald in dure. voor de toepassing van artikel 6a, ISO 9411-1 (monstername voor de 2.12. Indien een storing is opgetreden, vijfde lid, van de Regeling certificaten bepaling van de onderste verbranwordt dit vermeld in het meetrapport warmtekrachtkoppeling dingswaarde). over de desbetreffende kalenderElektriciteitswet 1998 beschouwd als 4.4. De hoeveelheid vloeibare brandmaand. Hierbij wordt aangegeven één WKK-eenheid. stof wordt gemeten door middel van welke meetgegevens het betreft en op 3.3. Indien een systeemgrens meerdere een meetinrichting die voldoet aan de welke wijze de reparatie is aangeWKK-eenheden omsluit, geldt voor IJkregeling vloeistofmeters en vloeibracht. het bepalen van de referentie-emissie- stofmeetinstallaties, waarbij de eisen factoren voor de WKK-eenheden bin- voor klasse 1.0 gelden.
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
4
4.5. De hoeveelheid andere brandstof wordt bepaald volgens een algemeen geaccepteerde comptabele meting, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%. Elektriciteit en mechanische energie 4.6. Alle hoeveelheden door de WKK-eenheid opgewekte elektriciteit worden gemeten met een meetinrichting die voldoet aan de bepalingen met betrekking tot de nauwkeurigheidseisen die de Meetcode Elektriciteit stelt voor een meetinrichting op een aansluiting. 4.7. De hoeveelheid mechanische energie wordt gemeten met een ‘torquemeter’ volgens norm ASME-PCI 19.7 ‘Measurement of shaft power’, dan wel met een meetinrichting die voldoet aan een vergelijkbare norm. De maximaal toelaatbare afwijking van de meting bedraagt 1,0 %. Warmte 4.8. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als warm water, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan die voldoet aan EN 1434 sectie 1, klasse 1, dan wel een vergelijkbare norm. 4.9. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als stoom en eventueel verminderd met retourcondensaat, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan norm ISO 5167-1 of aan een vergelijkbare norm. Voor een stoomdebiet van 50% tot 100% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 2% van de volle schaal van de meetinrichting. Voor een stoomdebiet van minder dan 50% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 4% van de meetwaarde. De temperatuur wordt gemeten met een weerstandsthermometer die voldoet aan norm IEC-751, nauwkeurigheidsklasse B, een thermokoppel die voldoet aan norm IEC-584, nauwkeurigheidsklasse 2, of een meter die voldoet aan een vergelijkbare norm. Bagatelbepaling 4.10. Voor ten hoogste 2,5% van de per energievorm in totaal gemeten hoeveelheid energie, kunnen de maximaal toelaatbare afwijkingen ten hoogste tweemaal zoveel bedragen als de volgens de voorgaande bepalingen
van dit hoofdstuk voorgeschreven maximaal toelaatbare afwijkingen. 5. Alternatieve meting 5.1. De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 4 niet mogelijk is omdat: a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid, b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden, c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden, of d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 2.10 tot en met 2.12. 5.2. De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden. 5.3. De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van hoofdstuk 4, waarin tenminste wordt opgenomen: a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om hoofdstuk 4 toe te passen, of b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan hoofdstuk 4 niet toegepast kan worden, of c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van hoofdstuk 4 zouden vergen, en d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van hoofdstuk 4 bereikt zou zijn, en e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden. 5.4. De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de WKK-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf. 5.5. De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid energie beïnvloeden. 5.6. De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aan-
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
zien van de desbetreffende meting vereist. 5.7. Indien de onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, hoger is dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist, wordt het opgegeven meetgegeven als volgt gecorrigeerd, a. voor energie die aan de WKK-eenheid wordt toegevoerd: de meetwaarde wordt vermeerderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid en b. voor energie die de WKK-eenheid produceert: de meetwaarde wordt verminderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid. 5.8. De wijze waarop de correctie volgens 5.7 wordt aangebracht, wordt beschreven in het meetprotocol. 5.9. Zowel het oorspronkelijke meetgegeven als het meetgegeven na de correctie volgens 5.7 wordt in het meetrapport opgenomen. Bijlage 3, behorend bij artikel 6a, tweede lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 Emissiefactoren kooldioxide ingezette brandstof Ten behoeve van het bepalen van de kooldioxide-index, bedoeld in de artikelen 6 en 6a van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, wordt de emissiefactor van de kooldioxide per eenheid ingezette brandstof als volgt vastgesteld: 1. indien aardgas wordt verstookt: 1,776 kg kooldioxide/Nm3, teruggerekend naar aardgas met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 MJ/Nm3; 2. indien propaangas, butaangas of LPG wordt verstookt: 2,981 kg kooldioxide/kg; 3. indien gasolie wordt verstookt: 3,207 kg kooldioxide/kg; 4. indien zware stookolie wordt verstookt: 3,107 kg kooldioxide/kg; 5. indien een andere vloeibare brandstof wordt verstookt: 2,946 kg kooldioxide/kg; 6. indien kolen worden verstookt: 2,514 kg kooldioxide/kg; 7. indien petrocokes worden verstookt: 3,125 kg kooldioxide/kg;
5
8. indien een restgas wordt verstookt, dat als bijproduct is vrijgekomen bij een chemisch proces in een van de installaties waaraan de WKK-installatie warmte levert en waarvoor geen commerciële markt bestaat: 56,1 kg kooldioxide/GJ; 9. indien een andere gasvormige brandstof wordt verstookt: 155,1 kg/GJ.
kelijke milieuprestatie van de installatie. Hiertoe zullen alleen nog WKKcertificaten worden verstrekt voor de zogenaamde kooldioxide-neutrale WKK-elektriciteit. Kooldioxide-neutrale elektriciteit is in dit verband elektriciteit die de WKK-installatie bij dezelfde emissie van kooldioxide extra produceert ten opzichte van een referentiesituatie. De referentiesituatie
Bijlage B, behorend bij artikel III, vijfde lid
Toelichting I. Algemeen 1. Doel en aanleiding Met deze regeling wordt het verkrijgen van certificaten voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling (hierna: WKK) en daarmee het verkrijgen van de subsidie, bedoeld in paragraaf 5.2 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de wet), gekoppeld aan de daadwer-
betreft gescheiden opwekking van warmte en kracht. De producent had namelijk ook in zijn behoefte aan elektriciteit en warmte kunnen voorzien door elektriciteit van het net in te kopen en door de warmte in een gewone ketel op te wekken. Echter, hij heeft in plaats daarvan gekozen voor het bouwen van een WKKinstallatie. Referentie-installaties zijn dus een elektriciteitscentrale en een stoom- of warm-waterketel. De nauwkeurige bepaling van de daad-
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
werkelijke kooldioxide-reductie is mogelijk door aan de hand van de meetgegevens omtrent diverse energievormen, afkomstig van de WKKinstallatie, de kooldioxide-index te berekenen. De kooldioxide-neutrale elektriciteit wordt vervolgens vastgesteld op basis van deze kooldioxideindex. Tevens wordt in deze regeling invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 1, zesde lid, van de wet biedt: een WKK-producent kan vanaf het moment van inwerkingtreding van de voorliggende regeling ook WKK-certificaten krijgen voor het directe gebruik van mechanische energie, opgewekt door een WKK-installatie. Deze wijzigingen zullen naar verwachting een impuls voor een daadwerkelijke reductie van de kooldioxide-emissie bewerkstelligen. Deze aanpak sluit ook aan bij de brede politieke wens in Nederland (zie Kamerstukken II 2001/02, 28 155, nr. 3 en ook het Energierapport 2002, Kamerstukken II 2001/02, 28 241, nr. 2) en in de Europese Unie (zie COM(2002)415) om reducties van de emissie van kooldioxide financieel te waarderen en bij de ontwikkelingen op het gebied van handel in kooldioxide-emissies. De ontwerp-regeling is op 19 september 2003 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2003/0346/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). 2. De procedure: eenmalig en periodiek In de eenmalige procedure, het ‘Verzoek tot vaststelling van een installatie voor de opwekking van WKK-elektriciteit en mededeling van meetgegevens omtrent WKK-elektriciteit’ (hierna: de WKK-verklaring), moet de WKK-producent op grond van de voorliggende regeling aanvullende informatie verstrekken over het bouwjaar van de installatie. De producenten die een WKK-installatie
6
met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren instandhouden (dit zijn de grotere producenten) dienen voorts een meetprotocol te overleggen, waarin vastligt hoe het meten aan de WKKinstallatie zal plaatsvinden. Het meetprotocol is van wezenlijk belang om een betrouwbare, gewaarborgde en kwalitatief hoogstaande meting van de milieuprestatie van de WKKinstallatie te garanderen. De aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te verstrekken meetgegevens omtrent de diverse energievormen uit de installatie zullen ten aanzien van deze WKK-installaties in een meetrapport neergelegd moeten worden, dat geverifieerd moet zijn door het gecertificeerd meetbedrijf. Omdat de kooldioxide-index voor een gasmotor-WKK vooraf bekend is, kan bij deze installaties bij de boeking van WKK-certificaten worden volstaan met overlegging van de meetgegevens van de opgewekte elektriciteit en daarom is geen meetprotocol noodzakelijk. 3. Inhoud van de eenmalige en de periodieke procedure 3.1 Taken netbeheerder De netbeheerder heeft de wettelijke taak vast te stellen dat de desbetreffende installatie WKK-elektriciteit kan produceren en dat de meetinrichting geschikt is om deze elektriciteit als zodanig te meten. Om de kooldioxide-index te berekenen, zijn naast de metingen van elektriciteit ook metingen nodig van brandstof, warmte en – indien relevant – mechanische energie. De beoordeling of de installatie een WKK-installatie is, was tot de introductie van de kooldioxideindex minder gecompliceerd; op grond van de voorliggende regeling wordt de taak van de netbeheerder dus op dit punt uitgebreid. Inhoudelijk wordt de vraag of de meetinrichting geschikt is voor het vaststellen van de kooldioxide-index beantwoord in het goedgekeurde meetprotocol. De uitgebreide taak van de netbeheerder bestaat daarom uit de volgende beoordelingen: • het controleren of er een meetprotocol als bijlage bij het verzoek gaat; • het controleren of dit is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf;
• het controleren of dit meetprotocol van toepassing is op de desbetreffende WKK-installatie.
4. Het berekenen van de kooldioxideindex en het boeken van WKK-certificaten
3.2 Metingen onder verantwoordelijkheid producent Voor de WKK-installaties met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren moet naast de wettelijk verplichte elektriciteitsmetingen thans ook de verstookte brandstof, de opgewekte warmte en eventueel mechanische energie gemeten worden. Dit valt niet onder de wettelijke taak van de netbeheerders en gecertificeerde meetbedrijven, die zich immers beperkt tot elektriciteitsmetingen (zie de artikelen 16, eerste lid, onderdeel i, en 16a van de wet). Gezien de aard van de metingen en de complexiteit van de installaties waar gemeten moet worden, kan alleen de producent zelf verantwoordelijk worden gesteld voor het doen van deze metingen. Dat vergt echter wel garanties voor de juistheid van deze metingen. Deze garanties worden geboden door het meten te laten plaatsvinden volgens een vooraf opgesteld meetprotocol dat is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf als gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 (hierna: de WKK-regeling). Het meetprotocol is een essentieel document, waarin vooral beschreven wordt op welke wijze de diverse metingen in de WKKinstallatie worden verricht en op welke wijze de juistheid van de metingen gewaarborgd wordt. De metingen worden iedere kalendermaand uitgevoerd volgens de procedures die in het meetprotocol vastliggen en de rapportage van de meetgegevens, het maandelijkse meetrapport, wordt steeds geverifieerd door het gecertificeerd meetbedrijf voordat het overgelegd wordt aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij het verzoek om boeking van WKK-certificaten. De kosten van het inschakelen van het gecertificeerd meetbedrijf komen voor rekening van de producent. De eisen aan het meetprotocol, het meetrapport en de benodigde energiemeters die in de installatie geplaatst moeten zijn, zijn opgenomen in de ‘WKK-meetvoorwaarden’ (bijlage 1 bij de regeling).
4.1 Referentie-installaties De procedure voor het aanvragen en boeken van WKK-certificaten blijft ongewijzigd. De voorwaarde voor het verkrijgen van WKK-certificaten wordt echter wel gewijzigd. Zoals reeds in paragraaf 1 aangegeven, worden niet langer over de totale opgewekte hoeveelheid WKK-elektriciteit certificaten verstrekt, maar slechts over het gedeelte van die elektriciteit dat kooldioxide-neutraal is opgewekt. Een WKK-installatie wordt daartoe vergeleken met installaties voor gescheiden opwekking ((stoom-)ketel en elektriciteitscentrale) zoals die in het bouwjaar van de WKK-installatie gebouwd zouden zijn. Zo wordt een koppeling gelegd met de installaties die de WKK-installatie op het moment van bouwen beoogde te vervangen. De prikkel om met zo weinig mogelijk uitstoot van kooldioxide zoveel mogelijk elektriciteit op te wekken wordt daardoor aangescherpt. De referentie-installaties worden echter niet ouder gekozen dan tien jaar. WKK-installaties die ouder zijn, worden elk volgend jaar vergeleken met een iets hogere referentie. Zo blijft een prikkel bestaan om oudere installaties te vervangen door nieuwe, hoger renderende installaties. Bij het bepalen van de referentieinstallaties en bijbehorende emissiefactoren, is rekening gehouden met de volgende factoren: bouwjaar, aard van de warmtelevering en spanningsniveau van de invoeding van de elektriciteit. Warmte kan op vier niveaus worden geleverd: als stoom, als warm water op hoog temperatuurniveau, als warm water op een laag temperatuurniveau en voor de verhitting van ruwe olie (of andere processtromen) in industriële fornuizen. Het te behalen opwekkingsrendement van de referentieketel – en daarmee de emissiefactor – is in deze vier gevallen verschillend. Voor de referentie voor elektriciteit moet rekening worden gehouden met de verliezen in het elektriciteitsnet als de elektriciteit was opgewekt door de centraal gelegen elektriciteitscentrale. Deze netverliezen zijn in algemene termen gerelateerd aan het spanningsniveau van de elektriciteit. De netverliezen komen tot uitdrukking in het
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
7
aangepaste opwekkingsrendement van de referentiecentrale en daarmee in de emissiefactoren. De referentie-installaties en referentierendementen voor het jaar 2004 zijn opgenomen in bijlage B bij deze regeling en zijn vastgesteld op basis van studies door het Centrum voor Energiebesparing (‘Concretisering CO2-index’, oktober 2002) en door Jacobs Consultancy Nederland (‘Bruikbaarheid en redelijkheid van CE-referentiewaardes in vergelijking van WKK-eenheden met gescheiden opwekking van warmte en kracht’, november 2002). Hiervoor zijn praktijkgegevens van moderne centrales en ketels in binnen- en buitenland gebruikt. Het energetisch rendement van industriële fornuizen is ongeveer drie procentpunten lager dan dat voor stoomketels volgens het ‘Reference Document on Best Available Techniques for Mineral Oil and Gas Refineries’ (EU – European Integrated Pollution Prevention Control Bureau (www.eippcb.jrc.es), februari 2003). Op grond hiervan is de referentie-emissiefactor voor fornuizen vastgesteld. 4.2 Kooldioxide-index en WKK-certificaten Voor het berekenen van de hoeveelheid WKK-certificaten waarop een WKK-producent recht heeft, wordt de kooldioxide-index vermenigvuldigd met de opgewekte hoeveelheid WKKelektriciteit en – voor zover van toepassing – mechanische energie. Voor gasmotoren kan een berekening van de kooldioxide-index achterwege blijven. De aard van de techniek van een gasmotor leidt er toe dat voor elk type gasmotor de rendementen van elektriciteit en warmte onveranderlijk vastliggen; de producent heeft geen mogelijkheden deze te beïnvloeden. De kooldioxide-index ligt daarmee ook vast. Door de eenmalige verklaring zijn merk, type en bouwjaar van de gasmotor bekend en dus zijn voldoende gegevens voorhanden om de kooldioxide-index vast te stellen. Jaarlijks wordt uiterlijk op 1 december ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar een tabel met de kooldioxide-index van alle bekende WKK-installaties met gasmotoren in de Staatscourant gepubliceerd. Deze tabel zal worden samengesteld op basis van de gegarandeerde energieprestaties van de fabrikanten van de desbetreffende gasmotorinstallaties.
In het overgangsrecht bij deze regeling is opgenomen, dat de tabel ten behoeve van het jaar 2004 uiterlijk op 29 februari 2004 in de Staatscourant wordt gepubliceerd (artikel III, vierde lid).
voordelen van aanpassing (hogere waardering) opwegen tegen de nadelen daarvan (kosten in het aanpassen van de bemetering). Voor alle meetinrichtingen, ook die ten behoeve van eigen opwekking van elektriciteit, geldt voor de toepassing 5. WKK-meetvoorwaarden van deze regeling dezelfde nauwkeurigheidseis. Voor de meetinrichting op 5.1 Algemeen de generator geldt nu volgens de Ter verduidelijking van de begripsom- Meetcode Elektriciteit een wezenlijk schrijvingen van meetinrichting, meter hogere maximum onnauwkeurigheid en meetmiddel (opgenomen in hoofd- dan voor een meetinrichting op de stuk 1 van de WKK-meetvoorwaaraansluiting. Omdat de nauwkeurigden) kan als voorbeeld het meten van heid van de meetgegevens een grote een hoeveelheid energie opgewekt als invloed heeft op de berekening van stoom dienen. De meetinrichting om de kooldioxide-index en de basis is deze energie te meten bestaat uit: een voor subsidieverlening, is deze – ten meetsectie in de stoomleiding van opzichte van de Meetcode aanvullenvoorgeschreven lengte, een meetflens, de – voorwaarde hier opgenomen. een drukmeter vóór de meetflens, een Ten behoeve van de regulering van de drukmeter ná de meetflens, een temelektriciteitsmarkt voldoen de nauwperatuurmeter, een berekeningsunit, keurigheidseisen in de Meetcode. verbindingskabels, gegevensopslag Belangrijk daarbij is dat een netbe(‘telwerk’) en een klok. In dit voorheerder conform de wet in beginsel beeld komen de volgende meters alleen bevoegdheden heeft ten aanzien voor: de drukmeters, de temperatuur- van zijn net. Het stellen van strengere meter en de klok. In eenvoudige voorwaarden voor de verlening van gevallen kunnen meetinrichting en subsidie, zoals immers geschiedt op meter hetzelfde zijn. Tenslotte komen basis van de WKK-certificaten, raakt de volgende meetmiddelen voor: de niet aan deze bevoegdheden en dus meetsectie, de meetflens, de kabels, de kan een ten opzichte van de verwerkingsunit en de gegevensopMeetcode nauwkeuriger meter als slag. voorwaarde worden gesteld. In beginsel wordt voor elke WKKDe bagatelbepaling in hoofdstuk 4 eenheid een systeemgrens bepaald (zie van de WKK-meetvoorwaarden hoofdstuk 3 van de WKK-meetvoor- (onder 4.10) is opgenomen om de waarden). Een WKK-installatie kan volgende redenen. Bij de opstart van uit één dan wel meerdere WKK-eenWKK-eenheden tellen de meters in heden bestaan. Het is mogelijk meer verband met de geringe energiehoedan één WKK-eenheid binnen één veelheden enkele uren met relatief systeemgrens op te nemen, echter dan grote procentuele afwijkingen. Ook kunnen de referentie-emissiefactoren komt het voor dat een installatie niet meer per bouwjaar van elk van naast de hoofdstroom nog een mineude eenheden worden vastgesteld en re energiestroom levert. Om te voormoet worden uitgegaan van de eenkomen dat voor deze situaties nieuwe heid die het meest recent gebouwd is. meters moeten worden geplaatst die Met uitgesloten systemen, die buiten geen bijdrage leveren aan de totale de systeemgrens moeten vallen, wordt nauwkeurigheid, is deze bepaling gedoeld op hulpketels, stoomproduce- opgenomen. De toegelaten afwijking rende processen, elektriciteitsaggrega- van de meting neemt door deze bepaten en dergelijke systemen. Als deze ling in zeer geringe mate toe. binnen de systeemgrens zouden vallen, zou de prestatie van de WKK5.2 Alternatieve meting installatie niet goed gemeten kunnen De nauwkeurigheidseisen van hoofdworden. Als energieverbruikende sys- stuk 4 van de WKK-meetvoorwaartemen binnen de systeemgrens vallen den kunnen in bepaalde praktijkge(bijvoorbeeld de verlichting van de vallen zodanig strikt uitwerken, dat WKK-ruimte), wordt die energie niet het niet mogelijk is eraan te voldoen. gemeten en kan ook geen waardering Voor die gevallen is een alternatieve in de kooldioxide-index of toekenning meting van de hoeveelheden energie van WKK-certificaten volgen. Het is vaak de oplossing. Dit houdt in dat de afweging van de producent of de de hoeveelheid energie wordt bepaald
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
8
aan de hand van andere metingen. Een stoomketel kent bijvoorbeeld drie energiestromen: brandstof in, nuttige warmte uit en warmteverlies (met name via de schoorsteen). Indien de brandstof niet gemeten kan worden, kan de meting worden herleid uit het meten van de nuttige warmte en het meten van het verlies. Ook is het mogelijk het meetresultaat van een meetinrichting die niet aan de nauwkeurigheidseisen voldoet te verbeteren aan de hand van andere meetresultaten. Tenslotte is het mogelijk een te hoge onnauwkeurigheid te accepteren, maar een correctie van het meetgegeven toe te passen. Bij het alternatief meten kan in geen geval worden afgeweken van de vereisten van de hoofdstukken 2 en 3 van de WKK-meetvoorwaarden: de kwaliteitsborging van de metingen, het databeheer, het verifiëren van de meetgegevens en het vastleggen van de systeemgrens/-grenzen. Indien niet aan de vereiste nauwkeurigheden kan worden voldaan, moeten de meetgegevens worden gecorrigeerd. Dit zal in het algemeen in het nadeel van de producent uitwerken, hetgeen een prikkel biedt tot het verbeteren van de bemetering. Door de brandstofinput naar boven en de opgewekte energie naar beneden te corrigeren, zullen het rendement en de kooldioxide-index immers (sterk) dalen. Kentallen zullen bij de alternatieve meting zoveel mogelijk moeten worden vermeden, omdat emissie- of energieprestaties in een kental kunnen zijn versleuteld. In een dergelijk geval zou het niet langer mogelijk zijn de energiehoeveelheden juist vast te stellen. Als bijvoorbeeld het gemiddeld rendement van een WKK-installatie de basis vormt voor een kental, is berekening van het echte rendement niet langer mogelijk. Er zijn slechts vier oorzaken die kunnen leiden tot toepassing van een alternatieve meting: 1. Technische onmogelijkheid Chemische restgassen (zoals raffinaderijgas, kraakgas en hoogovengas) kennen een wisselende samenstelling en zijn daarom niet nauwkeurig te meten. Indirecte meting, aan de hand van een meting van de schoorsteenverliezen, kan een even grote nauwkeurigheid opleveren. 2. Aantasting van de veiligheid Uit oogpunt van veiligheid streeft een bedrijf naar zo min mogelijk ver-
bindingen e.d. in gevaarlijke leidingen, zoals (zeer) hoge druk stoomleidingen of koolmonoxide-leidingen. Ook hier kan indirecte meting of samengestelde meting (bijvoorbeeld de som van aanwezige gebruiksmetingen van hoge druk stoom) een antwoord bieden. 3. Onevenredig hoge kosten van het meten Er zijn situaties denkbaar waarin een meetinrichting ontbreekt of een bestaande meetinrichting de vereiste nauwkeurigheid niet haalt. Installeren dan wel vervangen kan duur zijn, terwijl de nauwkeurigheid van een samengesteld meetresultaat van de aanwezige meters van het gehele energiesysteem ook tot de vereiste nauwkeurigheid leidt. 4. Storing in één van de meetinrichtingen Indien een meetinrichting een storing vertoont die niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent op alternatieve wijze het meetgegeven vaststellen.
teringen van WKK-producenten leiden. De grote onnauwkeurigheden van meetgegevens leiden tot grote ongewenste afwijkingen van de kooldioxide-index, terwijl dit niet gepaard gaat met lagere kosten. Het geheel laten uitvoeren van metingen door producenten zou leiden tot onvoldoende waarborg van aangeleverde meetgegevens en daarmee tot extra controle-inspanningen door de uitvoerders van de regeling. Tevens is bezien of een andere gecertificeerde instelling dan het gecertificeerd meetbedrijf de goedkeuring en verificatie van het meetprotocol respectievelijk de meetrapporten zou kunnen verrichten. De kosten van de benodigde certificatie die de eventueel hiervoor in aanmerking komende bedrijven zouden moeten maken, zijn echter prohibitief gezien de beperkte omvang van de markt waarvoor deze certificaten zouden dienen. De wijzigingen die door de voorliggende regeling doorgevoerd worden, hebben dan ook een beperkte invloed op de administratieve lasten.
6. Administratieve lasten 6.1 Algemeen Ook voor deze verfijning van de regelgeving is het uitgangspunt geweest dat de administratieve lasten voor het verkrijgen van WKK-certificaten zo gering mogelijk moeten zijn. Hierbij is rekening gehouden met de noodzakelijke betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van het systeem en tevens zijn zo min mogelijk wijzigingen aangebracht ten opzichte van de systematiek van de huidige WKKregeling. Tevens is nauw aangesloten bij procedures en meetvereisten die in de toekomst zullen gaan gelden voor de industrie in het kader van NOxen CO2-emissiehandel. Alternatieven voor de uitvoering van de kooldioxide-index zijn overwogen, maar in vergelijking met de beschreven systematiek beduidend belastender voor alle betrokkenen. Hierbij gaat het om alternatieven als het rechtstreeks meten van de kooldioxide-uitstoot op de installaties, het laten meten van de benodigde gegevens door de producent zonder goedkeuring en verificatie van een gecertificeerd meetbedrijf of volgens minder stringente nauwkeurigheideisen. Nadelen van deze alternatieven zijn dat rechtstreekse metingen van kooldioxide-uitstoot onnauwkeurig zijn en tot forse inves-
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
6.2 Eenmalige lasten Ongeveer 100 producenten voor hun in totaal ongeveer 150 grote WKKinstallaties waarin een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren geplaatst is, dienen een meetprotocol op te stellen dat eenmalig goedgekeurd moet worden door een gecertificeerd meetbedrijf. In de praktijk zal dit meetprotocol, behalve goedgekeurd, vaak ook worden opgesteld door een gecertificeerd meetbedrijf, dat de kosten daarvan bij de producent in rekening zal brengen. Hierbij zal gebruik gemaakt kunnen worden van de bij de producent aanwezige bedrijfsinterne meetprotocollen en bestaande kwaliteitsprocedures rondom de uitvoering van metingen. Hiermee is een belangrijk en groot gedeelte voor het op te stellen meetprotocol reeds bekend. De totale tijdsbesteding voor het door de producent en het gecertificeerd meetbedrijf opstellen van het gevraagde meetprotocol wordt geraamd op gemiddeld vier werkdagen. Uitgaande van een uurtarief van € 60,– komen de totale eenmalige kosten voor het opstellen van het meetprotocol voor de in totaal aanwezige 150 grote WKK-installaties uit op ongeveer € 288.000. In aanvulling op het verzoek zal de
9
netbeheerder nu tijdens de uitvoering van het administratieve onderzoek ook beoordelen of een toepasselijk en door een gecertificeerd meetbedrijf goedgekeurd meetprotocol aanwezig is. Geschat wordt dat deze extra beoordeling hoogstens een kwartier in beslag zal nemen. Een beperkt aantal verklaringen, naar schatting minder dan 20 van de betreffende 150 grote WKK-installaties, zal de netbeheerder aanleiding geven tot onderzoek ter plekke. De tijdsbesteding van een dergelijk onderzoek door de netbeheerder wordt op gemiddeld 2 uur geraamd. Wanneer wordt uitgegaan van een uurloon van € 60, komen de totale eenmalige kosten voor de netbeheerders naar schatting uit op ongeveer € 13.800. De netbeheerders kunnen deze kosten op grond van artikel 2, vijfde lid, van de regeling in rekening brengen bij de producenten. De totale eenmalige kosten voor de 100 WKK-producenten (en daarmee voor de 150 grote WKK-installaties) bedragen dus naar schatting ongeveer € 300.000.
van deze regeling verzekerd. Daarnaast is een concept van deze regeling voorgelegd aan alle betrokken marktpartijen. De voor deze regeling meest relevante opmerkingen zijn gemaakt door COGEN (de branchevereniging van WKK-producenten) EnergieNed en Senter. Deze partijen wezen op een aantal punten die naar hun mening in de conceptregeling niet geheel consistent en helder waren. Dit heeft op diverse punten geleid tot verduidelijking, bijvoorbeeld door aanpassing van de tekst van de regeling of de toelichting. Voorts werd door deze partijen het verzoek gedaan tot uitstel van de aanvankelijk voorziene invoeringsdatum van 1 januari 2004 met een half jaar. Hoewel de WKK-producenten weliswaar reeds geruime tijd voorbereidingen treffen voor de invoering van de kooldioxide-index achtten zij de resterende tijd tot 1 januari 2004 te kort om nog alle noodzakelijke technische en administratieve stappen te doorlopen. Deze regeling zal dan ook op 1 juli 2004 in werking treden, zodat de markt voldoende tijd heeft 6.3 Maandelijkse lasten om de noodzakelijke organisatorische De maandelijkse opgave aan de neten technische voorbereidingen te trefbeheerder van het landelijk hoogfen. spanningsnet van de meetgegevens Ten aanzien van de meetvoorwaarworden voor de 150 grote WKKden zijn voor het merendeel verheldeinstallaties gedaan middels het verringen van de tekst, aanvullingen en strekken van het meetrapport, dat per verbeteringen ten aanzien van het kalendermaand geverifieerd dient te meten gesuggereerd en overgenomen. zijn door het gecertificeerd meetbeTevens is gewezen op het feit dat de drijf. Hierbij dient te worden opgegebruikte emissiefactoren in de bijlamerkt dat hiervoor geput kan worden gen 3 en B van de regeling gebaseerd uit de in het kader van de huidige dienen te zijn op de emissiefactoren bedrijfsvoering reeds uitgevoerde die in het kader van de Europese metingen en opgestelde meetrapporta- CO2-emissiehandel zijn opgesteld; dit ges in verband met bijvoorbeeld inter- is aangepast. Naar aanleiding van de ne verrekeningen of verkopen van gemaakte opmerkingen is voorts een warmte en/of elektriciteit aan derden. voorziening in bijlage B opgenomen Uitgaande van een tijdsbesteding van voor de WKK-installaties waarvan de in totaal 4 uur door producent en warmte direct als proceswarmte gecertificeerd meetbedrijf gezamenlijk wordt gebruikt en dus niet als stoom en op basis van een uurtarief van wordt geproduceerd, zoals voorver€ 60 worden de maandelijkse kosten warming van de verbrandingslucht in voor de 150 grote WKK-installaties fornuizen in raffinaderijen en petrogeschat op € 36.000. chemie. Tenslotte is naar aanleiding van 7. Opvattingen betrokkenen opmerkingen van het Centraal bureau De voorliggende regeling is tot stand voor de statistiek (hierna: het CBS) gekomen in nauw overleg met de net- op enkele plaatsen in de regeling aanbeheerder van het landelijk hooggegeven dat bepaalde gegevens optiospanningsnet. Tevens is intensief neel verstrekt kunnen worden. Als de overleg gevoerd met de meetexperts gegevens die op grond van deze regevan verschillende marktpartijen voor ling beschikbaar komen, gedeeld worhet opstellen van de meetvoorwaarden met het CBS, kunnen de enquêden. Hierdoor is de uitvoerbaarheid tes van het CBS bij de
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
WKK-producenten namelijk voor een belangrijk deel vervallen. Via de nietverplichte velden in de formulieren (bijlagen 2 en A) en in het meetrapport (punt 2.9 van bijlage 1) kan het CBS enkele aanvullende gegevens verkrijgen die voor de uitvoering van deze regeling op zichzelf niet noodzakelijk zijn. Op grond van artikel 33, tweede en vierde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek juncto artikel 1, onderdeel a, van het Besluit gegevensverwerving CBS is het CBS bevoegd om bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ten behoeve van statistische doeleinden kosteloos dergelijke gegevens op te vragen. II. Artikelsgewijs Artikel I, onderdeel A Artikel 1, eerste lid, onderdeel d Aangezien de voorliggende regeling de kooldioxide-index introduceert, wordt het totaal energetisch rendement – de tot 1 januari 2004 geldende ‘tussenoplossing’ – uit de regeling geschrapt. De in dit onderdeel opgenomen definitie komt dan ook te vervallen. De definitie van WKK-certificaat wordt uitgebreid in twee opzichten. Ten eerste is daarin aangegeven dat een certificaat naast WKKelektriciteit ook een bepaalde hoeveelheid door de installatie opgewekte en anders dan voor de opwekking van elektriciteit nuttig aangewende mechanische energie kan betreffen. Artikel 1, zesde lid, van de wet opent deze mogelijkheid en in de Eerste Kamer is aangegeven dat deze optie op korte termijn inderdaad geoperationaliseerd zal worden (Handelingen Eerste Kamer 2002/03, nr. 27, p. 822). Dit heeft onder meer aanpassing van de definitie van ‘WKK-certificaat tot gevolg. Ten tweede is aan de definitie een element toegevoegd dat waarborgt dat WKK-certificaten slechts de ‘kooldioxide-neutrale WKK-elektriciteit betreffen (zie hierover paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting). Artikel 1, eerste lid, onderdelen f en g Deze onderdelen introduceren twee nieuwe definities in de regeling: meetprotocol en meetrapport. Het meetprotocol is een essentieel, in principe eenmalig, document waarin nauwkeurig vastgelegd wordt op welke wijze
10
en met behulp van welke meters en meetmiddelen de verschillende energiehoeveelheden die omgaan in iedere WKK-installatie met een andere krachtbron dan uitsluitend een of meerdere gasmotoren, maandelijks gemeten zullen worden. De WKKproducent kan dit protocol zelf opstellen, hij kan dit ook door het door hem ingeschakelde gecertificeerd meetbedrijf laten doen, of producent en meetbedrijf werken hierin samen. Het meetprotocol dient te voldoen aan alle vereisten en voorwaarden, opgenomen in de WKK-meetvoorwaarden (bijlage 1 bij de regeling). Van belang is voorts, dat het gecertificeerd meetbedrijf het meetprotocol voorziet van een goedkeuring. Het meetprotocol zal vervolgens als bijlage bij de WKK-verklaring naar de netbeheerder gezonden worden. De resultaten van het iedere kalendermaand meten volgens het meetprotocol worden vastgelegd in het meetrapport. Ook dit kan worden opgesteld door de producent zelf, door het gecertificeerd meetbedrijf of door beide. Het gecertificeerd meetbedrijf zal het meetrapport wel altijd moeten verifiëren alvorens het naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gestuurd kan worden ten behoeve van de berekening van de kooldioxide-index en de boeking van WKK-certificaten.
bouwjaar (dat per WKK-eenheid kan verschillen) de referentie-emissiefactor moeten worden vastgesteld. De kooldioxide-index van de gehele installatie is dan het gewogen gemiddelde van de indices van de verschillende eenheden (zie artikel 6a, vijfde lid).
wordt de vernummering van het zevende lid van artikel 31 tot het achtste lid verwerkt (conform artikel III, onderdeel D, van de wet van 3 juli 2003 tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elekArtikel 1, tweede lid triciteitsproductiesector uit de algemeHet tweede lid wordt vervangen, ne middelen en van de omdat de daarin opgenomen onderste Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet verbrandingswaarden van de ingezette omwille van de correctie van enkele brandstof van belang waren om het tariefbepalingen alsmede in verband totaal energetisch rendement te kunmet een tijdelijk verbod van privatisenen bepalen. Zoals reeds hiervoor ring van netwerkbedrijven (Stb. 316)). aangegeven is dit echter geschrapt, waardoor de onderste verbrandingsArtikel I, onderdeel C waarden niet langer relevant zijn. Het Het nieuwe artikel 1b bepaalt, dat tweede lid bevat thans een nieuwe producenten met een WKK-installatie bepaling in het kader van mechanimet een andere krachtbron dan uitsche energie. In wezen produceert een sluitend een of meerdere gasmotoren WKK-installatie warmte en mechani- er verantwoordelijk voor zijn dat zij sche energie, maar in vrijwel alle een meetprotocol (doen) opstellen, gevallen wordt de mechanische enerdat goedgekeurd wordt door een gie direct en volledig omgezet in elek- gecertificeerd meetbedrijf. Het meettrische energie in een generator. In protocol moet in principe vóór de enkele gevallen, voornamelijk bij de eerste dag van de kalendermaand, procesindustrie, wordt de mechaniwaarin de producent zijn WKK-versche energie rechtstreeks gebruikt om klaring indient, voorzien zijn van de een compressor of pomp aan te drijgoedkeuring van het gecertificeerd ven. Mechanische energie en elektrimeetbedrijf. Dit hangt samen met sche energie hebben aldus voor de artikel 3, eerste lid, van de WKKmilieuprestatie van de WKK-installa- regeling. Daarin wordt gesteld dat de tie, en dus voor het bepalen van de elektriciteit, opgewekt vanaf de eerste kooldioxide-index, dezelfde betekenis. dag van de kalendermaand waarin de Daarom wordt in deze regeling de door de netbeheerder goedgekeurde hoeveelheid nuttig aangewende WKK-verklaring is ingediend, Artikel 1, eerste lid, onderdeel h mechanische energie die een WKKbeschouwd wordt als WKK-elektriciDit artikelonderdeel definieert een installatie kan opwekken, gelijkgeteit. Dat betekent, dat het meetprotogasmotor. Aangezien voor WKKsteld met hoeveelheden opgewekte col ook moet kunnen worden toegeinstallaties met als krachtbron uitslui- elektriciteit. Voor het vaststellen van past vanaf die eerste dag. Mocht dat tend een of meerdere gasmotoren een de omrekeningsfactor van mechaniniet het geval zijn, dan gaan WKKminder uitgebreid regime geldt dan sche naar elektrische energie, moeten verklaring en meetprotocol een voor de overige WKK-installaties, is in rekening worden gebracht de vermaand later in. het van belang eenduidig vast te legmeden verliezen in de elektromotor gen wat onder het begrip ‘gasmotor en verliezen in de eventuele tandwiel- Artikel I, onderdeel D verstaan wordt, temeer daar deze kasten. Deze verliesposten zullen van Deze wijziging werkt de taak van de term ook voor motoren op andere installatie tot installatie verschillen. netbeheerder uit, na te gaan of de brandstoffen dan aardgas wordt gebe- Omdat zij slechts fracties van één desbetreffende installatie een WKKzigd. Met de definitie wordt precies procent groot zijn en elkaar deels installatie is met een bepaalde mate aangegeven welke motoren worden opheffen, is in overleg met de betrok- van reductie van de uitstoot van bedoeld: het betreft de van benzineken deskundigen besloten de omreke- kooldioxide (artikel 16, eerste lid, of dieselmotoren afgeleide WKKningsfactor van elektrische energie onderdeel h, van de wet). Het bij de installaties. naar mechanische energie op 1 te stel- indiening van de WKK-verklaring te len. overleggen meetprotocol maakt duiArtikel 1, eerste lid, onderdeel i delijk hoe de totale WKK-installatie In een aantal meer complexe gevallen Artikel I, onderdeel B met alle daarin geplaatste meetinrichkomt het voor dat één WKK-installa- Door invoeging van het nieuwe artitingen eruitziet. De netbeheerder tie uit een aantal afzonderlijke WKK- kel 1a wordt de rechtsgrondslag van moet bij zijn beoordeling van de eenheden bestaat. Voor het juist en de WKK-regeling uitgebreid naar WKK-verklaring bezien of er indernauwkeurig berekenen van de koolartikel 1, zesde lid, van de wet, dat de daad een meetprotocol aanwezig is, dioxide-index zal van iedere afzonder- door een WKK-installatie opgewekte dat vóór de eerste dag van de kalenlijke WKK-eenheid op basis van het mechanische energie betreft. Voorts dermaand waarin de producent zijn
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
11
WKK-verklaring heeft ingediend, goedgekeurd is door een gecertificeerd meetbedrijf en dat bovendien betrekking heeft op de desbetreffende, volledige WKK-installatie. Dit laatste is niet het geval als het meetprotocol duidelijk een andere beschrijving van de WKK-installatie geeft dan zou moeten voortvloeien uit de kennis de netbeheerder over de installatie heeft. Dan kan de netbeheerder de vaststelling dus niet verrichten. WKK-installaties die als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren hanteren, behoeven geen meetprotocol te overleggen (zie tevens paragraaf 4.2 van het algemeen deel van deze toelichting).
instandhoudt dient bij zijn verzoek om boeking van WKK-certificaten een meetrapport te overleggen, waaruit de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle benodigde parameters voor de kooldioxide-index kan halen. Zijn deze gegevens onvolledig, of is het meetrapport niet geverifieerd door een gecertificeerd meetbedrijf, dan zullen geen WKK-certificaten geboekt kunnen worden. Het meetrapport dient binnen vijf maanden na afloop van de kalendermaand waarop het betrekking heeft, naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gestuurd te worden. Door deze tijdsbepaling wordt voorkómen dat meetgegevens te lang blijven ‘hangen’ en Artikel I, onderdeel E dat WKK-certificaten daardoor Het ingevoegde artikel 2a legt de ver- onwenselijk laat worden uitgegeven. antwoordelijkheid van de producent Vijf maanden levert producent, gecervan een niet-gasmotor-WKK-installa- tificeerd meetbedrijf en netbeheerder tie vast voor het maandelijks (doen) van het landelijk hoogspanningsnet meten volgens het opgestelde meetvoldoende tijd op voor de afhandeprotocol. Onder toepassing van het ling van alle inhoudelijke en procedumeetprotocol dient iedere kalenderrele vereisten die het opstellen, goedmaand een meetrapport te worden keuren en bezien van het meetrapport opgesteld (door de producent zelf, met zich meebrengen. door het gecertificeerd meetbedrijf of Ten behoeve van de berekening door hen samen), dat altijd geverivan de kooldioxide-index wordt als fieerd moet worden door een gecerti- eerste de door de WKK-installatie ficeerd meetbedrijf. In het meetrapopgewekte warmte vermenigvuldigd port worden de meetgegevens over met de hoeveelheid kooldioxide die die kalendermaand van alle energiede referentieketel zou uitstoten om vormen (elektriciteit, brandstof, deze warmte te maken. Vervolgens warmte en – indien relevant – mecha- wordt de uitstoot van kooldioxide nische energie) opgenomen, alsmede bepaald die hoort bij de in de instalde wijze van totstandkoming van latie verwerkte hoeveelheid warmte. deze gegevens. Daarbij kan gedacht Het verschil tussen de door de WKKworden aan de mate en frequentie installatie uitgestoten hoeveelheid en van eventuele storingen, de wijze de uitstoot die het opwekken van waarop de meetgegevens tijdens die warmte in de referentieketel zou hebstoringen bepaald zijn en eventueel ben veroorzaakt wordt gedeeld door verrekende onnauwkeurigheden in het de hoeveelheid elektriciteit die de meten. Het meetrapport moet volreferentiecentrale zou hebben geprodoen aan hetgeen daarover in de duceerd bij deze uitstoot. Alle elektriWKK-meetvoorwaarden (bijlage 1 bij citeit of mechanische energie die de de regeling) is opgenomen. WKK-installatie méér produceert dan deze hoeveelheid, wordt kooldioxideArtikel I, onderdelen F en G neutraal opgewekt. De kooldioxideArtikel 6 wordt in zijn geheel vervan- index is het percentage kooldioxidegen door twee nieuwe artikelen. Dit is neutrale elektriciteit. Daarom wordt noodzakelijk, aangezien de tot op tenslotte de hoeveelheid kooldioxideheden in artikel 6 opgenomen systeneutrale elektriciteit gedeeld door de matiek met betrekking tot de verklatotale productie. Artikel 6a, vijfde lid, ring omtrent het ‘totaal energetisch bepaalt dat de kooldioxide-index van rendement’ en de daarbij aan te leve- een WKK-installatie die uit meerdere ren gegevens wordt vervangen door WKK-eenheden bestaat, berekend de specifiekere kooldioxide-index. De moet worden als het gewogen gemidproducent die een WKK-installatie delde van de kooldioxideindices van met een andere krachtbron dan uitde afzonderlijke eenheden. De sluitend een of meerdere gasmotoren wegingsfactor wordt bepaald op basis
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
van de hoeveelheid elektriciteit die iedere eenheid heeft opgewekt. De berekeningswijze van de kooldioxideindex is ook toegepast bij de berekening van de kooldioxide-index voor installaties met als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren, die jaarlijks uiterlijk op 1 december in de Staatscourant gepubliceerd zal worden. In het overgangsrecht is overigens opgenomen, dat deze tabel voor wat betreft het jaar 2004 zal worden gepubliceerd uiterlijk op 29 februari (artikel III, vierde lid). Bijlage 3 bevat voor alle mogelijk in de installatie te verwerken brandstoffen de te hanteren emissiefactor van de kooldioxide. Mochten er in de installatie meerdere brandstofsoorten verwerkt worden, dan wordt de vermenigvuldiging B*Kb meermaals uitgevoerd en wordt de som daarvan ingevuld in de formule (artikel 6a, derde lid). De emissiefactor van de kooldioxide wordt gegeven in kg kooldioxide per eenheid gebruikte brandstof. De emissiefactoren komen overeen met de door de Europese Unie in het kader van kooldioxideemissiehandel voorgestelde cijfers (zie ‘Draft Report for the Development of draft guidelines for the monitoring and reporting of greenhouse gas emissions at the level of installations for the purposes of emissions trading as proposed by COM(2001)581’, verwijzend naar VN-IPPC-publicaties). Ten aanzien van de in bijlage 3 (onder punt 8) genoemde chemische restgassen nog het volgende: deze gassen komen vrij als bijproduct bij tal van processen in de chemische industrie, bijvoorbeeld hoogovengas, cokesgas en raffinaderijgas. Voor een bedrijf dat deze restgassen produceert, fungeert aardgas in het algemeen als aanvullende brandstof. Beide brandstoffen zijn dus in principe uitwisselbaar. Daarom wordt de kooldioxide-emissiefactor voor restgas gelijkgesteld aan de emissiefactor van aardgas. Op deze wijze wordt voorkomen dat een negatieve prikkel ontstaat voor het stoken van restgassen in een WKK-installatie, terwijl dit milieutechnisch de voorkeur heeft. Brandstoffen waar een commerciële markt voor bestaat, zoals LPG, worden niet als restgas aangemerkt en zijn dan ook separaat genoemd in bijlage 3. Restgassen hebben vaak een wisselende samenstelling en dus wisselende energie-inhoud per m3; de hoe-
12
veelheid wordt vaak uitgedrukt in GJ. De emissiefactor voor restgas is daarom hier ook uitgedrukt in kg kooldioxide per GJ. Deze komt na omrekening overeen met de emissiefactor onder punt 1. Deze omrekening geschiedt met behulp van de energie-inhoud van een m3 aardgas in GJ/Nm3. Als de berekening van de kooldioxide-index een negatief getal oplevert, wordt de index op nihil vastgesteld (artikel 6a, zesde lid). Voor de desbetreffende kalendermaand zullen in een dergelijk geval dus geen WKKcertificaten uitgegeven kunnen worden. Artikel II De voorliggende wijziging van de regeling brengt een aantal wijzigingen in de WKK-verklaring met zich mee, die met name betrekking hebben op de aanvullende gegevens die nodig zijn om uiteindelijk de kooldioxideindex te kunnen bepalen. De WKKverklaring wordt voor de duidelijkheid en consistentie in haar geheel opnieuw vastgesteld en als bijlage 2 bij de regeling opgenomen. Artikel III In dit artikel is het overgangsrecht van de voorliggende regeling opgenomen. Uitgangspunt is, dat per 1 juli 2004 in elk geval volgens het meetprotocol gemeten kan worden en dat de systematiek van de kooldioxideindex met ingang van die datum haar beslag kan vinden. Het is daarom noodzakelijk dat WKK-producenten die thans reeds participeren in het systeem van WKK-certificaten, ervoor zorgen dat hun installaties tijdig op orde zijn (inclusief alle relevante meetinrichtingen) en dat zij de benodigde aanvullende gegevens vergaren en aan hun netbeheerder verstrekken. In het kader van dit overgangsrecht is een eenmalige aanvullende verklaring als bijlage A bij de voorliggende regeling gevoegd, die de WKK-producenten uiterlijk op 15 juli 2004 aan hun netbeheerder moeten overleggen. De netbeheerder dient vervolgens binnen de gebruikelijke termijn van vier weken (vergelijk artikel 2, vierde lid, van de WKKregeling) vast te stellen dat de gegevens, opgenomen in de WKK-verklaring, inderdaad betrekking hebben op de desbetreffende WKK-installatie en, voor zover van toepassing (zie hier-
na), of er sprake is van een toepasselijk meetprotocol, dat uiterlijk op 30 juni 2004 is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf. Voor producenten die als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren hanteren, komt de aanvullende verklaring neer op het doorgeven van het bouwjaar van hun installatie, inclusief daarvan bij te voegen bewijs. Ten aanzien van installaties met andere krachtbron(nen) dan een gasmotor zal de producent ervoor moeten zorgen dat hij over een meetprotocol in de zin van de meetvoorwaarden beschikt, dat uiterlijk op 30 juni 2004 is goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf. Het meetprotocol is een bijlage bij de eenmalige aanvullende verklaring en moet dus eveneens uiterlijk op 15 juli 2004 bij de netbeheerder zijn ingediend. De netbeheerder beziet vervolgens of dit meetprotocol inderdaad goedgekeurd is door een gecertificeerd meetbedrijf, of het van toepassing is op de desbetreffende WKK-installatie en of het consistent is met de overige gegevens waarover hij reeds beschikt. De netbeheerder zendt de goedgekeurde aanvullende verklaring met het meetprotocol naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Dit is immers gebruikelijk in de normale procedure bij goedkeuring van de WKK-verklaring: de volledige goedgekeurde verklaring inclusief alle eventuele bijlagen – waaronder vanaf inwerkingtreding van deze regeling dus het meetprotocol – wordt door de netbeheerder naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gezonden. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan dan aan de hand van de op basis van het meetprotocol op te stellen maandelijkse meetrapporten overgaan tot het toepassen van de kooldioxide-index ter berekening van de hoeveelheid WKK-certificaten waarop de WKKproducent recht heeft. Indien WKK-producenten te laat zijn met indiening van de volledige aanvullende verklaring inclusief bijlagen, is het overgangsrecht niet langer van toepassing en zullen zij de gewone procedure van de nieuwe regeling, met de daarin opgenomen termijnen, moeten volgen. Tenslotte is als overgangsmaatregel nog opgenomen dat de tabel waarin opgenomen de kooldioxide-index ten
Uit: Staatscourant 3 december 2003, nr. 234 / pag. 19
aanzien van een WKK-installatie met als krachtbron uitsluitend een of meerdere gasmotoren, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, ten behoeve van het kalenderjaar 2004 uiterlijk op 29 februari 2004 in de Staatscourant gepubliceerd zal worden (artikel III, vierde lid). Dit geeft marktpartijen voldoende tijd zich hierop in te stellen voordat de kooldioxide-index daadwerkelijk van start gaat. De in artikel 6a, tweede en derde lid, genoemde emissie van kooldioxide door referentie-installaties per geleverde GJ warmte (KRW) respectievelijk per geleverde kWh elektriciteit (KRE) zijn ten behoeve van het kalenderjaar 2004 opgenomen in bijlage B van de regeling (artikel III, vijfde lid). Artikel IV Aangezien artikel III reeds verplichtingen oplegt aan WKK-producenten vóór 1 juli 2004, treedt dat artikel meteen in werking. Voor het overige gaat de nieuwe methodiek vanaf 1 juli 2004 van start. De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.
13